(Juncus Ehrh.) Bij bestudering literatuurgegevens blijkt geheel het

advertisement
122
Vivpare
subnodulosus
en
prolificatie
Schrank.
bij
Juncus
Ehrh.)
obtusiflorus
(Juncus
door
E.M.
Gedurende
Schrank
ik
in
verschijnselen
de
vreemdend
Juncus
dat
prolificatie
jaren
ik
nam
viviparie
vermeld
als
zijn.
de
dusver
tot
welke
waar,
deze
bekend
verschijnsel
subnodulosus
Juncus
prolificatie
hoewel
vond,
subnodulosus
Juncus
bij
en
algemeen
soorten
algemeen
een
van
.
van
niet
literatuur
andere
voor
van
aantal
een
Zinderen+Bakker
afwijkingen
Het
hier
niet
be-
is
bedoelde
de aandacht
heeft getrokken.
TERMINOLOGIE.
de
Bij
auteurs
parie”
de
daarnaast veelal
De
gehecht.
meestal
voorzien
cotyl. Bij
bodem
bij
meen
alpina)
tieve
Bij
kunnen
vele
het
daar
groene
De
zijn
afvallen
oecologisch
en
zijn
prolificatie
door
zonder
kolfvormig
zijn
hypo-
veelal in de zachte
Poa
spruiten
zijn
soor-
kiemplanten
Daarnaast
ovina,
spruiten
ontstaan door
soorten
ze
Festuca
van
bestempeld.
oorsprong
sommige
lang,
(o.a.
Ceriops
en
de
ontwikkeld,
snel wortelen.
viviparie
van
de planten
aan
en
dringen de kiemplanten
grassen
en
maken
te
krachtig
daarna
voorkomen
viviparie
met
een
van
het afvallen
en
door
de
„vivi-
„pseudo-viviparie”
term
ontkiemen de zaden
ruststadium
door
het begrip
Kandelia
(o.a. Rhizophora,
ten). Bij deze planten
een
gebezigde
hoe
blijkt
aan
bekende voorbeelden
meest
mangroveplanten
eerst
literatuurgegevens
verschillende betekenis
geheel
de
en
wordt
der
bestudering
een
in
de
der
Poa
van
vegeta-
inflorescentie.
de
deze spruiten
neerbuigen
alge-
en
inflorescentie
m,eestal
van
wordt
bulbosa
van
groot be-
planten
op
de
grond kunnen wortelen.
In
groot
morphologisch
verschil
(1926 —’27)
Festuca
„Die
wijst
ovina
en
tussen
L.
op
die
genetisch
beide
deze
wanneer
Erscheinung,
„erblich,
de
Blüten-
bestaat
schrijft (p.
gewissen
er
echter
een
voorbeelden. Turesson
begripsverwarring
hij
dass bei
und
opzicht
genoemde
in
zijn
studie
over
176):
Grasem, modifikativ oder
Fruchtbildung
ganz
oder
teilweise
un-
123
„terbleibt
und
„teilweise
in
„nennt
De
viviparie
bekende
moet worden
bij
geheel
sluitend
vrucht
invoering
te
de
aan
deze
planten
en
De
zelden ook
overige
van
of
deze
het
einzelner
1,
spruiten
wordt
bloem
Ook
volgende
of
gelijke
©eco-
Juncus
deze
en
het
aan
optreden
een
plant
inflorescentie,
de
teratologische
kunnen
worden.
Tendenz
„Abnorme
grosze
entwickeln”.
zu
op-
verwarring,
van
ungewöhnlich
eine
(axillar oder adventiv)
Deze
een
gebezigd
definitie;
bota-
mangrove-
Morphologisch
plaats
hier
zou
Braun
de
meeste
verstaan,
abnormale
of
de
zaden.
uit
prolificaties
vermijding
een
zelf.
de
bij
in
1218.)
p.
veelal
met
beuit-
Anzahl
(1921
—
3.)
p.
Enkele
voorbeelden
van
in
opvattingen
de
literatuur
mogen
volgen.
Braun
(1859),
ruime
zeer
staan
daar
Buchenau
te
een
Pflanzenindividuen,
Bd.
de
de
(1923.
pseudo-viviparie.
ter
van
bij
de
het
in
zo
geacht
min
van
planten
als
een
ook
voorkomen.
planten
prolificatie
Alex.
van
hiervoor
Laubsprossen
hier
begrip
doorgroeien
von
jonge
verschijnselen
op
komen
dieren of
jonge
van
dan
de term viviparie
ontstane
bebladerde spruit
geeft
Penzig
botanie
dient
verschijnselen
vervolg,
het
Onder
blastomanie
term
het
bebladerde spruit
door
de
in
wereld
ter
daar
onjuist
verschijnselen
aldus
in
gebruiken.
een
b.v.
de
wij
het
voor
de
zoals
onder
zijn
willen
liever
nur
werden,
herkömmlichen
heeft
en
begrip
ontstane,
andere
bij
vegetatieve
vallen
beschouwd
term
oder
principieel
door Goebel verdedigd
betekenis,
soorten,
aber
viviparie
ontstaan
worden
te
dit
dient dus
opvatting
vatting wordt ook
logische
eieren
ouderplant
gereserveerd
nie
uit
het
Onder
worden:
te
zoölogie
dat
van
wijzigen.
verstaan
Volgens
Ganze
zur
metamorphosiert
unrichtigen
de
uit
stamt
betekenis,
zelfstandige,
meer
die Ahrchen
„Bulbille”
Viviparie.”
term
algemeen
tekenis
blattrige
mit einem etwas
ja
man
„Ausdruck
dessen
anstatt
eine
Masters
opvatting
ook
zij
(1871)
voor
(1869)
het
prolificaties
in
gaat
huidige opvatting
reserveren
van
de
en
begrip
Eichler
onder
dezen nog
begrippen.
uitsluitend
Hij
de
te
wenst
vegetatieve
rangschikken.
verwisselt
en
een
hebben voorge-
viviparie
verder
blijken
(1881)
viviparie
het begrip
processen,
naar
viviparie
wanneer
hij
schrijft:
„lm
„u.s.w.)
„wo
sie
„Fur
werden
Allgemeinen
„vegetativer
Knospen
unter
sonst
die
aber
aussergewöhnlichen
fehlen,
zufallige
als
alle
(Laubknospen,
Viviparie
Keimung
der
Falie
Umstanden
zu
des
Auftretens
Zwiebeln
Brutknospen,
und
bezeichnen sein.”
Samen
innerhalb
Stellen,
an
(p.
der
387.)
Frucht
124
„(welche
Juncus
Braun,
van
Masters,
viviparie.
Juncus
bloemen
(b.v.
ontwikkeling
de
Ook
naam
Hunger
(1929)
Exo
(1916)
maakt
begrippen
„Unter echter
Deze
noch
stemt
auf
Stellen
gewesen
geheel
das
der
bestaat
op
verdienen
en
Thoenes
en
viviparie.
onechte
en
(pag.
vivi-
1);
normale Auskeimen
Mutterpflanze
den
zusam-
sexuell
Ersatz
Wege
vegetativem
entstehen,
ent-
Blüten bezw.
wo
waren”.
de boven
met
van
vegetatieve
(1916)
definiëert
Viviparie
durch
an
erwarten
zu
opvatting
inplaats
pseudo-viviparie.
van
man
het
hij
verstaat
onderscheid
Kinzel
mit
van
bloe-
de
grassen onder de titel
volgt
pseudo-
en
ontstaan
afvallen,
berusten
wel
(1896),
unechter
die oft
Gebilde,
„Blütenstande
viviparie
principieel
versteht
er
Nachkommen
„entstandener
„standene
unter
als
hij
Viviparie
und
„menhangt,
ver-
bevruchting
naast
onderscheid tussen echte
wahrend
Embryo,
„eines
een
het
hij
spruiten
welke
maar
prolificaties bij
welke
der
delen der inflorescentie
Chabert
(1887),
beschrijven
Onder
Een
viviparie,
van
goede
een
opvattingen
viviparie
tussen
Beide verschijnselen
bepaalde
van
die
175,
wel mede te
zijn
proces
verstaat
spruiten,
bulbosa).
niet.
om
Deze
geven.
voorziene,
bufonius).
Poa
l.c.p.
was.
dergelijke
eigenlijk
te
onderscheid
wortels
van
onmogelijkheid
eigenlijke
pseudo-viviparie
van
be-
Viviparie
selbst,
Buchenau
en
het
Onder
(b.v.
parie,
Eichler
maakt
ontstaan
niet
de
viviparie
(1894)
levenskrachtige,
hier
ook
bekend
geheel
PoxoNié
men
dan
begrip
doordat in die jaren
niet
nog
Namen
Braun
Beispiel an.” (p. 388.)
als
het
voor
dem
mit
Alex.
führt
ist)
erkent
Buchenau
definitie
uneigentlich
worden
„Gattung
klaren
sehr
nur
„zeichnet
verdedigde
overeen.
VIVIPARIE.
Slechts
enkele malen heb ik viviparie
subnodulosus.
geplukte
naast
planten
der
en
en
in de
met
in
zijn.
niet
mm.
De
de
doosvruchten
zich
vruchten
en
Bladontwikkeling
(fig.
gehad.
III).
De
een
dezer
de
en
welke
aanwezig.
aantal
groot
bevond
om
zouden
prolificaties,
worteltjes
plaats
gelegd
water
dunne
Augustus
vertonen.
Vrijwel
groene
kiemplanten
totale
lengte
van
der
alle
waren
de
vele
hoofdjes
het
en
zaad.
bevestigd
bleken
de
kiemwaren
elk
op
(fig.
I
tussen
cotylen
wortelharen
kiemplantjes
bloei-
October
begin
steeltjes
kapje,
steeltjes
vorming
gaan of
In
af-
aantal
een
ontstaan,
waren
bruingeel
groene
te
na
Juncus
bij
waargenomen
werden in
malen
prolificaties
de
een
steeltjes
II).
in
stengels
daarna
wijzen
waren
bezet
Enkele
had
was
te
nog
4—5
125
JUNCUS
Fig,
Fig.
I.
en
II.
5
X.
III.
Hoofdjes
Kiemplant:
Fig. IV, V,
VI.
takt
z
=
Hoofdjes
en
(zwart).
aan
5
X.
SUBNODULOSUS
met
het
vivipaar
zaadhuid,
met
c
gekiemde
=
cotyl,
pseudo-viviparie.
uiteinde
dragen
SCHRANK.
zaden
w
=
De
deze
(doosvruchten zwart).
worteltje.
as
der
25
X-
hoofdjes
vertakkingen
is
ver-
bladspruiten
126
De
dezer
betekenis
gering
wikkeling
mocht
het
in
deze
Juncus-soort
oorzaak
deze
van
Juncus
de
spoedig
zo
leen
in
ontkiemen
Dit
zal
zich
der
daarna
soort
der
en
J.
of
indien
hier
veelal
wijze
zich
1934,
p.
waarde
dikwijls viviparie
bodem
door het
te
der
gewicht
de
vivipaar
zodat wel
instandhou-
Ascherson
tengevolge
bij
onder
schijnen
de
kiemplanten
tenuis
ver-
Auct.
sterke
neerslag
water
geraken.
kiem-
ontstane
zo
de
doordat
(1890),
het
van
J.
Ehrh.,
vertonen
bereiken,
Al-
toevallige
is.
stengels
lamprocarpus
de
niet
ontwikkelen.
voordoen,
evenals
hoe
zaden
ze
zaden
voor
lamprocarpus
vruchtendragende
Juncus
bij
planten
gevallen
de
door
de
bij
zijn
kiemen.
te
verder
viviparie
(1934)
zaadhuid Juncus
de
zich
beschrijft
Graebner
en
de
weinig
1906)
bufonius L.
Alleen
weinige
dat
kunnen
en
bij
subnodulosus
krijgen
en
zaden
rijpe
wel
worden
doosvrucht
belanden
zeer
van
(1871,
(1894)
slijmen
in
met
wortelen
worden
mag
Buchenau
PoTONié
water
slechts
aangenomen
ding
doosvruchten
ondiep
de
in
om
zal
Juncus
uitgestrooid
treffen.
te
viviparie
soorten
van
ontnooit
viviparie
van
Daardoor
zeer
de
en
aan
over
optreden
zaden
gemakkelijker
de
en
de
gevolgd
planten
andere
met
slechts
nauwkeurig
gegevens
verslijmen.
niet
gelegenheid
wanneer
oorzaken
dat
vinden,
oppervlak
ik
buiten
zeldzame
tegenstelling
in
daarin
hun
aan
Het
voor.
geen
kan
plant
heb
vivipare
om
literatuur komen
Juncus
de
voor
jaren
subnodulosus
gelukken
me
de
enkele
Juncus
van
Ook
deze
viviparie
Gedurende
zijn.
der
as
bloei-
neerbuigt (Graebner
177).
PROLIFICATIE
(Pseudo-Viviparie)
tegenstelling
In
pare
planten
losus
met
zijn
het
gelijke planten bij
daarop
het
ik
zag
ze
in
Naardermeer,
komende
schijnsel
plant
in
dermeer
Bij
land.
De
vivi-
van
subnodu-
Juncus
maal
vond
Augustus
1930.
eerste
Kortenhoef in
optreden
van
ik
der-
Spoedig
de
padderusch
Gedurende
een
Noord-
hier beschreven
een
zestal
en
algemeen
zeer
jaren
heb
Zuidhollandse
materiaal is
alleen
ik
voor-
het
ver-
plassen
uit
het
aan-
Naar-
afkomstig.
het
zoeken
velden
van
komen,
wordt
kleine
is.
planten
grote aantallen in het natuurmonument
zeer
waar
zeldzame
uiterst
ons
dorp
verschillende
Het
getroffen.
in
algemeen
zeer
het
pseudo-vivipare
slootkanten
langs
zoals
padderusch,
groene
het
eerst
spruitjes,
de
die
die
en
in
aandacht
juist
boven
ook
het
in
getrokken
het
de
uitgebreide
Naardermeer
door
voor-
groepjes
wateroppervlak
uit-
127
JUNCUS
Fig.
VII.
Armbloemige
lificaties
Fig.
VIII.
Schema
enkele
einde
(zwart)
van
zijn
een
en
Van
der
de
de
ontstaan,
zijn
te
SCHRANK.
waarin
inflorescentie
vertakkingen
hoofdas
zwart.
SUBNODULOSUS
inflorescentie,
x
op
tijdens
einde
ware
hoofdjes
is
grootte.
lang getekend.
prophylla intercalaria
hoofdas.
alleen
vochtig
der
—
de
wit.
De
De
omtrek
weer
hoofdas.
De
pro-
1,5
hoofdas
bracteeën
prophylla
aan
X.
en
de
basilaria
aangegeven,
x
=
128
komen.
nader onderzoek
Bij
bevestigd
in
zijn
nodulosus,
de
de
stengel
spruit.
bouw
der
neerhangt
in
allerlei
nader
en
de
krachtige
een
het
op
de bladen
van
vaak
en
half
herfst
gehele
kort
een
Juncus
van
zich
bouw
eerst
moge
inflorescentie
de
Vanaf
I).
(foto
de
de oksels
uit
sub-
omstandigheden
ontwikkelingsstadia
der bloeiwij ze ontwikkelt
Alvorens
gezamenlijk
Juncus
van
toevallige
gedurende
jaar
vinden. Ook
bespreken
te
spruiten
door
water
spruiten
bloeiwijzen
groene
aan
het
spruitjes
inflorescentie
stengel
ieder
men
jonge
der
hoofdjes
in
en
kan
Augustus
winter
de
de
dat
blijkt
uitgebloeide
waarvan
omgebogen
is
de
der
ontstaan
overzicht
van
de
volgen.
subnodulosus
Morphologie.
Buchenau heeft
onderzoek
wordt
sus
tati.
een
De
schreven.
hoofdas
plaatst
gericht
zijassen
hoofdje
plaatst,
gelijke
ginnen
kan
de
uit
zich
assen
van
dezer
soort
findet
kleiner
bijna
sich
zeer
20).
402);
sehr
Büschel
De
de basis
assen
weer
met
worden
In
de
talrijk (±
Voor
de
100)
en
„Eine Gipfelblüthe
gewöhnlich
im
primaire
naar
de
boven
door
hoofdjes
intercalaria
ontspringen,
de
Het
de
Centrum
Hochblatter”.
aantal
in de
hoofdjes
zijn ryk
verder
nicht vor,
des
de
aan
op
dagegen
Köpfchens
Door
be-
onderste zij-
Buchenau
kommt
ge-
vertakking
bloemen
de hoo:fdjes
geeft
zijn
welke
basilare
Deze
zijn
staan
bracteeën.
Septati
vertrockneter
weer
hoofdjes
(b.v.
achteren
worden afgesloten
hoofdjes.
herhalen. Steeds
De
prophyllum
een
hoofdas
gering
naar
nemen
zijassen
door
der
de
ge-
vertakkingen
basilare.
prophylla
be-
terzijde
zeer
basis
zyassen
aantal
een
waarvan
vele
bloemen. Onder
doorschijnende
a
p.
deze
8—20
as
vertakt.
is
(8
(1865 —’66,
aan
malen
rijkst
oksels
bloemen
oksels
afgesloten
vele
het
de
aan
wijze
en
prophyllum
en
van
is
schijnbaar
deel
de
de
bloeiwijze
Buchenau
meer
slechts
aan
der Sep-
inflorescentie
zet
het
van
ondanks
orde)
snel af.
bestaande uit
spiraalstand
is
als
De
door
bloeiwijze
lengte
uitvoerig
subnodulo-
bijzonderheden
in
die
bloeiwijze
draagt
as
gekield
vertakking
en
de
eerste
zij
spiraalsgewijs
staan
lengte
de
van
dubbel
een
is
bractee
primaire
slechts
een
sectie
bezitten
hoofdjes.
uit
der
totale
De
onderste
Elke
zijassen
op
sectie
Ehrh.,
bractee
daardoor
en
VIII).
deze
cm).
onderste
voort
11
(b.v.
lamprocarpus
de vierde
bij
dezer
opgebouwd
anthela,
De
(fig.
boven
in
of
Juncus
van
een
ingedeeld
aan
Juncus
1871).
en
Juncus subnodulosus verschilt
die
in
door Buchenau
Juncaceae
der
—’66
(1865
vertegenwoordigers
speer
van
1
de bloeiwijzen
onderworpen
zeer
ein
ge-
Foto
I.
Juncus
subnodulosus
Inflorescentie
is
Foto
II.
ook
Juncus
De
een
Schrank.
veel
bebladerde
subnodulosus
spruiten
bodem
met
zijn
(links)
door
profilicaties,
spruit
12
ontstaan.
cm
lang.
Aan
de
stengel
28-8-1930.
Schrank.
het
geworteld.
neerbuigen
Hoofdtocht
van
de
stengel
Naardermeer.
in
de
September
veen-
1930.
129
SUBNODULOSUS
JUNCUS
Fig.
IX.
Hoofdje,
is
ontstaan,
blaadjes
Fig.
X.
Dito
van
Fig.
XI.
waarin
van
het
van
zijn
vochtige
boven
allen
terzijde
hoofdje.
Profilicatie
in
aan
getekend (zie
=
sp.
de
steel
vegetatiepunten (V),
s
=
a
gezien.
=
2
in
De
weggenomen,
2
bladschijf.
lucht
de
SCHRANK.
het
midden
doosvruchten
a,
b
pijl
en
in
c
een
en
profilicatie
de
perigoon-
zijassen.
fig. IX.)
br.
=
bracteeën
bladspruit.
van
bladen
voortzetting
bloeiwijze.
Klein
van
elk
(b)
van
de stengel.
een
25
cm
en
rhizoom
vele
met
wortels,
130
bouw
drongen
der
is
hoofdjes
de
moeilijk
der
stand
bloemen
bepalen.
te
De
plaatsing
te
na
hoofdje
een
midden op het
hoofdje
geplaatst.
zijn
in
lende
oorzaken
het
centrum
blaadjes,
bladen
der
welke
plant
de
dig
nieuwe
worteltjes
groene
de
water
plant
bodem
in
kunnen
zoom,
aan
staan
dus
de
de
bloem
Zo
x
hoofdjes
bloemen
in
(lang
de
In
komt
zich
vele
gevallen
niet
dit
de
één,
Dikwijls
reeds
hebben
van
twee
ook
het
echter
uitlopen
uitgroeien
Juncus
Ehrh.
en
lampro-
(Buchenau
in
weer
uitgebloeid
het
zijn.
uitgegroeide
terecht
water
geen
op
vochtige
de
centraal
van
weinig
nog
midden
welke
of
bloempjes
de oksels
het
vooral
voorzien
en
het
aan
In
een
in
de
groene
oksels
ontwikkeld,
In
het
cen-
stengeleinde.
komen
ont-
worteltjes.
ontstaan
verschijnsel
voor
maar
bovenste
bloemen
maar
vertakking
De
prolificaties
door het
bracteeën,
zijn
en
gesteeld
daaraan
rhi-
de bloemen in
vochtig
Bij
onderste,
blaadjes
veen-
ont-
bracteeën.
steriele
veelal
zijn
normale
wanneer
wikkelen
losus
/ 2—3 cm).
onderste
staan
Eerst
de
indien
de
subnodulosus geen eind-
normaal
dragen.
\x
bracteeën
terwijl
trum
oksels
in
een
vegetatiepunt
kleurloze
bracteeën zich sterker
geplaatste
dezer
de
buiten
toe,
Juncaceëen
J. acutiflorus
en
aantal
een
Juncus
het
naar
klein
groeit
andere
spoe-
aantal
1934).
supinus
ontwikkelen
standplaats
bladspits
staat
worteltjes
dat bekend is
Moench
lange
mm
kan
Graebner
Juncus
/i—2J/2
bij
zoals
supinus
1881,
bij
staan
\
van
een
J.
Eichler
1871,
Daar
voorkomt
as
de
voor.
zich
groot
snel in lengte
de
bij
een
bladscheden
Tenslotte
II).
Evenals
en
wijze
witte
tussen
komen zelden
zich
tot
normale
normale
op
subnodulosus de spruiten
bladen vormen,
Ehrh.,
carpus
(foto
hoofdjes.
de
aan
de
nemen
verschil-
de
met
te
stengel-
ontwikkeld
ontwikkelen
hebben
blijft liggen
uit.
Juncus
der
blaadjes
groeien
basis
bij
as
nieuwe
der
het
is
blaadjes
door
welke
ontwikkeld,
doorbreken. De
gelijkenis
het
door
zijn
staan,
blaadjes
Tevens
bladtoppen.
aan
Overgangsvormen
eerste
dan
het stengeleinde
aan
bladschede
groene
en
bladscheden dezer
de
De
van
spruit blijkt
De
hebben zich
grote
gemakkelijk
doosvruchten
gewoonlijk
en
oortjes.
bracteëen
doorschijnende
Uit
van
direct
vertonen.
evenals
ontwikkeld,
vruchten
hoofdje
is
hoofdjes
X).
en
welke
het
van
IX
afgestorven
niet
groene
de
tussen
de
gesloten
nog
(fig.
bracteeën,
De
einde
de
voorzichtig
verwijderen
te
in
de prolificaties
van
door
gaan
in
of
de hoofdjes
drie
voor.
In
rhizoom
deze
van
Bij
spruiten.
sommige
van
spruitjes
het
in
Juncus
subnodu-
Juncus
gevallen
spruitje
eenzelfde
is
supinus
hierbij
opgetreden.
hoofdje
aan
131
JUNCUS
Fig.
XII.
Prolificatie
knoppen;
uit
a
meeldraden
Fig.
Fig.
XIII.
XIV.
Bloem
a
uit
Prolificatie
doosvrucht
SUBNODULOSUS
het
midden
bestaat
en
een
Fig.
uit
en
van
6
stamper,
XII
het
1
uit
een
SCHRANK.
hoofdje
ongelijk
b
bestaat
twee
waaraan
lange
alleen
bloem-
perigoonblaadjes,
uit
3
6
blaadjes.
opengelegd.
midden
misvormde
van
een
hoofdje
bloemaanleg
met
(gestreept).
daaraan
1
132
de
basis
rechtstreeks
geen
de
samengestelde
de
hoofdjes
uit
twee
trum
de
hoofdje
XII
(figuur
door
de
de
blijft
Zo
werden
uit
een
XII).
blaadjes
ook
vond
planten
Aan
de
dragen,
de
het
water
as
der
bloeiwijze,
wanneer
het blad
van
hebben
van
de
25
Een
bladen
kort
een
De
394).
p.
ont-
pseudo-vivipare
van
de
(1871,
in
de
oksel
gedeelte
rhizoom
p.
393)
inflorescentie
van
van
groeit
buiten (figuur
naar
van
dit
(figuur
perigoon-
14).
p.
in
Dikwijls
van
lamprocarpus
prolificatie
een
terecht komt.
bladschede
hoogte
ook
(1871,
vele
bestonden
lengte
vormen
welke prolificaties
planten,
meeste
In
virescent.
en
XIV).
van
in
September
alleen
(figuur
ongelijk
(1894,
bloemen
stampers.
en
hoofdjes
Juncus
bij
de
en
bracteeën
in eind
welke
waar
in de
bufonius
Juncus
ontstaat
aan
tyd
Buchenau
bij
PoTONié
bufonius
Juncus
bloemknoppen
ontwikkeling
ontwikkeld
blaadjes
zeer
bevatten
overheerst
vergroende
ze
vele
in
zaden
Hoewel
dergelijke abnormale
nam
bij
der
aangetroffen,
smalle
cen-
bloemen
supinus
vegetatieve
slecht
het
overige
rijpe
meeldraden
met
perigoonblaadjes
van
met
geremd.
zeer
bloemknoppen
groene
Buchenau
wikkeling
en
de
ook
waren
de
duidelijk
in
werden
de
Juncus
in de oksel
dan
in
kunnen
VI).
Juli bloeien bevatten
bloemresten
drietal
V,
terwijl
bij
dus
wordt
en
deze
zijn
IV,
basis
elk
welke
subnodulosus
Evenals
bloemknoppen
nog
gevallen
deze
Juni
(fig.
de
bestaan
zij
en
gelegen
oorzaak
Aan
bloempjes,
vruchten
reeds
omstandigheden
of
zijn
aangetroffen,
bloemontwikkeling
land in
soms
alle
de
is
en
hoofdje.
Juncus
van
XIII).
en
achterwege
ons
dragen
bloemknoppen
het
van
spruiten
het
van
groepen
prolificatie
een
Aan
drie
contact
van
vertakt
namelijk
of
gevallen
bouw
de
hier
In
XI).
blad
door
een
rhizoom
dergelijk
een
stengel
in
de
maand
veelal
een
bereikt.
cm
Oorzaak.
Het
optreden
evenals
zullen
planten
Bloeiwijzen,
nadat
vertonen.
vele
kleine
worteltjes
optreden
beschreven
en
(figuur
veel
VII, IX,
ook
de
prolificaties,
prolificaties
na
by
worden
1933
een
regen.
subnodulosus
veroorzaakt
veelal
gelegd,
October
prolificaties
heeft
der
in
Juncus
bij
afgeplukt
zijn
ik
wordt
hoofdzakelijk
welke
water
trof
mist
dichte
Vermoedelyk
het
in
ze
Eenmaal
houdende
prolificaties
andere soorten
by
vochtigheid.
geen
der
hoge
Augustus,
prolificaties
aan
lange
Deze
door
in
gaan
rechtopstaande
periode
van
prolificaties
aan-
bezaten
X).
veranderde
zoals
Juncus
blijkt
belichting
uit
bufonius,
de
invloed
door
welke
op
Potonió
ontstonden
133
nadat
de
plaatst
planten
beschreven
door
steriel
geheel
Bij
het
ficaties
heid
optreden,
bij
b.v.
grassen
invloed
biotypen
beschrijft
door
voortplanting
tatieve
der
onderzoek
uitgebreid
een
constante
dan
is
voeding
of
vochtig-
wijst
voor
Turesson
vele
L.
zijn.
proli-
erfelijk
uitsluitend
(1926 —’27
„viviparie”
dat
terwijl
ovina
gedeeltelijk
oorzaak
droogte
Kinzel
(1916),
Festuca
van
met
de
verschillend
aantoont,
ontstaan.
water
bloemontwikke-
door
(1896)
ge-
zijn
blijft
onder
planten
zeer
(1929)
doet
spruiten
submersus
dat
op,
wel
Chabert
Thoenes
terwijl
de
op
prolificaties
volgens
Cynosurus
mogelijk
waren
subnodulosus
forma
weer
verschillende
bij
der
zouden
er
venster
Juncus
Deze
wijst
beter
verlicht
van
(1924).
dit
zal
ontstaan
grassen
na
ook
Waarschijnlijk
voor
planten
Glück
en
minder
een
ontwikkeling
vegetatieve
ling.
voor
Submerse
(1894).
vege-
enz.).
Betekenis.
is
stane
veel
terecht
ondiep
aan
enige
den
één
van
bereikt
stengels
neer,
Voor
de
bij
Juncus
wel
om,
Van
het
is,
buigen
de
deze
dat
afvallen
en
In
de
met
volgorde
aan
de
de
de
de
stengels
de
daarna in
deze
had-
cm
veel
soort
en
verdrogen,
voorkomt.
Juncus
bloeiwijze
groot
kunnen
grond wortelen (Buchenau
Hoe-
aantal
optreden.
pelocarpus
ontstane
van
wat
Juncus
onzer
wind in
algemeen
en
water.
oecologisch
stevigste
bij
eerst
in het
eraan
niet kunnen
en
staande
bladeren
geschiedt
stengels
wortels
regen
zeer
der
algemeen
der
de
aan
gewicht
ongetwijfeld
nu
na
staande
de
het
grootste
prolificaties
in
het
staande stengels
de
Noordamerikaanse
bekend
werd
October
10—20
veelal
spruiten
door
neerbuigen
spruiten
subnodulosus
waardoor
de
soms
daar de spruiten
supinus
Juncus
soorten
de
is
plant
groot voordeel,
welke
verbonden,
van
ze
De
wortelen.
begin
in
hoogte
een
ontstaan.
subnodulosus
daarna ontstaan
al
ontstaan
buigen
wortels
waarna
Juncus
dat
toen
diep
te
indien
planten,
jonge
waren
ont-
II).
supinus
deze
en
bleek
er
Ider
in
ze
kan,
belandt,
groep
ouderplant
maand oud
(foto
Juncus
Bij
bodem
dergelijke
een
aantal
groot
een
velen
doordat
weliswaar
der
het leven
voor
Zeer
viviparie.
vochtige
op
en
prolificaties
der
maar
neergebogen
gevolgd
tijd
planten
of
van
een
der
die
mislukken
komen,
water
ontwikkeling
nog
dan
groter
prolificaties
water
in
betekenis
oecologische
De
plant
E.M.
is
prolificaties
1871,
p.
394).
ZUSAMMENFASSUNG.
In
der
Literatur
zeigt
es
sich,
dasz
man
dem
Begriff
„Vivi-
134
sehr
parie”
verficht
verschiedene
die
„Viviparie”
der
die
nur
sollte
sprosse
und
Nur
Pflanze
Im
sehr
wurde
aus
sie
des
Köpfchen
und
carpus
Anzahl
der
Oktober
sind
der
Im
die
auf.
bei
im
findet
die
Fortpflanzung
Juncus
von
können,
Pflanzen
be-
wenn
werden.
supinus,
der
eine
fortentwickeln.
im
man
lampro-
steht
Köpfchens
schnell
September
meistens
Stengel
Am
Juncus
Durchwachsung
welche
Blütenknospen,
aufweisen.
des
bei
Prolifikationen
Die
Wasser
angren-
die Blüten-
wenn
Juncus
Zentrum
den
in
Wurzeln und
können auch Prolifikationen auftreten.
für
der
pseudo-vivipari-
allgemein
selbständige
wie
sich
und
Herbst,
zentrale
als
Prolifikation
noch
Vireszenz
oder
Viviparie
Fortpflanzung
von
trat
im
und
schnell
Blütenstandes,
Basis
(1916)
welche
Stengeln,
die
Material
und
entstehen
acutiflorus.
im
für
herunterhangen,
Hochblätter,
An
hat
viel
normalen Blättern
Laubsprosse
an
LaubProlifi-
Exo
von
Herbst
im
waren,
gesammelt. Prolifikation
Torfboden wurzeln,
im
Die
wird auch
Naardermeer”
„Het
Seen wurde
Wasser
im
stehen
oder
Pseudo-Viviparie
unter
Frucht
entstandene
abgepflückten
an
subnodulosus im Nachsommer
stengel
der
Bedeutung.
Naturschutzgebiet
schen Pflanzen
Verfasser
Botanik
in
vegetativ
worden
Erscheinung
wenig
zenden kleinen
Samens
Auffassung
aufbewahrt
Diese
beobachtet.
der
in
vertreten.
Male
wenige
Wasser
Namen
Diese
(1923)
Für
Der
beilegt.
man
des
Keimung
den
man
verwenden.
Goebel
unter
dasz
versteht.
Mutterpflanze
kation
Bedeutungen
Notwendigkeit,
des
und
reduziert
Blütenstandes
Die Prolifikationen
subnodulosus
haben
grosze
Be-
deutung.
December
Apeldoorn,
Ascherson,
A.,
1890,
Braun, A.,
Buchenau,
d.
Bot.
Akademie
F.,
Kleinere
1871,
387—405,
Juncaceen.
Eichler,
A.,
A.
Le
W.,
Gartens
4
Beiträge
Abh.
:
fig.
In:
lieber
d.
p.
Taf.
28,
Naturgeschichte
Vereine
Westpreussens
14.
Abh.
109—263.
Juncaceen.
naturw.
und
Caelebogyne. 1859,
von
Berlin,
der
Ost-
Brandenburg.
Keimung
385—441,
p.
v.
Pflanzen
Provinz
und
zur
herausgeg.
Jahrb.
1865—1866,
der
zu
f.
30.
29,
Juncaceen.
Bremen.
VII.
Heft
2,
3:
8—14.
Engler.
viviparisme.
u.
einige
d.
Wissenschaften
Botanik.
,
Chabert,
Ver.
Blüthenstand
Der
wissensch.
p.
über
Bemerkungen
Verb.
Über Polyembryonie
d. K.
,
1936.
einige
bot.
Pflanzenreich.
Das
1896,
Bulletin
de
1906,
l’Herbier
Inflorescenzbulbillen. 1881,
Museums
zu
Berlin.
1:
p.
IV.
36.
Boissier.
Jahrb.
171—177.
IV.
d.
K.
bot.
135
Exo,
Poa
A.,
■Glück,
H.,
Organographie
Juncaceae.
P.,
E.
Ueber
H.,
bei
Apogamie
Kinzel,
Über
W.,
ähnlichen
Zeitsch.
M.
Masters,
Penzig,
O.,
Potonic,
T.,
Pflanzen.
einige
p.
Viviparie
bei
ihr.
1916,
vivipare
Viviparie
Thoenes, H.,
14:
Morphologie
G.,
28
und
der
3,
druk.
2e
Blütenpflanzen
und
und
Mittel-
die
26
;
der
Erscheinung
ihre
Beziehungen
usw.
zu
1916,
285—291.
p.
1869, London.
Berlin.
1.
bufonius
Anatomie
von
bei
L.
1894,
Cynosurus
ihm.
fig.
Studien
1932, HI,
-
Rostock.
Gräser
Juncus
Viviparie
über
Festuca
1926—’'27, I, Hereditas.
1929—’'30, II,
1921,
an
Wasser
Biol.
Central-
11—21.
Erscheinungen
284—345,
der
Pflanzen
Pflanzenkrankheiten.
p.
Deel
Jena,
normalen Fruchtentwicklung,
Vegetable Teratology.
Pseudo-Viviparie
blatt.
1923,
Diss.
der
der
über
4.
80—221.
denselben. 1887,
die
deel
Lebensgeschichte
Pflanzen-Teratologie.
H.,
Turesson,
der
In:
Störungen
f.
Jena,
1924,
1934, Stuttgart;
europas.
Hunger,
der
Erscheinung
morphologische Untersuchungen
Sumpfge wachse.
K.,
Graebner,
die
und
Biologische
und
Goebel,
und
alpina
Bonn.
Diss.
Hereditas.
Hereditas.
14:
8:
13:
p.
p.
ovina
161—206.
177—185.
13—17.
L.
1929,
cristatus
Bot.
Archiv.
und
25:
die
p.
Download