122 Vivpare subnodulosus en prolificatie Schrank. bij Juncus Ehrh.) obtusiflorus (Juncus door E.M. Gedurende Schrank ik in verschijnselen de vreemdend Juncus dat prolificatie jaren ik nam viviparie vermeld als zijn. de dusver tot welke waar, deze bekend verschijnsel subnodulosus Juncus prolificatie hoewel vond, subnodulosus Juncus bij en algemeen soorten algemeen een van . van niet literatuur andere voor van aantal een Zinderen+Bakker afwijkingen Het hier niet be- is bedoelde de aandacht heeft getrokken. TERMINOLOGIE. de Bij auteurs parie” de daarnaast veelal De gehecht. meestal voorzien cotyl. Bij bodem bij meen alpina) tieve Bij kunnen vele het daar groene De zijn afvallen oecologisch en zijn prolificatie door zonder kolfvormig zijn hypo- veelal in de zachte Poa spruiten zijn soor- kiemplanten Daarnaast ovina, spruiten ontstaan door soorten ze Festuca van bestempeld. oorsprong sommige lang, (o.a. Ceriops en de ontwikkeld, snel wortelen. viviparie van de planten aan en dringen de kiemplanten grassen en maken te krachtig daarna voorkomen viviparie met een van het afvallen en door de „vivi- „pseudo-viviparie” term ontkiemen de zaden ruststadium door het begrip Kandelia (o.a. Rhizophora, ten). Bij deze planten een gebezigde hoe blijkt aan bekende voorbeelden meest mangroveplanten eerst literatuurgegevens verschillende betekenis geheel de en wordt der bestudering een in de der Poa van vegeta- inflorescentie. de deze spruiten neerbuigen alge- en inflorescentie m,eestal van wordt bulbosa van groot be- planten op de grond kunnen wortelen. In groot morphologisch verschil (1926 —’27) Festuca „Die wijst ovina en tussen L. op die genetisch beide deze wanneer Erscheinung, „erblich, de Blüten- bestaat schrijft (p. gewissen er echter een voorbeelden. Turesson begripsverwarring hij dass bei und opzicht genoemde in zijn studie over 176): Grasem, modifikativ oder Fruchtbildung ganz oder teilweise un- 123 „terbleibt und „teilweise in „nennt De viviparie bekende moet worden bij geheel sluitend vrucht invoering te de aan deze planten en De zelden ook overige van of deze het einzelner 1, spruiten wordt bloem Ook volgende of gelijke ©eco- Juncus deze en het aan optreden een plant inflorescentie, de teratologische kunnen worden. Tendenz „Abnorme grosze entwickeln”. zu op- verwarring, van ungewöhnlich eine (axillar oder adventiv) Deze een gebezigd definitie; bota- mangrove- Morphologisch plaats hier zou Braun de meeste verstaan, abnormale of de zaden. uit prolificaties vermijding een zelf. de bij in 1218.) p. veelal met beuit- Anzahl (1921 — 3.) p. Enkele voorbeelden van in opvattingen de literatuur mogen volgen. Braun (1859), ruime zeer staan daar Buchenau te een Pflanzenindividuen, Bd. de de (1923. pseudo-viviparie. ter van bij de het in zo geacht min van planten als een ook voorkomen. planten prolificatie Alex. van hiervoor Laubsprossen hier begrip doorgroeien von jonge verschijnselen op komen dieren of jonge van dan de term viviparie ontstane bebladerde spruit geeft Penzig botanie dient verschijnselen vervolg, het Onder blastomanie term het bebladerde spruit door de in wereld ter daar onjuist verschijnselen aldus in gebruiken. een b.v. de wij het voor de zoals onder zijn willen liever nur werden, herkömmlichen heeft en begrip ontstane, andere bij vegetatieve vallen beschouwd term oder principieel door Goebel verdedigd betekenis, soorten, aber viviparie ontstaan worden te dit dient dus opvatting vatting wordt ook logische eieren ouderplant gereserveerd nie uit het Onder worden: te zoölogie dat van wijzigen. verstaan Volgens Ganze zur metamorphosiert unrichtigen de uit stamt betekenis, zelfstandige, meer die Ahrchen „Bulbille” Viviparie.” term algemeen tekenis blattrige mit einem etwas ja man „Ausdruck dessen anstatt eine Masters opvatting ook zij (1871) voor (1869) het prolificaties in gaat huidige opvatting reserveren van de en begrip Eichler onder dezen nog begrippen. uitsluitend Hij de te wenst vegetatieve rangschikken. verwisselt en een hebben voorge- viviparie verder blijken (1881) viviparie het begrip processen, naar viviparie wanneer hij schrijft: „lm „u.s.w.) „wo sie „Fur werden Allgemeinen „vegetativer Knospen unter sonst die aber aussergewöhnlichen fehlen, zufallige als alle (Laubknospen, Viviparie Keimung der Falie Umstanden zu des Auftretens Zwiebeln Brutknospen, und bezeichnen sein.” Samen innerhalb Stellen, an (p. der 387.) Frucht 124 „(welche Juncus Braun, van Masters, viviparie. Juncus bloemen (b.v. ontwikkeling de Ook naam Hunger (1929) Exo (1916) maakt begrippen „Unter echter Deze noch stemt auf Stellen gewesen geheel das der bestaat op verdienen en Thoenes en viviparie. onechte en (pag. vivi- 1); normale Auskeimen Mutterpflanze den zusam- sexuell Ersatz Wege vegetativem entstehen, ent- Blüten bezw. wo waren”. de boven met van vegetatieve (1916) definiëert Viviparie durch an erwarten zu opvatting inplaats pseudo-viviparie. van man het hij verstaat onderscheid Kinzel mit van bloe- de grassen onder de titel volgt pseudo- en ontstaan afvallen, berusten wel (1896), unechter die oft Gebilde, „Blütenstande viviparie principieel versteht er Nachkommen „entstandener „standene unter als hij Viviparie und „menhangt, ver- bevruchting naast onderscheid tussen echte wahrend Embryo, „eines een het hij spruiten welke maar prolificaties bij welke der delen der inflorescentie Chabert (1887), beschrijven Onder Een viviparie, van goede een opvattingen viviparie tussen Beide verschijnselen bepaalde van die 175, wel mede te zijn proces verstaat spruiten, bulbosa). niet. om Deze geven. voorziene, bufonius). Poa l.c.p. was. dergelijke eigenlijk te onderscheid wortels van onmogelijkheid eigenlijke pseudo-viviparie van be- Viviparie selbst, Buchenau en het Onder (b.v. parie, Eichler maakt ontstaan niet de viviparie (1894) levenskrachtige, hier ook bekend geheel PoxoNié men dan begrip doordat in die jaren niet nog Namen Braun Beispiel an.” (p. 388.) als het voor dem mit Alex. führt ist) erkent Buchenau definitie uneigentlich worden „Gattung klaren sehr nur „zeichnet verdedigde overeen. VIVIPARIE. Slechts enkele malen heb ik viviparie subnodulosus. geplukte naast planten der en en in de met in zijn. niet mm. De de doosvruchten zich vruchten en Bladontwikkeling (fig. gehad. III). De een dezer de en welke aanwezig. aantal groot bevond om zouden prolificaties, worteltjes plaats gelegd water dunne Augustus vertonen. Vrijwel groene kiemplanten totale lengte van der alle waren de vele hoofdjes het en zaad. bevestigd bleken de kiemwaren elk op (fig. I tussen cotylen wortelharen kiemplantjes bloei- October begin steeltjes kapje, steeltjes vorming gaan of In af- aantal een ontstaan, waren bruingeel groene te na Juncus bij waargenomen werden in malen prolificaties de een steeltjes II). in stengels daarna wijzen waren bezet Enkele had was te nog 4—5 125 JUNCUS Fig, Fig. I. en II. 5 X. III. Hoofdjes Kiemplant: Fig. IV, V, VI. takt z = Hoofdjes en (zwart). aan 5 X. SUBNODULOSUS met het vivipaar zaadhuid, met c gekiemde = cotyl, pseudo-viviparie. uiteinde dragen SCHRANK. zaden w = De deze (doosvruchten zwart). worteltje. as der 25 X- hoofdjes vertakkingen is ver- bladspruiten 126 De dezer betekenis gering wikkeling mocht het in deze Juncus-soort oorzaak deze van Juncus de spoedig zo leen in ontkiemen Dit zal zich der daarna soort der en J. of indien hier veelal wijze zich 1934, p. waarde dikwijls viviparie bodem door het te der gewicht de vivipaar zodat wel instandhou- Ascherson tengevolge bij onder schijnen de kiemplanten tenuis ver- Auct. sterke neerslag water geraken. kiem- ontstane zo de doordat (1890), het van J. Ehrh., vertonen bereiken, Al- toevallige is. stengels lamprocarpus de niet ontwikkelen. voordoen, evenals hoe zaden ze zaden voor lamprocarpus vruchtendragende Juncus bij planten gevallen de door de bij zijn kiemen. te verder viviparie (1934) zaadhuid Juncus de zich beschrijft Graebner en de weinig 1906) bufonius L. Alleen weinige dat kunnen en bij subnodulosus krijgen en zaden rijpe wel worden doosvrucht belanden zeer van (1871, (1894) slijmen in met wortelen worden mag Buchenau PoTONié water slechts aangenomen ding doosvruchten ondiep de in om zal Juncus uitgestrooid treffen. te viviparie soorten van ontnooit viviparie van Daardoor zeer de en aan over optreden zaden gemakkelijker de en de gevolgd planten andere met slechts nauwkeurig gegevens verslijmen. niet gelegenheid wanneer oorzaken dat vinden, oppervlak ik buiten zeldzame tegenstelling in daarin hun aan Het voor. geen kan plant heb vivipare om literatuur komen Juncus de voor jaren subnodulosus gelukken me de enkele Juncus van Ook deze viviparie Gedurende zijn. der as bloei- neerbuigt (Graebner 177). PROLIFICATIE (Pseudo-Viviparie) tegenstelling In pare planten losus met zijn het gelijke planten bij daarop het ik zag ze in Naardermeer, komende schijnsel plant in dermeer Bij land. De vivi- van subnodu- Juncus maal vond Augustus 1930. eerste Kortenhoef in optreden van ik der- Spoedig de padderusch Gedurende een Noord- hier beschreven een zestal en algemeen zeer jaren heb Zuidhollandse materiaal is alleen ik voor- het ver- plassen uit het aan- Naar- afkomstig. het zoeken velden van komen, wordt kleine is. planten grote aantallen in het natuurmonument zeer waar zeldzame uiterst ons dorp verschillende Het getroffen. in algemeen zeer het pseudo-vivipare slootkanten langs zoals padderusch, groene het eerst spruitjes, de die die en in aandacht juist boven ook het in getrokken het de uitgebreide Naardermeer door voor- groepjes wateroppervlak uit- 127 JUNCUS Fig. VII. Armbloemige lificaties Fig. VIII. Schema enkele einde (zwart) van zijn een en Van der de de ontstaan, zijn te SCHRANK. waarin inflorescentie vertakkingen hoofdas zwart. SUBNODULOSUS inflorescentie, x op tijdens einde ware hoofdjes is grootte. lang getekend. prophylla intercalaria hoofdas. alleen vochtig der — de wit. De De omtrek weer hoofdas. De pro- 1,5 hoofdas bracteeën prophylla aan X. en de basilaria aangegeven, x = 128 komen. nader onderzoek Bij bevestigd in zijn nodulosus, de de stengel spruit. bouw der neerhangt in allerlei nader en de krachtige een het op de bladen van vaak en half herfst gehele kort een Juncus van zich bouw eerst moge inflorescentie de Vanaf I). (foto de de oksels uit sub- omstandigheden ontwikkelingsstadia der bloeiwij ze ontwikkelt Alvorens gezamenlijk Juncus van toevallige gedurende jaar vinden. Ook bespreken te spruiten door water spruiten bloeiwijzen groene aan het spruitjes inflorescentie stengel ieder men jonge der hoofdjes in en kan Augustus winter de de dat blijkt uitgebloeide waarvan omgebogen is de der ontstaan overzicht van de volgen. subnodulosus Morphologie. Buchenau heeft onderzoek wordt sus tati. een De schreven. hoofdas plaatst gericht zijassen hoofdje plaatst, gelijke ginnen kan de uit zich assen van dezer soort findet kleiner bijna sich zeer 20). 402); sehr Büschel De de basis assen weer met worden In de talrijk (± Voor de 100) en „Eine Gipfelblüthe gewöhnlich im primaire naar de boven door hoofdjes intercalaria ontspringen, de Het de Centrum Hochblatter”. aantal in de hoofdjes zijn ryk verder nicht vor, des de aan op dagegen Köpfchens Door be- onderste zij- Buchenau kommt ge- vertakking bloemen de hoo:fdjes geeft zijn welke basilare Deze zijn staan bracteeën. Septati vertrockneter weer hoofdjes (b.v. achteren worden afgesloten hoofdjes. herhalen. Steeds De prophyllum een hoofdas gering naar nemen zijassen door der de ge- vertakkingen basilare. prophylla be- terzijde zeer basis zyassen aantal een waarvan vele bloemen. Onder doorschijnende a p. deze 8—20 as vertakt. is (8 (1865 —’66, aan malen rijkst oksels bloemen oksels afgesloten vele het de aan wijze en prophyllum en van is schijnbaar deel de de bloeiwijze Buchenau meer slechts aan der Sep- inflorescentie zet het van ondanks orde) snel af. bestaande uit spiraalstand is als De door bloeiwijze lengte uitvoerig subnodulo- bijzonderheden in die bloeiwijze draagt as gekield vertakking en de eerste zij spiraalsgewijs staan lengte de van dubbel een is bractee primaire slechts een sectie bezitten hoofdjes. uit der totale De onderste Elke zijassen op sectie Ehrh., bractee daardoor en VIII). deze cm). onderste voort 11 (b.v. lamprocarpus de vierde bij dezer opgebouwd anthela, De (fig. boven in of Juncus van een ingedeeld aan Juncus 1871). en Juncus subnodulosus verschilt die in door Buchenau Juncaceae der —’66 (1865 vertegenwoordigers speer van 1 de bloeiwijzen onderworpen zeer ein ge- Foto I. Juncus subnodulosus Inflorescentie is Foto II. ook Juncus De een Schrank. veel bebladerde subnodulosus spruiten bodem met zijn (links) door profilicaties, spruit 12 ontstaan. cm lang. Aan de stengel 28-8-1930. Schrank. het geworteld. neerbuigen Hoofdtocht van de stengel Naardermeer. in de September veen- 1930. 129 SUBNODULOSUS JUNCUS Fig. IX. Hoofdje, is ontstaan, blaadjes Fig. X. Dito van Fig. XI. waarin van het van zijn vochtige boven allen terzijde hoofdje. Profilicatie in aan getekend (zie = sp. de steel vegetatiepunten (V), s = a gezien. = 2 in De weggenomen, 2 bladschijf. lucht de SCHRANK. het midden doosvruchten a, b pijl en in c een en profilicatie de perigoon- zijassen. fig. IX.) br. = bracteeën bladspruit. van bladen voortzetting bloeiwijze. Klein van elk (b) van de stengel. een 25 cm en rhizoom vele met wortels, 130 bouw drongen der is hoofdjes de moeilijk der stand bloemen bepalen. te De plaatsing te na hoofdje een midden op het hoofdje geplaatst. zijn in lende oorzaken het centrum blaadjes, bladen der welke plant de dig nieuwe worteltjes groene de water plant bodem in kunnen zoom, aan staan dus de de bloem Zo x hoofdjes bloemen in (lang de In komt zich vele gevallen niet dit de één, Dikwijls reeds hebben van twee ook het echter uitlopen uitgroeien Juncus Ehrh. en lampro- (Buchenau in weer uitgebloeid het zijn. uitgegroeide terecht water geen op vochtige de centraal van weinig nog midden welke of bloempjes de oksels het vooral voorzien en het aan In een in de groene oksels ontwikkeld, In het cen- stengeleinde. komen ont- worteltjes. ontstaan verschijnsel voor maar bovenste bloemen maar vertakking De prolificaties door het bracteeën, zijn en gesteeld daaraan rhi- de bloemen in vochtig Bij onderste, blaadjes veen- ont- bracteeën. steriele veelal zijn normale wanneer wikkelen losus / 2—3 cm). onderste staan Eerst de indien de subnodulosus geen eind- normaal dragen. \x bracteeën terwijl trum oksels in een vegetatiepunt kleurloze bracteeën zich sterker geplaatste dezer de buiten toe, Juncaceëen J. acutiflorus en aantal een Juncus het naar klein groeit andere spoe- aantal 1934). supinus ontwikkelen standplaats bladspits staat worteltjes dat bekend is Moench lange mm kan Graebner Juncus /i—2J/2 bij zoals supinus 1881, bij staan \ van een J. Eichler 1871, Daar voorkomt as de voor. zich groot snel in lengte de bij een bladscheden Tenslotte II). Evenals en wijze witte tussen komen zelden zich tot normale normale op subnodulosus de spruiten bladen vormen, Ehrh., carpus (foto hoofdjes. de aan de nemen verschil- de met te stengel- ontwikkeld ontwikkelen hebben blijft liggen uit. Juncus der blaadjes groeien basis bij as nieuwe der het is blaadjes door welke ontwikkeld, doorbreken. De gelijkenis het door zijn staan, blaadjes Tevens bladtoppen. aan Overgangsvormen eerste dan het stengeleinde aan bladschede groene en bladscheden dezer de De van spruit blijkt De hebben zich grote gemakkelijk doosvruchten gewoonlijk en oortjes. bracteëen doorschijnende Uit van direct vertonen. evenals ontwikkeld, vruchten hoofdje is hoofdjes X). en welke het van IX afgestorven niet groene de tussen de gesloten nog (fig. bracteeën, De einde de voorzichtig verwijderen te in de prolificaties van door gaan in of de hoofdjes drie voor. In rhizoom deze van Bij spruiten. sommige van spruitjes het in Juncus subnodu- Juncus gevallen spruitje eenzelfde is supinus hierbij opgetreden. hoofdje aan 131 JUNCUS Fig. XII. Prolificatie knoppen; uit a meeldraden Fig. Fig. XIII. XIV. Bloem a uit Prolificatie doosvrucht SUBNODULOSUS het midden bestaat en een Fig. uit en van 6 stamper, XII het 1 uit een SCHRANK. hoofdje ongelijk b bestaat twee waaraan lange alleen bloem- perigoonblaadjes, uit 3 6 blaadjes. opengelegd. midden misvormde van een hoofdje bloemaanleg met (gestreept). daaraan 1 132 de basis rechtstreeks geen de samengestelde de hoofdjes uit twee trum de hoofdje XII (figuur door de de blijft Zo werden uit een XII). blaadjes ook vond planten Aan de dragen, de het water as der bloeiwijze, wanneer het blad van hebben van de 25 Een bladen kort een De 394). p. ont- pseudo-vivipare van de (1871, in de oksel gedeelte rhizoom p. 393) inflorescentie van van groeit buiten (figuur naar van dit (figuur perigoon- 14). p. in Dikwijls van lamprocarpus prolificatie een terecht komt. bladschede hoogte ook (1871, vele bestonden lengte vormen welke prolificaties planten, meeste In virescent. en XIV). van in September alleen (figuur ongelijk (1894, bloemen stampers. en hoofdjes Juncus bij de en bracteeën in eind welke waar in de bufonius Juncus ontstaat aan tyd Buchenau bij PoTONié bufonius Juncus bloemknoppen ontwikkeling ontwikkeld blaadjes zeer bevatten overheerst vergroende ze vele in zaden Hoewel dergelijke abnormale nam bij der aangetroffen, smalle cen- bloemen supinus vegetatieve slecht het overige rijpe meeldraden met perigoonblaadjes van met geremd. zeer bloemknoppen groene Buchenau wikkeling en de ook waren de duidelijk in werden de Juncus in de oksel dan in kunnen VI). Juli bloeien bevatten bloemresten drietal V, terwijl bij dus wordt en deze zijn IV, basis elk welke subnodulosus Evenals bloemknoppen nog gevallen deze Juni (fig. de bestaan zij en gelegen oorzaak Aan bloempjes, vruchten reeds omstandigheden of zijn aangetroffen, bloemontwikkeling land in soms alle de is en hoofdje. Juncus van XIII). en achterwege ons dragen bloemknoppen het van spruiten het van groepen prolificatie een Aan drie contact van vertakt namelijk of gevallen bouw de hier In XI). blad door een rhizoom dergelijk een stengel in de maand veelal een bereikt. cm Oorzaak. Het optreden evenals zullen planten Bloeiwijzen, nadat vertonen. vele kleine worteltjes optreden beschreven en (figuur veel VII, IX, ook de prolificaties, prolificaties na by worden 1933 een regen. subnodulosus veroorzaakt veelal gelegd, October prolificaties heeft der in Juncus bij afgeplukt zijn ik wordt hoofdzakelijk welke water trof mist dichte Vermoedelyk het in ze Eenmaal houdende prolificaties andere soorten by vochtigheid. geen der hoge Augustus, prolificaties aan lange Deze door in gaan rechtopstaande periode van prolificaties aan- bezaten X). veranderde zoals Juncus blijkt belichting uit bufonius, de invloed door welke op Potonió ontstonden 133 nadat de plaatst planten beschreven door steriel geheel Bij het ficaties heid optreden, bij b.v. grassen invloed biotypen beschrijft door voortplanting tatieve der onderzoek uitgebreid een constante dan is voeding of vochtig- wijst voor Turesson vele L. zijn. proli- erfelijk uitsluitend (1926 —’27 „viviparie” dat terwijl ovina gedeeltelijk oorzaak droogte Kinzel (1916), Festuca van met de verschillend aantoont, ontstaan. water bloemontwikke- door (1896) ge- zijn blijft onder planten zeer (1929) doet spruiten submersus dat op, wel Chabert Thoenes terwijl de op prolificaties volgens Cynosurus mogelijk waren subnodulosus forma weer verschillende bij der zouden er venster Juncus Deze wijst beter verlicht van (1924). dit zal ontstaan grassen na ook Waarschijnlijk voor planten Glück en minder een ontwikkeling vegetatieve ling. voor Submerse (1894). vege- enz.). Betekenis. is stane veel terecht ondiep aan enige den één van bereikt stengels neer, Voor de bij Juncus wel om, Van het is, buigen de deze dat afvallen en In de met volgorde aan de de de de stengels de daarna in deze had- cm veel soort en verdrogen, voorkomt. Juncus bloeiwijze groot kunnen grond wortelen (Buchenau Hoe- aantal optreden. pelocarpus ontstane van wat Juncus onzer wind in algemeen en water. oecologisch stevigste bij eerst in het eraan niet kunnen en staande bladeren geschiedt stengels wortels regen zeer der algemeen der de aan gewicht ongetwijfeld nu na staande de het grootste prolificaties in het staande stengels de Noordamerikaanse bekend werd October 10—20 veelal spruiten door neerbuigen spruiten subnodulosus waardoor de soms daar de spruiten supinus Juncus soorten de is plant groot voordeel, welke verbonden, van ze De wortelen. begin in hoogte een ontstaan. subnodulosus daarna ontstaan al ontstaan buigen wortels waarna Juncus dat toen diep te indien planten, jonge waren ont- II). supinus deze en bleek er Ider in ze kan, belandt, groep ouderplant maand oud (foto Juncus Bij bodem dergelijke een aantal groot een velen doordat weliswaar der het leven voor Zeer viviparie. vochtige op en prolificaties der maar neergebogen gevolgd tijd planten of van een der die mislukken komen, water ontwikkeling nog dan groter prolificaties water in betekenis oecologische De plant E.M. is prolificaties 1871, p. 394). ZUSAMMENFASSUNG. In der Literatur zeigt es sich, dasz man dem Begriff „Vivi- 134 sehr parie” verficht verschiedene die „Viviparie” der die nur sollte sprosse und Nur Pflanze Im sehr wurde aus sie des Köpfchen und carpus Anzahl der Oktober sind der Im die auf. bei im findet die Fortpflanzung Juncus von können, Pflanzen be- wenn werden. supinus, der eine fortentwickeln. im man lampro- steht Köpfchens schnell September meistens Stengel Am Juncus Durchwachsung welche Blütenknospen, aufweisen. des bei Prolifikationen Die Wasser angren- die Blüten- wenn Juncus Zentrum den in Wurzeln und können auch Prolifikationen auftreten. für der pseudo-vivipari- allgemein selbständige wie sich und Herbst, zentrale als Prolifikation noch Vireszenz oder Viviparie Fortpflanzung von trat im und schnell Blütenstandes, Basis (1916) welche Stengeln, die Material und entstehen acutiflorus. im für herunterhangen, Hochblätter, An hat viel normalen Blättern Laubsprosse an LaubProlifi- Exo von Herbst im waren, gesammelt. Prolifikation Torfboden wurzeln, im Die wird auch Naardermeer” „Het Seen wurde Wasser im stehen oder Pseudo-Viviparie unter Frucht entstandene abgepflückten an subnodulosus im Nachsommer stengel der Bedeutung. Naturschutzgebiet schen Pflanzen Verfasser Botanik in vegetativ worden Erscheinung wenig zenden kleinen Samens Auffassung aufbewahrt Diese beobachtet. der in vertreten. Male wenige Wasser Namen Diese (1923) Für Der beilegt. man des Keimung den man verwenden. Goebel unter dasz versteht. Mutterpflanze kation Bedeutungen Notwendigkeit, des und reduziert Blütenstandes Die Prolifikationen subnodulosus haben grosze Be- deutung. December Apeldoorn, Ascherson, A., 1890, Braun, A., Buchenau, d. Bot. Akademie F., Kleinere 1871, 387—405, Juncaceen. Eichler, A., A. Le W., Gartens 4 Beiträge Abh. : fig. In: lieber d. p. Taf. 28, Naturgeschichte Vereine Westpreussens 14. Abh. 109—263. Juncaceen. naturw. und Caelebogyne. 1859, von Berlin, der Ost- Brandenburg. Keimung 385—441, p. v. Pflanzen Provinz und zur herausgeg. Jahrb. 1865—1866, der zu f. 30. 29, Juncaceen. Bremen. VII. Heft 2, 3: 8—14. Engler. viviparisme. u. einige d. Wissenschaften Botanik. , Chabert, Ver. Blüthenstand Der wissensch. p. über Bemerkungen Verb. Über Polyembryonie d. K. , 1936. einige bot. Pflanzenreich. Das 1896, Bulletin de 1906, l’Herbier Inflorescenzbulbillen. 1881, Museums zu Berlin. 1: p. IV. 36. Boissier. Jahrb. 171—177. IV. d. K. bot. 135 Exo, Poa A., ■Glück, H., Organographie Juncaceae. P., E. Ueber H., bei Apogamie Kinzel, Über W., ähnlichen Zeitsch. M. Masters, Penzig, O., Potonic, T., Pflanzen. einige p. Viviparie bei ihr. 1916, vivipare Viviparie Thoenes, H., 14: Morphologie G., 28 und der 3, druk. 2e Blütenpflanzen und und Mittel- die 26 ; der Erscheinung ihre Beziehungen usw. zu 1916, 285—291. p. 1869, London. Berlin. 1. bufonius Anatomie von bei L. 1894, Cynosurus ihm. fig. Studien 1932, HI, - Rostock. Gräser Juncus Viviparie über Festuca 1926—’'27, I, Hereditas. 1929—’'30, II, 1921, an Wasser Biol. Central- 11—21. Erscheinungen 284—345, der Pflanzen Pflanzenkrankheiten. p. Deel Jena, normalen Fruchtentwicklung, Vegetable Teratology. Pseudo-Viviparie blatt. 1923, Diss. der der über 4. 80—221. denselben. 1887, die deel Lebensgeschichte Pflanzen-Teratologie. H., Turesson, der In: Störungen f. Jena, 1924, 1934, Stuttgart; europas. Hunger, der Erscheinung morphologische Untersuchungen Sumpfge wachse. K., Graebner, die und Biologische und Goebel, und alpina Bonn. Diss. Hereditas. Hereditas. 14: 8: 13: p. p. ovina 161—206. 177—185. 13—17. L. 1929, cristatus Bot. Archiv. und 25: die p.