De gemeenteraad - Steenokkerzeel

advertisement
1
ZITTING VAN 22 DECEMBER 2005
Tegenwoordig MM. Servranckx, burgemeester-voorzitter; Dewinter, Van Damme,
Cauwenberghs, Luypaert en Trostmann, schepenen; Verschoore, Vandervorst, Verhaeghe,
Schoetens, Mombaerts Wim, Van Eylen, Goderis, Lowagie, Bulens, Nys, Puttemans,
Mombaerts Walter en Maes, raadsleden; en Van Grunderbeeck, gemeentesecretaris.
 Verontschuldigd: Aenspeck
De voorzitter opent de vergadering om 20u30 en de raad gaat over tot de dagorde.
Notulen vorige vergadering
Volgens de burgemeester zijn de door de gemeentesecretaris voorgelegde ontwerpnotulen met
betrekking tot de vorige zitting onvolledig en geven ze niet alles weer wat gezegd werd.
Zijn voorstel om een door hem aan de raadsleden overhandigd gewijzigd ontwerp te verdagen
naar de zitting van januari aanstaande wordt, éénparig, goedgekeurd.
1.
HERAANLEG VAN FRACHENLAAN,
GORISLAAN : (865.1)
FUERISONPLAATS,
MULSLAAN
EN
- Goedkeuring ontwerp openbare verlichting De gemeenteraad
Gelet op het gemeenteraadsbesluit d.d. 29 april 2004, houdende
 over te gaan tot de heraanleg van de Van Frachenlaan, Fuérisonplaats, gemeenteplein, Mulslaan en
Gorislaan nadat de omleidingsweg rond de gemeente Steenokkerzeel is aangelegd.
 goedkeuring van de ontwerpovereenkomst met een nog aan te duiden studiebureau voor deze
herinrichting.
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 6 december 2004,
houdende aanduiding van het studiebureau Grontmij-Clerckx nv, De Dekt 30 te 1650 Beersel als
ontwerper voor deze herinrichting;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 30 juni 2005, houdende goedkeuring van de
ontwerpovereenkomst voor de aanstelling van een veiligheidscoördinator voor de heraanleg van de Van
Frachenlaan, Fuérisonplaats, Mulslaan en Gorislaan en deze diensten te gunnen door middel van een
onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking;
Overwegende dat de openbare aanbesteding doorgegaan is op 14 oktober 2005;
Gelet op het schrijven van PBE, d.d. 7 november 2005, houdende ontwerpplan, bijhorende
lichtstudie en raming;
Overwegende dat deze werken geraamd worden op € 147.803,07, inclusief BTW;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Het ontwerp, de lichtstudie en de raming voor het plaatsen van een nieuwe openbare
verlichting in de Van Frachenlaan, Fuérisonplaats, Mulslaan en Gorislaan voor een bedrag van €
147.803,07, inclusief BTW, wordt goedgekeurd.
Art. 2. De uitgave zal aangerekend worden op artikel 42601/512/51/2005 van de buitengewone dienst
van de begroting 2006, waar het nodige krediet voorzien zal worden.
Art. 3. PBE hiervan in kennis te stellen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2.
PLAATSING
KUNSTWERK
VOOR
ROTONDE
OMLEIDINGSWEG
–
KORTENBERGSESTEENWEG – BELGOCONTROL: (865)
- Goedkeuring concessieovereenkomst met AWV -
2
De gemeenteraad
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 23 december 2004, houdende:
 de concessieovereenkomst tussen het Vlaams Gewest en de gemeente met betrekking tot het
plaatsen van een kunstwerk op de rotonde van het kruispunt N227 en de Wambeekstraat goed te
keuren.
 de burgemeester en de waarnemend gemeentesecretaris de akte te laten ondertekenen.
 drie exemplaren van deze ondertekende concessieovereenkomst over te maken aan het ministerie
van de Vlaamse Gemeenschap- afdeling wegen en verkeer Vlaams-Brabant -.
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 10 januari 2005,
houdende goedkeuring van de aanvraag van Belgocontrol tot het plaatsen van een kunstwerk op de
zuidelijke rotonde van de nieuwe N227, volgens het voorgesteld ontwerp d.d. 10 december 2004;
Gelet op het schrijven van de voorzitter van de cultuurraad, d.d. 8 november 2004, houdende
positief advies over de kunstwerken op de twee rotondes van de nieuwe omleidingsweg;
Gelet op het schrijven van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - afdeling wegen en
verkeer Vlaams-Brabant -, d.d. 27 oktober 2005, houdende de vraag tot goedkeuring en ondertekening
van een concessieovereenkomst voor het plaatsen van een kunstwerk op de rotonde van de kruising van
de Tervuursesteenweg met de Kortenbergsesteenweg;
Overwegende dat dit kunstwerk reeds geruime tijd geplaatst is;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
BESLIST: met 16 stemmen bij 3 onthoudingen {Mombaerts Wim, Goderis en Maes}
Raadslid Goderis motiveert zijn onthouding door er op te wijzen dat de goedkeuring
van de concessieovereenkomst moest gebeuren vooraleer het kunstwerk werd geplaatst en
niet erna.
Artikel 1. De concessieovereenkomst tussen het Vlaams Gewest en de gemeente met betrekking tot het
plaatsen van een kunstwerk op de rotonde van de kruising van de Tervuursesteenweg met de
Kortenbergsesteenweg wordt goedgekeurd.
Art. 2. De burgemeester en de gemeentesecretaris worden gemachtigd de akte te ondertekenen.
Art. 3. Drie exemplaren van deze ondertekende concessieovereenkomst over te maken aan het
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap- afdeling wegen en verkeer Vlaams-Brabant -.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3.
POLITIE VAN HET WEGVERKEER: (581.116)
- Aanpassing van het reglement op de politie van het wegverkeer met
betrekking tot het voorbehouden van twee parkeerplaatsen voor personen
met een handicap in het centrum van Perk De gemeenteraad
Gelet op de wet betreffende de politie van het wegverkeer;
Gelet op het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer;
Gelet op het ministerieel besluit, d.d. 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en
bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;
Gelet op het ministerieel rondschrijven betreffende de aanvullende reglementen en de
plaatsing van de verkeerstekens (B.S. 9 december 1975);
Gelet op de ministeriële omzendbrief, d.d. 3 april 200,1 betreffende het voorbehouden van
parkeerplaatsen voor personen met een handicap waarbij een norm voorzien wordt van 1 gereserveerde
parkeerplaats op 50;
3
Gelet op de opmerking van raadslid Goderis welke verwijst naar de ministeriële omzendbrief
c-2003/14089 welke voormelde omzendbrief van 3 april 2001 actualiseert en aanvult;
Overwegende dat hierdoor de aanbevelingsnorm op drie voor vijftig plaatsen wordt
gebracht;
Gelet op het gunstig advies van de politie Kastze, d.d. 3 november 2005;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117 en 119;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Het reglement op de politie van het wegverkeer aan te passen met betrekking tot het
voorbehouden van twee parkeerplaatsen voor personen met een handicap in het centrum van Perk
volgens bijgaand plan. Dit aantal gereserveerde parkeerplaatsen wordt op drie gebracht ingeval er vijftig
parkeerplaatsen voorhanden zijn.
Art. 2. Hiervoor de nodige borden E9a met onderbord d te plaatsen.
Art. 3. Onderhavig reglement voor goedkeuring, in drievoud, over te maken aan het ministerie van
verkeer en infrastructuur – B.I.V. directie D1 – blok C – 4e verdieping – Wetstraat 155 te 1040 Brussel.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------4.
POLITIE VAN HET WEGVERKEER: (581.116)
- Aanpassing van het reglement op de politie van het wegverkeer met
betrekking tot het voorbehouden van twee parkeerplaatsen voor personen
met een handicap aan de ingang van de voetbalvelden in de Kerkdreef te
Perk De gemeenteraad
Gelet op de wet betreffende de politie van het wegverkeer;
Gelet op het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer;
Gelet op het ministerieel besluit, d.d. 11 oktober 1976, waarbij de minimumafmetingen en
bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;
Gelet op het ministerieel rondschrijven betreffende de aanvullende reglementen en de
plaatsing van de verkeerstekens (B.S. 9 december 1975);
Gelet op de ministeriële omzendbrief, d.d. 3 april 2001, betreffende het voorbehouden van
parkeerplaatsen voor personen met een handicap waarbij een norm voorzien wordt van 1 gereserveerde
parkeerplaats op 50;
Gelet op de opmerking van raadslid Goderis welke verwijst naar de ministeriële omzendbrief
c-2003/14089 welke voormelde omzendbrief actualiseert en aanvult;
Overwegende dat hierdoor de aanbevelingsnorm op drie voor vijftig plaatsen wordt
gebracht;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 28 november 2005,
houdende twee parkeerplaatsen te voorzien voor personen met een handicap aan de ingang van de
voetbalvelden in de Kerkdreef te Perk;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117 en 119;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Het reglement op de politie van het wegverkeer aan te passen met betrekking tot het
voorbehouden van twee parkeerplaatsen voor personen met een handicap aan de ingang van de
4
voetbalvelden in de Kerkdreef te Perk volgens bijgaand plan. Dit aantal wordt op drie gebracht ingeval
er vijftig parkeerplaatsen voorhanden zijn.
Art. 2. Hiervoor de nodige borden E9a met onderbord d te plaatsen.
Art. 3. Onderhavig reglement voor goedkeuring, in drievoud, over te maken aan het ministerie van
verkeer en infrastructuur – B.I.V. directie D1 – blok C – 4e verdieping – Wetstraat 155 te 1040 Brussel.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5.
POLITIE VAN HET WEGVERKEER: (581.1)
- Aanvullend gemeentereglement op de politie van het wegverkeer met
betrekking tot het plaatsen van een variabele signalisatie “zone 30” voor
de schoolomgeving Melsbroek en Steenokkerzeel De gemeenteraad
Gelet op de wet betreffende de politie van het wegverkeer;
Gelet op het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer;
Gelet op het ministerieel besluit, d.d. 11 oktober 1976, waarbij de minimumafmetingen en
bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;
Gelet op het ministerieel rondschrijven betreffende de aanvullende reglementen en de
plaatsing van de verkeerstekens (B.S. 9 december 1975);
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 12 september 2001, houdende goedkeuring van het
mobiliteitsplan van Steenokkerzeel, houdende het instellen van zones 30 in de verschillende
dorpskernen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 26 juni 2003, houdende het instellen van een zone
30 in de directe omgeving van de gemeentelijke lagere basisschool te Melsbroek en de vrije
kleuterschool te Melsbroek;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 30 juni 2005, houdende over te gaan tot het instellen
van een zone 30 in het centrum van Steenokkerzeel;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 3 oktober 2005,
houdende akkoord om het plaatsen van een variabele signalisatie voor de zone 30 te onderzoeken;
Overwegende dat deze variabele signalisatie kan gevoed worden door zonne-energie daar er
anders voor ieder verkeersbord een elektrische voeding noodzakelijk is met teller en een nieuw contract
met de energieleverancier;
Overwegende dat negen borden dienen vervangen te worden door borden met variabele
instelling;
Overwegende dat deze uitgave kan geraamd worden op € 37.026, inclusief BTW en
plaatsing;
Overwegende dat op 28 november 2005 advies gevraagd werd aan de politiezone Kastze;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117 en 119;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Over te gaan tot de plaatsing van variabele signalisatie voor de “zones 30” schoolomgeving
Melsbroek en Steenokkerzeel.
Art. 2. De benodigde verkeersborden F4a met variabele instelling zullen geplaatst worden.
Art. 3. Onderhavig reglement voor goedkeuring, in drievoud, over te maken aan het ministerie van
verkeer en infrastructuur – B.I.V. directie D1 – blok C – 4e verdieping – Wetstraat 155 te 1040 Brussel.
5
Art. 4. De uitgave zal aangerekend worden op artikel 42301/741/52 van de buitengewone dienst van de
begroting 2006, waar het nodige krediet zal voorzien worden in de eerstvolgende begrotingswijziging.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6.
WATERDICHTINGSWERKEN – VLOER/MUUR – TURNZAAL SCHOOL PERK – DE
RIBAUCOURTPLEIN 7: (861.2)
- Goedkeuring verrekening nr. 2 De gemeenteraad
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 27 maart 2003, houdende onder andere de
goedkeuring van een ontwerpovereenkomst met een gespecialiseerd studiebureau voor de opmaak van
een ontwerp van de betreffende waterdichtingswerken;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 16 juni 2003,
houdende aanstelling van de tijdelijke vereniging Estraco nv – Essa nv te Diest als ontwerper voor de
betreffende waterdichtingswerken;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 24 juni 2004, houdende goedkeuring van het
ontwerp voor het uitvoeren van waterdichtingswerken aan de vloer/muur van de turnzaal in de school te
Perk, de Ribaucourtplein 7, voor een ten indicatieve titel geraamd bedrag van € 159.701,89, inclusief
BTW en de werken te gunnen door middel van een openbare aanbesteding;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 18 oktober 2004,
houdende aanstelling van de nv Essa Consult als veiligheidscoördinator voor een bedrag van € 4.144,86,
inclusief BTW;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 18 april 2005,
houdende aanduiding van de nv DSV als aanbestedingshouder voor het uitvoeren van de
waterdichtingswerken aan de vloer/muur van de turnzaal in de school te Perk, de Ribaucourtplein 7,
voor een totaal bedrag € 159.427,12 inclusief BTW;
Overwegende dat de werken gestart werden op 2 augustus 2005;
Gelet op het verrekeningsvoorstel nr. 2, opgesteld door het studiebureau nv Essa voor wat
betreft het leveren en plaatsen van een chape onder de sportvloer en het waterdicht aanwerken van de
vloerpotten voor een bedrag in meer van € 7.096,89, inclusief BTW;
Gelet op artikel 72204/724/60 van de buitengewone dienst van de begroting 2005, waar een
krediet ingeschreven werd van € 205.000 (na begrotingswijziging nr. 6);
Gelet op de wetgeving op de overheidsopdrachten, leveringen en diensten;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. De verrekening nr. 2 voor het uitvoeren van de waterdichtingswerken aan de vloer/muur van
de turnzaal in de school te Perk, de Ribaucourtplein 7, houdende het leveren en plaatsen van een chape
onder de sportvloer en het waterdicht aanwerken van de vloerpotten voor een bedrag in meer van €
7.096,89, inclusief BTW wordt goedgekeurd.
Art. 2. De uitgave zal aangerekend worden op artikel 72204/724/60 van de buitengewone dienst van de
begroting 2005. De uitgavekredieten voor deze meerwerken zullen voorzien worden in de rubriek
“vorige dienstjaren” van de begroting 2006.
Art. 3. Worden van dit besluit in kennis gesteld:
 Essa nv.
 DSV nv.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------7.
ONDERHOUDSWERKEN (SCHILDERWERKEN) AAN DE SINT-RUMOLDUSKERK
TE STEENOKKERZEEL : (861.3)
6
- Advies onderhoudswerken – 2006 De gemeenteraad
Gelet op het dossier ingediend door de kerkfabriek Sint-Rumoldus, houdende de uitvoering
van de meest dringende schilderwerken aan de Sint-Rumolduskerk in de deelgemeente Steenokkerzeel;
Gelet op het besluit van de kerkfabriek, d.d. 26 januari 2005, houdende in principe de
onderhoudswerken in 2006 uit te voeren, de gemeenteraad te vragen advies uit te brengen over deze
beslissing en over de vraag tot financiële tussenkomst en tevens met het oog op de financiering van het
project een beroep te doen op de subsidiëring van overheidswege;
Gelet op het besluit van de kerkfabriek, d.d. 26 januari 2005, houdende deze werken te
gunnen na onderhandelingsprocedure zonder voorafgaandelijke bekendmaking, machtiging te vragen
aan de hogere overheid tot het uitvoeren van deze werken en met het oog op de financiering van het
project tevens een beroep te doen op subsidiëring van overheidswege;
Overwegende dat de Sint-Rumolduskerk geklasseerd werd als monument bij Koninklijk
Besluit, d.d. 25 maart 1938 en 22 oktober 1975;
Overwegende dat deze onderhoudswerken in 2005 geraamd werden op € 20.500, inclusief
BTW;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering, d.d. 29 september 1994, tot het instellen van
een onderhoudspremie voor beschermde monumenten;
Gelet op de aanvraag tot het verkrijgen van een onderhoudspremie voor beschermde
monumenten, ingediend door de kerkfabriek, waaruit blijkt dat de werken € 15.403,51, inclusief BTW,
zullen kosten;
Gelet op het schrijven van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – afdeling
monumenten en landschappen -, d.d. 25 oktober 2005, houdende de toekenning van een
onderhoudspremie van 40% van € 12.730,18 namelijk € 5.092,07 voor de geplande onderhoudswerken;
Gelet op de omzendbrief van de heer gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, d.d. 4
februari 1999, inzonderheid punt 3.4 – werken aan beschermde gebouwen met subsidies;
Gelet op artikel 79002/635/51 van de buitengewone dienst van de gemeentebegroting 2006,
waar een krediet ingeschreven werd van € 27.051;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. De gemeente geeft gunstig advies over de uitvoering van schilderwerken aan de SintRumolduskerk van de deelgemeente Steenokkerzeel.
Art. 2. De gemeentelijke bijdrage (totale uitgave min te ontvangen onderhoudspremie) zal aangerekend
worden op artikel 79002/635/51 van de buitengewone dienst van de begroting 2006. De uitgave zal
gefinancierd worden door middel van het boni van de buitengewone dienst.
Art. 3. De kerkfabriek Sint-Rumoldus wordt van dit besluit in kennis gesteld.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------8.
BUITENGEWOON ONDERHOUD VAN WEGVERHARDINGEN, RIOLERINGEN EN
BIJHORENDE WERKEN: (865.1)
- Vorderingsstaat nr. 5 (uitvoering deelopdracht 4) De gemeenteraad
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 9 oktober 2003, houdende goedkeuring van het
ontwerp van bijzonder bestek voor het buitengewoon onderhoud van wegverhardingen, rioleringen en
bijhorende werken voor een ten indicatieve titel opgestelde raming voor een bedrag van € 193.558,64,
7
inclusief BTW, gespreid over drie begrotingsjaren, zijnde 2004, 2005 en 2006 en deze werken te gunnen
door middel van een openbare aanbesteding;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 26 januari 2004,
houdende aanduiding van de bvba Keereman, Doornpark 22 te 9120 Beveren als aanbestedingshouder
voor een bedrag van € 194.539,23, inclusief BTW en de opdrachten te geven conform de bepalingen van
het lastenboek: per deelopdracht (minimum 2 – maximum 6 per jaar) ontvangt de aanbestedingshouder
een bestelbrief, bevattende de beschrijving van de concreet uit te voeren werken, waarbij hem opdracht
wordt gegeven om deze werken aan te vatten binnen een termijn van 30 kalenderdagen;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 8 augustus 2005,
houdende de opdracht aan de bvba Keereman volgende werken als deelopdracht 4 uit te voeren:
 verharden binnenspeelplaats kleuterschool Steenokkerzeel (met cementtegels).
 uitvoeren huisaansluiting woning Machelsesteenweg 11 (deel onder rijweg).
 uitvoeren huisaansluiting woning Machelsesteenweg – nieuwbouw (deel onder rijweg).
 vernieuwen voetpad Machelsesteenweg 17 met rode klinkers 22 x 22.
 vernieuwen betonelement in rijweg Kampenhoutsesteenweg ter hoogte van nr. 14.
 vernieuwen riolering onder rijweg Hoogstraat ter hoogte van kruispunt met Tervuursesteenweg.
Gelet op de vorderingsstaat nr. 5 voor de door de bvba Keereman uitgevoerde werken in het
kader van deelopdracht 4 voor een totaal bedrag van € 26.599,67, exclusief BTW;
Overwegende dat uit het nazicht van deze vorderingsstaat nr. 5 (deelopdracht nr. 4) blijkt dat
deze niet helemaal correct is;
Gelet op de fax van de dienst grondgebiedzaken – openbare werken - ,d.d. 21 september
2005, houdende opmerkingen bij de vorderingsstaat nr. 5 (deelopdracht nr. 4) en de vraag om deze staat
aan deze opmerkingen aan te passen;
Gelet op de aangepaste vorderingsstaat nr. 5 voor de door de bvba Keereman uitgevoerde
werken in het kader van deelopdracht nr. 4 voor een totaal bedrag van € 26.973,22, exclusief BTW;
Overwegende dat na nazicht door de toezichthouder openbare werken, volgend bedrag kan
uitbetaald worden als eindbedrag van de vorderingsstaat nr. 5:
Bedrag vorderingsstaat nr. 5 € 26.973,22
x 0,97 (korting 3 %)
€ 26.164,02
x 1,05822 (herziening)
€ 27.687,29
x 1,21 (BTW 21 %)
€ 33.501,62
Gelet op artikel 42105/735/60 van de buitengewone dienst van de begroting 2005, waar een
krediet beschikbaar is van € 47.000;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
Gelet op de wetten en reglementen van toepassing op de overheidsopdrachten;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. De vorderingsstaat nr. 5 voor de door de bvba Keereman uitgevoerde werken in het kader van
deelopdracht nr. 4 voor een totaal bedrag van € 33.501,62, inclusief BTW, wordt goedgekeurd.
Art. 2. Twee exemplaren van deze goedgekeurde vorderingsstaat nr. 5 worden voor het nodige gevolg
overgemaakt aan de financiële dienst.
Art. 3. De bvba Keereman wordt van dit besluit in kennis gesteld.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9.  SLOPEN VAN OUDE WERKLIEDENLOODS EN NAASTLIGGENDE WONING: (86874.2)
8
 SLOPEN VAN OUD DODENHUISJE OP DE
DEELGEMEENTE STEENOKKERZEEL: (861.3)
- Goedkeuring ontwerp - Goedkeuring gunningswijze De gemeenteraad
BEGRAAFPLAATS
VAN
DE
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 27 mei 2004, houdende akkoord om over te gaan tot
het slopen van de oude werkliedenloods (hoek Artoisstraat en Nieuwstraat) en de woning Artoisstraat 8;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 7 juni 2004,
houdende akkoord om over te gaan tot het slopen van het oude dodenhuisje op de begraafplaats van de
deelgemeente Steenokkerzeel;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 16 augustus 2004,
houdende aanduiding van architect Dirk Hendrickx uit Erps-Kwerps voor het slopen van het oude
dodenhuisje op de begraafplaats van de deelgemeente Steenokkerzeel voor een bedrag van € 1.091,42,
inclusief BTW;
Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 16 augustus 2004,
houdende aanduiding architect Dirk Hendrickx uit Erps-Kwerps voor het slopen van de oude
werkliedenloods (hoek Artoisstraat en Nieuwstraat) en de woning Artoisstraat 8 voor een bedrag van €
1.179,75, inclusief BTW;
Gelet op het bestek met raming en plannen opgemaakt door architect Dirk Hendrickx;
Overwegende dat de afbraakwerken geraamd worden op € 59.859;
Gelet op artikel 42101/125/06 (gebouwen Artoisstraat) van de gewone dienst van de
begroting 2006, waar een krediet ingeschreven werd van € 20.000;
Gelet op artikel 87801/125/06 (dodenhuisje) van de gewone dienst van de begroting 2006,
waar een krediet ingeschreven werd van € 2.500;
Overwegende dat de afbraakwerken
onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking;
gegund
worden
door
middel
van
een
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
Gelet op de wetgeving op de overheidsopdrachten, leveringen en diensten;
BESLIST: met 15 stemmen bij 4 onthoudingen {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens
en Nys}
Artikel 1. Het bijzonder bestek met raming en plannen voor de afbraak van:
 de oude werkliedenloods (hoek Artoisstraat en Nieuwstraat) en naastliggende woning Artoisstraat
nr. 8
 oud dodenhuisje op de begraafplaats van de deelgemeente Steenokkerzeel
worden goedgekeurd.
Art. 2. De raming voor een bedrag van € 59.859 wordt goedgekeurd.
Art. 3. Deze afbraakwerken te gunnen door middel van een onderhandelingsprocedure zonder
bekendmaking.
Art. 4. De uitgaven zullen aangerekend worden op artikel 42101/125/06 (gebouwen Artoisstraat) en
artikel 87801/125/06 (dodenhuisje) van de gewone dienst van de begroting 2006, waar het krediet zal
aangepast worden in de eerstvolgende begrotingswijziging.
Art. 5. Architect Dirk Hendrickx wordt hiervan in kennis gesteld.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------10. UITBREIDING CONTAINERPARK: (854.15)
9
- Intrekking gemeenteraadsbesluit d.d. 22 september 2005 - Goedkeuring wijziging ramingsbedrag Het college van burgemeester en schepenen
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 24 juni 2004, houdende de goedkeuring tot
uitbreiding van het gemeentelijk containerpark;
Gelet op het ontwerp uitbreiding van containerpark opgemaakt door Haviland aangesteld
voor deze opdracht door het college in zitting van 20 september 2004;
Gelet op het collegebesluit, d.d. 14 februari 2005, houdende de aanstelling van Essa Consult
als veiligheidscoördinator in dit dossier;
Gelet op artikel 87905/725/60 van de buitengewone dienst van de begroting van 2005, waar
een krediet ingeschreven werd van €250.000;
Gelet op het feit dat in het gemeenteraadsbesluit staat dat de prijsraming € 317.843,51,
inclusief BTW, betreft en dat dit de prijs exclusief BTW betreft;
Gelet op de prijsraming toegevoegd aan het ontwerpdossier, zijnde € 384.590,65, inclusief
BTW;
Gelet op het feit dat na goedkeuring door de gemeenteraad het dossier wordt overgemaakt
aan Ovam waar nog aanspraak kan gemaakt worden op subsidie voor deze uitbreiding;
Overwegende dat aan Essa Consult – veiligheidscoördinatie - de opdracht werd gegeven een
veiligheids- en gezondheidsplan op de maken aan de hand van het ontwerp;
Gelet op de wetgeving betreffende overheidsopdrachten, leveringen en diensten;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Het gemeenteraadsbesluit, d.d. 22 september 2005, houdende de goedkeuring van het
ontwerpdossier voor de uitbreiding van het containerpark wordt ingetrokken.
Art. 2. Het ontwerp van de uitbreiding van het containerpark wordt goedgekeurd, voor een bedrag van
€ 384.590,65, inclusief BTW.
Art. 3. Het dossier wordt voor de aanvraag van de subsidie aan Ovam overgemaakt.
Art .4. De uitgave zal aangerekend worden op artikel 87905/725/60 van de buitengewone dienst van de
begroting 2006, waar het krediet zal aangepast worden in de eerstvolgende begrotingswijziging.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------11. GEMEENTEREKENING 2004 : (475.1)
- Mededeling van het besluit van de gouverneur van de provincie VlaamsBrabant In uitvoering van artikel 16 van het decreet van 28 april 1993 houdende het administratief toezicht op de
gemeenten, geeft de voorzitter mededeling van het besluit van de gouverneur van de provincie VlaamsBrabant, d.d. 20 oktober 2005, met betrekking tot de gemeenterekening voor 2004 .
Hieruit blijkt dat de gouverneur deze rekening ongewijzigd heeft goedgekeurd.
Met 12 stemmen wordt deze mededeling voor kennisneming aangenomen.
Om reden dat het slechts een mededeling betreft zijn raadsleden Vandervorst, Verhaeghe,
Schoetens, Mombaerts Wim, Goderis, Nys en Maes van mening dat er geen stemming hoeft te
gebeuren en weigeren bijgevolg aan de stemming deel te nemen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------12. GEMEENTEBELASTING OP DE DRIJFKRACHT (484.224)
10
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 27 juni 2001, houdende vestiging van een belasting op de
drijfkracht voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 26 juli 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 15 stemmen bij 4 onthoudingen {Verhaeghe, Schoetens, Goderis en
Nys}. Raadslid Verhaeghe motiveert zijn onthouding door er op te wijzen dat deze belasting
de tewerkstelling tegenwerkt.
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007, ten behoeve van de gemeente, ten laste van de
nijverheids- en handelsbedrijven onder de beneden vermelde voorwaarden, een belasting van 14,87 euro
per eenheid en per breuk van kilowatt geheven op de motoren, ongeacht de vloeistof of krachtbron
welke deze in beweging brengt.
Het bedrag van de belasting, zoals het werd berekend met inachtname van de bepalingen van onderhavig
reglement, wordt verminderd met 14,87 euro, zijnde de aanslag van één kilowatt.
De belasting is verschuldigd voor de motoren die de belastingplichtige voor de exploitatie van zijn
inrichting of dezer bijgebouwen gebruikt.
Dienen als bijgebouwen van een inrichting beschouwd: iedere instelling of onderneming, iedere werf
van om het even welke aard, welke gedurende een ononderbroken tijdsvak van minstens drie maanden
op het grondgebied van de gemeente is gevestigd.
Daarentegen is de belasting niet verschuldigd aan de gemeente, zetel van de inrichting voor de motoren
gebruikt door het hiervoren bepaalde bijgebouw, in de verhouding waarin die motoren kunnen belast
worden door de gemeente waar het gebouw gelegen is.
Wanneer hetzij een inrichting, hetzij een als voren bedoeld bijgebouw geregeld en duurzaam een
verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding van één of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg,
is daarvoor belasting verschuldigd in de gemeente waar hetzij de inrichting, hetzij het hoofdgebouw
gevestigd is.
Art. 2. De belasting wordt gevestigd op de hiernavermelde grondslagen:
1) De belasting wordt gevestigd op grond van de belastbare motorenkracht tijdens de periode van 01
juli van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar tot 30 juni van het aanslagjaar = referteperiode.
2) Heeft de inrichting van de belastinghebbende slechts één motor, dan wordt de belasting gevestigd
volgens kracht opgegeven in het besluit waardoor de vergunning tot het plaatsen van een motor
verleend of akte van die plaatsing gegeven wordt.
3) Heeft de inrichting van belanghebbende verscheidene motoren, dan wordt de belastbare kracht
vastgesteld op grond van de som van de krachten opgegeven in het besluit, waardoor vergunning tot
het plaatsen van de motoren verleend, of akte van de plaatsing gegeven wordt, vermenigvuldigd met
een simultaancoëfficiënt dat verandert volgens het aantal motoren.
11
Deze coëfficiënt, gelijk aan de eenheid van een motor, wordt tot en met 30 motoren met 1/100 van
de eenheid per bijkomende motor verminderd en blijft daarna vast en gelijk een 0,70 voor 31
motoren en meer. De kracht van de hydraulische toestellen wordt in gemeen overleg met
belanghebbende dat het college van burgemeester en schepenen vastgesteld. In het geval van
onenigheid staat het de belanghebbende vrij een tegenexpertise uit te lokken.
4) Het bepaalde in de litt. 1 en 2 van dit artikel wordt door de gemeente toegepast naargelang van het
aantal motoren waarop zij krachtens artikel 1 belasting heft.
Art. 3. Zijn belastingsvrij:
1) De motoren die gans de referteperiode ononderbroken stilliggen. Het stilliggen voor een duur gelijk
aan of groter dan een maand geeft aanleiding tot een belastingvermindering, in verhouding tot het
aantal maanden, gedurende dewelke de toestellen ononderbroken hebben stilgelegen.
Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt eveneens gelijkgesteld, de inactiviteit
gedurende een periode van vier weken, gevolgd door een activiteitsperiode van één week, als het
gebrek aan werk te wijten is aan economische oorzaak.
Ingeval van belastingvermindering wegens gedeeltelijk ononderbroken stilliggen, wordt de kracht
van de motor voorzien van een simultaancoëfficiënt die op de inrichting van belanghebbende
toegepast is.
Geen belastingvermindering kan aan belanghebbende verleend worden, tenzij op per post
aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten waardoor hij aan het gemeentebestuur
door het één, de datum van het stilliggen, en door het ander de datum van de wederingebruikneming
van de motor meedeelt.
Voor het berekenen van de belastingvermindering wordt de inschrijving van de motor slechts
geschrapt na de ontvangst van het eerste bericht.
De bouwondernemers die een regelmatige boekhouding voeren, worden, op hun verzoek, ontslagen
van de bij dit artikel 3, alinea 3 bedoelde kennisgeving, op voorwaarde dat zij, per machine, een
boekje houden waarin melding wordt gemaakt van de plaats van opstelling en de dagen van gebruik
van het tuig.
Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot
één dag werk op vier weken in de bedrijven die met de RVA een akkoord hebben aangegaan inzake
de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.
2) De motoren gebruikt voor het aandrijven van voertuigen die onder de verkeersbelasting vallen of
speciaal van deze belasting zijn vrijgesteld.
3) De motor van een draagbaar toestel.
4) De motor van een elektrische generator (dynamo) drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen, dat
overeenstemt met dat benodigd voor het drijven van de generator.
5) De persluchtmotor.
6) De motorkracht die gebruikt wordt voor toestellen tot waterputting, verluchting en verlichting.
7) De reservemotor, dit is deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de normale gang van de
fabriek en welke slechts werkt in uitzonderingsgevallen, wanneer zijn werking niet voor gevolg
heeft de productie van de betrokken inrichting te verhogen.
8) De wisselmotor, dit is deze welke uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als een andere, die hij
tijdelijk moet vervangen.
De reserve- en wisselmotoren kunnen aangewend worden om tegelijkertijd te werken als deze welke
normaal gebruikt worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te
verzekeren.
9) De motor, die uitsluitend gebruikt wordt en toebehoort aan een openbare dienst van het rijk, de
provincie of het OCMW.
10) De motor, die uitsluitend gebruikt wordt door en toebehoort aan een instelling waar zieken en
gebrekkigen verzorgd worden.
11) De motoren gebruikt in de compressorstations voor het aandrijven van de compressoren welke
instaan voor het drukregime in de vervoerleidingen van aardgas.
Art. 4. Levert een onlangs geplaatste motor niet dadelijk het normaal rendement op, omdat de daarmee
te drijven installaties onvolledig zijn, dan wordt de niet gebruikte kracht, aanzien als reserve, in zoverre
deze meer dan 20 % bedraagt van de in het vergunningsbesluit opgegeven nominale kracht.
12
De aldus bekomen en aan te geven tijdelijke kracht valt onder toepassing van de simultaancoëfficiënt.
De aangifte ervan in slechts geldig voor drie maanden en zolang deze uitzonderingstoestand duurt moet
ze om de drie maand vernieuwd worden.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder “onlangs geplaatste motor” verstaan deze – met
uitzondering van elke andere – waarvan het in werking treden dagtekent van het voorafgaande of het
voorlaatste jaar.
In bijzondere gevallen moeten deze termijnen verlengd worden.
Art. 5. De motoren die van de belasting zijn vrijgesteld omdat zij gedurende de referteperiode
stilliggen, zomede deze, welke bij toepassing van de bepalingen van 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 8° van artikel 3
zijn vrijgesteld, komen niet in aanmerking bij het vaststellen van een simultaancoëfficiënt.
Art. 6. Wanneer de fabricagemachines tengevolge van een ongeval, niet in staat zijn om meer dan 80
% van de door een belastbare motor geleverde kracht te gebruiken, dan zal de belastingplichtige slechts
belast worden op de verbruikte kracht van de motor, op voorwaarde dat de gedeeltelijke activiteit ten
minste drie maand duurt en dat de beschikbare kracht niet voor andere doeleinden aangewend wordt. De
belastingplichtige kan geen belastingvermindering bekomen, tenzij op ter post aangetekende of tegen
ontvangstbewijs afgegeven mededeling, waardoor hij aan het gemeentebestuur door het één, de datum
van het ongeval, en door het andere, de datum van wederingebruikneming aangeeft.
Voor het berekenen van de belastingvermindering gaat de schrapping van de motor slechts in na de
ontvangst van het eerste bericht. Hij moet bovendien, op verzoek van het gemeentebestuur, alle stukken
overleggen waardoor de nauwkeurigheid van zijn verklaringen kan nagegaan worden.
Het buiten gebruik stellen van een motor tengevolge van een ongeval, moet binnen acht dagen aan het
gemeentebestuur genotificeerd worden op straf van ontzetting uit het recht van belastingvermindering.
Art. 6/bis. Bijzondere bepalingen van toepassing op sommige nijverheidsbedrijven welke er om
verzoeken.
Wanneer de installaties van nijverheidsbedrijven voorzien zijn van meetapparaten voor het maximum
kwartuurvermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leverancier van elektrische energie
worden gedaan met het oog op het factureren ervan en bij aldien dat bedrijf belast werd op grond van het
bepaalde in de artikelen 1 tot 6 gedurende een periode van ten minste twee jaar, wordt het bedrag van de
belasting betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een
belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variante, van het ene tot andere jaar, van het rekenkundig
gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum kwartuurvermogens.
Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste belastingjaar op
grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 6 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde der
twaalf maandelijkse maximum kwartuurvermogens opgenomen tijdens dezelfde referteperiode; deze
verhouding wordt “verhoudingsfactor” genoemd.
Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk belastingsjaar berekend door vermenigvuldiging van het
rekenkundig gemiddelde der twaalf maximum kwartuurvermogens van de referteperiode met de
verhoudingsfactor.
De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de
maximum kwartuurvermogens van referteperiode niet meer dan 20 % verschilt in die van het refertejaar,
dit wil zeggen van de referteperiode die in aanmerking werd genomen voor de berekening van de
verhoudingsfactor.
Bedraagt het verschil meer dan 20 %, dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe
verhoudingsfactor te berekenen.
Om het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moet de exploitant, voor 31 januari van
het belastingjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met opgave van de
maandelijkse waarden van het maximum kwartuurvermogen, welke in zijn installaties werden
opgenomen tijdens de referteperiode van het belastingsjaar, voorafgaande aan dat met gingn waarvan hij
om toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich verder toe verbinden bij zijn jaarlijkse
aangifte de opgave van de maandelijkse waarden van het maximum kwartuurvermogen van het
belastingjaar te voegen en het bestuur toe te laten te allen tijde de in zijn installaties gedane metingen
van het maximum kwartuurvermogen, vermeld op de facturen voor leveringen van elektrische energie,
te controleren.
De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag kiest, verbindt zicht door zijn keuze voor
een tijdvak van vijf jaar.
13
Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het optietijdvak wordt dit
stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van 5 jaar.
Art. 7. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door
hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, vóór de erin vermelde vervaldatum moet worden
teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk 15
kalenderdagen na de referteperiode, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens
ter beschikking te stellen.
Art. 8. De exploitant is gehouden de eventuele veranderingen of verplaatsingen, welke zijn installatie
in de loop van het jaar mocht ondergaan hebben, aan het gemeentebestuur bekend te maken, behoudens
wanneer hij op geldige wijze de regeling bedoeld bij artikel 6/bis heeft gekozen.
Art. 9. Bij gebrek aan aangifte binnen de in het voorgaand artikel gestelde termijn, of in geval van
onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting
ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 01 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 10. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 11. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 december
1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals
gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van de fiscale geschillen.
Art. 12. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de overhandiging van het
aanslagbiljet.
Art. 13. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake de
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 14. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
De bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
verzonden worden binnen drie maanden na de overhandiging van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de
belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 15. Deze verordening zal aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------13. GEMEENTEBELASTING OP HET OPHALEN VAN SLUIKSTORTINGEN (484.773)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
14
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op het
ophalen van sluikstortingen voor de dienstjaren 2000 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Gelet op het voorstel van het college om deze belasting ongewijzigd te behouden op €
495,79 / ophaalbeurt;
Gelet op de tussenkomst van raadslid Goderis welke er op wijst dat de gemeentelijke
waarschuwingsborden een bedrag vermelden van € 500;
Na beraadslaging,
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op weghalen
door het gemeentebestuur van allerhande afvalstoffen gestort op plaatsen waar dit storten door een
wettelijke of reglementaire bepaling verboden is.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de persoon die de afvalstoffen achtergelaten heeft.
Desgevallend zijn diegene die daartoe opdracht of toelating gaven en/of de eigenaar van de afvalstoffen
hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 3. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 500,00 euro per ophaalbeurt.
Art. 4. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 5. Het bedrag van de belasting mag ingekohierd worden vanaf de dag van het weghalen.
Art. 6. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 7. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de overhandiging van het
aanslagbiljet.
Art. 8. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. De
bezwaren moeten, om ontvankelijk te zijn, schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en
overhandigd of per post verzonden binnen drie maanden na de overhandiging van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de
belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 9. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 10. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant toegezonden
worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------14. GEMEENTEBELASTING OP DE AANVRAGEN TOT OF MELDING VAN HET
EXPLOITEREN OF VERANDEREN VAN HINDERLIJKE INRICHTINGEN (484.876)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
15
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op de
aanvragen tot of melding van het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen voor de
dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op de aanvragen
tot of de melding van het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen, waarvan de lijst en de
indeling het voorwerp uitmaken van bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende
vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I).
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de exploitant van de inrichting die gehouden is tot het
indienen van de aanvraag tot of het melden van het exploiteren of veranderen ervan.
Art. 3. De belasting wordt vastgesteld:
 voor de inrichtingen door het Vlarem I gerangschikt in de eerste klasse en onderworpen aan een
milieueffectenrapport en/of een veiligheidsrapport, op 1.859,20 euro per inrichting.
 voor de inrichtingen door het Vlarem I gerangschikt in eerste klasse op 1.239,47 euro per inrichting.
 voor de inrichtingen door het Vlarem I gerangschikt in tweede klasse op 74,37 euro per inrichting.
 voor de inrichtingen door het Vlarem I gerangschikt in derde klasse op 24,79 euro per inrichting.
Art. 4. De belasting is slechts voor 50 % verschuldigd indien de vergunning wordt geweigerd.
Art. 5. Zijn van de belasting vrijgesteld:
 inrichtingen geëxploiteerd door beschuttende werkplaatsen.
 inrichtingen bedoeld in artikel 1,8° van het Vlarem I (tijdelijke inrichtingen).
 lozingen van normaal huisafvalwater door het Vlarem I gerangschikt in 3de klasse.
 opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, door het
Vlarem I gerangschikt in 3de klasse.
 opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55 ° C maar dat de 100 ° C
niet overtreft, door het Vlarem gerangschikt in 3de klasse..
Art. 6. Wat de inrichtingen betreft door het Vlarem I gerangschikt in eerste klasse wordt de belasting
ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van
burgemeester en schepenen.
De overige aanvragen moeten contant betaald worden tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke
van contante betaling wordt de belasting ambtshalve ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.
Art. 7. De kohierbelasting, waarvan sprake in artikel 6, eerste lid, moet betaald worden binnen twee
maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 8. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. De
bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
16
verzonden worden binnen drie maanden na de contante betaling of, desgevallend na de overhandiging
van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar niet heeft
goedgekeurd.
Art. 9. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 10. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant gezonden worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------15. BELASTING OP DE NIET-BEBOUWDE GRONDEN GELEGEN IN GEBIEDEN
BESTEMD VOOR WONEN EN INDUSTRIE EN PALEND AAN EEN OPENBARE WEG
DIE VOLDOENDE IS UITGERUST (484.512)
De gemeenteraad
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald de artikelen 117 en 118;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening,
meer bepaald artikel 143;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de
niet-bebouwde gronden, gelegen in gebieden bestemd voor wonen en industrie en palend aan een
openbare weg die voldoende is uitgerust zoals bepaald in artikel 100 van het decreet van 18 mei 1999
houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
Als niet-bebouwde grond wordt beschouwd elke grond waarop de oprichting van een voor bewoning of
voor handel, ambacht of industrie bestemd gebouw niet is aangevat op 1 januari van het belastingjaar.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar; in geval van
overdracht onder levenden, wordt de hoedanigheid van eigenaar beoordeeld op de datum van de
authentieke akte tot vaststelling van de overdracht.
In geval van mede-eigendom, is ieder mede-eigenaar belastingschuldig voor zijn wettelijk deel.
Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op 6,20 euro per strekkende meter lengte van de grond palende
aan de weg, met een minimum van 123,95 euro; elk gedeelte van een meter wordt als een volle meter
beschouwd.
Wanneer een grond aan verscheidene wegen paalt, is de langste gevellengte langs één van deze wegen
de grondslag van de belastingberekening.
Wanneer de grond begrepen is in een afgesneden hoek, gevormd door twee wegen, is de belastbare
lengte gelijk aan de langste van de rechte gevellengten, vermeerderd met de helft van de afgesneden
hoek.
Art. 4. Van de belasting zijn vrijgesteld:
 De eigenaars van één enkel onbebouwde grond bij uitsluiting van enig ander onroerend goed (in
volle eigendom in België of in het buitenland).
 De ouders met kinderen ten laste, beperkt tot één onbebouwde grond per kind ten laste.
17
 Voornoemde vrijstellingen gelden slechts gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de
verwerving van het goed.
Ze gelden gedurende vijf dienstjaren die volgen op de
belastingverordening, indien het goed op dat tijdstip reeds verworven is.
 De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende
sociale huisvestingsmaatschappijen.
 De eigenaars van gronden waarop krachtens een overheidsbeslissing niet mag worden gebouwd, van
bedrijventerreinen die door de overheid worden ontwikkeld, of van gronden die werkelijk voor
land- en tuinbouw worden gebruikt.
De vrijstelling voor gronden die werkelijk voor land- of tuinbouw worden gebruikt, geldt slechts indien
deze gronden volledig en het hele jaar met dat oogmerk aangewend worden.
Art. 5. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door
hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, vóór de erin vermelde vervaldatum moet worden
teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 31 maart van
het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te
stellen.
Art. 6. Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 5 vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of
onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens
waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de
belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de
elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het
bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 7. De overeenkomstig artikel 6 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een
bedrag gelijk aan 25% van de verschuldigde belasting.
Het bedrag van deze verhoging wordt ingekohierd.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 9. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het
aanslagbiljet.
Art. 10. De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van
burgemeester en schepenen.
Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden
gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de
verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing, kan het nochtans geldig worden
ingediend zolang de gouverneur de begrotingsrekening van het jaar van de belasting niet heeft
goedgekeurd.
Art.11. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de wet van 24 december 1996, zijn de
bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken I (Algemene
bepalingen), 3 (Onderzoek en controle), 4 (Bewijsmiddelen van de administratie), 7 tot 10
(Rechtsmiddelen; invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintresten
rechten en voorrechten van de schatkist; strafbepalingen) van het wetboek van de inkomstenbelastingen
en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit wetboek (betreft onder meer de verjaring
en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten
betreffen.
Art. 12. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------16. BELASTING OP DE NIET-BEBOUWDE PERCELEN, GELEGEN IN EEN NIETVERVALLEN VERKAVELING (484.513)
18
De gemeenteraad
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald de artikelen 117 en 118;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening,
meer bepaald artikel 143;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 14 stemmen bij 5 onthoudingen {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens,
Goderis en Nys}
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de
niet-bebouwde percelen, gelegen in een niet-vervallen verkaveling.
Als niet-bebouwd perceel wordt beschouwd elk perceel, als zodanig vermeld in de
verkavelingsvergunning, waarop de oprichting van een voor bewoning bestemd gebouw niet is aangevat
op 1 januari van het belastingjaar.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar; in geval van
overdracht onder levenden, wordt de hoedanigheid van eigenaar beoordeeld op de datum van de
authentieke akte tot vaststelling van de overdracht.
In geval van mede-eigendom, is ieder mede-eigenaar belastingschuldig voor zijn wettelijk deel.
Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op € 6,20 per strekkende meter lengte van het perceel palende
aan een al dan niet verwezenlijkte weg die voorkomt in de verkavelingsvergunning, met een minimum
van € 123,95 per perceel; elk gedeelte van een meter wordt als een volle meter beschouwd.
Wanneer een perceel aan verscheidene wegen paalt, is de langste gevellengte langs één van deze wegen
de grondslag van de belastingberekening.
Wanneer het perceel begrepen is in een afgesneden hoek, gevormd door twee wegen, is de belastbare
lengte gelijk aan de langste van de rechte gevellengten, vermeerderd met de helft van de afgesneden
hoek.
Art. 4. Van de belasting zijn vrijgesteld:
 De eigenaars van één enkel onbebouwd perceel bij uitsluiting van enig ander onroerend goed in
België of in het buitenland.
 De ouders met kinderen ten laste, beperkt tot één onbebouwde grond per kind ten laste.
 Voornoemde vrijstellingen van de eigenaars en ouders gelden slechts gedurende de vijf
kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Ze gelden gedurende de vijf dienstjaren
die volgen op de inwerkingtreding van de belastingverordening, indien het goed op dat tijdstip reeds
verworven is.
 De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende
sociale huisvestingsmaatschappijen.
 De verkavelaars, indien de verkavelingsvergunning geen werken omvat, en dit gedurende het jaar
volgend op het jaar waarin de verkavelingsvergunning werd toegekend.
 De verkavelaars, indien de verkavelingsvergunning werken omvat en dit gedurende het jaar waarin
het attest bedoeld in artikel 101, §3, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van
de ruimtelijke ordening werd toegekend.
 De eigenaars van percelen die ingevolge de bepalingen van de wet op de landpacht, niet voor
bebouwing kunnen worden bestemd.
19
Art. 5. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door
hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, vóór de erin vermelde vervaldatum moet worden
teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 31 maart van
het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te
stellen.
Art. 6. Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 5 vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of
onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens
waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de
belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de
elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het
bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 7. De overeenkomstig artikel 6 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag
gelijk aan 25% van de verschuldigde belasting.
Het bedrag van deze verhoging wordt ingekohierd.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 9. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het
aanslagbiljet.
Art. 10. De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van
burgemeester en schepenen.
Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden
gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de
verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing, kan het nochtans geldig worden
ingediend zolang de gouverneur de begrotingsrekening van het jaar van de belasting niet heeft
goedgekeurd.
Art.11. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de wet van 24 december 1996, zijn de
bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken I (Algemene
bepalingen), 3 (Onderzoek en controle), 4 (Bewijsmiddelen van de administratie), 7 tot 10
(Rechtsmiddelen; invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintresten
rechten en voorrechten van de schatkist; strafbepalingen) van het wetboek van de inkomstenbelastingen
en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit wetboek (betreft onder meer de verjaring
en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten
betreffen.
Art. 12. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------17. INDIRECTE VERBLIJFSBELASTING (484.263)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
20
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 januari 2001, houdende vestiging van een indirecte
verblijfsbelasting voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007, een gemeentebelasting gevestigd op het verblijf
van personen die voor de in gebruik genomen woongelegenheid niet ingeschreven zijn in de
bevolkingsregisters.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de persoon die de woongelegenheid verhuurt.
Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op € 619,73 per kamer die voor verhuring in aanmerking komt
op 01 januari van het belastingjaar. De belasting is verschuldigd voor een gans dienstjaar.
Art. 4. Is van de belasting vrijgesteld het verblijf van personen:
 In ziekenhuizen en rust- en verzorgingsinstellingen.
 In internaten en onderwijsinstellingen.
 In instellingen met een filantropisch of sociaal doel, met inbegrip van jeugdherbergen.
 Die wettelijk niet verplicht zijn tot inschrijving in de bevolkingsregisters.
Art. 5. De belastingplichtige ontvangt, vanwege het gemeentebestuur, een aangifteformulier dat door
hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden
teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden, uiterlijk op 15 januari
van het jaar volgend op het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke
gegevens ter beschikking te stellen.
Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de
belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25% van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 6. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 7. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 8. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 9. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. De
bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
verzonden worden binnen drie maanden na de overhandiging van het aanslagbiljet. Wanneer het
bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het nochtans geldig
worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de belasting niet heeft
goedgekeurd.
21
Art. 10. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art.11. Wanneer een zelfde situatie aanleiding kan geven tot de toepassing van deze verordening en de
belastingverordening op de kampeerterreinen en de kampeerverblijfparken of de belastingverordening
op de tweede verblijven, is alleen deze verordening van toepassing.
Art. 12. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant toegezonden
worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Op vraag van raadslid Verhaeghe gaat de voorzitter akkoord dat zou genotuleerd worden dat het college
tegen de zitting van januari aanstaande werk zou maken van een belastingverordening op de tweede
verblijven.
18. GEMEENTEBELASTING OP BENZINE-, OLIE- EN PERSLUCHTPOMPEN (484.612)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op
benzine-, olie- en persluchtpompen voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 ten voordele van de gemeente een belasting
geheven op de vaste en beweegbare olie-, benzine of andere brandstofverdelingsapparaten voor
voertuigen, langs de openbare weg opgesteld, onder andere de toestellen ingesteld in de “essencestations”, alsook voor vliegtuigen bevoorraad op de luchthaven.
Art. 2. De belasting is vastgesteld per jaar en per toestel:
 Voor de vaste toestellen
: € 12,39.
 Voor de beweegbare toestellen : € 7,44.
Art. 3. De belasting is niet verschuldigd:
1) Voor de toestellen welke niet voor publieke bevoorrading worden gebruikt.
2) Voor de toestellen welke zich in een privé-eigendom, bv. in een garage of dergelijke inrichtingen
bevinden en aan de volgende voorwaarden beantwoorden: niet zichtbaar zijn van buiten uit en niet
voor de bevoorrading van aanrijdende voertuigen worden aangewend. Bedoelde privé-eigendom
mag geen enkele aanduiding naar buiten dragen, die wijst op de verkoop van brandstof.
Bij afwijking van de onder 1. en 2. voorziene vrijstellingen zijn de toestellen in gebruik op de
luchthaven voor de bevoorrading van vliegtuigen, belastbaar.
3) Voor benzinepompen met loodvrije benzine.
Art. 4. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het toestel.
22
De belastingplichtige is tot aangifte gehouden bij het gemeentebestuur, van de in gebruik gestelde
toestellen. Deze aangifte moet gedaan worden in de loop van de maand januari voor de bestaande
toestellen; deze geplaatst in de loop van het jaar aangegeven binnen de veertien dagen der
ingebruikstelling.
De aangifte blijft gelden tot zolang de belastingschuldige het gemeentebestuur op de hoogte stelt van de
gewijzigde toestand.
Art. 5. De jaarbelasting is verschuldigd voor toestellen gebruikt in de loop van het eerste halfjaar. Voor
toestellen na 01 juli in gebruik gesteld, wordt slechts de helft der jaarbelasting geëist.
Art. 6. Komt het bedrijf van elders naar de gemeente over voor 01 juli van het belastingjaar, dan wordt
de eventueel in de gemeente, waaruit het bedrijf is overgekomen, verschuldigde belasting, in mindering
gebracht van de volledige belasting, die krachtens de onderhavige verordening wordt toegepast. In geen
geval mag de belastingplichtige een terugstorting van de gemeente, waarin hij zijn bedrijf overbrengt,
eisen.
Art. 7. Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte
vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 9. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 10. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 11. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
De bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
verzonden worden binnen drie maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar niet heeft
goedgekeurd.
Art. 12. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 13. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------19. GEMEENTEBELASTING OP DE ONTGRAVINGEN (484.764)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
23
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op de
ontgravingen voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op de
ontgravingen van stoffelijke overblijfselen.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door degene die de machtiging tot ontgraven vraagt.
Art. 3. Geven geen aanleiding tot de toepassing van de belasting, de ontgravingen:
 verricht in uitvoering van rechterlijke beslissingen.
 deze ambtshalve door de gemeente verricht.
Art. 4. De belasting wordt vastgesteld op € 247,89 per ontgraving.
Art. 5. Bij de aanvraag wordt een bedrag gelijk aan de belasting in consignatie gegeven aan de
gemeenteontvanger of aan zijn afgevaardigde.
Art. 6. De belasting zal, voorafgaandelijk, bij de aflevering van de machtiging tot ontgraving, contant
worden geïnd tegen afgifte van een kwitantie. Bij gebreke aan kontante betaling op uiterlijk 31
december van het dienstjaar wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.
Art. 7. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
De bezwaren moeten, om ontvankelijk te zijn, schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en
overhandigd of per post verzonden worden binnen drie maanden na de contante betaling, of,
desgevallend, na de overhandiging van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de
belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 8. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 9. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant toegezonden
worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------20. GEMEENTEBELASTING OP BOUWEN EN VERBOUWEN (484.561)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
24
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 januari 2001, houdende vestiging van een belasting op het
bouwen en verbouwen voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op het bouwen
en verbouwen van constructies waarvoor in toepassing van de wetten op de stedenbouw een
voorafgaandelijke bouwvergunning vereist is.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de bouwheer..
Art. 3. De belasting heeft de kubus van de constructie tot grondslag.
Voor gebouwen wordt de globale inhoud berekend, gemeten aan de buitenkanten, ondergrondse
vertrekken en zolderingen inbegrepen, genomen vanaf het midden der gemene muren. Voor gebouwen
zonder kelder zal de hoogte gemeten worden van op het waterpas der gaanpaden of van de grond der
binnenplaatsen in geval van achteruitliggende constructies tot op de vorstpan van het dak.
Art. 4. Al de aanhorigheden, aan de constructie gehecht of niet, zijn aan de gehele taks onderworpen.
Uitzondering wordt gemaakt voor constructies of gedeelte van constructies die minstens aan één zijde
open zijn. In dit geval is een halve taks verschuldigd.
De schuilplaatsen of loodsen die aan alle zijden open zijn, zijn van de belasting vrijgesteld.
Art. 5. Zijn van de belasting vrijgesteld:
1) Het herbouwen van door oorlogsgeweld of door brand vernielde gebouwen en wel ten aanzien van
het gedeelte dat niet als een vergroting der vernielde gebouwen kan aanzien worden en ongeacht de
plaats in dezelfde gemeente waar terug opgebouwd wordt.
2) De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende
sociale huisvestingsmaatschappijen.
Art. 6. De gehele herbouwingen zijn aan dezelfde taks onderworpen als de nieuwe constructies.
Art. 7. De gedeeltelijke heropbouwingen betalen de gehele taks, maar alleen voor het vernieuwde deel.
Art. 8. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op basis van € 0,20 per kubieke meter voor
gebouwen of gedeelten van gebouwen bestemd als woning of als niet-bedrijfsruimte.
Voor constructies of gedeelte van constructies met een bestemming als bedrijfsruimte wordt de belasting
vastgesteld op basis van € 0,89 per kubieke meter.
Art. 9. De constructies, opgericht op een grond gedeeltelijk op het grondgebied van een aanpalende
gemeente gelegen, zullen belast worden in evenredigheid van de omvang der delen op het grondgebied
der gemeente gelegen.
Art. 10. De landbouwaanhorigheden (schuren, wagenhuizen, paarden- en koestallen, enz. …) welke
uitsluitend voor de landbouw dienen, alsook de serres, zijn vrijgesteld.
Art. 11. Een vermindering van de belasting, geheven voor een gebouw of een gedeelte van gebouw
bestemd als woonhuis, wordt verleend aan de aanvragers met minstens drie kinderen ten laste,
overeenkomstig de hiernavermelde bedragen:
 vrijstelling van belasting voor 200 kubieke meter aan de aanvragers met 3 kinderen ten laste.
 vrijstelling van belasting voor 300 kubieke meter aan de aanvragers met 4 kinderen ten laste.
 vrijstelling van belasting voor 400 kubieke meter aan de aanvragers met 5 kinderen ten laste.
 deze vrijstelling van belasting wordt telkens verhoogd met 100 kubieke meter per kind meer ten
laste.
Art. 12. Worden beschouwd als kinderen ten laste van de aanvrager, tot vaststelling van de in het
voorgaand artikel bedoelde vrijstelling, de kinderen waarvoor aanvrager de wettelijke
gezinsvergoedingen geniet op de datum der ontvangst bij het gemeentebestuur van de aanvraag om
vergunning tot bouwen of herbouwen.
25
Art. 13. Geen enkele vrijstelling wordt verleend aan de aanvragers die reeds het volle genot in eigendom
of vruchtgebruik bezitten van een andere woning dan deze waarop de aanvraag tot vrijstelling betrekking
heeft.
Art. 14. De vrijstelling uit hoofde van een zelfde aantal kinderen kan slechts éénmaal worden verleend.
Art. 15. Vooraleer met de werken aan te vangen zal een bedrag, gelijk aan dit van de vermoedelijke
belasting, tegen ontvangstbewijs, bij de gemeenteontvanger in bewaring worden gegeven. Op het
ogenblik dat de constructie onder dak is en alle elementen voorhanden zijn om het definitief bedrag van
de belasting vast te stellen zal een eventuele verrekening plaats hebben.
Ingeval de belasting niet contant werd betaald zullen de verschuldigde doch op 31 december van het
dienstjaar niet betaalde bedragen ingekohierd worden en is de belasting onmiddellijk eisbaar.
Art. 16. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 december
1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals
gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van de fiscale geschillen.
Art. 17. Deze belastingverordening zal naar de gouverneur van Vlaams-Brabant gezonden worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------21. OPCENTIEMEN OP DE DOOR HET VLAAMS GEWEST GEHEVEN HEFFING TER
BESTRIJDING VAN LEEGSTAND EN VERKROTTING VAN GEBOUWEN EN/OF
WONINGEN (484.114)
De gemeenteraad
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald de artikelen 117 en 118;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten;
Gelet op het decreet van 30 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 1996, meer bepaald hoofdstuk VIII, afdeling 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter
bestrijding van de leegstand en de verkrotting van gebouwen en/of woningen;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende heffing van 120 opcentiemen op de
door het Vlaamse Gewest geheven heffing voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Na beraadslaging;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er worden voor de dienstjaren 2006 en 2007, 120 opcentiemen geheven op de heffing
ingesteld door het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting
1996, meer bepaald hoofdstuk VIII, afdeling 2.
Art. 2. De gemeente doet een beroep op de medewerking van de administratieve budgettering,
accounting en financieel management van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voor de inning
van deze opcentiemen.
Art. 3.
1) Deze verordening wordt aan de provinciegouverneur toegestuurd overeenkomstig artikel 29 van het
decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het administratief
toezicht op de gemeenten.
2) Deze verordening wordt binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding ervan bij aangetekende
brief bezorgd aan de administratieve budgettering, accounting en financieel management van het
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
26
22.
GEMEENTEBELASTING OP DE RECLAMEBORDEN ZICHTBAAR VANAF EEN
VERKEERSWEG (484.246)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op de
reclameborden zichtbaar vanaf een verkeersweg voor de dienstjaren 2000 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Gelet op het amendement van raadslid Wim Mombaerts welke namens de Klaver-fractie
voorstelt, o.a. uit milieuoverwegingen, de door het college voorgestelde aanslagvoeten te verdubbelen;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 18 stemmen bij 1 onthouding {Verschoore}
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op:
 de vaste reclameborden zichtbaar vanaf een verkeersweg.
 de verplaatsbare reclameborden zichtbaar vanaf een verkeersweg.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de vaste borden op 01 januari van het
belastingjaar en door de eigenaar van de verplaatsbare borden op het ogenblik dat het bord geplaatst
wordt in de gemeente.
Art. 3. Geven geen aanleiding tot de toepassing van de belasting:
1) De borden bestemd voor het aanbrengen van aanplakbrieven onderworpen aan de reglementaire
aanplakkingsrechten ten voordele van de concessionaris van de openbare aanplakdienst.
2) De uithangborden die tot doel hebben de handel of de nijverheid bekend te maken welke op die
plaats geëxploiteerd wordt, het beroep dat er uitgeoefend wordt of de activiteiten die er
plaatshebben.
3) De borden voorbehouden voor een werk of een instelling zonder winstoogmerk van menslievende,
artistieke, letterkundige, wetenschappelijke aard of van openbaar nut.
Art. 4. De belasting wordt vastgesteld op:
 € 24,78 per vierkante meter nuttige oppervlakte voor de borden kleiner of gelijk aan 10 m2.
 € 99,16 per vierkante meter nuttige oppervlakte voor de borden groter dan 10 m2.
 € 49,58 per vierkante meter nuttige oppervlakte voor de verplaatsbare borden die occasioneel
gedurende het dienstjaar geplaatst worden. De belasting is verschuldigd voor een gans dienstjaar.
Art. 5. De belastingplichtige van de vaste borden ontvangt, vanwege het gemeentebestuur, een
aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum
moet worden teruggestuurd.
De belastingplichtige van de vaste borden die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden,
uiterlijk op 15 januari van het jaar volgend op het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de
aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
27
De belastingplichtige van de verplaatsbare borden is gehouden, ten laatste de dag voor de dag waarop
de plaatsing plaatsvindt, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter
beschikking te stellen.
Art. 6. Bij gebrek aan aangifte binnen de in het voorgaand artikel gestelde termijn, of in geval van
onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting
ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 01 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 7. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 9. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 10. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. De
bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
verzonden worden binnen drie maanden na de overhandiging van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de
belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 11. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake de
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 12. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------23. PLAATSRECHT OP FRITUURKRAMEN (484.687)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op het
plaatsrecht op frituurkramen voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
28
Na beraadslaging,
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Een standplaats van € 0,12, per M2 en per dag berekend, zal geëist worden voor elk
frituurkraam op het publiek domein geplaatst.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het frituurkraam. De belasting moet contant
worden betaald. Bij gebreke van contante betaling, wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk
eisbaar.
Art. 3. Deze belasting wordt gevestigd voor de dienstjaren 2006 en 2007.
Art. 4. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------24. GEMEENTEBELASTING OP PRIVE-GOLFTERREINEN (484.537)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een belasting op de
privé-golfterreinen voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 12 stemmen bij 7 onthoudingen {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens,
Mombaerts Wim, Goderis, Nys en Maes}
Namens de LvvB-fractie motiveert raadslid Verhaeghe hun onthouding door de te wijzen op de
destijds gevoerde onderhandelingen met het oog op de realisatie van 22 ha industriegrond;
onderhandelingen die gestruikeld zijn over deze belasting.
De Klaver-fractie pleit, bij monde van raadslid Wim Mombaerts, voor een verhoging van deze
belasting om reden dat het golfterrein hoofdzakelijk gebruikt wordt door mensen van buiten
de gemeente.
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op de
golfterreinen gelegen op het grondgebied van de gemeente.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door diegene die het genot heeft van het golfterrein en de eigenaar
van het golfterrein is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op € 495,79 per ha nuttige oppervlakte bestaande op 01 januari
van het belastingjaar. Een gedeelte van een hectare wordt in dezelfde verhouding belast: “Als nuttige
oppervlakte wordt beschouwd: de speelveld(en), bijhorende gebouwen, toegangswegen, parkeerplaatsen
en andere open ruimten.”
Art. 4. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door
hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend voor de erin vermelde vervaldatum moet worden
29
teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen is, gehouden uiterlijk op
15 januari van het jaar volgend op het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag
noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Art. 5. Bij gebrek aan aangifte binnen de in het voorgaand artikel gestelde termijn, of in geval van
onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting
ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over
een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn
opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 6. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 7. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 9. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. De
bezwaren moeten, om ontvankelijk te zijn, schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en
overhandigd of per post verzonden binnen drie maanden na de overhandiging van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de
belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 10. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 11. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant toegezonden
worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------25. VERHAALBELASTING OP HET OPENEN, VERBREDEN, VERLENGEN OF
RECHTTREKKEN VAN OPENBARE WEGEN (484.411)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
30
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vestiging van een verhaalbelasting op
het openen, verbreden, verlengen of rechttrekken van openbare wegen voor de dienstjaren 2001 tot en
met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging,
BESLIST: met 12 stemmen tegen 7 {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Mombaerts
Wim, Goderis, Nys en Maes}
Artikel 1. Het openen, verbreden, verlengen of rechttrekken van de openbare wegen, hetzij geheel,
hetzij gedeeltelijk, wordt verricht door het gemeentebestuur, op kosten van de aangrenzende eigenaars.
Art. 2. Zodra, bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen, de voltooiing der
verrichtingen bepaald is, wordt het geheel van de aangewende uitgave verhaald door middel van een
directe gemeentebelasting, ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 hierna, ongeacht de
toelagen die toegekend werden of die zouden kunnen toegekend worden voor verrichtingen van die aard
door de openbare besturen.
Art. 3. Deze belasting treft alle eigendommen ongeacht of zij gebouwd of ongebouwd zijn, afgesloten
of niet afgesloten, uitgezonderd evenwel de eigendommen in volgende artikelen 4 en 5 bepaald.
Art. 4. De staat en de provincie zijn van de belasting vrijgesteld, wat betreft de goederen die tot het
openbaar domein behoren.
Art. 5. De belasting treft de ongebouwde- en niet-afgesloten eigendommen niet in de hierna bepaalde
gevallen en voorwaarden:
1) Ongebouwde en niet-afgesloten eigendommen waarop niet kan of mag gebouwd worden. Deze
eigendommen worden aan de belasting slechts onderworpen zodra een gebouw of een aansluiting
opgericht wordt. Evenwel, indien een eigendom van die aard met een aanpalend perceel verenigd
wordt, zodat het mogelijk wordt er een gebouw op te richten, dan wordt de belasting toegepast op
ieder eigendom.
2) Ongebouwde en niet-afgesloten eigendommen gelegen in een landelijke zone.
Art. 6. De in te vorderen uitgave wordt berekend per vierkante meter oppervlakte, opgemeten vanaf de
rooilijn van het eigendom dat aan de openbare weg paalt tot aan de as van die weg.
Zij blijft evenwel beperkt tot 12 M2 per lopende meter gevel. Die grens wordt tot 15 M2 opgevoerd, wat
betreft de verrichtingen uit te voeren in de nieuwe wegen, later gebeurlijk door de gemeenteraad vast te
stellen.
Het oninvorderbaar gedeelte blijft ten laste van de gemeenschap. Het bedrag van de belasting wordt
bekomen door de totale prijs van de aangekochte percelen te voegen bij de waarde, naar schatting, van
de kosteloos afgestane gronden en na afrekening van de waarde der bouwwerken die er stonden. Het
college van burgemeester en schepenen deelt die grondslag door de totale oppervlakte, in vierkante
meters berekend, van de gronden; de aldus bekomen gemiddelde prijs is de eenheid van de belasting.
Art. 7. De belasting is een jaarlijkse belasting.
Haar bedrag is gelijk aan de last van de interest en van de afschrijving van een lening, terugbetaalbaar op
20 jaar, die zou aangegaan worden bij een kredietinstelling en waarvan het bedrag zou gelijk zijn aan de
overeenkomstig vorenstaande artikel 6 te verhalen uitgave.
Art. 8. De in de voorgaande artikelen vastgestelde belasting geldt niet voor de eigenaars die kosteloos
het gedeelte grond hebben afgestaan vereist voor het aanleggen, het verlengen, het verbreden of het
rechttrekken van de openbare wegen, binnen de grenzen dienend voor het berekenen van de grondslag
der belasting overeenkomstig de bepalingen ter zake. De kosteloze afstand moet enkel de waarde van de
grond inhouden, de waarde van de erop staande gebouwen uitgesloten. Zonder door de belasting
getroffen te worden, mogen de eigenaars de waarde eisen van de bouwwerken die binnen het plan van de
openbare wegen staan.
Wanneer de afgestane grond uitgestrekter is dan het deel van de openbare weg, waarvan de oppervlakte
als grondslag voor het berekenen van de belasting moet dienen, mag de eigenaar van de gemeente een
vergoeding voor het verschil eisen.
31
Wanneer anderzijds, de aangelande eigenaar een geringer oppervlakte dan het voorziene gedeelte heeft
afgestaan, moet hij de belasting voor het verschil betalen. Hij kan zulks vermijden door aan de eigenaar
van de aangelande grond, ter ontlasting van de gemeente, een onder elkaar overeen te komen vergoeding
te betalen.
Art. 9. De aan de jaarlijkse belasting onverworpen eigenaar kan zijn eigendom ervan bevrijden, hetzij
onmiddellijk door een bedrag te storten gelijk aan het bedrag van de te verhalen uitgave, hetzij na één of
meer jaarlijkse belastingen betaald te hebben, door het verschil te storten tussen het bedrag van de te
verhalen uitgave en het bedrag van de afschrijving inbegrepen in de reeds betaalde jaarlijkse belastingen.
Art. 10. De eerste jaarlijkse belasting is verschuldigd door degene die eigenaar is van het onroerende
goed op het ogenblik van de voltooiing der bewerkingen; de jaarlijkse belastingen betreffende de
volgende dienstjaren zijn verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van elk dienstjaar.
Art. 11. Elke eigendom zal ophouden aan de belasting onderworpen te zijn van zodra er twintig
jaarlijkse belastingen zullen betaald zijn.
Art. 12. De gemeente verbindt er zich toe aan de belastingplichtigen, die de belasting in kapitaal
mochten hebben gekweten, de bedragen terug te betalen die ooit zouden moeten beschouwd worden als
ten onrechte betaald ten gevolge van de opheffing of de niet-hernieuwing van de verordening of ten
gevolge van de verlaging van de belastingvoeten. In dat laatste geval mag de terugbetaling slechts
gebeuren in verhouding tot de vermindering van de belastingvoeten, waarvan de belastingplichtigen die
jaarlijks ingekohierd worden, zullen genieten.
Art. 13. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 december
1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals
gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van de fiscale geschillen.
Art. 14. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant toegezonden
worden.
Zij wordt, na kennisneming en bekendmaking overeenkomstig artikel 112 van de gemeentewet, van
kracht tot 31 december 2007.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------26. VASTSTELLING TARIEVEN DER MARKTRECHTEN (484.684)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 28 februari 2001, houdende vaststelling van de tarieven der
marktrechten voor de dienstjaren 2001 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 12 april 2001;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 17 stemmen bij 2 onthoudingen {Mombaerts Wim en Maes}-die hun
onthouding motiveren door hun vraag om een verhoging van de tarieven te onderzoeken.
32
Artikel 1. Voor de dienstjaren 2006 en 2007 worden de rechten voor de standplaatsen met het oog op de
verkoop op de openbare markten vastgesteld als volgt:
1) Abonnees ....................... : 1 euro per lopende meter en per dag
2) Toevallige marktkramers : 1 euro per lopende meter en per dag
Iedere marktkramer die gebruik maakt van de elektriciteitsinstallatie is een vergoeding van € 4 per dag
verschuldigd.
Art. 2. De standplaatsen worden verhuurd per trimester. Het marktabonnement dient vooraf te worden
betaald door storting van het verschuldigd bedrag op rekening van het gemeentebestuur van
Steenokkerzeel. De toevallige marktkramers betalen het marktrecht aan de marktleider tegen afgifte van
een ontvangstbewijs. Bij gebreke van contante betaling, wordt de belasting ingekohierd en is ze
onmiddellijk eisbaar.
Art. 3. De belasting is verschuldigd door de gebruiker van het openbaar domein.
Art. 4. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
De bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
gezonden binnen drie maanden te rekenen vanaf de contante betaling, of, desgevallend, na de
overhandiging van het aanslagbiljet. Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële
vergissing, kan het nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de begrotingsrekening van
het jaar van de belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 5. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 6. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------27. GEMEENTEBELASTING OP DE UITBATING VAN BEWAARPLAATSEN VOOR
MOTORVOERTUIGEN (484.227)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 23 mei 2002, houdende vestiging van een belasting op de uitbating
van bewaarplaatsen voor motorvoertuigen voor de dienstjaren 2002 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer
Gouverneur van Vlaams-Brabant op 9 juli 2002;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 18 stemmen bij 1 onthouding {Goderis}
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting geheven op de uitbating
van bewaarplaatsen voor motorvoertuigen ten laste van al wie, gewoonlijk of occasioneel, op het
grondgebeid van de gemeente een bewaarplaats voor motorvoertuigen uitbaat en gelden int van de
personen die van deze dienst gebruik maken.
Art. 2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan € 0,15/per dag/per gestald motorvoertuig.
33
Art. 3. De uitbater is verplicht per kwartaal een aangifte te doen van het aantal gestalde dagen. Deze
aangifte dient binnen de maand die volgt op het einde van een kwartaal ingediend te zijn.
Art. 4. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 5. Bij gebrek aan aangifte waarin artikel 3 voorziet, of in geval van onjuiste, onvolledige of
onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekend het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 6. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 7. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
De bezwaren moeten, om ontvankelijk te zijn, schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en
overhandigd of per post verzonden worden binnen drie maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar niet heeft
goedgekeurd.
Art. 8. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 9. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------28. GEMEENTEBELASTING OP DE RIOOLAANSLUITINGEN (484.416)
De gemeenteraad
Gelet op zijn toetreding tot Riobra, opdrachthoudende vereniging beheerst door het decreet
van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, met als doel: “De conceptie, de
realisatie, het onderhoud en de exploitatie, in de ruimste betekenis van die termen, van alle netten van
leidingen, rioleringen, kunstwerken en inrichtingen van alle aard die op het grondgebied van de
aangesloten gemeenten moeten dienen voor de opvang en de beheersing van het afvalwater en
hemelwater”
BESLIST: met 15 bij 4 onthoudingen {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens en Nys}
Enig artikel. Het agendapunt “gemeentebelasting op de rioolaansluitingen” wordt afgevoerd.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------29. GEMEENTEBELASTING
OP
DE
HUIS-AAN-HUIS
VERSPREIDING
VAN
DRUKWERKEN MET HANDELSKARAKTER (484.266)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
34
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 9 oktober 2003, houdende vestiging van een belasting op de huisaan-huis verspreiding van drukwerken met handelskarakter voor de dienstjaren 2003 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de heer gouverneur
van Vlaams-Brabant op 17 november 2003;
Gelet op het voorstel van de Klaver-fractie om in artikel 4 na het woord recyclagepapier de
woorden “en/of chloorvrij papier en/of houtvrij papier” toe te voegen”
Na beraadslaging;
BESLIST: met 18 stemmen bij 1 onthouding {Verschoore}
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op de voor de
bestemmelingen kosteloze verspreiding aan huis van niet-geadresseerde drukwerken met
handelskarakter.
Collectieve adresaanduiding per straat of gedeeltelijke adresvermelding wordt niet beschouwd als zijnde
geadresseerd.
Als zijnde geadresseerd drukwerk wordt enkel beschouwd het drukwerk vermeldende: juiste naam van
de geadresseerde + straat + huisnummer + gemeente.
Art. 2.
De belasting is verschuldigd door de uitgever. De drukker en de verdeler zijn hoofdelijk
aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op € 0,0248 per verspreid exemplaar.
Art. 4. Van de belasting is vrijgesteld de verspreiding van enkelbladige drukwerken op recyclagepapier
en/of chloorvrij papier en/of houtvrij papier met een bladspiegel van maximum din A4 formaat.
Art. 5. De belastingplichtige is gehouden minstens 24 uren bij voorbaat aan het gemeentebestuur de
voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Voor de periodieke verspreiding mag de aangifte bij voorbaat gedaan worden voor een periode van
hoogstens 12 maand.
Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de
belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 6. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 7. De aanslag moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 8. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
35
De bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
verzonden worden binnen drie maanden na de overhandiging van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar niet heeft
goedgekeurd.
Art. 9. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 10. Deze belastingverordening zal naar de heer gouverneur van Vlaams-Brabant gezonden worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------30. GEMEENTEBELASTING OP TANKS EN VERGAARBAKKEN (484.235)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 29 januari 2004, houdende vestiging van een belasting op tanks en
vergaarbakken voor de dienstjaren 2004 tot en met 2005;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de gouverneur van
Vlaams-Brabant op 16 maart 2004;
Overwegende dat het amendement van de Klaver-fractie om de aanslagvoeten van deze
belasting te verdubbelen met 12 stemmen tegen 2 {Mombaerts Wim en Maes} bij 5 onthoudingen
{Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Goderis en Nys} wordt verworpen;
Na beraadslaging;
BESLIST: met 16 stemmen bij 3 onthoudingen {Mombaerts Wim, Goderis en Maes}
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op de
vaststaande tanks en vergaarbakken geëxploiteerd met commerciële of industriële doeleinden.
Art. 2. De belasting is verschuldigd door de exploitant op 01 januari van het belastingjaar; de eigenaar
is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Indien de installatie slechts in de loop van het belastingjaar plaats heeft, is de belasting evenwel
verschuldigd voor een volledig jaar.
Art. 3. De belasting heeft het volume van de tanks en vergaarbakken als basis en wordt vastgesteld als
volgt:  € 0,62/m3 voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 100 tot 999 m3.
3
3
 € 0,745/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 1.000 tot 1.999 m .
3
3
 € 0,87/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 2.000 tot 2.999 m .
3
3
 € 1,24/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 3.000 tot 3.999 m .
3
3
 € 2,48/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 4.000 tot 4.999 m .
3
3
 € 3,10/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 5.000 tot 5.999 m .
3
3
 € 3,72/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud van 6.000 tot 6.999 m .
3
3
 € 4,96/m voor tanks en vergaarbakken met een inhoud vanaf 7.000 m .
36
“ Indien meerdere tanks en vergaarbakken in éénzelfde vestigingsplaats of tankenpark zijn gevestigd,
wordt de toe te passen aanslagvoet per m3 vastgesteld op basis van het globaal volume van deze tanks
en vergaarbakken.”
Art. 4. Zijn vrijgesteld:
1) De tanks en vergaarbakken met een inhoud van minder van 100 m3.
2) De tanks en reservoirs die gas bevatten dat vooral voor verwarming moet dienen.
3) De watertanks en putten.
4) De vergaarbakken waarvan de inhoud noch voor de handel, noch voor de nijverheid bestemd is en
die alleen dienen voor het onderhoud van het materieel.
5) De vergaarbakken voor waren die rechtstreeks voor voeding van mensen of dieren bestemd zijn.
Art. 5. De belastingplichtige moet binnen de maand na de installatie van de tanks of vergaarbakken
een aangifte indienen met opgave van de toestand en het volume.
De aangifte gebeurt op een door het gemeentebestuur voorgeschreven formulier.
De aangifte van de belastingplichtige, die vroeger werd aanvaard, blijft geldig tot de intrekking ervan bij
ter post aangetekend schrijven hetzij door de gemeente, hetzij door de betrokkene. In dit geval dient de
belastingplichtige een nieuwe aangifte in.
Art. 6. De belastingplichtige is verplicht binnen de maand aan het gemeentebestuur de eventuele
wijzigingen van de belastinggrondslag te notifiëren. Desgevallend deelt hij binnen dezelfde termijn de
overdracht van zijn exploitatie mede.
Art. 7. Bij gebrek aan aangifte op de bovenvermelde datum, of in geval van onjuiste, onvolledige of
onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van
burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om
gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze
van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending
van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende
een periode van drie jaar volgend op 01 januari van het dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar
verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling
schade te berokkenen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 25 % van de
verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake
rijksbelasting op de inkomsten.
Art. 9. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar
verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 10. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Art. 11. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. De
bezwaren moeten schriftelijk worden gedaan, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post
verzonden worden binnen drie maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing of stoffelijke misslag, kan het
nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar van de
belasting niet heeft goedgekeurd.
Art. 12. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake
rijksbelastingen op de inkomsten.
Art. 13. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------31. GEMEENTEBELASTING OP DE AFGIFTE VAN ADMINISTRATIEVE STUKKEN
(484.778.1)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
37
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van
provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de artikelen 91 tot 94 van de wet van 15 maart
1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de
gouverneur of voor het college van burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een
provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, meer bepaald artikel 117;
Gelet op het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het
administratief toezicht op de gemeenten, inzonder artikel 29-2°;
Gelet op zijn besluit, d.d. 24 juni 2004, houdende vestiging van een belasting op de afgifte
van administratieve stukken voor de dienstjaren 2004 tot en met 2005;
Gelet op de omzendbrief, d.d. 19 november 2005 houdende uitwerking van een
spoedprocedure voor de elektronische identiteitskaart;
Overwegende dat dit besluit, voor kennisneming, werd aangenomen door de gouverneur van
Vlaams-Brabant op 12 augustus 2004;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Er wordt voor de dienstjaren 2006 en 2007 een gemeentebelasting gevestigd op het afleveren
door het gemeentebestuur van allerhande administratieve stukken .
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het stuk wordt afgeleverd.
Deze verordening is niet toepasselijk op het afleveren van stukken die onderworpen zijn aan de betaling
van een bijzonder recht ten voordele van de gemeente krachtens een wet, een algemeen of provinciaal
reglement of een bijzonder gemeentelijk reglement.
Art. 2. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld als volgt :
1.A/He t bedrag van de belasting met betrekking tot de aflevering van de nieuwe identiteitskaarten – model
bedoeld bij Koninklijk Besluit van 29 juli 1985 – wordt als volgt vastgesteld :
 € 5 voor de aflevering van een eerste identiteitskaart of voor elke andere identiteitskaart die
uitgereikt wordt tegen aflevering van een oude kaart.
 € 5,5 voor het 1ste duplicaat.
 € 6 voor elk volgend duplicaat.
 € 0,25 voor de vervanging van de zelfklever op de rugzijde van de identiteitskaart.
Geen belasting is verschuldigd voor de eerste kaart afgegeven aan jongeren die minder dan 13 jaar
zijn op de datum van uitgifte van het basisdocument.
1.B/ He t bedrag van de belasting met betrekking tot de afgifte van de elektronische identiteitskaart wordt als
volgt vastgesteld :
 € 10 voor een 1ste afgifte van de kaart, een vernieuwing of vervanging.
 € 11 voor een 1ste duplicaat van de kaart.
 € 12 voor een 2de of volgend duplicaat van de kaart.
 € 88 voor de afgifte van de kaart volgens de dringende spoedprocedure
 € 140 voor de afgifte van de kaart volgens de zeer dringende spoedprocedure
2. Stedenbouwkundige inlichtingen gevraagd door notarissen (vastgoedinformatie volgens modelformulier
uitgewerkt door vereniging van Vlaamse steden en gemeenten samen met Koninklijke federatie van
Belgische notarissen): € 50.
Eénzelfde bedrag is verschuldigd door elke aanvrager (ongeacht zijn professionele achtergrond) die
om dergelijke inlichtingen verzoekt.
3. Voor de huwelijksboekjes: € 4 + fiscale zegel.
4. Voor de paspoorten:
 € 4 voor elk nieuw paspoort.
38
 € 2 voor de verlenging van de geldigheidsduur van een vroeger afgeleverd paspoort.
Wordt van de belasting vrijgesteld: aflevering van paspoorten aan kinderen jonger dan 12 jaar.
5. Voor alle documenten, getuigschriften, uittreksels, afschriften, wettigingen, voor eenvormig verklaarde
afschriften, vergunningen, enz. …, voor dewelke geen speciaal tarief werd bepaald en die van ambtswege of
op verzoek worden afgeleverd:
 Voor de aan het zegelrecht onderworpen getuigschriften :
 € 1,5 voor een enig exemplaar of voor het 1ste exemplaar.
 € 1 voor het 2de of ieder exemplaar dat samen met het 1ste wordt afgeleverd.
 Voor de niet aan het zegelrecht onderworpen getuigschriften :
 € 1 voor het enig exemplaar of voor het 1ste exemplaar.
 € 0,50 voor het 2de of ieder exemplaar dat samen met het 1ste wordt afgeleverd.
6. Het bedrag van de heffing bedoeld in artikel 10, §1, 2de lid, van de wet van 08 december 1992 tot
bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens
is vastgesteld op € 2,5 per verzoek dat door dezelfde natuurlijke persoon wordt ingediend, ongeacht
het aantal verwerkingen waarvan de mededeling van gegevens wordt gevraagd.
Art. 3. De belasting is verschuldigd bij het afleveren van het administratief stuk ingeval het onmiddellijk
kan worden afgeleverd. Een betalingsbewijs wordt afgeleverd.
Ingeval het gevraagde document niet onmiddellijk kan worden afgeleverd is de belasting verschuldigd bij
de aanvraag. Een betalingsbewijs wordt afgeleverd.
Art. 4. Worden van de belasting vrijgesteld :
1) De stukken die in uitvoering van een wet of van gelijk welk reglement van de administratieve
overheid door het gemeentebestuur kosteloos moeten worden afgeleverd.
2) De stukken die afgeleverd worden aan behoeftige personen; de behoeftigheid wordt door ieder
overtuigend bewijsstuk gestaafd.
3) De machtigingen betreffende godsdienstige of politieke manifestaties.
4) De machtigingen betreffende activiteiten die als dusdanig reeds het voorwerp uitmaken van een
belasting of retributie ten voordele van de gemeente.
5) De stukken die afgeleverd worden aan de gerechtelijke of administratieve overheden.
6) Geldigverklaring van aanvraagformulieren voor vermindering op biljetten van de NMBS, NMVB, de
staatspakketboten op de lijn Oostende-Dover en openbare autobusdiensten.
7) De stukken afgeleverd zoals bedoeld in artikel 59-6 van het wetboek der zegelrechten.
Art. 5. Het innen der gezegde belasting zal geschieden overeenkomstig de regels inzake
rijksbelastingen.
Art. 6. Deze belastingverordening zal naar de gouverneur van Vlaams-Brabant toegezonden worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------32. OPCENTIEMEN OP DE ONROERENDE VOORHEFFING (484.111)
De gemeenteraad
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid de artikelen 117, 118 en 260;
Gelet op het wetboek van de inkomstenbelasting 1992, meer bepaald het artikel 298 en het
artikel 464,1°;
Gelet op het decreet van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het W.I.B. voor
wat betreft de onroerende voorheffing, in werking getreden op 01 januari 1999;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
BESLIST: met 12 stemmen tegen 7 {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Mombaerts
Wim, Goderis, Nys en Maes}
Artikel 1. Er worden voor het dienstjaar 2006, 900 gemeentelijke opcentiemen op de onroerende
voorheffing gevestigd.
Art. 2 Deze verordening zal naar de gouverneur van Vlaams-Brabant gezonden worden.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
39
33. AANVULLENDE GEMEENTEBELASTING OP DE PERSONENBELASTING (484.112)
De gemeenteraad
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het wetboek van de inkomstenbelasting 1992, inzonderheid de artikelen 465 tot
470;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid de artikelen 117 en 260;
BESLIST: met 11 stemmen tegen 7 {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Mombaerts
Wim, Goderis, Nys en Maes} bij 1 onthouding { Puttemans} die zijn onthouding motiveert door
er op te wijzen dat, nu de problemen met o.a. HRS en Iveg zijn opgelost, hij verwacht had dat
er een teruggave aan de bevolking kon gebeuren door een vermindering van de
personenbelasting.
Artikel 1. Er wordt voor het dienstjaar 2006 een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de
rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 01 januari van dit dienstjaar.
De belasting wordt vastgesteld op 7 % van het volgens artikel 466 van het wetboek van de
inkomstenbelasting 1992 berekende gedeelte van de personenbelasting die aan het rijk verschuldigd is
voor hetzelfde dienstjaar. Het dienstjaar is hetzelfde als het aanslagjaar volgens de terminologie die
gebruikt wordt in het wetboek van de inkomstenbelastingen. Deze belasting wordt gevestigd op basis
van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het dienstjaar voorgaande jaar, dus
in 2005.
Art. 2. Deze verordening zal naar de gouverneur van Vlaams-Brabant gezonden worden.
 De voorzitter schorst de zitting van 22 tot 22u10.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------34. GEMEENTEBEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR 2006 (472.1)
 Tijdens de bespreking van de gemeentebegroting treedt raadslid Ryon de vergaderzaal
binnen en neemt deel aan de beraadslagingen.
De gemeenteraad
Gelet op het begrotingsontwerp – dienstjaar 2006 – met in de gewone dienst een boni van €
8.207.097,51 euro en in de buitengewone dienst een boni van € 136.684,47.
BESLIST: met 11 stemmen tegen 8 {Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Mombaerts
Wim, Ryon, Goderis, Nys en Maes} bij 1 onthouding {Puttemans} die zijn onthouding
motiveert door er op te wijzen dat volgens hem de aanvullende gemeentebelasting op de
personenbelasting met 0,5 tot 1% kon verminderd worden.
Artikel 1. De gemeenteraad keurt de gemeentebegroting voor het dienstjaar 2006 en de bijlagen hieraan
goed.
Deze begroting geeft volgende uitslag:
Gewone dienst
Buitengewone dienst
Ontvangsten eigen dienstjaar
€ 10.690.433,00
€
3.365.365,00
Uitgaven eigen dienstjaar
€ 12.371.910,00
€
4.250.606,00
Resultaat vorige dienstjaren
€ 9.888.574,51
€ 1.021.925,47
Saldo
€+ 8.207.097,51
€ + 136.684,47
Het resultaat van het meerjarenplan na dienstjaar 2009 bedraagt € 5.363.994,00.
Art. 2. De in de gemeentebegroting voorziene dotatie om de werking van de politiezone Kastze te
verzekeren zal, vanaf 01 januari 2006 en volgens de noodwendigheden van deze zone, door de
gemeenteontvanger, op zicht van een regelmatig opgesteld betalingsbevel, uitbetaald worden.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
40
35.
GOEDKEURING PRIJSSUBSIDIE AAN HET AUTONOOM GEMEENTEBEDRIJF
STEENOKKERZEEL TEN BEHOEVE VAN HET ONTMOETINGSCENTRUM “DE
CORREN” (185.5)
De gemeenteraad,
Gelet op het gemeenteraadsbesluit, d.d. 26 juni 2003, waarbij het autonoom gemeentebedrijf
werd opgericht en het gemeenteraadsbesluit, d.d. 13 november 2003, waarbij een recht van erfpacht
werd gevestigd voor het ontmoetingscentrum De Corren ten gunste van het autonoom gemeentebedrijf;
Gelet op zijn besluit, d.d. 2 juni 2005, houdende toekenning van een voorlopige prijssubsidie
van 128 % (inclusief BTW) per euro ontvangst uit de exploitatie (exclusief drank en billijke vergoeding)
teneinde de prijzen voor het gebruik en de toegang tot de activiteiten van cultuur en vermaak in het
ontmoetingscentrum democratisch te houden;
Gelet op zijn besluit, d.d. 2 juni 2005, bepalende dat de prijssubsidie definitief bepaald zal
worden op de laatste gemeenteraad van 2005 op basis van de exploitatierekening van het autonoom
gemeentebedrijf op 30 november 2005;
Gelet op het overgedragen verlies van het boekjaar 2004 ten bedrage van € 46.848,22 ;
Overwegende dat met een prijssubsidie van 128 % het vermoedelijke overschot van het
boekjaar 2005 geraamd wordt op € 10.000;
Gelet op de bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen en de raad van bestuur van het
autonoom gemeentebedrijf;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. De prijssubsidie van de gemeente Steenokkerzeel aan het autonoom gemeentebedrijf wordt
voor het boekjaar 2005 definitief bepaald op 128 % (inclusief BTW) per euro ontvangst uit de
exploitatie (exclusief drank en billijke vergoeding).
Art. 2. De prijssubsidie van de gemeente Steenokkerzeel aan het autonoom gemeentebedrijf wordt
voor het boekjaar 2006 voorlopig bepaald op 90 % (inclusief BTW) per euro ontvangst uit de exploitatie
(exclusief drank en billijke vergoeding).
Art. 3. De prijssubsidie voor het boekjaar 2006 zal definitief bepaald worden op de laatste
gemeenteraad van 2006 op basis van de exploitatierekening van het autonoom gemeentebedrijf op 30
november 2006.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------36. OPLEVERING
OPDRACHT
‘ACTUALISATIE
EN
DOORLICHTING
PERSONEELBEHOEFTENPLAN’ EN BETALING FACTUUR 2005/1003 (232)
De gemeenteraad
Gelet op zijn besluit, d.d. 24 februari 2005, houdende doorlichting en actualisering van het
personeelbehoeftenplan en goedkeuring van het bestek;
Gelet op het collegebesluit, d.d. 6 juni 2005, houdende gunning van deze opdracht aan het
auditbureau Human Resources Professionals, te Vilvoorde;
Gelet op het collegebesluit, d.d. 14 november 2005, houdende kennisname van de nota van
de gemeentesecretaris, waarin deze zijn bezwaren uit tegen de betaalbaarstelling van de factuur van
HRP, nr. 2005/1003, voor € 11.752,13;
Gelet op het collegebesluit, d.d. 21 november 2005, houdende kennisname van de nota van
de ontvanger, luidende als volgt:
“ Een factuur ten bedrage van € 11.752,13 van de audit HRP werd betaalbaar gesteld door het
schepencollege in zitting van 7 november 2005.
41
In verband met de uitbetaling van deze factuur werd ik op 14 november 2005 in het bezit gesteld van
een nota van de gemeentesecretaris waarbij de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de opdracht
en de gevraagde verloning niet in overeenstemming zijn met de offerte van HRP.
Aangezien de gemeentesecretaris het college verzoekt de uitvoering van deze opdracht nader te
onderzoeken, zal ik voorlopig niet overgaan tot uitvoering van het betalingsbevel.
Als bijlage stuur ik een afschrift van de aan mij gerichte nota met het verzoek aan het college mij op
de hoogte te houden van het verder verloop van deze zaak. “
Gelet op het schrijven vanwege de heer Robrecht Paternoster, namens GHR Partners
Belgium, d.d. 30 november 2005, waarin hij ingaat op twee argumenten die in voormelde nota vermeld
werden, en waarin hij verzoekt om onderhavig punt aan de gemeenteraad ter goedkeuring voor te leggen,
met name de goedkeuring (oplevering) van de neergelegde rapporten, en de betaling van de openstaande
factuur; “Vanzelfsprekend houdt deze goedkeuring niet in dat de gemeenteraad zich hoeft aan te sluiten
bij onze aanbevelingen, enkel dat de gemeenteraad beslist dat (wij) opgeleverd hebben wat moest
opgeleverd worden;
Gelet op het collegebesluit d.d. 12 december 2005, houdende akkoord om dit punt aan de
gemeenteraad ter behandeling voor te leggen, onder voorbehoud dat eerst wordt tegemoet gekomen aan
de opmerking dat ook het schoonmaak- en het toezichthoudend personeel van de gemeenteschool bij
deze opdracht wordt betrokken, en dient opgenomen te worden in het personeelbehoeftenplan;
Gelet op de bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet;
Overwegende dat het amendement van raadslid Goderis om dit agendapunt af te voeren om reden
dat de betrokken firma nog niet aan al haar contractuele verplichtingen heeft voldaan, o.a. het indienen van een
afzonderlijk rapport “Wisselwerking tussen de verschillende diensten” en “Financiële berekeningen”, met 12
stemmen tegen 8 (Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Mombaerts Wim, Ryon, Goderis, Nys en Maes) wordt
verworpen;
BESLIST: met 12 stemmen tegen 8 (Vandervorst, Verhaeghe, Schoetens, Mombaerts
Wim, Ryon, Goderis, Nys en Maes)
Enig artikel. Stemt in met de oplevering van de door de firma GHR Partners Belgium neergelegde
rapporten, in het kader van de opdracht ‘Doorlichting en actualisering van het personeelbehoeftenplan’,
en de betaling van de openstaande factuur met nummer 2005/1003, onder voorbehoud dat eerst wordt
tegemoet gekomen aan de opmerking dat ook het schoonmaak- en het toezichthoudend personeel van de
gemeenteschool bij deze opdracht wordt betrokken, en dient opgenomen te worden in het
personeelbehoeftenplan.
Deze oplevering houdt niet in dat de gemeenteraad zich aansluit bij de aanbevelingen van GHR Partners,
enkel dat GHR Partners alles heeft opgeleverd wat moest opgeleverd worden, zij het onder voormeld
voorbehoud.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------37. BELEIDSPLAN LOKAAL SOCIAAL OVERLEG 2006-2007 (624)
 Tijdens de bespreking van dit punt verlaat raadslid Verhaeghe de vergaderzaal en neemt
geen deel aan de stemming

De gemeenteraad
Gelet op het decreet, d.d. 19 maart 2004, houdende het lokaal sociaal beleid;
Gelet op de omzendbrief Welzijn 2005/005, d.d. 14 oktober 2005, betreffende de procedure
voor het indienen van het lokaal sociaal beleidsplan 2006-2007 bij de Vlaamse regering;
Overwegende dat de lokale besturen, zijnde het gemeente- en OCMW-bestuur, samen een
plan dienen op te stellen omvattende het geheel van de beleidsbepalingen en acties van lokale actoren,
met het oog op het garanderen van de toegang van elke burger tot de rechten, vastgesteld in de artikelen
23 en 24 § 3 van de grondwet;
42
Overwegende dat het eerste beleidsplan moet ingediend worden uiterlijk op 31 december
2005, en volgende elementen dient te omvatten:
 Een beschrijving van het stappenplan dat het lokaal bestuur zal doorlopen om tegen 31 december
2007 tot een gedragen lokaal beleidsplan te komen.
 Het tijdspad en de werkwijze om de lokale actoren, het middenveld en de doelgroepen in dit proces
te betrekken.
 De concrete samenwerkingsafspraken tussen het OCMW- en het gemeentebestuur over het opstellen
en het uitvoeren van een lokaal sociaal beleid en inzake de organisatie van een toereikende sociale
dienstverlening.
Gelet op het bijgevoegde ontwerp van beleidsplan lokaal sociaal overleg 2006-2007,
omvattende het samenwerkingsprotocol tussen gemeente en OCMW, met in bijlage een stappenplan, een
overzicht sociale dienstverlening, een participatieplan en een communicatieplan;
Gelet op de vergadering van het overlegcomité, d.d. 7 december 2005;
Gelet op de bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Keurt het ontwerp van beleidsplan lokaal sociaal overleg 2006-2007, omvattende het
samenwerkingsprotocol tussen gemeente en OCMW, met in bijlage een stappenplan, een overzicht
sociale dienstverlening, een participatieplan en een communicatieplan, goed.
Art. 2. Een afschrift van dit besluit zal worden overgemaakt aan:
 Het OCMW van Steenokkerzeel
 Het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn –
cel lokaal sociaal beleid – Kamer 300 – Markiesstraat 1 te 1000 Brussel.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------38. ONDERWIJS: (550.207)
 Goedkeuring convenant korte vervangingen in het kader van de
scholengemeenschap Kastze De gemeenteraad,
Overwegende dat in het basisonderwijs tijdens de schooljaren 2005-2006 en 2006-2007 een
tijdelijk project wordt georganiseerd waarbij projectscholen een eigen beleid kunnen voeren betreffende
vervangingen van korte afwezigheden van personeelsleden aangesteld in een wervingsambt van het
bestuur- en onderwijzend personeel in functie van eigen lokale noden en prioriteiten;
Overwegende dat de vervangingseenheden enkel kunnen worden aangewend indien ze
worden samen gelegd in een samenwerkingsverband, meer bepaald: een scholengemeenschap;
Overwegende dat de vervangingseenheden worden toegekend en kunnen worden aangewend
op voorwaarde dat een convenant werd afgesloten tussen de betrokken schoolbesturen en minstens één
vakorganisatie;
Overwegende dat het schoolbestuur deel uitmaakt van de scholengemeenschap Kastze instellingsnummer 119727 -;
Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid
en de vakbonden van haar personeel;
Gelet op het decreet van 6 juli 2001 betreffende de intergemeentelijke samenwerking, in het
bijzonder de artikelen 2§1,6,7 en 8;
Gelet op de ministeriële omzendbrief Pers/2005/23 van 16 november 2005: “Vervangingen
van korte afwezigheden in het basis- en secundair onderwijs”;
Gelet op het syndicaal overleg, d.d. 15 december 2005;
43
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid artikel 144bis;
BESLIST: éénparig
Artikel 1. Het convenant goed te keuren;
Art.2. Het college te belasten met de melding aan het departement Onderwijs door een verklaring op
eer, met kopie aan OVSG.
Art.3. De afgevaardigde in het beheerscomité te belasten met de concrete uitvoering van deze
beslissing.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Aldus beslist en goedgekeurd.
De Secretaris,
De Voorzitter,
Download