WGGA bij het besluit Ctgb lijst gewasbeschermingsmiddelen en biociden 2007 Azur (11328 N) A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van wintertarwe en wintergerst. Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van één van de onderstaande driftreducerende maatregelen: - 75% driftreducerende doppen in combinatie met een spuitvrije zone van respectievelijk 1.45, 2.35 en 2.75 meter bij een dosering van respectievelijk 3.0, 3.5 en 4.0 L/ha. - 90% driftreducerende doppen in combinatie met een spuitvrije zone van respectievelijk 0.35, 0.40 en 0.45 meter bij een dosering van respectievelijk 3.0, 3.5 en 4.0 L/ha. - 50% driftreducerende doppen in combinatie met luchtondersteuning en een spuitvrije zone van respectievelijk 0.30 en 0.40 meter bij een dosering van respectievelijk 3.5 en 4.0 L/ha. - 50% driftreducerende doppen in combinatie met luchtondersteuning bij een dosering van 3.0 L/ha. - 75% of 90% driftreducerende doppen in combinatie met luchtondersteuning voor alle doseringen. - het Slapduk systeem in combinatie met 50% driftreducerende doppen Het middel is uitsluitend toegestaan voor beroepsmatig gebruik. B. GEBRUIKSAANWIJZING AZUR is een middel ter bestrijding van éénjarige grassen zoals duist, windhalm en straatgras en éénjarige tweezaadlobbige onkruiden zoals kleefkruid, kamille, muur, ereprijs, paarse dovenetel, hoenderbeet en veelknopigen. Wintertarwe en wintergerst Tijdstip van toepassen Spuiten na de winter nadat het gewas de groei heeft hervat tot einde uitstoeling van het gewas. AZUR dient bij voorkeur zo spoedig mogelijk na de winter verspoten te worden. Weersomstandigheden De werking van het middel is weinig temperatuurafhankelijk. Tijdens de toepassing tot enkele uren nadien moet het droog en groeizaam weer zijn. Rasgevoeligheid De tarwerassen Arminda, Citadel en Granta zijn gevoelig voor de component isoproturon, en deze component kan opbrengstderving veroorzaken. Pag.1 van 2 Dosering 3 liter per ha op grondsoorten tot 20% slib en/of 2% organische stof en op lössgronden. 3,5 liter per ha op grondsoorten met 20-35% slib en/of 2-5% organische stof. 4 liter per ha op grondsoorten met meer dan 35% slib en/of meer dan 5% organische stof. Ondervruchten Inzaai van grassen en klavers is doorgaans niet mogelijk. Zes tot acht weken na toepassing wordt de kans op slagen van een ondervrucht groter. Pag.2 van 2