HET MYSTERIE VAN DE JAPANSE KEIZER Ian Buruma Twee Nederlanders die de Jappenkampen overleefden: Wim Kan en Rudy Kousbroek. Voor Kan was Keizer Hirohito een Japanse Hitler, die opgehangen had moeten worden na de oorlog. Kousbroek reageerde door de keizer af te schilderen als een nogal onschuldige, ja zelfs sympathieke figuur met een belangstelling voor wetenschap die Kousbroek met hem deelde, een vriendelijke monarch die een einde aan de oorlog heeft gemaakt. Hoe valt het ene beeld met het andere te rijmen? Het feit dat zulke tegengestelde ideeën over één historische figuur kunnen bestaan betekent eigenlijk al dat hij niet zo eenvoudig is te duiden. Alleen een gek zou over Hitler willen beweren dat hij de vriendelijke onschuld zelve was. En Kousbroek was allerminst gek. De manier waarop Keizer na de oorlog door de Amerikaanse bezetters, met name Generaal MacArthur, is behandeld, heeft het beeld alleen nog maar verder vertroebeld. De oorlog in de Pacific zou eerder zijn afgelopen als de geallieerden hadden ingestemd met een voorwaardelijke overgave van Japan. Maar de geallieerden wilden beschikken over het lot van het keizerschap. De meest verschrikkelijke oorlogsmisdaden waren begaan in de naam van de keizer. De belangrijkste beslissingen – ook al werden die niet door hem persoonlijk genomen – werden uitgevaardigd als een keizerlijk decreet Japanners zelf wisten dit maar al te goed en velen vonden dan ook dat de keizer na de oorlog de verantwoordelijkheid moest dragen. Hij zou op zijn minst moeten aftreden. Maar MacArthur besloot om hem niet alleen op zijn troon te laten zitten, maar ook om hem te beschermen voor elke rechterlijke vervolging. Generaals, admiraals, politici en ambtenaren die in zijn naam hadden gehandeld moesten hangen. Hirohito ontsprong de dans. Hirohito moest weliswaar voor de radio verklaren dat hij geen god was, maar de monarchie bleef in stand. Het plan van MacArthur en zijn adviseurs was om de Japanse maatschappij volledig te veranderen. Een door en door verdorven samuraicultuur moest worden omgetoverd in een liberale democratie naar het Amerikaanse voorbeeld. Haast alles moest dus worden vernieuwd, het onderwijs, kunst, amusement, politiek, rechtspraak. Anders dan in Nazi Duitsland, waar een verderfelijk regime moest worden vervangen door een democratie, zonder dat de hele Duitse cultuur daarvoor overhoop hoefde te worden gehaald, zou Japanse beschaving als het ware worden getransformeerd. Maar dit zou alleen lukken, zo dacht MacArthur, als de Japanse monarchie kon zorgen voor een vernis van continuiteit. Iets moest hetzelfde blijven. Anders zouden mensen in opstand komen. Aan deze analyse kan heel wat worden afgedongen. De meeste Japanners waren het militarisme zo zat dat ze ook wel zonder Hirohito bereid waren geweest om hun maatschappij te democratiseren. Er stak ook een grote dosis arrogantie in het idee van MacArthur, die weinig wist over Japan en nooit de moeite nam om er meer over te weten, dat een oude cultuur kon worden gezien als een soort tabula rasa, waarmee de Amerikanen konden doen wat zij wilden. En toch handelde hij in een geest die Japanners konden herkennen. MacArthur gebruikte de keizer als een soort dekblad voor zijn eigen macht; hij was de Shogun van het naoorlogse Japan Veel Westerlingen in 1945, maar ook veel Japanners zelf, zullen hebben gedacht dat het Japanse keizerschap deel uitmaakte van een eeuwenoude traditie. Het officiele geloof dat de keizer als afstammeling van de Zonnegodin moest worden aanbeden, dat iedere Japanner in het stof moest kruipen zodra zijn heilige naam ook maar werd genoemd, en dat die eeuwenoude keizerstroon bovendien het opperste symbool was van een militante krijgersgeest, werd veelal gezien als de kern van een aloude cultuur. Het was misschien slim van MacArthur om diezelfde monarchie te gebruiken om die aloude cultuur te veranderen, maar in feite berustte dit op een misvatting van de Japanse geschiedenis. Noch Wim Kan, noch Kousbroek hadden namelijk helemaal gelijk over de rol van Keizer Hirohito. Hij was het produkt van een zeer recente geschiedenis, die laat zien hoe vaak, ook in Europa, zogenaamde traditie niet meer is dan een nieuw geschreven poppenkast om verandering te maskeren. Sinds de 10de eeuw hebben Japanse keizers, anders dan hun collega’s in China, geen leidende politieke rol gespeeld. De wereldlijke macht was in handen van regionale krijgsheren en samurai clans, waaronder de Tokugawa shoguns, die tussen 1600 en 1868 vanuit Edo (het huidige Tokio) het land bestuurden. De keizers, waaronder ook vrouwen, speelden een meer geestelijke rol. Hun hof was in de oude hoofstad Kioto, waar zij zich ontfermden over de rituele en spirituele aspecten van de Japanse cultuur: het bidden voor een goede rijstoogst en dergelijke zaken, die nauw samenhingen met Shinto, een inheemse verzameling mythen en riten die veelal te maken hadden met de natuur. In feite dus had er in Japan al heel vroeg een scheiding plaatsgevonden tussen staat en kerk. Niet dat het Japan onder de shoguns ook maar in de verste verte democratisch was, maar de Tokugawas ontleenden hun autoriteit in elk geval niet aan een goddelijke openbaring. De spirituele basis van hun macht was indirect. Zij verzekerden zichzelf van de keizerlijke zegen op hun bewind – een truc die op dezelfde wijze werd toegepast door MacArthur tijdens de geallieerde bezetting. En toch hebben de Japanners wel een poging gedaan om wereldlijke en spirituele macht te verenigen, en wel in navolging van het Westen. In het zogenaamde Meiji Herstel van 1868 werd het bewind van de shoguns voorgoed afgeschaft. Ook de samurai zou als kaste niet meer bestaan. In plaats daarvan zou Japan in ijltempo worden getransformeerd tot een modern quasi-Westerse staat onder een moderne keizer, die nominaal aan het hoofd stond van moderne professionele strijdkrachten, getraind door Engelse en Franse officieren . Om deze radikale transformatie een quasi-traditionele glans te geven noemde men de revolutie een herstel. De macht van de keizer werd zogenaamd “hersteld”; hij stond voor het eerst in bijna duizend jaar weer in het middelpunt. Maar het moderne keizerschap was verre van traditioneel. Het was een mengelmoes van Japanse, Chinese, en Europese invloeden, typisch voor de Meiji periode die duurde tot 1912. De Duitse Kaiser was een voorbeeld, maar ook Napoleon, en de Britse monarchie. De Meiji keizer, grootvader van Hirohito, kreeg een militaire habitus, die Japanse keizers voorheen nooit hadden gehad. En althans op symbolische wijze werden in het keizerlijke instituut voor het eerst sinds mensenheugenis in Japan kerk en staat verenigd. Dat was de nieuwe officiele rol van Shinto, eens een oude cultus, en nu een instrument van de staat. De Meiji keizer speelde weliswaar nooit een daadwerkelijke rol als militaire bevelhebber, maar hij gaf wel zijn keizerlijke zegen aan Japanse oorlogen met China en Rusland. Hetzelfde werd later van Hirohito verwacht. Hirohito gaf zijn zegen aan wat anderen besloten. Hij nam zijn rol als constitutioneel monarch serieus, en bleef , vooral als het ging om zaken die het keizerlijk instituut in gevaar konden brengen, op de achtergrond. En toch was hij officieel verantwoordelijk voor alles wat de regering deed in zijn naam. Dit was een dilemma dat men hem moeilijk persoonlijk kan aanrekenen, maar zijn gebrek aan durf heeft op cruciale momenten er wel toe bijgedragen dat Japan een rampzalige koers voer. Wat Hirohito persoonlijk tijdens de oorlog allemaal dacht, en wat hij achter de schermen misschien ook heeft gedaan, dat zullen we nooit zeker weten. In feite is die vraag ook irrelevant. Het probleem zit hem in de vermenging van geloof in heilige macht en politiek. Als seculiere leiders hun beslissingen kunnen verhullen in een sacrale wil – van God of een keizer – dan wordt verzet of zelfs meningsverschil onmogelijk gemaakt. De grootste verschrikkingen kunnen plaatsvinden onder het mom van de goddelijke wil, en niemand die er de verantwoordelijkheid voor hoeft te nemen. Generaal MacArthur heeft in elk geval één ding goed gezien in 1945. Aan Shinto als een keizerlijke staatscultus moest een einde komen, en dat is ook gebeurd. De keizer is ook officieel geen staatshoofd meer, maar een “symbool” van de staat. Bovendien kreeg Japan een nieuwe, pacifistische grondwet. De oude onverschilligheid over de keizer, die eeuwen lang in Japan de norm was, lijkt weer te zijn teruggekeerd. En met het verbod om weer oorlog te voeren zijn de meeste Japanners het nog steeds eens. Maar er blijft een vrij krachtige minderheid in Japan die zich nog steeds niet kan vinden in de naoorlogse situatie. De spectaculaire zelfmoord van de schrijver Mishima Yukio in 1970 was hier een buitennissig voorbeeld van. Maar de huidige premier Abe Shinzo behoort ook tot de groep die de grondwet wil veranderen. Het standpunt dat Japan behalve een economische, ook een militaire rol zou moeten kunnen spelen buiten de grenzen is op zichzelf niet onredelijk. Maar Abe en zijn geestverwanten willen meer. Ook de positie van de keizer als staatshoofd zou moeten worden hersteld. De persoonlijke schuld of onschuld van Hirohito is daarom een betrekkelijk triviale bijzaak. Het is net als bij georganiseerde godsdienst; het gaat om de manier waarop een land omgaat met zijn monarchie. De Japanse keizer van vandaag is geen gevaar voor Japan of de wereld. Maar zolang in het hoofd van een minister president er nog een direct verband bestaat tussen het keizerschap en de rol van militaire strijdkrachten, zijn de spoken van het recente verleden nog niet helemaal uitgedreven.