Handleiding bij het globalisatierapport, versie 2

advertisement
Handleiding bij het globalisatierapport MPG Versie 2
Inleiding
De tabellen van de globalisatie worden aangemaakt per registratiesemester. De globalisatie is
een onderdeel van de controleprocedure. Waar het controleprogramma de inhoud van
individuele records evalueert is het de bedoeling van het globalisatierapport om op basis van
enkele overzichtstabellen de volledigheid en de nauwkeurigheid van de gegevens te
evalueren. Vermits het hier niet meer gaat over punctuele fouten maar over systematische of
interpretatiefouten, kan enkel de voorziening zelf uitsluitsel geven over het realiteitsgehalte
van de ingestuurde gegevens. Wanneer de voorziening akkoord gaat met het
globalisatierapport van een semester (door geen opmerkingen door te sturen naar de FOD
binnen de 3 weken na ontvangst), worden de gegevens voor verwerking opgeladen in het
Datawarehouse van de FOD Volksgezondheid.
InhoudΨ
Het globalisatierapport bestaat uit twee delen. Een eerste deel “Globalisatie MPG [semester]”
controleert gegevens van de instelling terwijl het tweede deel “Globalisatie MPG Units
[semester] “gegevens controleert die door de leefeenheden werden ingevuld.
Deel I: Instellingsgegevens
Structuurgegevens
De eerste tabel geeft de coördinaten van de instelling:
-Naam van het ziekenhuis
-Adres
-Postcode
-Gemeente
-Erkenningnummer
-Instellingscode: type voorziening en CIV-nummer (bv. 71=PZ+835 =71835)
-NIS-code van de gemeente van de zetel van het regionale overlegplatform
-De naam van de MPG-verantwoordelijke
De tweede tabel betreft het aantal budgettaire plaatsen of bedden opgesteld volgens de
vigerende erkenningnormen. In de tabel wordt het meegedeelde aantal erkende plaatsen per
kenletter vergeleken met het aantal in het Centraal Ziekenhuisbestand (= een referentiebestand
dat samengesteld wordt op basis van de erkenningbesluiten van de bevoegde
Gemeenschappen). Het aantal dat in de MPG ingevuld wordt betreft de situatie aan het einde
van het semester (30 juni resp. 31 december)..
Ψ
Verduidelijking van de inhoud kan bekomen worden bij de MPG-verantwoordelijke van de instelling
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
1
De derde tabel betreft het aantal leefeenheden die actief waren in het semester met het aantal
fysisch beschikbare plaatsen/bedden in eenpersoonskamers, tweepersoonskamers en 3-of
meerpersoonskamers. Dit aantal kan groter zijn dan het aantal erkende plaatsen/bedden.
Actieve leefeenheden beschikken over een aantal plaatsen en hebben een openingsdatum die
valt vóór het einde van het semester (<30 juni resp. <31 december).
Functionele gegevens
Gerealiseerde ligdagen en bezettingsgraad
De tabellen geven per kenletter van behandeldienst het aantal gerealiseerde ligdagen per
maand, kwartaal en semester zoals meegedeeld door de voorziening. Op basis van deze cijfers
wordt per kenletter van behandeldienst de gemiddelde bezettingsgraad berekend per maand,
kwartaal en semester.
De gemiddelde bezettingsgraad is gelijk aan [ het aantal gerealiseerde ligdagen per
tijdseenheid / maximum aantal ligdagen per tijdseenheid] * 100 waarbij het maximum aantal
ligdagen per tijdseenheid gelijk is aan het aantal erkende plaatsen♣ van de behandeldienst
vermenigvuldigd met het aantal dagen van de maand, het kwartaal of het semester.
Voor de partiële kenletters A1,A2,T1 en T2 wordt het maximum aantal ligdagen
vermenigvuldigd met 0,7 . Voor de partiële kenletter K1 wordt vermenigvuldigd met 0,5 en
met 0,6 voor kenletter K2.
Turn-over
-“Aantal lopende behandelingen %” = het aantal niet-beëindigde verblijven aan het einde van
het semester gedeeld door het totaal aantal erkende plaatsen in de instelling (voltijdse en
deeltijdse plaatsen).
-Het “aantal medische opnames” betreft het aantal (her-)opnames in het semester
-“Heropnames” betreft het aantal opnames met volgnummer > 1 in het semester
-“Heropnames %” is de proportie heropnames in het totaal aantal opnames van het semester.
-“Aantal medische opnames < [semester]” betreft het aantal verblijven met opname in een
vorige semester.
-“Turnover”= het aantal opnames in het semester gedeeld door het totaal aantal erkende
plaatsen (partiële + voltijdse kenletters)
-“Turnover A,K”= het aantal opnames in het semester gedeeld door het totaal aantal erkende
plaatsen in A (A,a1,a2) en K(K,k1,k2)
Distributie: dag van opname (MA04): betreft enkel de opnames die plaatsvonden in het
semester
-“Aantal medische ontslagen [Semester]” betreft alle beëindigde verblijven in het semester.
Van deze verblijven bekomt men de gemiddelde verblijfsduur in kalenderdagen, de
mediaan,de modus en de som van alle kalenderdagen (“Kalenderdagen ”=som MD04).
“Kalenderdagen A,K”= de som van alle kalenderdagen MD04 van alle ontslagen uit
MD05=A (A,a1,a2) en K (K,k1,k2)-diensten
-“Aantal overledenen” betreft alle beëindigde verblijven met een waarde MD07 > 30.
♣
situatie 30 juni respectievelijk 31 december
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
2
-“Aantal intermediaire ontslagen [Semester]” betreffen alle niet-medische ontslagen uit de
voorziening in het semester. Van deze periodes bekomt men de gemiddelde duur in
kalenderdagen, de mediaan en de modus en de som van alle dagen afwezigheid
(“Kalenderdagen ”=som[ID10-ID04]). “Kalenderdagen T”= som alle dagen afwezigheid
(ID10-ID04) van alle intermediaire ontslagen vanuit een T-dienst (ID05=
T,t1,t2,TFB,TFP,VP,S6=Sp-psychogeriatrie)
Procesgegevens
In de volgende tabellen worden de 75% meest gebruikte antwoordalternatieven vermeld. Op
die manier worden de, voor de instelling, belangrijkste antwoordalternatieven weerhouden.
De somfrequentie >= 75% wordt berekend op alle observaties (bv. N= alle MA-records) waar
het antwoord gekend is. Alle observaties waar het antwoord niet gekend is (missing value of
onbekend ) worden in deze tabellen niet meegerekend.
Onder elke tabel bekomt men een bijhorende tabel met : het totaal aantal observaties (gekende
en niet gekende antwoorden=”Totaal record”) , het aantal en percentage ontbrekende waarden
(“Totaal missing” en “Totaal missing %”) en het aantal en percentage antwoorden ‘onbekend’
(“Totaal onbekend” en “Totaal onbekend %”).
“Totaal record” – [“Totaal missing” + “Totaal onbekend”] = N waarvan per item tenminste
75% van de antwoordalternatieven worden beschreven.
Rekrutering (>=75%)
In de rubriek rekrutering bekomt men informatie over het domicilie
(=arrondissement/agglomeratie) van de opgenomen patiënten ( item MA07), de belangrijkste
verwijzende instanties (items MA10.01-MA10.02-MA10.03), de leeftijd (registratiejaar H05
– geboortejaar IP03) en het geslacht (item IP04) van de patiënten.
Opnamekenmerken (>=75%)
De twee tabellen geven informatie over het type opname ( item MA08: gepland minder dan
24 uur versus gepland meer dan 24 uur) en de wijze van opname (item MA09: vrijwillige
versus onvrijwillige opnames).
Voor de initiatieven van beschut wonen en de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt het
item MA09 niet weerhouden gezien dit hier niet geregistreerd wordt.
Sociale kenmerken (> = 75%)
Deze 5 tabellen geven informatie over de woonvorm waar de patiënt gedurende de drie
maanden voorafgaand aan zijn huidige medische opname hoofdzakelijk verbleef (item
MA11), het type (MA12) en het niveau van onderwijs (MA13), de beroepsstatus bij opname
(MA14) en het hoofdberoep (MA15)
Ziektebeelden (DSM-IV codes> = 3%)
In deze tabel vindt men alle DSM-IV-codes die bij opname werden ingevuld op as I.1
(MA16.01) voor tenminste 3% van alle observaties. Er wordt geen onderscheid gemaakt
tussen primaire en secundaire diagnose. Een observatie zonder code (=blanco) voor MA16.01
wordt gerekend bij de ontbrekende gegevens. Een observatie met een code 799.9 of V71.09
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
3
wordt bij de valide observaties gerekend. In de bijhorende tabel met alle observaties vindt
men het totaal aantal blanco diagnoses (“Total Missing”). De percentages (DSMIVcode>=3%) worden berekend op N= “Total record” – “Total missing”.
Distributie: Hoofddiagnose-as (MA16_09) bij opname
Multiperiode controle
De eerste tabel vergelijkt het aantal records (MA) in de export van het vorige semester met
het aantal records (MA) in deze export.
Vervolgens gebeurt een vergelijking van de verblijven in het huidige semester met deze in
het vorige semester. Deze toont een aantal “nieuwe” verblijven met code lange duur H09= 3
of 4,die in vorige semester opgenomen maar niet geëxporteerd werden ( Ontbrekende
opnames in vorige export) en/of verblijven die in vorige export niet beëindigd werden (H09=
2 of 3) maar niet terugkomen in de huidige export (Ontbrekende medische ontslagen in vorige
export).
Deel II: Leefeenheden
Organisatie: structuur en functie
In een eerste tabel worden de nummers vermeld van de leefeenheden met het aantal plaatsen
en de openingsdatum. De selectie van de leefeenheden gebeurt op basis van de
(som[SU02,SU03,SU04] > 0) en de items MA06, MT07 of MD06, afhankelijk van de
informatieblok waarin het item zich bevindt.
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
4
In een tweede tabel wordt bepaald welke kenletter(s ) van behandeling van toepassing zijn in
de leefeenheden. Het percentage van de kenletter MT06 per leefeenheid MT07 wordt
berekend op het totaal aantal MT-records van de leefeenheid in het semester.
In een derde tabel “Type leefeenheid” wordt gepeild naar de functie van de leefeenheden aan
de hand van de variabele MT03. In deze variabele wordt het type bewegingen die de patiënt
tijdens zijn verblijf maakt geregistreerd. Het percentage bepaalt of de eenheid een opnameeenheid is (MT03=10), een transfereenheid (MT03=22 én 23) , een langverblijf-afdeling
(MT03=51) of een combinatie.
Turnover
Per leefeenheid vindt men een tabel met het aantal medische ontslagen in het semester met de
gemiddelde en mediaan verblijfsduur in kalenderdagen (MD04).
Turnover geeft een idee over de snelheid waarmee de afdelingspopulatie vernieuwd wordt in
een semester = het aantal ontslagen gedeeld door het aantal plaatsen van de leefeenheid.
Procesgegevens
(de opnamegegevens MA betreffen de leefeenheid MA06 waar de opnamegegevens werden
ingevoerd; deze leefeenheid kan verschillen van deze waar de patiënt nu verblijft)
Doelgroep
(-)Leeftijdgroep(en): de mediaan leeftijd op basis van het verschil [registratiejaar H05 –
geboortejaar] (IP03) en een tabel met de frequentieverdeling van de leeftijdsgroepen:
jongeren(0-18j) – volwassenen(19-64j) en ouderen(>64j) per leefeenheid
(-)Geslacht: frequentieverdeling van het geslacht (IP04) per leefeenheid
(-)Number of nonmissing values,age: geeft de aantallen waarop de percentages in voorgaande
tabellen zijn gebaseerd
(-)Ziektebeelden: in de tabel ‘DSM-IV” vindt men per leefeenheid de DSM-IV-codes die bij
opname werden ingevuld op as I.1 (MA16.01) voor tenminste 3% van alle observaties
geregistreerd door de leefeenheid.
Een observatie zonder code voor MA16.01 wordt gerekend bij de ontbrekende gegevens. Een
observatie met een code 799.9 of V71.09 wordt bij de valide observaties gerekend.
In de bijhorende tabel met alle observaties vindt men het totaal aantal blanco diagnoses per
leefeenheid (“Total Missing” en “Total missing %”). De percentages van de DSM-IV-codes
worden berekend op N= [“Total record” – “Total missing”].
Het percentage ‘Total missing’ is bij voorkeur 0% !
In de volgende tabellen worden de 75% meest gebruikte antwoordalternatieven vermeld. Op
die manier worden de, voor de leefeenheid, belangrijkste antwoordalternatieven weerhouden.
De somfrequentie >= 75% wordt berekend op alle observaties (bv. N= alle MA-records) waar
het antwoord gekend is. Alle observaties waar het antwoord niet gekend is (missing value of
onbekend ) worden in deze tabellen niet meegerekend.
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
5
Onder elke tabel bekomt men een bijhorende tabel met , per leefeenheid, het totaal aantal
observaties (gekende en niet gekende antwoorden=”Total record”) , het aantal en percentage
ontbrekende waarden (“Total missing” en “Total missing %”) en het aantal en percentage
antwoorden= onbekend (“Total onbekend” en “Total onbekend %”).
“Total record” – [“Total missing” + “Total onbekend”] = N waarvan per item tenminste 75%
van de antwoordalternatieven worden geselecteerd.
Opnamekenmerken (>=75%)
Twee tabellen geven per leefeenheid (MA06) informatie over het type opname ( item MA08:
gepland minder dan 24 uur versus gepland meer dan 24 uur) en de wijze van opname (item
MA09: vrijwillige versus onvrijwillige opnames). Voor de initiatieven van beschut wonen en
de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt het item MA09 niet weerhouden gezien het hier
niet geregistreerd wordt.
Verwijzende instantie (> = 75%)
Per leefeenheid (MA06) worden de belangrijkste verwijzende instanties, vermeld in item
MA10.01, beschreven.
Sociale kenmerken (> = 75%)
Deze 5 tabellen geven per leefeenheid informatie over de woonvorm waar de patiënt
gedurende de drie maanden voorafgaand aan zijn huidige medische opname hoofdzakelijk
verbleef (item MA11), het type (MA12) en het niveau van onderwijs (MA13), de
beroepsstatus bij opname (MA14) en het hoofdberoep (MA15).
Ontslaggegevens (> = 75%)
(De ontslaggegevens betreffen de leefeenheid MD06 die de gegevens invoerde)
Twee tabellen die per leefeenheid (MD06) informatie geven over de wijze van ontslag
(MD07) en de bestemming bij ontslag (MD11). De berekening van het percentage gebeurt
voor MD11 op alle observaties waar het ontslag niet te wijten is aan een overlijden (MD07
<31)
Zorgverlening
(De zorgactiviteiten betreffen de leefeenheid MT07 die de zorggegevens invoerde)
Selectie van de belangrijkste zorgactiviteiten1 in alle behandelperiodes (de items MT12.01 t/m
MT16.14) van elke leefeenheid gebeurt door middel van een mediaan > 0. Een mediaan = 0
betekent dat de zorgactiviteit niet tot de doorsnee zorgverlening van de leefeenheid behoort
(<50% van de patiënten ontvangt de zorg) terwijl het omgekeerde geldt voor een mediaan >
1
De zorgactiviteiten worden gescoord met 0 = niet van toepassing of 1 = van toepassing nadat eerst de som van
de scores per itemgroep MT12 à MT16 werd gecontroleerd op missing values
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
6
0 (50% of meer patiënten ontvangen de zorg). Enkel de zorgactiviteiten waar tenminste 1
leefeenheid een mediaan >0 heeft worden weergegeven.
Controle van het aantal behandelperiodes waarvoor geen zorgactiviteiten werden
ingevoerd. Elke behandelperiode met een score 0, per itemcluster MT12, MT13, MT14,
MT15 en/of MT16 genereert een missing value
(-) Selectie van de belangrijkste problemen2 aan het begin van alle behandelperiodes (de items
MT10.01 t/m MT10.53) in elke leefeenheid gebeurt door middel van een mediaan > 0. Een
mediaan = 0 betekent dat het probleem zich niet stelt voor de doorsnee patiënt van de
leefeenheid terwijl het omgekeerde geldt voor een mediaan > 0 .
Controle van het aantal behandelperiodes waarvoor geen problemen bij aanvang van de
periode (MT10) werden ingevoerd. Elke behandelperiode met een score 0 voor alle items
MT10 genereert een missing value
2
De problemen worden gescoord met 0 = niet van toepassing of 1 = van toepassing
Directoraat-generaal organisatie gezondheidszorgvoorzieningen
Dienst datamanagement
7
Download