Cursus plantenkennis Naam opleiding: Hovenier Naam docent: Cohort: 2015-2016 Periode: G21.1 1. Groen onderhoud basis In deze cursus leren leerlingen de basis voor wat betreft plantenkennis en de eerste 20 planten. Na het volgen van deze cursus hebben ze basis kennis en kunnen ze gaan assisteren bij het onderhouden van tuinen. 2. Deelopdrachten In deze cursus werken studenten aan hun plantenkennis, dit doen ze door een toets voor te bereiden waarbij 20 planten meegebracht worden die op naam moeten worden gebracht. De opdracht voor de lessen is planten mee te nemen en die op naam te brengen. Voorbereiden 1.Begin op tijd planten te bekijken en te bestuderen. 2.De toets weken staan aangegeven in de Hokjeskalender via je coach hoor je op welke dag en tijdstip je de toets mag komen maken. 3.Bij twijfel over planten in de periode voorafgaande aan de toets overleggen. Niet op het moment wanneer je voor de toets komt. 4.Breng in de winterperiode (februari)b.v. niet twee verschillende Druiven (Vitis) mee voor de toets. Die zijn dan niet te onderscheiden. 1 kan natuurlijk wel. 5.Zorg in de voorbereiding dat je weet waar je planten gaat knippen. Noteer dus zorgvuldig waar je planten hebt gezien. 6.Zorg bij de naamgeving voor goede bronnen. Ook een oom die hovenier is kan een Cornus florida aanzien voor een Cornus mas. Goede bronnen zijn bijvoorbeeld een kwekerij, tuincentrum, arboretum, botanische tuin, schooltuin. 7.Zorg dat je administratie op orde is. 8.Het is niet de bedoeling dat je docent alle takken op school op naam brengt, natuurlijk kun je zaken laten controleren, maar je zult zelf wel voorwerk moeten verrichten. 9.Het heeft geen zin verschillende cultivars van Rozen of Rhododendrons aan te bieden. Administratie 10.Maak per toets een lijst waar de planten op staan die je gaat toetsen. Op alfabet en genummerd. Deze lijst lever je in op het moment van toetsen 11.Planten mogen maar een keer voor een toets worden meegebracht. Toetsen 12.Knip planten kort voor de toets zodat ze er fris uitzien. 13.Je neemt een goed herkenbaar plantendeel mee. 14.De plantendelen die je meebrengt zijn afkomstig van levende planten. 15.Als je binnenkomt bij een toets zijn de labels en etiketten verwijderd, ze kunnen bij de docent worden ondergebracht. 16.Op de aangegeven tijd starten, kom je later dan kun je op dat moment niet meer starten, als het de examinatoren schikt kun je op het eind van de middag de toets maken. 17.Tijdens de toets voorzie je de planten van een label waarop je de juiste naam noteert. 18.Niveau 2 Geslachtsnaam Bij kruidachtige wilde flora Nederlandse naam. 19.Niveau 3 / 4 Wetenschappelijke naam. Bij kruidachtige wilde flora Nederlandse naam. 20.Zorg dat je de toets goed voorbereid, neem meer planten mee (40 tot 50% meer meenemen) dan het aantal wat je goed moet hebben voor een voldoende. 21.De meegebrachte geknipte planten blijven achter op school. 22.Heb je de aangegeven aantallen uit de bovenstaande tabel goed, dan heb je voldaan aan de eis en heb je een voldoende in het portfolio. Kom je niet aan de vereiste aantallen dan heb je een onvoldoende. 23.Planten voor de toets worden NIET op de schooltuin geknipt. 24.Wilde flora getoetst voor het behalen van gewasbescherming is niet vrijstellend. Planten mogen wel worden meegebracht. 3. Beoordeling van eindopdracht en deelopdrachten Link organisatie toetsen 4. Cursusorganisatie - groepsindeling G21 en G22 samen - week 1 t/m 8 1 uur 5. Verantwoording De inhoud van deze cursus staat in het teken van integrale opdracht ‘groenonderhoud basis’. 2 Cursushandleiding plantenkennis