Zbanalysenota040811 Praktische werkwijze: zaadbankanalyse – kiemingsexperiment (11/08/2004) Staalname bij zaadbankanalyse: De manier van staalname is afhankelijk van de grootte van het proefvlak. Elk staal bestaat in principe uit een mengstaal, bekomen door verschillende boringen. Met een gutsboor wordt er verschillende keren geboord en het bekomen staal wordt gesplitst in 05 cm fractie en 5-10 cm fractie; ngl doelstelling van het onderzoek kan dat ook 0-10cm en 10-20cm zijn. Met een gutsboor van 3.5 cm diameter minimum 10 boringen per mengstaal uitvoeren (hangt af van de bodem; bij zandgrond krijg je dan een groot volume omdat het zand niet door de zeef van 0.2 mm gaat, op leem- of kleigrond kan je vaker boren). Ook het aantal mengstalen per site die je wil bemonsteren hangt af van je vraagstelling (minimaal 10 plots per site). Uiteraard kunnen er ook kiemingsexperimenten uitgevoerd worden op zaden die niet uit de bodem komen. Daar is de staalname afhankelijk van het type experiment (uitkammen dieren, rechtstreeks plukken van de planten,….). Naast de kiemingsmethode zou in principe ook directe identificatie van zaden/vruchten kunnen gebeuren; dit vereist uiteraard wel dat de zaden/vruchten herkenbaar en extraheerbaar zijn uit de stalen. Deze laatste methode is echter alleen uitzonderlijk te gebruiken. Voorbehandeling – reduktie van het volume (zg. concentratiemethode, naar Ter Heerdt et al. 1996. Functional Ecology 10: 144-151)): Uitzeven over een dubbele zeef 0.2 mm < reststaal met de zaden < 4 mm. Dit maakt dat de leem en klei-partikels eruit zijn (<0.2 mm) en dat steentjes, vegetatieresten,… ook grotendeels verwijderd zijn (> 4 mm). Dit gebeurt door het staal in de bovenste zeef te doen en dan door te spoelen met water, de fractie die overgehouden wordt tussen de 2 zeven en die de zaden bevat, wordt daarna direct in een dunne laag op de bakken gebracht. In specifieke gevallen waar zaden van soorten verwacht worden met diameters < 0.2 mm, is deze concentratiemethode niet aangewezen. Ondermeer voor mediterrane vegetaties is dit aangetoond (zie Bossuyt B. et al. 2000. Functional Ecology 14:766-768.) Maar algemeen lijkt deze concentratiemethode wel bruikbaar. De bedoeling van deze voorbehandeling is een reduktie van het volume, zodat het staal in een dunnere laag is uit te zaaien wat de kiemingskansen doet toenemen. Als bijkomend voordeel biedt dit dat de zaadhuid licht beschadigd kan worden, en dat maakt dat de kieming vlotter kan verlopen. Dit laatste geldt vooral bij die soorten die harde “zaad”wanden hebben. Inzaaien: Op de bodem van een plastic kiembak wordt een laag argex-korrels of met water gespoelde lava-grint ( : 0.8-1.2cm) aangebracht (1 cm of 1 laag dik). In de hoek van de kiembak wordt een stukje pvc-buis geplaatst zodat je via dit buisje langs onder water kan geven. De bakken vullen met gesteriliseerde (zaadvrije) potgrond. Hiervoor gebruik je best ‘zaai- en stekgrond’, dit is een potgrond die een fijne struktuur heeft, weinig voedingsstoffen bevat en in principe geen zaden bevat. Deze hoef je dan ook niet zelf te 1 Zbanalysenota040811 steriliseren. Let wel op dat je tijdig voedingsstoffen toedient. Ook gewone potgrond is bruikbaar, maar deze moet absoluut gesteriliseerd worden. Dit gebeurt door een hittebehandeling: 24 u op 110 °C. Dit kan gewoon in de droogoven gebeuren in een kartonnen (opletten dat de plakband niet loskomt) of metalen container. Voor specifieke doeleinden(bv. soorten van zure milieus) kan eventueel ook potgrond met een groter aandeel turf gebruikt worden (heidepotgrond); sterilisatie is ook hier wel nodig. Indien het volume van de stalen niet groot is, is het mogelijk om de bakken in compartimenten op te delen met plastieken tussenschotjes gemaakt uit Biplex (zwart materiaal voor onderdaken die zelf te versnijden zijn op de gewenste maat). Dit materiaal is te koop bij houthandel Merckx op het Engels Plein. In principe zijn ook andere materialen hiervoor bruikbaar, zolang ze maar inert zijn en geen specifieke stoffen afgeven. De bakken zo vol mogelijk doen met potgrond, dit geeft een dikkere bodem en maakt dat bij het water geven je niet alles ‘plas-dras’ moet zetten om te beletten dat je een dag later al terug moet gaan of waardoor je stalen vaak te nat komen staan waardoor mos zich gemakkelijk gaat ontwikkelen. Bovenop de potgrond breng je een laag je van 0,5 cm Rijnzand aan. Dit is vrij grof, witachtig zand dat het water makkelijk doorlaat, hierdoor zal er minder mosvorming ontstaan aan het oppervlak. Als je de potgrond bloot laat kan deze na een tijdje helemaal dicht komen zitten door mosvorming. Het sterk in volume verminderde zaadbankstaal wordt als laatste, direkt na de zeving uitgezaaid in een zo dun mogelijke laagje (1 à 2 mm), om de zaden maximaal aan het licht bloot te stellen. Opkweek: De bakken komen in een kweekkamer of een serre te staan waar ze aan een dag-nacht regime onderworpen worden van 16 u licht en 8 u donker. De opkweek, de kieming en determinatie van de soorten neemt 8 à 12 weken (tot zelfs 6 maanden) in beslag. Dit is per geval te beoordelen tot waar het de moeite loont om verder te doen (zolang er kieming optreedt). De soorten worden zo vlug mogelijk uit de kiemingsbakken gehaald: de gedetermineerde individuen worden verwijderd en de soorten waarvoor dit nog niet lukt worden zo vroeg mogelijk uitgeplant in kleine containers (bv. 8-12cm diameter) gevuld met potgrond. In de bakken moet immers de competitiedruk zo laag mogelijk blijven. Na die eerste periode van 8 à 12 weken kunnen de bakken in de frigo geplaatst worden (2-4° C gedurende min 8 weken, dit mag echter ook langer – afhankelijk van je eigen planning). Deze behandeling is niet nodig wanneer in de late winter bemonsterd wordt. Gedurende deze koudebehandeling moeten de stalen vochtig en aan de lucht blootgesteld zijn; dus met zaaibak en al in de frigo plaatsen (zeker niet in plastic zakken steken). Hierbij kunnen de bakken afgedekt worden met karton om te sterke uitdroging te voorkomen. Door deze koudebehandeling wordt voor sommige soorten de dormantie (rustperiode) doorbroken. Na deze koudebehandeling volgt er nog een periode van minimum 8 weken van opkweken en determineren. Water geven: Zet ze niet te nat, veel planten hebben het veel moeilijker met ‘te nat’ dan met ‘te droog’, wat niet wil zeggen dat je ze volledig moet laten uitdrogen want dan is het moeilijk om 2 Zbanalysenota040811 de potgrond terug bevochtigd te krijgen. Zeker gedurende warme periodes in de zomer is dit wat zoeken. Niet te veel water geven, maar toch voldoende zodat ze verder kunnen tot de volgende watergift. Afhankelijk van de onderzochte biotoop waarin de stalen genomen zijn kies je voor gedemineraliseerd, regen- of leidingwater. In principe is gedemineraliseerd/regenwater het best tenzij de soorten van kalkhoudende bodems komen. Bemesting: Door het vele water geven en doordat de planten voedingsstoffen opnemen blijft er na een tijdje niet te veel meer over in de potgrond. Daarom is het aangewezen om toch af en toe wat voedingsstoffen mee te geven: om de 14 dagen gieten met een oplossing van 1.5 EC. Dit kunnen we krijgen bij Louis Lettani in de Serres in Heverlee!(016/322899). Tenzij uiteraard van gewone, gesteriliseerde potgrond vertrokken wordt. Doordat herkenbare soorten steeds verwijderd worden uit de bakken en de niet-herkenbare worden overgeplant worden er steeds competitievrije situaties gecreëerd, dit maakt dat bemesten ook niet voor het wegdringen van de competitiegevoelige soorten zal zorgen. Het overgrote deel van de soorten zal er beter door groeien en er zullen minder planten wegkwijnen na verloop van tijd. Bestrijding van plagen: Zowieso van in het begin gele kleefbordjes plaatsen (in 1/5 van de bakken) om insecten weg te vangen (vooral bananenvliegjes). De ruimte goed verluchten (in het ILWB-labo de ventilater aanzetten als er niemand aan het werk is) dit voorkomt schimmelvorming. Indien er toch schimmelvorming optreedt moet er gesproeid worden. Op dat moment te beoordelen met welk produkt (afhankelijk van het soort schimmel). Er ook steeds op letten dat het enkel werkt tegen schimmels en niet tegen dicotylen ofzo. Om mossen te voorkomen wordt er met dat laagje (0.5 cm) Rijnzand gewerkt tussen de turf en het staal dat ingezaaid wordt. Chemisch behandelen van mos is te onzeker: er is niet geweten wat het effect is van ijzersulfaat op de kieming van alle mogelijke soorten. Eric Van Beek Bea Bossuyt Martine Couvreur Pieter Roovers Martin Hermy 3