Discussienota: zaadbankanalyse (25/03/04)

advertisement
Zbanalysenota040811
Praktische werkwijze: zaadbankanalyse – kiemingsexperiment
(11/08/2004)
Staalname bij zaadbankanalyse:
De manier van staalname is afhankelijk van de grootte van het proefvlak. Elk staal
bestaat in principe uit een mengstaal, bekomen door verschillende boringen. Met een
gutsboor wordt er verschillende keren geboord en het bekomen staal wordt gesplitst in 05 cm fractie en 5-10 cm fractie; ngl doelstelling van het onderzoek kan dat ook 0-10cm
en 10-20cm zijn. Met een gutsboor van 3.5 cm diameter minimum 10 boringen per
mengstaal uitvoeren (hangt af van de bodem; bij zandgrond krijg je dan een groot volume
omdat het zand niet door de zeef van 0.2 mm gaat, op leem- of kleigrond kan je vaker
boren). Ook het aantal mengstalen per site die je wil bemonsteren hangt af van je
vraagstelling (minimaal 10 plots per site).
Uiteraard kunnen er ook kiemingsexperimenten uitgevoerd worden op zaden die niet uit
de bodem komen. Daar is de staalname afhankelijk van het type experiment (uitkammen
dieren, rechtstreeks plukken van de planten,….). Naast de kiemingsmethode zou in
principe ook directe identificatie van zaden/vruchten kunnen gebeuren; dit vereist
uiteraard wel dat de zaden/vruchten herkenbaar en extraheerbaar zijn uit de stalen. Deze
laatste methode is echter alleen uitzonderlijk te gebruiken.
Voorbehandeling – reduktie van het volume (zg. concentratiemethode, naar Ter
Heerdt et al. 1996. Functional Ecology 10: 144-151)):
Uitzeven over een dubbele zeef 0.2 mm < reststaal met de zaden < 4 mm. Dit maakt dat
de leem en klei-partikels eruit zijn (<0.2 mm) en dat steentjes, vegetatieresten,… ook
grotendeels verwijderd zijn (> 4 mm). Dit gebeurt door het staal in de bovenste zeef te
doen en dan door te spoelen met water, de fractie die overgehouden wordt tussen de 2
zeven en die de zaden bevat, wordt daarna direct in een dunne laag op de bakken
gebracht. In specifieke gevallen waar zaden van soorten verwacht worden met diameters
< 0.2 mm, is deze concentratiemethode niet aangewezen. Ondermeer voor mediterrane
vegetaties is dit aangetoond (zie Bossuyt B. et al. 2000. Functional Ecology 14:766-768.)
Maar algemeen lijkt deze concentratiemethode wel bruikbaar.
De bedoeling van deze voorbehandeling is een reduktie van het volume, zodat het staal in
een dunnere laag is uit te zaaien wat de kiemingskansen doet toenemen. Als bijkomend
voordeel biedt dit dat de zaadhuid licht beschadigd kan worden, en dat maakt dat de
kieming vlotter kan verlopen. Dit laatste geldt vooral bij die soorten die harde
“zaad”wanden hebben.
Inzaaien:
Op de bodem van een plastic kiembak wordt een laag argex-korrels of met water
gespoelde lava-grint ( : 0.8-1.2cm) aangebracht (1 cm of 1 laag dik). In de hoek van de
kiembak wordt een stukje pvc-buis geplaatst zodat je via dit buisje langs onder water kan
geven.
De bakken vullen met gesteriliseerde (zaadvrije) potgrond. Hiervoor gebruik je best
‘zaai- en stekgrond’, dit is een potgrond die een fijne struktuur heeft, weinig
voedingsstoffen bevat en in principe geen zaden bevat. Deze hoef je dan ook niet zelf te
1
Zbanalysenota040811
steriliseren. Let wel op dat je tijdig voedingsstoffen toedient. Ook gewone potgrond is
bruikbaar, maar deze moet absoluut gesteriliseerd worden. Dit gebeurt door een
hittebehandeling: 24 u op 110 °C. Dit kan gewoon in de droogoven gebeuren in een
kartonnen (opletten dat de plakband niet loskomt) of metalen container. Voor specifieke
doeleinden(bv. soorten van zure milieus) kan eventueel ook potgrond met een groter
aandeel turf gebruikt worden (heidepotgrond); sterilisatie is ook hier wel nodig.
Indien het volume van de stalen niet groot is, is het mogelijk om de bakken in
compartimenten op te delen met plastieken tussenschotjes gemaakt uit Biplex (zwart
materiaal voor onderdaken die zelf te versnijden zijn op de gewenste maat). Dit materiaal
is te koop bij houthandel Merckx op het Engels Plein. In principe zijn ook andere
materialen hiervoor bruikbaar, zolang ze maar inert zijn en geen specifieke stoffen
afgeven.
De bakken zo vol mogelijk doen met potgrond, dit geeft een dikkere bodem en maakt dat
bij het water geven je niet alles ‘plas-dras’ moet zetten om te beletten dat je een dag later
al terug moet gaan of waardoor je stalen vaak te nat komen staan waardoor mos zich
gemakkelijk gaat ontwikkelen.
Bovenop de potgrond breng je een laag je van 0,5 cm Rijnzand aan. Dit is vrij grof,
witachtig zand dat het water makkelijk doorlaat, hierdoor zal er minder mosvorming
ontstaan aan het oppervlak. Als je de potgrond bloot laat kan deze na een tijdje helemaal
dicht komen zitten door mosvorming. Het sterk in volume verminderde zaadbankstaal
wordt als laatste, direkt na de zeving uitgezaaid in een zo dun mogelijke laagje (1 à 2
mm), om de zaden maximaal aan het licht bloot te stellen.
Opkweek:
De bakken komen in een kweekkamer of een serre te staan waar ze aan een dag-nacht
regime onderworpen worden van 16 u licht en 8 u donker.
De opkweek, de kieming en determinatie van de soorten neemt 8 à 12 weken (tot zelfs 6
maanden) in beslag. Dit is per geval te beoordelen tot waar het de moeite loont om verder
te doen (zolang er kieming optreedt). De soorten worden zo vlug mogelijk uit de
kiemingsbakken gehaald: de gedetermineerde individuen worden verwijderd en de
soorten waarvoor dit nog niet lukt worden zo vroeg mogelijk uitgeplant in kleine
containers (bv. 8-12cm diameter) gevuld met potgrond. In de bakken moet immers de
competitiedruk zo laag mogelijk blijven.
Na die eerste periode van 8 à 12 weken kunnen de bakken in de frigo geplaatst worden
(2-4° C gedurende min 8 weken, dit mag echter ook langer – afhankelijk van je eigen
planning). Deze behandeling is niet nodig wanneer in de late winter bemonsterd wordt.
Gedurende deze koudebehandeling moeten de stalen vochtig en aan de lucht blootgesteld
zijn; dus met zaaibak en al in de frigo plaatsen (zeker niet in plastic zakken steken).
Hierbij kunnen de bakken afgedekt worden met karton om te sterke uitdroging te
voorkomen. Door deze koudebehandeling wordt voor sommige soorten de dormantie
(rustperiode) doorbroken. Na deze koudebehandeling volgt er nog een periode van
minimum 8 weken van opkweken en determineren.
Water geven:
Zet ze niet te nat, veel planten hebben het veel moeilijker met ‘te nat’ dan met ‘te droog’,
wat niet wil zeggen dat je ze volledig moet laten uitdrogen want dan is het moeilijk om
2
Zbanalysenota040811
de potgrond terug bevochtigd te krijgen. Zeker gedurende warme periodes in de zomer is
dit wat zoeken. Niet te veel water geven, maar toch voldoende zodat ze verder kunnen tot
de volgende watergift.
Afhankelijk van de onderzochte biotoop waarin de stalen genomen zijn kies je voor
gedemineraliseerd, regen- of leidingwater. In principe is gedemineraliseerd/regenwater
het best tenzij de soorten van kalkhoudende bodems komen.
Bemesting:
Door het vele water geven en doordat de planten voedingsstoffen opnemen blijft er na
een tijdje niet te veel meer over in de potgrond. Daarom is het aangewezen om toch af en
toe wat voedingsstoffen mee te geven: om de 14 dagen gieten met een oplossing van 1.5
EC. Dit kunnen we krijgen bij Louis Lettani in de Serres in Heverlee!(016/322899).
Tenzij uiteraard van gewone, gesteriliseerde potgrond vertrokken wordt. Doordat
herkenbare soorten steeds verwijderd worden uit de bakken en de niet-herkenbare worden
overgeplant worden er steeds competitievrije situaties gecreëerd, dit maakt dat bemesten
ook niet voor het wegdringen van de competitiegevoelige soorten zal zorgen. Het
overgrote deel van de soorten zal er beter door groeien en er zullen minder planten
wegkwijnen na verloop van tijd.
Bestrijding van plagen:
Zowieso van in het begin gele kleefbordjes plaatsen (in 1/5 van de bakken) om insecten
weg te vangen (vooral bananenvliegjes). De ruimte goed verluchten (in het ILWB-labo
de ventilater aanzetten als er niemand aan het werk is) dit voorkomt schimmelvorming.
Indien er toch schimmelvorming optreedt moet er gesproeid worden. Op dat moment te
beoordelen met welk produkt (afhankelijk van het soort schimmel). Er ook steeds op
letten dat het enkel werkt tegen schimmels en niet tegen dicotylen ofzo.
Om mossen te voorkomen wordt er met dat laagje (0.5 cm) Rijnzand gewerkt tussen de
turf en het staal dat ingezaaid wordt. Chemisch behandelen van mos is te onzeker: er is
niet geweten wat het effect is van ijzersulfaat op de kieming van alle mogelijke soorten.
Eric Van Beek
Bea Bossuyt
Martine Couvreur
Pieter Roovers
Martin Hermy
3
Download