Subtiele variatie van de elektrische stimulus onthult functionele veranderingen in de auditieve zenuw Dyan Ramekers1,2, Huib Versnel1,2, Emma M. Smeets1, Stefan B. Strahl3, Sjaak F.L. Klis1,2, Wilko Grolman1,2 1Keel-, Neus- en Oorheelkunde & Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied, UMC Utrecht 2 Brain Center Rudolf Magnus 3MED-EL Research & Development, Innsbruck, Oostenrijk Perceptief gehoorverlies haarcel spirale ganglioncel auditieve zenuw cochleair implantaat Neurodegeneratie bij CI-gebruikers Degeneratie van spirale ganglioncellen (SGCs) is gecorreleerd met de duur van gehoorverlies CI-gebruiker 1 - 24.000 spirale ganglioncellen (E) - 5 jaar doof; 1 jaar CI CI-gebruiker 2 - 8.000 spirale ganglioncellen (D) - 24 jaar doof; 4 jaar CI Fayad & Linthicum, 2006 Cochleair implantaat: stimuleren en meten spirale ganglioncel auditieve zenuw eCAP cochleair implantaat eCAP-metingen bij CI-gebruikers • Per- en postoperatief worden elektrofysiologische metingen verricht met het implantaat (eCAPs – electrically evoked compound action potentials) • eCAPs worden gebruikt bij het beoordelen amplitude growth functie van de insertie van de elektroden • eCAPs worden gebruikt bij het afregelen van de processor • eCAPs kunnen indicatief zijn voor het auditief functioneren van de patiënt MED-EL ART-Guide, 2007 Echter, absolute maten als drempel en amplitude variëren sterk per CI-gebruiker, en hebben daarom weinig voorspellende waarde Nieuwe toepassing eCAPs Kunnen we met behulp van eCAP-metingen de mate van degeneratie van de auditieve zenuw voorspellen? Prado-Guitierrez et al., 2006 (eCAPs bij doofgemaakte cavia’s): bifasische stimulus IPG eCAP amplitude - Langere inter-phase gap (IPG): effectievere stimulatie - IPG-effect is kleiner bij vergevorderde neurodegeneratie kort doof lang doof Vraagstelling Kan met eCAP-metingen, waarbij de inter-phase gap wordt gevarieerd, de conditie van de spirale ganglioncellen worden voorspeld? bifasische stimulus IPG Opzet van de studie acuut experiment doofmaken normaalhorend, n=6 doofmaken twee weken na doofmaken, n=6 zes weken na doofmaken, n=6 0 1 2 3 4 5 6 experimentele week • Doofmaken: 400 mg/kg kanamycine (s.c.) en 100 mg/kg furosemide (i.v.) criterium: >50 dB drempelverschuiving (click ABR) • Elektrofysiologie: intracochleaire eCAP-metingen met een MED-EL PULSARCI100 implantaat • Histologie: grootte en dichtheid van de spirale ganglioncellen Caviamodel van perceptief gehoorverlies orgaan van Corti normaalhorend 6 weken na doofmaken kanaal van Rosenthal Cochleaire implantatie bij cavia’s 1 mm 2 mm Roland Hessler, MED-EL Resultaten • Significante degeneratie van SGCs • Overlevende SGCs zijn significant kleiner gemiddelde SGC grootte (µm2) SGC dichtheid (cellen/mm2) Effect van doofmaken op SGC populatie Effect van doofmaken op eCAP golfvorm • Na doofmaken: - Lagere eCAP amplitude - Veranderde eCAP-morfologie normaalhorend eCAP amplitude (mV) signal amplitude (mV) 4 6 weken na doofmaken 800 µA 800 µA 3 2 1 0 80 µA 0.4 0.8 1.2 1.6 time since stimulus onset tijd na start stimulus (ms)(ms) 80 µA 0.4 0.8 1.2 1.6 time stimulus onset (ms) tijdsince na start stimulus (ms) Effect van inter-phase gap op eCAP golfvorm • Verlenging van de inter-phase gap leidt tot: - Hogere eCAP amplitudes P2 0 eCAP variabelen: • amplitude IPG 2.1 µs IPG 30 µs • drempel -1.0 500 offset 1000 1500 2000 • 0 current since stimulus stimulus onset tijd time na start (µs) (µs) • helling eCAP amplitude voor het hoogste • latentie (800 µA) stimulatieniveau -0.5 eCAPNN1P-P-piek peakamplitude amplitude (mV) eCAP (mV) 1 22 amplitude (mV) signal amplitude (mV) N1 50 µs IPG 30 µs: - Lagere drempels 0.5 IPG 2.1 µs: IPG 50 µs 2.5 2.0 1.5 1.0 IPG verlenging beïnvloedt al deze variabelen 0.5 IPG 2.1 µs IPG 30 µs 0 Interactie-effect van 0 200 400 groep*IPG 600 800 stimulation level(µA) (µA)(µA) stimulation amplitude stroomsterkte duidt op verschil in effectgrootte Input/output functie voor de tussen groepen amplitude van (normaalhorend, de N1-P2-piek 2 en 6 weken doof) eCAP amplitude 50 µs eCAP N1P2 amplitude + SEM (mV) IPG IPG 2.1 µs IPG 30 µs 2.0 50 µs 1.5 1.0 amplitude 0.5 0.0 NH normaalhorend 2WD 2 weken doof 6WD 6 weken doof • Significant effect van groep (p < 0,01) • Significant effect van IPG (p < 0,001) • Geen interactie-effect groep*IPG toename in amplitude (% van max) Correlatie amplitude - histologie 60 50 40 30 20 amplitude 10 0 0 500 1000 1500 SGC dichtheid (cellen/mm2) 2000 • Multipele regressie: SGC grootte en dichtheid geen significante predictoren (R2 = 0,23; p = 0,14) eCAP N1 latentie 50 µs IPG IPG 2.1 µs eCAP N1 latency + SEM (ms) 0.42 IPG 30 µs 50 µs 0.40 0.38 N1 latentie 0.36 0.34 0.32 0.30 NH normaalhorend 2WD 2 weken doof 6WDdoof 6 weken • Significant effect van groep (p < 0,05) • Significant effect van inter-phase gap (p < 0,001) • Significant interactie-effect groep*inter-phase gap (p < 0,001) Correlatie N1 latentie - histologie toename in latentie (µs) 30 20 10 N1 latentie 0 0 500 1000 1500 SGC dichtheid (cellen/mm2) 2000 • Multipele regressie: SGC grootte en dichtheid significante predictoren (R2 = 0,80; p < 0,001) current offset (dB) 20 10 R2 = 0,80 0 p < 0,001 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) 0.0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 R2 = 0,45 p = 0,012 0 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) helling 5 4 3 2 1 R2 = 0,46 p = 0,014 0 0 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) amplitude 60 0 • Het verlengen van de inter-phase gap leidt tot:drempel 50 - grotere40latentieverschuiving 30 - kleinere current offset 20 R2 = 0,23 10 - kleinere toename van de helling p = 0,14 0 0 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) drempelverschil (dB) 0 current offset 0,5 toename in helling (mV/mA) latentie 30 toename in amplitude (%) toename in latentie (µs) Samenvatting van de resultaten -1 IPG -2 R2 = 0,00 p = 1,0 -3 0 500 1000 1500 2 … bij lagere dichtheid en kleinere spirale ganglioncellen SGC dichtheid (cellen/mm ) 2000 toename in latentie (µs) Mogelijk achterliggend mechanisme latentie 30 • Alternerende polariteit voor artefactreductie • Amper toename van latentie wijst op 20 excitatie door “cathodisch-eerst” puls 10 • Latentietoename van bijna 30 µs wijst op R2 = 0,80 0 p < 0,001 0 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) excitatie door “anodisch-eerst” puls • Bij gelijke bijdrage is de latentieverschuiving ~15 µs cathodisch eerst IPG 2.1 µs 30 µs anodisch eerst 20 10 R2 = 0,80 0 p < 0,001 0 current offset 0,5 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) 0.0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 R2 = 0,45 p = 0,012 0 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) toename in helling (mV/mA) latentie 30 current offset (dB) toename in latentie (µs) Mogelijkheden voor klinische diagnostiek helling 5 4 3 2 1 R2 = 0,46 p = 0,014 0 0 500 1000 1500 2000 2 SGC dichtheid (cellen/mm ) • eCAP-meting bij CI-gebruiker: Vergelijk 2 series eCAP-metingen met verschillende inter-phase gap: - latentie gelijk en current offset en helling verschillend? gezond - latentie verschillend en current offset en helling gelijk? degeneratie deze informatie kan gebruikt worden bij het fitten van het implantaat bij ernstige degeneratie kan protectieve behandeling met bijvoorbeeld neurotrofe factoren overwogen worden Pulstreinen • Voor spraakverstaan is het noodzakelijk dat de auditieve zenuw hoogfrequente stimulatie kan volgen • Degeneratie van de zenuw kan het vermogen hiertoe beïnvloeden inter-puls interval (IPI) P2 N1-P2 amplitude N1 pulstrein lengte: 100 ms Pulstreinen - recovery • De amplitude aan het einde van de 100-ms pulstrein neemt af naarmate het inter-puls interval kleiner wordt • Het verloop van deze afname kan worden gekarakteriseerd door de tijdsconstante t0+τ, volgend uit: N1-P2 amplitude (mV) 2,0 eCAP = Amax · 1 - e - NH 2WD 6WD 1,6 IPI - t0 τ Amax 1,2 63% van Amax 0,8 t0 0,4 0 0 4 8 12 inter-puls interval (ms) 16 t0+τ Pulstreinen - recovery • Recovery is significant sneller voor de langdurig dove groep • Multipele regressie: SGC grootte en dichtheid geen significante predictoren (R2 = 0,34; p = 0,068) * 6 *** t0 + τ (ms) * NH 2WD 6WD Amax 4 63% van Amax 2 t0 0 0 t0+τ 400 800 1200 1600 2000 SGC dichtheid (cellen/mm2) Pulstreinen - latentie • N1 latentie neemt toe naarmate het inter-puls interval kleiner wordt • Dit effect wordt kleiner met tijd na doofmaken • Multipele regressie: SGC grootte en dichtheid significante predictoren (R2 = 0,46; p = 0,019) * 300 N1 latentieverschil (µs) NH 2WD 6WD 200 100 0 0 400 800 1200 1600 2000 SGC dichtheid (cellen/mm2) ** Samenvatting • Absolute eCAP-maten (amplitude en drempel) zijn weinig informatief vanwege confounders zoals impedanties, plaats van de elektrode en fibrose of ossificatie • Variatie van inter-phase gap of inter-puls interval geeft een relatieve maat, waardoor deze confounders omzeild worden • Op deze manier kunnen eCAP-metingen de conditie van de auditieve zenuw voor ≤80% voorspellen • Bij vergevorderde degeneratie lijdt de auditieve zenuw minder onder hoogfrequente stimulatie (snellere recovery, minder latentietoename)