Samenvatting Basisboek Cultuurfilosofie

advertisement
Samenvatting Basisboek Cultuurfilosofie
Inleiding:
Cultuur
Cultuur kan met een veeltaal andere begrippen geassocieerd worden, en komt vaak voor in onze
dagelijks spraakgebruik. Cultuur drukt daarbij collectief gedeelte betekenissen uit, maar maakt ook
onderscheid tussen dingen. (Voorbeeld doorpscultuur --> sociale controle; maar ook zorgzame
kanten).
Cultuurfilosofie
De cultuurfilosofie is een heel breed veld in dit context, en sluit aan bij taken van andere
wetenschappelijk gebieden als de psychologie, literatuurwetenschap enz. Daarbij houdt de
cultuurfilosofie zich bezig met het analyseren van cultureele werkelijkheid en de daarmee verbonden
veranderingen en consequenties. Wikipedia: Cultuurfilosofie is een vakgebied binnen de filosofie. De
cultuurfilosofie bestudeert de mens in een door mensen veranderende maatschappij. Hierbij kan een
cultuurfilosoof zich richten op verschillende vlakken:
Nieuwe uitvindingen die het leven van mensen totaal veranderen (bijvoorbeeld Internet)
Veranderingen binnen het arbeidsethos (bijvoorbeeld de opkomst van de lopende band)
Veranderende normen en waarden (bijvoorbeeld vergelijkingen tussen waarden en normen
de Middeleeuwen en nu)
van
1 Erfenissen van de verlichting (Aufklärung)
Moderniteit
Modern wordt verstaan als een contrastbegrip (contrast van begrip met zijn tegendeel).
Dit houdt
2 soorten contrasten in, het universele claim (christenen - heidenen) en het niet absolute claim (bv.
nederlanders - belgen). Verder wordt mordern ook als het breken met het voraafgaande verstaan, en
wordt geassocieerd met de verlichting.
Periodisiering (Indeling van het geschiedenis)
Periodisiering van het geschiedenis helpt bij het ontdekken van (collectieve) culturele processen en
geeft structuur en ordening. Reificatie wordt daarbij verstaan, als het maken van een periode tot een
gesloten ding, met erbijbehorende ontwikkelingen en gebeurtenissen (een gesloten eenheid). Het
idee van de cultuurfilosofie is de op die manier verkregen begrippen op hun legitimatie te
onderzoeken en perspectieven zichtbaar te maken. Dit gebeud in het vervolg met het begrip
verlichting.
Sapere Aude („Habe Mut, dich deines eigenen Verstandes zu bedienen!“ )
Humanisme: Met de verlichting samengaande filosofische richting die de nieuwe kennis over de
mens als verenigbaar ziet met de waarheid van kerk en geloof.
Michel de Montaigne
Introduceert het essay. Het essay gaat over allerdaagse dingen (liegen,leifde etc.) en wordt veelal op
een experimentele manier (zonder strenge bewijsvoering) geschreven. Zo horen zelfreflectie (het
verschil tussen ons en onszelf) en ironie ook tot het essay (afstand van essayist en eigen identiteit).
Niccolo Machiavelli
Schreef in ''vorst'' over heersers en de manier waarop zij met hulp van druk, list en de volksgeloof
hun machtspositie kunnen houden. Hij breekt daarmee met de van god gegeven macht en het geloof
die de heerser zelf heeft. Onderdeel van het cynisme en het weg naar een staat die drukte
uitoefenend en de macht legitimiseerd door functionaliteit.
Immanuel Kant
Publieke sfeer waarin individueen de mogelijkheid hebben om zich vrij uit te spreken is voor kant van
belang voor een nieuwe kennisruimte. Stevige wortels van cultuurfilosofie in de Verlichting.
Vooruitgang en geschiedenis
Scheidlijnen in de filosofie verdwijnen, filosofen komen uit veel verschillende velden (sterrenkunde,
natuurwetenschappers) en politiek, filosofie en wetenschap vertonen sterke samenhang.
Rationalisme en Empirisme
Rationalisme:
Ziet menselijke bewustzijn als grondslag van ware kennis en komt voort uit de wiskunde. Wiskundige
bewijsvoering.
Empirisme:
Acht vooral waarneming als belangrijk en kennis vanuit wetenschappelijke experimenten (trial en
error). Perfectioniering van zuivere experimenten (Instrumenten).
Optimisme
Geloof in het vooruitgang van de menselijke kennis (vanuit het denken dat ontwikkelingen
mensgemaakt zijn en de mensen zelf het geschiedenis kunnen bepalen) komt in het 18de eeuw
eerder vanuit het gedachte aan bevrijding uit de overheersing dan uit een darwinistische gedachte
(evolutie; homo sapiens). Verrandering wordt gezocht in de ''more geometrico'', het zoeken naar
wetmatigheiden in menselijk gedrag, en in het rechtvaardigen van een staat.
Thomas Hobbes
zie natuurtoestand; oorlogtoestand onder mensen
John Locke
Verspreiding van beschaving; maatschappelijk contract; gleidelijk geven van souvereiniteit aan de
soeverein.
Jean Jacques Rousseau
Anders als Hobbes en Locke hebben Rousseaus uitvoeringen nog steeds betrekking op de moderne
tijd en worden nog steeds bediscusseerd.
Ongelijkheid
Bij Rousseau beginnen problemen pas na het overgaan naar een maatschapij (vanuit
natuurtoestand). Met het invoeren van prive eigendom ontsaat volgens Rousseau de eerste
onnatuurlijke vorm van verschil. Hierbij is ook sprake van een cultuurpessimisme, omdat pas door de
beschaving cultuur ontstaat, die tegelijk reden is voor de ongelijkheid (meer onderlinge
afhankelijkheid). Verder beschouwd Rousseau de natuurtoestand als niet navolgbaar en niet te
bewijzen/te voorspelen verschijnsel.
Drie denkstijlen
Religieus denken:
Natuurtoestand was niet ellenidg en mensen gingen per toeval naar beschaving over.
Historisch denken:
Onechtheid van beschaving
Johann Gottfried Herder
Duitse Romantiek --> verbinding van individu en dynamiek van beschaving. Herder ziet bij de
geschiedenis vorming juist het individuele en perssonlijke als factoren die werken. Denken vanuit het
individu en cultuurverschillen (culturele pluralisme).
Revolutie
Franse Revolutie en vooruitgang
Ontologie van het Heden (Grundstrukturen der heutigen Realität)
Vraag naar de actualiteit waarin de Filosoof zich bevindt (bv. Wat is verlichting?). Ervaring dat het
geschiedenis door actuele ontwikkelingen filosofisch relevant wordt.
Meerdere Revoluties
Na afloop van de revolutie blijvt het begrip revolutie in meerdere ontwikkelingen bestaan
)industrieele revolutie) en een nieuwe gedachte over het van mens gemaakte geschiedenis bestaat.
Verbinding van kunst en wetenschap onstaat, en leidt tot de geesteswetenschap.
Kant, Hegel en de menswetenschap
Menswetenschappen beschrijven het doen, laten en denken van de mens zelf (mens=subject +
object van kennis).
Geesteswetenschappen
Verstaan van menselijke producten en levenswijzen,gewoontes.
2 Cultuur als conflict
Inleiding:
Vanuit het feit dat culturen proberen zich te onderscheiden en iedere cultuur zichzelf als het ware
ziet, is er tegenwoordig een opkomst in een veeltal landen van culturele liberalisme. Deze liberalisme
heeft evenals fundamentele of orthodoxe culturen ook het waare in zich, ind ie zin dat het
superioriteit uitstraalt (correcte gang van geschiedenis, emancipatie en dergelijks) en heeft als doel
juist culturen die dit niet zo zien te respecteren, wat paradox is. De cultuurfilosofie geldt verder dus
ook als product van het cultuurliberalisme.
Cultuur, publieke ruimte, klassenstrijd
Nieuwe maatschappelijke conditie van moderniteit staat vooral in het teken van chaos en nog
grotere oppositie tussen rijk en arm (kapitalistische samenleving, moeilijk voorspelbaar).
De pers en het moderne publiek
De pers werd in het verloop van het 19de eeuw meer en meer tot een bron van een veeltal culturele
informatie en vormde zo het moderne publiek. Het begrip imagined communities gaat daarbij in op
het feit dat de krant helpt om een natiestaat te vormen, als onderdeel van een openbare
gemeenschap waar mensen zich uitwisselen, en de krant ook kritische informatie levert. Filosofen
zien echter zelden terug te zien bij het schrijven van krantenartikelen.
Publieke intelectuellen
Met de opkomende onafhankelijkheid van vorsten en instituties als geldgevers, en een stijgend
interesse van de burgerlijke stand aan cultuur en wetenschap gaat de opkomst van de
''intelectuellen'' samen. Verder groeit met die ontwikkeling het besef van moderne openbaarheid
waarin kritiek en het critisch denken een belangrijke rol spelen. De intelectuele vervult hierbij nu de
rol als intermediar.
Cultuur als autonoom ideaal
Die Kultur der Rennaiscance in Italien: Kunst als opvolger van religie
Culture and anarchy: Cultuur = autonoom ideaal; normatieve rol van cultuur als beschavend iets,
kunstenaars hebben er de hoofdrol in.
Basis en bovenbouw
Nieuwe kritische visie op cultuur. Das Kapital is er een voorbeeld van politieke en economische
kritiek.
De duitse Ideologie
Metafoor van basis en bovenbouw (Marx en Engels) maakt uitspraken over het materieele
geschiedenis en de culturele betekenissen die mensen aan de geschiedenis toekennen. Marx en
Engels gaan uit van een materialistische geschiedenisopvatting, waarin mensen zich van dieren door
hun mogelijkheid tot productie onderscheiden. De geschiedenis is een steeds verdergaande proces
van arbeidsdeling, en dus vervlochten met de materieele activiteit. Dit spreekt een verklaring van
ontwikkeling door een autonome geschiedenis van bewustzijn, ideologie en cultuur tegen.
Productiekrachten en culturele praktijken
Basis = geheel van productiekrachten en productieverhoudingen
Bovenbouw = insituties en praktijken waarmee mensen betekenis geven aan hun omgeving (politiek,
recht, kunsten en wetenschap)
Erbij bepaald vooral de basis wat zich in het bovenbouw afspeelt.
De heersende klasse
Eerste uitwerking van b&b bestaat in het gedachte dat de heersende materieele macht, ook de
geestelijke macht in de maatschapij is. Als voorbeeld dient de katolieke kerk die ook na het
feodalisme nog een belangrijke institutie is, met een belangrijke rol in onder andere de het
kolonialisme.
Vervreemding
Vervreemding van de menselijke natuur, gaat samen met het beschavingsproces van de maatschapij
(Rousseau). Bij Marx wordt het eerder gezien in de voortscheidende arbeidsdeling. Vervreemding
gebeurd volgens Marx op het moment, dat de eigen arbeid in de handen en de macht valt van
mensen (producenten), die geen rol in de arbeid of productie zelf spelen.
Warenfetijsme
Marx strijdt tegen het beeld van de vrije arbeider (vrij om zelf baan te kiezen; loon voor
arbeidkracht). Hij ziet eerder de onmogleijkheid van de arbeider de productie zelf in hand te nemen
(gebrek aan kapitaal) en noemt deze ongelijkheid monopolisieringsproces. Deze
monopoliseringsproces scheidt voort en leidt tot het moderne kapitalisme, met een steeds groter
wordende vervreemding, die zich ook vanuit de cultuurfilisofie belangrijk is. Hierbij is sprake van een
culturele neerslag of de metafoor van de koopwaar (Handelsware) als fetisj. Het ftisj van de waar
wordt in een gemeenschap waarin producten geruild worden en een bepaalde waarde hebben
gevestigd, en leidt tot een warensamenleving waarin nagenoeg alle productie voor de ruil en de
warenmarkt bestaat.
Gebruikswaarde en Ruilwaarde
Gebruikswaarde (waar): bevredigt behoeften en is product van menselijke arbeid
ruilwaarde (waar): gienvesteerde arbeidstijd in product
Fetisjkarakter wordt duidelijk in een scheiding tussen gebruiks en ruilwaarde, die oorspronkelijke
gebruikswaarde speelt geen rol meer in de warenwereld.
Het methodische en inhoudelijke belang van het warenfetijsme
Methodologisch gezien zijn de relaties tussen klassenposities en de culturele omgeving van belang en
kunnen niet apart worden gezien, maar moeten in context gezien worden. Inhoudelijk is het model
van marx verder van belang voor opkomende critische visies. De Arts en Crafts beweging kwam bv uit
Marx gedachten voort. Deze beweging had als doel de arbeiders hun creatviteit terug te geven, en
met hulp van een verbinding van kunst en de wereld van ambachten(Handwerk).
Marxisme & Cultuurfilosofie
Grote belang van marxisme tijdens de revolutie van 1917 en in de sovjet unie, met een
volkscultuur en de opbouw van een communistische samenleving. Verder vorming van het
neomarxisme en belangstelling van marxisme tijdens de jaren 60&70 als kritische visie op
maatschapij en politiek.
Elite en Massa
Moderne samenleving is gevormd uit individueen (die zich als autonoom beschouwen, maar toch op
een massa lijken) die een massaliteit als minderwaardig beschouwd.
Democratisering
Proces dat in de moderne tijd van belang is, en gepaard ging met rebellie en verzet tegen de elites.
Daarbij speelt de massa een grote rol en is in te delen in verschillende vormen van massas:
Gevaarlijke massas
Foucault vormt het begrip van biopolitiek, wat het in kaart brengen en sturen van de gehele
bevolking omschrijvt. Daarbij heeft de politiek de taak het samenleving geordend te laten verlopen
en zorg en stuur de hanteren. Vanuit de massapsychologie wordt verder een beeld getekend van een
onbewuste massa, die zich niet altijd rational gedraagd, en daarbij neigt conflicten op te leveren.
Massapolitiek
De rol van de massa veranderd in de tijd na de tweede wereldoorlog. Ze wordt meer tot een
anoniem iets (door moderne oorlogsvoering) maar ook door het democratiseringsproces gevormd.
Hierbij kan ook sprake zijn van een ontwikkeling tegen democratie (passieve deelnemer in publieke
debat) die tot uiting komt in het succes van de nationalistische partijen. Verder omschrijvt Huizing de
massacultuur in de VS als een oonpersoonlijke grootschalige gemeenschap, waarin middelmaat en
onkritische navolging heersen. Er kan geen sprake van een eigen cultuur zijn, en de VS cultuur wordt
vooral door europeese intelectuellen als massaficatie van de europeese cultuur gezien.
Intelectuelenideologie
Nietzsche zag in zijn intellectuelenideologie de intelectueel in een constitutieve rol, als relatieve
buitenstaander, als miskende verdediger van de ware cultuur. Deze positie komt ook voort uit de
meest ambivalente situatie van de intelectueel in een gemeenschap waarin de wetenschappen geen
echte toevluchstoord meer zijn (specialisering) en er minder bescherming (door aristocratie/burgerij)
voor de intelectueel bestaat, en hij meer afhankelijk is van de massapubliek.
De moderne intelectueel
Vaak in samenhang gebracht met de romantische intelectueel op het achtergrond van een
professionalisering van de wetenschap en politiek.
Een nieuwe levenstijl
De zogenaamde boheme die in grote steden opkomt (onbekende kunstenaars die op zoek naar werk
naar de grote steden gaan). Kunst wordt onderdeel van een levenstijl, die kenmerken van de eliten
mengt en nieuwe betekenissen verleent. Ermee verbonden gaat de autonomie van de intelectuele
activiteiten.
Het verraad van de intellectuelen
Chapter 3: Moderniteit, stedelijkheid en technologie
Tussen afkomst en aamkomst
Moderniteit als cultureel gegeven in meer detail behandeld, vanuit 3 onderdelen (technologie,
massaficatie en stedelijkheid). Technologie speelde een rol in de samenhang tussen filosofie en
natuurwetenschappen. Massaficatie als al behandeld (het onderscheid elite/massa). Steden komen
ook voor als onderdeel van cultuurfilosofie met de politieke denkwijze en de levensvormen die van
invloed zijn op cultuur.
De permanente shock
In het stedelijke samenleving komt een nieuwe ervaringswijze tot ontwikkeling. De moderne ervaring
wordt daarbij gezien als de permanentie van een shock.
Tijd en tijdsbeleving: duur en herinnering
Kunst als vorm van levenskunst (Baudelaire). Het moderne leven is gekenmerkd door toeval en snelle
afwisseling (toevallige dimensies), een nieuwe wereld.
De stedelijke cultuur en de filosofie
Opkomst van levensfilosofen (niet universitair) en verzet tegen rationalistische en intellectualistische
academische wijsbegeerte. In plaats van de denkende mens wordt de mens ook op grond van zijn
emoties beordeeld (Dilthey).
Henri Bergson
Het verleden werkt volgens bergson door naar het heden. Erbij kennt duur 4 facetten:
Opeenvolging (onomkeerbaarheid van ervaring); heterogeniteit (voortdurend meemaken van
onvergelijkbare dingen); overleven van het verleden
Het verleden in het heden
Tijd kent een duur die met een been in het verleden en tegelijk in het verleden bevindt.
(materialiteit van ons bestaan). (Nog een keer herlesen --> 116-118)
De opkomst van de moderne metropool
In de moderne verkrijgt de stad meer en meer het beeld van een utopie (de ideale stad) en er
werden een veeltal van modellen (bv. de zelfverzorgende stadt met natuurlijke omgeving)
ontworpen. Maar tegelijkertijd ontwikkelen zich met de razendsnelle ontwikkeling ook dystopische
ideen en socialistische bewegingen komen op tegen het kapitalisme.
Georg Simmel
Onderscheid tussen gemeenschap (vertrouwen en controle door face to face relaties) en
samenleving (abstracte grootschalige instituties). In een metropoliaanse samenleving zijn dus
individuele bijzonderheden gereduceerd naar een abstract en calculeerend niveau. De individueen
moeten voortdurend opboksen tegen de nieuwe cultuur en zich terechtvinden in een wereld waar de
regels door technologie, de massa en de geldeconomie voorgegeven zijn.
Leven in de metropool
Individueen ontwikkelen in de metroppol een meer defensieve houding in plaats van een
voorafgaand emotioneele houding (dorp). Het is prake van een reductie tot kwantitatief niveau,
vooral mbt tot intelectuele relaties. De uitvoering van Simmels is echter beperkt tot emoties en de
intellect, waarbij het menselijk denken naar Simmels bijn alleen nog door het intelect bepaald is. Een
alternatieve notie is de blaséhouding.
De blaséhouding
De blaséhouding houdt in dat je in eerste instantie niet geneigd bent om een onderscheid tussen je
naaste buur en een willekeurige vreemdeling. Deze vaardigheid komt door de stedelijkse socialisatie
en vrijheid tot stand.
Specialisatie
In steden (strijd op de markt/concurrentie) doet zich juist een andere ontwikkeling voor dan op het
platteland (trijd met natuur). Mensen proberen om invidiuele technieken/identiteiten/producten te
ontwikkelen om zich te onderscheiden, waaruit voor een deel een explosie van creativiteit en
individualiteit komt, maar ook de objectiverende cultuur en een overdondering door de overmatige
groei.
Ervaring, belevenis, shock
Walter Benjamin en het passagen werk
Historische breuk (traditie/moderniteit) geen tijdelijk te lokaliseren verschijnsel maar een historisch
gegeven dat uit de menselijke ervaring voortkomt (verwerking en afweer van shocks). De shock
verstoort daarbij elke duurzamheid en samenhang, en mensen kunnen niet als vroeger eerder al
verwerkte belevenissen als maatstaf nemen en het nieuwe zomaar integreren. De moderne ervaring
beweegd zich daarbij tussen de 2 uitersten besef van verlies (verlies van vanzelfsprekende
betekenissamenhang) en een nooit ervarbare nieuwheid.
De belevenis
De belevenis staat in het centrum van die 2 uitersten. Ze is op het moment gericht en maakt
herinnering overbodig en de shock onzichtbaar.
De Flaneur
Soort van geluk en publiek zoekende kunstenaar die rondloopt en tegelijk een wandelnd kunstwerk
maar ook een koopwaar is.
De bewoonbaarheid van de stad
Het structurele waantrouwen uit zich in het heen en terug tussen natuurlijkheid en geborgenheid en
de stetige vlucht naar voren, waardoor geen traditionele ervaring mogelijk is. Eindeloze events en
kicks spelen zich af en de geisoleerde belevenissen nemen de vorm aan van een koopwaar.
Materialiteit
Benjamin doet een poging tussen rationalisme (geleijdelijke ervaringswijze vanuit geschiedenes
zoeken) en het constructivisme (overgave aan radicaal verschill) de nieuwe ontwikkelingen eerder in
het onbewuste, handelingen en de dingen om ons heen te zoeken. Bij de tijdsgebondende ervaring
heeft hij het vooral over dingen dan, die in de omgeving van de mens (billboards etc.) bestaan, en die
mensen vormen. Hij ziet daarbij vooral de stad en de nieuwe communicatiemedia als beinvloedende
factoren.
De terugkeer van de plek
Grooei van het begrip plek en locatie in het verloop van de 20ste eeuw.
Modern wonen
Wonen ziet Benjamin als conditie en tegelijkertijd een alledaagse ervaring. Met toenemende
onoverzichtelijkheid van de leefomgeving wordt ook het wonen complexer. Tegelijkertijd brengt het
wonen ook een bepaalde autonomie met zich mee, en speelt zo dus ook een rol voor het autonome
individu. Wonen verdeeld verder de wereld in een binnen en buitenwereld als en privee en publieke
sfeer en kenmerkd zo ook de leefomgeving.
Private waarden en het publieke leven
De woning is voor een deel het plek waar ondelringe negatie (afleggen van rol als burerg) maar ook
onderlinge expressie (tonen van identiteit door interieur etc.) plaats vindt. Verder doet Benjamin een
scheiding tussen de werkruimte en de woonruimte (die met het interieur de illusies van de mens
koestert). Het droombeeld wordt daarbij vooral in het interieur weergegeven terwijl buiten deze
sfeer de wereld van koopwaar en ruilwaarde regeerd. Het huis wordt tot de uitdrukking van
persoonlijkheid (handtekening).
Het einde van het burgerlijke interieur
Na de eerste wereldoorlog komt de breuk weg van de burgerlijke illusie heen naar de nieuwe
avantgarde (dada, surrealisme) die een mensen beeld schetst, wat vooral te maken heeft met de
massa en het socialistische (en communistische) denken over de nieuwe technologieen en een
lichamelijke werkelijkheid. Ook bij Benjamin vestigen zich gedachten aan een massa die alleen maar
nog in de grote steden gehuisvest moet worden zonder het bijzondere status van het individu. Deze
ontwikkeling uit zich ook in de functionele architectuur (glas), die niks te maken heeft met de
voorgaande burgerlijkheid.
Destructieve Arbeid
Met een tabula rasa zal volgens de avant gardes een afscheid gebeuren met de oude illusies en een
nieuwe startpunt gelegd worden. Benjamin ziet uiteindelijk het voornmaals intieme wonen als
bijproduct van het kapitalischtisch samenleving. De geborte van de priveepersoon is voor hem eerder
een soort schijnpersoon.
De poezie van de plek
Bachelard exploreerd de bewoonde ruimte vanuit de eigenschappen van de hut die tijden geleden
actueel was en nu meer een legende daarsteld. Daarbij heeft hij het over de oorspronkelijke
eigenschap van een hut om de mens bescherming tegen de natuurgeweld te bieden. Op het moment
dat wij het huis met intimiteit bezien wordt uit een geometrisch object dan uiteindelijk tot iets wat
bij de menselijke vlak behoord.
De ruimte die wij zien
Het huis vertegenwoordigd de ruimte die wij zijn. Hier maakt Bachelard een onderscheid tussen het
niet ik (beschermende ruimtelijke omgeving) en het ik (wordt door het huis beschermd). Er bestaat
een verschill tussen binnen en buiten wereld, waarbij het huis ook naar de buitenwereld zichtbaar
wordt, en ons omhuld en tegelijkertijd ook onze wereldsheid bepaald.
Directe Fenomenologie
Directe fenomenologie beschrijvt de wereld zelf in vorm van dichterlijke verbeelding.
Bouwen en wonen tussen nostalgie en ontheemding
Deze onderdeel behandeld het werk van Martin Heidegger, een van de invloedrijkste denkers van het
20ste eeuw als het gaat om contradicties van de moderniteit.
Zijn doel is het om de volle menselijkheid zichtbaar te maken ten opzichte van de calculerende en
abstraherende wetenschap. Hierbij ziet hij vooral taal als iets waar de mens zich thuis voelt, maar
heeft het dan niet over de gewone taal (het geklets) dat mensen eerder afhoud van contact te
nemen.
Woningnood
Heidegger typeerd dit begrip op verschillende manieren (gebruikelijke context en boven het context
verheven manier) en zegt over de actuele taalgebruik, dat de mens niet de schepper van de taal is en
dat de mens eerder door de taal wordt regeerd. Dit spiegelt voor een deel ook weer de kritiek op de
technische reductie van menselijke dingen weer.
Ontheemding (Entwurzelung)
In het context van de architectuur bestaan er een veeltal nostalgische lezingen van heidegger.
Daaronder die lezing van Norberg-Schulz, die zegt dat een mens pas woont, als hij zijn bestaaan als
betekenisvol ervaart, en in de bepaalde woning concrete plekken bestaan. Hij maakt verder
onderscheid tussen 4 vormen van wonen: natuurlijk wonen (ingebed in laandschap), collectief wonen
(belichaamd in stedelijke ruimte), openbaar wonen (publieke gebouwen) en private wonen (huis).
Traditioneel en humanistisch wonen biedt dus volgens Schulz de mogelijkheid om ontheemding te
omgaan (gewordteldheid en plaatsgebonden wonen).
De kritische lezing van Heidegger (neo-marxistisch) ziet er geen mogelijkheid van architectuur om
terug te komen aan een authentische levenswijze en een dichterlijk wonen.
Gevolgen in de architectuur
De nostalgische notie is te vinden in het werk van bv. Frampton, die een manier van regionale
verschillen in het bouwen verdedigd en en voorstander is van de breuk met de functionalistische
bouwwijze.
De kritische richting (hier vertegenwoordigd door Libeskind en EIsenman) houdt zich vooral bezig
met het onvolmaakte, de rest en de ruine als reactie op de destructieve moderne voorgeschiedenis.
Dit acht men beter aan te sluiten bij de gevoelens van fragiliteit van de mensen.
Spel, narrativiteit & alledaagsheid
Tegen het modernisme
In de jaren 60 en 70 komt er een tegenbeweging tegen de mens als passieve en willige consument
op, die men de beweging van de situationisten noemt. De situationisten oefenen kritiek aan de
spektakelmaatschappij die juuist deze passieve consumptie hanteerd.
Constant Nieuwenhuys ziet de stad als New Babylon, waarin de mensen spelen (spel = serieuze vorm
van nutteloosheid). Hierbij is te denken aan een veeltal rituelen die zonder functie, in het stedelijke
leven bestaan.
Gemeenplaatsen
Heynen spreekt bij de gemeenteplaats van een verstenen en betekenisloss wordende plek die door
een shock weer beleeft moet worden (vitaliseren), en men moet ervoor vormen vinden die minder
snel verharden oftewel verstenen.
Het alledaagse leven
Henri Lefebvre
Lefebvre ziet het feest en het spel als tegenstrijdige kracht tegen vervreemding door moderniteit.
Het geeft een glimp op een andere manier van leven. Vooral met de komst van de industrialisatie
komt een opvatting naar voren, dat de mens naast de dagelijkse druk, ook het recht heeft om vrije
tijd te hebben, als breuk met de dagelijkse routine.
De momenten van vrije tijd
tegelijkertijd wordt de vrije tijd ook met het ahctergrond van de vrijetijdsindustire gezien, die net als
de arbeidwereld ook een bepaalde sturing geeft. Echter bestaan voor lefebvre ook authentieke
momenten in de vrijde tijd (feest, liefde, het spel). Uit die reden ziet hij net als de situationisten ook
een behoefte aan een meer spelende stedelijke cultuur, weg van een functionele zonering.
Een cruciale ervaring
Als cruciale ervaring bij het moderniseringsproces wordt de 2de wereldoorlog omschreven, en
andere vernietigingsverschijnselen die in die tijd spelden, en als destructieve kant van het
modernisieringsproces omschreven worden.
Cultuurfilosofie ziet zich in dit context vooral als (zelf)kritisch proces, om veranderingen door de tijd
heen rationaal op te vatten. Daarbij zijn vooral routines van belang die culturen onderscheiden, en
die van invloed zijn op historisch gegrooide onderscheiden.
Michel de certeau
De certeau omschrijvt het verschijnsel van mei 68` zonder het direct te plaatsen in sociologische
denkkaders van die tijd. Waarover de revolte gaat is volgens de certau af te lezen in de verwoording
van de nieuwe ervaring van het mogen ''woord nemen'', die op al bestaande mogelijkheden tot
rebellie berust. Bij deze rebellie ging het vooral om democratisering en het verlangen naar culturele
diversiteit en individualisme (de culturele aspecten waren vooral van belang).
De continue alledaagse cultuur
In een dergelijke rebellie is dan ook een scheding in samenleving en cultuur, en dat cultuur nooit een
afgesloten geheel is. Zo is er volgens Certau ook niet sprake van een cultuur van de hersende rasse
(als bij marx, hersende rasse = hersende cultuur; eenzijdig) maar eerder van een evenwicht tussen
meerdere culturele krachten (alledaagse cultuur).
STrategie en Tactiek
Strategieen worden gebruikt om een culturele homogeniteit te bewaren en worden in een
samenleving waarin zich enieder aan de juridisch gegarandeerde kaders houdt, vooral van de
machtinstituties toegepast.
Taktiek wordt van Certau gezien als iets wat de machtelozen in het leven met informele (illegal)
middelen naar voren brengen. Hieruit blijkt dat Certau ook vooral voor de betekenisloze persoon in
het samenleven een plek vind, en ziet in het alledaagse ook voor deze personen een betekenis.
Hoofdstuk 4: Cultuur, kunst en media
De autonomie van de kunsten
Bij het denken over kunst wordt vaak verzocht om bepaalde criteria op te richten, die bepalen wat
schoonheid in de kunsten betekent, en de cultuurfilosofie verzoekt verder om een algemene
omschrijving te geven, van wat kunst is. Dit is echter nogal moeilijk te doen, omdat men als men een
universele uitspraak over een werk doet, dit ook verder van universale gelding is voor de kunst als
geheel.
Cultuurfilosofie en de universele waarde van de kunst
De klassieke en traditionele benadering beschrijvt de kunstwaarde aanhand van een aantal dingen.
Erbij hoort bijvoorbeeld de mate waarin kunst door eeuwen heen discussie oproept en inspiratie bod
voor kunstenaren in het vervolg. Hier is dus sprake van een waarde die kunst tot belangrijke kunst
maakt en ervoor bestaan (volgens de klassieke kunstfilosofie) deze criteria.
Doelmatigheid zonder doel
Kant voerde over de modernen esthetica uit, dat estehtische oordelen universeel karakter hebben en
geen begrip bezitten, omdat zij geen doel nastreven. Schoonheid die aan een doel vasthangt
(mensen etc.) noemt Kant afhankelijke schoonheid. Verder bestaat wat kant noemt autonome
schoonheid, dus schoonheid die geen doelmatigheid bezit (ware kunst), oftewel alleen een extern
doel.
Uit deze stelling dat kunst iets is wat autonoom is, komt uiteindelijk ook weer het verzet tegen de
religieuse kusnt en het verzet tegen adel en clerus naar voren. De autonomie van de burger.
Boheme en l'art pour l'art
De rol van de kunstenaar en de autonome kunst kan aanhand van het voorbeeld van de minder
kritische hofkunstenaar, naar de oorlogskunstenaar, naar het helemaal opzochzelf staande individu
dat zijn gevoelens prijsgeeft gezien worden. Deze ontwikkeling van de kunstenaar, naar een
intelectueel spiegelt zich ook in het negentiende eeuwse parijs weer.
De zogenaamde Boheme die er toen ontstond was vooral gekarakteriseerd door het naar buiten
dragen van een nieuwe levensstijl, die tegen de dominante leefstijl van de burgerij was, en vooral
gekenmerkd was dfoor het zoeken naar nieuwe levensvormen. In dit context was ook sprake van de
kunst om de kunst, dus het kunst maken zonder bepaalde opdracht of doel.
Verder leidden zich voor de modernen cultuur eruit 3 betekenissen van kunst af: kunst voor de
massa, kunst als experimentele en autonoom vak en kunst als politieke meningsuiting.
Kunst en verwetenschappeliking
Met de opkomst van de industrieele revolutie ging ook de vooruitgang van de wetenschap samen,
die als gevolg een veeltal verbeteringen voor de mensen met zich meebrengt, en een wens naar een
versmelting van kusnt en wetenschap als gevolg heeft.
Avant-gardisme
Een belangrijk ontwikkeling die zich in de laatste decennia van het 20ste eeuw voordeed, was het
herinneren aan belevenissen als verschillende oorlogen en genocide in vorm van monumenten, die al
herinnering of afschrikkung zullen dienen.
Futurisme
Het vooruitblikken en het geloof in de nieuwe techniek en industrieele revolutie kenmerkd vooral het
futurisme voor, tijdens en kort na de eerste wereldoorlog.
Taylorisme
Omschrijvt het tot kleinste detail analyseren van arbeidstaken en het verbeteren van de efficiency
(perfectionering van moderne arbeidsproces).
Een nieuw begin
De verbinding van techniek en kunst komt in een veeltal ontwikkelingen naar voren. Te noemen bv
het cubisme (Picasso) het surrealisme in verband met nieuwe psychologische uitvindingen en ook in
de architectuur (afstand van verleden bouwkunst; koude functionele bouwstijl)
Dada
Kunstrichting die zich verzet tegen het klassieke kunstbeeld, en streeft naar een beduidingslooze
kunst, oftewel kunst die veel verschillende kunstvormen mixt en zelfs geluidgedichten gebruikt.
Invloed van de avant-garde
Bevrijding van de kunst en het zoeken van een nieuw publiek (weg van burgerij) staan centraal.
Iedereen is een potentieele kunstenaar.
Kunst, cultuur & technische reproductie
Behandeld het werk van Walter Benjamin een gaat in op bepaalde probleemstellingen uit
zijn werk.
Uniciteit en Aura
Desondanks het vrij maken van de religieuse betoog van de kunsten blijft volgens Benjamin het
cultische van de kunst bestaan. Het kunstwerk verwijst op autentische manier naar historische
ervaring en heeft een bepaalde aura. Verder zijn deze werken reproduceerbaar wat de unieke
ervaring van het original echter niet teniet doet.
Een verandernde ervaring
Door de reproduceerbaarheid worden de kunsten onderdeel van de markt (publieke
domein). Foto en film kennen geen original en zijn daardoor essentieel onderdeel van de
massacultuur.
Nieuwe Media
Actor heeft geen relatie meer met het publiek en alleen de camervoering/houding telt voor het
resultaat. Benjamin ziet er veel gemeen met de architectuur als functionele kunst die vooral ook
bruikbaar moet zijn.
Cultuurindustrie
Horkheimer en Adorno schrijven ook over de nieuwe media maar zen deze juist als reden voor een
passieve en volgzame publiek. Zij hebben het dan over een cultuuurindustrie. Daarbij zien zij de
massa niet als bedreiging maar als slachtoffers (van gestandardiseerde culturele producten).
Only you, you, you
Adorno en Horkheimer sluiten bij Webers instrumentele rationaliteit aan en zien de westerse cultuur
nu als een kant-en-klaar pakket aan bodschappen. In plaats van een critische tegensprekende kusnt
is er nu sprake van een kunst die juist de standaard en status qou bevordert en met hulp van
differentiemarketing aan iedereen de indruk vermiddeld iets eigens te doen.
De representatie van het conflict
In een wereld waar mensen cultuur voorgeschoteld krijgen en kunst meer of minder als
entertainment verkoopt wordt, zien Adorno en Horkheimer de ware kunst alleen maar nog in
vormen die breken met juist deze ''packaging' cultuur.
De talige wending
In de postindustrieele samenleving werden televesie en radio voor alle sociale klassen beschikbaar
en er is een enorme toename van media en techniek. Iedereen heeft overal berschikking over media
en laat mensen deelnemen aan cultuur. Dit uit zich onder andere in culturele revoluties in vorm van
muziek en de studentenbeweging van 68.
Reacties in de naoorlogse filosofie
In de naoorlogse filosofie wordt gestreefd naar een kritisch universiteit en verkrijgt de filosofie een
belangrijkere rol in de politiek en de sociale wetenschappen. De scheiding tussen
natuurwetenschappen en geestes- of menswetenschappen vind ook in die persiode plaats en wordt
fenomenologie genoemd.
Fenomenologie
De fenomenologie wil een methode ontwikkelen die het subject voor zichzelf wil laten spreken. Men
wil de alledaagse leefwereld herstellen (wat het bewustzijn voorafgaat). Daarbij wordt de
wetenschap en de techniek als vervreemdend element gezien.
De talige wending
Kenleer of epistomologie gaan de vraag naar hoe de mens betrouwbare kennis (vanuit bewustzijn)
over de werkelijkheid kan verwerven. Een belangrijk onderdeel die in dit context vaak als in het
bewustzijn bevest gezien wordt is taal. Daarover staat dat onze omgeving talig is en taal dus niet
losstaat van onze ervaring.
Wittgenstein
Wittengenstein noemt verschillende manieren om taal te gebruiken als verschillende taalspelen.
Deze zijn ook gekoppeld aan iemands cultuur, dus de grenzen van iemands taal zijn ook de grenzen
van zijn leefwereld.
De Saussure
De saussure onderscheid tussen betekenaar (combinatie van letters) en betekende (betekenis van
die lettervorming). Eruit kunnen zich afhankelijk van context verschillende betekenissen voor
hetzelfde wordt vormen.
Hoge versus lage cultuur?
Met de komst van de TV wordt toenmalige hogere cultuur ook voor de massa beschikbaar en de
grenzen tussen de verschillende cultuurproducten moeten scherper getrokken worden.
Populaire cultuur
Bij de populaire cultuur gaat het om de verspreiding van media inhoud transnationaal en er wordt
onderscheid gemaakt tussen deterritoralisering en reterretorialisiering. Dus het uitgroeien van
regionale muziek tot populaire muziek (Blues, Jazz etc.).
Ten tweede spiegelt zich in de populaire cultuur ook de scheiding tussen avant garde en
cultuurindustrie weer.
Culturalisatieprocessen?
De vraag die onder andere door Norbert elias gesteld werd is de vraag hoe beschavingsprocessen
verlopen. Kan de populaire cultuur als soort van culturalisatie/beschavingsproces dienen?
Als men de populaire cultuur nader bekijkt dan zal de aantwoord op de vraag nee zijn, omdat deze
cultuur juist strijd, rebellie tegen de overheid en lossere omgangsvormen bevordert (informalisering
van de alledaagse cultuur).
De verschuiving van aandacht
Cultuur wordt nu in een breder context gezien (hele betekeniswereld) en niet alleen als iets wat door
enkele ''geesten'' gedaan wordt. Volgens deze nieuwe zicht op cultuur, liggen cultur(en) verder ook
vormele regels ten grondslag die een kwalitatieve onderscheid onmogelijk maken (Levi Strauss).
Culturele vernieuwingen worden eerder gzien als iets wat uit de subculturen voortkomt, die met
cultureel afwijkend gedrag de motor voor vernieuwing beelden.
Cultural Studies
Een nieuwe interdisciplinaire discipline die zich (vooral) bezig houdt met het onderzoeken van
marginale culturen zijn de culturele studies, die voor een groot deel voortkomt uit de jaren 60 en een
kritiek aan de gangbare westerse cultuur.
Zelfkritiek en Betrokkenheid
De meestal jonge onderzoekers zijn vooral bezig de eigen (sub)culturen te onderzoeken, wat nogal
kritiek oproept (niet objectief etc.). De missende objectiviteit is echter juist wat deze discipline
uitmaakt. Het onderzoek gebeurt zelfkritisch maar wel als deel van de cultuur zelf. Er is sprake van
betrokken distantie.
Inspiratiebronnen
Als 2 grondleggers van cultural studies worden Williams en Hoggart beschouwd. Deze ook als
culturalisten omschreven onderzoekers, wilden een cultuurgeschiedenis van onderop bedrijven, de
cultuur van de gewone mens.
Een andere stroming binnen de cultural studies is dan het structuralisme, die culturele verandering
vooral op het gebied van de taal en andere media ziet.
Een complexere rol van media
Stuart Hall introduceerde het concept van encoding en decoding en schreef aan de media een
nieuwe rol toe. Het proces van encoding vind door de producent plaats en bestaat uit het format van
de boodschap, de selectie en de rethorisch aanwijzingen van de productent.
Decoding betekent dat het publiek de boodschap ontvangt en op 3 verschillende manieren op kan
vatten. Aanvarden boodschap (bevestiging van culturele visie producent), Afwijzing en Verzet (geheel
anders interpreteren.
Het nieuwe interpreteren van inhoud is daarbij vooral van belang voor subculturen, die zich de
populaire cultuur op hun eigen (soms parodeerende manier) eigen maken. Soms is er ook sprake van
''camp'' bij mensen, wat betekent dat mensen dingen anders interpreteren als bedoel en deze juist
voor hun identiteit gebruiken.
Identiteitenpolitiek
Drie belangrijke vernieuwingen komen uit de culturele studies voort. De aandacht voor culturele
verschillen en culturele minderheden, de herkening van de populaire cultuur als door de massamedia
gegeven cultuur, erodering van het onderscheid tussen hoge en lage cultuur.
Dood van de Kunst?
Met de komst van het internet een een steeds groter wordende belang van de media is er
steeds meer sprake van een medialandschap, die artistieke tradities laat verdwijnen.
Esthetisering van de alledaagse cultuur
Daarmee is de uitspraak bedoeld ''dasein is Design'' dus het leven staat in het teken van esthetische
vormgeving. Er is dus niet helemaal sprake van een doof van de kunst, maar van een kunstenaar die
niet commenteerd, maar de menselijke conditie vormgeeft.
Hoofdstuk 5: Cultuur en globalisering
Cultuurfilosofie: drie bronnen
Cultuurfilosofie als ''ontologie van het heden' bedient zich van drie bronnen. De domein van de
publieke opinie (debat in welke vorm dan ook, bepaald alledaagse agenda van politiek en cultuur),
de impact van wetenschap (impact van verkregen kennis) en de filosofie zelf (haar zelfkritiek en de
invloed als richtingwijzend beschrijvende institutie).
Begrippen als verlichting veranderen door de tijd heen, door bv. globalisering oftewel mondialisering.
De culturele dimensies van globalisering staan in dit hoofdstuk centraal.
Natievorming
Natievorming is een belangrijk onderdeel van collectieve identiteitsvorming en deed zich in het 19de
en 18de eeuw sterk voor (kolonisatie/dekolonisatie en vormen van natiestaten. Op een aggressieve
manier komt dit tot uiting in het nationalisme van bv. de nazis.
Aan het einde van het twintigste eeuw is de reden eerder de angst voor het verliez van de eigen
identiteit in itijden van globalisering.
Nieuwe Nationalismen
Niewe nationalismen beelden zich als gevolg van de globalisering en komen naar het val van de
ijzeren gordijn vaak in extreme vorm als volkerenmoorden en burgeroorlog tot uiting.
Algemeen werd globalisering echter verstaan als mondiale cultuur die juist in het teken van
eenwording staat.
Een verbeelde politieke gemeenschap
Voor Andersonzijn naties het product van verbeelde cultuur. Naties zijn door een aantal culturele en
historische ontwikkelingen gegroeid en zijn verbeeld omdat de leden van een gemeenschap de
meeste anderen niet zullen of kunnen ontmoeten. Verbeeld betekent in dit context van de instituties
gemaakt (afgebakend territorium, dat bewaakt wordt en rituelen kent).
Anderson ziet in nationale culturen dus instabiele producten van instituties, pratijken en rituelen. Als
iets wat modern is in die zin, dat deze praktijken uit de tijd van de historische verzet tegen kerkelijk
leergezag stammen.
Dekolonisatie
Met de komst van de dekolonisatie komt ook een andere manier van denken op, weg van het
imperialistische denken over verschillen in rassen en hun indeling in klassen.
Identiteit en (on)macht
Dekolonisatie en globalisering leiden tot ander macht en gezagsverhoudingen op mondiaal niveau.
Door het mengen van de culturen en ethniciteiten worden juist deze verschillen als belangrijk
kenmerk opgevat. Nationale identeiteit staat hoog op de politieke agenda en migrantieculturen zijn
er steeds meer van invloed op een zogenaamde nationale cultuur.
Een postnationale Constellatie
Door het verdwijnen van klare nationale identiteiten wordt ook de machtslegetimatie van staten
steeds kleiner. Echter worden lokale tradities en identiteiten weer belangrijker. Deze mstandigheden
omschrijvt Habermas met de postnationale constellatie.
De socioloog Manuel Castells maakt een onderscheid tussen space of flows (politieke, economische,
modniale macht) en space of places (lokale plekken waarop mensen hun identiteit ontleenen).
Daarbij kan echter ook de space of flows de space of places overnemen en de grenzen van de 2 zijn
niet meer helemaal duidelijk.
Orientalisme & Occidentalisme
In de moderne geschiedenis zijn er 2 verschijnselen te onderscheiden.
Orientalisme: Zicht van het westen op het Orient. Daarbij gaat het om historische zichten op het
Orient (vanuit westers perspectief) zoals meer recente zichten als bv. het religeuze fanatisme en
dictatoren.
Occidentalisme: Zicht op het Westen (op grond van veel aziatische bronnen) als vooral gedomineerd
door technologie, berekenbaarheid en instrumentele rationaliteit.
In de laatste decennia zijn er een aantal discoursen bijgekomen. Met name het discours over
botsende beschavingen (moslimfundamentalistisch), het klassieke imperialsimekritiek (kritiek aan
amerikaanse mondiale cultuur), en het discours over de hybridering van culturen (door
globalisering).
Botsende beschaving
Als botsende cultuur wordt vooral de moslimfundamentalistische en islamitische cultuur geacht,
omdat deze (volgens een veeltal auteurs achterlijke cultuur) niet te verenigen is met de westerse
cultuur. Deze visie wordt ook door de amerikaanse theoreticus Huntington omschreven en verder
toegespitst.
McWorld
In zijn boek brengt Benjamin Barber naast de moslimische fundamentalisme ook het kapitalistische
westerse fundamentalisme op. Beide vormen gaan uit van een bepaald wereldbeeld (extreme
marktdenken) oftewel (bescherming van de zuiver ervaren identiteit). Daarbij gaat het in eerste
instantie alleen om reele culturele krachten, en worden pas gevaarlijk als zij in politieke programmas
omgezet worden.
Simulacra
Het begrip Simulacrum (wereld waarin voortdurend schijn van werkelijkheid bestaat) wordt door de
filosoof Baudrillard gebruikt, om de cunsumptiewereld te omschrijven, waarin consumptiegedrag
losstaat van realiteit en eigenlijke behoeften.
McDonaldisering
Volgens Ritzer komt de McDonaldisering meer en meer voort in de publieke sectoren, waarin
rationalisering in vorm van ''new public managment'' steeds meer naar de regels van efficiency
geregeld wordt. Wat zo ontstaat is volgens Ritzer het verlies van de kwalitatieve eigenschappen van
de sectoren, en het resultaat lijkt op wat men vroeger vervreemding noemde.
Hybride culturen
Culturele zelfrelativering
Het lokaliserende en differentieele karakter komt ook altijd weer naar voren in de mondialiseerde
wereld. Zo bestaan er veel overeenkomsten in wat men de moderene en de premoderne cultuur
noemt.
Transnationale gemeenschappen in de netwerksamenleving
Uit de discoursen blijkt dat het westerse culturele ideaal voor en deel inhoud, dat men alle lokale
culturele verschillen vernietigt en tegelijk ook zich aanbiedt als universeel cultureel ideaal.
Ontruimtelijking
In een netwerksamenleving vormt het netwerk van informatiestromingen (boodschappen,
transacties etc.) een ontruimtelijke ruimte, waarin deze boodschappen over de hele wereldbol
flitsen. Er is sprake van meer mobiliteit, ook omdat macht nu sneller en doelgerichter ingezet kan
worden (kapitaalinzet bv.)
Als ''het net'' verstaat men daarbij het mondiale netwerk van informatiestromen. Het zelf is
daarentegen de wereld van de cultuur en de collectieve identiteit die plaatsgebonden is.
Dit levert door het net veel macht voor het (flexibel geworden) kapitaal op (vgl. Marx), en arbeid
heeft minder invloed op deze macht.
Migrantengemeenschappen en de space of flows
Arjun Appadurai kijkt naar het probleem op meer lokale manier, en beschrijvt de transformatie van
de cultuur van migrantengemeenschappen. Hij leidt af dat door de nieuwe communicatiemedia meer
culturele verbeelding platsvindt. Verder stelt hij dat er meer transnationale gemeenschappen
ontstaan, door het betrokken blijven bij de eigen cultuur (door tv etc). Dit noemt hij diasporic sphere.
Mediascapes
Appadurai onderscheidt verschillende dimensies in de mondiale culturele stromen.
Ethnoscape: verandernde wereld waarin wij leven (mensen, personen)
technoscape: technieke ontwikkeling
financescape: toestand waarin kapitaal werkt
mediascape: mondieale distributie via elektronische technologieen
ideoscapes: ideologieen
Globalisering ontstaat door het samenspel van deze 5 dimensies. Elk dimensie komt bij culturele
verandering op een meer of minder sterke manier naar voren.
Consumptiecultuur en publieke sfeer
Download