Diabetes - UZ Gent

advertisement
info voor patiënten
Diabetes
01. Wat is diabetes?
Diabetes is een chronische aandoening waarbij patiënten een verhoogd glucose­
gehalte in het bloed hebben.
meetmoment
zonder diabetes
diabetes
nuchter
≤ 100 mg/dl
≥126 mg/dl
willekeurig moment
≤ 140 mg/dl
≥ 200 mg/dl
02. Soorten diabetes
Type 1 diabetes: de bètacellen zijn vernietigd, er is geen insulineproductie meer
in het lichaam.
Behandeling: insuline toedienen, voedingsadvies en lichaamsbeweging.
Type 2 diabetes: er is nog insulineaanmaak, maar de
werking van de insuline ter hoogte van de cellen is onvol­
doende. Ze zijn ongevoelig geworden voor de insuline. Men
spreekt dan van insulineresistentie. De sleutel past als het
ware niet goed meer in het slot. De deur van de cel gaat
moeilijk open en de bloedsuikerspiegel stijgt.
Behandeling: voedingsadvies, beweging, medicatie en/of insuline.
Zwangerschapsdiabetes: komt vooral voor in de tweede helft van de zwanger­
schap en wordt veroorzaakt door de hormonale veranderingen.
Secundaire diabetes: ontstaat door medicatiegebruik zoals cortisone, hormo­
ontherapie, of door andere ziekten zoals pancreas- en leveraandoeningen,
mucovisidose.
03. Wat is insuline?
Insuline is een hormoon dat gemaakt wordt in de alvleesklier of pancreas. De cellen
die insuline maken noemt men bètacellen.
04. Hoe werkt
insuline?
Via het bloed bereikt de insuline de cellen waarop het moet
inwerken. Het heeft voornamelijk effect op spier-, vet- en lever­
cellen. Op de celwand zijn er ontvangers of receptoren, waaraan
insuline zich vastbindt. Het is als een sleutel (insuline) die in het
slot (receptor) gestoken wordt en de deur openmaakt. Zodra
dit is gebeurd, kan de glucose in de cel dringen en er gebruikt
worden als energiebron. De cel kan ook een deel van de glucose
bewaren en opslaan onder de vorm van glycogeen.
D I A B E TES
05. De spuitplaatsen
voor insuline
3
06. Insuline
soort insuline
plaats van toedienen
tijdstip
snelwerkende
insulines
Actrapid®
Humuline regular®
Insuman Rapid®
buik
30 min vóór maaltijd
ultrasnelwerkende
insulines
Humalog®
Novorapid®
Apidra®
buik
spuiten en eten
intermediair
werkende insulines
Humuline 30®
avondinsuline dij/bil
ochtendinsuline buik
30 min vóór maaltijd
snelwerkende
menginsulines
Novomix 30®
Novomix 50®
Novomix 70®
Humalog mix 25®
Humalog mix 50®
ochtendinsuline buik
middaginsuline buik
avondinsuline dij/bil
spuiten en eten
langwerkende
insulines
Insulatard®
Humuline NPH®
Insuman Basal®
dij/bil
vast tijdstip
onafhankelijk van een
maaltijd
ultralangwerkende
insulines
Lantus®
Levemir®
dij/bil
vast tijdstip
onafhankelijk van een
maaltijd
07. Incretines of
darmhormonen
soort incretine
plaats van toedienen
tijdstip
Byetta®
’s morgens in de buik
’s avonds in de dij
30 min vóór maaltijd
min 6 uur tussen de
injecties
Victoza®
buik of dij
vast tijdstip
onafhankelijk van een
maaltijd
08. Insuline toedienen met
een pen
Haal de pen uit het etui.
Draai de dop los en verwijder hem.
Plaats een nieuwe naald op de pen.
Meng de troebele insuline door de pen 10 maal heen en weer te bewegen.
Rol de pen een paar maal tussen de handen.
Haal het beschermkapje van de naald.
Spuit de twee eenheden weg naar boven en herhaal dit tot er een druppel insuline
verschijnt aan de punt van de naald.
D I A B E TES
Stel twee eenheden in met de dosisinsteller.
5
Stel het aantal eenheden in dat u moet spuiten.
Prik de huid loodrecht aan met de pen en injecteer de ingestelde dosis insuline.
Tel rustig tot 10 en verwijder de pen.
Wat moet ik doen als de pen defect is?
Contacteer uw diabetesverpleegkundige (zie contactgegevens achteraan) om een
nieuwe pen te krijgen.
09. Richtlijnen bij gebruik
van een pennaald
Naalden voor de insulinepen zijn gemaakt voor eenmalig gebruik
Naalden kunnen zonder doktersvoorschrift, per 100 stuks, aangekocht worden bij
de apotheek of de Diabetes Liga.
Er zijn naalden van 4, 5, 6 en 8 mm lengte. Bij de naald van 8 mm moet u een
huidplooi maken.
Insuline moet in het onderhuids bindweefsel terecht komen. Spuit u toch in de
spier, dan is dat pijnlijker en is de insulineopname onvoorspelbaar.
Bij Levemir® en Lantus® de naald steeds verwijderen na het inspuiten: de insuline
kristalliseert in de naald en verstopt ze.
Deponeer de gebruikte naalden in een naaldcontainer. Deze zijn te koop bij de
apotheek, de Diabetes Liga en de thuiszorgwinkel van de mutualiteit.
10. Het bewaren van
insuline
Reserve-insulinepatronen en wegwerpinsulinepennen worden op een temperatuur
tussen 2 en 8°C bewaard bv. in de koelkast.
Insuline gaat kapot bij zeer lage temperatuur, dus in de koelkast niet vlak tegen de
vriesbak bewaren. Vervoer tijdens vliegtuigreizen de insuline in de handbagage en
niet in de bagageruimte waar vriestemperaturen heersen.
Insuline is niet bestand tegen zeer hoge temperaturen. Daarom wordt aangeraden
de insuline in gebruik niet in de zon te leggen.
Insuline in gebruik wordt het best op kamertemperatuur bewaard.
Een insulinepatroon of wegwerpinsulinepen niet langer dan 1 maand gebruiken.
11. Diabetes en HbA1c
Hemoglobine is een eiwit in de rode bloedcellen. Het geeft ons bloed zijn rode kleur.
Hemoglobine staat in voor het zuurstoftransport van de longen naar de organen. Aan
de oppervlakte van dit eiwit kan de bloedglucose zich zo vasthechten dat hij niet meer
loskomt. Hoe meer glucose er in het bloed aanwezig is, des te meer ‘versuikerde’
hemoglobine of HbA1c, er zal zijn.
Omdat de rode bloedcellen slechts 120 dagen leven, geeft het HbA1c een inzicht in
de gemiddelde bloedglucosewaarden van de afgelopen 6 tot 8 weken. Bij mensen
zonder diabetes liggen de waarden tussen 20 mmol/mol (4%) en 37 mmol/mol (5,5%).
Wanneer het HbA1c verhoogd is moet de therapie aangepast worden: we streven
naar een HbA1c van 53 mmol/mol (7%) en lager.
12. Lipodystrofie (=lipo’s)
Lipo’s is het dikker en stugger worden van de huid op de injectieplaatsen door de
vorming van littekenweefsel. De werking van de insuline wordt onvoorspelbaar met
ontregeling als gevolg.
Deze plaatsen minimum 6 tot 9 maanden laten rusten.
Wissel voldoende af van inspuitplaatsen. Gebruik bv. week 1 uw linkerdij en
-buikzijde. Week 2 de rechterdij en -buikzijde. Op de dij en de buikzijde zelf ook
voldoende afwisselen.
Vervang telkens de injectienaalden.
D I A B E TES
Wat kan u doen om lipo’s te voorkomen?
7
13. Hypoglycemie
Hypoglycemie is een te laag bloedsui­
kergehalte (lager dan 60 à 70 mg/dl).
Wat zijn de symptomen van
een hypoglycemie?
Wat zijn de mogelijke
oorzaken van een
hypoglycemie?
overmatig alcoholgebruik
verkeerde insuline
te veel insuline/te veel medicatie
te grote inspanningen
dieetfouten
Wat moet ik doen als ik een
hypoglycemie heb?
Stap 1: neem suikers die snel in het bloed opgenomen worden, zoals:
125 ml suikerrijke drank: gewone cola of limonade
3 à 4 tabletten druivensuiker met een glas water
2 klontjes suiker met een glas water
Stap 2: doe een glycemiecontrole na 10 à 15 minuten.
Is de glycemie < 60mg/dl, herhaal dan stap 1.
Is de glycemie tussen de 70 en 110 mg/dl en de eerstvolgende maaltijd komt
binnen de 30 minuten, wacht dan op de maaltijd.
Is de glycemie tussen de 70 en de 110 mg/dl en de eerstvolgende maaltijd komt later
dan binnen de 30 minuten, neem dan suikers in die traag in het bloed opgenomen
worden. Dat kan zijn: een boterham met gewone confituur of een (gezonde) koek
(granny, betterfood, vitabis) of een halve banaan.
14. Hyperglycemie
Hyperglycemie is een te hoog bloedsui­
kergehalte (hoger dan 180 mg/dl). Vanaf
250 mg/dl zeker ingrijpen (zie hieronder)!
Wat zijn de symptomen van
een hyperglycemie?
Wat zijn de mogelijke
oorzaken van een
hyperglycemie?
vergeten om insuline te spuiten
verkeerde insuline inspuiten
verkeerde spuittechniek gebruiken
dieetfouten
ziekte en stress
Wat moet ik doen als ik een hyperglycemie heb?
Indien mogelijk extra water drinken, bv. 1 liter water gespreid over anderhalf à twee uur.
Type 2-diabetespatiënten kunnen, indien mogelijk, extra bewegen.
Type 1-patiënten moeten hun ketonen controleren als de glycemie 2 maal meer dan
250 mg/dl bedraagt. Als de ketonen positief zijn, zeker de (huis)dokter bellen.
Als het probleem niet op te lossen is, zeker altijd de (huis)dokter of educator bellen!
15. Ziekte
Vaak eet u zeer weinig of niets omdat u zich niet goed voelt en beslist u verkeerdelijk
geen insuline in te spuiten. Dat nog hoger oplopende suikerwaarden en ontregeling
van de diabetes als gevolg.
D I A B E TES
Een ziektetoestand is voor ons lichaam een stresstoestand. Verschillende hormonen
komen in actie om zich tegen deze stresstoestand te verdedigen. Vele van deze
hormonen doen de glycemie stijgen. Gevolg: de bloedsuikerwaarden lopen op.
9
Daarom enkele tips bij ziekte:
Controleer de bloedglucose iedere 4 à 6 uur, en noteer de resultaten. Type 1- diabe­
tespatiënten controleren ook de ketonen wanneer de glycemie boven 250 mg/dl is.
Blijf de voorgeschreven insuline verder spuiten.
- Bij te hoge bloedsuikers de ultrasnelwerkende en de snelwerkende insuline
aanpassen volgens het bijspuitschema.
- Bij te lage bloedsuikers en afwezigheid van ketonen kan men de insulinedosis
verminderen.
Controleer bij koorts de lichaamstemperatuur 4 keer per dag. Contacteer
de huis(dokter) bij aanhoudende koorts gedurende twee dagen of een temperatuur
van 38°C of hoger.
Drink veel calorievrije drankjes (1,5 glas per uur) om uitdroging te voorkomen.
Wanneer u niet kunt eten, drink dan regelmatig kleine hoeveelheden suikerhou­
dende drankjes en eet lichtverteerbare maaltijden zoals crackers, toast, vitabis of
yoghurt.
Wanneer u moet overgeven, probeer dan ongeveer 1/2 glas frisdrank (met suiker)
in kleine hoeveelheden te drinken.
Blijvend braken (gedurende 3 à 4 uur) = bellen naar (huis)dokter of
diabetesverpleegkundige.
16. Voeding
Het is de taak van de diëtiste om voedingsadvies te geven, rekening houdend met
de leefomgeving, gewoonten, cultuur en godsdienst van de patiënt. Samen proberen
we te zoeken naar oplossingen en alternatieven om binnen de diabetesbehandeling
een evenwicht te vinden tussen medicatie (orale antidiabetica en/of insuline), voeding
en lichaamsbeweging. Het voedingsadvies verschilt afhankelijk van het type diabetes
en de behandeling van diabetes (orale antidiabetica en/of insuline).
Bij type 2-diabetes met overgewicht zal bij de start de nadruk voornamelijk liggen op
gewichtsdaling. 10% van het lichaamsgewicht verliezen en die toestand behouden
heeft al positieve effecten op de gezondheid.
Bij type 1-diabetes ligt bij de start voornamelijk de klemtoon op koolhydraten: het
evenwicht zoeken tussen de koolhydraten en insuline. Met behulp van de actieve
voedingsdriehoek wordt aangetoond welke voedingsmiddelen (koolhydraatbronnen)
invloed hebben op de glycemie (koolhydraten), het lichaamsgewicht en de bloed­
lipiden (vb. cholesterol).
De diëtiste maakt u ook vertrouwd met het werkingsmechanisme van de medicatie
(orale antidiabetica en/of insuline). Soms is het nodig even te wachten met eten
nadat u insuline hebt toegediend, soms mag u onmiddellijk eten na het toedienen van
insuline. De ene persoon heeft een gezonde koolhydraatbevattende snack nodig, de
andere niet. Het gebruik van koolhydraatbevattende tussendoortjes is dus afhankelijk
van de soort insuline, orale antidiabetica en fysieke activiteit.
Er wordt ook antwoord en uitleg gegeven over hoe u etiketten dient te lezen en
beoordelen, koolhydraten ruilen, recepten aanpassen, zoetstoffen, …
Samen met de diëtiste gaat u ook op zoek naar alternatieven bij zaken die in de
praktijk niet haalbaar zijn. De diëtiste wil graag een luisterend oor en goede coach zijn.
17. Zwangerschapswens
Meld het tijdig aan uw arts en diabetesverpleegkundige!
Ook voor al uw vragen over diabetes en zwangerschap kunt u bij hen terecht.
18. Diabetespas
De diabetespas kan u verkrijgen bij de mutualiteit.
Hiervoor is een medisch attest nodig van de huisarts
of de diabetesspecialist waarin wordt verklaard dat u
diabetes hebt. Deze pas geeft onder meer de moge­
lijkheid tot terugbetaling van de diëtist en podoloog.
19. Rijbewijs
Het bestaande rijbewijs vervalt als diabetes vastgesteld wordt. Er moeten enkele
administratieve stappen gezet worden om alles weer in orde te brengen. Bespreek
dit met de arts.
D I A B E TES
De consultatie bij de diëtist of podoloog wordt
voorgeschreven door de behandelende arts. Bij de
diëtiste krijgt u een terugbetaling voor 2 consultaties
van telkens 30 minuten per jaar. De consultatie van
de podoloog (2 consulten van 45 minuten per jaar)
wordt terugbetaald op voorwaarde dat uw risico op
voetwonden hoog is.
11
20. Sport
Regelmatig bewegen is noodzakelijk voor een goede gezondheid. Bewegen verhoogt
de gevoeligheid voor insuline, zowel de eigen als de toegediende insuline.
Als diabetespatiënt moet u naargelang de duur en de
intensiteit van de beweging rekening houden met:
de glycemie
de insulinedosis
de voedselinname
de vochtinname
Richtlijnen in verband met glycemie, voeding
en sport
Ideaal is een glycemie rond de 180 mg/dl een half uur tot drie kwartier vóór de sport.
Is de glycemie lager dan moet u extra koolhydraten innemen om een hypoglycemie
te vermijden.
glycemie voor start
sportbeoefening
koolhydratennood per
35 à 45 min. sport
< 130 mg/dl
+ 2 KH-ruilwaarden bij matige inspanning
+ 3 KH-ruilwaarden bij zware inspanning
Tussen 130 en 180 mg/dl
+ 1 KH-ruilwaarden bij matige inspanning
+ 2 KH-ruilwaarden bij zware inspanning
Tussen 180 en 240 mg/dl
geen extra voeding
> 250 mg/dl + ketonen
• extra insuline en uitstellen van fysieke
activiteit
• extra vocht innemen
1 koolhydraatruilwaarde bevat ongeveer 12,5 gram koolhydraten. Dit is de hoeveel­
heid die men ook terugvindt in een sneetje brood van 30 g, een aardappel van 70 g,
een appel van 125 g, 50 g gekookte volkoren deegwaren enz.
Richtlijnen in verband met medicatie,
insuline en sport
Bloedsuikerverlagende tabletten die een hypoglycemie kunnen veroorzaken kunnen
gehalveerd of weggelaten worden voor u gaat sporten.
Ook de insulinedosis kan, op basis van de soort, worden aangepast. Het tijdstip
tussen injecteren en sporten, de intensiteit en duur van inspanning en de persoon­
lijke ervaring bepalen mee de insulinedosis.
Geen insuline injecteren in de sportende spierregio’s.
insulinesoort
% dosisreductie
ultrasnelwerkende insuline
> 3 uur na maaltijd: insuline idem
< 3 uur na maaltijd: minimum 20 à 30 %
snelwerkende insuline
30 à 50 % voor matige inspanningen
80 % voor langdurige inspanningen
intermediairwerkende insuline
Reductie tot 40 % ter voorkoming
nachtelijke hypo’s
subcutane insulinepomp
Korte inspanning na maaltijd: 50 % bolusreductie en 25 % basaalreductie / 4 uur
Langdurige inspanning: tijdelijke pompstopzetting (maximaal 1 uur)
Vochtinname bij sport
Voor elke 15 à 20 minuten sport een 150 tot 200 ml drinken.
Het best drinkt u onmiddellijk voor de sportprestatie om een extra vochtreserve
aan te leggen.
D I A B E TES
Frequent kleine hoeveelheden drinken voorkomt overvulling van de maag.
13
21. Roken
Rokers hebben een groter risico op hart- en vaatziekten. Doordat roken de hartslag
en de bloeddruk verhoogt, vraagt het hart om meer zuurstof. De schadelijke stoffen
in de sigaret zorgen voor een verminderde opname van zuurstof in de weefsels en
dus ook in het hart. Bovendien veroorzaakt roken bloedvatvernauwingen. Het dicht­
slibben van een bloedvat in het hart of de hersenen, ondermeer door een verhoogd
cholesterolgehalte, kan leiden tot een hartinfarct of een beroerte. Daarnaast vergroot
roken het risico op kanker.
Roken in combinatie met diabetes vergroot bovengenoemde risico’s. Roken doet
de gevoeligheid van het lichaam voor insuline afnemen. Studies hebben aangetoond
dat mensen met diabetes die gestopt zijn met roken, verminderd risico hebben op
ernstige complicaties.
Genoeg redenen om zo snel mogelijk te stoppen met roken. We kunnen u hierbij
helpen door het opmaken van een rookprofiel en een individueel rookstopprogramma
op maat voor te stellen.
Maak een afspraak voor een rookstopconsultatie (tel. 09 332 26 00).
Nuttige adressen
Voor meer informatie kan u terecht op de website www.uzgent.be
Diabetes Liga
Ottergemsesteenweg 456 - 9000 Gent (ook regionaal)
www.diabetes-vdv.be - [email protected]
tel. 09 220 05 20
Contact
Polikliniek diabetologie (ingang 12, gebouw K12E, 9de verdieping)
Diabeteseducator tel. 09 332 29 53
Afspraken consult dokter tel. 09 332 21 37
Afspraken diabetesverpleegkundige (attesten en medicatie)
tel. 09 332 21 84
tel. 09 332 21 19
tel. 09 332 50 78
Afspraken vroedvrouw-diabeteseducator Administratie
[email protected]
tel. 09 332 39 37
tel. 09 332 48 56
Polikliniek voedings- en dieetadvies (ingang 12, gebouw K12E, 6de verdieping)
Afspraken voedingsadvies:
Lyne Halsberghe, diëtiste-diabeteseducator
[email protected]
tel. 09 332 51 98
Barbara Hinnekint, diëtiste-diabeteseducator tel. 09 332 48 07
[email protected]
Ellen Van der Steen, diëtiste-diabeteseducator
[email protected]
tel. 09 332 00 57
Verpleegafdelingen volwassenen
Nefrologie/Endocrinologie/Cardiologie
(ingang 12, gebouw K12A, 8ste verdieping) tel. 09 332 31 72
[email protected]
fax 09 332 53 32
Polikliniek Longziekten
tel. 09 332 26 00
D I A B E TES
Afspraken 15
v.u.: Eric Mortier, afgevaardigd bestuurder UZ Gent, De Pintelaan 185, 9000 Gent
Polikliniek diabetologie
Ingang 12 (gebouw K12E, 9de verdieping)
Diabeteseducator tel. 09 332 29 53
Afspraken consult dokter
tel. 09 332 21 37
Nevelland Graphics cvba-so 118357 - februari 2016 - versie 5 (324)
Afspraken diabetesverpleegkundige
tel. 09 332 21 84
(attesten en medicatie)
tel. 09 332 21 19
tel. 09 332 50 78
Afspraken vroedvrouw-diabeteseducator tel. 09 332 39 37
Administratie
tel. 09 332 48 56
[email protected]
Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ
Gent. Alle rechten voorbehouden.Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van het UZ Gent.
UZ Gent
Postadres
De Pintelaan 185
Toegang
C. Heymanslaan
B 9000 Gent
T: +32 (0)9 332 21 11
[email protected]
www.uzgent.be
volg ons op
Download