SCRIPTIEBROCHURE STAATS

advertisement
SCRIPTIEBROCHURE
STAATS- EN BESTUURSRECHT
December 2010
Erasmus Universiteit Rotterdam
Voorwoord
Het schrijven van een scriptie vergt enige discipline en planning. De sectie Staats- en
bestuursrecht vindt het belangrijk u goed te informeren en te begeleiden bij het
sluitstuk van uw Master Staats- en bestuursrecht en heeft daarom deze
scriptiebrochure samengesteld. Hierin vindt u informatie en tips over het schrijven
van een scriptie en over de procedure van afstuderen. U kunt de brochure in digitale
vorm downloaden vanaf SIN Online.
Deze brochure is zo zorgvuldig mogelijk samengesteld. Mocht u opmerkingen of
suggesties ter verbetering van de brochure hebben, dan horen wij dat graag. U kunt
hiervoor terecht bij de scriptiecoördinator van de sectie Staats- en bestuursrecht,
A.R.G. van Dijk-Barkmeijer, e-mail: [email protected]
De sectie Staats- en bestuursrecht wenst u veel succes bij het schrijven van uw
scriptie.
2
Inhoud
1.
Een scriptie schrijven bij de sectie Staats- en bestuursrecht
1.1 Algemeen
1.2 Begeleiding (begeleider en tweede lezer)
1.3 Keuze van het scriptieonderwerp
1.4 Scriptievoorstel
1.5 Overige zaken met betrekking tot de scriptie en de scriptiebegeleiding
1.6 Duur van de scriptie
1.7 Titelblad
1.8 Beoordelingscriteria
2.
Fraude
3.
Logistieke procedure scriptie staats- en bestuursrecht
4.
Overzicht van scriptiebegeleiders en scriptieonderwerpen
3
1. Een scriptie schrijven bij de sectie staats- en bestuursrecht
1.1 Algemeen
De sectie Staats- en bestuursrecht hanteert de gebruikelijke minimumeisen met
betrekking tot scripties. De omvang van een scriptie bedraagt voor studenten die vanaf
1 september 2009 de Master Staats- en bestuursrecht instromen 10 ECTS (tot die tijd
12 ECTS). De scriptie is een individueel werkstuk. Een collectief verslag van
deelname aan een pleitwedstrijd, een pleitnota of iets dergelijks kan daarom niet
gelden als scriptie.
Een korte handleiding voor het schrijven van een scriptie is te raadplegen via SIN
Online:
http://www.frg.eur.nl/onderwijs/facultaire_regelingen_en_scriptie_eisen/scripties/
1.2 Begeleiding (begeleider en tweede lezer)
Begeleiding bij het schrijven van een scriptie vindt plaats door één begeleider,
afkomstig van de sectie Staats- en bestuursrecht. De begeleiding geschiedt via
individuele afspraken met de begeleider. Een tweede lezer, ook afkomstig van de
sectie Staats- en bestuursrecht, beslist mee over het cijfer. De beoordeling van de
scriptie geschiedt dus door de begeleider en de tweede lezer gezamenlijk.
De tweede lezer wordt normaliter ingeschakeld na inlevering van de eindversie van de
scriptie bij de begeleider. Onder omstandigheden kan de tweede lezer in een eerder
stadium worden ingeschakeld. De tweede lezer wordt niet aangezocht door de student,
maar door de scriptiebegeleider.
1.3 Keuze van het scriptieonderwerp
De keuze van het scriptieonderwerp is in beginsel vrij. Er zijn wel twee
randvoorwaarden. Het onderwerp moet op het terrein liggen van het staats- en
bestuursrecht (1) en moet zoveel mogelijk aansluiten bij de expertise van de leden van
de sectie staats- en bestuursrecht (2). Om inzicht te krijgen in die expertise, kunt u het
overzicht van scriptiebegeleiders en scriptieonderwerpen raadplegen. Dit overzicht is
opgenomen in hoofdstuk 4 van deze brochure.
De student wordt aangeraden om hoofdstuk 4 van deze brochure te raadplegen
alvorens over te gaan tot het kiezen van een scriptieonderwerp. Mocht u na
raadpleging van hoofdstuk 4 tot de conclusie komen dat u een scriptie wilt schrijven
over een van de in dat hoofdstuk genoemde scriptieonderwerpen, dan kunt u direct
contact opnemen met de docent die het desbetreffende scriptieonderwerp begeleidt.
Indien u geen gemotiveerde keuze kunt maken uit de in hoofdstuk 4 genoemde
scriptieonderwerpen, dan dient u per e-mail of telefonisch contact op te nemen met de
scriptiecoördinator om een afspraak met hem te maken voor een oriënterend gesprek.
Als u al een specifiek onderwerp op het terrein van het staats- en bestuursrecht in
gedachten hebt, en dit onderwerp staat niet vermeld in hoofdstuk 4, dan dient u ook
per e-mail of telefonisch contact op te nemen met de scriptiecoördinator.
Een eerder in het onderwijs ingebracht werkstuk mag niet worden hergebruikt, tenzij
er in het werkstuk een duidelijke verdiepende of verbredende uitbreiding wordt
aangebracht, in overleg met de begeleider.
4
1.4 Scriptievoorstel
Als u een scriptieonderwerp hebt gekozen, dient u per e-mail contact op te nemen met
de beoogde scriptiebegeleider. Deze kan u verzoeken om een scriptievoorstel te
maken. Een scriptievoorstel omvat normaliter:
- de probleemstelling,
- de voorlopige inhoudsopgave, ingedeeld naar hoofdstukken en eventueel ook
naar paragrafen per hoofdstuk,
- de voorlopige lijst van in verband met de scriptie te bestuderen literatuur en
jurisprudentie,
- de voorlopige planning met daarin een schatting van de te besteden tijdsduur
per onderdeel (hoofdstuk), en een schema met data waarop de onderdelen
(hoofdstukken) zullen zijn voltooid.
Het scriptievoorstel wordt per e-mail ingediend bij de (beoogde) begeleider.
Mocht u problemen hebben met het opstellen van het scriptievoorstel, dan kunt u
contact opnemen met de (beoogde) begeleider of met de scriptiecoördinator.
1.5 Overige zaken met betrekking tot de scriptie en de scriptiebegeleiding
De scriptiebegeleider streeft ernaar binnen twee weken mondeling of schriftelijk
commentaar te geven op de onderwerpkeuze en op het scriptievoorstel. Hij waakt
erover dat de hoeveelheid te bestuderen literatuur in een redelijke verhouding staat tot
het beoogde aantal studiepunten.
Zodra het scriptieonderwerp en het scriptievoorstel zijn goedgekeurd door de
begeleider dient dit te worden vastgelegd in een scriptieovereenkomst. Een model
hiervan is te downloaden via de facultaire onderwijssite en te verkrijgen bij de
examencommissie Nederlands recht (p/a het bestuurssecretariaat, kamer L5-018).
Deze overeenkomst wordt door de student en de begeleider ingevuld – zie ook
hoofdstuk 3 van deze brochure.
Na goedkeuring door de scriptiebegeleider van het onderwerp en het scriptievoorstel
verricht de student nader onderzoek. Over de uitkomsten wordt periodiek contact
onderhouden met de scriptiebegeleider. Dit periodieke contact zal vaak geschieden
naar aanleiding van het inleveren van een scriptiehoofdstuk door de student: de
begeleider leest dit hoofdstuk en maakt vervolgens een afspraak met de student om
het hoofdstuk te bespreken.
Als de scriptie gereed is, wordt deze ingeleverd bij de scriptiebegeleider. De
scriptiebegeleider streeft ernaar om de scriptie, met uitzondering van de
vakantieperiode, uiterlijk drie weken na de inleverdatum na te hebben gekeken.
Tevens zal de tweede lezer de scriptie in deze periode lezen.
De scriptiebegeleider kan schriftelijk of mondeling aan de student meedelen dat de
scriptie in ieder geval voldoende is. Er vindt vervolgens een eindgesprek plaats,
waaraan de student, de scriptiebegeleider en de tweede lezer deelnemen. Tijdens het
eindgesprek wordt het cijfer meegedeeld aan de student. Zie voor meer informatie
over het eindgesprek hoofdstuk 3 van deze brochure.
Als de scriptie met een onvoldoende wordt beoordeeld, krijgt de student gedurende
een redelijke termijn de gelegenheid om een verbeterde scriptie in te leveren. Indien
5
de beoordeling van deze verbeterde versie ook een onvoldoende oplevert, is dit
oordeel in beginsel definitief.
In geval van problemen tussen de student en de begeleider treedt de
scriptiecoördinator in eerste instantie op als bemiddelaar.
1.6. Duur van de scriptie
In beginsel kan men op elk moment beginnen met het schrijven van de scriptie. Er is
ook geen maximumtermijn die men mag besteden aan het schrijven van een scriptie.
Zolang de student bezig is met het schrijven van zijn scriptie, heeft hij of zij recht op
begeleiding vanuit de sectie Staats- en bestuursrecht.
Bij de tijdsplanning dient de student er rekening mee te houden dat scriptiebegeleiders
en tweede lezers in de periode van de zomervakantie langere tijd afwezig kunnen zijn.
1.7 Titelblad
Het titelblad van de uiteindelijke scriptie dient het volgende te vermelden:
- Erasmus Universiteit Rotterdam,
- Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
- Sectie Staats- en bestuursrecht,
- Scriptietitel,
- Naam student en examennummer,
- Naam begeleider en tweede lezer,
- Maand en jaar van afronding scriptie.
1.8 Beoordelingscriteria
De scriptie dient te voldoen aan de volgende minimumeisen:
1. Onderwerp
Het onderwerp is gebonden aan de masteropleiding Staats- en bestuursrecht en dient
daarom op het terrein van deze opleiding te liggen.
2. Probleemstelling
Aan het scriptieonderzoek dient ten minste één eenduidige probleemstelling ten
grondslag te liggen.
Deze probleemstelling moet in de inleiding van de scriptie worden weergegeven.
3. Logische opbouw en consistentie
Het scriptieonderzoek is erop gericht een of meer antwoorden te geven op de in de
probleemstelling verwoorde vraag of vragen.
De scriptie moet zo zijn opgebouwd dat de antwoorden op de gestelde vraag of vragen
logisch voortvloeien uit het onderzoek.
De argumentatiestructuur van het betoog moet helder zijn. (Welke standpunten
worden ingenomen? Welke argumenten worden daarvoor aangevoerd? Hoe hangen
die argumenten samen?)
4. Toegevoegde waarde
De scriptie moet relevant zijn voor het vakgebied en/of voor de praktijk.
5. Formulering
De formuleringen dienen grammaticaal correct en stilistisch aanvaardbaar te zijn.
6
Cruciale begrippen dienen duidelijk en voor slechts één uitleg vatbaar te worden
omschreven en gehanteerd.
6. Compositie
De scriptie moet een ‘Inleiding’ en een ‘Conclusie’ bevatten.
Het gedeelte tussen de inleiding en de conclusie moet zijn onderverdeeld in
hoofdstukken, paragrafen en alinea’s.
Bij de indeling in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s moet worden uitgegaan van
logische indelingscriteria.
Elk hoofdstuk begint met een inleidende paragraaf en eindigt met een concluderende
paragraaf.
De scriptie en de delen ervan krijgen titels die de inhoud dekken.
7. Bronvermelding (zie ook hoofdstuk 2 van deze brochure)
In de scriptie worden de gebruikte bronnen steeds zo volledig en nauwkeurig mogelijk
weergegeven, inclusief de precieze vindplaatsen van citaten of ontleningen conform
de Leidraad voor juridische auteurs (de meest recente druk).
De lezer van de scriptie moet steeds kunnen onderscheiden of bevindingen en
opvattingen uit de geraadpleegde literatuur dan wel eigen bevindingen en opvattingen
worden gepresenteerd.
Indirect citeren wordt zoveel mogelijk vermeden.
Waar nodig of relevant zoekt de student toegang tot elektronische bronnen.
8. Vorm en omvang
De scriptie dient te zijn gemaakt met behulp van een moderne tekstverwerken. De
scriptie dient te worden ingeleverd in papieren vorm én in elektronische vorm. Zie
verder onder hoofdstuk 3 van deze brochure.
Een scriptie van 12 ECTS omvat minimaal 16.000 woorden (ongeveer 40 pagina’s) en
een scriptie van 7 ECTS minimaal 10.000 woorden (ongeveer 25 pagina’s).
Een scriptie van 10 ECTS omvat minimaal 12.000 woorden (ongeveer 30 pagina’s) en
een scriptie van 5 ECTS omvat minimaal 8.000 woorden (ongeveer 20 pagina’s).
Studenten wordt geadviseerd het hierboven aantal pagina’s niet te overschrijden.
7
2. Fraude
De Erasmus Universiteit Rotterdam hanteert een streng fraudebeleid. Wie fraude
pleegt of plagieert overtreedt de regels van de universiteit en in sommige gevallen ook
de wet. Alle bronnen die u aanhaalt zult u zelf gelezen moeten hebben. Verwijzingen
mogen niet uit een secundaire bron worden overgenomen.
De scriptant dient een authenticiteitsverklaring te ondertekenen waarin hij verkaart
geen plagiaat te zullen plegen. Deze verklaring dient los, maar wel tegelijkertijd met
de definitieve papieren exemplaren van de scriptie te worden ingeleverd. Het cijfer
van de scriptie wordt niet geregistreerd als een ondertekende authenticiteitsverklaring
ontbreekt. De authenticiteitsverklaring is te downloaden van SIN Online.
Fraudegevallen die aan het licht komen, worden altijd gemeld bij de
examencommissie en zullen bestraft worden. Bij het opleggen van de sanctie zal geen
rekening worden gehouden met eventuele studievertraging voor de scriptant.
U wordt dringend aangeraden om de informatie over fraude en plagiaat goed door te
nemen om misverstanden te voorkomen. Deze informatie vindt u op internet op de
facultaire en universitaire webpagina’s:
http://www.frg.eur.nl/onderwijs/facultaire_regelingen_en_scriptie_eisen/plagiaat_en_
fraude/
en
http://www.eur.nl/plagiaat.
8
3. Logistieke procedure scriptie staats- en bestuursrecht
Bij het schrijven van uw scriptie en bij het aanmelden van uw scriptie voor de
bulaanvraag moet u een bepaalde logistieke procedure volgen. Deze procedure is te
vinden in een document dat te downloaden is via:
http://www.frg.eur.nl/fileadmin/ASSETS/frg/onderwijs/pdf/Logistiekeprocedurescript
ieRGenBR2009.pdf
NB. Aan het slot van het document met de procedure wordt opgemerkt dat bij enkele
varianten van de masteropleiding Rechtsgeleerdheid de scriptie verdedigd moet
worden. Deze verplichting tot verdediging bestaat niet bij de master Staats- en
bestuursrecht.
9
4. Overzicht van scriptiebegeleiders en scriptieonderwerpen
Hieronder volgt een algemeen overzicht van scriptiebegeleiders met de onderwerpen
die zij begeleiden. Dit overzicht zal regelmatig worden geactualiseerd.
Onderstaand overzicht is niet uitputtend bedoeld. Het is mogelijk dat in het kader van
(te verrichten) onderzoek van sectieleden vragen bij die sectieleden opkomen die in
een scriptie beantwoord kunnen worden.
Algemeen overzicht
Mr. A.R.G. van Dijk – Barkmeijer
1. Bodembescherming, saneringsparagraaf en kostenverhaal.
2. Handhavingparagraaf in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
3. Wet ruimtelijke ordening, van decentralisatie naar centralisatie?
4. Jurisprudentie Richtlijn milieueffectrapportage.
5. Verhouding Crisis- en Herstelwet en Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht
6. Verhouding natuurbeschermingsrecht vergunning ingevolge de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht
7. Bevoegdheidsverdeling in de wet algemene bepalingen omgevingsrecht
8. Handhaven bestemmingsplan
9. Ontvankelijkheid milieuorganisaties in de Crisis en Herstelwet en de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht
10. Zorgplichtbepalingen in Wet milieubeheer, Woningwet en Wro vergeleken.
11. Veranderingen in het interbestuurlijk toezicht tussen overheden en de
gevolgen voor het omgevingsrecht
12. Relatie tussen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Waterwet
10
1.
Dr. N.S. Efthymiou:
Algemeen staatsrechtelijke kwesties op het terrein van:
1. Regering en parlement (of meer algemeen gekozen ambten en
bestuursambten):
a. Politieke verantwoordelijkheid, de vertrouwensregel en het
parlementaire stelsel;
b. Controlerende bevoegdheden van het parlement; discussies over het
kiesstelsel; het tweekamerstelsel.
2. Wetgeving:
a. De uitsluitende bevoegdheid van de wetgever en delegatie van
wetgeving (mede in het kader van het denken over de rechtsstaat).
3. Overheidsorganisatierecht:
a. De leer van de stelselverantwoordelijkheid;
b. Problematisering van politieke verantwoordelijkheid;
c. Bevoegdheidsverdeling tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur
op gemeentelijk of provinciaal niveau;
d. Openbare lichamen in de zin van artikel 134 Gw;
e. Gemeenschappelijke regelingen en plusregio’s.
Staatsrechtsgeschiedenis:
1. De ontwikkeling van de staat in Nederland:
a. vestiging van de eenheidsstaat (Bataafse republiek, Koningrijk
Holland);
b. vestiging van de parlementaire democratie (ontwikkeling van het
parlementaire stelsel; Thorbecke).
2. Koloniaal constitutioneel recht:
a. Constitutioneel recht voor Nederlands Oost-Indië. .
Verdiepend staatsrecht:
1. Verschillende denkers over de staat.
2. Democratie en rechtsstaat.
3. Wie moet in de staat regeren (regering door een, door enkelen, door velen).
4. Soevereiniteit, absolutisme en beperking van staatsmacht.
5. De plaats van de Grondwet in het constitutionele recht.
Vergelijkend staatsrecht en staatsrecht van andere landen:
2. Regering en parlement in andere landen (zoals Duitsland, Frankrijk, VK, VS,
Ierland).
3. Het proces van wetgeving in andere landen (idem).
4. Specifiekere onderwerpen in overleg met de student.
Prof. dr. K.A.M. Henrard:
1. Theoretische vraagstukken in het kader van rechten van de mens, zoals daar zijn:
a. horizontale werking en botsing van mensenrechten, onder andere:
- Welke verplichtingen rusten er op de overheid om grondrechten in zogenaamde horizontale
relaties (dat wil zeggen tussen burgers onderling) te verwezenlijken?
- In hoeverre zijn burgers gebonden aan grondrechten in hun relaties met andere burgers?
- Hoe vertaalt zich dat in de belangenafweging van de (nationale en Europese) rechters?
b. beperking van mensenrechten in het kader van de strijd tegen het
terrorisme;
11
c. mensenrechten en de Europese Unie: vragen naar de bevoegdheid, de
impact van ‘mainstreaming’ in dit opzicht, beperkingen qua reikwijdte
(toepassingsgebied ratione materiae en bevoegdheid) versus mainstreaming enz.
d. de wenselijkheid dan wel gepastheid van de margin of appreciation
doctrine van het EHRM
e. positieve verplichtingen van de overheid en het leerstuk van de ‘legitieme
beperkingen’
2. Verdieping met betrekking tot bepaalde rechten van de mens:
a. gelijkheid/non-discriminatie, onder andere:
- de grenzen aan positieve actie
- een plicht tot het maken van redelijke aanpassingen?
- het gelijkheidsbeginsel en spreidingsbeleid (huisvesting, onderwijs...)
- ontwikkelingen binnen de EU (en implicaties voor Nederland)
b. verbod van marteling;
c. recht op respect voor privacy;
d. vrijheid van godsdienst;
e. vrijheid van meningsuiting.
3. Rechtsvergelijking met betrekking tot rechten van de mens.
a. Zuid Afrika
b. Canada
c. Duitsland
d. UK
e. Belgie
f. Frankrijk
4. Juridisch relevante thema’s rond minderheidsbescherming, accommodatie van
bevolkingsdiversiteit, multiculturele samenleving.
Onder andere:
a. nieuwe versus traditionele minderheden
b. religieuze diversiteit en de overheidsplicht tot neutraliteit
c. minderheden en onderwijs
d. minderheden in de media
e. politieke participatie van minderheden
12
Prof. mr. R. de Lange:
Algemeen
1. Is er aanleiding om in de Grondwet een bepaling op te nemen omtrent het
gebruik van het Nederlands en het Fries?
Politiek staatsrecht, regering & parlement e.d.
2. Vervolging van volksvertegenwoordigers wegens ambtsmisdrijven:
achtergrond en toepassing van artikel 119 van de Grondwet
3. Hoe beoordeelt het Europese Hof voor de rechten van de mens de regels met
betrekking tot immuniteit van volksvertegenwoordigers?
4. Welke regels beheersen de financiële uitkeringen aan politieke ambtsdragers?
5. Is de Wet ministeriele verantwoordelijkheid (1855) geschikt voor de 21e
eeuw?
6. Is er aanleiding om hoofdstuk 2 van de Grondwet te moderniseren? Zo ja,
dienen
de
bepalingen
over
het
koningschap
te
worden
gedeconstitutionaliseerd?
7. Wat betekent collectieve ministeriële verantwoordelijkheid?
8. Geldt tussen burgemeesters en de gemeenteraad een vertrouwensregel ?
9. Hoe werkt de ministeriële verantwoordelijkheid voor het handelen of nalaten
van ambtsvoorgangers?
10. Kunnen
verklaringen
die
men
tegenover
een
parlementaire
enquêtecommissie aflegt tegen iemand gebruikt worden in een eventueel
later strafproces?
Grondrechten
11. Wat is de betekenis van het woord ‘schriftelijk’ in artikel 5 Grondwet in het
digitale tijdperk?
12. De implementatie van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten in de Mediawet
2009: op gespannen voet met artikel 7 Grondwet?
13. Het huisrecht in het digitale tijdperk: aanleiding voor herziening van artikel 12
Grondwet?
14. Handelsreclame in Grondwet en EVRM
15. Commerciële uitingen in rechtsvergelijkend perspectief
16. Europese regels voor sluikreclame
17. Horizontale werking van het briefgeheim
18. De persoonlijke levenssfeer en persoonlijke autonomie in de rechtspraak van
het EHRM
19. Wat is de betekenis van het arrest van de Hoge Raad over de SGP-zaak?
20. Wat betekent het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State (in zijn uitspraak in de SGP-zaak) dat art. 6 VN-Vrouwenverdrag
een een ieder verbindende bepaling is die ter uitwerking nadere wetgeving
vereist?
21. Gelden voor bekleders van bestuurlijke ambten andere grenzen aan de
uitingsvrijheid?
22. Gelden voor ambtenaren andere grenzen aan de uitingsvrijheid?
23. Is het ‘gesloten stelsel’ van de Algemene wet gelijke behandeling toe aan
herziening in het licht van de oordelen van de Commissie gelijke
behandeling?
24. In welke mate is de bescherming van sociale grondrechten in rechte
afdwingbaar?
25. Gelden voor volksvertegenwoordigers andere grenzen aan de uitingsvrijheid?
13
26. Is er reden om bescherming van de menselijke waardigheid als een
begrenzing van de uitingsvrijheid te beschouwen? (vgl. F. Hyman, Freedom
of Speech and Human Dignity)?
27. Wanneer is er sprake van ‘strictly required’ in de zin van art. 15 EVRM?
28. Wat is de opvatting van het Europese Hof voor de rechten van de mens over
het vertonen van religieuze symbolen in openbare ruimtes? (n.a.v. het arrest
Lautsi t. Italië)
29. Hoe verhoudt het eigendomsbegrip van art. 14 Grondwet zich tot het
eigendomsbegrip van art. 1 Eerste Protocol EVRM en van het Handvest van
de grondrechten van de Europese Unie?
30. Wie bepaalt op welke wijze men een eed aflegt? Moet er individuele
keuzevrijheid zijn? Zo ja, hoe groot zou die moeten zijn? Dient iedere
godsdienstige stroming die dat wil een eigen eedformule te hebben?
Wetgeving, bestuur, verdragen
31. De aanwijzing van nevenzittingsplaatsen en de delegatieproblematiek (n.a.v.
HR 7 juli 2009)
32. Wat is ‘afwijken van de Grondwet’ in de zin van artikel 91, derde lid van de
Grondwet?
33. Is er aanleiding om de bepaling in de Grondwet omtrent openbaarheid van
bestuur te wijzigen in het licht van het Handvest van de grondrechten voor de
Europese Unie?
34. Wat betekent oppergezag over de krijgsmacht (art. 97, tweede lid van de
Grondwet)?
35. Hoe is het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geregeld, en
welke eisen vloeien in dit verband volgens de rechtspraak van het Europese
Hof voor de rechten van de mens uit het EVRM voort?
Staatsnoodrecht / uitzonderingstoestanden
36. Nieuwe ontwikkelingen in het staatsnoodrecht en de regeling van
uitzonderingstoestanden
37. Rechterlijke toetsing van de beslissing tot derogatie aan het EVRM krachtens
art. 15 EVRM (n.a.v. EHRM 19-2-2009 A v UK)
Rechtspraak
38. Welke regels beheersen de positie van de Procureur-Generaal bij de Hoge
Raad?
39. De bijdrage van de rechter aan de ontwikkeling van de constitutie
40. Is er aanleiding om in de Grondwet een bepaling op te nemen omtrent het
recht op toegang tot de rechter?
41. De positie van de Raad voor de rechtspraak in relatie tot de onafhankelijkheid
van de rechter
42. Wraking van rechters
43. Stelt de onafhankelijkheid van de rechter grenzen aan de samenwerking en
afstemming tussen rechterlijke colleges?
44. Behoeft artikel 113, tweede lid van de Grondwet herziening in het licht van de
ontwikkeling van de bestuurlijke boete en andere bestuurlijke sancties?
45. Wat zijn ‘geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan’
(art. 112, tweede lid van de Grondwet) en hoe verhouden zij zich tot de
rechtspraak van het EHRM over ‘civil rights and obligations’ (art. 6 EVRM)?
Grondwetsherziening
14
46. Ontbinding van de Tweede Kamer als onderdeel van de procedure van
grondwetsherziening: de betekenis van artikel 137 vierde lid van de Grondwet
(zie kabinetsnotitie december 2009)
Europa, rechtsvergelijking, nationaal/internationaal
47. De Duitse Grondwet en het Lissabon-arrest van het Bundesverfassungsgericht
(n.a.v. BVerfG 30 juni 2009)
48. Constitutionele toetsing in Frankrijk: de prioriteit van de Grondwet (n.a.v.
Grondwetsherziening 2008 en loi organique december 2009)
49. Prejudiciële vragen van constitutionele hoven aan het Hof van Justitie van de
EU (n.a.v. HvJEG 17 november 2009 na prejudiciele vragen van het Italiaanse
Constitutionele Hof)
50. Kunnen constitutionele hoven ook toezien op de naleving van het EVRM?
51. Wat betekent de bepaling over de menselijke waardigheid in het Handvest van
de grondrechten voor de Europese Unie en waar vindt zij toepassing?
52. Is er aanleiding in de Grondwet een bepaling op te nemen omtrent de
voordracht van kandidaten voor benoeming tot rechter in het Europese Hof
voor de rechten van de mens of het Hof van Justitie van de Europese Unie?
53. De status van het EVRM in de constituties van de lidstaten van de Raad van
Europa
54. Wat is de verhouding tussen het nationale parlement en de JBZ-raad? (Zie
brief regering dd 5 februari 2010, TK 32 317 nr 1)
55. Welke opvattingen bestonden aan het eind van de 19e eeuw in Nederland
omtrent de doorwerking van internationaal recht in de nationale rechtsorde?
56. Wat zijn de uitspraakbevoegdheden van het Supreme Court of the United
States met betrekking tot ongrondwettigheid van wetten?
57. Wat is de betekenis van het recht op goed bestuur in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie voor Nederland?
58. Europese territoriale eenheden en de autonomie van decentrale overheden
59. Is er aanleiding de bepalingen omtrent geheimhouding van
overheidsdocumenten (o.a. in de Archiefwet) te herzien om snellere inzage
mogelijk te maken?
60. Wat kunnen we leren van een buitenlandse grondwet?
Geschiedenis
61. Hoe is de Grondwet van 1814 tot stand gekomen?
62. Heeft het arrest van de HR van 1919 over het Grenstractaat Aken nog actuele
betekenis?
Constitutionele theorie
63. Wat is de actuele betekenis en bruikbaarheid van J.H.A. Logemann, Over de
theorie van een stellig staatsrecht (1948)?
64. Wat is de opvatting van Niklas Luhmann over de betekenis en functie van de
grondwet?
Overige onderwerpen
65. Beoordelingsprocedures en transparantie in het wetenschappelijk
subsidierecht
66. Beoordelingsprocedures en transparantie in het cultureel subsidierecht
15
Prof. mr. L.J.J Rogier:
Kwesties rond handhaving zoals:
1. De punitieve intrekking van een begunstigende beschikking.
2. Wat is er veranderd in de last onder dwangsom door de Vierde Tranche
Awb?
3. Wat is er veranderd in de (last onder) bestuursdwang door de Vierde Tranche
Awb?
4. Hoe verhoudt de OM boete zich tot de bestuurlijke boete?
5. Welke (bestuurlijke) boetemogelijkheden zijn er en waarin verschillen ze?
6. Handhavingsbevoegdheden van de burgemeester.
Daarnaast algemenere bestuursrechtelijke kwesties zoals:
1. Wat zijn de specifieke problemen bij administratief beroep?
2. Wat is bestuurlijk toezicht?
3. Wat
is
het
verschil
tussen
subsidie
nadeelcompensatie/schadevergoeding?
4. Tweewegenleer.
5. Schadevergoeding in het bestuursrecht.
en
16
Mr. dr. W.S.R. Stoter:
Nader in te vullen.
17
Aanvullend: Lijst met suggesties van professor Rogier voor onderwerpen voor
essays (ook bruikbaar voor scripties) Europees Bestuursrecht
Nationaal materieel bestuursrecht
1. Besluitbegrip
2. Beschikkingbegrip
3. Algemeen verbindende voorschriften
4. Beleidsregels
5. Plannen
6. Andere besluiten van algemene strekking
7. De aanvraag van een beschikking
8. De bevoegdheid tot herziening van een besluit door het bestuur
9. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
10. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur contra legem
11. Formele abbb
12. Het zorgvuldigheidsbeginsel
13. De hoorplicht
14. Het motiveringsbeginsel
15. Materiële abbb
16. Het vertrouwensbeginsel
17. Het rechtszekerheidsbeginsel
18. Het evenredigheidsbeginsel
19. Het gelijkheidsbeginsel etc.
20. Geschreven abbb
21. Ongeschreven abbb
22. Privaatrechtelijke handelingen in het bestuursrecht
23. Feitelijke handelingen in het bestuursrecht
24. Schadevergoeding in het bestuursrecht
25. Nadeelcompensatie
26. Het zelfstandig schadebesluit
27. De subsidie
28. De intrekking van een begunstigende beschikking
29. De overheid en privaatrecht
30. De tweewegenleer en de doorkruisingsformule
Zie verder hoofdstukken 1 en 4 t/m 11 van het boek van Damen c.s.
Bestuursrecht 1
Europees bestuursrecht
1. Bronnen van gemeenschapsrecht
2. Doorwerking van het Europese recht
3. Ambtshalve toepassing van Europees recht door de nationale rechter?
4. De paradox van de institutionele autonomie
5. Het legaliteitsbeginsel in een geïntegreerde rechtsorde
6. Overheid en privaatrecht in de Europese rechtsorde
7. Leidende beginselen in het Europese recht
8. Gelijkwaardigheid en effectiviteit naar Europees recht
9. Rechtstreekse werking van gemeenschapsrecht
10. Grenzen aan beleidsvrijheid in het nationale recht door Europees recht
11. Rechtstreekse werking en het relativiteitsvereiste.
12. De wijze waarop bestuursrechters toetsen aan het EG-recht
13. Conforme interpretatie
14. Horizontale effecten van conforme interpretatie
15. Conforme interpretatie door bestuursorganen?
18
16. Rechtsbeginselen naar Europees recht
17. Europees gelijkheidsbeginsel
18. Europees evenredigheidsbeginsel
19. Europees rechtszekerheidsbeginsel
20. Europees vertrouwensbeginsel
21. Europees verdedigingsbeginsel
22. Europees motiveringsbeginsel
23. Overheidsaansprakelijkheid naar Europees recht.
24. Aansprakelijkheid van de gemeenschap
25. Aansprakelijkheid van de lidstaat door fouten van de rechter
26. Vergelijking tussen de aansprakelijkheid van de overheid naar Nederlands
recht en naar Europees recht
27. De betekenis van het Europese recht voor het Nederlandse bestuursrecht
Zie verder het boek van Jans c.s. de hoofdstukken 1 t/m 5, 8 en 9.
19
Download