Steunkaart 1 Schrijf het woord zoals je het hoort! © ONL Steunkaart 2 vriendjesflat Vriendjesflat/ kleefletters je hoort een u maar schrijft hem niet © ONL Steunkaart 3 t of d? is het een plak-t? Schrijf dan een t. Nee? Pas dan de verlengingsregel toe. t of d? © ONL Steunkaart 4 f/s duif vaas t of d? f/s vriendjesflat © ONL Steunkaart 5 t of d? f/s De beer boort de deur vriendjesflat eer/oor/eur © ONL Steunkaart 6 ei ei t of d? f/s vriendjesflat eer/oor/eur © ONL Steunkaart 7 ei De ‘j’ is foei! Bij aai ooi oei t of d? f/s vriendjesflat eer/oor/eur aai/ooi/oei © ONL Steunkaart 8 ei -uw/-ieuw/ -eeuw Let op Het is interview t of d? f/s vriendjesflat eer/oor/eur aai/ooi/oei -uw/-ieuw/ -eeuw © ONL Steunkaart 9 ng(t) / nk(t) Maak het woord langer (wij ..) of korter (ik ..) Dan hoor je wat je moet schrijven. ei t of d? f/s vriendjesflat eer/oor/eur aai/ooi/oei -uw/-ieuw/ -eeuw -nk © ONL Steunkaart 10 -je/-pje/-tje e is een stomme klank. Je zegt u en schrijft e. ei t of d? f/s vriendjesflat eer/oor/eur aai/ooi/oei -uw/-ieuw/ -eeuw -nk -je/-pje/-tje © ONL Steunkaart 11 plakpot-woorden ei t of d? f/s plakpotwoorden vriendjesflat eer/oor/eur aai/ooi/oei -uw/-ieuw/ -eeuw -nk -je/-pje/-tje © ONL Steunkaart 12 wacht-woord Na een korte klank schrijf je cht Behalve bij ligt, legt, zegt en vlagt. ei t of d? f/s plakpotwoorden cht vriendjesflat eer/oor/eur aai/uw/-je -nk © ONL Steunkaart 13 -au(w) au/ou klank aan het einde van een woord? Dan schrijven we bijna altijd auw/ouw. ei -au(w) t of d? f/s plakpotwoorden cht vriendjesflat eer/oor/eur aai/uw/-je -nk © ONL Steunkaart 14 ei -au(w) Ga nu zo mee t of d? f/s cht plakpotwoorden ga zo nu mee vriendjesflat eer/oor/eur aai/-uw/-je -nk © ONL Steunkaart 15 -ch Ach, och wat een pech toch, Daar verslikte zich het joch, Uch, uch, ik lach, ik juich, ik poch, ik kuch. ei -au(w) -ch -t of d f/s cht plakpot-woorden ga zo nu mee vriendjesflat eer/oor/eur aai/-uw/-je -nk © ONL Steunkaart 16 Stomme klanken grote kerel bangerd stiekem harder lopen kinderen rekenen mazelen De grote kerel was een bangerd en ging stiekem steeds harder lopen. Je hoort een u maar schrijft een e. Extra -e klinkt als /u/ -el klinkt als /ul/ of /ol/ in kerel -erd klinkt als /urt/ in grote in bangerd -em klinkt als /um/ in stiekem -er klinkt als /ur/ in harder -en klinkt als /un/ in lopen © ONL Steunkaart 17 Stomme klanken vooraan het woord ge gebak be begin ver verhaal me mevrouw te terug Je hoort een u maar schrijft een e. Bij het begin van het verhaal kwam de mevrouw terug om gebak. De stukjes ge, be, ver, me, te noemen we voorvoegsels. Let op De stukjes be, ge, ver, me, te zijn niet altijd voorvoegsels. Soms zijn het gewone klankgroepen. Bijvoorbeeld: beker, geven, verte, meten, tegen. © ONL Steunkaart 18 Lange klankenregel 1 —— Lange klank aan het eind, dan is er één teken dat verdwijnt. Let op Nu doen alle lange klanken mee: praten, spelen, lopen, muren. © ONL Steunkaart 19 eer oor eur De beer boort de deur. eren oren euren De beren boren de deuren. Bij beren en boren moet de lange klankenregel toegepast worden! © ONL Steunkaart 20 Korte klankenregel — << Korte klank aan het eind, dan is er een extra medeklinker die verschijnt. Let op verdubbelen doe je met de ff en ss Behalve bij pizza, mazzel en puzzel — ff — ss © ONL Steunkaart 21 Woorden met een stomme klank aan het eind twintig jurkje vrolijk stoeltje raampje Let op Het is geluk (gelukkig) © ONL Steunkaart 22 Meervoud s/zen De z kan niet aan het eind van een woord staan. De s kan wel aan het eind van een woord staan, maar bij meervoud verandert de s vaak in een z. II zen kruisen, hijsen, bruisen, kousen, sausen, eisen, krijsen. ——1 zen poseren, (pose, positie) < zen polsen, kansen, dansen, fronsen, mensen, wensen, prinsen, persen, kransen, kaarsen, heksen, kersen, fietsen, morsen, verse, paarse, valse. ss pizza, puzzel, mazzel — © ONL Steunkaart 23 Meervoud f/ven De v kan niet aan het eind van een woord staan. De f kan wel aan het eind van een woord staan, maar bij meervoud verandert de f vaak in een v. II ven oefen, twijfel, luifel, schuifel ——1 ven fotografen, paragrafen, stenografen, telegrafen (wafel, rafel, tafel, jofel, telefoon) < ven smurfen, surfen — ff © ONL Steunkaart 24 -a- zonder nadruk Krijgt de klankgroep niet de nadruk, dan schrijf je het woord met één medeklinker, zoals banaan. ba naan Je past dan dus niet de korte klankenregel toe! Krijgt de klankgroep wel de nadruk, dan schrijf je het woord met twee medeklinkers, zoals kapper. Je past dan dus wel de korte klankenregel toe! © ONL Steunkaart 25 Vaste woordstukjes heid / isch / tie je hoort heit> je schrijft heid (snelheid) je hoort ies > je schrijft isch (komisch) je hoort sie/tsie > je schrijft tie (politie) © ONL Steunkaart 26 Voorvoegsels staan vooraan het woord ge gebak be begin ver verhaal me meneer te terug Je hoort een u maar schrijft een e. Er zijn ook voorvoegsels die je schrijft zoals ze klinken onaardig Uitzonderingen ontbijt doorgang inactief voordringen herkomst © ONL Steunkaart 27 Meervoud aa uu oo pinda’s paraplu’s auto’s als een woord eindigt op: i y } die als ie klinkt tosti’s baby’s Ook ‘s bij dagen en jaargetijden Bijvoorbeeld: ‘s middags ‘s zomers © ONL Steunkaart 28 ie of i Behalve bij: dienaar, niemand, iemand, sieraad, Vlieland ...i ie stomme lettergreep ie benzine, artikel, lawine, margarine, kantine, invalide, machine, piramide, file, liter, titel januari, februari, juni, mini, kiwi, tosti, taxi, nasi, bami, maggi, spaghetti, macaroni, confetti, bikini © ONL Steunkaart 29 Woorden met -c- uitgesproken als -s- of -k- c spreek je uit als s i citroen e cent ij cijfer y cyber + In alle andere gevallen spreek je de c uit als k! © ONL Steunkaart 30 Weetwoorden Je hoort /sj/ maar je moet dit niet altijd schrijven. Woorden uit het... Frans Engels Nederlands chalet show sjaal champagne shuttle sjouwen chips shampoo sjoelen douche machine sjans chauffeur © ONL Steunkaart 31 Vaste woordstukjes je hoort zju>je schrijft ge (garage) je hoort zju > je schrijft ge (horloge) je hoort zj > je schrijft g (energie/passagier) je hoort èr> je schrijft air (populair) je hoort èse (punaise) > je schrijft aise je hoort waar > je schrijft oir (reservoir) © ONL Steunkaart 32 Woorden met -teit en -tijd -tijd -teit altijd majesteit wachttijd populariteit vakantietijd specialiteit etenstijd elektriciteit © ONL