Gemeentelijk belastingreglement op leegstaande woningen en gebouwen De Raad, Beslist: Artikel 1. – Belastbare grondslag §1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Het leegstandsregister wordt opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig artikel 2.2.6 en volgende van het decreet grond- en pandenbeleid. De definities van woningen en gebouwen uit artikel 1.2 van het decreet zijn toepasselijk, evenals de andere definities van artikel 1.2 van het decreet. Leegstaande gebouwen zijn gebouwen als omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet. Leegstaande woningen zijn woningen als omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet. §2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. Artikel 2. – Belastingplichtige §1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. §2. Ingeval van mede-eigendom, is iedere niet-vrijgestelde mede-eigenaar belastingschuldig voor zijn wettelijk deel. Als er in geval van mede-eigendom aan één van de mede-eigenaars vrijstelling wordt verleend, zal deze vrijstelling van de totale belastingsschuld, proportioneel met het eigendomsrecht van de betrokken mede-eigenaar, afgetrokken worden. §3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuwe zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuwe eigenaar. Artikel 3. – Berekening van de belasting §1. De minimumaanslag (basisbelasting) bedraagt: 1° 1.150,00 EUR voor een leegstaand gebouw in de zin van artikel 2.2.6, § 2 of § 4; 2° voor een leegstaande woning in de zin van artikel 2.2.6, § 3 of § 4: a) 1.150,00 EUR voor een eengezinswoning; b) 100,00 EUR voor een kamer als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 10° bis, van de Vlaamse Wooncode; c) 350,00 EUR voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b). §2. Het bedrag van de belasting bedraagt: 1ste heffingsjaar: de basisbelasting 2de heffingsjaar: de basisbelasting verhoogd met 25% 3de heffingsjaar: de basisbelasting verhoogd met 50% 4de heffingsjaar: de basisbelasting verhoogd met 75% 5de en volgende heffingsjaren: de basisbelasting verhoogd met 100% Nota aan de gemeenteraad pagina 1 van 3 Artikel 4. – Vrijstelling van de leegstandsheffing §1. Een vrijstelling van de belastingen wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden tot het bekomen van één van de mogelijke vrijstellingen zoals bepaald in §3. Deze vrijstelling wordt schriftelijk, via aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs, met toevoeging van de nodige bewijsstukken, aangevraagd aan de administratie. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een daartoe bestemd aanvraagformulier, ter beschikking gesteld door het gemeentebestuur. §2. De toekenning van de vrijstelling impliceert vrijstelling van de belasting die zou verschuldigd zijn in het aanslagjaar of de aanslagjaren waarvoor de vrijstelling werd verleend, tenzij expliciete afwijkingen bepaald in §3. §3. In afwijking van de vrijstellingen zoals vermeld in artikel 3.2.21 van het decreet, worden enkel volgende vrijstellingen toegekend: 1° aan de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. Het bewijs daarvan wordt geleverd door het voorleggen van de betreffende uitspraak; 2° aan de belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan vzw’s waarvan de vroegere zakelijk gerechtigde lid van is, noch voor overdrachten aan vennootschappen waarin de vroegere zakelijk gerechtigde rechtstreeks of onrechtstreeks participeert; 3° indien het gebouw of de woning gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan; 4° indien het gebouw of de woning geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; 5° indien het gebouw of de woning krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; 6° indien het gebouw of de woning vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp. Een ramp is een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de belastingplichtige, en waardoor de schade zo groot is dat een normaal gebruik onmogelijk is. Met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; 7° indien het gebouw of de woning onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot één jaar na het einde van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik; 8° indien de woning niet afsplitsbaar is van een gebouw dat voor meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie van dat gebouw wordt aangewend. Een woning is pas afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten. Dit op voorwaarde dat het gebouw en de betreffende woning(en) een gemeenschappelijke toegang hebben, en het voorzien van afzonderlijke toegangen de ruimtelijke draagkracht van het gebouw met zijn inpandige woning(en) overstijgt. 9° indien het gebouw of de woning gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen melding of stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt vanaf de aanvang van de werken tot en met de aanslag volgend op de voltooiing van de werken overeenkomstig de melding of stedenbouwkundige vergunning. 10° indien een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning tot regularisatie van de wijziging van de functie in overeenstemming met het effectief gebruik wordt ingediend, wordt een eenmalige vrijstelling toegestaan. 11° indien het gebouw of de woning gerenoveerd wordt door niet meldings- of vergunningsplichtige handelingen, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van één jaar. De aanvang van de renovatiewerken moet vooraf worden meegedeeld en moet gestaafd worden door bewijsstukken. Als bewijsstuk kan verstaan worden; recente foto's, goedgekeurde offertes, planning, duur en berekening van de kosten, tekeningen/plannen voor en na de werken, premieaanvragen,... Nota aan de gemeenteraad pagina 2 van 3 12° indien het gebouw of de woning het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18 § 2, van de Vlaamse Wooncode; 13° indien het gebouw of de woning het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode. §4. Indien verschillende van de vrijstellingen van toepassing zijn voor eenzelfde woning of gebouw en dezelfde belastingplichtige en deze vrijstellingen beperkt zijn in tijd, dan kunnen deze vrijstellingen niet gecumuleerd worden in tijd, doch geldt enkel de vrijstelling met de langste duur. Artikel 5. – Invordering De belasting wordt ingevorderd bij wijze van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 6. – De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008. Artikel 7. – Onderhavig reglement zal voor verder gevolg aan het bestuurlijk toezicht toegezonden worden. Nota aan de gemeenteraad pagina 3 van 3