Dikke darm operatie bij goedaardige aandoeningen 2 Uw behandelend arts heeft u voor een dikke darm operatie naar de poli heelkunde van het CWZ verwezen. Deze folder geeft u informatie over wat de chirurg in het CWZ met u bespreekt, zodat u zich kunt voorbereiden op het gesprek of na het gesprek alles nog eens rustig kunt nalezen. Ook zijn de gebruikelijke behandelingsmogelijkheden voor u op een rij gezet. Functie en ligging van de dikke darm Ons voedsel komt via slokdarm, maag en dunne darm terecht in de dikke darm, het laatste deel van ons spijsverteringskanaal. Hier vinden de laatste processen van de spijsvertering plaats en dikt de ontlasting in door water te onttrekken. Deze functie kan ook nog goed vervuld worden wanneer een groot deel van de dikke darm is verwijderd. De dikke darm is in totaal ongeveer 150 cm lang en kan in een aantal delen worden onderscheiden (zie tekening). Rechts in de buik ligt het opstijgende deel (A: het colon ascendens), waar de dunne darm in uitmondt. Ook zit aan dit deel de blinde darm (de appendix) vast. Nabij de lever gaat de dikke darm over in het dwars verlopende deel (B: het colon transversum), dat onder de maag langs naar links verloopt. Nabij de milt gaat de dikke darm over in het afdalende deel (C: het colon descendens), dat in de linker onderbuik een Sbocht maakt (D: het sigmoid). In het kleine bekken gaat het sigmoid over in de endeldarm (E: het rectum) die eindigt bij de sluitspier, de anus. 3 Waarom een dikke darm operatie? Er zijn twee soorten afwijkingen van de dikke darm waarvoor een operatie nodig kan zijn: ontstekingen en gezwellen. Bij ontstekingen hangt het van de ernst en de soort van ontsteking af welke operatie nodig is. Een gezwel kan goedaardig of kwaadaardig (darmkanker)zijn. Bij een gezwel is de soort van operatie vooral afhankelijk van de aard van het gezwel en de plaats waar het zit in de dikke darm. Bij darmkanker wordt behandeling en begeleiding geregeld via een speciale polikliniek de ‘GIO-poli’ en is speciaal informatiemateriaal beschikbaar; het patiënteninformatiedossier. Naast deze aandoeningen zijn er ook nog andere zeldzame afwijkingen, waarvoor een dikke darm operatie nodig kan zijn. Klachten De klachten die bij afwijkingen aan de dikke darm optreden, zijn sterk afhankelijk van de aard en de plaats van de afwijking. Mede daardoor is het klachtenpatroon zo wisselend. Klachten die kunnen optreden zijn onder andere: bloedarmoede, veranderingen in de regelmaat van de stoelgang, verstoppingen of afwisselend verstopping en dan weer diarree, bloed of slijm bij de ontlasting, het gevoel ontlasting te moeten krijgen terwijl er niets of niet veel komt. Onderzoek De diagnose wordt gesteld aan de hand van de aard van de klachten en aanvullend onderzoek. De soort aandoening bepaalt welk aanvullend onderzoek nodig is en door wie dat wordt verricht. Mogelijke dikke darm onderzoeken zijn: • Lichamelijk en inwendig onderzoek: naast het beluisteren en het bevoelen, verricht de arts ook een inwendig onderzoek via de anus. • Endoscopie: met een flexibele kijkbuis wordt of een gedeelte van de darm (sigmoïdeoscopie) of de gehele dikke darm (coloscopie) bekeken. Hierbij worden vaak weefselmonsters (biopten) genomen voor onderzoek. Zie ook CWZ-folder “Sigmoïdoscopie’ of ‘Cololoscopie’. 4 • Coloninloop foto: hierbij wordt via de anus contrastvloeistof ingebracht, waarmee het verloop en de contour van de dikke darm kan worden afgebeeld op röntgenfoto’s. Zie ook CWZ-folder ‘Röntgenonderzoek dikke darm’. • CT-scan: met behulp van een computer worden in een serie gemaakte röntgenfoto’s bewerkt tot een speciaal beeld. Zie ook CWZ-folder ‘CT-scan’. • Echo: een onderzoek, waarbij gebruik gemaakt wordt van geluidsgolven, waarmee beeldvormend onderzoek kan worden verricht. Zie ook de CWZ-folder ‘Echografie’. Behandeling De chirurg bespreekt met u welke operatietechniek voor u het beste is. Een operatie aan de dikke darm kan op de volgende manieren worden uitgevoerd: • gewone operatietechnieken • kijkoperatie Bij de kijkoperatie worden via een aantal gaatjes in de buikwand instrumenten en een camera, die verbonden is met een TVmonitor, naar binnen gebracht. De arts kan via de camera zijn handelingen zien op het TV-scherm. • kijkoperatie, met behulp van een robot Bij een robotoperatie zijn de instrumenten en de camera verbonden aan robotarmen. Deze worden door de chirurg bediend. Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Kijkoperaties in de buik’. Soms is het nodig bij een dikke darmoperatie een stoma (darmuitgang op de buik) aan te leggen. Dit stoma kan tijdelijk of blijvend zijn. Zie ook de CWZ-folder ‘Stomazorg’. In de folder ‘Versneld herstel na een darmoperatie’ leest u meer over de extra zorg die CWZ biedt. 5 Voorbereiding voor de operatie Spreekuur anesthesioloog De operatie vindt onder volledige narcose plaats. Hierover kunt u meer lezen in de CWZ-folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. Voor de operatie en de anesthesie zijn enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek of preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom gaat u naar het spreekuur van de anesthesioloog. De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de operatie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. De anesthesioloog spreekt ook overige voorbereidingen met u af zoals medicijngebruik (bloedverdunners) en nuchter zijn voor de operatie. Verpleegkundig spreekuur U hebt ook een gesprek met de verpleegkundige van de afdeling heelkunde. De verpleegkundige stelt u vragen zodat duidelijk wordt welke verpleegkundige zorg u tijdens de opname nodig heeft De verpleegkundige bespreekt met u: • Waar en hoe de opname is geregeld; • De gang van zaken tijdens de opname en de vermoedelijke opnameduur; • Welke verdere voorbereidingen nodig zijn; • De nazorg: wat u zelf moet doen voor een goed herstel; • De vragen die u nog heeft over de behandeling, de voorbereiding en de nazorg; • Wie u wanneer kunt bellen als u nog vragen heeft over de opname. 6 Opname • Volgens de afspraken met de anesthesioloog op het anesthesiespreekuur bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. Zie voor informatie folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’. • U wordt de dag vóór de operatie wordt opgenomen en meldt u zich op het afgesproken tijdstip op de afdeling opname en patiëntenplanning. • Daarna gaat u naar de verpleegafdeling. • Op de opnamedag vindt het opnamegesprek plaats met een verpleegkundige van de afdeling. • Ook wordt er nog wat bloed afgenomen. • Wanneer het mogelijk is dat u een stoma krijgt, wordt met een stift op uw buik aangegeven waar eventueel een stoma kan komen. • Het kan zijn dat de behandelend chirurg opdracht heeft gegeven dat u gelaxeerd moet worden. De afdelingsverpleegkundige zal u hierover voorlichten en bij begeleiden. • Tot twee uur vóór de operatie drinkt u twee pakjes speciale heldere drank (preOp). Meer hierover staat in de folder ‘Gebruik van preOp voor de operatie’. • Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). • Wanneer u een kunstgebit en/ of contactlenzen draagt moet u deze uitdoen. • Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. • Tijdens de operatie draagt u een operatiehemd. • Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. • Daar krijgt u een infuus. • U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift over op de operatietafel. • Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. 7 De operatie De soort operatie is afhankelijk van de oorzaak van de afwijking en de plaats van de afwijking in de dikke darm. Hoe lang zo’n operatie duurt zal afhangen van de omstandigheden, maar meestal duurt dit langer dan twee uur. Nadat het aangedane darmdeel is verwijderd zal men meestal proberen de resterende darmdelen weer met elkaar te verbinden. Een dergelijke verbinding noemt men een anastomose. Welke ingreep precies nodig is en hoe die moet worden uitgevoerd kan soms pas tijdens de operatie worden bepaald. Van te voren kan de chirurg u wel globaal de te verwachten operatieprocedure uitleggen. Bij een gezwel of ontsteking (diverticulitis) in het laatste deel van de dikke darm of in het bovenste deel van de endeldarm kan de situatie zodanig zijn dat het niet altijd mogelijk is om de resterende darmdelen weer met elkaar te verbinden. Het deel van de darm waarin zich het gezwel of de ontsteking bevindt, wordt dan verwijderd. Het onderste uiteinde van de darm wordt dan gesloten en van het bovenste uiteinde maakt de arts een stoma (zie de CWZ-folder ‘Stomazorg’ ). Dit stoma is soms tijdelijk. Zit de afwijking heel laag in de darm, nabij de anus, dan kan het zijn dat er geen anastomose meer gemaakt kan worden. In dat geval moet er een blijvend colostoma worden aangelegd. Mogelijke complicaties Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo is er ook bij operaties aan de dikke darm de normale kans op complicaties aanwezig, zoals trombose, longontsteking, nabloeding, wondinfectie. Wondinfecties komen vaker voor dan gewoonlijk en geven aanleiding tot een vertraagde wondgenezing. In bepaalde situaties wordt de huid na een dikke darm operatie soms opengelaten om wondinfecties te voorkomen. Bij operaties aan de dikke darm kan zich ook nog een specifieke complicaties voordoen, namelijk een lekkage van de darmnaad (de anastomose). Vaak moet in geval van zo’n ernstige complicatie een 8 nieuwe operatie volgen, waarbij de anastomose wordt losgemaakt en een stoma wordt aangelegd. Bij mannen, die een uitgebreide endeldarmoperatie hebben ondergaan, treedt soms impotentie op. Soms is het niet te vermijden dat bij dit soort operaties de zenuwen naar de geslachtsdelen en blaas worden beschadigd. Ook kan als gevolg van enige zenuwschade een blaasontledigingsstoornis optreden. Gelukkig zijn dergelijke stoornissen op dit gebied ook wel eens van tijdelijke aard. Na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de verkoever- of uitslaapkamer. Soms verblijft u direct na de operatie enige tijd op de intensive care. Hierover is een aparte folder beschikbaar. Als u goed wakker bent, gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, het hartritme en de urineproductie. U zult merken dat er veel ‘slangen’ aan uw lichaam verbonden zijn. • Één of twee infusen voor vochttoediening. • Een dun slangetje in uw rug voor pijnbestrijding. • Soms een slangetje (sonde) dat via de neus en de slokdarm in de maag ligt en ervoor zorgt dat het overtollige maagsap wordt afgezogen. • Soms een drain in uw buik voor afvoer van eventueel bloed en inwendig wondvocht. • Een blaascatheter voor afloop van urine. Al naar gelang uw herstel na de operatie worden al deze hulpmiddelen de een na de ander verwijderd en gaat u drinken en eten. Over optimale zorg na de operatie vindt u de informatie in de CWZ-folder ‘Versneld herstel na een darmoperatie’. In deze folder staan ook de adviezen voor als u weer thuis bent. Bij een operatie wegens ontstekingen bespreekt de arts met u of er nog medicatie en leefregels nodig zijn om nieuwe klachten in de toekomst te voorkomen. 9 Vragen Hebt u nog vragen, stel ze gerust aan uw behandelend arts of de verpleegkundige. Bij dringende vragen of problemen vóór uw behandeling kunt u zich het beste wenden tot het verpleegkundig spreekuur. Verhindering Bent u op de dag van de behandeling onverhoopt verhinderd, laat dit dan zo snel mogelijk weten. U belt dan naar de afdeling opnameen patiëntenplanning, tijdens kantooruren bereikbaar op telefoonnummer (024) 365 88 97. Kunt u een afspraak op de polikliniek of voor een onderzoek niet nakomen, bel dan zo spoedig mogelijk de betreffende afdeling. 10 11 Adres en telefoonnummer Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek chirugie-heelkunde Telefoon: (024) 365 82 60 (tijdens kantooruren) Verpleegkundig spreekuur Telefoon: (024) 365 78 57 tussen 7.30 en 14.30 uur Bij geen gehoor spreekt u de voice-mail in en wordt u teruggebeld E-mail: m.welcker@ cwz.nl 12 G493-X / 03-17 Website: www.chirurgie.cwz.nl