treasury statuut - Provincie Noord

advertisement
TREASURY STATUUT
PROVINCIE
NOORD-BRABANT
Concept
Oktober 2001
-1-
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2
2.
Begrippenkader
3
3.
3.1
3.2
3.2.1.
3.2.2.
3.2.3.
Treasurybeleid
Uitgangspunten
Doelstellingen
Risicobeheer
Kasbeheer / geldstromenbeheer
Financiering
5
5
6
7
9
10
4.
4.1
4.2
4.3
Organisatie Treasury
Inleiding
De treasury organisatie
Delegatie, mandaat en volmacht
13
13
13
14
5.
Planning en Control
16
6.
6.1
6.2
6.3
6.4
Informatievoorziening
Beleidsmatige informatie
Operationele informatie
Verantwoordingsinformatie
Informatie toezichthouder en CBS
17
17
17
17
18
7.
Administratieve organisatie en interne controle
19
Bijlage 1 Verantwoordelijkheden treasury
Bijlage 2 Bevoegdheden treasury
Bijlage 3 Operationele informatie treasury
Bijlage 4 Door Provinciale Staten verstrekte machtigingen inzake treasury
Bijlage 5 Begrippenlijst treasury
21
23
25
26
27
-2-
HOOFDSTUK 1
INLEIDING
De treasury functie binnen de overheid in het algemeen en de decentrale overheid in het
bijzonder geniet de afgelopen jaren bijzondere aandacht. Voor een deel is dit terug te voeren
op de ontwikkelingen in het financiële werkveld die hebben geleid tot verdere
professionalisering. Voor een ander belangrijk deel is deze belangstelling het gevolg van een
aantal incidenten waarbij onaanvaardbare risico’s zijn genomen met gemeenschapsgelden.
Binnen de provincie Noord-Brabant is door het college van Gedeputeerde Staten in het najaar
van 1999 de administratieve organisatie rond treasury vastgesteld. Op dat moment heeft het
college echter bepaald dat hiermee niet volstaan kon worden. Een treasury statuut was nodig
waarin beleid, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en risico’s in beeld zouden moeten
worden gebracht.
Inmiddels werd vanuit de rijksoverheid ook gewerkt aan nieuwe wetgeving op het terrein van
treasury en decentrale overheden. De oude wet Financiering lagere overheden (Filo) is
vervangen door een nieuwe wet Financiering decentrale overheden (Fido). Daarnaast is de
Provinciewet zodanig aangepast dat verplicht is geworden dat alle provincies hun
treasurybeleid in een treasury statuut vastleggen. Als sluitstuk zijn de
comptabiliteitsvoorschriften zodanig aangepast dat uitvoering en verantwoording van het
treasury beleid worden opgenomen in een treasuryparagraaf in respectievelijk provinciaal
jaarplan/begroting en provinciaal jaarverslag/jaarrekening.
Het is voor het eerst dat de provincie Noord-Brabant gaat werken met een treasury statuut.
Het treedt in werking op de datum waarop het door Provinciale staten van Noord-Brabant
wordt vastgesteld.
Ervaringen in de komende tijd zullen belangrijke informatie opleveren voor toekomstig beleid
en regelgeving. Dit treasury statuut zal daarom twee jaar na vaststelling worden geëvalueerd
en waar nodig bijgesteld.
-3-
HOOFDSTUK 2
BEGRIPPENKADER
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het
verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële
stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de
organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve
organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid, en daarmee ook de grenzen van
het beleid, worden vastgelegd in een treasurystatuut.
Het treasurybeheer is de beleidsuitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het
treasurystatuut. De beleidsuitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. Deze
en de realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de
treasuryparagraaf van achtereenvolgens het jaarplan/begroting en jaarverslag/jaarrekening.
De treasuryfunctie bestaat uit drie treasurydeelfuncties:
 het risicobeheer
 het kasbeheer (korte termijn)
 provincie-financiering (lange termijn)
Deze deelfuncties omvatten de volgende treasuryactiviteiten:
Risicobeheer
 Renterisico: het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van
de provincie als gevolg van rentewijzigingen.
 Kredietrisico (debiteurenrisico): de mogelijkheid dat een tegenpartij waarbij de provincie
beleggingen (gelden) heeft uitstaan failliet gaat waardoor de hoofdsom verloren gaat.
 Koersrisico: het risico dat de beleggingen van de provincie in waarde verminderen door
ongunstige koers- cq. rente-ontwikkelingen.
 Intern liquiditeitsrisico: het risico op extra kosten (opportuniteitskosten) als gevolg van
onverwachte wijzigingen in de liquiditeitsplanningen en meerjarige investeringsplanning.
Hierdoor hadden bijvoorbeeld gelden achteraf voor een langere periode tegen een hogere
rente kunnen worden uitgezet of had bijvoorbeeld minder geld uitgezet moeten worden of
uitgezet voor een kortere periode.
 Crediteurenrisico: Het risico dat crediteuren geheel of gedeeltelijk niet op tijd kunnen
worden betaald door het ontbreken van de benodigde financiële middelen.
 Valutarisico.
Kasbeheer
 Geldstromenbeheer: beheer van ontvangsten en betalingen (betalingsverkeer).
 Saldobeheer op dagbasis: beheer van saldi op de verschillende bankrekeningen.
 Liquiditeitsbeheer: planning van benodigde en beschikbare liquide middelen (tot 1 jaar) en
de uitvoering van die planning.
Provinciefinanciering (corporate finance)
 Aantrekken van gelden op lange termijn voor minimaal 1 jaar1 (financiering).
1
Het verschil tussen liquiditeitsbeheer en financiering/belegging ligt in de gehanteerde horizon. Dit treasurystatuut gebruikt
hierbij de Wet fido. Deze spreekt van vlottende schuld (tot 1 jaar) en van vaste schuld (vanaf 1 jaar). Het verstrekken en
aantrekken van geld tot één jaar behoort tot het liquiditeitsbeheer. Vanaf één jaar wordt over financiering en uitzetting
-4-
 Belegging van overtollige middelen voor minimaal 1 jaar.
 Relatiebeheer: overeenkomsten met banken en andere financiële instellingen.
In de praktijk kunnen ook de activiteiten met betrekking tot verzekeringen, fiscale zaken en
pensioenen onder treasury vallen. Deze activiteiten vallen buiten de scope van dit statuut.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bedoelde activiteiten wel van invloed zijn op het
treasurybeleid maar worden voor de provincie Noord-Brabant betrokken bij de vaststelling
van het concernhandboek Financieel Administratieve Organisatie.
gesproken. Deze indeling volgt dus niet de standaard indeling tussen de geldmarkt (tot twee jaar) en de kapitaalmarkt (vanaf
twee jaar).
-5HOOFDSTUK 3
3.1
TREASURYBELEID
Uitgangspunten
In het treasurystatuut wordt het treasurybeleid vastgelegd. Dat geschiedt in de eerste plaats
door het aangeven van de doelstellingen van het treasurybeleid en van de richtlijnen en
limieten voor de dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid. Met name voor deze onderdelen
van het treasurystatuut levert de Wet Fido op onderdelen een bepalend en bindend kader.
Maar ook de Provinciewet, de Comptabiliteitsvoorschriften, Besluit Leningvoorwaarden
decentrale overheden en andere regels vanuit de centrale overheid zijn hierbij bepalend.
Alvorens meer specifiek op de doelstellingen, richtlijnen en limieten in te gaan, komen in
deze paragraaf eerst een tweetal beleidsmatige uitgangspunten van de Wet Fido aan de orde
die van invloed zijn op het treasurybeleid van de provincie. Deze zijn de publieke taak
waarvoor de leningen en garanties dienen en het prudent karakter van uitzettingen.
Publieke taak
Provincies kunnen alleen leningen aangaan en garanties verstrekken voor de uitoefening van
de publieke taak. De Wet Fido geeft daaraan een beperkte invulling, mede doordat de
invulling in belangrijke mate politiek bepaald wordt en in deze primair een decentrale
invulling behoeft. Duidelijk is wel dat bankieren - zoals het bewust aantrekken van gelden om
deze uit te lenen met als doel het genereren van inkomen - verboden is. Wel zijn leningen
toegestaan aan instellingen die volgens de decentrale overheid bijdragen aan de publieke taak.
Het onderscheid tussen de afdeling die de treasury uitvoert en de overige beleidsafdelingen is
van belang bij het verlenen van garanties en het verstrekken van leningen aan derden voor het
uitoefenen van de publieke taak. Het is de betrokken beleidsafdeling en niét de treasury die
het politieke besluit van dergelijke garanties en leningen voorbereidt. De treasury kan in
voorkomende gevallen wel de beleidsafdeling adviseren. De (eventuele) budgettaire gevolgen
dienen in principe ten laste te komen van het betrokken beleidsveld.
Prudent karakter
Uitzettingen en derivaten (zie begrippenlijst in Bijlage 5) hebben een prudent karakter en zijn
niet gericht op het genereren van inkomsten door het aangaan van overmatige risico’s. Uit
deze karakterisering blijkt dat derivaten met een open positie in ieder geval niet toegestaan
zijn en dat bankieren niet verenigbaar is met prudente uitzettingen.
Bij het prudent uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten zijn in ieder geval twee
aspecten in het geding. Dat zijn een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een
beperkt marktrisico van de uitzetting – daaronder derivaten begrepen. In een ministeriële
regeling uit hoofde van de Wet Fido wordt het begrip prudent nog nader uitgewerkt, waarbij
tevens wordt ingegaan op het gebruik van derivaten. Het volgende is daarbij als leidraad
genomen.
Tegenpartijen
Voldoende kredietwaardige tegenpartijen voor het uitzetten van middelen of het afsluiten van
derivaten zijn:
 Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen,
verzekeraars en pensioenfondsen onder Nederlands toezicht of anderszins EU-toezicht)
met minimaal een A-rating (korte- en lange termijn) van tenminste een van de drie rating
agencies Moody’s, Standard&Poors, en Fitch IBCA (of gelijkwaardig).
-6-

Instellingen aan wiens papier door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat de
solvabiliteitsvrije status is toegekend. Deze status houdt in dat een bank voor een
desbetreffend papier geen (0%) reserves behoeft aan te houden. Materieel betreft dit
leningen van (rijks)overheden en gelijkwaardige partijen.
Marktrisico uitzettingen (instrumenten)
De waarde van financiële activa dienen zo min mogelijk gevoelig te zijn voor
marktbewegingen. Voorwaarde hierbij is in beginsel dat de hoofdsom van de lening intact
blijft. Hiervan is sprake bij de volgende soorten uitzettingen.



Deposito’s.
Garantieproducten waarbij de hoofdsom per enige datum is gegarandeerd.
Uitzettingen in de vorm van vastrentende waarden zoals obligaties, onderhandse leningen
en MTN’s. De waarde van vastrentende waarden is in beperkte mate gevoelig voor
renteveranderingen in de vorm van koersrisico. Hierbij past het spreiden van de
looptijden/aflossingsdata van de aangehouden waarden - zodat het risico van grote
schommelingen in het rendement wordt gespreid - en/of dat de looptijd gedurende welke
de waarde wordt aangehouden zoveel mogelijk is afgestemd op de looptijd van de waarde.
Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn daarmee zonder een koppeling aan een
garantieproduct niet toegestaan. Een uitzondering op deze regel is gemaakt voor de
provinciale nazorgfondsen inzake de eeuwigdurende nazorg op gesloten stortplaatsen.
Derivaten
Derivaten kunnen een belangrijke rol vervullen bij het risicomanagement, mits er voldoende
deskundigheid bij de provincie aanwezig is; de derivatenproducten en hun (risico)effecten zijn
namelijk uitermate complex. Zonder de vereiste adequate kennis kan het gebruik van
derivaten tot (bestuurlijke) problemen leiden.
Door het ministerie van Financiën is in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale
overheden nader uitgewerkt wanneer het gebruik van derivaten kan worden toegestaan:
- Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Dit houdt in
dat geen open posities worden ingenomen
- Derivaten worden afgesloten met financiële instellingen met minimaal een A-rating (of
gelijkwaardig) en met instellingen voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0%
geldt.
Deze regels zullen ook door de provincie Noord-Brabant worden gehanteerd.
Kasgeldlimiet en rente-risiconorm
Naast de beleidsmatige uitgangspunten die de Wet Fido stelt, geeft deze wet heel concrete
richtlijnen voor de provincie voor het beheersen van renterisico’s. Het gaat daarbij om de
kasgeldlimiet en de renterisiconorm. De gemiddelde netto vlottende schuld per kwartaal mag
de kasgeldlimiet niet overschrijden (art. 3 en 4 van de wet Fido).
Het renterisico op de vaste schuld van een openbaar lichaam mag de renterisiconorm niet
overschrijden (art. 5 en 6 van de Wet Fido).
-7-
3.2
Doelstellingen
Het provinciebestuur moet duidelijke doelstellingen formuleren voor de treasuryfunctie. Dit
treasury statuut bevat toetsbare en/of meetbare doelstellingen voor de treasuryfunctie. Deze
doelstellingen hebben betrekking op zowel de hele treasuryfunctie als op de speciale treasuryactiviteiten.
De treasuryfunctie van de provincie Noord-Brabant kent de volgende algemene
doelstellingen.
 Verkrijgen en handhaven van toegang tot de (Europese) financiële markten tegen
acceptabele condities.
 Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s,
valutarisico’s, koersrisico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s.
 Minimaliseren van interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van
geldstromen en financiële posities.
 Minimaliseren van de rentekosten van de leningen.
 Optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten.
 Optimaliseren van het rendement op vermogen.
De algemene doelstellingen kunnen per treasury deelfunctie nader worden geoperationaliseerd
in aparte doelstellingen. Daardoor neemt de toetsbaarheid en/of meetbaarheid toe. In verband
met de leesbaarheid van het treasury statuut zullen bij de hierna vermelde doelstellingen
meteen de richtlijnen en limieten worden vermeld die gehanteerd worden om de
doelstellingen te bereiken.
Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een
limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de
richtlijnen en limieten is bepaald door de Wet Fido: kasgeldlimiet en rente-risiconorm.
Voor zover de Wet Fido geen kaders geeft, moet het bestuur zelf richtlijnen en limieten
stellen.
3.2.1
Risicobeheer
Doelstelling renterisico
Het beperken van de (negatieve) invloed van toekomstige rentewijzigingen op het resultaat
van de organisatie en op de waarde van rentedragende activa en passiva, het minimaliseren
van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten.
Richtlijnen en limieten renterisico
Renterisico’s op de vast schuld bedragen maximaal de renterisiconorm (conform de wet
Fido).
Renterisico’s op de vlottende schuld worden beperkt door de netto vlottende schuld te
beperken tot de kasgeldlimiet (conform de wet Fido).
Bij het uitzetten en aantrekken van gelden streeft de provincie naar een stabiel
rentelastenniveau. Tevens streeft de provincie naar een zodanige samenstelling van de
financiële portefeuille dat het vervallen van beleggingen c.q. leningen u/g (uitgeleende
gelden) en het vervallen van leningen o/g (opgenomen gelden) op elkaar en op het verloop
van de liquiditeitsontwikkeling worden afgestemd.
-8-
De provincie stemt de looptijd en de rentevastheid van de nieuwe leningen c.q. beleggingen af
op de actuele rentestand: bij een hoge rentestand is het aantrekkelijk de looptijd van de lening
en de periode van de rentevastheid zo beperkt mogelijk te houden (omgekeerd voor
beleggingen); bij een lage rentestand zijn leningen met een lange looptijd en/of met een lange
periode van rentefixatie aantrekkelijk (omgekeerd voor beleggingen).
Bij een verwachte rentestijging beoordeelt de provincie of er voor de korte termijn
beleggingen worden gekozen, omdat deze op de vervaldatum immers herbelegd kan worden
tegen een hogere rente (omgekeerd voor financiering).
Ter beperking van het renterisico bepaalt het College van Gedeputeerde Staten jaarlijks een
rekenrente ten behoeve van de begrotingsopstelling voor het komende jaar en de
meerjarenramingen (onder andere de bepaling van de effecten van aan te trekken
geldleningen). Bij de vaststelling van de rekenrente wordt de rentevisie van de provincie
betrokken.
Doelstelling kredietrisico (debiteurenrisico)
Het beperken van het debiteurenrisico: de mogelijkheid dat een tegenpartij waarbij de
provincie gelden heeft uitstaan (beleggingen heeft) in betalingsproblemen komt of failliet gaat
waardoor de hoofdsom geheel of gedeeltelijk verloren gaat.
Richtlijnen en limieten kredietrisico (debiteurenrisico)
Om het debiteurenrisico te beperken belegt de provincie uitsluitend in financiële marktpartijen
met een hoge kredietwaardigheid c.q. een hoge financiële solvabiliteit en liquiditeit. Deze
kredietwaardigheid wordt o.a. gemeten aan de hand van credit ratings (zie begrippenlijst:
Rating). De provincie belegt uitsluitend in financiële marktpartijen binnen het EMU-gebied
met minimaal een A-rating, in (lagere) overheden en in andere door Gedeputeerde Staten
toegestane tegenpartijen. Conform de ministeriële regeling bij de Wet Fido worden
kredietrisico's bij uitzettingen beperkt doordat minimaal de hoofdsom dient te worden
gegarandeerd door een financiële instelling met minimaal een A-rating of een gelijkwaardige
partij. Mocht in de toekomst deze ministeriële regeling worden gewijzigd dan zal ook het
uitzettingenbeleid van de provincie daarop worden aangepast.
De provincie zorgt voor voldoende spreiding in de beleggingsportefeuilles bij niet door de
overheid gegarandeerde beleggingen.
Garanties worden niet verleend, uitgezonderd garanties bij speciale goedkeuring door
Provinciale Staten.
Doelstelling koersrisico
Het beperken van het risico dat de beleggingen van de provincie in waarde verminderen door
ongunstige koers- cq. rente-ontwikkelingen.
Richtlijnen en limieten koersrisico
Ter beperking van het koersrisico belegt de provincie Noord-Brabant vermogens die op korte
termijn beschikbaar moeten zijn uitsluitend in daggeld, deposito’s, commercial paper en
andere door GS vastgestelde goed verhandelbare schuldtitels. Vermogens die op middellange
of lange termijn beschikbaar moeten zijn worden uitsluitend belegd in deposito’s, obligaties
die zijn uitgegeven door overheden en financiële instellingen met minimaal een A-rating,
medium term notes en in andere door GS vastgestelde goed verhandelbare schuldtitels.
Koersrisico’s op de uitzettingen in vastrentende waarde wordt tevens beperkt door de omvang
en de (resterende) looptijd van die uitzettingen te matchen met de omvang en looptijd van de
beschikbare liquide middelen.
-9-
Doelstelling intern liquiditeitsrisico
Het beperken van intern liquiditeitsrisico dat bestaat uit extra kosten (opportuniteitskosten)
als gevolg van onverwachte wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren
investeringsplanning. Hierdoor hadden bijvoorbeeld gelden achteraf voor een langere periode
tegen een hogere rente uitgezet kunnen worden of had bijvoorbeeld minder geld uitgezet
moeten worden of voor een kortere periode.
Richtlijnen en limieten interne liquiditeitsrisico
Ter beperking van het interne liquiditeitsrisico is er een liquiditeitsplanning (per jaar en
meerjarig).
Daarnaast administreert de provincie ter beperking van het interne liquiditeitsrisico tijdig alle
verplichtingen in de verplichtingenadministratie.
Doelstellingen crediteurenrisico
Het beperken van de mogelijkheid dat de provincie haar crediteuren geheel of gedeeltelijk niet
op tijd kan betalen omdat zij niet over de benodigde financiële middelen kan beschikken.
Richtlijnen en limieten crediteurenrisico
Ter beperking van het crediteurenrisico zorgt de provincie voor handhaving van een gezonde
balansverhouding. De algemene reserve bedraagt conform de geldende Nota Kapitaaldienst
een minimum niveau.
Daarnaast zorgt de provincie voor een goede informatievoorziening over haar financiële
positie naar (potentiële) vermogensverschaffers.
Doelstellingen valutarisico
Het beperken van de mogelijkheid dat de waarde van financiële activa en passiva wijzigt door
verandering van de valutakoers.
Richtlijnen en limieten valutarisico
Ter beperking van het valutarisico belegt de provincie uitsluitend in waardepapieren in
nationale valuta’s: tot 1 januari 2002 in gulden en euro; vanaf 1 januari 2002 uitsluitend in
euro. Ook leningen en eventuele derivatentransacties worden in de nationale valuta
afgesloten.
3.2.2
Kasbeheer/geldstromenbeheer
Doelstellingen geldstromenbeheer
Het zoveel mogelijk beperken van liquiditeitsgebruik binnen de organisatie. Dit betekent het
aantal transacties rond betalingen en ontvangsten zoveel mogelijk te beperken (matching van
inkomsten en uitgaven) en het contante betalingsverkeer te minimaliseren.
Het zorgdragen voor voldoende dagelijks opvraagbare liquiditeiten om te garanderen dat de
provincie haar intern tijdig aangemelde korte termijn verplichtingen kan nakomen.
Het minimaliseren van de externe kosten (valutadagen, te betalen provisie, kosten voor
betalingsverkeer en datacommunicatiekosten) van het verwerken van geldstromen.
Het minimaliseren van interne handelingkosten van het verwerken van geldstromen.
- 10 -
Richtlijnen en limieten geldstromenbeheer
De in- en uitgaande geldstromen worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Daartoe
wordt een liquiditeitsplanning (per jaar en meerjarig) opgesteld.
Bij het uitvoeren van het betalingsverkeer wordt gekozen voor de goedkoopste en meest
efficiënte instrumenten.
Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk geconcentreerd bij één bank.
Doelstellingen saldo- en liquiditeitenbeheer
Het zorg dragen voor voldoende dispositieruimte (tot één jaar) om te garanderen dat de
organisatie haar korte termijn verplichtingen structureel kan nakomen, tegen zo laag
mogelijke kosten.
Het optimaliseren van het renteresultaat op bestaande en geprognosticeerde
liquiditeitsoverschotten voor een periode tot één jaar tegen aanvaardbare risico’s.
Richtlijnen en limieten saldo- en liquiditeitenbeheer
De toegestane geldmarktinstrumenten voor de periode van maximaal één jaar min één dag
zijn: rekening courantkrediet, callgeld, kasgeldleningen en commercial paper.
De condities waartegen financiële transacties kunnen worden afgesloten moeten
marktconform zijn.
Er vindt saldoregulatie en –afroming plaats gericht op maximale opbrengst en minimale
kosten.
Uitgaande van de normale situatie dat kort geld goedkoper is dan lang geld en gelet op de
kasgeldlimiet zal de provincie zoveel mogelijk met kort geld financieren. De daarvoor
beschikbare instrumenten zijn financiering met callgeld of kasgeldleningen of sturen op een
negatief saldo op de rekening courant, gemiddeld ter hoogte van de kasgeldlimiet.
De kortlopende financieringsmiddelen (vlottende schuld) bedragen in totaal maximaal de
kasgeldlimiet (zie wet Fido). Overschrijding van de kasgeldlimiet moet ongedaan worden
gemaakt door netto vlottende schuld om te zetten (te consolideren) in vaste schuld.
Doelstellingen debiteuren- en crediteurenbeheer
Het zo doelmatig mogelijk beheren van de debiteuren en crediteuren.
Richtlijnen en limieten debiteuren-crediteurenbeheer
Er zijn vaste debiteuren- en crediteurenprocedures en deze worden met een vaste periodiciteit
uitgevoerd. De debiteurenprocedure betreft de inning van vorderingen inclusief aanmaningen
en eventuele vervolgprocedures. De crediteurenprocedure betreft het voldoen aan de
betalingsverplichtingen.
De provincie kiest voor de meest goedkope en efficiënte manier van het innen van de
vorderingen en voor het voldoen aan verplichtingen.
De provincie betaalt tijdig de facturen, dat wil zeggen dat er betaald wordt op de uiterste
betaaldatum.
De provincie benadert actief de betalingsvoorwaarden in grote contracten (afspraken over
termijnen).
- 11 -
3.2.3
Financiering
Doelstellingen financiering
Het voorzien in toekomstige behoefte aan vreemd vermogen door het aantrekken van
middelen tegen zo laag mogelijke kosten.
Het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal een jaar tegen
aanvaardbare risico’s.
Het veilig stellen van de financierbaarheid van de organisatie in die zin dat op elk gewenst
moment middelen kunnen worden aangetrokken: toegang tot de (Europese) vermogensmarkt
dient verzekerd te zijn. Dit gebeurt door enerzijds te zorgen voor geschikte instrumenten,
bijvoorbeeld een up to date Medium Term Notes Programma , anderzijds door potentiële
geldgevers voortdurend te informeren over de kredietwaardigheid van de provincie NoordBrabant.
Richtlijnen en limieten financiering
Bij een normale rentestructuur wendt de provincie, voor zover mogelijk, het eigen vermogen
en de voorzieningen aan voor de interne vermogensbehoefte.
Het aantrekken van vreemd vermogen is slechts toegestaan indien:
 De provincie vanwege investeringen met structurele financieringstekorten wordt
geconfronteerd.
 De kasgeldlimiet maximaal benut is.
 Dit concrete voordelen oplevert ten opzichte van het vervroegd verkopen van
rentedragende schuldtitels.
 Het aantrekken van gelden niet tot structurele overschotten leidt.
De provincie baseert haar financieringstransacties op de volgende informatie:
 Liquiditeitsplanning op jaarbasis, wekelijks bijgesteld.
 Liquiditeitsplanning, meerjarig, tot 4 jaar, halfjaarlijks bijgesteld.
 Een rentevisie.
 Analyse beleggingsportefeuille.
 Treasury paragraaf bij het jaarplan/begroting.
Voordat een transactie wordt afgesloten, vraagt de provincie offertes bij minimaal twee
verschillende partijen. Als geldgevers komen in aanmerking alle door het College van
Gedeputeerde Staten goedgekeurde partijen.
Financieringsmiddelen worden uitsluitend aangetrokken via waardepapieren in nationale
valuta’s (gulden of euro) en tegen marktconforme condities.
De toegestane lange termijn financieringsinstrumenten (>= 1 jaar) zijn:
 Onderhandse vaste leningen
 Medium term notes
 Andere door het College van Gedeputeerde Staten toegestane instrumenten
De provincie hanteert in het algemeen integrale (totaal) financiering en geen
projectfinanciering. Dit betekent dat de provincie haar beslissingen tot het aantrekken van
financiering baseert op de totale financieringspositie van de provincie. De voordelen van deze
techniek zijn lagere afsluitkosten (minder leningen worden aangetrokken) en betere prijzen
- 12 -
(grotere volumes). Nadeel hierbij is echter de kans op een hogere mismatch tussen
aangetrokken en benodigde middelen en daardoor een hoger renterisico.
Projectfinanciering van bijvoorbeeld grote investeringsprojecten is toegestaan mits vooraf het
College van Gedeputeerde Staten daartoe een specifiek besluit neemt. In geval van
projectfinanciering wordt de regel toegepast dat de looptijd van de financiering maximaal
overeenkomt met de looptijd van de investeringen.
Doelstellingen beleggingen
Belegging omvat het beheren van overtollige liquiditeiten van de provincie en het verstrekken
van leningen aan door PS goedgekeurde partijen voor een periode langer dan een jaar.
Doelstelling van beleggingen zijn:
Het optimaliseren van het (rente)resultaat op bestaande en geprognosticeerde
liquiditeitsoverschotten tegen aanvaardbare risico’s.
Richtlijnen en limieten beleggingenbeleggingen
Beleggingen vinden uitsluitend plaats uit overtollige en direct beschikbare liquiditeiten.
De provincie baseert haar beleggingstransacties op de volgende informatie:





Liquiditeitsplanning, per jaar, wekelijks bijgesteld.
Liquiditeitsplanning, meerjarig, tot 4 jaar, halfjaarlijks bijgesteld.
Een rentevisie.
Analyse van de beleggingsportefeuille.
Treasury paragraaf bij de begroting.
Voordat een transactie wordt afgesloten vraagt de provincie offertes op bij 3 à 4 verschillende
partijen maar in ieder geval minimaal twee. Als geldnemer komen slechts de onder
debiteurenrisico vermelde toegestane partijen in aanmerking.
De provincie belegt uitsluitend in toegestane financiële instrumenten in nationale valuta en
tegen marktconforme prijzen.
Doelstellingen bankrelatiebeheer
Doelstelling van het bankrelatiebeheer is:
Het realiseren van gunstige cq. marktconforme condities op producten en diensten geleverd
door vermogensverschaffers, institutionele beleggers, banken, makelaars, etc.
Richtlijnen en limieten bankrelatiebeheer
De bankrelaties en bancaire condities worden periodiek (minimaal iedere 5 jaar) beoordeeld.
De provincie Noord-Brabant bankiert uitsluitend bij de banken binnen het EMU-gebied met
minimaal een A-rating en overige door het College van Gedeputeerde Staten goedgekeurde
banken.
- 13 -
HOOFDSTUK 4
4.1
ORGANISATIE TREASURY
Inleiding
Ten behoeve van het sturen en beheersen van de uitvoering van de treasury functie en om de
interne organisatorische risico’s te minimaliseren moet de provincie kunnen beschikken over
een organisatorische infrastructuur.
De treasuryfunctie binnen de provincie Noord-Brabant heeft de volgende (organisatorische)
kenmerken.
 Een treasury-organisatie met een bescheiden omvang die (betrekkelijk) los van de rest van
de organisatie staat.
 De noodzaak snel en flexibel te moeten kunnen inspelen op (markt)ontwikkelingen.
 Grote transactievolumes.
 Beperkt aantal financiële transacties (exclusief de transacties voor het betalingsverkeer).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de organisatiestructuur. Aan de orde komen de verdeling
van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de provincie en de plaats van de
treasury-functie.
4.2
De treasury-organisatie
Een duidelijke inbedding van de treasury binnen het provincie apparaat is onder meer van
belang om een adequate verdeling van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van
de treasury-functie mogelijk te maken.
De treasury bij de provincie Noord-Brabant betreft een organisatieoverstijgende functie,
wordt geheel centraal uitgevoerd en is daarom ondergebracht binnen de centrale afdeling
Financiën. In de hiërarchie is de treasury een verantwoordelijkheid van het hoofd van de
afdeling Financiën.
De treasury betreft een beperkt aantal transacties. Vandaar dat geen afzonderlijke afdeling
voor treasury wordt opgericht.
Naast schaalvoordelen vergemakkelijkt deze centrale positionering de invulling van de eisen
van functiescheiding.
Ten behoeve van de uitvoering van de treasury functie zijn steeds ten minste drie
functionarissen betrokken waardoor zoveel mogelijk inhoud wordt gegeven aan
functiescheiding: de uitvoerende functie (afsluiten van financiële contracten), de
administrerende functie (registreren van contracten) en de controlerende functie.
De betrokken functionarissen beschikken over de noodzakelijke kennis en vaardigheden om
de treasury functie te kunnen uitvoeren.
De treasury functie wordt uitgevoerd door het hoofd van het Bureau Financiële Administratie
De treasury administratie wordt uitgevoerd door de medewerker
liquiditeitsbeheer/rekenplichtig ambtenaar.
De controlerende functie wordt uitgevoerd door het hoofd van de Afdeling Financiën.
Er is een volledige functiescheiding tussen het afsluiten van transacties en het administreren
en controleren hiervan alsmede tussen het afsluiten van een transactie en het doen van
betalingsopdrachten. Deze functiescheiding moet altijd in stand blijven, ook bij afwezigheid
van één of meer van de genoemde functionarissen. Bij afwezigheid van hoofd Bureau
- 14 -
Financiële Administratie zullen zijn taken in het kader van de treasury functie worden
overgenomen door het hoofd van het Bureau Financieel Beleid, Advies en Control van de
Afdeling Financiën; bij afwezigheid van de medewerker liquiditeitsbeheer/rekenplichtig
ambtenaar zullen zijn taken worden overgenomen door de collega medewerker
liquiditeitsbeheer; bij afwezigheid van hoofd Afdeling Financiën zullen zijn taken in het kader
van de treasury functie worden overgenomen door de adjunct-griffier (concerncontroller).
De aansluiting van de treasury administratie met de financiële administratie wordt periodiek
vastgesteld door het hoofd Afdeling Financiën.
4.3
Delegatie, mandaat en volmacht
Bij de treasuryfunctie zijn direct en indirect veel personen en organen betrokken.
Dit zijn met name Provinciale Staten, de financiële commissies, het College van
Gedeputeerde Staten, de griffier, de integraal manager als budgethouder, decentrale financiële
ondersteunende functies, de adjunct-griffier (concerncontroller), het hoofd van de Afdeling
Financiën (treasury controle), het hoofd van het Bureau Financiële Administratie (treasury
functie), de medewerker liquiditeitsbeheer/rekenplichtig ambtenaar (treasury administrateur)
en de externe accountant.
In het treasury statuut moet expliciet het delegatie- en mandateringspatroon worden
vastgelegd, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken
partijen hebben. Deze drie elementen hangen nauw met elkaar samen en de onderlinge
verhouding tussen deze drie elementen moet in evenwicht zijn: grote (kleine)
verantwoordelijkheden en beperkte (grote) bevoegdheden gaan namelijk moeilijk samen.
Het vastleggen van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden start vanuit Provinciale
Staten. In de Provinciewet is immers geregeld dat PS bevoegd is tot het aangaan van
privaatrechtelijke overeenkomsten. Provinciale Staten kan deze bevoegdheid overdragen aan
het college van Gedeputeerde Staten en kan daarbij regels vaststellen. Voorts kan het College
een ambtenaar, c.q. collectief (bijvoorbeeld een treasurycommissie) machtigen een beslissing
te nemen over het aangaan en verstrekken van geldleningen en kan het College in een
uitvoeringsbesluit nadere regels stellen.
Bij de verdeling van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden de wettelijke
bepalingen in acht genomen.
Vooral met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s
zijn er bij de toedeling van de taken een aantal specifieke aandachtspunten.




Een transparante functiescheiding tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de
administratie en controle op de financiële transacties. Bij transacties op het terrein van
treasury worden daarom in principe door de provincie twee handtekeningen geplaatst.
Ongewenste vormen van belangenverstrengeling dienen vermeden te worden.
Voor een afwijking van het treasurystatuut moet conform de vigerende mandaatregeling
expliciete toestemming aan het management of het bestuur gevraagd te worden.
Elke overtreding van de richtlijnen en limieten dient ter kennis gebracht te worden aan het
management of het bestuur.
- 15 -
Het middel om dit soort zaken afdoende te regelen is het opstellen van sluitende
procedurebeschrijvingen en sluitende functiebeschrijvingen, alsmede voor sancties bij
overtreding.
De verdeling van de verantwoordelijkheden van de betreffende organen en personen worden
in Bijlage 1 in detail weergegeven.
Bevoegdheden kunnen via mandaat door het bestuur van de provincie (Provinciale Staten en
het College van Gedeputeerde Staten) aan diverse functionarissen worden verleend. Door
mandatering kan slagvaardiger worden opgetreden op de financiële markten en het bestuur
wordt niet onnodig belast met het dagelijkse treasury-beheer. Bij het toewijzen van
bevoegdheden is rekening gehouden met functiescheiding tussen uitvoeren, administreren,
controleren en autoriseren. In Bijlage 2 wordt in tabellen aangegeven hoe de bevoegdheden
in het kader van treasury binnen de provincie worden geregeld.
Als basis verleent Provinciale Staten via volmachten aan het College van Gedeputeerde Staten
de bevoegdheid om tot bepaalde maxima leningen aan te gaan op korte termijn en lange
termijn. Aan de hand van die volmachten zal het College van Gedeputeerde Staten steeds
verantwoording afleggen aan Provinciale Staten. De volmachten betreffen in ieder geval het
aangaan van kasgeldleningen en van vaste geldleningen, beide tegen de dan geldende rente en
andere marktcondities.
Tevens verleent Provinciale Staten via volmacht aan het College van Gedeputeerde Staten de
bevoegdheid om beleggingen aan te gaan tegen de dan geldende marktrente. In die volmacht
stelt Provinciale Staten tevens vast de maximum bedragen, looptijden en andere voorwaarden.
- 16 HOOFDSTUK 5
PLANNING EN CONTROL
In het treasury statuut moet de relatie tussen het treasurybeleid en het planning en control
proces worden vastgelegd.
Het treasurybeleid wordt jaarlijks gebaseerd op een (meerjaren)begroting en
liquiditeitsprognose. Vanuit deze prognose worden de verwachte treasury-activiteiten voor het
komende jaar bepaald. Dit wordt uiteengezet in de Treasuryparagraaf bij het
jaarplan/begroting. Daarmee is een duidelijk verband gelegd tussen het treasurybeleid en de
uitvoering van treasury-activiteiten enerzijds en de in bovengenoemde paragraaf vermelde
mandatering.
De elementen van het planning en control proces zijn in relatie tot het treasury beleid:
 Jaarplan/begroting en meerjarenraming, onderbouwd door de afdelingsplannen
 Jaarverslag/jaarrekening
 Managementrapportages
In alle drie de elementen moet de uitvoering van het treasury beleid expliciet aan de orde
worden gesteld. Ten behoeve van het jaarplan/begroting en jaarverslag/jaarrekening sluit dit
aan op de regels in de comptabiliteitsvoorschriften waarin is vastgelegd dat in beide
documenten een treasury paragraaf moet worden opgenomen. In de treaury paragraaf wordt
de uitvoering van het treasury beleid nader geconcretiseerd. De treasury paragraaf omvat o.a.
geactualiseerde meetbare en toetsbare doelstellingen, de rentevisie, de strategie van de
treasury functie alsmede de toegestane transacties waardoor de treasury snel verantwoorde
transacties kan afsluiten.
Ten behoeve van de treasury functie zijn uit het planning en control proces specifiek van
belang de investeringsplanningen (jaarlijks en meerjarig) en de liquiditeitsplanning
(meerjarig, jaarlijks, maandelijks en wekelijks).
Meer specifiek beoordeelt de provincie periodiek de leningen- en beleggingsportefeuille in
relatie tot de dan geldende rentestructuur en de verwachtingen omtrent de rentestructuur. Deze
analyse geeft inzicht in momenten en omvang van de rentebetalingen, renteontvangsten,
aflossingen en renteconversies. Naar aanleiding van de analyse besluit de provincie of zij
actie moet ondernemen, bijvoorbeeld overgaat tot vervroegde aflossing of ter afdekking van
haar renterisico’s leningen afkoopt en overgaat tot herfinanciering.
Daarnaast ontwikkelt de provincie, ter beperking van rentekosten cq. optimaliseren van
rentebaten, een rentevisie aan de hand van informatie van minimaal twee financiële
instellingen. De visie wordt periodiek getoetst met de werkelijke renteontwikkelingen. De
rentevisie en de evaluatie worden bij iedere managementrapportage vastgelegd. De resultaten
van eerder afgesloten transacties dienen op basis van toen geldende rentevisie te worden
geëvalueerd, zodat een objectieve verantwoordingsrapportage wordt gegarandeerd.
Middels managementrapportages en het jaarverslag/jaarrekening wordt periodiek en jaarlijks
gerapporteerd over de uitvoering van de treasury activiteiten.
- 17 HOOFDSTUK 6
INFORMATIEVOORZIENING
De kernelementen bij de financiële bedrijfsvoering zijn sturen, beheersen, verantwoorden en
toezicht houden. Dat geldt ook voor de uitvoering van de treasury functie.
Bij de eerste twee elementen gaat het met name om de operationele informatie passend bij het
systeem van planning en control. Bij de elementen van verantwoorden en toezicht houden
staat de verantwoordingsinformatie centraal.
De voorziening van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet
gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de
financiële en interne risico’s. De administratieve organisatie en de interne controle dienen de
adequate informatie te waarborgen.
6.1
Beleidsmatige informatie
De beleidsmatige informatie bestaat vooral uit de beleidskaders zoals deze zijn vervat in het
treasury statuut en uit de concrete beleidsplannen en de uitvoering ervan die hun neerslag
hebben in de treasury paragraaf. De beleidsmatige informatie beoogt een transparant
besluitvormingsproces mogelijk te maken.
6.2
Operationele informatie
Het treasury statuut geeft aan welke operationele informatie nodig is ter ondersteuning van de
uitvoering (van de planning en controle) van de treasury-activiteiten.
In tabelvorm wordt in Bijlage 3 aangegeven welke informatie beschikbaar moet zijn om de
doelstellingen te realiseren, de bron ervan, de frequentie waarmee de informatie wordt
gebruikt en welke partijen hierbij betrokken zijn.
6.3
Verantwoordingsinformatie
De verantwoordingsinformatie is met name de informatie die aangeeft of de gestelde doelen
gerealiseerd zijn en of de uitvoering van de treasuryfunctie heeft plaatsgevonden binnen de
kaders van het treasury statuut. In het laatste geval is ook de rechtmatigheid van de uitvoering
van de treasury-functie aan de orde.
De verantwoordingsinformatie speelt op elk niveau van de organisatie en volgt in grote lijnen
de mandaterings- en delegatiepatronen.
De verantwoordingsinformatie inzake treasury moet worden opgenomen in de bestaande
verantwoordingsinstrumenten: managementrapportages en jaarverslag/jaarrekening.
De belangrijkste verantwoordingsinformatie zal met name zijn weerslag vinden in de
treasuryparagraaf van het jaarverslag/jaarrekening waarbij het College van Gedeputeerde
Staten verantwoording aflegt aan Provinciale Staten. In dat verband wordt ook vastgelegd dat
de rechtmatigheid van de uitvoering van de treasury-functie door de accountant beoordeeld
wordt en in het verslag van de accountant aan de orde komt.
In de treasury paragraaf bij het jaarverslag/jaarrekening worden in ieder geval betrokken:
 planning versus realisatie van de liquiditeitsposities;
 naleving van procedures, richtlijnen, limieten en overige instructies;
 analyse prestatie van de treasury-functie ten opzichte van de markt.
- 18 -
6.4
Informatie toezichthouder en CBS
In het treasury statuut moet worden aangegeven welke informatie over treasury derden nodig
hebben, in het bijzonder de toezichthouder.
Vanuit de wet Fido moet de provincie de volgende informatie toezenden:
Toezichthouder
Jaarlijks tezamen met het jaarverslag een opgave van:
 Het begrotingstotaal bij aanvang van het voorgaande jaar;
 De kasgeldlimiet bij aanvang van het voorgaande jaar;
 De gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het
voorgaande jaar;
 De stand van de vaste schuld bij aanvang van het voorgaande jaar;
 De renterisiconorm bij aanvang van het voorgaande jaar;
 Het renterisico op de vaste schuld over het voorgaande jaar.
Aan het einde van ieder kwartaal een opgave van de laatst berekende gemiddelde nettovlottende schuld en de kasgeldlimiet voor het desbetreffende kalenderjaar.
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een door het Centraal
Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze.
- 19 HOOFDSTUK 7
ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE
In de administratieve organisatie kristalliseert zich praktisch de gehele treasury-functie. De
richtlijnen en limieten, de verdeling van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden,
de delegatie en mandateringen, al deze zaken vinden hun vastlegging en neerslag in de
administratieve organisatie. In relatie daarmee zal de administratieve organisatie ook de
adequate beleids-, operationele- en verantwoordingsinformatie moeten kunnen leveren aan de
betrokkenen. De administratie bevat daarnaast als kernonderdeel ook de maatregelen voor de
interne controle om daarmee te bewerkstelligen en te bevestigen dat de uitvoering van de
treasury-functie conform de gestelde regels geschiedt. Daartoe voert de organisatie periodiek
interne controles uit op:
 de juistheid, tijdigheid, volledigheid en relevantie van de managementinformatie;
 de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de administratieve verwerking;
 de naleving van de preventieve maatregelen;
 de realisatie van de doelstellingen;
 de uitvoering van het beleid.
Een en ander betekent dat de administratieve organisatie en de interne controle moeten
waarborgen dat:
 de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;
 de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;
 de risico’s kunnen worden beheerst;
 de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is.
In 1999 heeft het College van Gedeputeerde Staten een administratieve organisatie voor de
treasury vastgesteld. Deze administratieve organisatie zal op basis van het treasury statuut
moeten worden beoordeeld en aangepast.
In de aangepaste administratieve organisatie treasury die wederom door het College zal
worden vastgesteld moeten in ieder geval de volgende onderdelen worden behandeld:







Aantrekken van kasgeldleningen;
Aantrekken en verstrekken van langlopende geldleningen;
Verlenen van waarborgen en garanties;
Reguleren van saldi en het betalingsverkeer;
Procedures voor het opstellen van treasuryparagraaf en periodieke
managementrapportages;
Procedures voor het uitvoeren van interne controle op treasury activiteiten;
Vaststelling en bekendmaking van bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Vanuit de maatregelen van interne controle voert de provincie in ieder geval de volgende
controles uit op de treasury activiteiten:



Het controleren of de treasury statuut feitelijk wordt nageleefd (interne controle en/of
externe accountant);
Het controleren van de volledigheid en de betrouwbaarheid van de
informatievoorziening van de treasury functie (hoofd van de Afdeling Financiën);
Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasury contracten (hoofd van
de Afdeling Financiën);
- 20 -


Het controleren of de ontvangen bevestiging van derden overeenkomt met de
informatie van de treasury administrateur (interne controle financiële administratie);
Het controleren of informatie in de financiële administratie juist is geadministreerd
(interne controle financiële administratie).
- 21 -
BIJLAGE 1 VERANTWOORDELIJKHEDEN TREASURY
De verdeling van verantwoordelijkheden van de organen en personen inzake treasury is als volgt.
Provinciale Staten
Vaststellen en wijzigen van het treasury statuut en daarmee van de treasury doelstellingen,
een prudent treasury beleid, globale richtlijnen en limieten.
Het houden van toezicht op het treasury beleid.
Het evalueren en (eventueel) bijstellen van het treasury beleid.
Het vaststellen van de treasury paragraaf en investeringsplanning bij het jaarplan/begroting,
meerjarenraming en jaarverslag/jaarrekening.
Commissie Financiën en Rekeningcommissie
Het adviseren over voorstellen en rapportages over treasury-zaken aan het College van
Gedeputeerde Staten en aan Provinciale Staten.
College van Gedeputeerde Staten
Het uitvoeren van het treasury beleid.
Beslissen over bijzondere transacties.
Opstellen van treasury paragraaf.
Achteraf bekrachtigen van afgesloten transacties (voor zover door Provinciale Staten
gemachtigd).
Rapporteren aan Provinciale Staten over de uitvoering van het treasury beleid.
Concerncontroller
Het geven van administratieve richtlijnen op gebied van treasury.
Bewaken van de kwaliteit van de treasury processen.
Controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de
treasury functie en hierover rapporteren aan het College van Gedeputeerde Staten.
Hoofd afdeling Financiën (treasury controle)
Uitvoeren van aan hem gemandateerde treasury activiteiten.
Zorgen voor juiste verantwoording.
Rapporteren en verantwoorden aan de concerncontroller en aan het College van Gedeputeerde
Staten.
Voeren van interne controle op de uitgevoerde treasury transacties.
Fiatteren van financiële transacties in het treasury contract administratie.
Bewaken van volledigheid en betrouwbaarheid van de operationele informatievoorziening
voor de treasury functionaris en hierover rapporteren aan de concern controller.
Integraal managers
Zorgen voor goede kwaliteit van de gegevens die hun afdelingen aanleveren met betrekking
tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.
Tijdig aanleveren aan de treasury van betrouwbare operationele informatie over toekomstige
geldstromen.
Fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.
Hoofd bureau Financiële Administratie (treasury functie)
- 22 -
Juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten en verplichtingen,
inkomsten en uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.
Toezicht houden op de geldstromen en betalingsverkeer.
Beheren van debiteuren en crediteuren.
Dagelijks uitvoeren van cash management activiteiten binnen het vastgestelde treasurybeleid
en treasury paragraaf:
 Beheren van dagelijkse saldi en liquiditeitsposities;
 Beheren van geldstromen;
 Onderhouden van contacten met banken, makelaars en overige financiële instellingen;
 Afsluiten van financiële contracten;
 Schriftelijk vastleggen van treasury transacties;
 Uitvoeren van activiteiten op het gebied van (rente)risicobeheer, financiering en
beleggingen.
Voorbereiden van beleidsvoorstellen op het gebied van treasury.
Adviseren van diensten en afdelingen over de organisatie van betalingsverkeer, leveren van
informatie over toekomstige uitgaven en ontvangsten, betalingstermijnen.
Aanleveren van tijdige, volledige, betrouwbare gegevens aan de treasury administratie.
Rapporteren aan hoofd Financiën over de uitvoering van het treasury beleid en het gevoerde
treasury beheer.
Medewerker liquiditeitsbeheer (functie treasury administratie)
Opstellen liquiditeitsplanning;
Registreren van de financiële contracten in de treasury contract administratie
Ontvangen van de bevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomen met de
informatie van de treasury functionaris.
Fiatteren van financiële transacties in het treasury contract administratie.
Zorgen voor autoriseren van de bevestigingen van derden door de twee daartoe bevoegde
procuratiehouders (voorzitter en griffier van Gedeputeerde Staten).
Externe accountant
Controleren of het treasury statuut feitelijk wordt nageleefd en daarover rapporteren en
adviseren.
- 23 -
BIJLAGE 2 BEVOEGDHEDEN TREASURY
Tabellen met bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering van de treasuryfunctie
Tabel 1 Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer
Treasuryactiviteit
Uitvoering
Registratie
Tegenpartij goedkeuren
Technieken en
instrumenten goedkeuren
Uitzetten van geld via
callgeld of deposito
Aantrekken van geld
callgeld of kasgeld
Aantrekken van geld via
CP
Betalingsopdrachten
treasury
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Financiële
administratie
Tabel 2 Bankrelatiebeheer
Treasuryactiviteit
Uitvoering
Bankrelaties goedkeuren
Bankrekeningen openen,
wijzigen en sluiten
Bankcondities en tarieven
afspreken
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Tabel 3 Renterisicobeheer
Treasuryactiviteit
Uitvoering
Tegenpartij goedkeuren
Instrumenten en
technieken goedkeuren
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Controle
Autorisatie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd Fin.
Adm.
GS
Registratie
Controle
Autorisatie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
GS
Registratie
Controle
Autorisatie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
GS
GS
GS
GS
GS
GS
GS
GS
GS
- 24 -
Tabel 4 Financiering en beleggingen
Treasuryactiviteit
Uitvoering
Tegenpartij goedkeuren
Technieken en
instrumenten goedkeuren
Krediet faciliteiten
afsluiten
Aantrekken van geld via
onderhandse geldleningen
Aantrekken van geld via
MTN
Uitzetten van geld via
onderhandse geldleningen
Uitzetten van geld via
(staats)obligaties en MTN
Uitzetten van geld via
garantieproducten
Beleggen in aandelen
Verstrekken van garanties
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd Fin.
Adm.
Hoofd
Financiën
Registratie
Controle
Autorisatie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Treasuryadmini
stratie
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Hoofd
Financiën
Concerncon
troller
GS
GS
GS
GS
GS
GS
GS
GS
PS
PS
- 25 -
BIJLAGE 3 OPERATIONELE INFORMATIE TREASURY
In tabelvorm wordt aangegeven welke operationele informatie beschikbaar moet zijn om de
doelstellingen van treasury te realiseren, de bron ervan, de frequentie waarmee de informatie
wordt gebruikt en welke partijen hierbij betrokken zijn.
Tabel 5 Operationele informatie
Operationele
Frequentie
informatie
Liquiditeitsprognose
lang
Liquiditeitsprognose
kort
Rentevisie lange
termijn
Kwartaal
Rentevisie korte
termijn
Week
Week
Kwartaal
Betalingen en
Dagelijks
ontvangsten in pijplijn
Koersinformatie
Dagelijks
Marktinformatie
Dagelijks
Rentetarieven
Dagelijks
Rapportages
Maand
vermogensbeheer
Financieringsstructuur Maand
eigen/vreemd en
korte/lange schuld
Analyse leningen- en Kwartaal
uitzettingsportefeuille
Bron
Informatieverstrekk Informatieontvan
er
ger
liquiditeitsplan
ning
liquiditeitsplan
ning
Financiële
tijdschriften
Bankrelaties
Medewerker
treasury
Medewerker
treasury
Overleg hoofd Fin.
Adm. en hoofd
Financiën
(rente commissie)
Hoofd Fin. Adm.
Hoofd Fin. Adm.
Medewerker
liquiditeitenbeheer
Medewerker
treasury
Medewerker
treasury
Medewerker
treasury
Hoofd Fin. Adm.
Hoofd Financiën
Financiële
tijdschriften
Bankrelaties
Financiële
administratie
Internet
Bankrelaties
Internet
Bankrelaties
Internet
Bankrelaties
Vermogensbeh
eerder
Treasury
administratie
Treasury
administratie
Hoofd Fin. Adm.
Hoofd Fin.
Adm., hoofd
Financiën, GS
Hoofd Financiën
GS
Hoofd Fin. Adm.
Medewerker
treasury
Hoofd Financiën
Hoofd Fin. Adm.
Hoofd Financiën
Hoofd Fin. Adm.
Hoofd Financiën
GS
Hoofd Financiën
Hoofd Fin. Adm.
Medewerker
treasury
Hoofd Financiën
Hoofd Fin. Adm.
- 26 -
BIJLAGE 4
DOOR PROVINCIALE STATEN VERSTREKTE MACHTIGINGEN INZAKE
TREASURY
1. Besluit van Provinciale Staten tot machtiging van Gedeputeerde Staten tot het aangaan
van vaste geldleningen.
Besluit 12/99 d.d. 26 maart 1999 van Provinciale Staten van Noord-Brabant
Provinciale Staten van Noord-Brabant
gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten van 2 februari 1999;
besluiten:
1. ter verkrijging van de nodige middelen voor de vaste financiering van kapitaaluitgaven
van de provincie alsmede voor extra aflossingen van vaste geldleningen tegen
ongunstige rentepercentages, Gedeputeerde Staten te machtigen ten laste van de
provincie een of meer overeenkomsten van vaste geldleningen aan te gaan tot een
gezamenlijk bedrag van Euro 150 mln., met dien verstande dat:
- het rentepercentage van de geldlening niet hoger mag zijn dan de op het tijdstip
van het sluiten van de geldlening op de kapitaalmarkt algemeen geldende
rentevoet;
- de plaatsing van de geldlening slechts kan geschieden met inachtneming van de
desbetreffende voorwaarden volgens of krachtens de Wet financiering lagere
overheid gesteld;
- van de gevallen, waarin van deze machtiging gebruik is gemaakt, jaarlijks
mededeling bij de begroting wordt gedaan;
2. het besluit van de eerdere machtiging voor het aangaan van vaste geldleningen van 20
mei 1994, nummer 12/94, voor zover deze niet is gebruikt in te trekken.
’s-Hertogenbosch, 26 maart 1999
Provinciale Staten van Noord-Brabant,
De griffier,
De voorzitter.
- 27 -
2. Besluit van Provinciale Staten tot machtiging van Gedeputeerde Staten tot het aangaan
van kortlopende geldleningen.
Besluit 9/89 d.d. 17 maart 1989 van Provinciale Staten van Noord-Brabant
Provinciale Staten van Noord-Brabant,
gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 3 maart 1989, nr. 13003;
gelet op de artikelen 88 en 88a van de Provinciewet;
besluiten:
A. dat Gedeputeerde Staten, kasgeldleningen, daggeldleningen,
rekeningcourantovereenkomsten en/of andere overeenkomsten tot het aantrekken van
korte financieringsmiddelen ter voorziening in de behoefte van de provincie aan
kasmiddelen kunnen aangaan tot een totaalbedrag van maximaal f 100.000.000,--;
B. de korte financieringsmiddelen zullen niet in strijd met de bepalingen van de Wet
financiering lagere overheden worden aangetrokken;
C. wanneer Gedeputeerde Staten gebruik maken van de onder A genoemde mogelijkheid
van andere overeenkomsten voor het aantrekken van korte financieringsmiddelen
zullen zij de Commissie van advies en bijstand voor financiën en energie hierover
informeren;
D. dat het vermelde onder A, B en C dient ter vervanging van hun besluit van 17 maart
1978, volgnummer 31/78 goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 1 juni 1978,
nummer 20.
’s-Hertogenbosch, 17 maart 1989
Provinciale Staten voornoemd,
Mr. F.J.M. Houben, voorzitter
Mr. Drs. A.J. Modderkolk, griffier
Dit besluit is bij het verzamelbesluit invoering euro van provinciale Staten van NoordBrabant, nummer 53/01 d.d. 27 juni 2001 aangepast. Onder artikel 20 van het
verzamelbesluit wordt vermeld:
Delegatieregeling korte financieringsmiddelen (besluit P.S. van 17 maart 1989 nr. 9/89)
In de tekst van het besluit onder a, “dat Gedeputeerde Staten kasgeldleningen,
daggeldleningen, rekeningcourantovereenkomsten en/of andere overeenkomsten tot het
aantrekken van korte financieringsmiddelen ter voorziening in de behoefte van de
provincie aan kasmiddelen kunnen aangaan tot een totaalbedrag van maximaal
f 100.000.000,-- wordt het bedrag van “f 100.000.000,-” vervangen door “€ 50.000.000,-”.
- 28 -
3. Besluit van Provinciale Staten tot machtiging van Gedeputeerde Staten tot het verstrekken
van geldleningen.
Besluit 12 d.d. 19 juli 1949 van Provinciale Staten van Noord-Brabant
De Staten van Noord-Brabant
hebben besloten:
Gedeputeerde Staten te machtigen om, indien zulks naar hun oordeel in het belang der
Provincie is, gelden der Provincie, welke deze tijdelijk niet nodig heeft, uit te lenen hetzij
aan publiekrechtelijke lichamen en naar het oordeel van Gedeputeerde Staten daarmede
gelijk te stellen instellingen hetzij aan anderen en wel in de vorm van kasgeldleningen
voor ten hoogste één jaar of op voorwaarde, dat de gelden elke dag kunnen worden
opgezegd.
Bij de kasgeldleningen moeten worden in acht genomen de maximum-rentepercentages,
welke van Regeringswege voor kasgeldleningen zijn aangegeven en bij het uitlenen
gelden
In de gevallen, waarin naar het oordeel van Gedeputeerde Staten het belang der provincie
zulks nodig of wenselijk maakt, zullen de naar hun oordeel nodige waarborgen voor de
terugbetaling der uitgeleende gelden moeten worden bedongen.
’s-Hertogenbosch, 19 juli 1949
de Staten voornoemd,
Voorzitter
Griffier
Besluit 26 d.d. 22 juli 1952 van Provinciale Staten van Noord-Brabant
De Staten van Noord-Brabant
hebben besloten:
hun besluit van 19 Juli 1949, betreffende het uitlenen van gelden te wijzigen als volgt:
1. voor de zinsnede “en wel in de vorm van kasgeldleningen voor ten hoogste één jaar of
op voorwaarde, dat de gelden elke dag kunnen worden opgezegd” wordt gelezen “en
wel voor ten hoogste drie jaar of in de vorm van kasgeldleningen voor ten hoogste één
jaar of op voorwaarde, dat de gelden elke dag kunnen worden opgezegd”;
2. in de voorlaatste alinea wordt in de plaats van “kasgeldleningen” gelezen “leningen”.
’s-Hertogenbosch, 22 juli 1952
De staten voornoemd,
Voorzitter,
Griffier.
- 29 -
BIJLAGE 5 BEGRIPPENLIJST TREASURY
Aandeel
Bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap (bijvoorbeeld NV of BV)
Administratieve organisatie
Het complex van organisatorische maatregelen dat gericht is op het tot stand brengen en in stand
houden van de informatieverzorging in en omtrent de organisatie. De informatieverzorging dient
effectief, efficiënt en betrouwbaar te zijn.
Bedrijfsgewijze financiering
Ook totale financiering genoemd. Vorm van financiering, waarbij de vermogensbehoefte van het
bedrijf als geheel wordt betrokken, in tegenstelling tot projectgewijze financiering.
Beleggingshorizon
Periode waarover een belegger middelen wenst uit te zetten
Commercial Paper
Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door
een niet-kredietinstelling.
Deposito
Niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast
rentepercentage wordt weggezet
Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende
waarde. Deze onderliggende waarden kunnen reële producten zijn zoals grondstoffen, of financiële
producten zoals effecten. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere
gebruikt om valuta- en renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
Eigen vermogen
Het deel van het vermogen dat permanent aanwezig is en als eerste alle risico’s draagt die zijn
verbonden aan de bedrijfsuitoefening.
Externe financiering
Het aantrekken van middelen uit bronnen die buiten de organisatie liggen
Financiële structuur
De weergave in onderlinge samenhang van de omvang en de samenstelling van de
kapitaalgoederenvoorraad (activa) en het vermogen (passiva).
Financiering
Het aantrekken van middelen voor de dekking van de vermogensbehoefte.
Financieringsbehoefte
De behoefte om uit (interne of externe) bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van de
vermogensbehoefte.
Financieringsruimte
Het volgens de normen van financiers en/of garanten op enig moment maximaal aan te trekken bedrag
aan leningen.
- 30 Fixerende instrumenten
Rente-instrumenten die tot doel hebben het rente-risico van een lening of belegging te minimaliseren
door een toekomstige rentestijging of rentedaling af te schermen.
Gemiddelde looptijd
De periode waarover een lening, gegeven het aflossingsschema, gemiddeld uitstaat.
Hedgen
Het afdekken van risico’s
Interest (of rente)
De vergoeding die in rekening gebracht wordt voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten
(het lenen). De interest wordt meestal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis.
Interne financiering
Financiering van de vermogensbehoefte door het aanwenden van geldmiddelen die reeds in de
organisatie aanwezig zijn.
Klassieke financieringsregel
De bedrijfseconomische eis, dat de looptijd van de vermogensbestanddelen dienen overeen te komen
met de looptijden van de financieringsmiddelen.
Matching
Het afstemmen van termijnen waarop vermogen is of wordt vastgelegd op termijnen waarop vermogen
is of wordt aangetrokken.
Medium Term Note
Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een
minimum omvang van nominaal f 1 miljoen.
Obligatie
Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid
of bedrijf.
Projectgewijze financiering
Kredietverlening op lange termijn ten behoeve van een specifieke zelfstandige economische eenheid in
tegenstelling tot bedrijfsgewijze of totale financiering.
- 31 -
Rating
Kwaliteitsoordeel over een effect of andere beleggingsmogelijkheid door een bedrijf dat zich daarop
toelegt. De ratingkwalificaties van Moody’s en Standard&Poor’s zijn:
Moody’s
Aaa
Aa
Standard&Poor’s
AAA
AA
A
A
P-1
A-1+/A-1
P-2
A-2
P-3
A-3
Lange termijn ratings
Extreem kredietwaardig
Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij
AAA-categorie.
Zeer kredietwaardig Er zijn echter factoren aanwezig waardoor
afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.1
Korte termijn ratings
Capaciteit voor rente en aflossing is extreem respectievelijk zeer
groot
Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo
groot als in bovengenoemde categorie.
Adequate capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter
kwetsbaar indien de omstandigheden tegen zitten.1
Renteconversie
Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente
Rentestructuur
Patroon van onderlinge verschillen in rentepercentages, ontstaan door looptijdverschillen van de
verschillende vermogenstitels en door renteverwachtingen.
Rentetypische looptijd
Looptijd tussen twee renteconversiemomenten
Rentevisie
Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren,
op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.
Risicospreiding (diversificatie)
Het spreiden van vermogens over verschillende (soorten) vermogenstitels, waardoor vermindering van
risico optreedt.
Saldo-regulatie
Het overboeken van saldi tussen twee rekeningen van dezelfde organisatie
Saldo rentecompensatie circuit
De debet- en creditvalutaire saldi van meerdere rekeningen van een organisatie worden samengevoegd
tot één gecombineerd saldo. Over dit gecombineerd saldo berekent de bank de te betalen of te
ontvangen rente. Dit is alleen mogelijk wanneer de organisatie deze rekeningen bij één bank aanhoudt.
Solvabiliteit
De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.
1
Uit de hoofdtekst blijkt dat minimaal deze ratings vereist zijn voor een prudente uitzetting.
- 32 Solvabiliteitsratio
Een verhoudingsgetal dat als hulpmiddel kan dienen bij het verkrijgen van inzicht in de solvabiliteit
van een organisatie.
Valutadatum
De datum welke bepalend is voor de renteberekening over een saldo van een rekening. Rente wordt
vergoed tot de valutadatum waarop het geld van de rekening is weggeboekt en rente wordt vergoed
vanaf de valutadatum waarmee het geld op de rekening wordt bijgeboekt.
Vastrentende waarden
Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst
Vermogenspositie
De verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van een organisatie.
Vermogensstrucuur
Samenstelling van het vermogen, weergegeven als de verhouding tussen het eigen en het vreemd
vermogen, alsmede naar de tijdsduur gedurende welke het vreemd vermogen te beschikking staat.
Vervaldatum
De datum per wanneer geleverd/betaald moet worden.
Vervalkalender
Overzicht van een leningenportefeuille, waarui het tijdstip en de omvang van de toekomstige rente- en
aflossingsverplichtingen blijkt en ook het tijdstip en de omvang van toekomstige renteconversies en
vervolgfinancieringen.
Volatiliteit
Maatstaf voor de (verwachte) beweeglijkheid van de onderliggende waarde. Volatiliteit wordt
uitgedrukt in een percentage per jaar.
Vreemd vermogen
Het totaal van de door een norganisatie aangegane schulden, waarbij tevens een onderscheid naar
looptijd wordt gemaakt.
Vreemde valuta
Een valuta die het wettig betaalmiddel is in en ander land dan waarin de eigenaar van de vreemde
valuta ingezetene is.
Yield curve
De lijn die de punten verbindt welke de relatie aangeven tussen de hoogte van een rentepercentage en
de periode waarvoor dit rentepercentage geldt.
Download