Ontwikkelingsstrategie voor het LEADER-gebied

advertisement
PDPO III
2014 – 2020
Maatregel: Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën (LEADER)
Een lokale ontwikkelingsstrategie uitwerken voor uw streek?
Dit document geeft u alle informatie.
Reglement versie 2014
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
1
Inhoud
Vooraf ...................................................................................................................................................... 4
Contactpersonen ..................................................................................................................................... 7
1. Wat is LEADER?.................................................................................................................................... 8
1.1.
De LEADER-methodiek. .............................................................................................................. 8
1.2.
LEADER in Vlaanderen ............................................................................................................. 10
1.2.1.
Van verordening naar strategie .................................................................................... 10
1.2.2.
De verschillende actoren ............................................................................................... 13
1.2.3.
De verschillende etappes in de LEADER-periode ........................................................... 14
1.2.4.
De financiële middelen voor LEADER in Vlaanderen ..................................................... 14
1.3.
De lokale ontwikkelingsstrategie............................................................................................ 15
1.3.1.
Selectieprocedure .......................................................................................................... 16
1.3.2.
Timing ............................................................................................................................ 17
1.3.3.
Financieel ....................................................................................................................... 17
1.4.
Werking van de Plaatselijke Groep.......................................................................................... 19
1.4.1.
Selectieprocedure voor LEADER-projecten .................................................................... 20
1.4.2.
Timing ............................................................................................................................ 21
1.4.3.
Financieel ....................................................................................................................... 21
1.4.4.
Controle, monitoring en evaluatie ................................................................................. 23
1.5.
Samenwerking tussen plattelandsgebieden ............................................................................ 23
1.5.1.
Selectieprocedure voor samenwerkingsprojecten ......................................................... 24
1.5.2.
Timing ............................................................................................................................ 25
1.5.3.
Financieel ....................................................................................................................... 25
1.6.
Netwerkvorming ...................................................................................................................... 25
2. De Lokale Ontwikkelingsstrategie ..................................................................................................... 26
A.
Aanvraagformulier......................................................................................................................... 26
B.
Ontwikkelingsstrategie LEADER .................................................................................................... 27
2.1.
LEADER-gebied ........................................................................................................................ 27
2.1.1.
Afbakening van het LEADER-gebied .............................................................................. 27
2.1.2.
Bevolking ....................................................................................................................... 27
2.1.3.
Coherentie van het gebied............................................................................................. 28
2.1.4.
Ruraal Karakter.............................................................................................................. 28
2.2.
2.2.1.
Plaatselijke Groep .................................................................................................................... 30
Samenstelling ................................................................................................................ 30
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
2
2.2.2.
Juridische structuur........................................................................................................ 31
2.2.3.
Werking ......................................................................................................................... 31
2.2.4.
Selectieprocedure en -criteria ........................................................................................ 32
2.2.5.
Monitoring en evaluatie ................................................................................................ 33
2.2.6.
Continuïteit .................................................................................................................... 33
2.2.7.
Financieel Plan ............................................................................................................... 34
2.2.8.
Financieel Beheer........................................................................................................... 34
2.3.
Ontwikkelingsprogramma ....................................................................................................... 34
2.3.1.
Beschrijving en analyse van het LEADER-gebied ........................................................... 34
2.3.2.
Overzicht van het reeds gevoerde beleid (m.b.t. plattelandsontwikkeling) in de regio 35
2.3.3.
Doelstellingen ............................................................................................................... 35
2.3.4.
Voorgestelde acties/maatregelen ................................................................................ 35
2.3.5.
Samenwerking .............................................................................................................. 36
2.3.6.
Doelgroepen .................................................................................................................. 36
2.3.7.
Duurzaam karakter ...................................................................................................... 37
2.3.8.
Innovativiteit ................................................................................................................ 37
2.3.9.
Overdraagbaarheid ...................................................................................................... 37
2.3.10.
Complementariteit ........................................................................................................ 38
2.3.11.
Gelijke Kansen ............................................................................................................... 38
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
3
Vooraf
1.
Dit reglement heeft tot doel potentiële Plaatselijke Groepen (PG’s) te helpen bij de opmaak
van hun ontwikkelingsstrategie in het kader van LEADER. LEADER is een onderdeel van de Europese
verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
2.
Deel 1 van dit reglement geeft een overzicht van de verschillende aspecten van LEADER in de
periode 2014-2020 in Vlaanderen. Deel 2 gaat in op de vereisten bij het indienen van een
ontwikkelingsstrategie.
3.
Ten laatste 19 december 2014 moeten de voorstellen ingediend worden bij het Provinciaal
Steunpunt Platteland ter attentie van het Provinciaal Managementcomité. Voorstellen die worden
ingediend na deze datum kunnen niet meer in aanmerking genomen worden. Tussen 1 en 31
oktober 2014 dient een digitale ontwerpversie ter advisering aan de beheersdienst (VLM) worden
overgemaakt. In samenspraak met de beheersautoriteit wordt de complementariteit met andere
PDPO-maatregelen nagekeken (zie hoofdstuk 2.3.10). Zonder dit technisch advies kan het voorstel
niet worden overgemaakt aan het Provinciaal Steunpunt Platteland en is het bijgevolg
onontvankelijk.
4.
De ontwikkelingsstrategie wordt zowel in de vorm van een gedateerd en ondertekend
exemplaar als in elektronische vorm (cd-rom) overgemaakt. Beide exemplaren moeten tijdig worden
ingediend.
5.
Voor de selectie van de Plaatselijke Groepen wordt een beoordelingsprocedure
georganiseerd. De aanvragen worden geselecteerd op basis van de ingediende
ontwikkelingsstrategie. Het is de verantwoordelijkheid van de Plaatselijke Groep om te verzekeren
dat het ingediende voorstel volledig is.
6.
Het aanvraagformulier moet volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend zijn, zoniet is het
voorstel onontvankelijk en wordt het niet in aanmerking genomen bij de verdere selectie.
7.
Het is essentieel dat bij de opmaak van de ontwikkelingsstrategie de structuur en indeling
wordt gevolgd zoals voorzien in deel 2 van dit reglement. Als de indiener dit belangrijk acht, kan hij
wel bijkomende elementen toevoegen.
8.
Het cijfermateriaal dat in de ontwikkelingsstrategie wordt gebruikt, moet zo recent mogelijk
zijn en de bron en het jaartal moeten steeds vermeld worden. Een grondige argumentatie bij de
gemaakte keuzes is essentieel.
9.
De voorstellen zullen per provincie door de technische werkgroep worden geadviseerd en
door het Provinciaal Managementcomité (PMC) worden beoordeeld op basis van de criteria uit het
PDPO 2014-2020 en het provinciale plattelandsontwikkelingsplan (PPOP). Voor toekenning van
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
4
Vlaamse en provinciale steun is ook de goedkeuring van de deputatie en de Vlaamse regering vereist.
Kosten zijn subsidiabel vanaf de goedkeuring door het PMC.
10. De ondertekende engagementsverklaringen van alle PG-leden dienen tijdig aan het PMC worden
overgemaakt en ten laatste de dag voorafgaand aan de bijeenkomst van het PMC.
11.
Ten laatste op 28 februari 2015 kan bij de beheersdienst VLM een betalingsaanvraag ter
vergoeding van de opmaakkosten worden ingediend. De geldende voorwaarden zijn beschreven
onder hoofdstuk 1.3.3.
12.
Dit reglement heeft enkel betrekking op de LEADER-maatregel ‘Opmaak Lokale
ontwikkelingsstrategieën’ van het Vlaamse Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling. Op
de functionele, administratieve en financiële bepalingen voor het verdere verloop van het
programma en op de procedure voor het opstarten van samenwerkingsprojecten wordt in volgende
reglementen dieper ingegaan.
13.
De informatie in dit reglement is geldig onder voorbehoud van de goedkeuring van het
Vlaamse Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 (hierna PDPO 2014-2020)
door de Europese Commissie. Deze goedkeuring wordt in het najaar van 2014 verwacht. Betalingen
zijn pas mogelijk vanaf de goedkeuring van het PDPO 2014-2020.
14.
Belangrijke
Europese
documenten
waarop
het
Europese
en
Vlaamse
plattelandsontwikkelingsbeleid steunt zijn de volgende.

Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende
gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees
Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen
inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het
Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad

Verordening (EU) Nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) Nr. 1698/2005 van de Raad

Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr.
2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad

Verordening (EU) Nr. 1310/2013 van de het Europees Parlement en de Raad van 17
december 2013 houdende bepaalde overgangsbepalingen inzake steun voor plattelandsontwikkeling
uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), houdende wijziging van
Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft middelen en de
verdeling ervan met betrekking tot 2014, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van
de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het
Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassing ervan in 2014
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
5

Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. …/.. van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling
van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bijstand voor
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds
voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot invoering van overgangsbepalingen

Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. …/.. van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling
van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het
geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van
betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen,
plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden

Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. …/.. van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling
van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de
betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de
zekerheden en het gebruik van de euro
Deze besluiten en verordeningen zijn terug te vinden via het Publicatieblad van de Europese Unie:
http://eur-lex.europa.eu/nl/index.htm.
Uiteraard moet steeds voldaan worden aan de voorwaarden en bepalingen die hierin staan.
15.
Voor bijkomende vragen of informatie kan u terecht bij de beheersdienst VLM of de
provinciale diensten (contactgegevens op volgende bladzijde).
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
6
Contactpersonen
Vlaanderen/
beheersdienst
Antwerpen
Limburg
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
West-Vlaanderen
Davy De Dobbeleer
Beheersdienst LEADER
VLM, Afdeling Platteland en Mestbeleid
Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel
Tel: 02/543 69 52
e-mail: [email protected]
website: http://www.vlm.be
Tinne Van Looy
Adviseur Platteland
PaS - Provinciehuis aan de Singel
Desguinlei 100, 2018 Antwerpen
GSM +32 473 87 18 11
e-mail: [email protected]
Website: http://www.provincieantwerpen.be/platteland
Geoffrey Meykens
Coördinator Plattelandsloket
Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt
Tel: 011/ 23 74 18
e-mail: [email protected]
website:http://www.limburg.be/Limburg/Platteland/Plattelandsontwikkeling.html
Katrien De Merlier
Coördinator Plattelandsbeleid
Gouvernementstraat 1, 9000 Gent
Tel: 09/267 86 70
e-mail: [email protected]
website: http://www.oostvlaanderen.be/public/economie_landbouw/landbouw/index.cfm
Eva Roeykens
Coördinator Plattelandsbeleid
Provincieplein 1, 3010 Leuven
Tel: 016/26 74 11
e-mail: [email protected]
website: http://www.vlaamsbrabant.be/platteland
Kristof Verhoest
Coördinator Plattelandsloket
Koning Leopold III-laan 41, 8200 Sint-Andries
Tel: 050/40 35 47
e-mail: [email protected]
website: http://www.west-vlaanderen.be/plattelandsontwikkeling
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
7
1. Wat is LEADER?
1.1. De LEADER-methodiek.
In 1991 lanceerde de Europese Commissie het initiatief ‘Liaison Entre Actions de Développement de
l’Economie Rurale’ (LEADER). LEADER is een Europees initiatief voor plattelandsontwikkeling dat tot
doel heeft plattelandsactoren ertoe aan te zetten na te denken over het potentieel van hun gebied in
een langere termijn perspectief en hen te helpen bij de realisatie ervan.
Nadat LEADER I (1991-1993), LEADER II (1994-1999) en LEADER+ (2000-2006) communautaire
initiatieven waren, los van het reguliere plattelandsbeleid, opereert LEADER vanaf 2007 binnen Pijler
II van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In de nieuwe beleidsperiode 2014-2020 wordt
LEADER opgenomen in een breder gemeenschappelijk strategisch kader (GSK), dat de Europese
structuur- en investeringsfondsen in zijn uitvoering overkoepelt.
LEADER is een methodiek die plattelandsontwikkeling op een andere wijze mogelijk maakt. Het heeft
tot doel plattelandsactoren ertoe aan te sporen een specifiek plattelandsbeleid voor hun gebied op
te maken. Er wordt beoogd kwalitatief hoogstaande, geïntegreerde, originele strategieën voor een
duurzame plattelandsontwikkeling te ontwikkelen en te ondersteunen die tot een verbetering van de
leefbaarheid in het gebied leiden.
De Europese GSK-verordening 1303/2013 en de plattelandsverordening 1305/2013 sommen de
minimale elementen van de LEADER-methodiek op:
a)
gebiedsgerichte plaatselijke ontwikkelingsstrategieën voor welomschreven subregionale
plattelandsgebieden;
b)
een plaatselijk publiek-privaat partnerschap (Plaatselijke Groep of PG genoemd);
c)
een aanpak van onderuit met beslissingsbevoegdheid voor een Plaatselijke Groep wat de
uitwerking en de uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie betreft;
d)
een multi-sectorale opzet en uitvoering van de strategie, op basis van de interactie tussen
actoren en projecten uit verschillende sectoren van de plaatselijke economie;
e)
de uitvoering van innovatieve benaderingen;
f)
de uitvoering van samenwerkingsprojecten;
g)
de vorming van een netwerk van plaatselijke partnerschappen.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
8
Figuur 1: De zeven sleutelelementen van LEADER
In de praktijk krijgen gebieden waarbinnen lokale actoren (zowel publieke instanties,
middenveldorganisaties als private groepen) zich verenigen in een Plaatselijke Groep de
verantwoordelijkheid en bijhorende financiële middelen om samen een visie voor het gebied uit te
denken en vorm te geven. Dit laatste gebeurt aan de hand van oproepen voor projectvoorstellen die
de Plaatselijke Groep binnen het gebied doet. De Plaatselijke Groep selecteert projecten die met
LEADER-middelen uitgevoerd kunnen worden. Het integrale, heel wat verschillende partners en
sectoren die samenwerken, en het opbouwen van sociaal kapitaal, met lokale kennis, initiatief,
motivatie en betrokkenheid, zijn belangrijke meerwaarden van LEADER.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
9
1.2.
LEADER in Vlaanderen
1.2.1. Van verordening naar strategie
De Europese GSK-verordening (1303/2013) en Europese verordening inzake plattelandsontwikkeling
(1305/2013) vormen het kader waarbinnen de verschillende lidstaten hun plattelandsbeleid voor zes
jaar (2014-2020) kunnen vormgeven. Deze verordeningen geven de inhoudelijke krachtlijnen van de
“Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” weer. Het vroegere assensysteem vervalt en er wordt gewerkt met maatregelen die dienen bij te dragen aan specifieke
prioriteiten en doelstellingen. Naast de aandacht voor de horizontale doelstellingen
(klimaatsverandering, milieu en innovatie) dient LEADER ook sociale inclusie te bevorderen, armoede
te bestrijden en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden te stimuleren, met bijzondere
aandacht voor de plaatselijke ontwikkeling.
De plattelandsverordening moet per lidstaat vertaald worden naar de situatie ter plaatse. In België
gebeurt dit apart voor Vlaanderen en Wallonië. Het Vlaamse programmadocument voor
plattelandsontwikkeling (PDPO III) voor de periode 2014-2020 is de vertaling en de toepassing van de
Europese verordeningen.
Op Vlaams niveau wordt een keuzelijst van 15 beleidsthema’s bepaald, waaruit de Plaatselijke
Groepen maximaal drie thema’s kiezen om verder uit te werken in hun ontwikkelingsplan. Een
andere bepalende factor is de verplichting om bij de verdere verfijning van de gekozen thema’s
steeds een agrarische focus te behouden/te kiezen. Er kan niet ingezet worden op
dorpskernvernieuwingen en investeringen in erfgoed binnen de bebouwde kom. De keuzethema’s
die in aanmerking komen zijn de volgende.
•
Erosiebestrijding
•
Bodem- en waterbeheer
•
Duurzame energie en klimaatadaptatie
•
Werken aan biodiversiteit op het Vlaamse platteland
•
Duurzaam bosbeheer
•
Lokale voedselstrategieën en streekproducten
•
Landbouw- en natuureducatie
•
Kennisoverdracht en innovatie in de reguliere en/of biologische land-, tuin- en
bosbouwsector
•
Stimuleren van startende en jonge rurale ondernemers
•
Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap
•
Leefbare dorpen
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
10
•
Opwaardering en/of herbestemming van agrarisch en ruraal erfgoed
•
De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen
•
Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip van toerisme en recreatie)
•
Uitbouw van een functioneel wegennet op het platteland
De gekozen thema’s kunnen wijzigen doorheen de programmaperiode, mits de aanpassing van de
Lokale Ontwikkelingsstrategie door het Provinciaal Managementcomité – na advies van de
Technische Werkgroep op provinciaal niveau- wordt goedgekeurd. Dit kan enkel in het geval van:
- gebrek aan te weinig kwaliteitsvolle projectvoorstellen bij één of meerdere geselecteerde thema’s
- ontstaan van alternatieve financieringsbronnen bij één of meerdere gekozen thema’s
- wegvallen van alternatieve financieringsbronnen voor een niet geselecteerd thema, mits de
oorspronkelijke SWOT-analyse de toegevoegde waarde nadrukkelijk heeft aangetoond.
De Plaatselijke Groep dient bij zijn verzoek tot wijziging de beweegreden(en) voldoende te bewijzen.
De provincie selecteert uit het Vlaamse PDPO 2014-2020 de klemtonen die voor de eigen provincie
en het plattelandsbeleid van de provincie van belang zijn. De provincie maakt hiervoor een
provinciaal plattelandsontwikkelingsplan op. Het staat de provincie vrij om de bovenstaande
themalijst te beperken.
Het provinciale plattelandsontwikkelingsplan is het kader waarbinnen de ontwikkelingsstrategie van
de LEADER-groep ook zal moeten passen.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
11
Figuur 2: Waarbinnen past een lokale ontwikkelingsstrategie?
Europa
Europese GSK-verordening (1303/2013)
Europese verordening inzake plattelandsontwikkeling (1305/2013)
Vlaanderen
Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling
(PDPO III) 2014-2020
Provincie
Provinciaal Plattelandsontwikkelingsplan
Plaatselijke Groep
Ontwikkelingsstrategie voor het LEADER-gebied
In het Vlaamse PDPO 2014-2020 is voorzien dat binnen het Vlaamse Gewest maximaal vijftien
ontwikkelingsstrategieën, en dus vijftien LEADER-gebieden, kunnen worden geselecteerd. Per
provincie kunnen er op basis van de ingediende ontwikkelingsstrategieën maximaal drie LEADERgebieden (met bijhorende Plaatselijke Groepen) geselecteerd worden. Provinciegrensoverschrijdende LEADER-gebieden staan los van het provinciale maximum (3), maar tellen wel mee
voor het Vlaamse maximum (15).
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
12
1.2.2. De verschillende actoren
Op alle hierboven aangehaalde niveaus zijn verschillende actoren betrokken bij de vormgeving en
uitwerking van het programma.
Europese actoren:


Europese Commissie: stelt de Europese spelregels op. Hiertegenover legt Vlaanderen
verantwoording af voor de bestede middelen
Europees Ruraal Netwerk: zorgt voor de uitwisseling van informatie en het creëren van een
Europees LEADER-netwerk
Vlaamse actoren:






Beheersdienst LEADER (VLM): zorgt voor de financiële en administratieve afhandeling op
programmaniveau, behandeling van betalingsdossiers en controles; doet de oproepen voor
samenwerkingsprojecten
Vlaams Ruraal Netwerk (Departement Landbouw en Visserij): zorgt voor opleiding en de
uitwisseling van allerhande informatie via de vorming van netwerken
Vlaams Betaalorgaan (Agentschap Landbouw en Visserij): doet de betalingen
Beheersautoriteit (Coördinerende Cel Europees Plattelandsbeleid, Departement Landbouw
en Visserij): doet het overkoepelende beheer van PDPO 2014-2020, heeft de contacten met
de Europese Commissie en staat in voor de monitoring en evaluatie op programmaniveau
Toezichtcomité: zorgt voor het beheer van het PDPO 2014-2020 in zijn geheel
Uitvoeringscomité: controleert de doeltreffende uitvoering van het PDPO 2014-2020
Actoren op provinciaal niveau:




Provinciaal Managementcomité (PMC): lanceert de oproep en selecteert de LEADERgebieden op basis van de ingediende ontwikkelingsstrategieën
Technische werkgroep (op provinciaal niveau): geeft bij de selectie van LEADER-gebieden
advies aan het PMC in verband met de voorgestelde ontwikkelingsstrategieën
Kwaliteitskamer (op provinciaal niveau): geeft advies bij bouw- en infrastructuurprojecten in
ontwerpfase
Provinciaal Steunpunt Platteland: zorgt voor administratieve en andere ondersteuning van de
technische werkgroep en het PMC, is het kennis- en faciliteringscentrum van het provinciaal
plattelandsbeleid en zorgt voor de ondersteuning van de LEADER-groepen.
Lokale actoren:



Plaatselijke Groep: alle betrokken partners die samen zorgen voor de opmaak en uitvoering
van een ontwikkelingsstrategie
Technische werkgroep (op gebiedsniveau): geeft advies aan de Plaatselijke Groep bij de
selectie van de projectvoorstellen
LEADER-coördinator: coördineert, ondersteunt en animeert de Plaatselijke Groep in het
gebied; doet administratieve controle van de projecten
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
13
1.2.3. De verschillende etappes in de LEADER-periode
Hieronder is een stroomschema met de verschillende fases in de LEADER-periode 2014-2020
weergegeven. Op elk van de aangehaalde elementen wordt verderop ingegaan.
Figuur 3: LEADER- etappes 2014-2020
1.2.4. De financiële middelen voor LEADER in Vlaanderen
De overheidsmiddelen voor het LEADER-programma 2014-2020 in Vlaanderen komen zowel van
Europa, van Vlaanderen als van de provincies. Het totale budget voor LEADER, zoals ingediend bij
Europa, is bijna 28,8 miljoen euro. Dit zijn dus de middelen zonder de private inbreng van de
verschillende projectpromotoren. De provincies krijgen, volgens een op voorhand bepaalde
verdeelsleutel, elk een deel van dit totale budget en op provinciaal niveau wordt beslist hoe dit
bedrag over de LEADER-gebieden binnen de provincie verdeeld wordt.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
14
1.3. De lokale ontwikkelingsstrategie
De oproep richt zich tot kandidaat-Plaatselijke Groepen bestaand uit een geheel van partners waarin
de verschillende sociaal-economische milieus van het gebied evenwichtig en representatief
vertegenwoordigd zijn.
Hiervoor dienen kandidaat Plaatselijke Groepen een ontwikkelingsstrategie in bij het PMC waarin ze
blijk geven van hun vermogen om samen een visie voor hun gebied uit te stippelen en uit te voeren.
Het geheel van de oproepvoorwaarden moet voorzien in de mogelijkheid van provinciegrensoverschrijdende ontwikkelingsstrategieën.
Volgende drie onderdelen zijn essentieel:
1. afbakening en omschrijving van het LEADER-gebied; (zie hoofdstuk 2.1)
2. voorstelling van structuur, samenstelling en werking van de Plaatselijke Groep; (zie
hoofdstuk 2.2)
3. voorstelling van een ontwikkelingsprogramma die, via doelstellingen opgesteld op basis van
de kenmerken en noden van het betrokken gebied, de ontwikkeling van het gebied
bevordert. De strategie moet bijdragen aan de horizontale doelstellingen van het PDPOprogramma (klimaatsverandering, milieu en innovatie) en voldoende focus bevatten
(maximaal drie thema’s en agrarische uitwerking van de beleidskeuzes). Tevens dient het
ontwikkelingsplan aandacht te hebben voor de LEADER-prioriteit, zijnde de sociale inclusie
bevorderen, armoede bestrijden en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden
stimuleren. Zoals eerder aangegeven moeten de voorgestelde doelstellingen en acties ook
passen binnen het provinciale plattelandsontwikkelingsplan. In het geval van provinciegrensoverschrijdende ontwikkelingsstrategieën dient het ontwikkelingsplan complementair
te zijn aan de fungerende provinciale plattelandsontwikkelingsplannen. (zie hoofdstuk 2.3)
De gebiedsgerichte ontwikkelingsstrategie moet:





geïntegreerd zijn en gebaseerd zijn op een gezamenlijke, algemene benadering;
rekening houden met specifieke doelgroepen;
economisch levensvatbaar zijn en een duurzaam karakter hebben;
een innovatief karakter hebben;
samenwerking met andere plattelandsgebieden vooropstellen.
De acties en projecten die voortvloeien uit de lokale ontwikkelingsstrategie moeten minimaal gericht
zijn op de verbetering van de huidige diversiteit en basiskwaliteit van het Vlaamse platteland. Deze
basiskwaliteit omvat verschillende aspecten: milieu, landbouw, natuur, economie, sociale
voorzieningen,… De basiskwaliteit is een dynamisch gegeven waarbij de lat steeds hoger gelegd
wordt.
Aangezien de omgevingskwaliteit in de plattelandsgebieden door meerdere factoren wordt
beïnvloed, kunnen allerhande acties die op een of meerdere van deze factoren positief inspelen
opgezet worden. Zo spelen o.m. de bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen, de
eigenheid en het potentieel van de regio, de woonkwaliteit, de ontwikkelingskansen, … een rol.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
15
In bijlage 1 vindt u – ter inspiratie – de rationale van de hogerop vermelde themalijst terug, net als
het verslag van een VLM-workshop die verschillende LEADER-thema’s heeft behandeld.
1.3.1. Selectieprocedure
Per provincie worden er maximaal drie LEADER-gebieden geselecteerd. Provinciegrensoverschrijdende LEADER-gebieden zitten niet vervat in het provinciale maximum, maar worden
wel meegeteld bij het maximale aantal van vijftien LEADER-gebieden binnen Vlaanderen. De
ingediende ontwikkelingsstrategieën worden inhoudelijk beoordeeld door een technische werkgroep
op provinciaal niveau waarin provinciale en Vlaamse administraties en het middenveld
vertegenwoordigd zijn. De ingediende voorstellen worden gewogen op basis van de vooropgestelde
criteria die in deel 2 van dit reglement aan bod komen en de criteria die in het provinciale
plattelandsontwikkelingsplan staan.
De beoordeling van de technische werkgroep gaat naar het Provinciaal Managementcomité (PMC),
die het uiteindelijke voorstel van selectie van PG’s maakt. Het PMC, met vertegenwoordigers van de
Vlaamse regering, de provincieraad en gemeenten als stemgerechtigde leden, en
middenveldorganisaties, provinciaal steunpunt platteland, beheersautoriteit en beheersdienst als
adviserende leden, is het orgaan dat beslist.
In het geval van een provinciegrens-overschrijdende strategie kan er pas een goedkeuring zijn
wanneer de respectievelijke PMC’s hebben ingestemd met het ontwikkelingsplan.
Het principiële voorstel, opgemaakt door het PMC, wordt hierna door de beheersdienst voorgelegd
aan de Vlaamse minister van plattelandsbeleid ter goedkeuring en toekenning van de bijhorende
Vlaamse en Europese cofinanciering en in een volgende fase meegedeeld aan de Vlaamse regering.
De deputatie bekrachtigt op zijn beurt de strategie(ën) in functie van de provinciale cofinanciering.
Figuur 4: selectieprocedure lokale ontwikkelingsstrategie
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
16
Met de selectie van een PG wordt de lokale ontwikkelingsstrategie van de PG goedgekeurd, wordt
een budget toegekend waarin zowel een Europese, Vlaamse als provinciale cofinanciering begrepen
zijn, en wordt de gebiedsafbakening vastgelegd.
1.3.2. Timing
De lokale ontwikkelingsstrategieën worden ten laatste op 19 december 2014 ingediend bij de
provincie. De beslissing over de selectie en de goedkeuring wordt ten laatste 2 maanden na de
uiterste indieningsdatum voor de lokale ontwikkelingsstrategieën bekend gemaakt aan de kandidaatPG's die een lokale ontwikkelingsstrategie hebben ingediend.
Tussen 1 en 31 oktober wordt er een ontwerpversie van het ontwikkelingsplan (incl. afbakening,
structuur PG, beleidskeuzes en agrarische uitwerking, verhouding ten opzichte van andere PDPOmaatregelen) voorgelegd aan de beheersdienst VLM. In samenspraak met de beheersautoriteit
wordt er binnen de maand een advies verstrekt naar complementariteit met het programma. Zonder
dit technisch advies kan het ontwikkelingsplan niet worden ingediend bij het PMC en is het bijgevolg
onontvankelijk.
1.3.3. Financieel
De opmaak van de lokale ontwikkelingsstrategieën kan voor maximaal 100% worden gesubsidieerd
met een maximale vergoeding van 20.000 euro per lokale ontwikkelingsstrategie. Enkel in het geval
dat het voorstel van lokale ontwikkelingsstrategie ontvankelijk is, kan de PG een declaratiedossier bij
de beheersdienst indienen. De uiterste indiendatum voor dit verantwoordingsdossier is 28 februari
2015. De kosten zijn subsidiabel vanaf de lancering van de oproep door het PMC en tot en met de
indieningsdatum, uiterlijk 19 december 2014. Het declaratiedossier is hierbij voorzien van de nodige
stavingsdocumenten (kosten- en betaalbewijzen).
De vergoeding van maximaal 20.000,00 euro wordt uitgekeerd op basis van voldoende
verantwoordingsstukken en budgettaire ruimte. In het geval van te weinig maatregelbudget zal een
rangschikking worden opgesteld. Maximaal 15 ontvankelijk ontwikkelingsstrategieën kunnen deze
vergoeding ontvangen.
In dit verband is het evident dat de wet op de overheidsopdrachten dient gevolgd te worden, indien
dit voor de indiener(s) van toepassing is.
De Plaatselijke Groepen met een ontvankelijke lokale ontwikkelingsstrategie zullen tegen ten laatste
15 januari 2015 een declaratie-instructie vanuit de beheersdienst ontvangen.
Volgende kosten komen in aanmerking voor subsidiëring:
•
personeelskosten: Personeelskosten komen enkel voor de duur van de opmaak in
aanmerking, en slechts voor het personeel dat rechtstreeks bij de inhoudelijke opmaak van de
strategie betrokken is. Het bijhouden van een sluitende tijdsregistratie is verplicht met registraties
per halve dag.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
17
De loonkost wordt via een standaardtabel berekend. Volgende elementen zijn verwerkt in de
standaard loontabel: brutoloon, werkgeversbijdrage, vakantiegeld, eindejaarspremie, verzekering
arbeidsongevallen en maaltijdcheques.
Volgende loonkosten zijn niet subsidiabel:
-loonkosten voor loutere ‘supervisie’ (meestal door de directie);
-uitgaven voor extralegale voordelen als groepsverzekeringen, extralegaal pensioen,
hospitalisatieverzekering, … (deze kosten zijn onder geen enkele rubriek subsidiabel);
-beroepskleding, verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, …;
-kosten voor aanwerving;
-ontslagvergoeding, opzeggingsvergoeding.
•
werkingskosten: Werkingskosten zijn subsidiabel op voorwaarde dat er een rechtstreeks
verband bestaat met de opmaak van de lokale ontwikkelingsstrategie. Werkingskosten zijn
verifieerbaar aan de hand van facturen en betalingsbewijzen.
Onder werkingskosten wordt verstaan:
-exploitatiekosten;
-opleidingskosten;
-betaald vrijwilligerswerk;
-kosten met betrekking tot public relations;
-rechtstreeks aan de opmaak van de lokale ontwikkelingsstrategie verbonden uitgaven voor
verbruiksmaterialen, hulpgoederen, grondstoffen en gereedschappen met korte levensduur;
-folders, brochure, gadgets, foto’s, website, … (opmaak, drukken, publiceren, verspreiden,
…);
-kosten voor persvoorstellingen, evenementen, enz. zijn subsidiabel indien gericht op
externen;
-activiteitenonkosten: de kosten die het organiseren van activiteiten binnen de opmaak van
de lokale ontwikkelingsstrategie met zich meebrengen, bijv. huur zaal, huur
geluidsinstallatie, …;
-kosten voor het gebruik van gespecialiseerde apparatuur;
-als de verplaatsing een essentieel onderdeel is voor de opmaak van de lokale
ontwikkelingsstrategie, kan de km-vergoeding worden ingediend.
•
overheadkosten: De overheadkosten worden forfaitair toegekend en bedragen max. 15 procent
van de personeelskost.
Volgende kosten worden als overheadkost aanzien en kunnen bijgevolg in geen enkele andere
rubriek meer gedeclareerd worden:
-huur van kantoren, gebouwen, vergaderzaal, tenzij de huur direct toewijsbaar is aan een
activiteit binnen de opmaak van de lokale ontwikkelingsstrategie;
-kosten voor verwarming, verlichting, elektriciteit, gas, water;
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
18
-kosten voor telefoon, internet, postzegels, verzendingskosten, kantoorbenodigdheden, inkt,
papier/copies, onderhoud burelen, onderhoud PC en printer;
-representatiekosten (kleine reis- en verblijfkosten, kilometervergoeding);
-kosten voor ondersteuning, zoals het sociaal secretariaat, boekhouding, juridisch advies;
-kosten voor verzekering: burgerlijke aansprakelijkheid, brand, …;
•
externe prestaties:
Deze rubriek omvat de kosten van de prestaties die door externen (derden) in het kader van de
opmaak van de lokale ontwikkelingsstrategie worden geleverd.
-vergoeding voor consulentenbureaus, ontwerpers, technisch advies,…;
-uitgaven voor ondersteuning door externe organisaties;
-uitgaven voor studies indien ze verband houden met een specifieke concrete actie in het
kader van de opmaak van de lokale ontwikkelingsstrategie;
•
inkomsten (in mindering te brengen);
Rechtstreeks verkregen inkomsten naar aanleiding
ontwikkelingsstrategie worden in mindering gebracht.
van
de
opmaak
van
de
lokale
1.4. Werking van de Plaatselijke Groep
Om de werking van een PG optimaal te laten verlopen is het belangrijk op voorhand goede juridische,
financiële en organisatorische afspraken te maken. Ook relaties met externe netwerken en de
verstandhouding met andere niveaus (provincie, gewest, …) kunnen helpen in de ondersteuning en
de vlotte werking van een PG.
De Plaatselijke Groepen ontwerpen niet alleen de lokale ontwikkelingsstrategie, ze zijn achteraf ook
verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Voor deze uitvoering organiseert de PG oproepen voor
projecten binnen het gebied. De PG selecteert projecten op basis van de ontwikkelingsstrategie.
Algemene LEADER-criteria als integraliteit, innovativiteit, en samenwerking tussen sectoren worden
hierin meegenomen. De PG is vrij om andere criteria op te leggen, aan sommige doelstellingen een
lager cofinancieringspercentage te koppelen of de potentiële begunstigden te beperken
(particulieren, verenigingen, samenwerking tussen organisaties,…) maar dan moet dit wel duidelijk in
de lokale ontwikkelingsstrategie en in de projectoproep staan.
Ook na de goedkeuring volgt de PG de projecten op. De PG-leden zijn actief betrokken bij de
realisatie van de ontwikkelingsstrategie door de inbreng van know-how, het actief benaderen van
plattelandsactoren, het uitwerken van projectideeën,…
Een essentiële taak binnen LEADER is de coördinatie van een Plaatselijke Groep. De PG duidt een
coördinator aan voor deze opdracht. De coördinator is het permanente aanspreekpunt voor de leden
van de PG en voor de inwoners uit het LEADER-gebied. Hij/zij communiceert over LEADER, adviseert
in verband met projectvoorstellen en dynamiseert de PG en het gebied. Essentiële opdrachten zijn
onder meer:
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
19
- gebiedsgerichte coördinatie
- coördinatie van het programma en de PG
- relaties met de diverse actoren en sectoren
- coördinatie met andere programma’s en fondsen.
Uit de vroegere LEADER-periodes blijkt dat het goed is om binnen of buiten de PG ook iemand in
dienst te hebben die administratieve en financiële taken op zich neemt. Hierdoor kan het werk
verdeeld worden zodat de coördinator voltijds kan begeleiden, animeren, communiceren en
netwerken. Een administratief medewerker die de financiële taken op zich neemt zorgt ook voor een
duidelijkere beeldvorming naar buiten uit.
Elke goedgekeurde Plaatselijke Groep zal een samenwerkingsovereenkomst voorgelegd krijgen,
waarin de wederzijdse verantwoordelijkheden van de beheersdienst en de PG staan beschreven.
Zonder een - door beide partijen ondertekend - document kan er geen enkele uitbetaling vanuit de
andere drie LEADER-maatregelen (zijnde ‘werking PG’, ‘samenwerking binnen LEADER’ en ‘uitvoering
Lokale Ontwikkelingsstrategie’) aan de Plaatselijke Groep en het LEADER-gebied plaatsgrijpen.
1.4.1. Selectieprocedure voor LEADER-projecten
De PG’s bepalen grotendeels zelf de procedure voor indiening en goedkeuring van de projecten ter
uitvoering van hun lokale ontwikkelingsstrategieën. Projectpromotoren dienen projecten in bij de
PG's. De PG's evalueren de projecten en keuren ze goed. De PG's gaan hierbij na of de
projectvoorstellen invulling geven aan de lokale ontwikkelingsstrategie.
Elke Plaatselijke Groep richt een onafhankelijke technische werkgroep op gebiedsniveau op, die
voorafgaand aan de selectie van de projecten, over de ingediende voorstellen een advies formuleert.
Bij de beoordeling van de projectvoorstellen wordt er tijdens de TW en de vergadering van de PG een
deontologische code gehanteerd.
Figuur 5: selectieprocedure LEADER-projecten
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
20
1.4.2. Timing
De Plaatselijke Groep begint met de uitwerking van de ingediende ontwikkelingsstrategie van zodra
deze goedgekeurd is. Ze beslist zelf wanneer en hoeveel projectoproepen ze lanceert. Projecten
kunnen ook een zeer verschillende looptijd hebben. De laatste projecten moeten ten laatste op 31
december 2020 goedgekeurd zijn. Wel kan de uitvoering van projecten en de werking van de PG
(opvolging van projecten, evaluatie, nadenken over een volgende periode, …) doorlopen tot de
tweede helft van 2023. Eind 2023 moeten immers de laatste rekeningen en facturen bij de Europese
Commissie ingediend zijn.
1.4.3. Financieel
A. Projecten
Voor financiering van projecten wordt steeds volgende werkwijze gehanteerd: op de totale
effectieve projectkost wordt maximaal 65% overheidssteun toegekend. Deze overheidssteun is
samengesteld uit 50% vanwege de Europese Unie en 50% vanwege het Vlaamse Gewest en de
provincie. De promotor staat zelf in voor het resterende bedrag van de projectkosten (minimaal 35
%) financiering. Eventueel kan hij hiervoor extern middelen zoeken (bijv. gemeente, private
financiering, …). Andere Europese of Vlaamse middelen komen niet in aanmerking voor de eigen
bijdrage, tenzij de middelen uit het plattelandsfonds. Deze laatste worden immers aanzien als eigen
middelen van de gemeenten.
‘Maximaal 65%’ betekent dat de PG kan beslissen om een lagere steun toe te kennen, eventueel voor
bepaalde acties of projecten. Ook kan de PG bijkomende richtlijnen, zoals plafondbedragen voor
bepaalde acties of restricties in verband met een gedeelte van de private middelen die van de
promotor zelf moet komen, opleggen. Dergelijke bijkomende voorwaarden moeten op voorhand
duidelijk in de ontwikkelingsstrategie en de projectoproep vermeld zijn. Uitgaven onder LEADER
moeten steeds voldoen aan de Europese en Vlaamse regelgeving met betrekking tot subsidiabiliteit
van de uitgaven. Meer hierover in het latere reglement ‘uitvoering lokale ontwikkelingsstrategie’.
Deze overheidssteun wordt via het Vlaams Betaalorgaan aan de begunstigde (de projectpromotor)
betaald. De effectieve betaling gebeurt steeds op basis van facturen, en dus achteraf. De promotor
moet dus in staat zijn deze middelen eerst zelf voor te schieten.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
21
Figuur 6: verdeling projectkosten
max. 65%
cofinanciering
(50% EU + 25%
Vl + 25% Pr)
min. 35%
private inbreng
Totale
projectkost
Indien een project zowel past binnen een thema van een Leadergebied als binnen de maatregel
Omgevingskwaliteit én het project situeert zich volledig binnen het Leadergebied, dan moet de
projectaanvraag ingediend worden bij Leader. Uitzonderingen worden geval per geval bekeken (in
afstemming met de beheersdienst).
Niets belet een Plaatselijke Groep om, voor acties of projecten die niet passen binnen PDPO 20142020, ook via andere kanalen op zoek te gaan naar financiële middelen om de ontwikkeling van het
gebied vorm te geven. Hierbij moet men steeds uiterst zorgvuldig te werk gaan om er zeker van te
zijn dat dubbele financiering uitgesloten is. Het uitvoeren van initiatieven buiten PDPO III kan
consequenties opleveren naar uitbetaling van de PG-werking, aangezien bepaalde kosten niet meer
voor 100% kunnen worden gecofinancierd vanuit PDPO III.
B. Werking PG
Voor de werking van de PG, zijnde het loon van de coördinator, het beheer, de verwerving van
vakkundigheid en de dynamisering van het gebied wordt er steun voorzien. De PG bepaalt zelf
hoeveel van de middelen voor de werkingskosten gebruikt worden. Het mag om maximaal 25% van
het aan de PG toegekende budget gaan. De werkingskosten van de Plaatselijke Groepen worden voor
maximaal 100% gesubsidieerd. Minimaal 10% van het effectief bestede werkingsbudget wordt
voorzien voor opleiding, verwerven van vakkundigheid en dynamisering. Het niet behalen van de
10% - vormingsregel heeft consequenties naar de uitbetaling van het werkingsbudget naar de PG toe.
Het bedrag dat de PG te weinig heeft besteed aan vorming, wordt in mindering gebracht van het
beschikbare werkingsbudget. Goedgekeurde Plaatselijke Groepen kunnen kosten maken vanaf de
selectie van de ontwikkelingsstrategie door het PMC.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
22
1.4.4. Controle, monitoring en evaluatie
Om ervoor te zorgen dat zowel de projecten als de werking van de PG correct en volgens de regels
verloopt zijn er verschillende controlemechanismen ingebouwd. Er zijn zowel administratieve als
terreincontroles (bijv. controles ter plaatse, controles achteraf, investeringscontroles) voorzien.
Ook is er door Europa een monitoring en evaluatiesysteem uitgewerkt dat de effecten en resultaten
van het LEADER-programma nagaat, zowel voor, tijdens als na de programmaperiode. Het is Afdeling
Monitoring en Studie van het Departement Landbouw en Visserij die de gegevens, verzameld via de
beheersdienst, verwerkt. PG’s verbinden zich ertoe gegevens over te maken wanneer hen hierom
gevraagd wordt.
Behalve deze verplichte maatregelen ter verantwoording aan hogere overheden dient de PG
minstens één maal tijdens de uitvoering aan zelf-evaluatie te doen. De ervaring leert immers dat dit
de dynamiek en samenwerking in de groep kan versterken.
 Op de concrete uitwerking in verband met administratieve en financiële bepalingen tijdens de
LEADER-periode wordt ingegaan in het reglement ‘uitvoering lokale ontwikkelingsstrategie’
1.5. Samenwerking tussen plattelandsgebieden
Binnen dit onderdeel staat het begrip ‘samenwerking’ centraal. Samenwerking wordt als middel bij
uitstek gezien om lokale inzichten te verbreden en om een zekere kritische massa te bereiken. Het is
een prioriteit binnen LEADER en wordt dan ook als selectiecriterium gebruikt voor de beoordeling
van de ontwikkelingsstrategieën.
De beheersdienst organiseert een specifieke oproep tot het indienen van voorstellen voor
samenwerkingsprojecten. PG’s kunnen samenwerkingsprojecten opzetten met andere
plattelandsgebieden voor het bereiken van één of meerdere doelstellingen uit de eigen
ontwikkelingsstrategie. Indien zij dit nodig achten, kunnen PG’s ook de samenwerkingsprojecten
laten uitvoeren door een promotor binnen het gebied. Door de samenwerking ontstaat er een
samenwerkingscultuur en wordt een meerwaarde gerealiseerd voor het betrokken gebied
(schaalvoordeel, uitwisseling ervaringen, knowhow,…).
De samenwerking kan zowel interterritoriale (tussen gebieden binnen dezelfde lidstaat) als
transnationale projecten (tussen gebieden van verschillende staten) omvatten. Er is telkens één
coördinerende PG die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project. In het geval van
delegatie door de PG kan een promotor uit het gebied optreden als de zogenaamde Leadpartner.
Inzake de interterritoriale samenwerking kan er worden samengewerkt met LEADER-gebieden
binnen België of met andere gebieden die volgens de LEADER-aanpak zijn georganiseerd.
Transnationale samenwerking kan plaatsvinden tussen Europese LEADER-gebieden of met ander
gebieden binnen of buiten de EU mits er een soortgelijke methodologie als LEADER aanwezig
(publiek-privaat samenwerkingsverband, lokale strategie, e.d.).
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
23
De samenwerkingsprojecten worden goedgekeurd op basis van volgende criteria:




de samenwerking moet bestaan uit het bundelen van de in elk van de betrokken gebieden
verspreid zijnde knowhow en/of menselijke en financiële hulpbronnen;
de samenwerking moet te passen zijn in de oriëntatie die de Plaatselijke Groepen in hun
ontwikkelingsstrategie hebben aangegeven en invulling geven aan één of meerdere
doelstellingen uit de ontwikkelingsstrategie;
de samenwerking bestaat uit de verwezenlijking van een gezamenlijke actie met concrete
resultaten. Uitwisseling van ervaring kan hierbij ook, op voorwaarde dat dit tastbare
resultaten met zich mee brengt.
het moet duidelijk zijn dat er door de samenwerking een meerwaarde gerealiseerd wordt
voor alle betrokken partners (schaalvoordeel, uitwisseling ervaringen, knowhow, …).
 Op de concrete uitwerking in verband met administratieve en financiële bepalingen tijdens de
LEADER-periode wordt ingegaan in het reglement ‘samenwerking binnen LEADER’
1.5.1. Selectieprocedure voor samenwerkingsprojecten
De oproep tot het indienen van samenwerkingsprojecten gebeurt door de Vlaamse beheersdienst.
Deze oproep wordt ten vroegste een jaar na de goedkeuring van de ontwikkelingsstrategieën
gedaan. Het zijn de Plaatselijke Groepen die de projectvoorstellen indienen bij de beheersdienst. In
het geval van delegatie (uitvoering door een promotor in het gebied) dient de Plaatselijke Groep
eerst zijn goedkeuring te geven aan het project, waarna het wordt doorgestuurd naar de
beheersdienst. De voorgestelde samenwerkingsprojecten worden in een eerste fase beoordeeld
door een technische werkgroep op Vlaams niveau en het bevoegd Provinciaal Managementcomité.
Deze adviezen worden aan de Vlaamse minister van plattelandsbeleid bezorgd, die het project
uiteindelijk goed- of afkeurt.
Figuur 7: Selectieprocedure samenwerkingsprojecten
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
24
1.5.2. Timing
De oproep voor samenwerkingsprojecten wordt ten vroegste 1 jaar na de selectie van de PG’s
gelanceerd. Indiening van voorstellen blijft mogelijk zo lang er bij de PG’s nog budget voor
samenwerking ter beschikking is. De oproep wordt uiterlijk op 30 september 2020 afgesloten. De
laatste selectie zal gebeuren ten laatste op 31 december 2020. De projecten kunnen dan nog
uitgevoerd worden tot in 2023.
1.5.3. Financieel
Elke Plaatselijke Groep krijgt een gelijk budget voor samenwerking toegekend. De overheidssteun
voor samenwerkingsprojecten bedraagt maximaal 95% van de effectieve projectkosten. In geval van
investeringskosten bedraagt het maximale cofinancieringspercentage 65%. Hoewel sterk
aangemoedigd, zijn PG's niet verplicht om aan samenwerking te doen. Indien een PG om de een of
de andere reden niet tot een samenwerkingsproject komt, kan het budget overgeheveld worden
naar de maatregel ‘uitvoering lokale ontwikkelingsstrategie’.
Aangezien PG’s zowel qua timing als qua procedures afhankelijk zijn van de groepen waarmee wordt
samengewerkt, wordt (op basis van de ingediende facturen) voorzien in een terugbetaling van de
voorbereidingskosten die door de PG worden gemaakt om te komen tot een samenwerkingsproject,
ook in het geval het project uiteindelijk niet doorgaat door toedoen van externe en onvoorziene
redenen.
 Bij de eerste oproep voor samenwerkingsprojecten zal een reglement met de specifieke en
praktische uitwerking voor samenwerkingsprojecten verschijnen.
1.6. Netwerkvorming
In de periode 2014-2020 wordt er opnieuw een netwerk gevormd voor heel het PDPO. Het Vlaams
Ruraal Netwerk, gecoördineerd door het Departement Landbouw en Visserij, neemt deze taak in
samenwerking met de PDPO-beheersdiensten op zich. Het zal de verschillende actoren in de
uitvoering van het programma voor plattelandsontwikkeling met elkaar in contact brengen,
informatie verstrekken, goede praktijken opsporen, opleidingen voorzien, technische bijstand
verlenen voor samenwerkingsprojecten, …. Dit doet het aan de hand van passende instrumenten als
website, publicaties, evenementen, werkgroepen, training-sessies, ….
Ook op Europees niveau wordt een dergelijk netwerk opgericht, het Europees Ruraal Netwerk. Het
overkoepelt de nationale netwerken, de beheersdiensten en de Europese instanties.
Het is belangrijk dat de leden van de PG's in de loop van de programmaperiode de vakkundigheid
verwerven om de LEADER-methode in hun gebied optimaal te kunnen toepassen. Alle betrokkenen
nemen dan ook actief deel aan het netwerk. Gegevens over lopende of voltooide acties en resultaten
worden meegedeeld en studiedagen, terreinbezoeken of andere activiteiten worden bijgewoond. De
kosten die hiermee samenhangen vallen onder de werkingskosten van de PG. Zoals eerder
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
25
aangehaald moet minimum 10% van deze werkingskosten worden voorzien voor opleiding,
verwerven van vakkundigheid en dynamisering.
Uiteraard is in het verleden al heel wat expertise rond LEADER en de werking van PG’s opgebouwd.
Deze praktijkervaring kan nuttig zijn voor beginnende PG’s. De provinciale plattelandscoördinatoren
hebben de adresgegevens van vroegere coördinatoren en een meer systematische
informatieoverdracht (bijv. peter-meterschap) kan uitgewerkt worden.
2. De Lokale Ontwikkelingsstrategie
Een aanvraag voor LEADER bestaat uit twee delen:
A. Een aanvraagformulier met de coördinaten van de aanvrager
B. Een ontwikkelingsstrategie in het kader van LEADER met volgende onderdelen:
 LEADER-gebied
 Plaatselijke Groep
 ontwikkelingsprogramma met o.m. een beschrijving van :
- doelstellingen, strategie, voorgestelde maatregelen,…
- financieel plan
A.
Aanvraagformulier
De gegevens moeten worden ingevuld op het formulier ‘LEADER aanvraagformulier’ (zie bijlage 1):
 vul de naam van de Plaatselijke Groep in
 geef de coördinaten van de Plaatselijke Groep, alsook de naam van de persoon die optreedt als
contactpersoon voor de Plaatselijke Groep
 gelieve alvorens het formulier te ondertekenen:
- alle betrokken gegevens door te nemen
- de verklaringen en engagementen te lezen
- de documenten op hun volledigheid te controleren (aanvraagformulier en
ontwikkelingsstrategie)
Dit document moet, gedateerd en ondertekend, samen met de ontwikkelingsstrategie ten laatste op
19 december 2014 in twee exemplaren samen met een elektronische versie (cd-rom) per
aangetekend schrijven opgestuurd worden naar het Provinciaal Managementcomité van uw
provincie.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
26
B.
Ontwikkelingsstrategie LEADER
2.1. LEADER-gebied
Om de eigenheid van plattelandsgebieden te garanderen moeten gebieden die in aanmerking willen
komen voor steun van LEADER aan een aantal criteria, opgenomen in PDPO 2014-2020 en hierna
toegelicht, voldoen. De beoordeling gebeurt op basis van deze criteria. In het voorstel moet worden
aangetoond dat het gebied aan deze criteria voldoet, waarbij gebruik gemaakt wordt van zo recent
mogelijke gegevens. Bij gebruik van cijfergegevens, dient tevens de bron en het jaartal van de data te
worden vermeld.
2.1.1. Afbakening van het LEADER-gebied
Een LEADER-gebied moet minstens drie gemeenten omvatten, waarvan tenminste 1 gemeente
behoort tot het plattelandsgebied in Vlaanderen. In het kader van PDPO III wordt het
plattelandsgebied in Vlaanderen afgebakend als de groep van Vlaamse rurale gemeenten. Een rurale
Vlaamse gemeente heeft een bevolkingsdichtheid lager dan 350 inw/km² of een bebouwde
oppervlakte lager dan 15% (bron: ADSEI-gegevens 2011/2012, zie figuur 8 ). De grenzen van een
LEADER-gebied dienen samen te vallen met gemeentegrenzen.
 De ontwikkelingsstrategie moet minstens volgende gegevens bevatten:




een lijst van de betrokken gemeenten
de totale oppervlakte van het gebied (in km²)
een kaart met de situering van het gebied binnen bron: ADSEI-gegevens 2011/2012, zie
figuur 8 het Vlaamse Gewest
een detailkaart van het voorgestelde gebied (schaal 1:100.000)
2.1.2. Bevolking
LEADER richt zich op Europees niveau tot plattelandsgebieden die niet minder dan 5.000 inwoners en
niet meer dan 150.000 inwoners tellen. Om in het relatief dichtbevolkte Vlaamse rurale gebied
LEADER-gebieden te kunnen afbakenen die een logische en coherente samenhang vertonen kan, mits
een gefundeerde argumentatie door de Plaatselijke Groep, een uitzondering op deze bovengrens
worden toegestaan. De maximumgrens ligt hierbij op 240.000 inwoners. Per provincie geldt er een
plafond van 540.000 inwoners voor de som van de respectievelijke LEADER-gebieden.
 Toon aan dat het gebied aan deze criteria voldoet, waarbij gebruik gemaakt wordt van zo recent
mogelijke gegevens (vermeld steeds de bron en jaartal van de data).
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
27
2.1.3. Coherentie van het gebied
De kandidaat Plaatselijke Groep moet aantonen in welke zin het gebied geografisch en bestuurlijk
coherent, alsook hoe het gebied vanuit economisch en sociaal oogpunt een homogeen geheel vormt.
Ook moet de PG weergeven hoe het gebied de levensvatbaarheid van de ontwikkelingsstrategie kan
ondersteunen en hoe het over een adequate kritische massa beschikt in termen van menselijke,
financiële en economische hulpbronnen.
2.1.4. Ruraal Karakter
Een kandidaat LEADER-gebied dient ruraal te zijn op gebiedsniveau. Ruraal zijn de gebieden met
maximaal 350 inwoners per vierkante kilometer of met een bebouwde oppervlakte lager dan 15%.
Figuur 8 geeft de gemeenten weer die voldoen aan dit criterium (bron: ADSEI-gegevens 2011/2012).
 Maak in de ontwikkelingsstrategie de berekening van de ruraliteit van het voorgestelde gebied
met vermelding van de basisgegevens voor bevolkingsdichtheid en bebouwde oppervlakte.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
28
Figuur 8: Plattelandsgebied PDPO III
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
29
2.2. Plaatselijke Groep
In dit onderdeel moet informatie worden opgenomen om de voorgestelde Plaatselijke Groep te
kunnen beoordelen met betrekking tot de samenstelling en de interne structuur. De toepasbaarheid
en het operationeel karakter van de PG als samenwerkingsverband wordt beoordeeld op basis van
de doorzichtigheid en duidelijkheid van de taakverdeling en verantwoordelijkheden. De partners
moeten garanderen dat zij zich van de toegekende taken kunnen kwijten en dat de
werkingsmechanismen en de besluitvorming doeltreffend en transparant zijn.
2.2.1. Samenstelling
De Plaatselijke Groep moet bestaan uit een geheel van partners waarin de sociaal-economische
milieus van het gebied evenwichtig en representatief vertegenwoordigd zijn. De gemeentebesturen
die gelegen zijn binnen de afbakening dienen vertegenwoordigd te zijn binnen de Plaatselijke Groep.
In het geval van grote LEADER-gebieden kan er gewerkt worden met afvaardiging via een interlokaal
samenwerkingsverband. Op niveau van de besluitvorming moeten de economische en sociale
partners en de verenigingen ten minste 50% van het plaatselijke partnerschap uitmaken. Bijkomend
kunnen ook adviserende leden, zonder stemrecht, in een PG opgenomen worden. De keuze van de
partners moet weloverwogen zijn. De ontwikkelingsstrategie moet immers gedragen worden door de
ganse PG en de leden moeten door de positie die ze innemen kunnen bijdragen tot de uitvoering van
de ontwikkelingsstrategie.
 Geef een overzicht van de leden van de PG met naam en adres, indien van toepassing met
gegevens van organisatie die ze vertegenwoordigen, en met de rol in het gebied en de voorziene rol
in de PG. Motiveer deze samenstelling door aan te geven waarom de gekozen partners de belangrijke
spelers in het gebied zijn, of eventueel waarom bepaalde spelers niet werden opgenomen.
Toon hierbij aan dat de PG bestaat uit een geheel van partners waarin de sociaal-economische
milieus van het gebied evenwichtig en representatief vertegenwoordigd zijn en dat openbare
besturen de helft of minder dan de helft van de stemmen in de besluitvorming van de PG uitmaken.
Beschrijf hierbij ook de oorsprong van de PG: gaat het om een bestaand of een nieuw partnerschap.
De ondertekende engagementsverklaringen van alle PG-leden dienen tijdig aan het PMC worden
overgemaakt en ten laatste de dag voorafgaand aan de bijeenkomst van het PMC.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
30
2.2.2. Juridische structuur
Er moet een keuze gemaakt worden tussen een van volgende juridische vormen voor de Plaatselijke
Groep:
a) hetzij een administratieve en financiële verantwoordelijke aanduiden die in staat is
overheidssubsidies te beheren en erop toeziet dat het partnerschap goed functioneert;
b) hetzij zich verenigen in een gemeenschappelijke rechtsstructuur waarvan de statuten een goed
functioneren van het partnerschap en het vermogen om overheidssubsidies te beheren,
waarborgen.
Indien gekozen wordt voor een gemeenschappelijke rechtsstructuur is een termijn van zes maand
voorzien (na de selectie) waarbinnen deze rechtsstructuur moet worden gefinaliseerd. Indien voor
deze optie gekozen wordt, dient een engagement hiertoe te worden opgenomen in de
ontwikkelingsstrategie.
 Geef de gekozen juridische structuur aan en verantwoord deze. Afhankelijk van de gemaakte
keuze moeten volgende gegevens opgenomen worden: ofwel de coördinaten van de
verantwoordelijke, ofwel de statuten van de gemeenschappelijke rechtsstructuur.
2.2.3. Werking
De leden van de PG’s moeten in de ontwikkelingsstrategie blijk geven van hun vermogen om samen
een ontwikkelingsstrategie uit te stippelen en uit te voeren. Ook de betrokkenheid na de
goedkeuring van projecten moet behouden blijven. Zoals eerder aangehaald moeten de PG-leden
zich actief inzetten voor de realisatie van de ontwikkelingsstrategie door de inbreng van knowhow,
het actief benaderen van plattelandsactoren, het uitwerken van projectideeën,….
Een Plaatselijke Groep heeft altijd minstens één coördinator in dienst die de PG ondersteunt bij het
uitvoeren van de ontwikkelingsstrategie. Deze coördinator is fysisch in het gebied tewerkgesteld om
het contact met de lokale actoren zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Minstens één maal per
week dient de coördinator professioneel actief te zijn in het LEADER-gebied. Indien deze voorwaarde
niet wordt opgevolgd, kan dit leiden tot een schorsing van uitbetalingen in het kader van de
maatregel ‘werking PG’. Het is evenwel aangeraden binnen of buiten de PG iemand in dienst te
hebben die administratieve en financiële taken op zich neemt zodat de coördinator voltijds kan
begeleiden, animeren, communiceren en netwerken. Concreet zijn de taken van de coördinator de
volgende:



ondersteunt de werking van de PG inhoudelijk en administratief;
is het permanente aanspreekpunt voor de leden van de PG, de projectpromotoren en voor
de inwoners uit het LEADER-gebied;
bereidt de vergaderingen en beslissingen voor van de PG, verzorgt het secretariaat en staat
in voor een accurate verslaggeving;
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
31






verzorgt de communicatie over LEADER naar de inwoners van de streek;
adviseert mensen en organisaties met ideeën en/of projectvoorstellen;
helpt in het tot stand komen van een gedragen ontwikkelingsvisie;
volgt de Vlaamse en Europese ontwikkelingen m.b.t. het plattelandsbeleid op de voet;
heeft een dynamiseringstaak in het gebied en de PG en zal de kans krijgen de nodige
opleiding te volgen om zich optimaal van deze taak te kwijten.
controletaken in opdracht van Europa behoren niet tot het takenpakket van de coördinator,
met uitzondering van de administratieve controles en taken die door de beheersdienst
worden gedelegeerd.
De kosten voor werking van de PG mogen maximaal 25% van het totale toegekende budget voor de
hele periode bedragen. Binnen de maatregel ‘werking PG’ vallen de kosten voor de werking van de
PG zelf en heeft zowel betrekking op personeels- als op operationele kosten. De kosten kunnen o.m.
betrekking hebben op het financieel beheer, toezicht en evaluatie van de uitvoering van de
ontwikkelingsstrategie, project beoordeling, projectcontrole en evaluatie, deelname aan
netwerkactiviteiten, vorming (minimaal 10% van de werking), communicatie, ….
 Geef een beschrijving van de werkingsmechanismen en taakverdelingen binnen de PG. De
partners moeten garanderen dat zij zich van de toegekende taken kunnen kwijten en dat de
werkingsmechanismen en de besluitvorming doeltreffend zijn.
Indien specifiek personeel voorzien wordt voor de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie, geef je
naam, niveau, rol, verantwoordelijkheid van de betrokken personen. Indien de PG van plan is om een
of meerdere personeelsleden aan te werven, gelieve de functiebeschrijving(en) bij te voegen. Geef
ook het toekomstig werkadres van de coördinator in het gebied.
Geef in de ontwikkelingsstrategie aan hoeveel van de PG-middelen gebruikt zullen worden voor de
werking van de PG. Geef hierbij het vooropgestelde budget voor vorming aan en omschrijf mogelijke
en gewenste vormingsactiviteiten.
2.2.4. Selectieprocedure en -criteria
De Plaatselijke Groep neemt de beslissingen met betrekking tot operationele aspecten, zoals de
selectie van de projecten voor subsidiëring, het opvolgen van deze projecten, het uitwerken of
ondersteunen en opvolgen van samenwerkingsprojecten. Hiervoor wordt op voorhand een aantal
afspraken gemaakt omtrent selectie van projectaanvragen, werking en taakverdeling. De PG maakt
hiervoor binnen de zes maanden na de goedkeuring van het ontwikkelingsstrategie een gedetailleerd
draaiboek op. Hierin wordt aangegeven hoe een oproep plaatsvindt en op welke basis en hoe de
uiteindelijke evaluatie en selectie zal gebeuren (o.a. door het aangeven van indicatoren,
selectiecriteria,…). De Plaatselijke Groep is verplicht om een technische werkgroep op te richten die
de Plaatselijke Groep adviseert in zijn beoordeling. Alsook is het invoeren van een deontologische
code aan de orde. De manier waarop de selectieprocedure en de latere opvolging van projecten door
de PG en het secretariaat gebeurt, staat duidelijk in dit draaiboek beschreven. Vóór de bekrachtiging
door de Plaatselijke Groep wordt dit draaiboek voor nazicht voorgelegd aan de beheersdienst.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
32
2.2.5. Monitoring en evaluatie
Zoals hierboven aangegeven moet een PG regelingen voorzien voor toezicht op en evaluatie van de
uitvoering van de ontwikkelingsstrategie. Elke PG wordt verplicht om minstens één keer in de
LEADER-periode zichzelf te evalueren. Naast het toezicht op en de evaluatie van de
ontwikkelingsstrategie, de projecten en de werking van de PG, wordt medewerking verleend aan het
algemene toezicht en de evaluatie van het gehele LEADER-programma.
 Hoewel ook dit nog verder kan worden uitgewerkt in het eerder vermelde draaiboek moet in de
ontwikkelingsstrategie minstens het volgende worden opgenomen:
 de voorgestelde procedures voor toezicht en evaluatie van de projecten, de uitvoering van de
ontwikkelingsstrategie en de werking van de PG;
 de voorgestelde indicatoren voor het monitoren en evalueren van output en resultaten. Per
gekozen thema worden er vanuit de PG minstens twee indicatoren aangereikt;
 hoe de resultaten ter beschikking zullen gesteld worden aan de rechtstreeks betrokkenen en aan
het netwerk.
2.2.6. Continuïteit
De ontwikkelingsstrategie moet omschrijven hoe LEADER zal worden bekendgemaakt aan de
potentiële begunstigden en aan het brede publiek; meer bepaald de bekendmaking van de PG, haar
activiteiten, de stimulering van indiening van projectvoorstellen, informatie naar het brede publiek
over de resultaten,….
Er moet op gelet worden dat bij alle gevoerde communicatie en publiciteit met betrekking tot
LEADER rekening gehouden wordt met de Europese voorschriften in dit verband (oa. het gebruik van
logo’s). Hierop wordt ingegaan in het reglement ‘uitvoering lokale ontwikkelingsstrategieën’.
 Volgende aspecten in verband met communicatie moeten minstens in het voorstel aan bod
komen:
 de doelstellingen van de communicatie- en publiciteitsinitiatieven die worden voorgesteld
 de doelgroepen voor de bekendmaking:
- potentiële begunstigden
- initiatiefnemers en uitvoerders van projecten
- het brede publiek
- …
 de initiatieven die zullen worden ondernomen m.b.t. de communicatie en voorlichting
 coördinaten van de verantwoordelijke voor communicatie en voorlichting (indien dit niet de
coördinator is)
 voorziene budget voor communicatie en voorlichting
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
33
2.2.7. Financieel Plan
In de ontwikkelingsstrategie moet een indicatief financieel plan worden opgenomen voor de gehele
duur van de ontwikkelingsstrategie. Dit wil niet zeggen dat er achteraf niet met budgetten tussen de
maatregelen geschoven kan worden (dit is de verantwoordelijkheid van de PG). Zoals eerder vermeld
kunnen projecten starten tot eind 2020; uitgaven tot in 2023 worden terugbetaald.
 Geef een indicatief financieel plan met de voorziene uitgaven per doelstelling/maatregel. Hiervoor
kunnen de tabellen in bijlage 2 en/of bijkomende overzichtstabellen gebruikt worden.
2.2.8. Financieel Beheer
De PG omschrijft welke regelingen het zal hanteren inzake het financiële beheer van de
ontwikkelingsstrategie. Voor het beheer van de gelden is het aangewezen via een aparte financiële
rekening te werken.
Gemeenschappelijke regelingen die in het kader van een uniforme en correcte uitvoering van het
Vlaamse LEADER-programma voor alle PG’s worden voorzien, moeten hierbij worden nageleefd.
 Geef aan hoe het financiële beheer binnen de PG zal worden georganiseerd. Beschrijf hierbij hoe
boekhoudkundige en financiële controleprocedures zullen worden toegepast. Geef, indien van
toepassing, ook de coördinaten van de financiële coördinator.
2.3. Ontwikkelingsprogramma
In dit onderdeel wordt beschreven welke doelstellingen de Plaatselijke Groep (Hoofdstuk 2.2) in het
plattelandsgebied (Hoofdstuk 2.1) heeft en hoe het deze wil bereiken. Het is de kern van de
kandidatuur. De beoordeling gebeurt op basis van de criteria die zijn opgenomen in het PDPO 20142020 en in het provinciale plattelandbeleidsplan.
2.3.1. Beschrijving en analyse van het LEADER-gebied
Naast een beschrijving en afbakening van het gebied zoals gevraagd in Hoofdstuk 2.1 wordt hier een
grondige analyse van het betrokken gebied gevraagd: geografisch, economisch, sociaal,…. Het vormt
immers de basis van het ontwikkelingspad, doelstellingen en thema’s, acties en doelgroepen die
verderop aan bod komen.
 Geef een grondige analyse van het voorgestelde LEADER-gebied waarbij voldoende en relevante
gegevens worden opgenomen om een duidelijk beeld te krijgen van het gebied. Maak een synthese
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
34
van deze analyse aan de hand van een overzicht van de sterkten en de zwakten van het gebied,
samen met een beschrijving van de kansen en bedreigingen (SWOT-analyse).
2.3.2. Overzicht van het reeds gevoerde beleid (m.b.t. plattelandsontwikkeling) in
de regio
 Beschrijf het reeds gevoerde beleid met betrekking tot plattelandsontwikkeling in het gebied.
Beperk dit niet tot het plattelandsontwikkelingsbeleid in enge zin, het gaat immers om een integrale
materie. Geef doelstellingen, resultaten en een evaluatie van de werking en de resultaten indien er in
het verleden een LEADER-programma werd uitgevoerd in het gebied.
2.3.3. Doelstellingen
Vertrekkende vanuit de analyse van het gebied worden doelstellingen geformuleerd voor de
versterking en ontwikkeling van het gebied. Het ontwikkelingsprogramma mag hierbij geen optelsom
zijn van projecten, noch een loutere aaneenschakeling van sectorale maatregelen maar moet een
coherent geheel vormen. Het komt tot stand via een gezamenlijke, algemene benadering die
gebaseerd is op interacties tussen actoren, sectoren en projecten. De geselecteerde thema’s moeten
bindend zijn en alle actoren en projecten die bijdragen tot de ontwikkeling verenigen. Er worden
maximaal drie thema’s uit de hogerop weergegeven themalijst geselecteerd. Het voorgestelde
ontwikkelingsplan kan niet inzetten op dorpskernvernieuwingen en investeringen in erfgoed binnen
de bebouwde kom.
 Geef en verantwoord de doelstellingen voor de LEADER-periode in het voorgestelde gebied. Toon
hierbij aan dat het thema of de thema’s kenmerkend is/zijn voor de specifieke identiteit en/of de
specifieke hulpbronnen en/of de specifieke knowhow van het gebied.
Toon aan dat de doelstellingen een coherent geheel vormen en dat ze kaderen binnen de horizontale
Europese doelstellingen van het programma (innovativiteit, klimaatverandering en milieu). Beschrijf
hoe er wordt bijgedragen aan de LEADER-prioriteit om sociale inclusie te bevorderen, armoede te
bestrijden en economische ontwikkeling te stimuleren. Toon ook aan dat ze passen binnen de
doelstellingen van het provinciaal plattelandsontwikkelingsplan.
2.3.4. Voorgestelde acties/maatregelen
Uit de doelstellingen volgen maatregelen en acties om deze te behalen. Zoek zoveel mogelijk naar
linken tussen verschillende onderdelen en sectoren om het integrale en gebiedsgerichte van het
ontwikkelingsprogramma te benadrukken. Behoud in de uitwerking evenwel een agrarische link.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
35
 Geef de voorgestelde acties en maatregelen weer. Bij de verschillende types maatregelen moet
telkens uitdrukkelijk vermeld worden welk cofinancieringspercentage (max. 65%) voorzien wordt.
Ook de bijkomende voorwaarden, zoals een maximum bedrag (plafondbedrag) voor een bepaalde
actie of de grootte van de minimale inbreng van de promotor zelf, dienen in de
ontwikkelingsstrategie te worden aangehaald. Indien specifieke begunstigden (vb. particulieren,
verenigingen, samenwerkingsverbanden, …) vooropgesteld worden moet dit ook vermeld worden.
Volgende elementen moeten minimaal voor elk van de acties/(sub)maatregelen weergegeven
worden:
-
titel van de actie
doel van de actie en de relatie met doelstellingen van het ontwikkelingsprogramma
beschrijving van de actie
de begunstigden (welke doelgroep, …)
financieringsplan (verdeling van de kosten)
resultaatsgebieden van de maatregel (effecten, resultaten, opvolging, realisatie)
2.3.5. Samenwerking
Een van de criteria voor goedkeuring van de gebiedsgerichte ontwikkelingsstrategie is het
vooropstellen van samenwerking met andere plattelandsgebieden. De samenwerking bestaat uit de
verwezenlijking van een gezamenlijke actie met concrete resultaten. Uitwisseling van ervaring kan
hierbij ook, op voorwaarde dat dit tastbare resultaten met zich mee brengt.
 Geef in de ontwikkelingsstrategie aan wat het nut en de meerwaarde van samenwerking voor het
gebied met het oog op de realisatie van de doelstellingen kan zijn.
2.3.6. Doelgroepen
In de strategie kan ervoor geopteerd worden een specifieke doelgroep of doelgroepen te steunen.
 Geef de doelgroepen van het ontwikkelingsprogramma. Verklaar hierbij waarom geopteerd wordt
voor deze doelgroepen en toon aan in welke zin ze kaderen binnen de ontwikkelingsstrategie, meer
bepaald binnen de analyse van het gebied, de doelstellingen en het gekozen thema. Geef ook aan
wat specifiek zal worden ondernomen naar deze doelgroepen toe.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
36
2.3.7. Duurzaam karakter
Het duurzame karakter van het ontwikkelingsprogramma staat centraal waarbij de economische
levensvatbaarheid samengaat met de ecologische draagkracht en de sociale doelstellingen. Het is
echter belangrijk dat de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op een of meerdere van deze drie
aspecten. Hierbij moet het programma geënt zijn op en verenigbaar zijn met de sociaal-economische
context in het gebied en uitgaan van een lange termijnvisie.
 Geef weer in welke mate het ontwikkelingsprogramma en de voorgestelde acties/maatregelen
vertrekken van de bestaande context in het gebied een duurzaam karakter, zoals hierboven
gedefinieerd, hebben.
2.3.8. Innovativiteit
Vermits innovatie moeilijk te definiëren is worden in onderstaande lijst een aantal kenmerken
opgenomen aan de hand waarvan het innovatief en experimenteel karakter kan worden aangetoond:
- het verschijnen van nieuwe producten en diensten waarin specifieke lokale elementen vervat
zitten;
- nieuwe methoden waarmee het eigen menselijk, natuurlijk en/of financieel potentieel van het
gebied kan worden gebundeld en zodoende beter benut;
- combinaties van en verbindingen tussen economische sectoren die van oudsher van elkaar
gescheiden zijn;
- originele vormen van organisatie en betrokkenheid van de lokale bevolking bij de uitvoering van
de ontwikkelingsstrategie;
- …
 Geef aan waarom de uitgewerkte acties innovatief zijn. De PG moet aangeven dat de middelen
waarmee nieuwe wegen naar duurzame ontwikkeling worden ingeslagen, nieuw zijn ten opzichte van
hetgeen in het verleden voor het betrokken gebied is gebeurd en ten opzichte van de wegen die in
het kader van ander beleid en programma’s zijn gevolgd en gepland.
2.3.9. Overdraagbaarheid
LEADER stimuleert nieuwe benaderingen voor plattelandsontwikkeling. Het is van belang dat de
LEADER-methode overdraagbaar is. Mede hiervoor dienen de netwerken. Ze kunnen ‘good practices’
opsporen en verspreiden. Toch kan er ook binnen het gebied van elkaar geleerd worden. De PG kan
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
37
ervoor zorgen dat goede voorbeelden, op alle mogelijke vlakken, zowel binnen als buiten het gebied
verspreid worden.
 Geef weer hoe ervoor gezorgd wordt dat methoden overdraagbaar zijn, onder meer moeten de
projectpromotoren de verplichting hebben om hun methodologische verworvenheden en de
bekomen resultaten ter beschikking te stellen van het netwerk.
2.3.10. Complementariteit
Een algemeen Europees principe is dat de verschillende programma’s complementair zijn. De acties
en maatregelen voorzien in het ontwikkelingsprogramma kunnen niet gelijktijdig genieten van
subsidiëring vanuit andere Europese fondsen. Andere PDPO III-maatregelen zijn prioritair ten
opzichte van de maatregel ‘opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën’. Indien een indienende
Plaatselijke Groep steun kan krijgen via een andere PDPO-maatregel, moet de ontwikkelingsstrategie
bij de andere maatregel ingediend worden. Deze regel geldt niet ten opzichte van de maatregelen
‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ en ‘Plattelandsontwikkeling door
samenwerking met de stedelijke omgeving’, aangezien de LEADER-maatregelen in dit verband als
prioritair worden gecategoriseerd.
 Geef een overzicht van de huidige EU-programma’s actief in het gebied en duidt indien van
toepassing de complementariteit en coherentie van deze programma’s met het voorgestelde
LEADER-programma.
2.3.11. Gelijke Kansen
Een algemeen Europees principe is de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen. Ook
iedere discriminatie op grond van gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging,
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid moeten worden voorkomen in alle acties die een PG
onderneemt.
 Geef weer hoe het streven naar ‘gelijke kansen’ en een non-discriminatiebeleid zal worden
opgenomen in de werking van de Plaatselijke Groep en in de uitvoering van de
ontwikkelingsstrategie.
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
38
Bijlage 1: LEADER aanvraagformulier
Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) 2014-2020:
Maatregel ‘Opmaak Lokale Ontwikkelingsstrategie’(LEADER)
AANVRAAGFORMULIER
Naam Plaatselijke Groep:
Coördinaten contactpersoon:
Naam en adres organisatie:
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
39
Telefoon:
E-mail:
Rekeningnummer:
IBAN:
BIC:
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
40
VERKLARINGEN EN VERBINTENISSEN
De aanvragende instantie:……………………………………………………..
vertegenwoordigd door: ………………………………………………………
in de hoedanigheid van: ………………………………………………………
Bevestigt de juistheid en de volledigheid van de informatie in deze aanvraag en de bijgevoegde
ontwikkelingsstrategie;
Verklaart kennis genomen te hebben van maatregel ‘Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën’ in het
Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 en het reglement ‘Opmaak lokale
ontwikkelingsstrategieën’;
Verbindt er zich toe, indien het voorstel wordt geselecteerd binnen LEADER:
-
de verplichtingen na te komen die bij deelname aan LEADER ontstaan;
-
alle vereiste informatie ter beschikking te stellen, die de Vlaamse overheid nodig heeft;
-
zowel tijdens als na afloop van de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie de nodige schikkingen
te treffen om controle en toezicht op de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie mogelijk te
maken. Hierbij wordt vrije toegang verleend tot het grondgebied en de lokalen die met de
uitvoering verband houden en tot alle boekhoudkundige bewijsstukken en documenten, en dit
zowel voor EU ambtenaren, voor Vlaamse ambtenaren als voor provinciale ambtenaren;
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
41
-
op eenvoudige vraag
evaluatieonderzoeken;
van
de
Vlaamse
Overheid
medewerking
te
verlenen
aan
-
zich te voegen naar en akkoord te gaan met elke wijziging van de verplichtingen die ontstaat
door wijzigingen in de Europese en/of Vlaamse regelgeving.
Datum:…………………………………………..
Handtekening: ………………………………….
PDPO III – Reglement Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën
Versie mei 2014
42
Kandidaat Plaatselijke Groep:……………………………………………
Gebied: ……………………………………………………….
Vastleggingen per doelstelling/maatregel
Doelstelling/
publiek (EU+Vl+Prov)
privaat
opmerking
(sub)maatregel
%
bedrag (euro)
%
bedrag (euro)
(max. 65%)
(min. 35%)
1
2
3.1
3.2
…
Totaal
Werkingskosten
bedrag (euro)
%
Totaal (max. 25 % van totale budget)
Aandeel vorming (min. 10 % van werkingskosten)
43
Download