BELEIDSREGEL B 4 Beleidsregel steunverlening aan instellingen met financiële problemen 1. ALGEMEEN a. Deze beleidsregel is van toepassing op organen voor gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 onder A, nummers 1 t/m 17, 19, 21, 24 t/m 29 en 29c van het Besluit werkingssfeer WTG 1992. b. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2005 en werkt terug tot die datum indien de bekendmaking van de nederlegging van de beleidsregel in de Staatscourant na deze datum plaatsvindt. c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: onbepaald. d. De termijn waarvoor de goedgekeurde beleidsregel I-688/II-681/III-864 geldt, wordt gewijzigd van "onbepaald" in "tot 1 juli 2005". e. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel steunverlening aan instellingen met financiële problemen'. 2. STEUNVERLENING AAN INSTELLINGEN MET FINANCIËLE PROBLEMEN Wanneer als gevolg van exploitatieverliezen een instelling in financiële problemen is gekomen en er sprake is van een negatief eigen vermogen kan door instelling en verzekeraar(s) gezamenlijk ondersteund verzoek tot financiële steunverlening worden ingediend. Bij de beoordeling van dit verzoek toetst CTG/ZAio of voldaan is aan de volgende voorwaarden. 2.1. De instelling beschikt over een negatief eigen vermogen. Van een negatief eigen vermogen is sprake indien het totale saldo van kapitaal, reserves, voorzieningen en eventuele andere eigen vermogensbestanddelen negatief is en ten opzichte van het WTG-budget sprake is van een (negatieve) afwijking van tenminste enige procenten. Indien de instelling onderdeel is van een rechtspersoon wordt in beginsel de vermogenssituatie van de gehele organisatorische entiteit waar de instelling deel van uitmaakt in de beoordeling betrokken. 2.2. Er bestaat behoefte aan continuïteit van de door de instelling verleende zorg, waarvoor contracteerplicht geldt. Bij een oordeel over deze voorwaarden houdt CTG/ZAio onder meer rekening met de continuïteit van de zorg in de regio. 2.3. De instelling heeft een saneringsplan opgesteld en er wordt tenminste met ingang van het jaar waarin de financiële steunverlening plaatsvindt, binnen de door CTG/ZAio gestelde normen, gewerkt met een sluitende begroting of sluitende exploitatie. 2.4. De instelling beschikt over een Raad van Bestuur en Raad van Toezicht die het vertrouwen bieden dat de financiële problemen worden opgelost en dat de continuïteit van zorg in de toekomst gewaarborgd is. 2.5. De instelling levert een substantiële eigen bijdrage bij het wegwerken van het negatieve vermogen (inverdientaakstelling). BELEIDSREGEL B 4 2 2.6. De financiële steunverlening wordt in jaarlijkse termijnen beschikbaar gesteld. In beginsel wordt de financiële steunverlening toegekend in drie tranches. De beschikbaarstelling van de eerste en volgende tranches vergen een expliciete en afzonderlijke besluitvorming van CTG/ZAio, waarbij telkens rekening wordt gehouden met de financiële positie van de instelling op dat moment. De tweede en volgende termijnen worden niet eerder beschikbaar gesteld dan nadat de instelling via een financiële rapportage heeft aangetoond aan de voor de eerdere termijn gestelde voorwaarden te hebben voldaan. 2.7 Indien CTG/ZAio voornemens is het verzoek om steunverlening af te wijzen respectievelijk de steunverlening niet voort te zetten stelt CTG/ZAio de Minister/Staatssecretaris op de hoogte van dit voornemen. Als de Minister/Staatssecretaris van mening is dat het voortbestaan van deze instelling noodzakelijk is en CTG/ZAio verzoekt de steunverlening wel toe te staan respectievelijk te continueren en CTG/ZAio aan dit verzoek gehoor geeft, zal CTG/ZAio zonodig aan de steunverlening aanvullende voorwaarden stellen.