Plant van de maand: - maart 2012 Speenkruid (Ficaria verna, synoniem: Ranunculus ficaria), de opvallendste lentebode. Bloem: Stervormige, gele bloemen. 3 (of 4) kelkbladen en 6 tot 12 kroonblaadjes. Meer dan 20 meeldraden en stijlen. Blad: enkelvoudig, donkergroen, vlezig en met een hartvormige voet. Verspreide bladstand. Gekartelde tot gaafrandige bladrand. Stengel: glad en kaal. Richt zich halverwege op. Aan de voet van de bladsteel een wijde bladschede. Wortels: deels spoelvormig- of knotsvormige verdikt (knolletjes). Bloeitijd: maart-mei. Overig: - Meerjarig en tweeslachtig. - Bovenstandig vruchtbeginsel. Meer info: Wanneer we in deze tijd van het jaar bloeiend Speenkruid zien, dan staat de lente voor de deur. Speenkruid is een van de eerste voorjaarsbloeiers. Het is een laagblijvende plant met verdikte wortelknolletjes die op spenen lijken. Vandaar de naam. Onder de grond zitten de wittige knolletjes in bundels bij elkaar. In die knolletjes zit reservestof om de kiemtijd mee door te komen. Speenkruid behoort net als boterbloemen tot de Ranonkelfamilie. De bloem van Speenkruid lijkt veel op die van de boterbloem, maar wijkt daar vanaf vanwege het verschil in het aantal kelk- en kroonblaadjes. De kelk en kroon van boterbloemen zijn 5-tallig. Speenkruid daarentegen heeft slechts 3 kelkbladen en altijd meer dan 5 kroonbladen ( 6 tot 12), die ook veel smaller zijn dan die van de boterbloem. De plant is dan ook goed te herkennen aan het groot aantal smalle kroonblaadjes. De kroonblaadjes bezitten weliswaar honingmerken, maar door nog lage voorjaarstemperatuur kan Speenkruid niet rekenen op veel insectenbezoek. Meestal komen de vruchtjes niet tot ontwikkeling. Speenkruid plant zich dan ook niet voort door zaad, maar door knolletjes. Ongeslachtelijke of vegetatieve voortplanting is hier de regel. Uit de wortelknolletjes groeien vaak ter plekke nieuwe plantjes. Daardoor komt het dat we Speenkruid in grote groepen bij elkaar zien staan. Ter vermeerdering van de soort heeft Speenkruid nog een truc achter de hand. Gewoonlijk zien we namelijk ronde knolletjes aan de voet van de bladsteel, die eveneens als voortplantingsorganen dienen. Als deze broedknolletjes los raken en in de grond terechtkomen, kunnen daar ook nieuw plantjes uit voortkomen doordat de okselknop er nog aanzit. Behalve door de grond wordt deze plant ook door het (regen)water verspreid. Speenkruid heeft vertakte stengels die vaak op de grond liggen. De glanzende goudgele bloemen staan apart op een opvallende lange steel. De bloemen kleuren soms witachtig. Het openen en sluiten van de bloemen wordt hoofdzakelijk bepaald door de temperatuur en niet door het licht. Nog vóór het donker wordt gaan de stervormige bloemen ter bescherming van de talrijke meeldraden en stampers dicht. Bij slecht weer blijven de bloemen gesloten. Speenkruid bloeit het rijkst als het weer in april aan de koude kant blijft. Het donkergroene blad glanst, is wat vlezig en heeft een hartvormige voet. De bladeren vertonen soms een donkere of lichte tekening. In november zien we soms al blaadjes boven de grond. De onderste blaadjes zijn het grootst en hebben de langste stelen; meer naar boven zitten veel kleinere blaadjes aan kortere stelen. Op deze manier profiteren alle bladeren maximaal van de zon (fotosynthese). Begin juni verwelkt het Speenkruid en sterft bovengronds af. Hierna ontwikkelen de knolletjes zich geleidelijk tot nieuwe plantjes. Speenkruid heeft een voorkeur voor vochtige, schaduwrijke plaatsen en is daarom o.a. te vinden aan bosranden en vaak ook aan slootkanten. Speenkruid kan massaal voorkomen en de bodem sieren met fraaie gele tapijten. De plant komt in ons land algemeen voor. Bijzonderheid: Op Texel in de zogeheten sneeuwklokjesbossen komen afzonderlijk (dus niet in groepen) groeiende planten voor die wel goed ontwikkelde vruchtjes vormen, maar geen okselknolletjes. Vermoedelijk zijn daar de planten per ongeluk ingevoerd (adventief) met bolletjes van het Sneeuwklokje uit Zuid-Frankrijk net als andere bosplanten die daar zijn opgedoken. Bron Foto’s: Copyright © 2008 Katholieke Universiteit Leuven Prof. Paul Busselen Update: 13/02/2007 http://www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb Bronnen: Heukels’ flora, Nederlandse oecologische flora en Zien en ontdekken (J.A. Nijkamp).