Werkplekopdracht

advertisement
NT2-RT binnen de methode ‘Ik & Ko’
De rol van NT2 in de methode ‘Ik & Ko’ (Zwijsen)
‘Ik & Ko’ is bedoeld voor gebruik in meertalige groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Het is een
geïntegreerde NT1/NT2-methode voor gebruik in een reguliere groep. Er is wel expliciete
aandacht voor NT2 in de vorm van de systematische ontwikkeling van een basiswoordenschat
van ongeveer 1500 woorden, uitdrukkingen en begrippen. Bovendien is de aard van de
activiteiten erop gericht dat kinderen concrete ervaringen opdoen en zo zinvol met taal bezig
kunnen zijn.
De algemene doelstelling van ‘Ik & Ko’ is het vergroten van de Nederlandse taalvaardigheid en
wel zo dat minimaal de kerndoelen voor eind groep 2 voor alle kinderen gehaald worden.
Woordenschatuitbreiding krijgt veel aandacht in ‘Ik & Ko’. Ondanks de grote aandacht voor
woordenschat wordt er ook gewerkt aan zowel de ontwikkeling van de mondelinge
taalvaardigheid als aan beginnende geletterdheid en taalbeschouwing. De nadruk ligt op de
mondelinge vaardigheden. Naast woordenschat komen de volgende mondelinge vaardigheden
aan bod (voor een uitgebreid overzicht van de domeinen, zie Bijlage 1):
 gespreksvaardigheid
 begrijpend luisteren
 institutionele interacties
 informatie geven
 gebruik van middelen
De activiteiten zijn gekaderd binnen thema's uit de directe en minder directe leefomgeving van de
kinderen. Op deze manier wordt aangesloten bij reeds aanwezige kennis en ervaringen, maar
krijgen de kinderen ook de kans nieuwe ervaringen op te doen. Thematisch onderwijs heeft
verder als voordeel dat er een voor alle kinderen betekenisvolle en toegankelijke taalleersituatie
wordt gecreëerd. Vanwege de samenhang tussen de activiteiten is er een grotere garantie op
herhaling van themagebonden woorden.
Woordenschatonderwijs binnen ‘Ik & Ko’
In elke activiteit staan woorden centraal waaraan expliciet aandacht aan wordt besteed. Dit zijn
woorden die veelal op een natuurlijke manier aan bod komen binnen de activiteiten. Niet de
woordenschat bepaalt de inhoud van de thema's en activiteiten, maar de aard en de inhoud van
de thema's bepalen juist de selectie van de woorden. Woorden die relevant en betekenisvol zijn
binnen die contexten, zijn geselecteerd als basiswoorden.
Omdat de volgorde van de thema's en activiteiten flexibel is, kan niet op voorhand vaststaan
welke woorden wanneer worden aangeboden. ‘Ik & Ko’ kan dus niet automatisch een didactische
opbouw in het onderwijzen van nieuwe woorden inbouwen.
Wel geeft de methode aan dat de vier stappen in het onderwijzen van nieuwe woorden van
Verhallen en Verhallen (aanbieden, semantiseren, consolideren, controleren) belangrijk is. Omdat
er geen vaste volgorde is in de activiteiten, is het ook niet duidelijk hoe deze fasen terugkomen in
de methode. Je zou kunnen zeggen dat hier wel ruimte voor zou kunnen zijn in de inleiding en de
afsluiting van een thema, maar komt niet expliciet naar voren. Leerkrachten moeten er dus zelf
een opbouw in maken.
In elk thema komen gemiddeld zo'n 70 woorden herhaald aan bod. Dit zijn de zogenaamde
'themawoorden' die gedurende het thema centraal staan. Per activiteit zijn er uit de
themawoorden maximaal acht woorden geselecteerd waar expliciet aandacht aan wordt besteed
('kernwoorden'). Deze aandacht kan worden geschaard onder het kopje 'semantiseren'. Daarnaast
staan er bij elke activiteit nog 'extra woorden'. Deze woorden maken geen deel uit van de
basiswoordenschat van ‘Ik & Ko’ en zijn vaak wat moeilijker en minder frequent.
De kernwoorden moeten op een natuurlijke manier aan bod komen binnen een betekenisvolle
context en kinderen moeten worden gestimuleerd om eerst zelf te denken over een mogelijke
betekenis van een woord. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een gesprekje, door het stellen
van richtinggevende vragen over het woord of door de kinderen opdrachten te laten vervullen
waarbij de betekenis van het woord van belang is. Pas na die betekenisonderhandeling met de
Kitty Takens
2
kinderen wordt eventueel door de leerkracht de betekenis duidelijk gemaakt door middel van
uitleggen, aanwijzen, voordoen of laten zien.
Voorlezen in ‘Ik & Ko’
In elk thema zit een prentenboek of een knieboek met een voorleesverhaal. Dit verhaal wordt een
keer in de grote groep voorgelezen, en een keer in de kleine groep. In de grote groep ligt het
accent op de uitbreiding van de woordenschat. Kinderen worden tijdens het voorlezen
uitgedaagd om op basis van het voorgaande te voorspellen wat er verder in het verhaal zal
gebeuren. Doelen hierbij zijn:
 aandachtig luisteren naar verhaal
 reageren op inhoud van verhaal
 vragen stellen om verhaal te begrijpen
 antwoord geven op vragen over het verhaal
 voorspellen van het verloop van het verhaal
In de kleine groep ligt de nadruk op de structuur van het verhaal. Kinderen reconstrueren het
verhaal aan de hand van prenten, vragen van de leerkracht of andere verwerkingsvormen. Doelen
hierbij zijn:
 navertellen van een verhaal adhv prenten
 weergeven volgorde van gebeurtenissen
 weergeven van motieven van personen
 weergeven van oorzaak en gevolg
Voor de jongste en minder taalvaardige kinderen wordt bovendien, voorafgaand aan de eerste
voorleesactiviteit, een voorbereidende activiteit beschreven. Deze voorbereiding gebeurt onder
andere door een kader te scheppen, achtergrondkennis op te roepen, een link te leggen met eigen
ervaringen, moeilijke woorden te verklaren of een ondoorzichtige verhaalstructuur te
verduidelijken.
Kleine groepen in ‘Ik & Ko’
Met de kleine groepsactiviteiten is het zaak ervoor te zorgen dat alle kinderen, maar met name de
minder taalvaardige kinderen, onder begeleiding van de leerkracht de activiteiten kunnen
uitvoeren.
Leerlingen voor wie Nederlands een andere taal is worden tegenwoordig vaak binnen de groep
opgevangen. Niet alleen omdat steeds meer scholen een meertalige leerlingenpopulatie krijgen
waarbij groepen voor meer dan de helft uit NT2-leerlingen bestaan; ook de bewustwording dat
het Nederlands dat bij Nederlandse kinderen thuis gesproken wordt niet altijd aansluit bij de
veronderstelde Nederlandse taalvaardigheid op school, speelt een rol. Speciale aandacht voor de
taalontwikkeling van een groot aantal kinderen, ook van kinderen voor wie het Nederlands de
moedertaal is, blijkt dus nodig.
De praktijk wijst bovendien uit dat geïntegreerd thematisch taalonderwijs aan alle kinderen een
grotere garantie biedt op herhaling van taalaanbod. Bovendien doen kinderen in een groep
gezamenlijke ervaringen op, die weer aanleiding geven tot interactie. Daarbij krijgen ze de
gelegenheid te leren van elkaar.
Omdat verschillen in taalvaardigheid groot kunnen zijn biedt de methode bij elke activiteit in de
kleine groep, handvatten om te kunnen aansluiten bij en uitbreiden op het talige niveau van
individuele kinderen.
Kitty Takens
3
Wat betekent deze constructie van de methode voor de RT?
Er wordt in de methode niet gesproken over extra onderwijs aan taalzwakke kinderen. Ze geven
hooguit aan dat je bepaalde activiteiten zou kunnen herhalen. Binnen de activiteiten is
differentiatie mogelijk op het niveau van het kind. Bij de voorleesverhalen wordt wel expliciet
aangegeven dat het verhaal van te voren nog met een groepje jonge of taalzwakke kinderen moet
worden voorbereid.
De methode geeft geen opbouw in woordenschatonderwijs aan, zoals de viertact aangeeft
(aanbieden, semantiseren, consolideren, controleren). Alleen de instructie en afsluiting liggen vast.
Deze activiteiten zijn doorgaans niet echt geschikt om in een kleine groep te behandelen omdat
ze een soort feestelijke inleiding of afsluiting zijn die met de hele groep moeten worden beleefd.
Omdat de methode wel aangeeft dat de viertact belangrijk is, wil ik dit er in elk geval inbouwen.
De woorden worden heel gestructureerd aangeboden in de vorm van kernwoorden en dit is een
grote houvast voor de RT. Vaak zitten er binnen een thema nog verschillende onderdelen of
kleine thema’s. In de RT zou ik deze kleine thema’s willen splitsen zodat de thema’s voor de
kinderen niet door elkaar gaan lopen.
Ik heb voor deze opdracht advies gevraagd aan onze schoolbegeleidingsdienst, die onze school
begeleidt in het werken met de methode Ko Totaal. Zij gaf een aantal opties aan om de viertact te
integreren in het werken in een RT-situatie met ‘Ik & Ko’:
- Pre-teaching: aanbieden en semantiseren van de woorden die in de kleine- of grote
groepsactiviteiten aan bod komen.
- Kijken naar de thema’s van Puk die aansluiten bij Ko en hier gebruik van maken.
- Aansluiten bij de kleine groepsactiviteiten en actief met woorden in de weer door mee te
spelen, knutselen, etc. Hiermee werk je aan consolideren en controleren.
- Werken met woordwebben voorafgaand aan een thema om te kijken wat de voorkennis van
kinderen is, en daar in latere stadia binnen het thema bij aan te sluiten.
Uitwerking van een thema
Omdat we nu bezig zijn met het thema ‘Circus’ heb ik dat thema gekozen om uit te werken als
voorbeeld voor behandeling in de RT. Omdat de RT gericht is op taalvaardigheid, heb ik de
activiteiten uit het rekengedeelte van ‘Ik & Ko’ niet meegenomen. Hoewel hier ook taal in voor
komt wordt er niet concreet aan de kernwoorden gewerkt in deze activiteiten.
 Stap 1: Oriëntatie op het thema
- Is er een thema van Puk & Ko (van de peuterspeelzaal) dat aansluit op dit thema?
o Zo ja: haal de woordenlijst van dit thema erbij en bekijk tijdens de eerste bijeenkomsten
of kinderen deze woorden al beheersen en of ze deze woorden noemen in het
woordweb.
In dit thema Circus was er geen thema van Puk dat erop aansloot.
- Is het thema onder te verdelen in verschillende ‘subthema’s’? De methode geeft zelf geen
subthema’s aan, maar het is op eigen inzicht goed te doen. Maak een schema (KG= kleine
groep, GG= grote groep). In zo’n schema is ook meteen te zien waar de nadruk van het
thema ligt.
Het thema circus is bijvoorbeeld onder te verdelen in de volgende subthema’s:
- Muziekinstrumenten
- Goochelen
- Clowns
- Acrobaten/ kunstjes
- Circusvoorstelling
De meeste activiteiten zijn onder het subthema ‘circusvoorstelling’ te plaatsen.
Kitty Takens
4
Goochelen
GG: Goochelen –spel
KG: Trucs met magneten - ontdekken
Muziek
KG: Muziekhoek – hoek
GG: De optocht – expressie
(GG: Komt dat zien – introductie)
Circus
Clowns
KG: Clowns schminken – knutselen
(GG: Komt dat zien – introductie)
Circusvoorstelling
GG: Komt dat zien – introductie
KG: Uitnodigingen voor het circus – hoek
KG: In de rij voor het circus – spel
GG: De circusvoorstelling - afsluiting
Acrobaten/ kunstjes
KG: Levensgevaarlijk – knieboekverhaal
GG: Kunstenmakers - expressie
(GG: Komt dat zien – introductie)
-
Zet de kernwoorden van verschillende subthema’s onder elkaar.
Muziek:
Muziekhoek:
Het elastiekje
De fluit
De gitaar
De microfoon
De muziek
De piano
Slaan (trommel)
De trommel
De optocht:
Achteraan
Achterste
Omhoog
Omlaag
De optocht
De trompet
Voorop (lopen)
Voorste
Kitty Takens
Goochelen:
Goochelen:
De goochelaar
Goochelen
(Een handje)
helpen
Heen en weer
Iets
Niets
Oefenen
Proberen
Trucs met magneten:
Eraf
Hangen
Heen en weer
Kunnen
De overkant
Ronddraaien
Van…naar
Clowns:
Clowns schminken:
Achterste
De clown
Gek
De grap
De hoepel
Het masker
De rij (in een…)
Voorste
Zonder
Acrobaten:
Levensgevaarlijk:
Het dak
Gevaarlijk
Klappen
Klimmen
De mensen
Omhoog
Het touw
Voor de gek
houden
Kunstenmakers:
(Er)onderdoor
(Er)overheen
(Er)tussendoor
Hinkelen
Huppelen
In evenwicht
Het kunstje
Over
Circusvoorstelling:
Komt dat zien:
Het aapje
De acrobaat
Het circus
De clown
De directeur
Durven
De snor
Uitnodigingen voor het
circus:
Betalen
De euro
De stempel
Stempelen
De uitnodigingen
Voorlezen
In de rij voor het circus:
Achteraan
De grond
De ingang
De kassa
De uitgang
Vooraan
Voordringen
Wachten
5
De circusvoorstelling:
Het begin
Daarna
Eerst
Het eind(e)
Oefenen
De pauze
Uitkijken
-
Zoek of maak plaatjes van in ieder geval de zelfstandig naamwoorden van het thema en maak
er woordkaartjes van (zie Bijlage 2 voor de kaartjes van Circus).
 Stap 2: Het maken van het (RT-)programma
Bekijk de verdeling van de activiteiten over de vier weken van het thema. Het werkt het beste
voor de pre-teaching als de activiteiten voor de groep ook geclusterd zijn in de subthema’s. Ik ga
uit van twee keer RT per week. Als een keer per week maximaal is moeten de twee activiteiten
worden gecombineerd in een sessie. Voor een globale planning van een thema, zie bladzijde 7.
Probeer de subthema’s in vier gebieden onder te verdelen omdat er vier themaweken zijn. In het
geval van het circus zijn ongeveer 5 subthema’s te onderscheiden. Ik zou clowns en acrobaten
samenvoegen omdat clowns een klein onderdeel is en ook overlap heeft met acrobaten omdat
clowns ook kunstjes doen.
 Stap 3: Voorbewerken/ aanbieden
Maak in de week voordat het thema begint een woordweb met de kinderen. Sommige thematitels
zijn hiervoor meer geschikt dan andere. Het thema ‘Circus’ is geschikt, maar het thema ‘Sst..wat
hoor ik?’ of ‘Papier hier’ zijn minder geschikt. Haal in die gevallen een kernwoord uit een
belangrijk subthema (zie het schema dat je in stap 1 gemaakt hebt om te bekijken wat het
belangrijkste subthema is).
Zet het woord circus in het midden van een groot vel papier en vraag de kinderen om dingen te
verzinnen die ermee te maken hebben. Zet deze woorden eromheen. Maak eventueel later
tekeningetjes bij de woorden of plak er plaatjes bij.
 Stap 4: Semantiseren
- De introductie van een thema heeft vaak een voorbewerkende rol. Vaak komt veel van het
thema hier al kort naar voren en valt de activiteit binnen het belangrijkste subthema. Kijk of
deze geschikt is om in een kleine groep te doen voordat het thema begint, of pas hem aan.
Bij deze activiteit worden woorden ook gesemantiseerd. De methode zegt hierover:
‘De kernwoorden moeten op een natuurlijke manier aan bod komen binnen een
betekenisvolle context en kinderen moeten worden gestimuleerd om eerst zelf te denken
over een mogelijke betekenis van een woord. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een
gesprekje, door het stellen van richtinggevende vragen over het woord of door de
kinderen opdrachten te laten vervullen waarbij de betekenis van het woord van belang is.
Pas na die betekenisonderhandeling met de kinderen wordt eventueel door de leerkracht
de betekenis duidelijk gemaakt door middel van uitleggen, aanwijzen, voordoen of laten
zien.’
- Behandel vervolgens in elke week voorafgaand aan het volgende subthema een activiteit uit
dit subthema (pre-teaching) (zie planningsschema op bladzijde 7). Het is aan de leerkracht te
bepalen welke activiteit binnen een subthema het meest geschikt is voor pre-teaching. Betrek
in ieder geval het voorleesverhaal van het thema. De methode geeft ook expliciet aan dat
deze activiteit goed is om te behandelen in de pre-teaching:
‘Deze voorbereiding gebeurt onder andere door een kader te scheppen,
Kitty Takens
6
-
achtergrondkennis op te roepen, een link te leggen met eigen ervaringen, moeilijke
woorden te verklaren of een ondoorzichtige verhaalstructuur te verduidelijken.’
Grijp af en toe terug op het woordweb dat de kinderen in de vorige fase hebben gemaakt.
 Stap 5: Consolideren
- In dezelfde week dat de klas bezig is met het subthema, werkt de leerkracht in de RT met dit
subthema (zie planning op bladzijde 7). Hierbij moet goed gekeken worden naar de woorden
per subthema (in het schema op bladzijde 5 en 6). Er kan gewerkt worden met
prentenboeken die hier goed bij aansluiten of liedjes of spelletjes waarbij kinderen veel te
maken krijgen met deze woorden.
Hierbij kunnen ook de woordkaartjes (zie Bijlage 2) gebruikt worden en allerlei spelletjes mee
gedaan worden, bijvoorbeeld:
o Uitbeelden
o Wat hoort er niet bij?
o Woord omschrijven; wie raadt het als eerste?
o Goede voorwerp/ plaatje bij woord zoeken
o Voorwerpen/ plaatjes op tafel, eentje wegnemen: wat is weg?
o Ik ga op vakantie en ik neem mee…
o Doelbewust het woord fout in een zin gebruiken; laten uitleggen waarom het niet klopt
o Woord doorfluisteren
o Rijmwoorden bedenken bij het woord
Etc…
 Stap 6: Controleren
Deze laatste stap is een van de moeilijkste dingen om op een speelse en tegelijkertijd goede
manier te doen. De afsluitende activiteit die in elk thema zit, biedt hier niet echt handvatten voor.
Het gaat er bij het controleren om dat de woorden worden teruggevraagd door de leerkracht. Er
wordt nagegaan of een woord beklijfd is, maar ook of een woord wordt gebruikt door een
leerling. Met de woordkaartjes en de woordspelletjes in stap 5 (consolideren) kun je wel nagaan of
kinderen de woorden begrijpen en ook zelf actief kunnen gebruiken. Pas wel op dat het geen
toets wordt in de vorm van een afvinklijst. Dit kan alleen als er ook direct iets van deze toets
afhangt (vervolgbehandeling of iets dergelijks). Het is voldoende om met een plusje of een
minnetje te registreren of het kind globaal genoeg woorden van het thema beheerst en gebruikt.
Een speelsere manier is om een spel te spelen (wellicht in de themahoek van de klas) en om te
bekijken of kinderen daar themawoorden gebruiken en begrijpen. Verzin hierbij wel een rol voor
jezelf waarbij je op een speelse manier naar de betekenis van woorden kunt vragen.
Planningsschema Thema ‘Ik & Ko’
Themaweken
Week 0
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Kitty Takens
RT
In de klas
-
Voorbewerken dmv een woordweb
Semantiseren: pre-teaching subthema 1 (introductie)
Subthema 1
Consolideren subthema 1
(zelfde als subthema
Semantiseren: pre-teaching subthema 2
-
Consolideren subthema 2
Semantiseren: pre-teaching subthema 3
Consolideren subthema 3
Semantiseren: pre-teaching subthema 4
Consolideren subthema 4
Controleren
van de introductie)
Subthema 2
Subthema 3
Subthema 4
7
Bijlage 1: ‘Ik & Ko’ taal - leeroverzicht domeinen

1.
2.
3.
4.
5.
6.
Gespreksvaardigheid
objecten en handelingen
antwoord geven
vertellen van een gebeurtenis
vragen stellen
gevoelens en mening uitdrukken
interactie in een groep

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Begrijpend luisteren
aandachtig luisteren naar verhaal
reageren op inhoud van verhaal
vragen stellen om verhaal te begrijpen
antwoord geven op vragen over het verhaal
voorspellen van het verloop van het verhaal
navertellen van een verhaal adhv prenten
weergeven volgorde van gebeurtenissen
weergeven van motieven van personen
weergeven van oorzaak en gevolg
 Institutionele interacties
1. begrijpen van instructies en opdrachten
2. formeel taalgebruik

1.
2.
3.
4.
Informatie geven
beschrijven en lokaliseren objecten
vergelijken
uitleg geven
omstandigheden: a. volgorde gebeurtenis
b. oorzaak/ reden - gevolg
 Gebruik van middelen; gebruik van telefoon

1.
2.
3.
4.
Beginnende geletterdheid
functie van geschreven taal
relatie tussen letters en klanken
lezen en schrijven van letters
lezen en schrijven van losse woorden

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Taalbeschouwing
tekensystemen
bewustzijn van taalgebruik en taalvariatie
rijmen
klanken sorteren
klanken samenvoegen tot een woord
klanken isoleren
klanken toevoegen of vervangen
onderscheiden van de klanken van een woord
onderscheiden van lettergrepen
Kitty Takens
8
Bijlage 2: woordkaartjes bij thema 'Circus'
het aapje
de acrobaat
het circus
de clown
het dak
de directeur
het elastiekje
Kitty Takens
de euro
9
de fluit
de goochelaar
de gitaar
de grond
de hoepel
de kassa
Kitty Takens
het masker
10
Kitty Takens
de mensen
de microfoon
de muziek
de optocht
de piano
de rij
de snor
de stempel
11
het touw
de trom(mel)
de trompet
Kitty Takens
12
Download