IN: ECONOMISCH MAGAZINE, juni 2000, pp. 43-45 Een “Nieuwe Economie”? Tien redenen waarom economen er maar niet aan willen. Terwijl zo ongeveer iedereen ziet en ervaart dat informatie- en communicatietechnologie (ICT) de relaties tussen bedrijven en consumenten, tussen bedrijven onderling en misschien zelfs wel de relaties met de overheid wezenlijk doet veranderen, blijven het economenvolk als altijd behoedzaam. Het valt dan wel niet meer te ontkennen dat ICT een toenemend belang in de economie inneemt, maar de meeste economen blijven waarschuwen voor een mogelijk té beperkt perspectief. In plaats van “nieuwe economie” wordt gesproken over “vernieuwende economie” 1, of de term wordt aangevuld met nuances zoals “Nieuwe economie en oude politiek” 2 of “Nieuwe economie en oude wetten”3. Hieronder volgen tien redenen waarom economen er maar niet aan willen om de nieuwe economie te omarmen. De lezer kan zelf testen hoe “econoom” hij of zij is. Is men het met zeven of acht van onderstaande stellingen eens dan is men al een hele echte economen. Bij minder dan vijf zal men moeten vechten om in economenland te kunnen overleven. Het geleverde commentaar kan misschien helpen bij het aanbinden van de strijd. 1) De Nieuwe Economie is niet te definiëren Deels gaat het hier om “what’s in a name?”. Met de term “vernieuwende economie” in het Centraal Economisch Plan 2000 bedoelt het CPB aan te geven dat ICT “de volgende stap is in een voortdurend veranderingsproces” (p. 163). Niemand die dat bestrijdt, neem ik aan. Maar er zijn inderdaad meerdere versies van “nieuwe economie” mogelijk. De eerste, macroeconomische, versie wijst op de voortdurende versnelling van de economische groei zonder een toename in de inflatie. Sommigen wijten dit aan de verruiming van de markt voor en door ICT. De tweede, conjuncturele, versie benadrukt de afnemende conjunctuurbewegingen. De afvlakkende afruil tussen inflatie en werkloosheid zou mede veroorzaakt worden doordat het voorraadbeheer veel beter kan worden gereguleerd met behulp van ICT. De derde definitie van “nieuwe economie” betreft de stijgende productiviteit ten gevolge van ICT. Dit zou mogelijk moeten worden gemaakt door de netwerkeffecten en toenemende schaalopbrengsten vanwege ICT. De “nieuwe economie” is dus wel te definiëren maar het is wel zaak om aan te geven waar men het precies over heeft. 2) De Nieuwe Economie is niet te meten Dit argument wordt zowel door voor- als tegenstanders van de term “Nieuwe Economie” gebruikt. Ze hebben beiden ongelijk. Er zijn inderdaad problemen met het adequaat meten van de snel dalende prijzen van ICT goederen en -diensten (zoals computers, telecommunicatie, internet-software, e.d.) en met het meten van de productie van nieuwe diensten (met name in de sfeer van financiële en zakelijke dienstverlening). Mijn eigen ruwe schatting is dat omstreeks 15% van de gemeten 1 Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2000, Den Haag. Hugo Keuzenkamp, “Over Nieuwe Economie en oude politiek”, Economische en Statistische Berichten, 17-9-1999. 3 Arjen van Witteloostuijn, “Nieuwe Economie en oude wetten”, De Academische Boekengids, mei 2000. 2 1 vertraging in de productiviteitsgroei in Nederland sinds het midden van de jaren tachtig te wijten is aan dit soort meetproblemen.4 Maar deze problemen zijn oplosbaar en deels, met name in de Verenigde Staten maar in toenemende mate ook in Nederland, al opgelost. 3) De snelle groei van de afgelopen jaren duidt nog niet op een Nieuwe Economie. De versnelling van de groei van het bruto nationaal produkt naar bijna 4 procent tijdens de tweede helft van de jaren negentig wordt door sommigen gezien als hét bewijs dat de “nieuwe economie” er eindelijk is. Terecht wordt deze bewering door de meeste economen bestreden. Allereerst bevinden we ons in de opgaande fase van de conjunctuurcyclus, hoewel die wel ongebruikelijk lang is. Ten tweede verbleekt het positieve beeld van de meest recente jaren enigszins als we de tijdsperiode verlengen: tussen 1980 en 1998 steeg de trendgroei van het BBP van 1 procent naar 3,5 procent ten gevolge van een vorige hype: het Poldermodel. Kijken we over een nog langere periode, dan blijkt dat Nederland zich nog maar nauwelijks heeft hersteld heeft van de structureel lagere groei tijdens het laatste kwart van de twintigste eeuw vergeleken met de eerste vijfenzeventig jaar: 2.6% per jaar van 1975 tot 2000 versus 3.2% van 1900 tot 1975. Er moet dus nog wel wat meer gebeuren voordat de recente successen ook in de geschiedenisboeken als zodanig kunnen worden bijgeschreven. 4) Historisch gezien is er niets nieuws onder de zon. ICT is een typische “doorbraaktechnologie”, die onder andere wordt gekenmerkt door haar brede toepassingsmogelijkheden en door de complementariteit ten opzichte van andere technieken. Een parallel met de introductie van electriciteit aan het begin van de twintigste eeuw ligt voor de hand, maar tegenstanders van de term “Nieuwe Economie” beweren dat die vergelijking op diverse punten mank gaat. Zo zou het internet bijvoorbeeld niet meer zijn dan een substitutie van informatievoorziening van bestaande media zoals kranten of televisie door het nieuwe internet-medium.5 Dit argument gaat voorbij aan de mogelijke statische en dynamische efficiency-effecten van de technologie, maar die zijn inderdaad ook nog maar in beperkte mate zichtbaar. 5) De Nieuwe Economie is veel kleiner dan de Oude Economie Afhankelijk van wat men precies meetelt is het productieaandeel van ICT-industrieën en -diensten in Nederland toegenomen van zo’n 4-6% rond het midden van de jaren tachtig tot zo’n 5-8% nu. Dat lijkt niet veel, maar deze industrieën zijn gezamenlijk wel verantwoordelijk voor zo’n kleine 20 procent van de groei van het BBP in Nederland sinds 1995. Bovendien is het aandeel van ICT in de investeringen van bedrijven in de marktsector, inclusief bedrijven in de “oude economie”, sterk toegenomen tot rond 20%.6 De penetratie van ICT is dus veel groter dan de cijfers omtrent productieaandelen suggereren, en reikt dus tot ver in de oude economie. 6) De Nieuwe Economie genereert geen productiviteitsgroei 4 Bart van Ark, “Measuring Productivity in the New Economy: Towards a European Perspective”, De Economist, No. 1, 2000 5 Robert Gordon, “Does the New Economy Measure up to the Great Inventions of the Past?”, Journal of Economic Perspectives (te verschijnen). 6 Centraal Planbureau, “ICT en de Nederlandse economie. Een historisch en internationaal perspectief”, Werkdocument No. 125, 2000. 2 Uiteindelijk is de productiviteitsontwikkeling bepalend voor een mogelijk permanent groeieffect van ICT. Tot op heden blijft het goede productiviteitsnieuws echter voornamelijk beperkt tot de VS, en de meeste productiviteitsgroei vindt daar plaats in de ICT-industrieën en -diensten zelf. De beroemde “spillover”-effecten, die kunnen ontstaan ten gevolge van de netwerkeffecten, lijken nog niet echt aan te slaan. In Nederland blijft de productiviteitsgroei elk jaar nog vertragen. Het enige hoopvolle nieuws is dat de productiviteit in de dienstensector langzamerhand wel iets sneller begint te groeien ten opzichte van de industriesector. 7) De Nieuwe Economie is niets meer en niets minder dan de opwaartse lijn van een nieuwe technologiegolf Het zou kunnen zijn dat we sinds het begin van de jaren negentig op de opgaande fase van een nieuwe 50-jaars technologiegolf meevaren. In de opgaande fase van deze Kondratiev-cyclus is er weinig of geen productiviteitsgroei omdat de goede productiviteitsprestaties van de “nieuwe sectoren” teniet worden gedaan door de vertraging in de uitstoot van de “oude sectoren”. Het slechte nieuws voor de aanhangers van de “nieuwe economie” is dat een technologiegolf ook een neerwaartse fase kent, die aanbreekt zodra de productiviteitseffecten op macroeconomisch niveau optreden. Op deze redenering valt echter wel het een en ander op af te dingen. De neerwaartse fase in de Kondratiev-cyclus wordt bijvoorbeeld ingeluid door het feit dat het productieproces op fysieke bovengrenzen stuit. Een echte gelovige in de “Nieuwe Economie” zou argumenteren dat de beschikbaarheid van traditionele inputs zoals machines, infrastructuur en misschien zelfs menselijk kapitaal nu juist door de nieuwe informatie- en communicatietechnologie een minder beperkende factor is geworden. 8) De Nieuwe Economie leidt tot een toenemende tweedeling in de samenleving Het risico van een maatschappelijke tweedeling wordt vooral gevoed doordat de toepassing van ICT-technologie de inkomens van hoogopgeleiden kan opdrijven in vergelijking tot die van laagopgeleiden. Het is inderdaad zo dat bijvoorbeeld de Verenigde Staten een toename in de inkomensongelijkheid heeft laten zien. Dat kan echter even goed samenhangen met andere karakteristieken van de arbeidsmarkt, zoals bijvoorbeeld een zwak ontwikkeld sociaal zekerheidsstelsel. Bovendien zou men juist van de netwerkeffecten van ICT mogen verwachten dat ook laagopgeleiden ervan kunnen profiteren vanwege de grotere gebruikersvriendelijkheid. Het grote gevaar voor veel Europese landen, inclusief (nog steeds!) Nederland, is dat gebrek aan flexibiliteit in de produkt- en arbeidsmarkten er juist toe zou kunnen leiden dat deze positieve effecten van ICT voor laagopgeleiden niet worden gegenereerd. 9) Men staart zich bij de “Nieuwe Economie” blind op de ontwikkeling van de beurswaarden … Alle toestanden rondom overgewaardeerde internet-bedrijven en snel veranderende koersen van de technologiefondsen, doen het vermoeden de kop opsteken dat de relatie met de reële economie geheel zoek is. Dat is echter nog maar de vraag. Veel van de snelle bewegingen in de koersen van technologiefondsen vertegenwoordigen het risicovolle karakter van deze activiteiten. Er zijn nu eenmaal veel “losers” en maar weinig “winners” in dit soort nieuwe activiteiten, en positieve en negatieve verwachtingen ten aanzien van het succes van bedrijven in deze sector wisselen elkaar snel af. De ruime beschikbaarheid van venture kapitaal is echter essentieel om de nieuwe technologieën tot bloei te laten komen. 3 10) … en ondertussen loopt de nieuwe economie vast in productiviteitsdalingen en verliezen Het argument dat “Nieuwe Economie”-bedrijven geen winst hoeven te maken is natuurlijk onzin. Op lange termijn zal productiviteit en winstgevenheid hét selectiecriterium voor blijvers en afvallers zijn. Op kortere termijn kan dit echter niet zo gemakkelijk worden gesteld. Ten eerste zijn in veel gevallen de vaste kosten van ICT-bedrijven hoog. Starten is in deze wereld makkelijk maar blijven vereist voortdurende vernieuwing en herschikking van activiteiten. Die herschikking is overigens een belangrijke reden voor de voortdurende reeks aan overnames en fusies in de ICT en aan ICT verwante sectoren. Dat gaat veelal gepaard met met ontslagen, herplaatsingen, en weinig productiviteitsgroei op korte termijn. Die dynamiek is echter noodzakelijk om op lange termijn de nieuwe doorbraaktechnologie tot volledige gelding te laten komen. Bart van Ark Bart van Ark is hoogleraar in de “Economie van productiviteit en technologiebeleid” aan de Economische Faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen 4