Wilde kruiden cruciaal voor natuurherstel

advertisement
Onderzoek
18
door Laurien Holtjer
De kracht van
de pioniers
wikkelt met de veranderingen in de plantensamenstelling. Sterker nog, terwijl er
boven de grond van alles gebeurt, herstelt
het bodemleven zich maar heel langzaam.
‘Planten reageren veel sneller omdat er
makkelijk nieuwe soorten van buitenaf
komen. Dat geldt niet voor de bodem’, verklaart Kardol. ‘Daar werkt de nalatenschap
van de landbouwpraktijken nog jarenlang
door. Het duurt heel erg lang voordat de
bodemorganismen die zorgen voor herstel
van de nutriëntenkringloop terug zijn,
omdat zij afhankelijk zijn van de opbouw
van het organisch materiaal.’
Erfenis
Maar het trage herstel van het bodemleven
remt dus niet de ontwikkeling in plantengemeenschappen. Het zijn de planten zélf
Boomblad #3/ 2007
Om natuurontwikkeling op oude landbouwgronden te stimuleren zou inzaaien
van wilde kruiden wel eens zinvoller kunnen zijn dan proberen het bodemleven
te beïnvloeden. Dat blijkt uit onderzoek van Paul Kardol van het Nederlands
Instituut voor Ecologie. De pioniers veranderen de bodemsamenstelling in hun
directe wortelomgeving, en de bodembeestjes die daarvan profiteren bevorderen weer de terugkomst van zeldzame plantensoorten.
Wilde kruiden cruciaal voor natuurherstel
■ Waarom de omvorming van oude landbouwgronden tot soortenrijke graslanden
en heidevelden zo moeilijk slaagt, is nog
steeds niet helemaal duidelijk. Wel is
bekend dat bacteriën, schimmels en andere
bodemorganismen een grote rol kunnen
spelen in de opbouw en samenstelling van
de plantengemeenschappen. Toch vond
Kardol dat zelfs 35 jaar nadat de natuur
haar gang mocht gaan op oude akkers,
en vele plantensoorten daarvan dankbaar
gebruikgemaakt hebben, het bodemleven
nog lang niet hersteld is.
Kardol onderzocht 26 voormalige landbouwgronden uit verschillende ontwikkelingsstadia. Hij vergeleek daarbij de veranderingen in het bodemleven met die in
de vegetatiesamenstelling. Daaruit bleek
dat het bodemleven zich niet parallel ont-
19
die bepalend zijn voor het verdere verloop
van natuurontwikkeling. Want de wilde
kruiden die als eerste een oude landbouwgrond koloniseren, zoals bijvoorbeeld het
herderstasje, akkerviooltje en straatgras,
blijken bacteriën en schimmels achter te
laten in de omgeving van hun wortels, die
van grote invloed zijn op de ontwikkeling
van hun opvolgers.
Opmerkelijk genoeg heeft deze ‘erfenis’ een
negatief effect op de pioniersoorten zelf.
De suikers, aminozuren en andere chemische stoffen die de wortels uitscheiden,
stimuleren namelijk de bodemorganismen
die groei van planten remmen en wortels
opeten. Terwijl pioniersoorten de grond
klaarmaken voor hun opvolgers, schakelen
ze dus zichzelf uit. Soorten die kenmerkend
zijn voor een latere successiefase krijgen zo
‘Het zijn de eerste
planten die de snelheid
van de verdere
natuurontwikkeling
bepalen’
meer kans de kruiden weg te concurreren.
Op deze manier versnellen pioniersoorten
de successie. Plantensoorten in een later
successiestadium creëren juist een positief
klimaat in de bodem, waardoor ze zichzelf
in stand kunnen houden. Deze positieve
terugkoppeling leidt tot een hogere biodiversiteit.
Soortenrijk
‘Juist de zeldzame, langzaam groeiende
soorten, die natuurbeheerders graag willen
zien in hun streven naar een soortenrijk
grasland, komen hierdoor terug. Zonder
deze positieve terugkoppeling zouden ze
zich moeilijk in een plantengemeenschap
kunnen handhaven omdat ze weggeconcurreerd zouden worden door bijvoorbeeld
de snelgroeiende onkruiden in het begin.’
Akkerviooltje
Herderstasje
foto’s Theo Tangelder
De gevonden interacties tussen planten en
bodemleven suggereren dat het introduceren van bodemorganismen uit latere stadia
met de daarbij behorende plantensoorten,
het bodemleven gunstig kan beïnvloeden
om grasland te herstellen. Maar het heeft
volgens Kardol weinig zin om bodemleven
uit natuurgebieden die verder in ontwikkeling zijn over te brengen. ‘Ik heb als test
grond ingebracht met organismen uit een
verder successiestadium. Maar dit versnelt
het proces niet. Het blijkt moeilijk om
beestjes uit een latere fase over te brengen
naar eerdere fase. Ze zijn daar niet gelukkig. Ze worden door het andere bodemleven opgegeten of weggeconcurreerd.
Het zou overigens best kunnen dat er wel
effect is als het verschil in bodem minder
groot is.’
Maar successie moet toch echt stapsgewijs
verlopen. ‘Het zijn de eerste planten die
snelheid en richting van de verdere natuurontwikkeling bepalen’, stelt Kardol. Om
natuurontwikkeling te stimuleren lijkt
inzaaien van wilde kruiden dus zinvoller
dan bodemtransplantatie. ‘Zolang de
bodem nog niet geschikt is gemaakt door
de voorgangers, zal een ingebrachte soort,
of het nu een plant of een nematode is, toch
niet blijven staan. Alles draait om juiste
tijd en juiste plaats. We moeten wachten
tot de bodem er klaar voor is en dit wordt
bepaald door de eerste planten.’ <
Download