FACULTEIT ECONOMISCHE EN TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN HET IMMIGRATIEBELEID VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN: EEN VERGELIJKING Sofie Verheirstraeten Verhandeling aangeboden tot het behalen van de graad van Licentiate in de Toegepaste Economische Wetenschappen Promotor : Prof. Dr. P. De Grauwe - 2004 - FACULTEIT ECONOMISCHE EN TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN Sofie Verheirstraeten HET IMMIGRATIEBELEID VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERENIGDE STATEN: EEN VERGELIJKING Korte Inhoud Verhandeling: Immigratie en de problematiek die hierrond bestaat, is een agendapunt zowel in de EU als in de Verenigde Staten. In deze verhandeling hebben we de oorsprong van de huidige immigratiebeleiden van de EU en de VS bekeken. Om de huidige situatie beter te begrijpen, hebben we de belangrijkste kenmerken in verband met immigratie van beiden beschreven. Het is op basis van deze kenmerken dat we dan een vergelijking hebben gemaakt. We zijn in deze vergelijking na gegaan waar de verschillen en de gelijkenissen tussen beide immigratiebeleiden zich situeren Promotor : Prof. Dr. P. De Grauwe - 2004 - I Dankwoord Eerst en vooral wil ik Prof.Dr.P. De Grauwe bedanken die me de kans gegeven heeft dit boeiend onderwerp te onderzoeken. Vicky Haubourdin, mijn werkleidster, dient ook bedankt te worden. Ze las telkens mijn geschreven stukken na, hielp me terug op het juiste pad en beantwoordde mijn vele vragen. Door steeds feedback te geven over het werk en te wijzen op fouten en mogelijkheden van uitwerking, vorderde deze verhandeling sneller dan ik ooit verwacht had. Een mens is tot veel minder in staat zonder de mensen die hem onvoorwaardelijk steunen. Bij mij was dit niet anders. Dankzij mijn zus, Els, zijn de spellings- en grammatica fouten eruit gehaald. Ook had ze een luisterend oor wanneer ik vast zat of de hoop bijna opgaf. Mijn ouders, bij wie ik terecht kon met vragen over de EU, wil ik ook bedanken. Mijn vader wil ik in het bijzonder nog eens bedanken om mijn thesis na te lezen en me te helpen bij het zoeken van informatie omtrent het toekomstige Europese communautaire immigratiebeleid. Mijn vriend, Vincent, verdient ook een vermelding daar hij er altijd was om mij te kalmeren en mijn gedachten te verzetten wanneer het nodig was. Ik denk dat alle laatste jaars ook veel steun bij elkaar vonden. We begrepen elkaar omdat we met dezelfde vragen en problemen zaten. Bedankt allemaal, Sofie Verheirstraeten II Inhoudsopgave Algemene Inleiding…………………………………………………………………...…1 Deel 1 Immigratie theorie.................................................................................................5 Hoofdstuk 1 Basisprincipes van immigratie................................................................ 5 1.1 Algemeen ...................................................................................................... 5 1.2 Waarom immigreren ze ?............................................................................... 7 1.2.1 Push- en Pullfactoren ............................................................................. 7 1.2.2 Link tussen de Push- en Pullfactoren...................................................... 8 1.2.3 Economische determinanten van migratie .............................................. 9 1.3 Economische gevolgen ................................................................................ 10 1.3.1 De Macro-economische visie ............................................................... 10 1.3.2 Effecten op de economie in het land van bestemming .......................... 12 1.3.3 Economische effecten op het land van oorsprong ................................. 18 Hoofdstuk 2 Het immigratiebeleid........................................................................... 22 2.1 Classificaties van immigratie ....................................................................... 22 2.1.1 Arbeidsmigratie ................................................................................... 22 2.1.2 Familiehereniging ................................................................................ 23 2.1.3 Asielzoekers en vluchtelingen.............................................................. 23 2.2 Beleidsantwoorden ...................................................................................... 24 2.2.1 Het soort beleid.................................................................................... 24 2.2.2 Tijdelijke of definitieve migratie.......................................................... 26 2.3 Principes waarop een beleid moet steunen ................................................... 26 2.4 Besluit ......................................................................................................... 27 Deel 2 Het immigratiebeleid...........................................................................................29 Hoofdstuk 1 Het Europese immigratiebeleid ............................................................ 30 1.1 De wortels van het Europees immigratiebeleid ............................................ 31 1.1.1 De jaren zestig .................................................................................... 33 1.1.2 De jaren zeventig ................................................................................. 34 1.1.3 De jaren tachtig.................................................................................... 35 1.1.4 De jaren 90 .......................................................................................... 36 1.1.5 Cijfergegevens ..................................................................................... 36 1.1.6 Besluit ................................................................................................. 42 III 1.2 Kenmerken van de EU15 wat betreft immigratie......................................... 43 1.2.1 De Grenzen.......................................................................................... 44 1.2.2 De lage mobiliteit tussen de verschillende lidstaten.............................. 45 1.2.3 De verzorgingsstaat.............................................................................. 49 1.2.4 De Nulimmigratie ................................................................................ 50 1.3 Het communautair beleid............................................................................. 51 1.3.1 De noodzakelijkheid van een communautair beleid.............................. 51 1.3.2 De probleempunten.............................................................................. 58 1.3.3 Vorderingen van het communautair immigratiebeleid .......................... 64 1.3.4 Besluit ................................................................................................. 65 1.4 De toetreding en het immigratiebeleid ......................................................... 66 1.4.1 De immigratiestop tot 2011.................................................................. 66 1.4.2 De Schengen-akkoorden ...................................................................... 71 1.4.3 Besluit ................................................................................................. 72 1.5 Besluit ......................................................................................................... 72 Hoofdstuk 2 Het immigratiebeleid van de Verenigde Staten ..................................... 74 2.1 Geschiedenis ............................................................................................... 75 2.1.1 De Eerste Grote Immigratie (1880-1924) ............................................. 76 2.1.2 De tussenperiode (1924-1965) ............................................................. 76 2.1.3 De Tweede Grote Migratie (vanaf 1965) .............................................. 77 2.1.4 Huidige situatie.................................................................................... 79 2.1.5 Cijfergegevens ..................................................................................... 81 2.1.6 Besluit ................................................................................................. 83 2.2 Kenmerken .................................................................................................. 84 2.2.1 Een Immigratieland.............................................................................. 84 2.2.2 De grote mobiliteit ............................................................................... 85 2.2.3 Het sociale stelsel ................................................................................ 86 2.2.4 De concentratie van immigratie............................................................ 87 2.2.5 De nadruk op familiehereniging ........................................................... 88 2.3 De druk op het hedendaags immigratiebeleid............................................... 90 2.3.1 Problemen ........................................................................................... 91 2.3.2 Herdenken van het immigratiebeleid.................................................... 97 2.4 Besluit ....................................................................................................... 101 Hoofdstuk 3 Vergelijking van de beleiden .............................................................. 103 IV 3.1 Het verleden .............................................................................................. 103 3.2 De Kenmerken .......................................................................................... 105 3.2.1 Verzorgingsstaat ................................................................................ 105 3.2.2 Mobiliteit ........................................................................................... 107 3.2.3 Oorsprong van de vreemdelingen....................................................... 108 3.2.4 Klasse van toelating ........................................................................... 112 3.2.5 Probleem van de illegaliteit ................................................................ 114 3.2.6 Samenstelling van de vaardigheden.................................................... 116 3.2.7 Concentratie van de immigranten....................................................... 118 3.2.8 De vergrijzing.................................................................................... 118 3.3 De recente ontwikkelingen ........................................................................ 119 3.4 Besluit ....................................................................................................... 120 Algemeen Besluit...................................................................................................... 123 Bijlage 1 : Besluiten genomen in Tampere, mei 2004............................................ 128 1 Algemene Inleiding In het begin van de 21e eeuw behoort immigratie en de daarbij horende problematiek tot de belangrijkste economische en politieke problemen. Zo ook in de Europese Unie en in de Verenigde Staten. Het is onze bedoeling door middel van een theoretische analyse en cijfergegevens inzicht te krijgen in deze complexe problematiek. Waarom emigreren en immigreren mensen ? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de verschillende betrokken partijen ? Welke maatregelen zijn bij eerdere problemen in verband met immigratie gebruikt ? Welke effecten hadden deze beleidsveranderingen ? Op basis van deze vragen gaan we voor zowel de EU als de VS achterhalen waar de probleempunten zich situeren. Een belangrijke vraag hierbij is in hoeverre deze twee grootmachten gelijkenissen dan wel verschillen vertonen op dit vlak. Iedereen weet dat de VS en de EU immigratie op een verschillende manier benaderen. We zullen onderzoeken in hoeverre deze veronderstelling opgaat en waarom dit zo is. Voor men aan een vergelijking kan beginnen, dienen de algemene vragen beantwoord te worden. Daarom gaan we in het eerste deel de theoretische aspecten van immigratie bekijken. In een eerste hoofdstuk gaan we de immigratie theorie overlopen. Eerst en vooral is het belangrijk te achterhalen welke elementen een persoon overhalen te emigreren en te immigreren. Hoewel elke persoon anders is, zullen er factoren zijn die gelden voor de meeste migranten. De kennis hiervan is van groot belang bij het uitwerken van een beleid vermits het inspelen op deze factoren de immigratiestromen kunnen wijzigen. Vervolgens gaan we de economische effecten van immigratie en emigratie na. Aan de hand van een theoretisch model gaan we de economische gevolgen proberen achterhalen. Dit model is een simplificatie van de werklijkheid, daarom gaan we dit aanvullen met geobserveerde effecten in het verleden. Voor de EU en de VS zijn vooral de effecten van immigratie van belang, daar ze beiden een positieve netto-migratie hebben. Toch belichten we ook de effecten op het land van oorsprong omdat er deze dagen meer en meer samengewerkt wordt met de emigratielanden. Om deze 2 samenwerkingen te verstaan is het daarom nodig om te weten wat emigratie teweeg brengt of kan brengen. In het tweede hoofstuk van het eerste deel gaan we dieper in op het ‘immigratiebeleid’ zelf. Eerst en vooral zijn er verschillende classificaties van migranten met elk specifieke kenmerken. Het is belangrijk hier een beeld van te hebben, daar beleidsmaatregelen een andere invloed op een andere groep kunnen hebben. Er zijn verschillende modellen die gevolgd kunnen worden bij het uitbouwen van een immigratiebeleid. We zullen kort ingaan op elk van deze mogelijkheden. Om dit theoretische deel af te sluiten gaan we nog kort enkele principes belichten waar een immigratiebeleid dient rekening mee te houden. In het tweede deel gaan we eerst de immigratie en het immigratiebeleid van de EU bespreken. Het lijkt ons nuttig om een beeld te hebben van het verleden om zo de huidige toestand te begrijpen, daarom gaan we in een eerste deel de geschiedenis van de EU op vlak van immigratie overlopen. Om nog een beter inzicht te krijgen in hoe de immigratie de EU beïnvloedt en welke effecten de immigratie en de EU op elkaar hebben, gaan we op zoek naar de specifieke kenmerken van de EU op gebied van migratie. Wat is er zo typerend aan de EU ? We werken elk van deze kenmerken uit al kijkend naar de effecten die ze teweeg brengen in de immigratie. Eens we een beeld gevormd hebben van hoe de EU in verband staat met immigratie, gaan we over naar een volgend deel : het communautaire immigratiebeleid waaraan de EU werkt en dat tegen eind mei 2004 af zou moeten zijn. We gaan beginnen met de redenen tot het ontwikkelen van dit gemeenschappelijke beleid aan te duiden. Gezien het ging over 15 landen en nu zelfs over 25 landen die tot één gemeenschappelijk beleid inzake immigratie moeten komen, zullen er wel probleempunten zijn. Deze gaan we in een volgend deel aanhalen en bespreken. Als afsluiter van dit onderdeel gaan we de elementen waarover al beslist is vernoemen. Zoals we in de vorige paragraaf reeds schreven zijn er onlangs 10 lidstaten toegetreden. In een vierde deel binnen het hoofdstuk van de EU gaan we dieper in gaan op deze uitbreiding. Voor de toetreding heerste er een enorme angst voor eventuele immigratiestromen die door de toetreding van oost naar west zouden ontstaan. We 3 zullen in dit deel onderzoeken of deze angst gegrond is. Een ander element dat we binnen dit deel zullen bespreken is de relatie tussen de nieuwe lidstaten en de Schengenakkoorden. We gaan na welke effecten het ondertekenen van deze akkoorden kunnen hebben op de nieuwe lidstaten. In de meeste nieuwe lidstaten is het goederentransport en arbeidsmobiliteit immers vrijver. Vervolgens gaan we over naar het tweede grote hoofdstuk binnen het tweede deel, namelijk het immigratiebeleid van de VS. Net zoals we zullen doen in het hoofdstuk over de EU, zullen we ook hier beginnen met een overzicht te geven van de geschiedenis. We veronderstellen dat de geschiedenis van de VS gekenmerkt is door een liberaler beleid daar het een ‘immigratieland’ is. We zullen dit aan de hand van het overizcht van de geschiedenis en cijfergegevens trachten aan te tonen. Ook hier zullen we een overzicht geven van de belangrijkste kenmerken van de VS wat betreft immigratie. We vermoeden dat hier duidelijke verschillen met deze van de EU merkbaar zullen zijn. Het derde deel van dit hoofdstuk zal handelen over de huidige politieke problemen die rond immigratie bestaan. Het immigratiebeleid staat onder druk, de kans is daarom groot dat er in de nabije toekomst veranderingen aangebracht gaan worden. In dit deel onderzoeken we om welke de problemen het juist gaat en wat de kenmerken hiervan zijn. De eigenlijke vergelijking komt aan bod in een vierde en laatste hoofdstuk van het tweede deel. Het lijkt ons nuttig om de vergelijking te beginnen met het naast elkaar leggen van de geschiedenissen gezien het de verklaring zal zijn van vele verschilpunten tussen beiden. Het doel van dit hoofstuk is, met de beleiden en kenmerken als achtergrond, te analyseren aan de hand van cijfergegevens waar de beleiden gelijkenissen vertonen en waar geheel andere tendenseen gesitueerd kunnen worden. Ondanks het volgen van een ander beleid, kunnen dezelfde effecten geobserveerd worden. We zullen daarom de oorzaken van deze verschillen en gelijkenissen proberen achterhalen. Deze vergelijking zou moeten leiden tot een globaal beeld over de EU en de VS in verband met immigratie. Het is onze bedoeling de sterktes en zwaktes van beide 4 beleiden bloot te leggen, net als de redenen waarom deze kenmerken zo positief zijn. Om een oordeel te kunnen vormen over de discussie die gevoerd wordt, lijkt het ons positief een gerelativeerd en realistisch beeld te hebben van immigratie en de gevolgen ervan. 5 Deel 1 : Immigratie theorie Hoofdstuk 1 Basisprincipes van immigratie Voor er een vergelijking gemaakt kan worden tussen twee beleiden omtrent immigratie, moet er eerst aangetoond worden wat dit begrip juist inhoudt. Een ander belangrijk element dat een grote invloed zal hebben op het beleid, is de reden van emigratie. Als het zendende land de reden van vertrek uit het thuisland van de immigranten kent, kunnen de landen van bestemming met hun immigratiebeleid de redenen proberen wegnemen. Een andere belangrijke factor is de reden van immigratie. De elementen die hiertoe bijdragen kunnen bepalen, kan bijdragen tot het uitbouwen van een immigratiebeleid. Daarom is ook aan dit onderwerp een deel gewijd. Ook gaan de algemene economische gevolgen van immigratie aangetoond worden. De economische gevolgen kunnen in twee groepen opgedeeld worden: de economische gevolgen voor het zendende land en deze voor het land van bestemming. 1.1 Algemeen Immigratie is een heel ruim begrip waarvan verschillende aspecten onderzocht worden. In de sociologie zal men het aspect ‘integratie’ bestuderen, terwijl economen het meestal vanuit een macro-economische hoek gaan bekijken. We zullen ons in dit werk beperken tot de macro-economische aspecten van immigratie . In 1974 al duidde Willis in ‘Problems in migration analysis’ op het feit dat het woord ‘immigratie’ niet éénduidig bepaald was. Toen was er geen unanimiteit over deze term en voor men iets begon te schrijven over immigratie, specifieerde men beter eerst wat men er precies mee bedoelde. Nu, 30 jaar later, is het nog van groter belang om met een specifiering te beginnen daar het gebruik en de verschillende betekenissen van ‘immigratie’ nog zijn toegenomen. 6 Immigratiecijfers kunnen grote verschillen vertonen van onderzoek tot onderzoek omdat de onderzoeker een andere maatstaf gebruikt. Als de ene een persoon als immigrant beschouwd wanneer deze twee jaar in dat land verblijft en werkt en de andere onderzoeken pas na vijf jaar dan bekomt men logischer wijze cijfers die compleet verschillend zijn. In sommige onderzoeken worden de illegale immigranten meegeteld, in anderen niet. Zelfs wanneer twee onderzoeken met dit fenomeen rekening houden, kunnen de cijfers nog verschillen daar het moeilijk is om een cijfer te plakken op deze vorm van immigratie. Immigratie is een ruim begrip dat opgedeeld kan worden in verschillende groepen: gastarbeiders, illegale immigranten, legale immigranten, asielzoekers en vluchtelingen. Ook hier zijn in de literatuur veel verschillen terug te vinden. Soms wordt een immigrant omschreven als een persoon die definitief in een nieuw land gaat wonen waar hij een economisch verschil maakt. Hier worden asielzoekers, vluchtelingen en gastarbeiders dus niet bij immigratie geteld omdat ze niet aan beide voorwaarden voldoen. Toch is het niet altijd zo gemakkelijk om een lijn te trekken. Zeker wat betreft ‘invloed op de economie’ kan er moeilijk een groep uitgesloten worden. Asielzoekers zijn een kost voor het land van ontvangst, illegalen werken meestal toch zodat ze een invloed, vaak een heel positieve, hebben op de economie. Gastarbeiders vangen aanbodschokken op de arbeidsmarkt op, dus ook zij hebben wel degelijk een invloed op de economie. In deze verhandeling veronderstellen we dat immigratie alle mensen omvat die om economische redenen geëmigreerd zijn. De andere vormen van migratie laten we in dit werk buiten beschouwing. Ook moeten ze een economische bijdrage leveren aan het land van bestemming. 7 1.2 Waarom immigreren ze ? 1.2.1 Push- en Pullfactoren De redenen van vertrek uit het thuisland, kunnen in twee groepen opgedeeld worden: de aantrekkingsfactoren en de afstotingsfactoren (Dorigo & Tobler, 1983). Deze termen worden vooral door sociologen gebruikt om de immigratie te analyseren, maar het model leek ons nuttig voor de analyse in dit werk. De aantrekkingsfactoren (Pullfactoren) bevinden zich in het land van bestemming, een voorbeeld hiervan is het tekort aan arbeidskrachten. De afstotingsfactoren (Pushfactoren) zijn de redenen die zich in het thuisland bevinden zoals bijvoorbeeld een oorlog. 1.2.1.1 Economische winst “Ontevredenheid met de huidige omgeving is de oorsprong van migratie”, schrijft Willis op de eerste pagina van zijn boek (Problems in Migration Analysis, 1974). Er moet een essentieel verschil van kansen tot geluk en succes bestaan tussen zendend en ontvangend land om te vertrekken. Vooral kansen met betrekking tot het inkomen doen mensen immigreren. Toch zijn het ook factoren met betrekking tot fysische elementen en de sociale omgeving die mensen kunnen overtuigen. Met emigratie proberen deze mensen hun individueel nut te maximaliseren. Om het nut te maximaliseren moet de immigrant dus ook rekening houden met andere factoren dan enkel een hoger inkomen. Het verschil in loon moet eerst en vooral groot genoeg zijn om de verplaatsingskosten te dekken. Ook wordt er naar het reëel loon gekeken, een hoger loon kan immers duiden op een duurder leven. Dit is dus een Pullfactor die in het kort omschreven kan worden als ‘economische winst’. 1.2.1.2 Netwerk Een andere aantrekkingsfactor is een netwerk van vrienden en familie in een bepaald land. Deze aantrekkingsfactor valt niet te verwaarlozen. De stap zal sneller gezet worden als men weet dat er mensen zijn om op terug te vallen in het land van bestemming. Ook het feit dat mensen hen voor gegaan zijn en er welvarender van geworden zijn, zal een positief effect op het aantal immigranten hebben. De netwerken 8 hebben nog een belangrijke andere functie voor een migrant. Ze dienen samen met de media als informatiebron. De beslissing om te migreren hangt vooral af van de informatie die de migrant heeft over de eventuele plaats van bestemming. 1.2.1.3 Falende staat Een voorbeeld van een afstotingsfactor is een falende staat. Als de regering in een land helemaal in elkaar valt of corrupt is, zal dit een reden zijn die velen ertoe aanzet het land te verlaten. Hier gaat het dus meer over de omgeving: politiek, sociaal, zelfs ecologisch. 1.2.2 Link tussen de Push- en Pullfactoren De link tussen deze Push- en Pullfactoren is de factor ‘afstand’. Hoe groter de ‘afstand’ wordt, des te kleiner de kans op migratie. Met andere woorden, een migrant zal niet snel migreren naar een moeilijk te bereiken gebied, waar de migrant geen bekenden heeft of waar een heel andere cultuur heerst. Deze ‘afstand’ wordt dus kleiner als er meer of belangrijkere aantrekkingsfactoren meespelen en groter als de Pullfactoren heel erg zwak zijn. Factoren die de afstand doen toenemen zijn bijvoorbeeld geen bekenden, een andere taal, geheel andere cultuur Ook is het belangrijk het verschil te zien tussen een migratiestroom en individuele migranten. Als men te maken heeft met een falende staat is de kans reëel dat er velen het land uit zullen trekken. De oorzaken van grote stromen zijn eenvoudiger na te gaan en, theoretisch gezien, kan deze immigratie verholpen worden door deze oorzaken aan te pakken. Al blijft dit enorm moeilijk. De oorzaken van individuele immigratie zijn veel moeilijker na te gaan en als gevolg is het veel lastiger om deze stromen te voorkomen. In het opstellen van een immigratiebeleid zal men met deze opdeling rekening moeten houden. De meeste landen, zeker wat betreft West-Europa, weren immigratie. Een betere oplossing om de mensen die willen emigreren buiten te houden, is hen een reden geven om in hun land te blijven. Als men de ontwikkelingslanden zou helpen zich verder te ontwikkelen en de economie daar uit te bouwen, zou het aantal migranten merkelijk 9 dalen (Horst, 1993). Zelfs geloofwaardige vooruitzichten op een bloeiende economie houden mensen in hun land, daar vele mensen toch enige trots voor hun land hebben. Ook de scheiding met familie en hun verantwoordelijkheidsgevoel voor hun land kunnen hen tegenhouden om de stap te zetten. Toch moet er opgemerkt worden dat de emigratie na een opbloei van de economie in het land van oorsprong, eerst zal stijgen. Door de opbloei van de economie verbetert de financiële toestand van de burgers waardoor velen de middelen krijgen om te vertrekken. Eens opgemerkt wordt dat de condities permanent verbeteren, blijven de mensen in hun land en keren velen terug. Faini en Venturini (1994) hebben een model ontwikkeld op basis van de belangrijkste Push- en Pullfactoren. Ze gingen op zoek naar het ‘migration turning point’, of met andere woorden, die bepaalde samenstelling van de gekozen factoren waarbij de immigratie begint te dalen. Uit hun model blijkt dat het percentage van de bevolking dat vertrekt op een negatieve wijze afhankelijk is van het loon in het thuisland. Een positieve relatie bestaat tussen het percentage van de mensen die vertrekken en het loon en de tewerkstelling in het ontvangende land. 1.2.3 Economische determinanten van migratie De Push- en Pullfactoren kunnen ook op een andere manier onderverdeeld worden, zo gebruikt Berlage (2003) een aantal economische determinanten. Het zijn deze factoren die volgens hem de immigratie bepalen. De determinanten zijn heel gelijkend met de bovenvermelde factoren. Eerst en vooral moet er een inkomenskloof zijn die voldoende groot is om de stap te wagen. Vervolgens mogen de kosten van immigratie zelf niet te hoog zijn. De hoogte van deze kosten wordt ook bepaald door de afstand. Een derde factor die Berlage aanhaalt is de informatie over het land van bestemming waarover de potentiële immigranten beschikken. Dit is te vergelijken met het bovenvermelde netwerk van familie en kennissen. Aan deze drie determinanten wordt nog een vierde demografische factor aan toegevoegd. Het zijn vooral jonge mannen en in mindere mate jonge vrouwen die 10 vertrekken. Eens mensen ouder worden hebben ze te veel belangen in hun land waardoor de kans op emigratie verkleint. Met andere woorden, internationale migratie wordt volgens Berlage (2003) ook in de hand gewerkt door de aanwezigheid van grote groepen jonge mensen. 1.3 Economische gevolgen Immigratie heeft enorme effecten op de wereldeconomie. Het is onmogelijk om alle verschillende effecten in detail te gaan bespreken. Toch lijkt het ons van belang om een kort overzicht te geven van enkele gevolgen van immigratie en emigratie. Dit grote onderwerp, waar we niet al te diep op zullen ingaan, wordt opgedeeld in drie delen. Eerst wordt er een korte schets gegeven van de gevolgen op macro-economisch gebeid. In een tweede deel wordt de invloed van immigratie op het land van bestemming bekeken en in het laatste deel worden de effecten van immigratie op het thuisland besproken. 1.3.1 De Macro-economische visie De economische functie van immigratie is de arbeidskrachten geografisch herverdelen in overeenstemming met de vraag voor verschillende types van arbeid. (Willis, 1974, p 11). In een perfecte wereld zou immigratie niet belemmerd worden, zodat mensen zouden kunnen gaan naar de plaats waar ze hun talent het beste kunnen benutten. De belemmeringen van immigratie neerhalen, is één van de snelste manieren om de economie een enorme boost te geven1. Vaak is het zo dat inwoners zelf een bepaalde job niet meer willen of kunnen uitvoeren. Doordat de vacatures niet opgevuld geraken, gaan de lonen de lucht in. Bij vrije mobiliteit zullen wel de nodige mensen gevonden worden en de lonen zullen veel minder stijgen. Dit komt de hele economie ten goede. 1 The Economist, 2/11/2002 11 Een van de grote stimuli van immigratie is het verschil in vruchtbaarheid2 tussen verschillende landen (Willis, 1974). Als er een verschil in vruchtbaarheid bestaat tussen landen en er is geen immigratie, dan krijgen we een verstoring in de verdeling van de werkkrachten. Zoals hierboven reeds vermeld zal er dan een kloof ontstaan tussen de lonen voor identieke arbeidsplaatsen in verschillende landen. Aangezien mensen steeds hun nut trachten te maximaliseren, zullen er immigratiestromen ontstaan. Het is de wet van Vraag en Aanbod die in werking treedt. Een hoger loon is immers een bewijs van een aanbod dat kleiner is dan de vraag naar een bepaald goed, in dit geval werknemers. Zolang deze wet niet in evenwicht is, zal er immigratie bestaan. Telkens wanneer de technologie evolueert en de economie verbetert, stijgt ook de nood aan arbeidsmobiliteit (Willis, 1974). Sommige mensen worden plots overbodig en andere talenten worden uiterst bruikbaar. Er vindt een herallocatie van de productiefactoren plaats. Logischerwijze zou ook een arbeidsherallocatie moeten plaatsvinden, dit tot de waarde van de marginale productie overal gelijk is. Als dit niet mogelijk is krijgen we een misallocatie omdat de starheid van deze factor ingaat tegen de wet van Vraag en Aanbod. Hoe groter de onbeweeglijkheid, hoe groter het verschil in groei, inkomen en werkgelegenheid in verschillende landen (Willis, 1974). Zo duidt een constant verschil in groei tussen twee landen op de immobiliteit van tenminste één van de productiefactoren. Als er vrije immigratie is, zullen er immigratiestromen zijn die geleidelijk een evenwicht creëren wat betreft vraag en aanbod op de arbeidsmarkt tussen verschillende landen. Men kan over een evenwicht spreken als de marginale arbeidsproductiviteit in de verschillende landen gelijk is, met andere woorden als de lonen voor dezelfde arbeidsplaats gelijk zijn. Vrije mobiliteit is de snelste manier om de globale economische groei te stimuleren maar deze gaat gepaard met een enorme politieke kost3. Hier wordt de theoretische visie genuanceerd. Er zijn immers niet alleen voordelen verbonden aan het openstellen 2 Dit is de natuurlijke stijging zonder de immigratie 3 The Economist, 2/11/2002 12 van de grenzen. De staat probeert de welvaart van de burgers te maximaliseren. De welvaart die gemaximaliseerd wordt als de grenzen open gezet worden, is de welvaart van de wereld (Willis, 1974). De welvaart van de ‘rijke’ staten zou dus achteruit gaan wanneer de grenzen opengezet worden voor immigratie. Elke staat zal door middel van hun immigratiebeleid trachten de wet van Vraag en Aanbod tegen te werken om de welvaart van haar burgers te maximaliseren. De burgers zullen zich dus bedreigd voelen van zodra de grenzen open gaan, zeker wat betreft werkzekerheid. Zo komen we tot het volgende onderdeel van economische effecten, deze op het land van bestemming. 1.3.2 Effecten op de economie in het land van bestemming 1.3.2.1 Theoretisch model Zoals we gezegd hebben zal het compleet openstellen van de landsgrenzen niet tot welvaartsmaximalisatie leiden voor een specifiek land. Toch zal immigratie een positief effect hebben op de economie van dat land. We zullen aan de hand van een simpel model de implicaties van immigratie op het gastland proberen weergeven. Achteraf zullen we meer realisme toevoegen. Een veronderstelling waarvan we in dit model uitgaan is dat de immigrant zonder familie of kapitaal het gastland binnenkomt. Ook gaan we ervan uit dat het arbeidsaanbod inelastisch is. We gebruiken een productiefunctie gebaseerd op twee factoren namelijk kapitaal (K) en arbeid (L). Onderstaande figuur wordt veelvuldig gebruikt om aan te tonen hoe bevorderlijk immigratie is voor de autochtone bevolking. We zien een dalende vraag naar arbeid (A) en een inellastische aanbodscurve (S). De inellasticiteit van het aanbod geeft de ongevoeligheid tegenover loonsveranderingen weer. Het evenwichtsloon dat met dit marktevenwicht overeenstemt is w0. Het loon komt overeen met de marginale productiviteit van arbeid. Doordat de immigratie stijgt, verschuift de aanbodscurve naar rechts (S’) waardoor het evenwichtsloon daalt tot w1. We zien dat het natinaal inkomen stijgt. Op tijdstip 0 was het nationaal inkomen (Y1) ABN0. Op tijdstip 1 is dit gegroeid tot ACL0. Het deel (w1M) gaat naar de 13 immigranten zelf. De immigratiewinst voor de autochtone bevolking dankzij de immigratie is met andere woorden de driehoek BCD. Figuur 1: De welvaartswinst verbonden aan immigratie Bron: Van Dalen, 2001 Een negatief gevolg van immigratie is dat achter deze welvaartswinst een inkomensherverdeling schuilt. De abreiders verliezen door hun lagere loon en de kapitaalbezitters winnen door de lagere lonen die ze moeten uitbetalen. Dit model is niet realistisch: er is immers meer dan één soort arbeid. Ook worden de uitstralingseffecten die de immigrant op de economie heeft verwaarloosd. Die externe effecten kunnen betrekking hebben op het beïnvloeden van normen en waarden, maar ook op de sociale gevolgen van gezinsvorming en –hereniging (Van Dalen, 2001). Een laatste tekortkoming is dat het model de gevolgen van immigratie beperkt tot de economische gevolgen terwijl, zeker voor de landen met een uitgewerkt sociale zekerheirssysteem, ook de fiscale gevolgen van groot belang zijn. 14 1.3.2.2 Heterogeniteit van arbeid Het ligt voor de hand dat mensen en dus ook arbeidskrachten verschillen al naargelang scholing en ervaring. Dit onderscheid is van belang omdat niet alle arbeidsvormen even gemakkelijk te vervangen zijn. Het ligt voor de hand dat een land een positieve invloed ondervindt van immigratie wanneer het migranten aantrekt waar het ook behoefte aan heeft (Van Dalen, 2001). Economische theorie houdt in dat immigratie in het algemeen het natuurlijk inkomen van de burgers van het gastland zal doen stijgen en deze winsten in natuurlijk inkomen zijn groter naarmate het verschil in productieve talenten tussen immigranten en burgers groter is (Borjas, 1995). Zo kunnen we over complementaire en supplementaire vaardigheden spreken. De migranten beschikken over supplementaire vaardigheden wanneer hun talenten dezelfde zijn als deze van de burgers van het gastland. Langs de andere kant beschikken immigranten over complementaire vaardigheden wanneer deze vaardigheden de vaardigheden van de burgers van het ontvangende land aanvullen. Op deze manier raken meer vacatures opgevuld. Hierdoor moet het loon niet zo fel stijgen wat positief is voor de bedrijven en dus ook voor de economie. Ook sociaal gezien is dit gunstiger dan supplementaire arbeid, daar de werkkrachten van de thuismarkt de immigranten niet als concurrenten beschouwen. Strikt genomen zijn het enkel de werknemers waaraan de immigranten complementair zijn, die een relatieve welvaartverbetering ondergaan vergeleken met de arbeidskrachten waarvan de immigranten substituten zijn. Het complementair of supplementair zijn van de arbeidskrachten bepaalt de winsten die door immigratie gerealiseerd kunnen worden. Het vervolg van dit onderdeel gaan we opsplitsten in de substitueerbare werkkrachten en de complementaire werkkrachten. 15 1.3.2.2.1 Substitueerbare werkkrachten Wanneer de immigranten beschikken over vaardigheden die ook op de eigen arbeidsmarkt te vinden zijn, spreekt men over substitueerbare arbeidskrachten. Dit heeft een negatief effect op de onderhandelingspositie en de werkgelegenheid van de autochtone bevolking die over dezelfde vaardigheden beschikt. Om dit aan te tonen kunnen we het model van Ichino (1993) gebruiken. Zijn uitgangspunt is een perfecte substitutie van de immigranten met de autochtone arbeidsbevolking. Hij gaat van volgende assumpties uit: er is slechts één sector, er wordt slechts één goed geproduceerd en arbeid en kapitaal liggen vast op korte termijn. Ook gaat Ichino ervanuit dat het aanbod van eigen arbeidskrachten stijgend is en het aanbod van immigrante arbeidskrachten perfect ellastisch. Figuur 2 : De effecten van vreemde arbeidskrachten op de arbeidsmarkt van het gastland Wage Wage Native workers Demand of labour supply Wh Wi Wi Labour Labour Ln Lh Li Bron: Ichino, 1993 De linker grafiek stelt de het immigranten aanbod van arbeid voor met Wi het loon waarvoor er een oneindig aanbod bestaat. In de rechter helft is de thuismarkt 16 voorgesteld. Met Wh het loon dat in het evenwicht geldt en Lh de arbeid die dan gebruikt wordt. Wanneer er immigratie toegelaten wordt zal de loon dalen tot Wi daar er voor dat loon, lager dan het loon dat geldt op de markt zonder immigratie, een oneindig aanbod bestaat. De autochtone arbeidskrachten zullen terug gedrongen worden tot Ln en de arbeidskrachten van de immigranten zullen het onevenwicht wegwerken. Uit de grafiek kunnen we dus afleiden dat, zoals ook in de vorige grafiek getoond werd, het loon van de autochtone bevolking daalt. We zien echter ook dat verschillende autochtonen hun job verliezen door de komst van immigranten. Hoeveel mensen hun job verliezen is afhankelijk van de elasticiteit van het aanbod van de autochtone arbeid. Hoe hoger deze elasticiteit, hoe feller dit negatieve effect zal zijn. Dit model is de basis van de negatieve instelling tegenover immigratie. Hierdoor zal immigratie negatieve gevoelens uitlokken bij de burgers omdat ze het ervaren als concurrentie. Dit is meer sociologisch van aard toch is de onderliggende reden economisch. Omdat het loon daalt, kan dit een aanleiding zijn voor de binnenlandse bevolking om zich verder te scholen en meer te investeren in menselijk kapitaal (Zimmerman, 1993). Zo kunnen de negatieve effecten in positieve gevolgen omgezet worden. In werkelijkeheid zijn er meerdere scholingsgraden, meerdere sectoren en meerdere producten. Europa trekt voor het overgrote deel ongeschoolde werkkrachten aan. Het is hier vooral de laagste loonklasse die van de immigranten concurrentie ondervindt als de vreemde werkkrachten in aanmerking komen voor dezelfde arbeidsplaatsen als de plaatselijke arbeidskrachten (Simons, 1991). Ook in de VS zijn het vooral de ongeschoolde autochtonen die concurrentie van de (illegale en legale) immigranten ondervinden. Wanneer men een groot aantal laaggeschoolde arbeidskrachten aantrekt om de plaatsen die niet door autochtonen opgevuld raken, op te vullen, kan dit op lange termijn de concurrentiekracht van het land aantasten. Als het land beroep doet op buitenlandse laaggeschoolde arbeidskrachten, zal het proces om van lage naar hoge kwaliteits productie te gaan immers vertraagd worden (Zimmerman, 1993). 17 1.3.2.2.2 Complementaire werkkrachten Wanneer de immigratie een toevoer van arbeidskrachten met zich meebrengt die niet of moeilijk te vinden zijn op de eigen arbeidsmarkt, is dit positief voor de hele bevolking en de economie. Op deze manier zal de hele economie van dat land op een hogere snelheid draaien dan zonder de immigranten het geval zou zijn. In dit geval spreekt men van complementaire werkkrachten. In rijkere landen is het vaak zo dat er jobs gecreëerd worden die geen invulling vinden in eigen land: omdat de arbeid te slecht betaalt, te eentonig, te vuil, enzovoort is. Door het gebrek aan kandidaten, gaat het loon stijgen wat negatief is voor de bedrijven en de totale economie. Een oplossing hiervoor is het aantrekken van allochtone werkkrachten. Dit kan natuurlijk gezien worden als een straatje zonder einde. De burgers worden steeds kieskeuriger en veeleisender waardoor er steeds meer vreemde arbeidskrachten gehaald moeten worden. Wat op termijn enorme sociale kosten4 met zich meebrengt. Wanneer men spreekt van complementaire arbeidskrachten met een positief effect op de economie, heeft men het meestal over hooggeschoolde immigranten. Vele openstaande vacatures voor hooggeschoolden raken immers niet opgevuld. Verschillende landen hebben daarom een beleid dat hooggeschoolde immigranten bevoordeeld en sommige beleiden recruteren hooggeschoolden actief in de oorsprongslanden. Dit is bijvoorbeeld het geval in Canada. Een reden hiervoor is ook dat deze mensen meestal een hoger inkomen zullen hebben dan de niet geschoolde immigranten. Een hoger inkomen betekent, door de belastingen, ook een hoger inkomen voor de staat en een hogere consumptie (Simons, 1991). Beide effecten hebben een duidelijke positieve invloed op de economie. Ook is het zo dat hoe meer vaardigheden deze mensen bezitten, hoe meer kennis ze kunnen doorgeven aan de burgers van het land zelf. Een laatste belangrijk pluspunt van immigratie van hooggeschoolden is dat de gehele sociale kost lager ligt dan deze van de laaggeschoolde immigranten. In de rijkere landen studeren meer mensen verder, met als gevolg dat zij zich bedreigd kunnen voelen bij immigratie van hoger geschoolde arbeidskrachten. Toch zij er verschillende jobs voor hooggeschoolden die niet opgevuld raken (bijvoorbeeld in de 4 Met sociale kosten bedoelen we hier : werkloosheid, sociale zekerheidsgebruik, huisvesting enzovoort. 18 IT-sector) en op deze manier kan men terug over complementaire vaardigheden spreken. 1.3.3 Economische effecten op het land van oorsprong Het vertrek van arbeidskrachten uit een land kan zowel positieve als negatieve effecten op de economie met zich mee brengen. Of de effecten positief of negatief zullen zijn is afhankelijk van verschillende factoren. We gaan in dit stuk van de verdere opdeling uit: eerst verduidelijken we in het kort enkele negatieve gevolgen en daarna enkele positieve gevolgen. We besluiten dit deel met een opsomming van enkele mogelijke compromissen tussen de landen van oorsprong en bestemming. 1.3.3.1 Negatieve gevolgen Eerder wordt vermeld dat immigratie, algemeen gezien, voor iedereen voordelig is. Hier moet, ook langs de kanst van het oorsprongsland, een beperking gemaakt worden. Als het enkel geschoolde mensen zijn die het vaderland verlaten, heeft dit een negatieve invloed op het land van oorsprong. Het land van oorsprong financierde immers de opleiding. Normaal gezien worden deze kosten terugbetaald door de belastingen op de inkomsten die deze persoon gaat genereren, maar wanneer de persoon elders gaat werken, heeft het land van oorsprong niet de kans om de gemaakte kosten te recupereren. De misgelopen opbrengst wordt groter naarmate de persoon hoger geschoold is. De hooggeschoolde personen zorgen ook voor het verder verspreiden van die kennis door samen te werken met minder geleerden. Door deze spill-over effecten kan er nieuwe kennis of kunnen andere inzichten ontstaan die de economie vooruit kunnen helpen. Als deze mensen echter besluiten in een ander land te werken, dan zal het land van bestemming van deze voordelen genieten. Door dit verlies hebben de landen die al een grote economische achterstand hebben, nog minder middelen om deze achterstand in te halen (Straubhaar, 2000). 19 Als steeds de beste en slimste mensen uit het land vertrekken, kan er geen enkele vernieuwing plaatsvinden in de emigratielanden. Zonder vernieuwing raakt de kloof tussen beide groepen landen groter en groter. Op deze manier kan er van concurrentie geen sprake zijn (Ducoli et al, 1975). Om te kunnen emigreren moet de persoon over een minimumkapitaal beschikken om de reis te kunnen betalen, onder meer om in het land van bestemming onderdak te kunnen vinden. Daarom zijn netto-emigratielanden, vaak landen waar er toch al enige vorm van industrie te vinden is5. Dit is de reden waarom het helpen van landen bij hun ontwikkeling eerst tot grotere emigratiecijfers zal leiden. Omdat het emigreren geld kost, moeten de migranten eerst gewerkt hebben om het geld bij elkaar te krijgen. Doordat ze hebben gewerkt, hebben ze ook een job geleerd. Als zij vertrekken, zal er een nieuwe kracht moeten opgeleid worden, wat weer kosten met zich meebrengt voor het land van oorsprong. Het zijn, in het kort gezegd, meestal de mensen die het land het beste vooruit kunnen helpen die de middelen hebben om te vertrekken. Deze optie bestaat voor de meeste werklozen in de armere landen niet. Een andere bemerking is van toepassing op de gehele bevolking: in vele emigratielanden heerst een vrij hoge werkloosheid. Een redenering zou kunnen zijn dat het vertrek van mensen een positief effect zou hebben op de werkloosheid. Toch is dit niet het geval. In Marokko is de werkloosheid tussen 1965 en 1973 gestegen, ondanks de massale emigratie (Ducoli et al, 1975). 1.3.3.2 Positieve gevolgen van emigratie Het vertrek van mensen uit een land is echter niet altijd negatief. Wanneer er familieleden achterblijven zal er geld naar huis opgestuurd worden. Dit is positef voor de economie van het thuisland aangezien met het geld binnenlandse producten aangekocht kunnen worden. Deze sommen die naar huis worden opgestuurd, worden ‘remittances’ genoemd. Officieel wordt er op deze manier 60 miljard euro wereldwijd 5 The Economist, 28/09/2002 20 naar het thuisland gestuurd. Er wordt geschat dat nog eens 15 miljard onofficieel wordt verzonden6. Deze bedragen overtreffen de sommen die wereldwijd aan ontwikkelingshulp worden besteed. Een bedenking hier is dat de hooggeschoolden vaak met de hele familie emigreren. Ze hebben de middelen om iedereen te laten overkomen en vaak treden er bij hen veel minder integratieproblemen op. Wanneer er geen familie achterblijft, wordt er ook niets meer naar het thuisland opgestuurd. De laaggeschoolden laten wel nog familie achter, maar hun loon ligt veel lager, waardoor ze minder naar het thuisland kunnen sturen. Bijgevolg is er minder geld om consumptiegoederen van eigen bodem te kopen. De economie loopt zo een positieve injectie mis. Een ander positief effect dat het vertrek van hooggeschoolden kan hebben op de economie in het land van oorsprong is dat het het scholingsnieveau kan opkrikken. Wanneer de jongeren zien dat de kans op emigratie vergroot wanneer men verder studeert, kan dit de jongeren aanzetten om verder te studeren. Vaak is het zo dat slechts een klein percentage vertrekt, dus hoe meer er studeren, hoe meer er in het thuisland blijven. 1.3.3.3 Een mogelijk compromis Het allerbeste zou zijn dat de hooggeschoolden een korte periode elders gaan werken en dan terug keren. Tijdens de periode dat ze in een ander land werken, verwerven ze kennis die ze dan kunnen doorgeven. Door de kennis die op deze manier wordt doorgegeven, kan de economie in het land van oorsprong een stap vooruit. Het is echter onmogelijk om de stroom van geleerden naar welvarendere landen tegen te houden. Ze moeten een goede reden hebben om te blijven. Deze reden moet boven het loonverschil en de betere omgeving (structuur, rechtssysteem,…) staan. Eens een land zich economisch herpakt, keren velen terug naar hun land van oorsprong, voorbeelden 6 De Derde Kamer, Migratie: de positieve agenda, november 2003 21 hiervan zijn China en Zuid Korea7. Wat dus duidt op het feit dat niet het land zelf de Pushfactor is, maar eerder de omstandigheden die er heersen. Tussen Indië en de Verenigde Staten is er sprake van een echte ‘Brain Drain’ waarmee bedoeld wordt dat veel hooggeschoolden het land verlaten voor een job in een welvarender land met meer mogelijkheden. Hoe geschoolder de Indiërs, hoe waarschijnlijker hun vertrek naar de Verenigde Staten. Deze uitstroom wordt nog groter wanneer de rijkere landen beginnen concurreren om de slimsten binnen te halen. Vooral Canada, de Verenigde Staten en Groot Brittanië proberen op een systematische wijze hooggeschoolden aan te trekken. Dit probleem blijft beperkt zolang het land van bestemming het probleem inziet en de immigranten motiveert om na een periode terug te keren. Een andere mogelijk oplossing is dat het land dat later de winsten van de opleiding ontvangt, ook voor die opleiding betaalt. Op deze manier keren de geleerden echter niet naar hun land van oorsprong terug en wint het land geen ervaring of kennis door het buitenlandse verblijf. Dit zal op lange termijn het land van oorsprong een stuk minder vooruit helpen dan wel de immigranten slechts tijdelijk te laten verblijven8. Tijdelijke tewerkstelling in het buitenland zou, zeker voor het land van oorsprong, het beste zijn. ‘Brain Circulation’ wordt dit genoemd. Dit is positief voor het zendende land gezien ze de ervaring en kennis die ze tijdens hun tijdelijk verblijf hebben opgedaan kunnen doorgeven in het thuisland. 7 The Economist, 28/09/2002 8 The Economist, 28/09/2002 22 Hoofdstuk 2 Het immigratiebeleid Een immigratiebeleid beoogt de immigratiestromen onder controle te houden. Dit is geen gemakkelijke taak. Er bestaan namelijk verschillende migrantengroepen, afhankelijk van de reden van migratie. Eerst moeten we dus bekijken welke soorten migratie er bestaan en proberen deze te ordenen. Dan trachten we te bepalen hoe een beleid eventueel gestalte kan krijgen, om dan af te sluiten met de definitie van een paar richtlijnen waarmee het beleid rekening zou moeten houden. 2.1 Classificaties van immigratie Immigratie is een heel onduidelijk begrip. Immigranten zijn verre van homogeen en bijgevolg zijn er binnen de groep van ‘migranten’ verschillende groepen te onderscheiden. Elke groep heeft een andere reden tot vertrek uit het thuisland. Zo is er bijvoorbeeld Zimmerman (1993). Hij maakt gebruikt van drie classificaties: arbeidsmigratie, familiehereniging, asielzoekers en vluchtelingen. 2.1.1 Arbeidsmigratie De arbeidsmigranten kunnen ook economische vluchtelingen genoemd worden. Zij verplaatsen zich met de hoop het elders beter te hebben. De verplaatsing komt vaak tot stand door onevenwichten op de arbeidsmarkt of het gebrek aan een toekomstperspectief in het thuisland. Het niet in evenwicht zijn van een bepaald stuk van de arbeidsmarkt, zal een aantrekkingsfactor zijn en zolang het onevenwicht bestaat, zal de aantrekking er zijn. Het zal bijgevolg niet gemakkelijk zijn om deze mogelijke migranten te ontmoedigen. Deze groep kan nog verder opgedeeld worden in twee groepen: de legale en de illegale immigranten. Beiden hebben hetzelfde motief: een hoger inkomen verwerven. Hoe strikter het beleid is, hoe moeilijker het ook is voor de illegalen om het land weer te verlaten. Het gevolg hiervan is dat vele illegalen die initieel gepland hadden in een land slechts korte tijd te verblijven, besluiten toch te blijven. Of een beleid nu extreem open, 23 extreem restrictief of gematigd is, er zal altijd illegale immigratie blijven bestaan. Illegal immigratie ontstaat meestal doordat mensen die een tijdelijk visum verkregen hebben, niet terugkeren. Wie tijdelijke immigratie toelaat, moet met andere woorden, rekening houden met illegale blijvers (Vervliet, 2001). 2.1.2 Familiehereniging Familiehereniging behelst het geheel van maatregelen die door de ontvangende landen getroffen worden om de arbeidsmigrant, die alleen is overgekomen, toe te laten zijn familie te doen overkomen. Dit gaat over echtgenoten, kinderen, ouders en aanstaande echtgenoten. De problematiek van familiehereniging is heel specifiek: de overheden hier worden vaak geconfronteerd met een slecht bijgehouden bevolkingsregister in het thuisland, zodat de graad van verwantschap moeilijk vast te stellen is. Anderzijds kennen we eveneens het probleem van de schijnhuwelijken waarbij een partner met permanente verblijfsvergunning tegen een bepaalde som een huwelijk aangaat met iemand uit een immigratieland, en kort na het huwelijk weer uit de echt scheidt. Deze laatste praktijk is door een reeks maatregelen bemoeilijkt. Sinds 4 mei 1999 is er in België namelijk een geactualiseerde wet inzake schijnhuwelijken en sinds januari 2000 kan in België een afgesloten huwelijk achteraf nietig verklaard worden wanneer het om een schijnhuwelijk blijkt te gaan9. Dit probleem is echter lang niet opgelost, het blijft een vorm van verdoken arbeidsimmigratie. 2.1.3 Asielzoekers en vluchtelingen Van Dale specifiert asiel als volgt: ‘bescherming vanwege de staat verleend aan, respectievelijk gevraagd door personen die elders door de overheid vervolgd worden of kunnen worden.’ Het begrip asiel bestaat al heel lang en hiervan ligt een internationaal verdrag aan de basis10. 9 Antwerpen koploper in aantal schijnhuwelijken, De Standaard, 24/02/2003 10 Declaration on Territorial Asylum, G.A. res. 2312 (XXII), 22 U.N. GAOR Supp. (No. 16) at 81, U.N. Doc. A/6716 (1967). Bron : http://www1.umn.edu/humanrts/instree/v4dta.htm 24 Het aantal asielzoekers is echter ontspoord. Gezien er in weinig landen sprake is van een democratie, zijn er veel politieke vluchtelingen (leden van het verzet tegen de regerende groep). Toch moet men in het achterhoofd houden dat asielzoekers vaak ook economische vluchtelingen zijn. Door een strikter, beter omschreven en actief beleid kan men de echte asielzoeker beter onderscheiden van de eigenlijke arbeidsmigranten en zo aan de echte politieke vluchtelingen asiel geven. De asielstroom in ons land bijvoorbeeld, is sterk afgenomen sinds de regering strikte normen is gaan aannemen, een ander OCMW-beleid en een terugstuurbeleid is gaan voeren en bilaterale overeenkomsten heeft afgesloten met de landen van oorsprong. Familiehereniging, asielzoekers en vluchtelingen zijn classificaties waar we niet dieper op zullen ingaan omdat het om niet-economisch geïnspireerde immigratie gaat. 2.2 Beleidsantwoorden Eerst overlopen we een aantal mogelijke beleiden die in verband met migratie gevoerd kunnen worden. Een ander element dat ook nagegaan moet worden is of men tijdelijke dan wel permanente migratie moet verkiezen. 2.2.1 Het soort beleid Zimmerman (1993) onderscheidt vier beleidsantwoorden om de beslissing van economische immigratie te beïnvloeden: het “laissez-faire”-principe, de actieve recrutering, het restrictief beleid en de nulimmigratie. Bij Doomernik, Penninx en Van Amersfoort (1997) is een soortgelijke verdeling terug te vinden. Zimmerman noch Doomernik, Penninx en Van Amersfoort geloven in nulimmigratie. Het idee dat achter het “laissez-faire”-principe schuilgaat is dat vrije immigratie de economie ten goede zal komen. In dit geval is er geen beleid: voor iedereen is er vrije toegang en iedereen kan vrij het land verlaten. Er zijn geen restricties nodig omdat men 25 gelooft dat de markt de stromen zelf zal beëindigen van zodra het evenwicht is weergekeerd. Een tweede beleidsvorm die gevolgd kan worden is de actieve recrutering. Canada en Australië hebben een immigratiebeleid dat we hieronder kunnen onderbrengen. Voor deze landen een visum toekennen, wordt eerst nagegaan welke soort arbeid gewenst is. Op deze manier hebben de mensen met de vaardigheden waaraan een gebrek is op de arbeidsmarkt, voorrang. Een derde beleidsalternatief is het restrictieve beleid. De maatregelen van dit beleid hebben tot doel de immigratiestroom te filteren of om de immigranten buiten te houden (Zimmerman, 1993). Deze maatregelen kunnen ook op een andere manier in twee groepen opgedeeld worden, namelijk de directe en de indirecte maatregelen. Met directe restrictieve maatregelen worden deze maatregelen bedoeld die een directe impact hebben op de beslissing om al dan niet te migreren. De indirecte maatregelen gaan de omstandigheden in het thuisland verbeteren met als doel dat de mensen besluiten hun vaderland niet te verlaten. De effecten hiervan zijn echter niet direct observeerbaar, het gaat hier om lange termijn aanpassingen Het verbeteren van de omstandigheden in het thuisland moeten met de nodige voorzichtigheid gebeuren. Een te snelle verbetering van de economie destabiliseert de economische situatie met als gevolg dat er op korte termijn een grote stijging van emigratie waarneembaar is. Ook is het zo dat door het verbeteren van de economie mensen eindelijk de middelen zullen hebben om te emigreren. Men bereikt op korte termijn vaak het tegengestelde effect van wat beoogd is. Regeringen verkiezen meestal een tussenkomst die directer is om zo de uitkomst beter te kunnen bepalen. Daarom zal vaak voor bijvoorbeeld quota’s geopteerd worden, een directe impact, in plaats van een aanpak die, weliswaar op langere termijn en met iets meer risico, tot een betere en langdurige uitkomst leidt. De beste maatregelen op langere termijn zijn niet altijd deze die een directe aanpak inhouden. Een laatste beleidsmogelijkheid om met economische migratie om te gaan is de nulimmigratie. Dit is een beleidsvorm die geen enkele migrant binnen laat. In de 26 praktijk is dit echter enorm moeilijk te verwezenlijken. Een voorbeeld hiervan is Europa dat vanaf midden jaren zeventig een nulimmigratiebeleid voert. Deze immigratiestop is niet van toepassing voor asielzoekers en familiehereniging, met als gevolg dat deze migrantengroepen in aantal stegen. Op deze manier raken verschillende arbeidsmigranten toch Europa binnen. We moeten echter blijvend onder ogen houden dat de grootste migratiestromen ontstaan door een onevenwicht op een arbeidsmarkt of slechte politieke en economische omstandigheden in het thuisland. Het gaat hier met andere woorden niet over een individuele of neutrale keuze. Daarom moet er tijdens het opstellen van een beleid gelet worden dat de focus niet ligt op het ontmoedigen van de individuele migratie, maar eerder moet getracht worden de toestand in het thuisland te verbeteren of het onevenwicht op de arbeidsmarkt op te lossen. 2.2.2 Tijdelijke of definitieve migratie Zowel tijdelijke als definitieve migratie, hebben een aantal aanhangers. Zo heeft Stark (1991) uit zijn empirische studie geconcludeerd dat economische immigranten beter werken als ze na een bepaalde tijd het land (moeten) verlaten. Een ander argument om deze vorm van immigratiebeleid te verkiezen is het feit dat tijdelijke gastarbeid de aanbodsschokken op de arbeidsmarkt beter kunnen opvangen. Simon (1989) is er echter van overtuigd dat een permanent verblijf beter is. Zo meent hij dat de immigranten beter werken als ze op redelijk korte termijn erin kunnen slagen om het burgerschap te verwerven. Als dit het geval is, zullen gekwalificeerde immigranten ook sneller komen. 2.3 Principes waarop een beleid moet steunen Volgens Zimmerman (1993) moet het immigratiebeleid steunen op drie principes. Het eerste principe duidt op het feit dat de immigratie-overeenkomsten beter multi-, of tenminste, bilaterale afspraken zijn. Het beleid zal des te beter werken als er met de 27 landen van oorsprong, de armere landen, wordt samengewerkt. Dit element heeft een belangrijke plaats ingenomen op de agenda van het Europese communautaire beleid waar we later op zullen terugkomen. Door de samenwerking kan nagegaan worden hoe en uit welke soort migratie beide landen het meeste voordeel halen. Het transparanter maken van het beleid en het afschaffen van eventuele quota’s is een tweede principe. Het laatste principe houdt in dat een zo groot mogelijke beweeglijkheid van arbeid bereikt zou moeten worden. De nadruk werd echter gelegd op het feit dat het niet de bedoeling is om de werkkrachten permanent in het land te laten blijven. De tijdelijke immigratie zou aangemoedigd moeten worden, op die manier houdt het zendende land ook nog positieve effecten over van de emigratie (Zimmerman, 1993). Doomernik, Penninx en Van Amersfoort (1997) vullen deze drie principes van Zimmerman aan met nog drie andere principes. Volgens hen is het ook belangrijk dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de korte en lange termijn objectieven en beleidsmaatregelen. Ze zijn ook voorstander van een nauwe samenwerking tussen integratie en immigratieplannen. Als laatste principe geven ze het belang van rekening houden de verschillende soorten immigratie. Een arbeidsmigrant heeft namelijk andere kenmerken dan een asielzoeker. 2.4 Besluit Immigratie is er altijd geweest en zal er waarschijnlijk ook altijd zijn. Als mensen ervan overtuigd zijn dat ze het elders beter kunnen hebben en de kosten van deze stap niet te groot zijn, zullen ze emigreren. De migratiestromen worden dus door de kosten en de betere levensverwachtingen gedetermineerd. Natuurlijk zijn dit ruime begrippen die niet voor iedereen gelijk zijn. Immigratie heeft dus geen eenduidige oorzaak. De gevolgen van migratie werden opgedeeld in de gevolgen van immigratie en de gevolgen van emigratie. Immigratie van werkkrachten die nodig zijn, is initieel goed voor de economie. Als deze werkkrachten overbodig zijn in het land van oorsprong, is dit ook voor dat land een positief punt. Natuurlijk is dit in de meeste gevallen van 28 immigratie niet het geval waardoor de gevolgen voor land van oorsprong en aankomst niet beiden positief zijn. Het is belangrijk dat er in het opstellen van een immigratiebeleid rekening gehouden wordt met het land van oorsprong om zo te proberen tot een oplossing te komen die voor beide partijen optimaal is. Gezien de globalisatie en het vrije verkeer van kapitaal en goederen, kan het vrije verkeer van arbeid niet lang meer worden uitgesteld. Toch blijft het vrije verkeer van arbeid de grote schrik van vele landen. Nu er een kort overzicht is gegeven van de algemene oorzaken en gevolgen van immigratie, gaan we in het volgende deel het immigratiebeleid van zowel Europa als de Verenigde Staten van Amerika bekijken. 29 Deel 2 : Het Immigratiebeleid In dit deel wordt het immigratiebeleid van Europa met dat van de Verenigde Staten vergeleken. Beiden hebben een verschillende geschiedenis op het vlak van immigratie en hebben de problemen die zich in loop van tijd voordeden anders aangepakt. Met betrekking tot Europa zal er eerst gekeken worden naar de ontwikkelingen in de lidstaten en daarna naar de vorderingen in verband met het communautair immigratiebeleid. We gaan nagaan welke punten voor onenigheid zorgen en waarom. Niet alle landen hebben dezelfde opvattingen omtrent immigratie, daarom zal het ook niet zo eenvoudig zijn om tot een gemeenschappelijk immigratiebeleid te komen. De Verenigde Staten hebben in hun immigratiebeleid andere nadrukken dan de Europese landen. We zullen dus gaan kijken welke elementen in dit beleid essentieel gevonden worden. Het huidige Amerikaanse immigratiebeleid staat onder druk. We zullen onderzoeken waar de problemen zich situeren. We onderscheiden drie delen : het Europese immigratiebeleid, het immigratiebeleid van de Verenigde Staten en een vergelijking tussen beiden. 30 Hoofdstuk 1 Het Europese immigratiebeleid De Europese Unie bestaat sinds één mei 2004 uit 25 landen. Vele landen hebben een verschillend immigratiebeleid gevoerd, maar de Europese Unie zal binnenkort een gemeenschappelijk immigratiebeleid hebben. De reden hiervoor is gebaseerd op interne en externe factoren. Een voorbeeld van een interne factor is de totstandkoming van de interne markt en van een ruimte van vrijheid, veiligheid en gelijkheid. De komst van grote aantallen asielzoekers en illegale migranten is een voorbeeld van een externe factor (Van Muus, 2001). Het plan was dat het communautaire beleid in mei 2004 af zou zijn, maar de verschillen in beleidsvoering, het belang van zulk beleid en het delicate van de kwestie hebben tot gevolg dat die datum niet gehaald zal worden. Een gemeenschappelijk beleid inzake migratie raakt namelijk aan de nationale soevereiniteit. De meeste Europese landen leiden aan een tekort op de arbeidsmarkt voor bepaalde betrekkingen. Sommige Europese landen willen de tekorten op de arbeidsmarkt opvullen met immigratie om zo de negatieve economische consequenties van de vergrijzende bevolking te beperken, anderen weren liefst zoveel mogelijk migratie omdat de effecten op langere termijn onbekend zijn. Hierover bestaan veel uiteenlopende meningen omdat het niet eenvoudig is om de economische implicaties van een hogere immigratie op korte en op lange termijn in te schatten. Europa is een magneet wat immigratie betreft. De reden is tweezijdig; ten eerste omdat Europa het economisch gezien goed doet en ten tweede door de vergrijzing (Straubhaar, Zimmerman, 1992). Een groot immigratiepotentieel is er ook doordat landen in de nabijheid van Europa een sterke demografische groei kennen. Een andere reden is de toenemende kloof op economisch vlak tussen Europa en andere landen. Voor we het immigratiebeleid van vandaag kunnen analyseren, lijkt het ons nuttig om eerst een kort historisch overzicht te geven van de evoluties in immigratie Europa. Immigratie is vooral vanaf de Tweede Wereldoorlog een constant gegeven geworden voor vele Europese landen en de beslissingen van toen hebben nog steeds een uitwerking vandaag. Vervolgens gaan we na welke kenmerken Europa typeren op 31 gebied van immigratie. Op verschillende vlakken verschilt Europa sterk van de Verenigde Staten. In dit deel tonen we de belangrijkste kenmerken aan. In het derde deel zullen we het communautaire beleid bespreken. Eerst bekijken we de aanloop naar dit gemeenschappelijk beleid. Vervolgens gaan we de redenen waarom zulk beleid nodig is na. In het volgende deel gaan we de grote probleemgebieden situeren en bespreken. Om af te sluiten gaan we kort in op de vorderingen van het communautaire beleid. Om het deel over Europa af te sluiten gaan we even na welke inlvoed de toetreding van de tien nieuwe lidstaten op het immigratiebeleid of de ontwikkeling ervan kan hebben. 1.1 De wortels van het Europees immigratiebeleid De internationale migratiepatronen in Europa in de tweede helft van de 20e eeuw zijn sterk gerelateerd aan een aantal historische gebeurtenissen zoals het einde van de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog, het ontstaan van de Europese unie, de val van het Europese communisme enzovoort. Omdat dit een korte inleiding is, zullen we de bespreking beginnen bij de jaren zestig, wat niet wil zeggen dat er voor deze periode geen migratie was in Europa. Tussen de twee wereldoorlogen door zijn er bijvoorbeeld veel Italianen naar Wallonië geëmigreerd om er in de steenkoolmijnen te werken. In Limburg is de immigratie net na de Tweede Wereldoorlog begonnen met Polen die de steenkoolmijnen kwamen bemannen. Hoewel er dus voor 1960 ook immigratie was, gaan we ons toch beperken tot de immigratie die na de jaren 60 plaats vond daar dit, voor heel Europa gezien, het begin is geweest van de grote immigratiestromen. 32 Grafiek 1: De evolutie van vreemde bevolking11 in EU15 van 1950 tot 1998 (in duizendtallen) 19.869,10 20.000 16.146,20 13.328,60 14.036,40 15.000 11.557,08 10.000 6.524,50 5.000 0 1960 1970 1980 1985 1990 1998 Bron: Brücker, Epstein, Venturini, Mc Cormick, Saint Paul, Zimmerman, 2001 Bovenstaande grafiek geeft de evolutie weer van de immigranten die in de EU15 verblijven tussen 1950 en 1998 in aantallen. We kunnen drie fases onderscheiden, twee fases met een grote groei met tussenin een fase met een kleine toename van de immigratie. Gedurende de jaren zestig en zeventig stijgt de immigratie zoals nog nooit gezien in Europa. Tijdens de jaren tachtig daalt de immigratie en dit mede door beleidsmaatregelen getroffen in de jaren zeventig. De jaren negentig kennen dan weer een grote toename van de immigratie. Onderstaande grafiek stelt de netto-immigratie van de EU15 voor van 1950 tot 2002. We merken, net zoals bij de immigrantenbevolking, ook bij de netto-migratie een algemene stijging op. Tijdens de jaren vijftig was er een negatieve netto-immigratie. Voor sommige landen was deze periode gekenmerkt door een instroom (Duitsland, Frankrijk en België bijvoorbeeld) voor andere landen was dit een periode van grote emigratie (Portugal en Spanje bijvoorbeeld). De jaren zestig kenden een enorme piek door het recruteren van Marokkaanse en Turkse gastarbeiders. Merkwaardig is dat, ondanks het feit dat de immigratie in het meerendeel van de EU landen blijft stijgen 11 het zijn de aantallen van vreemdelingen (met een andere nationaliteit) die in dat bepaalde land verblijven. 33 door bijvoorbeelde de familiehereniging, de netto-migratie negatief is. Het is pas vanaf midden jaren tachtig dat het saldo positief wordt en blijft tot nu. Zoals we in de geschiedenis ook besproken hebben zien we dat er begin jaren negentig een piek is, dit door de grote aantallen vluchtelingen. De stijgende lijn is zowel in de immigratie als in de netto-migratie terug te vinden. Grafiek 2: De netto-immigratie voor EU15 van 1950 tot 2002 Bron: Leibfritz, O’Brein, Dumont, 2004 Omdat we uit beide grafieken kunnen afleiden dat elk decennia gekenmerkt is door een veranderde instroom, gaan we elk afzonderlijk bespreken en in het kort de verschillen onderling trachten te verklaren. 1.1.1 De jaren zestig Internationale immigratie in de jaren zestig bestond vooral uit arbeidsmigratie. Door de economische groei na de Tweede Wereldoorlog was de vraag naar ongeschoolde arbeiders in West-Europa groter dan het aanbod. Niet alleen waren er te weinig arbeidskrachten om alle vacatures op te vullen, ook waren er veel jobs die de burgers zelf niet meer wouden opvullen omdat de omstandigheden te slecht waren of het loon te laag was (bv. de steenkoolmijnen). Om de spanningen op de arbeidsmarkt, de flessenhals van de economische expansie, te verlichten, recruteerden verschillende landen arbeiders van elders. 34 Vele werkkrachten trokken daarom van Zuid-Europa, meer bepaald Italië, Spanje, Griekenland en Portugal, naar het noorden om er de arbeidsmarkt terug in evenwicht te brengen. Vooral Duitsland, Luxemburg en Zwitserland waren belangrijke bestemmingen. Maar ook Oostenrijk, België, Frankrijk en Nederland maakten gebruik van deze werkkrachten om de tekorten op de arbeidsmarkt weg te werken. De grote netto-immigratie van Frankrijk was echter vooral te wijten aan de terugkeer van vele Fransen en de instroom van vele Algerijnen na de onafhankelijkheid van Algerije. Ierland en Finland hadden in die periode, in tegenstelling tot alle andere landen van West-Europa een netto-emigratie. Dit was te wijten aan de arbeidsemigratie naar respectievelijk het Verenigd Koninkrijk en Zweden omdat de economische situatie daar beter was (Jennissen, Van der Gaag, Van Wissen, 2001). Toen er na de komst van vele Zuid-Europeanen nog een tekort was op de arbeidsmarkt, ging men intens recruteren in Noord-Afrika en Turkije. De gastarbeiders worden gezien als tijdelijke werkkrachten waardoor de economie op een hoger niveau kon draaien. Men verwachtte dat van zodra de economie het slechter deed, ze allen huiswaarts zouden keren. 1.1.2 De jaren zeventig De economische recessie in 1973 en 1974 was een keerpunt voor Europa. De werkloosheid steeg en de vreemde arbeidskrachten waren hierdoor niet meer nodig. Vele Zuid-Europeanen keerden als gevolg van de recessie huiswaarts. Hier moet opgemerkt worden dat de terugkeer van Spanjaarden en Portugezen vooral te maken had met de dood van Franco en Alazar. Voor de andere migranten werd deze periode gekenmerkt door familiehereniging. De arbeidskrachten die niet naar huis gingen, lieten hun familieleden overkomen. De familiehereniging werkte de tijdelijkheid van deze arbeid duidelijk tegen. Zij die hun familie lieten overkomen, waren niet meer van plan naar hun land van oorsprong terug te keren. Daardoor steeg het aantal inactieven bij de migrantenbevolking. 35 Het grootste probleem rond de recrutering van vreemde arbeidskrachten was dat er geen beleid bestond om dit te ondersteunen (Debbaut, 1976). Van zodra men zag dat ondanks de stijgende werkloosheid, er nog gastarbeiders binnen wouden, heeft men de grenzen compleet gesloten. Dit gebeurde voor de meeste landen rond 1973, zo ging in België de migratiestop in 1974 van kracht (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). De zogenaamde ‘nulimmigratie’ is vandaag nog steeds van kracht. Vele landen die gebruik maakten van gastarbeiders bevonden zich door het ontbreken van een ondersteunend beleid in een lastige situatie van zodra de economische groei daalde of zelfs negatief werd. Max Frisch beschreef de situatie in Duitsland tijdens deze periode als volgt: “We vroegen om arbeidskrachten, maar er zijn mensen gekomen.” De sociale kost van de immigratie werd zeer hoog. Ook de Ieren die naar het Verenigd Koninkrijk waren geëmigreerd, keerden in deze periode terug naar Ierland. De reden van de terugkeer van vele Ieren was de economische groei en de toenemende arbeidsmogelijkheden in Ierland zelf (Jennissen, Van der Gaag, Van Wissen, 2001). Ierland werd in 1974 lid van de E.G. en het land kreeg massale hulp van het Europese Regionaal Fonds12. 1.1.3 De jaren tachtig Tijdens de jaren tachtig bereikten de immigratiestromen niet de omvang van de voorgaande perioden. In deze periode nam de familiehereniging enigszins af. In de tweede helft van de jaren tachtig steeg de immigratie echter weer, dit door politieke, economische en sociale veranderingen. De grootste oorzaak was het einde van de Koude Oorlog en het ineenstorten van het communistische systeem. Het ging hier echter over vluchtelingen en asielzoekers waarvoor de nulimmigratie niet van kracht was. De nulimmigratie was eveneens niet van kracht voor immigratie van EU-lidstaten en gezinshereniging (Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, 2000). 12 Net zoals Spanje en Portugal hulp kregen na hun toetreding in 1986 36 De migratiestop hield met andere woorden enkel de economisch geïnspireerde migratie tegen of deze tijdelijke dan wel permanent is. 1.1.4 De jaren 90 Ook Zuid-Europa kreeg in deze periode te maken met netto-immigratie. Italië, Spanje, Griekenland en Portugal waren vroeger gekend als armere landen maar door hun toetreding tot de EU, waren ze hun economische achterstand snel aan het inhalen. Dat was de hoofdreden waarom er ook naar deze landen immigratiestromen ontstaan zijn. De stromen kwamen hoofdzakelijk uit Noord-Afrika, Klein-Azië en ex-Yugoslavië. De grote instroom in deze periode was vooral te wijten aan een groot aantal asielzoekers. De omvang van de asielaanvragen deed echter de vraag rijzen of het hier wel degelijk om asielaanvragen gaat en niet louter over economische migranten. Men heeft getracht dit probleem op te lossen door de restricties inzake asielbeleid te verscherpen. Bij gevolg daalde het aantal asielzoekers merkbaar in de tweede helft van de jaren negentig. Wanneer we kijken naar alle immigratiepatronen in de Europese landen, valt het op dat alle West-Europese landen te maken hebben met netto-immigratie. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de verschillen in netto-migratie tussen de verscheidene landen convergeerden in de jaren negentig (Jennissen, Van der Gaag, Van Wissen, 2001). Het immigratiebeleid dat vandaag in België geldt is gebaseerd op de immigratiestop van 1974 met steeds restrictievere wetswijzigingen. Deze trend is terug te vinden in de meeste landen van de Europese Unie (Pharet, Krekels, 1998). 1.1.5 Cijfergegevens In Grafiek 3 zijn de evoluties van het migrantenaantal in de jaren negentig weergegeven. De grafiek toont het aantal migranten per 1000 inwoners. Eerst bekijken 37 we de ontwikkelingen van de EU15. We zien dat er in het midden van de jaren negentig een noemenswaarige daling is geweest. Maar in de tweede helft van de jaren negentig is het immigrantenaantal terug beginnen stijgen waardoor de daling voor een groot stuk gecompenseerd wordt. Toch is het aantal gedaald, in 1991 waren er 3,1 migranten op 1000 inwoners in de EU, in 2002 waren het er slechts 2,6. Grafiek 3: Netto aantal immigranten per jaar per 1000 inwoners13 10 8 6 België 4 Franrkijk 2 Duitsland EU15 0 2001 1999 1997 1995 1993 1991 -2 Bron: Bovagnet, 200314 Omdat de EU bestaat uit 15 verschillende landen, leek het ons nuttig om de data van enkele landen in onderstaande grafiek op te nemen. Ook het aantal migranten op 1000 inwoners van België, Frankrijk en Duitsland zijn terug te vinden in onderstaande grafiek. België volgt algemeen gezien de trend van Europa. Toch zien we dat op het moment dat Europa het laagste aantal migranten heeft, het aantal in België weer even piekt. België heeft in 2002 een 3,8 migranten per 1000 inwoners. Frankrijk heeft tot en met 1998 een negatieve migratie, in 2002 is het aantal licht positief met een waarde van 1,1 migranten per 1000 inwoners. Duitsland had in het begin van de jaren negentig een veel hoger aantal migranten, maar net zoals in Europa in het algemeen is er een substantiële daling geweest in de eerste helft van de jaren negentig. Hoewel het aantal 13 Het verschil tussen de immigratie en emigratie dit dat bepaalde jaar 14 www.europa.eu.int/comm/eurostat.htm 38 immigranten in Duitsland terug begon te stijgen rond 1998, blijft er een grote daling merkbaar. In 1991 had Duitsland 7,5 migranten per 1000 inwoners, het zijn er slechts 2,7 in 2002. We zien dus dat er tussen de lidstaten onderling grote verschillen bestaan. Daarom lijkt het ons ook nuttig om na te gaan wat de verdeling is van de migranten over de verschillende lidstaten heen. Grafiek 4: Netto Immigratie van de EU opgsplitst naar de lidstaten in 200315 FI: 0,6 AT: 2,6 PT: 6,4 SW: 2,9 UK: 10,5 LU: 0,1 BE: 3,6 DK: 0,7 IT: 21,1 NL: 0,3 DE: 16,3 IE: 2,8 FR: 6,1 EL: 3,1 ES: 22,9 Bron: First demographic estimates for 2003, Eurostat Hier staat de opdeling van de immigratie van 2003 naar de verschillende lidstaten grafisch voorgesteld. We zien dat de immigranten die in 2003 Europa zijn binnen gekomen niet proportioneel gelijk verdeeld zijn over de verschillende lidstaten heen. Landen zoals Nederland, Luxemburg en Finland krijgen samen slechts 1% van de totale immigratie uit 2003 in hun land. Aan de andere kant zijn er landen die een groot deel van de Europese immigratie op hun grondgebied binnen laten. Zo vertegenwoordigt de migratie in Italië één vijfde van de totale immigratie in de EU, wat ook voor Spanje het geval is. Duitsland, waarvan we daarnet in de grafiek zagen dat een enorme daling heeft 15 First demographic estimates for 2003, Eurostat. De immigratie van de EU15 is dus 100%. 39 gekend in de jaren negentig, behoort nog steeds tot de top drie van de grootste immigratielanden van de EU met een 15,5%. Frankrijk heeft een lage immigratie hebben we in de vorige grafiek gezien, vele jaren was de netto immigratie per 1.000 inwoners zelfs negatief. Ook hier zien we dat Frankrijk, gezien het grote aantal inwoners, tot de landen met een lage immigratie behoort. Wanneer we kijken naar de evolutie van de netto-migratie van enkele lidstaten zien we dat er duidelijke verschillen te vinden zijn. Grafiek 5: Evolutie van de netto-migratie in België (1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 Grafiek 6: Evolutie van de netto-migratie in Spanje(1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 40 Grafiek 7: Evolutie van de netto-migratie in Italië(1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 Grafiek 8: Evolutie van de netto-migratie in Denemarken(1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 Grafiek 9: Evolutie van de netto-migratie in Finland (1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 41 Grafiek 10: Evolutie van de netto-migratie in Oostenrijk (1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 Grafiek 11: Evolutie van de netto-migratie in Zweden (1990-1999) Bron: Bowen, Wu, 2003 We merken op dat er duidelijke verschillen terug te vinden zijn tussen de evoluties van netto-migratie van de lidstaten die zijn voorgesteld. In de periode 1994-1996 is er in Italië ( Grafiek 7) een enorme stijging in de netto-migratie terug te vinden. Deze stijging is ook in de evolutie van Denemarken (Grafiek 8) terug te vinden, hoewel de stijging hier is van 1994 tot 1995 waarna er weer een scherpe daling observeerbaar is. Het nettomigratie cijfer van Zweden (Grafiek 11) daalt enorm fel in deze periode. Tijdens de periode 1996-1998 zien we zowel voor België ( 42 Grafiek 5) als voor Spanje (Grafiek 6) een felle stijgin van de netto-migratie. In tegenstelling daalt het netto-migratie cijfer voor Italië, Denemarken. Voor Zweden is er een stijging merkbaar vanaf 1997. De netto-migratie van Finland (Grafiek 9) wijkt geheel af van de andere landen. Hier is er een piek te zien in 1991. In de volgende jaren daalt de netto-migratie zonder al te veel van deze tendens af te wijken. Ook Oostenrijk (Grafiek 10) kent een geheel andere evolutie. Hier daalt de netto-migratie van 1992 tot 1999 fel met een lichte stijging in 1997. We kunnen besluiten dat de evolutie tussen de meeste landen enorm verschilde, zelfs tussen buurlanden (Finland en Zweden) zijn er weinig gelijkenissen terug te vinden. Zoals eerder vermeld hebben Jennissen, Van den Gaag en Van Wissen (2001) het over een convergentie wat betreft migratie in de jaren negentig. Wanneer we naar Grafiek 3 kijken zien we inderdaad dat België, Franrkijk en Duitsland in het begin van de jaren negentig migratiecijfers hebben die verder uit elkaar liggen dan in 2000. Wanneer we echter naar het taartdiagram kijken, kan deze convergentie in vraag gesteld worden. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat het percentage vreemdelingen van de EU in een lidstaat ook afhankelijk is van de grootte van deze lidstaat. Zo kunnen we zien dat Frankrijk, hoewel het grotere oppervlakte heeft dan Italië een kleiner percentage op zijn grondgebied heeft. Ook de grafieken van de evolutie van de nettomigratie van verschillende lidstaten, laten zien dat de convergentie niet opgaat voor alle landen. 1.1.6 Besluit We zien dat tussen 1960 en 2000 de immigratie enorme veranderingen heeft teweeggebracht in de West-Europese samenleving, zowel economisch als sociaal. Uit de verschillende ontwikkelingen springen er drie grote veranderingen in het oog (Wanner, 2002). Eerst en vooral is er het invoeren van restrictieve regelingen wat betreft migratie na de crisis in 1973. Arbeidsmigratie wordt vervangen door een secundaire vorm van migratie, namelijk familiehereniging en asielbeleid. De redenen van migratie wijzigen 43 hierdoor en worden bijgevolg meer gediversifieerd. Een tweede verandering die zich vooral in de jaren tachtig voordoet, heeft te maken met de diversificatie van de oorsprong van de migranten. De laatste ontwikkeling, die geldt voor de hele wereld, is de hoge graad van internationale mobiliteit. Ondanks de restrictieve immigratiebeleiden die gevoerd worden, blijft de immigratie aanhouden. Een belangrijk probleem is dat de recruteringen in de jaren zestig niet met een bijpassend beleid ondersteund werden. Het gevolg hiervan is dat het een ongecontroleerde toestroom werd. Daar ook in de economische recessie de komst van migranten bleef aanhouden, is rond 1973 in de meeste landen een migratiestop ingeroepen. Ook aan het einde van de twintigste eeuw is de migratiestop, in theorie, in de meeste Europese lidstaten nog steeds van kracht. Als afsluiter hebben we met cijfergegevens aangetoond dat er nu nog grote verschillen bestaan wat betreft immigratie. Er zijn verschillen tussen de lidstaten in verband met netto-migratie observeerbaar. Dit kan duiden op een geheel ander beleid en/of instelling wat voor de nodige problemen kan zorgen bij het uitwerken van een gemeenschappelijk immigratiebeleid. In het volgende deel gaan we nagaan welke kenmerken Europa typeren wat betreft immigratie. Europa heeft kenmerken die niet in de Verenigde Staten terug te vinden zijn. Deze kenmerken hebben ook een grote invloed op hoe het beleid gevoerd wordt en hoe aantrekkelijk de verschillende landen of de Unie als geheel is. 1.2 Kenmerken van de EU15 wat betreft immigratie De immigratiebeleiden die vandaag de dag van kracht zijn in de verschillende lidstaten van de EU15 zijn bepaald en gedetermineerd door de kenmerken van de immigratiestromen, de bepalende factoren van de immigratiestromen en andere beleidsbeslissingen die invloed hadden op deze stromen (Jenny, 2001). We gaan enkele van deze kenmerken in het kort bespreken. 44 1.2.1 De Grenzen De grenzen van Europa zijn vrij poreus (Eichengreen, 1993). Het is met andere woorden niet zo gemakkelijk om de illegale immigranten buiten te houden. Ondanks dit gegeven, zijn de cijfers niet enorm hoog. Sinds het Verdrag van Rome (1957) kan men zich vrij verplaatsen binnen de Unie. Wanneer men dus in één land binnen kan, kan men zich achteraf gaan vestigen waar men wil. Het openstellen van de interne grenzen maakt van een communautair beleid, wat betreft asiel- en immigratieregulering, een noodzaak. Het vrij personenverkeer in de Europese Unie kwam tot stand door het Verdrag van Schengen (1985). Dit verdrag werd door alle lidstaten, behalve het Verenigd Koninkrijk en Ierland, ondertekend. Het gevolg van dit verdrag is dat de binnengrenzen werden afgeschaft. Men kan dus van de Noordkaap tot in de Algarve controlevrij reizen. Een logisch gevolg van het afschaffen van de binnengrenzen, is het verstevigen van de buitengrenzen, want eens een immigrant binnen kan, kan hij overal vrij circuleren. Het probleem van de buitengrenzen zal met de komst van de nieuwe lidstaten echter nog groter worden: wanneer de nieuwe lidstaten de Schengen-akkoorden gaan onderschrijven zullen ook zij hun buitengrenzen strenger moeten bewaken en dat is niet wat ze totnogtoe gewoon zijn. Integendeel, zo is er een druk verkeer tussen de toekomstige lidstaten en Wit Rusland, Oekraïne, Rusland, Moldavië en Roemenië. Deze landen hebben echter een slechte reputatie wat betreft georganiseerde misdaad. Bovendien zijn er de jongste tien jaar alleen in Polen 500.000 migranten aan het werk. Ze verdienen er bijzonder weinig, zelfs naar Oost-Europese normen, maar dat is nog steeds veel meer dan in hun eigen land. De controle aan de buitengrenzen van de nieuwe lidstaten zal dan ook een zeer groot probleem worden. 45 1.2.2 De lage mobiliteit tussen de verschillende lidstaten De lage mobiliteit in de EU is al jaar en dag een probleem dat ondanks vele pogingen, nog steeds niet verdwenen is. We beginnen met een kort overzicht en gaan dan over naar cijfergegevens die het iets concreter maken. 1.2.2.1 Algemeen Een grote bereidheid en mogelijkheid om te verhuizen van werknemers vergroot het rekruteringsveld voor werkgevers en daarmee de kans dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt elkaar weten te vinden. Mobiliteit bevordert hierdoor een efficiëntere allocatie van arbeid. Een ander gevolg van een lage mobiliteit is volgens Angrist en Kugler (2001) dat dit de negatieve invloed van immigratie nog versterkt omdat de arbeidskrachten die vervangen worden door vreemdelingen, niet de neiging hebben om zich te verplaatsen naar een arbeidsmarkt waar hun vaardigheden nog wel nodig zijn. De mobiliteit in Europa is de mate waarin de mensen uit de verschillende lidstaten zich verplaatsen over de landsgrenzen heen voor bijvoorbeeld hun job. Arbeidsmobiliteit is nodig om de aanbodschokken op te vangen, de noodzaak hiervan is nog gestegen door het invoeren van de Euro (Blanchard, 2002). Door de invoering van de Euro verliezen de landen de intrestvoet en de geldhoeveelheid als instrument om ook de arbeidsmarkt in evenwicht te houden. Dit levert niet zulke grote problemen op, wanneer het één homogene markt betreft. Door een hoge mobiliteit zouden de tekorten op een markt ongedaan gemaakt kunnen worden zonder gebruik van intrestvoet of geldhoeveelheid. De homogeniteit van de Europese markt is sinds de toetreding van 1 mei nog gedaald. De Schengen-akkoorden van 1985 zijn mede tot stand gekomen om de arbeidsmobiliteit te bevorderen. Deze akkoorden hebben als gevolg dat de interne grenzen compleet opengesteld worden. Burgers van de lidstaten kunnen vrij bewegen vanaf 1993. Ondanks de mogelijkheid tot vrije verplaatsing, stijgt de arbeidsmobiliteit binnen de EU amper. Het waren dus niet enkel en alleen de grenzen die deze mobiliteit belemmerde, integendeel. 46 1.2.2.2 Cijfergegevens Wanneer we de interne mobiliteit uitdrukken als het aantal mensen dat in een ander land woonachtig is tegenover de gehele EU15 bevolking, zien we dat de mobiliteit voor de EU15 zone lager ligt dan 0.2% (Wijffels, 2001). Niet alleen absoluut gezien is dit klein, ook wanneer we dit vergelijken met de mobiliteit binnen een land, is dit ook klein. Grafiek 12: Mobiliteit binnen een bepaalde regio (percentages) 2,3 VK 1,6 NL 0,5 IT 0,2 EU15 0 0,5 1 1,5 2 2,5 Bron: Wijffels, 2001 Bovenstaande grafiek toont de mobiliteitspercentages. We zien inderdaad dat mensen gemakkelijker binnen een land verhuizen dan naar een ander land. Dit is logisch, gezien de drempels van taal en cultuur wegvallen. Toch zijn dit niet de enige reden die de mobiliteit belemmeren. Ook een slecht functionnerende huizenmarkt kan ervoor zorgen dat mensen niet verhuizen naar een andere lidstaat (Wijffels, 2001). 47 Grafiek 13: Verdeling van de buitenlandse werkbevolking in de EU15 (EU15 burgers) Bron: Wijffels, 2001 Grafiek 13 geeft een beeld van de verdeling van de totale beroepsbevolking in de EU woonachtig in een andere lidstaat. Daarbij is zowel gekeken naar de bestemming als naar de herkomst. Uit de grafiek blijkt bijvoorbeeld dat bijna 40% van de beroepsbevolking in de EU die in een andere lidstaat woont, in Duitsland woont terwijl maar 6% van de beroepsbevolking die in een andere lidstaat woont oorspronkelijk uit Duitsland komt. Hierbij moet worden opgemerkt dat de cijfers in Grafiek 13 betrekking hebben op voorraadgrootheden en niet op stroomgrootheden. De aankomst en verstreksaldi zeggen iets over de migratiestromen in het verleden, maar niet noodzakelijk iets over de verdeling van de huidige migratiestromen (Wijffels, 2001). In onderstaande grafiek is zijn de gegevens van Grafiek 13 verder opgedeeld. Zo staat aangeduid welk percentage van de vreemde EU-bevolking in een bepaald land afkomstig is van de buurlanden. Ook kunnen we zien welk percentage van de mensen uit dat land die naar een andere lidstaat gaan wonen, een buurland kiezen. Zo zien we dat de immigratie binnenin de EU voornamelijk naar buurlanden is. Zo is bijna 100% van de Oostenrijkse emigranten naar de buurlanden geïmmigreerd. 48 Grafiek 14: Buitenlandse beroepsbevolking van en naar buurlanden (EU15burgers) Bron: Wijffels, 2001 Een uitzondering op deze trend zijn de Zuid-Europese landen. Nog steeds is er een Noord-Zuid patroon terug te vinden. Zo heeft Duitsland vele Grieken en Italianen en Frankrijk heef vele Portugese immigranten. In de grafiek kunnen we dit zien doordat minder dan 10% van de Portugeese emigranten naar buurlanden gaan. Wanneer we kijken naar specifieke arbeidsmigratie zien we dat 1.7% van de arbeidsbevolking van de EU15 in een andere lidstaat woont en werkt. Hier tegenover is 3% van de totale EU15 arbeidsbevolking afkomstig van buiten de EU15. Dit is bijna het dubbele. 1.2.2.3 Besluit Europa is gekenmerkt door een lage mobiliteit. Deze mobiliteit is kleiner tussen de lidstaten dan in de lidstaten zelf. De EU-burgers die in een andere lidstaat wonen zijn niet gelijk verdeeld over de verschillende lidstaten. Zo wonen bijna de helft van de interne EU15-migranten in Duitsland. De migratie tussen de lidstaten gaat vooral naar buurlanden. Een uitzondering hierop is het Noord-Zuid patroon. Er zijn meer niet-EU arbeidsmigranten dan EU arbeidsmigranten. 49 1.2.3 De verzorgingsstaat De meeste landen van de EU15 kunnen een verzorgingstaat genoemd worden. Deze verzorgingsstaat werkt als een magneet voor potentiële immigranten. Het geeft kunstmatige prikkels, waardoor migratie de allocatieve functie moeilijker kan vervullen (Van Dalen, 2001). Hiermee wordt bedoeld dat de migratie die normaal gaat naar het land waar er van een bepaalde vaardigheid te kort is, belemmerd wordt door deze kunstmatige prikkels. Eén van de positieve gevolgen van migratie wordt met andere woorden tegengewerkt door het socialezekerheidsstelsel. Het gevolg hiervan is een averechtse selectie. Dit fenomeen is ook aangetoond door een studie van Borjas (1991) in de Verenigde Staten en Van Dalen (2001) beweert dat het resultaat van het onderzoek, de averechtse selectie, van Borjas ook van toepassing is voor de Europese welvaartsstaten. De verzorgingsstaat heeft een niet te onderschatten aantrekkingskracht op immigranten, dat is een feit. Het is de reden waarom de uitbreiding landen ertoe aanzet restrictieve maatregelen te nemen. De bestaande lidstaten kennen zichzelf het recht toe om de migranten uit de nieuwe lidstaten voor een periode van maximum zeven jaar buiten te houden. De Europese leiders gaan ervanuit dat na verloop van die periode de economie van die landen zodanig gegroeid zal zijn dat er op dat moment geen massale migratiestroom van oost naar west meer op gang zal komen. Vandaag staat het sociaal zekerheidssysteem in vele landen onder druk. Een reden hiervan is de heterogeniteit van de samenleving door migratie. Meer immigranten gebruiken het sociaal zekerheidssysteem doordat de concentratie van sociaal economische problemen16 bij deze groep hoger is. Dit legt een zware druk op de verzorgingsstaat (Jacobs, Kalshoven, Tang, 2003). 16 Hiermee wordt schooluitval, werkloosheid, verpaupering enzovoort bedoeld 50 1.2.4 De Nulimmigratie Zoals eerder beschreven in de geschiedenis van het Europese immigratiebeleid, is er na de rekrutering van arbeidskrachten een immigratiestop ingeroepen in de meeste Europese landen. Het is de arbeidsmigratie die in de meeste Europese landen verboden is (Berlage, 2003). Wanneer er voor een bepaalde job op de thuismarkt geen passende arbeidskracht te vinden is bestaat er geen mogelijkheid om deze elders te gaan halen. Hier moet wel bij vermeld worden dat er in de wetgeving wel enkele uitzonderingen voorzien zijn. Zo krijgt iemand bijvoorbeeld wel de toestemming het land als arbeidsmigrant binnen te komen wanneer deze al beschikt over een werkcontract (Berlage, 2003). Europa laat wel vreemdelingen toe wanneer het gaat over familiehereniging en asielzoekers. Een logisch gevolg van het verbod op arbeidsmigranten om binnen te komen is dat ze onder valse voorwendselen zullen trachten binnen te geraken. Dit is een fenomeen dat we ook in België hebben gezien in de jaren negentig. Het feit dat wanneer de asielprocedure strikter werd, het aantal aanvragen daalde duidt op het feit dat een deel van de asielaanvragen onterecht was. Ook de andere weg om legaal binnen te geraken in Europa, de familiehereniging, wordt misbruikt. Een bemerking moet hier gemaakt worden over de migratiestop. In de meeste landen bestaat er een aanzienlijke discrepantie tussen de geproclameerde algemene beleidsprincipes (de migratiestop), het reglementair kader inzake arbeidsmigratie dat werkelijk in voege is, de administratieve uitvoeringspraktijk en de realiteit. Door middel van uitzonderingen is men steeds verder gaan afwijken van het algemene principe, de nulimmigratie. Arbeidsmigranten kunnen wel een toelating krijgen om een lidstaat te betreden, maar dan wel via een uitzonderingsregeling. Op deze manier zijn er in België aanzienlijke arbeidsmigratie stromen geweest. De nulimmigratie bestaat de facto nergens meer (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). 51 1.3 Het communautair beleid Tot vandaag volgt elke lidstaat een eigen immigratiebeleid maar door de Schengen akkoorden zijn de mensen vrij zich te bewegen tussen de lidstaten. Dit stelt het nationale beleid natuurlijk in vraag. Wanneer landen onderling grote verschillen tonen in migratiebeleiden, kan het ene land het andere land tegewerken. Het idee dat er nood is aan een gemeenschappelijk beleid wat betreft immigratie- en asielbeleid is voor het eerst op papier gezet in het Verdrag van Amsterdam in 1999. Dit idee is dan verder uitgewerkt tijdens de raad van Tampere (1999) en daar is besloten het communautair immigratie- en asielbeleid voor de Europese Unie tegen mei 2004 vorm te geven. In dit deel gaan we eerst de redenen waarom er nood is aan zo een beleid belichten. Vervolgens gaan we in op de punten die voor problemen zorgen en die het proces vertragen. Om dit deel af te sluiten overlopen we wat er al beslist is en hoe het communautair beleid er, volgens de verschillende lidstaten, moet uitzien. 1.3.1 De noodzakelijkheid van een communautair beleid In dit deel zullen we eerst in het kort de geschiedenis van het communautair beleid overlopen. Vervolgens gaan we de noodzaak van een gemeenschappelijk beleid opsplitsen over vier delen. Een eerste reden waarom er nood is aan een communautair beleid is het niet meer functioneren van de nulimmigratie. Een tweede reden zijn de grote stromen illegalen waarmee Europa te kampen heeft. De problemen rond de grenscontroles vormen een derde element. De laatste noodzaak die we zullen belichten zijn de economische overwegingen. 1.3.1.1 Geschiedenis Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor alle lidstaten is een element dat over het hoofd gezien is in het Verdrag van Rome (1957). Men wou een gemeenschappelijke markt creëren waarin vrij verkeer van kapitaal en goederen binnen de EU (toen nog EG) 52 mogelijk werd. Ook konden de onderdanen van de lidstaten vrijer bewegen dan ervoor. Nog steeds echter bestonden er grenscontroles tussen de lidstaten onderling en over een gemeenschappelijk extern immigratiebeleid werd niets gezegd. Zolang echter elk land zelf de bevoegdheid heeft een eigen migratie- en asielbeleid te voeren, kan de mobiliteit en zo de economie, door het opvangen van eventuele aanbodschokken, verbeterd worden (Straubhaar, Zimmerman, 1993). In 1985, met de Schengen-akkoorden I (Schengen II in 1990) werd de interne mobiliteit nog meer aangemoedigd door de grenscontroles tussen de lidstaten af te schaffen. De doelen van deze akkoorden waren: vrij bewegen in de Europese Unie, sterkere externe controles invoeren, een uniforme visa politiek en een coördinatie van de verschillende asielbeleiden (Straubhaar, Zimmerman, 1993). Een gevolg van deze akkoorden is echter dat de buitengrenzen sterker werden, waardoor sommigen het hadden over de ‘versterkte burcht’. In Dublin (1990) werd voor de eerste keer over een eventueel communautair beleid gesproken. Het idee werd echter niet uitgewerkt, maar alle lidstaten gaven toe dat er nood is aan een gemeenschappelijk beleid inzake immigratie en asiel. De EU kreeg na het Verdrag van Maastricht in 1992 meer rechten in verband met immigratie. Zo gaven de lidstaten in principe hun bevoegdheid over visa, maatregelen in verband met illegalen en arbeidsmigratie door aan de EU (Straubhaar, Zimmerman, 1993). Het was in 1993 dat de Schengen-akkoorden effectief werden toegepast: de grenscontroles tussen de lidstaten, die het Schengen-akkoord ondertekenden, werden afgeschaft. Deze gebeurtenis zou het nut en de nood van een communautair beleid verder doen toenemen. In Amsterdam werd in 1999 besloten dat men binnen de vijf jaar met een gemeenschappelijk beleid inzake asiel en immigratie wou werken in plaats van de verschillende nationale beleiden (Muus, 2001). In Amsterdam zijn er drie belangrijke veranderingen aangebracht aan het Europa-denken. Ten eerste werd er voor het eerst beoogd om aspecten van het externe immigratiebeleid te verheffen van nationaal tot 53 communautair niveau. Ten tweede wou men het intergouvernementele beleidsplan omzetten in een communautair beleidsplan, een stap van een onafhankelijk beleid naar een supranationaal beleid. In 1958 sprak men over de ‘interne markt’, in Amsterdam werd deze naam omgezet in een ‘ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid’(Muus, 2001). Dit is de derde verandering die in Amsterdam werd aangebracht. Deze naamsverandering laat duidelijk merken dat er nood is aan een gemeenschappelijk systeem van bewaking van de buitengrenzen. Men is ook van plan om de niet-Europeanen vrij te laten bewegen tussen de lidstaten, wat een grote verandering is. In Tampere (1999) werd herbevestigd dat er nood is aan een communautair beleid en dit idee werd verder uitgewerkt. Hier werden voor het eerst de belangrijkste punten gebundeld van het migratiebeleid op een alomvattende en evenwichtige wijze (COM(2003)336). De Europese Commissie heeft het over drie vitale kwesties: - beheren van de migratie naar de Europese Unie in de context van een vergrijzende beroepsbevolking - de verbetering van de integratie (hier wordt enorme aandacht aan besteed) - de noodzaak van het samenwerken met de landen van herkomst 1.3.1.2 Nulimmigratie werkt niet meer Door de nulimmigratie is het niet gemakkelijk om Europa binnen te komen op een legale manier. Deze nulimmigratie geeft echter geen antwoord op de ingewikkelde en wisselvallige realiteit van de stromen (COM(2001)757). Het beleid van nulimmigratie dat nog steeds in vele Europese landen van kracht is, werkt niet meer en dit om twee uiteenlopende redenen. Eerst en vooral blijven er ondanks de migratiestop, migranten bijkomen. Illegale immigratie kan enkel en alleen geweerd worden als het mogelijk is om legaal binnen te geraken. Toch moet men rekening houden met het feit dat het onmogelijk is om alle illegale immigranten tegen te houden. De Verenigde Staten werken met een opener beleid maar ook zij hebben te kampen met illegale migranten. Zolang er tijdelijke 54 vergunningen verleend worden, zal men illegale migranten hebben. Wanneer men werkt met een migratiebeleid dat de in- en uitstromen opvolgt, heeft men wel meer informatie over wie er in het land verblijft. De tweede reden heeft te maken met de vergrijzing en het tekort op de arbeidsmarkt. Demografische studies in de verschillende lidstaten hebben aangetoond dat de bevolking in de volgende jaren drastisch zal dalen met enorme negatieve gevolgen voor de arbeidsmarkt. Zo zal Duitsland in plaats van 82 miljoen mensen, wat de situatie vandaag is, slechts 59 miljoen mensen tellen in 2050. Wat de arbeidsbevolking betreft verwacht men een daling van 41 miljoen naar 26 miljoen arbeidsactieven (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). Een dalende werkbevolking zal met andere woorden een negatieve invloed hebben op de economische groei in Europa. Aangezien de economische groei wordt bepaald door de stijgende werkgelegenheid en de toenemende productiviteit (COM(2003)336), zal volgens Norberg (2003) Europa nood hebben aan 1,6 miljoen vreemdelingen per jaar om de economie stabiel te houden. Volgens berekeningen van de Verenigde Naties (2000) zullen er tussen 2000 en 2025 159 miljoen vreemdelingen de Unie moeten binnenkomen om de daling in de werkbevolking teniet te doen. Italië zal volgens de VN per miljoen inwoners 6500 migranten per jaar nodig hebben om de vergrijzing het hoofd te kunnen bieden. In België zal men in 2050 75 gepensioneerden hebben op 100 mensen17. Het percentage 65-plussers ten opzichte van het aantal mensen tussen 20 en 64 jaar wordt de ‘grijze druk’ genoemd. Voor Europa bedraagt deze grijze druk in 2002 27%. Men verwacht een stijging tot 35% in 2020 en de ‘grijze druk’ in 2040 wordt geschat op een 40% (Centraal Bureau voor statistiek, 2003). Deze cijfergegevens tonen aan dat de vergrijzing wel degelijk voor problemen zal zorgen in Europa. Gegeven deze elementen is het niet opmerkelijk dat verschillende landen van de Unie hun beleid reeds aan het herzien zijn. Zo heeft men in het Verenigd Koninkrijk het systeem van de ‘work permits’ versoepeld zodat er meer hooggeschoolden een verblijfsvergunning kunnen krijgen en er aan de slag kunnen (Andries, 2002). Portugal 17 P. Dewael, Migratie is niet het probleem maar de oplossing, De Standaard, 29/11/2003 55 en Spanje openen hun grenzen ook meer en meer. De reden hier is vooral omdat beide landen te kampen hebben met structurele tekorten op de arbeidsmarkt. Ook Duitsland wil zijn immigratiebeleid selectiever maken door het invoeren van een puntensysteem dat zal helpen bij de selectie van de migranten (Vervliet, 2001). Deze ‘green cards’ zijn een uitzonderingsregel voor hooggeschoolden. Het is in februari 2000 dat Kanselier Schröder het initiatief in werking stelde om het tekort aan IT specialisten op te lossen. De ‘green cards’ worden op een zeer selectieve manier uitgedeeld en zijn tijdelijk. Een kaart geeft de toestemming tot een verblijf van maximaal vijf jaar. Het implementeren van een ‘green card’-systeem is een expliciete keuze voor migratie. Er werd ook een commissie opgesteld, de Commissie Süssmuth, die voorstellen moest uitwerken voor een migratiebeleid op langere termijn. Op 4 juli 2001 kwam de commissie tot de conclusie dat Duitsland migranten nodig heeft (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). Het nieuw migratiemodel dat sinds kort in Duitsland geïmplementeerd is, is gebaseerd op een puntensysteem in combinatie met een quota voor hooggeschoolden en extra tijdelijke vergunningen voor knelpunt vacatures. Ook in België zijn er versoepelingen aan het beleid aangebracht. De veranderingen zijn echter enkel van toepassing op hooggeschoolden en leidinggevenden. Een hooggeschoolde kan een verblijfsvergunning voor vier jaar bekomen wanneer hij een loon aangeboden heeft gekregen van een Belgische onderneming dat 29.400 euro of meer bedraagt. Deze termijn van vier jaar kan niet verlengd worden. Een leidinggevende kan voor dezelfde termijn een vergunning krijgen wanneer hij overgeplaatst wordt naar een bijhuis of een filiaal van de firma waarvoor hij werkte in zijn thuisland. Zijn loon moet minimaal 49.984 euro bedragen. Verwacht wordt dat hier nog versoepelingen zullen volgen, bijvoorbeeld een eventuele verlenging (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). Dit beknopt overzicht van de wijzigingen in sommige landen van de Unie om te duiden op het feit dat de grenzen stilaan geopend worden. De Europese Unie kiest bijgevolg voor een opener beleid dat transparant en flexibel moet zijn. Tevens zal dit beleid gebaseerd zijn op een diepgaande analyse van het beleid en de stromen (COM(2001)757). 56 1.3.1.3 Strijd tegen illegalen De immmigratiestop heeft bijgedragen tot een stijging van het aantal illegalen in Europa. Velen die willen migreren naar Europese landen worden niet tegengehouden door het feit dat ze niet op een legale manier binnen kunnen geraken. Mensen die op een illegale manier in een land verblijven, leven vaak in erbarmelijke omstandigheden. Ze hebben amper genoeg om in leven te blijven en worden dikwijls uitgebuit. Wanneer deze mensen nu op een legale manier in het land zouden verblijven, hebben ze recht op een degelijk werkcontract met een redelijk loon. Dit is ook een belangrijke reden waarom de Europese Unie het cijfer van het aantal illegalen in de Unie wil terugdringen (COM(2003)336). De Europese Commissie stelde dat het op korte termijn nodig is om alle mensen die op dit ogenblik op een illegale manier in de Europese Unie verblijven, te legaliseren (COM(2001)757). Deze omzetting zal in samenwerking met het land van oorsprong gebeuren. Door deze mensen amnestie te verlenen, kan men achteraf ook weten hoeveel mensen er in de verschillende landen verblijven en van waar ze komen. Op dit moment heeft men amper gegevens maar wanneer men over meer gegevens zou beschikken, zou de immigratie beter opgevolgd kunnen worden. 1.3.1.4 De grenscontroles Door de Schengen akkoorden vielen in 1993 de grenscontroles in de meest landen van de EU weg18. Door het wegvallen van deze grenzen, moesten logischerwijze de buitengrenzen versterkt worden. Dit is één aspect van de noodzaak wat betreft grenscontroles: sommige landen draaien op voor de bewaking van de grenzen van de hele Unie. In het communautair beleid zou ook een verdeling van deze kosten over alle lidstaten opgenomen worden (Muus, 2001). Een ander aspect is dat eens men binnen is, het niet zo moeilijk is om zich te vestigen in dat land dat het voordeligste lijkt. Zo gaan vele asielzoekers op zoek naar waar het 18 Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben dit nog steeds niet ondertekend 57 asielbeleid het soepelste is. Eens hen asiel is verleend, kunnen ze zich eigenlijk vestigen waar ze willen gezien de interne grenscontroles zijn afgeschaft. Een soepel beleid van een bepaald land heeft dus ook een invloed op alle andere lidstaten. Daarom is een communautair beleid efficiënter. 1.3.1.5 Economische redenen Ook vanuit een economisch standpunt is het voordeliger om een communautair beleid te hebben waardoor ook de vreemdelingen zich legaal en vrij kunnen verplaatsen binnen de Unie. Op deze manier kan er efficiënter op de aanbodschokken gereageerd worden. Immigranten zijn vaak minder gehecht aan hun woonplaats in het gastland waardoor ze vaak meer bereid zijn te verhuizen voor een job. Op deze manier kan het handicap van de lage mobiliteit voor een deel opheven worden. Wanneer immigratie niet meer belemmerd wordt, kunnen de mensen zich verplaatsen naar het land waar hun vaardigheden het meeste nodig zijn en zij er dus het meest voor beloond worden. De functie van het geografisch herverdelen van de arbeidskrachten in overeenstemming met de vraag voor verschillende types van arbeid, wordt op die manier vervuld (Willis, 1974). 1.3.1.6 Besluit Er is nood aan een communautair beleid en dit om verschillende redenen. Europa heeft op vlak van migratie met verschillende problemen te kampen die efficiënter aangepakt kunnen worden eens men beschikt over een gemeenschappelijk beleid, bijvoorbeeld de strijd tegen de illegale immigranten. De belangrijkste reden waarom een communautair beleid vandaag een noodzaak is in de EU is het feit dat de nulimmigratie niet meer werkt. Hierdoor moeten de meeste lidstaten hun beleiden herzien. Zoals hoger vermeld, zal de strijd tegen de illegaliteit efficiënter zijn eens het gemeenschappelijk gebeurt. De Schengen-akkoorden en de uitvoering ervan hebben ook bijgedragen tot de noodzakelijkheid van een gemeenschappelijk beleid. 58 In het verdrag van de Commissie19 staat een opsomming van enkele richtlijnen bij het uitwerken van een communautair beleid. Het eerste element waarover gewaakt moet worden wanneer het beleid wordt uitgewerkt, is dat het gebaseerd moet zijn op accurate informatie en goede gegevens. Ten tweede moet het beleid open en transparant zijn, twee elementen die vaak zoek zijn in de immigratiebeleiden van de lidstaten. Een derde element dat dicht aansluit bij het vorige is het feit dat het beleid helder moet zijn en niet ambigu mag zijn. Een laatste element, dat eveneens ontbreekt in de immigratiebeleiden die vandaag gelden in de lidstaten, is dat het beleid over duidelijke doelen en objectieven moet beschikken. 1.3.2 De probleempunten De vooruitgang van het gemeenschappelijk communautair beleid vordert traag. Dit heeft verschillende redenen. Zoals reeds eerder gezegd is dit een delicate zaak en was het te verwachten dat de opbouw van zo een beleid niet zo evident zou zijn. Een eerste struikelblok is het feit dat het 15 landen betreft die uiteenlopende meningen hebben met betrekking tot immigratie- en asielbeleid. In een tweede punt gaan we de bepaling bekijken van wie de toelating verleend zou worden om de EU te betreden. Het is niet zo evident om te bepalen op grond van welke elementen mensen toegelaten kunnen worden. Vervolgens gaan we de nood aan hoogopgeleide arbeidskrachten bekijken. De tekorten op de arbeidsmarkten in de EU wat betreft hooggeschoolde arbeidskrachten, blijven immers stijgen. Er moet ook gekeken worden op welke wijze men deze tekorten wenst weg te werken in het communautair immigratiebeleid. Een element dat hier nauw mee samenhangt is de vergrijzing. De Europese werkbevolking zal blijven dalen en dit is ook een knelpunt dat moet weggewerkt worden, al dan niet door een immigratiebeleid dat hier een oplossing voor biedt. Een laatste probleem is de grens tussen het communautaire deel en het nationale deel. Wanneer men alles zou centraliseren verliest het beleid veel van zijn dynamisme om snel op de markt in te kunnen spelen. Toch moet 19 COMG(2001)33 59 men niet te ver decentraliseren daar de inefficiënties die er vandaag zijn zo niet weggewerkt kunnen worden. 1.3.2.1 De uiteenlopende meningen wat betreft migratie De verschillen in beleidsvisie tussen de lidstaten zijn nu groter dan ooit. Duitsland en Nederland bijvoorbeeld, verschillen fundamenteel op dit punt en nemen zelfs diametraal tegen over elkaar gestelde standpunten in wat betreft arbeidsmigratie. Zoals we reeds in het deel dat handelde over de kenmerken van Europa schreven, is Duitsland de laatste jaren geëvolueerd naar een opener beleid. Ze werken met ‘green cards’, een puntensysteem20 zoals in Canada met bijhorend quotasysteem en tijdelijke vergunningen om de knelpuntvacatures te kunnen opvullen. Nederland daarentegen is expliciet en ondubbelzinnig tegen arbeidsmigratie21 (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). Hiervoor hebben ze verschillende redenen. Eerst en vooral zijn ze van mening dat er nog voldoende arbeidsreserve is en dat migratie om de vacatures op te vullen bijgevolg niet nodig is. Vervolgens verwachten ze sowieso een stijging van de migratie vanaf de toetreding van tien nieuwe lidstaten in mei. Migranten hebben volgens Nederland een zwakkere economische en sociale positie en het finale, lange termijn resultaat van migratie verschilt van het beoogde resultaat. We kunnen verwijzen naar het taartdiagram (Grafiek 4: Netto Immigratie van de EU opgsplitst naar de lidstaten in 2003. p 37) waar we kunnen zien dat het percentage van de totale EU migratie dat in Nederland verblijft enorm laag is, namelijk 0,3%. De visie van het Verenigd Koninkrijk leunt dicht aan bij deze van Duitsland. Dit beleid is opener en explicieter dan ooit (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002), maar beperkt zich vooral tot het toelaten van hooggeschoolden. Ook Spanje en Portugal voeren een 20 Om toegang te krijgen tot Canada moet men op basis van een aantal criteria zoals opleiding, afkomst, leeftijd,… een minimum van punten halen. De gewichten die aan de verschillende criteria gegeven worden en de punten die aan de mogelijke antwoorden vast hangen, variëren afhankelijk van de situatie op de arbeidsmarkt of de sociale samenleving. Want zij bepalen wie er binnen komt en hoeveel migranten er binnen komen. 21 Deze stelling is geformuleerd in 2002, tijdens het tweede kabinet Kok. Dit standpunt is niet substantieel gewijzigd. 60 relatief open immigratiebeleid. De redenen hiervoor zijn, zoals eerder vermeld, structurele tekorten op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant hebben we de landen die dichter bij de Nederlandse visie aanleunen. In Italië voert de regering Berlusconi een strikt antimigratie beleid. Zo heeft Bossi, minister van institutionele hervormingen van Italië, in maart 2004 gezegd dat wanneer er nog een boot met vluchtelingen naar Italië komt, het leger moet worden ingezet. Ierland en Oostenrijk hebben onlangs verschillende nieuwe restricities opgelegd met als doel de immigratie te minderen (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). We zien dus grote verschillen wat betreft immigratie. 1.3.2.2 De bepaling van wie toegelaten wordt tot de Unie In een verslag van de Commissie staat dat de toelating van immigranten moet worden afgestemd op de markt. Men moet met andere woorden eerst weten waar er knelpuntvacatures zijn om te bepalen wie er binnen mag. Deze bepaling brengt twee problemen met zich mee. Eerst en vooral zegt Norberg (2003) dat het enorm moeilijk is, zoniet onmogelijk, om de arbeidsmarkt te voorspellen en dit zeker op langere termijn. Het andere probleem situeert zich op de selectie op basis van vaardigheden. De Commissie vermeldt dat het openstellen van de grenzen voor migranten niet mag leiden tot ‘de krenten uit de pap te halen’(COM(2003)336). Wanneer men migranten binnen laat, zal men ook laaggeschoolden moeten accepteren. 1.3.2.3 De nood aan hooggeschoolden Zoals eerder vermeld heeft Europa nood aan hooggeschoolde immigranten die de tekorten op de arbeidsmarkt kunnen opvullen. Deze tekorten zijn ontstaan en zullen groeien door de dalende beroepsbevolking in Europa. Zo waren er in Duitsland in 2000 75.000 IT specialisten te kort (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). Eind 2003 61 waren er in Europa al een 300.000 jobs in de IT sector die niet opgevuld raakten en dit cijfer zal vermoedelijk blijven toenemen22. De hooggeschoolden trekken naar de Verenigde Staten, zelfs Europeanen vertrekken vaak naar ‘het beloofde land’. De oorzaak ligt bij verscheidene factoren. Zo zijn het bijvoorbeeld de openheid van het land voor nieuwe werkkrachten, de hogere lonen voor hooggeschoolden en de aanmoediging om risico’s te nemen die geschoolde mensen overhalen om daar te gaan werken. In Frankrijk hebben 2000 wetenschappers op 9 maart 2004 hun administratief ontslag gegeven als protest tegen de onderfinanciering van het wetenschappelijk onderzoek. Volgens ‘Sauvons la recherche’ is deze onderfinanciering een grote oorzaak van de ‘Brain Drain’23. Het zijn vooral ongeschoolden en vluchtelingen die Europa binnen willen. Als men hooggeschoolden wil aantrekken is er nood aan een opener beleid. Met gesloten grenzen kan men geen hooggeschoolde mensen aantrekken. Er kan over een “scramble for skills” (Norberg, 2003), een “battle for the brains” (Blanpain, 2003) of een “war for brains” (Straubhaar, 2001) gesproken worden. Volgens alle drie, Norberg, Blanpain en Straubhaar, moet Europa zich dringend in de strijd werpen, wil ze de tekorten op de arbeidsmarkt wegwerken. De Europese Unie heeft het hier echter moeilijk mee. Niet alleen door hun immigratiebannend verleden, maar ook omdat het de verarming van de zendende landen wat betreft menselijk kapitaal, inhoudt (COM(2000)757). Dat is de reden waarom er zo op een nauwe samenwerking met de zendende landen wordt gedrukt. Volgens datzelfde verslag is de beste methode om dit probleem te omzeilen en de methode die de zendende landen verkiezen, deze van tijdelijk verblijf. Vandaag is het zo dat wanneer een migrant eenmaal wordt toegelaten, hij vaak uitsluitend in de richting van permanente vestiging wordt gedreven. De optie van een tijdelijk verblijf moet openblijven, waardoor men een “brain circulation” in plaats van een “Brain Drain” 22 23 R Blanpain, We zijn “the battle of the brains” aan het verliezen, De Standaard, 21/01/2000 Sociale onrust in Frankrijk naar kookpunt, De Standaard, 10/03/2004 62 krijgt (COM(2003)336). De vraag blijft of men op deze manier de tekorten van vandaag en de toekomstige tekorten kan wegwerken. De EU moet zich in de ‘battle of the brains’ gooien. Dit zal voor de nodige problemen zorgen gezien daarvoor de het immigratiebeleid gedeltelijk geliberaliseerd moet worden. 1.3.2.4 Vergrijzing Zoals reeds meermaals aangehaald zal de werkbevolking in Europa gedurende de volgende jaren enorm dalen. Een mogelijke oplossing hiervoor is immigratie. Of migratie al dan niet het juiste antwoord is, wordt betwist. De Commissie24 bepleit dat migratie een element moet zijn van het antwoord op de vergrijzing en de inkrimping van het arbeidspotentieel. Gezien de stijging van de productiviteit de verdere daling van het geboortecijfer binnen de Unie niet kan compenseren, lijkt immigratie een logisch antwoord. Om de economie verder te laten toenemen heeft men meer werkkrachten nodig. In hetzelfde verslag concludeert men dat beheerde migratie van essentieel belang is indien de economische groei niet wil afzwakken en de welvaart van de Unie niet worden aangetast. Men moet dus de mensen aantrekken die over vaardigheden beschikken waar nood aan is op de arbeidsmarkt. De knelpunten worden vooral manifest in hoog conjunctuur maar verschillende tekorten zouden ook een structureel karakter kunnen hebben (Marx, De Maesschalck, Mussche, 2002). Toch wordt er vermeld dat migratie eerder als aanvulling moet dienen dan in de plaats moet komen van een verbetering van de EU-arbeidsmarkt. Velen zijn echter tegen de komst van migranten om het tekort weg te werken. Een eerste mogelijke reden is, zoals hierboven vermeld, de verarming van de zendende landen. Hier dient een bemerking bij gemaakt te worden. Wanneer er in een bepaald land een goed uitgebouwd onderwijssysteem bestaat en er minder dan vijf procent van die 24 COM(2003)336 63 hooggeschoolden hun land verlaten, heeft zo een land daar baat bij en wordt zijn ontwikkeling in versneld tempo voortgezet25. Een andere reden is dat men de effecten op lange termijn niet kan inzien. Zimmerman (1993) is van mening dat door het recruteren van laaggeschoolde arbeidskrachten de overstap van lage naar hoge productiviteit vertraagd wordt. Wanneer men mensen met dit soort vaardigheid blijft recruteren, wordt men ervan afhankelijk en lost men het probleem zelf niet op. Binnenkort zullen de kinderen van de baby-boom van de jaren vijftig met pensioen gaan waardoor de bevolkingspiramide zich zal omdraaien. Wanneer we enkel migratie gebruiken om dit probleem op te lossen, zal de stroom migranten een continu gegeven moeten zijn, migranten worden immers ook ouder. Daarom mag migratie enkel een onderdeel zijn van het antwoord op vergrijzing en mag dit niet in de plaats komen van de arbeidsmarktveranderingen (bv. langer werken). De meesten van de geschreven bronnen hierover waren over dit onderwerp gematigd. Het kan een antwoord zijn, maar men moet eerst de arbeidsmarkt en de mogelijke evoluties ervan grondig analyseren en onderzoeken zodat men weet waar men aan begint. 1.3.2.5 De scheiding tussen nationaal en communautair De beste optie om de tekorten weg te werken is de immigratie afstemmen op de werking van de markt. Nu is het zo dat elke lidstaat andere behoeften en andere kenmerken heeft wat betreft de arbeidsmarkt. Dit is de reden waarom het volgens de Commissie beter lijkt om de verantwoordelijkheid wat betreft de behoefte aan verschillende vaardigheden waarover de arbeidskrachten moeten beschikken bij de staat onder te brengen. Criteria en procedures zou men zoveel mogelijk op communautair vlak beslissen. In het verslag van de Commissie26 zag men het toekomstige immigratiebeleid van de Unie als een algemeen kader dat op niveau van de EU de gemeenschappelijke procedures en 25 Migratie is de oplossing, de Standaard, 01/12/2003 26 COM(2000)757 64 mechanismen om doelstellingen en indicatieve streefcijfers te bereiken vaststelde. Binnen dit algemene kader kunnen de lidstaten een nationaal beleid opstellen en uitvoeren dat afgestemd wordt op hun eigen arbeidsmarkt. Volgens Muus (2001) heeft men het hier dan niet langer over een communautair beleid, maar eerder over een semi-communautair beleid gezien enkel de criteria en de procedures op communautair niveau bepaald worden. Zo worden naast arbeidsmarktbehoeften ook gezinsherenigingen op nationaal niveau bepaald. Asiel, vluchtelingen en ontheemden zijn dan weer problemen voor het communautair niveau. Het onderscheid berust hier op het feit dat de arbeidsmarkt en gezinshereniging reeds gelokaliseerde verschijnselen zijn (Muus, 2001). 1.3.3 Vorderingen van het communautair immigratiebeleid De vooruitgang van het communautaire beleid wordt opgevolgd om zo, op basis van deze gegevens, beter gefundeerde beslissingen in de toekomst te kunnen nemen (COM(2001)387). Elke lidstaat moet elk jaar een actieplan opstellen waarin ze verslag moeten uitbrengen over wat ze gedaan hebben en welke ervaring ze hiermee hebben opgedaan. Door deze informatie door te geven kunnen de lidstaten van elkaar leren. Ook moet het verslag de plannen voor de volgende jaren bevatten. Zowel de communautaire doelstellingen als de nationale doelstellingen moeten in dit verslag vermeld worden. Op basis van deze verslagen maakt de commissie dan elk jaar een syntheseverslag. Het communautair beleid zit nog in de kinderschoenen. Slechts weinig beslissingen zijn al genomen. De kenmerken waarover wel al éénsgezindheid bestaat, zijn algemeen en voor de hand liggend (bv samenwerking met de derde landen, een eerlijke behandeling van de immigranten, een oplossing zoeken voor de vergrijzing enzovoort). Nochtans staat in de Conclusies van het Griekse voorzitterschap in Thessaloniki (19-20/06/2003) dat de Europese Raad van Sevilla benadrukt heeft dat de uitvoering van het in Tampere goedgekeurde programma in verband met migratie- en asielbeleid, in alle opzichten bespoedigd moet worden. 65 Er zijn al verschillende onderzoeksgroepen opgericht. Zo bijvoorbeeld VIS, het visuminformatiesysteem. In juni 2003 is besloten hiervoor een tijdsschema ter ontwikkeling van het systeem, een juiste rechtsgrondslag en financiele middelen te zoeken27. Dit systeem zal een koppeling krijgen met het nieuwe Schengen Informatiesysteem (SIS II)28. Hoewel er in december 2003 aan de Raad van Europa gevraagd wordt zo snel mogelijk beslissingen te nemen, hebben we geen recente onwtikkelingen terug gevonden29. 1.3.4 Besluit Het is terecht dat de lidstaten besloten hebben om aan een communautair beleid te werken. Er zijn immers minstens drie redenen om te werken met een communautair beleid in plaats van een nationaal beleid inzake immigratie en asiel. De eerste reden die we aanhaalden was dat het huidige beleid, de nulimmigratie, niet meer werkt. Zo is er nood aan nieuwe werkkrachten, vooral hooggeschoolden. Een andere reden is deze van de strijd tegen de illegaliteit. Alle lidstaten hebben te kampen met illegale immigranten. Dit cijfer zou kunnen worden teruggedrongen door een gemeenschappelijk beleid hierrond te voeren. De Schengen-akkoorden, een laatste reden, hebben de eerste stap in de richting van een gemeenschappelijk beleid gelegd. Wanneer enkel de buitengrenzen nog bestaan, is een gemeenschappelijk beleid een volgende stap. Vervolgens hebben we de probleempunten bij de ontwikkelingen van het beleid overlopen. Vele fundamentele vragen moeten nog opgelost worden vooraleer er sprake kan zijn van een communautair beleid. We zijn begonnen met een overzicht te geven van de standpunten van de verschillende lidstaten tegenover migratie. Wat betreft het communautair beleid moet er eerst en vooral een selectiewijze gevonden worden om te bepalen wie er een vergunning krijgt. Een andere belangrijke beslissing die moet worden genomen is deze over de hooggeschoolde immigranten. Men moet nagaan hoe men deze mensen kan overtuigen om in de Europese Unie te komen werken in plaats 27 Conclusies van het voorzitterschap-Thessaloniki, 19-20/06/2003 28 http://www.xs4all.nl/~respub/documenten/vrgantacvz.htm. 29 Bulletin EU 12-2003. Conclusies van het voorzitterschap (8/35) 66 van bijvoorbeeld in de Verenigde Staten. Langs de andere kant moet men er ook voor zorgen dat het land van herkomst hierdoor niet verarmt. Europa heeft te kampen met een vergrijzing. Dit probleem kan volgens sommigen opgelost worden door immigratie. Er zal dan ook een beslissing moeten vallen in hoeverre men de immigratie dit probleem zal laten oplossen. Een laatste, maar heel belangrijke lijn die nog getrokken moet worden, is deze tussen de nationale en de communautaire bevoegdheden. Logischerwijze is het beter dat de landen hun bevoegdheid over verschillende punten behouden; alleen is nog niet duidelijk hoe ver men hierin mag gaan om de voordelen van het communautair beleid niet teniet te doen. In het laatse deel hebben we het gehad over de vooruitgang die het communautair beleid boekt. Gezien de stand van zake vandaag, kan men zeggen dat de datum eind mei 2004 als deadline voor verschillende fundamentele beslissingen voor het beleid niet gehaald zal worden. 1.4 De toetreding en het immigratiebeleid Door de toetreding is de discussie over het immigratiebeleid deels naar de achtergrond verschoven. Op één mei 2004 zijn er tien nieuwe landen toegetreden, de meeste OostEuropese. Om verschillende punten die samenhangen met deze toetreding worden er discussies gevoerd. Eerst zullen we kort ingaan op de immigratiestop voor de toetredende landen die is ingeroepen, vervolgens zullen we het kort hebben over de Schengen-akkoorden. 1.4.1 De immigratiestop tot 2011 Dit deel gaan we opsplitsen in twee delen. Eerst en vooral gaan we nagaan waarom deze immigratiestop tot 2011 is ingeroepen. Vervolgens gaan we deze maatregel in verband brengen met de nood aan hoogopgeleide mensen om de tekorten op de Europese arbeidsmarkten weg te werken. 67 1.4.1.1 Reden van de immigratiestop Vele lidstaten en vooral burgers vrezen dat eens de toetreding een feit zal zijn, de landen van de Unie overspoeld zullen worden met immigranten uit de nieuwe lidstaten. Dat is de reden waarom vele landen een immigratiestop voor deze landen hebben ingeroepen tot 2011. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland behoren niet tot deze landen, maar ook zij zullen maatregelen treffen. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland waren niet zinnens enige beperkingen op te leggen, maar op 23 februari 2004 verklaarde premier Blair30 echter dat migranten “moeten werken of het land verlaten”. De eerste twee jaar hebben zij geen recht op enige uitkering (werkloosheid, kindergeld, hulp bij huisvesting of gratis gezondheidszorg). Er werd letterlijk gezegd dat “uitkeringstoeristen niet welkom zijn”. De Britse regering raamt de immigratie de komende jaren op zo’n 130.000 werknemers. Ook in Duitsland is voorgesteld om de toegang voor migranten tot bepaalde vormen van overheidssteun uit te stellen tot verscheidene jaren na hun aankomst, zoals de Britse regering nu voorstelt. De meningen over een al dan niet massa-immigratie zijn verdeeld. In het volgende deel zullen we eerst de argumenten die beweren dat de stroom niet tot stand zal komen aanhalen. Vervolgens komen de argumenten die duiden op een immigratietoestroom aan bod. Als aflsuiter van dit onderdeel gaan we twee mogelijke alternatieven om met dit probleem om te gaan bespreken. 1.4.1.1.1 Geen massa-immigratie Zoals in een eerder hoofdstuk besproken is er in Europa een lage mobiliteit. In het verleden is reeds bewezen dat het openstellen van grenzen niet noodzakelijk een massaimmigratie teweeg brengt. Na het vallen van de Berlijnse muur had men een volkstoestroom verwacht. Uiteindelijk is slechts één procent van de bevolking van Oost-Duitsland geëmigreerd, wat een stuk lager lag dan de verwachtingen. Zo vreesde men ook een overspoeling van Spanjaarden en Portugezen wanneer de lidstaten bij de Unie kwamen, maar in plaats van een toestroom van immigranten, keerden velen terug naar hun land van oorsprong. 30 mededeling van het persagentschap Reuters en Associated Press van 24 februari 68 Ook de natuurlijke barrières van taal en cultuur zullen velen tegenhouden. Dit toont aan dat de vrees voor een toestroom van vreemdelingen misschien overdreven is en door verschillenden in vraag gesteld wordt, onder meer door Goedings (Enlargement tot the East, labour migration to the West, 1999). 1.4.1.1.2 Toch een massa-immigratie Eerst en vooral mag de vergelijking met de toetreding van Spanje en Portugal niet zomaar gemaakt worden. Een eerste punt waaraan gedacht moet worden bij de vergelijk is het element dat de Unie toen veel tijd, geld en moeite stak om de economie in deze landen er bovenop te helpen. Een ander aspect dat een invloed zal hebben is het loon. Het verschil tussen Spanje en de Unie ten tijde van de toetreding bedroeg 50%. Het gemiddelde loonniveau ligt ook nu ongeveer 50% lager maar er zijn zowel in de toetredende landen als in de EU15 landen die van dat gemiddelde afwijken. Zo is gemiddelde loon in Bulgarije, een land dat normaal in 2007 zal toetreden, slechts 4% van het gemiddelde loon in Luxemburg31. Een laatste element is dat de meeste Portugezen en Spanjaarden die naar de EU wouden komen, er al waren. Het immigratiepotentieel was met andere woorden uitgeput (Sinn, 2000). Dit is echter niet het geval wat de nieuwe lidstaten betreft. CESIfo heeft berekend (2000) dat wanneer de EU15-landen hun restricties op immigratie behouden, er 2 à 3% van de bevolking van de nieuwe lidstaten zullen immigreren. Wanneer de restricties wegvallen zal er ongeveer 11%32 immigreren naar de EU15. Gebaseerd op deze gegevens verwacht men wel een toestroom. 1.4.1.1.3 Alternatieven Sinn (2000) stelt voornamelijk twee beleidsalternatieven voor om de verwachtte toestroom onder controle te houden. Eerst en vooral kan de toelating gebeuren op basis van rijkdom, inkomen en scholing. Op deze manier is men er quasi zeker van dat de 31 www.ibeurope.com/database/6600/6760.htm 32 Dit is een gemiddelde genomen over de percentages van de nieuwe lidstaten heen. 69 immigranten zullen presteren en niet enkel komen voor de economische voordelen. Dit is echter een alternatief dat niet geschikt is voor de EU daar het een programma is dat verkeerdelijk mensen die minder bezittingen hebben kunnen uitsluiten. Niet elke minderbedeelde migrant komt enkel om te profiteren van de sociale zekerheid. Een tweede alternatief, dat meer in de lijn van het EU-denken ligt, is het “home-country principe” (Sinn, 2000). Dit systeem beperkt de toegang tot de sociale zekerheid op basis van het land van oorsprong. Dit kan gebeuren door variërende bedragen al naar gelang het oorsprongsland of door enkel dat bedrag toe te kennen wat ze in hun thuisland zouden krijgen. Dit systeem wordt in Zwitserland reeds enkele jaren toegepast en het heeft zijn effectiviteit bewezen. 1.4.1.2 De immigratiestop in verbinding gebracht met het tekort aan hoogopgeleiden Hoewel in de meeste verslagen wordt toegegeven dat eens de Unie open zal staan voor de immigranten, de economie zal bloeien en dat er nood is aan nieuwe werkkrachten, liefst hoogopgeleid, houdt men voor de nieuwe lidstaten de deuren dicht. Wanneer er besloten werd deze tien landen te laten toetreden beweerde elke lidstaat dat de grenzen open zouden blijven, maar daar zijn de meeste landen op terug gekomen. Uit een onderzoek van Eurostat (Labour Force Survey, 2000) blijkt dat het opleidingsniveau bij de groep 25-64 jarigen in 2000 hoger lag bij de toekomstige lidstaten dan bij de huidige. Deze gegevens zijn voorgesteld in Grafiek 15. We zien dat in plaats van 21% in de EU15, 24% in de toekomstige 10 landen hooggeschoold zijn. In de tien toetredende landen is 56% middelmatig geschoold en in EU15 is dat 43%. Deze cijfers bevestigen dat er in de nieuwe lidstaten veel geschoolden zitten die door de toetreding de arbeidsmarkt in EU15 kunnen in evenwicht brengen. 70 Grafiek 15: Scholingsgraad van de EU15, de 10 nieuwe lidstaten en niet EUonderdanen (2000) 100% 90% 80% 70% 60% 50% Niet EU onderdanen 40% EU15 10 nieuwe 30% 20% 10% 0% hoog gemiddeld laag Bron: Eurostat (Labour Force Survey, 2000) Door de immigratiestop tot 2011 zullen deze hoog- en gemiddeldgeschoolden echter niet naar de EU15 gaan, maar bijvoorbeeld naar Amerika waar ze welkom zijn. Nochtans staat in elk verslag van de opvolging van de vorderingen van het beleid vermeld dat Europa nood heeft aan geschoolde werkkrachten. 1.4.1.3 Besluit Of er al dan niet een immigratiestroom zal ontstaan is moeilijk te voorspellen. Toch kan een mogelijke immigratiegolf ook positieve gevolgen hebben. Zo zijn er de hooggeschoolden die de flessenhalzen op de Europese arbeidsmarkt kunnen komen wegwerken. Er is nog een element dat wijst op het feit dat een immigratiestroom niet noodzakelijk tot negatieve gevolgen leidt. Zo zien we in Grafiek 16 dat de arbeidsparticipatie ongeveergelijk is met de niet-EU-onderdanen en de werkloosheid een stuk lager ligt dan bij de immigranten die al in de EU aanwezig zijn. Gebaseerd op deze cijfers is er dus geen aanleiding tot het vrezen van een instroom van mensen die enkel profiteren. 71 Grafiek 16: Arbeidsdeelname en werkloosheid33 in de EU, de nieuwe lidstaten en bij de niet-EU-onderdanen 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 5 7 69 11 63 64 Werkloosheid Arbeidsdeelname EU15 10 Nieuwe Niet EU onderdanen Bron: Eurostat, Labour Force Survey, 2000 1.4.2 De Schengen-akkoorden De 10 nieuwe lidstaten zullen verplicht worden de Schengen-akkoorden te tekenen. Deze akkoorden zouden echter tot verstrekkende negatieve gevolgen kunnen lijden voor de Oost-Europese toetredende landen, net zoals voor hun oosterburen (Grabbe, 2003). De grenzen zijn vandaag vrij open waardoor er gemakkelijk geëxporteerd en geïmporteerd kan worden. Ook seizoenarbeiders worden zo aangemoedigd. Eens deze landen het akkoord ondertekenen, zal hier een eind aan moeten komen. Om te mogen toetreden tot de Europese Unie zullen ze de grenscontroles en de criteria voor het uitreiken van een visum moeten opdrijven. Dit is nodig om bijvoorbeeld de illegaliteit en de mensenhandel aan te pakken. De toetredende landen hebben echter veel voordelen van de immigratie en import/export van goederen met de niet tot de EUbehorende buurlanden die na het tekenen van de Schengen-akkoorden zullen wegvallen. 33 Werkloosheid is hier uitgedrukt als percentage van de totale bevolking 72 1.4.3 Besluit De toetreding van deze landen zal voor de nodige problemen zorgen bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid. Voor hun toetreding hebben ze een heel ander beleid inzake migratie en asiel en ook hun opvattingen hieromtrent verschillen. In tegenstelling tot de huidige lidstaten gaan zij vrij om met in- en uitstromen van goederen zowel als mensen. 1.5 Besluit We hebben het immigratiebeleid van Europa besproken in dit hoofdstuk. Het immigratiebeleid vroeger, nu en het toekomstige communautair beleid hebben we aangehaald. De beleiden die vandaag gevoerd worden in de verschillende lidstaten zijn in sterke mate bepaald door de geschiedenis. Vooral de grote stromen migranten die door de lidstaten gerecruteerd werden hebben de huidige migratiebeleiden gevormd. Nu is men tot de conclusie gekomen dat de daarop volgende migratiestop onhoudbaar is geworden, onder andere door de toenmenende vergrijzing en de hieruit resulterende tekorten op de arbeidsmarkt. In een volgend deel hebben we de typerende kenmerken van Europa in verband met migratie uiteen gezet. Wanneer men migratie bespreekt moet men rekening houden met het feit dat Europa bijvoorbeeld gekenmerkt wordt door een uiterst lage mobiliteit. Wanneer men een communautair beleid uitwerkt is het belangrijk dat men met deze kenmerken rekening houdt, zoniet zal het minder efficiënt zijn. Het communautair beleid hebben we in een derde deel besproken. Eerst zijn we dieper in gegaan op de nood aan een gemeenschappelijk beleid. Verschillende stappen die in het verleden gezet zijn in het teken van de gemeenschappelijke markt hebben toen al aangetoond dat er vroeg of laat een gemeenschappelijk immigratie- en asiel beleid zal komen. Niet alleen deze stappen, maar ook bijvoorbeeld de vergrijzing hebben geleid tot de noodzaak van een communautair beleid. De vooruitgang hiervan gaat traag en dit om verschillende redenen. Veel belangrijke beslissingen die het beleid zullen bepalen moeten nog genomen worden. 73 De Europese Unie onderging op 1 mei 2004 een ingrijpende verandering. Er zijn zo tien landen bij gekomen. Deze toetreding zal zeker een effect hebben op het communautair immigratiebeleid gezien de lidstaten een volkstoestroom uit de toetredende landen verwachten. 74 Hoofdstuk 2 Het immigratiebeleid van de Verenigde Staten Na het beleid van de EU bekeken te hebben, gaan we ons nu toespitsen op dat van de Verenigde Staten van Amerika. Er is geen grondige analyse nodig om in te zien dat beiden een heel andere opvatting en aanpak hebben wat betreft immigratie. De Verenigde Staten is een immigratieland, het is ontstaan door immigratie en nog steeds is het een stuk opener voor immigranten dan Europa. De Amerikanen lijken erin te slagen vooral opgeleide immigranten naar zich toe te trekken. Een voorbeeld hiervan zijn de Indiërs en Aziaten in Sillicon Valley. De Amerikanen hebben immigratie altijd op een andere manier benaderd dan de Europeanen. Zo maakte B. Franklin in 1753 al een kosten-baten analyse van de immigratie van Duitsers (Borjas, 1999). Ondanks de negatieve punten die in deze analyse naar boven kwamen, was men van mening dat de Duitsers een bijdrage zouden leveren aan de Amerikaanse samenleving en economie. De baten van de immigratie van Duitsers zou des te groter zijn wanneer ze over het hele land verspreid werden en voldoende mengden onder de Amerikanen. Volgens Borjas (1999) is de kosten-baten analyse de reden van elke beleidsverandering in de Verenigde Staten op gebied van immigratie. In de Verenigde Staten wordt de situatie geanalyseerd voordat er veranderingen aan het beleid worden aangebracht. De korte- en langetermijn-effecten, voor zover deze vooraf in te schatten zijn, worden in rekening gebracht. Ook op dit ogenblik zal er een kosten-baten analyse gemaakt moeten worden in de Verenigde Staten daar er zware discussies betreffende migratie aan de gang zijn. Dit vooral naar aanleiding van de grote aantallen illegale Mexicanen die zich in de Verenigde Staten komen vestigen. Er moeten nieuwe maatregelen genomen worden om de immigratiestroom terug onder controle te krijgen. De verschillende standpunten en redeneringen hierachter zullen aangetoond worden. Om te beginnen lijkt het ons nuttig om eerst een kort overzicht te geven van de geschiedenis van de Verenigde Staten van Amerika wat betreft immigratie, dit omdat deze nogal verschilt van de Europese geschiedenis. Wanneer we deze achtergrond hebben, zal het eenvoudiger zijn de redeneringen en de Amerikaanse 75 probleemstellingen te bekijken vanuit hun standpunten en achtergrond. In een volgend deel zullen we, net zoals in het deel van de Europese Unie het geval was, een overzicht geven van de belangrijkste kenmerken van de Verenigde Staten in verband met immigratie. Het deel over de Verenigde Staten wordt afgesloten met een hoofdstuk over de huidige situatie en de eventuele aanpassingen aan het immigratie beleid. 2.1 Geschiedenis Vooraleer we de geschiedenis in drie delen onderverdelen en afzonderlijk kort bespreken, zullen we eerst een algemeen overzicht geven van het verloop van de immigratie van Amerika over de jaren heen. Grafiek 17: Immigratie naar de Verenigde Staten van Amerika Bron: http://www.ucalgary.ca/~gauthier/Chapter-7-Migration.pdf Deze grafiek geeft het aantal immigranten die per tijdsperiode naar de Verenigde Staten komen. Op de verticale as van de grafiek vinden we het aantal immigranten terug. De horizontale as geeft de tijd aan. De grafiek toont duidelijk aan dat de immigratietoestroom niet constant is. Grofweg kunnen we de evolutie in drie grote delen opdelen34. Hoewel er een lichte daling rond 1890 opgemerkt wordt, komt de Amerikaanse immigratie tussen 1880 en 1924 aan de eerste piek. Deze piek wordt ‘The First Great Migration’ genoemd. Dan is er een sterke daling zichtbaar en dit tot ongeveer 1950. De periode tussen 1924 en 1965 is de tweede periode die we kort zullen 34 We volgend de indeling die Borjas (1999) gebruikt 76 bespreken. De stijging van na 1965, is de derde periode die in het laatste deel besproken zal worden. 2.1.1 De Eerste Grote Immigratie (1880-192435) In deze periode, die de ‘Great Migration’ genoemd wordt, zijn er 26 miljoen mensen de Verenigde Staten binnengekomen (Borjas, 1999). Voor deze periode waren het vooral West-Europeanen36 die immigreerden. De stroom immigranten van deze periode bestond echter grotendeels uit Polen, Italianen en Russen. Door de verschuiving van origine stonden de Amerikanen vijandiger tegenover immigratie. Men vreesde voor een moeilijkere integratie met als gevolg een lagere economische bijdrage (Ferrie, 1996). Dat is de onderliggende reden waarom er in 1924 een restrictieve maatregel in verband met immigratie is ingesteld. 2.1.2 De tussenperiode (1924-1965) In 1924 werd voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis een quota op migratie gezet. Er werden per jaar 150.000 visums uitgedeeld op basis van nationaliteit (Borjas, 1999). Het aantal visums dat een bepaald land kreeg, was afhankelijk van het aantal personen van die origine die al in de Verenigde Staten verbleven. De Amerikanen gingen er immers vanuit dat wanneer er verschillende mensen van dezelfde nationaliteit aanwezig waren, ze een hechtere band gingen hebben onderling maar ook met het land, wat een positieve invloed zou hebben op hun economische prestatie. Het gevolg hiervan was dat er geen nieuwe nationaliteiten bijkwamen in de Verenigde Staten en dat de helft van de uitgedeelde visums naar Duitsland en het Verenigd Koninkrijk gingen. Het quota systeem had tot doel de immigratie meer onder controle te hebben (Borjas, 1991). 35 Borjas (1999) gebruikt 1924 als overgangsjaar naar een restrictiever beleid. Martin en Duignan (2003) en Ferrie (1996) gebruiken echter 1921. Wij gebruiken het jaartal van Borjas daar de gevolgen van de wetswijziging in 1924 een grotere impact op de immigratiestromen hebben gehad. 36 Het zijn vooral Duitsland en het Verenigd Koninkrijk waarvan voor 1880 mensen naar de Verenigde Staten emigreerden. 77 De ‘Immigration and Nationality Act’ van 1952 was een eerste coördinatie van de bestaande wetten. Ook werden hiermee alle verschillende immigratiewetten en restricties verzameld wat voor een beter overzicht zorgde37. De nieuwe wet voorzag preferenties voor bepaalde migranten en quota’s voor landen. Nog steeds is de INA het basisonderdeel van het Amerikaanse immigratiebeleid. 2.1.3 De Tweede Grote Migratie (vanaf 1965) Een grote verandering die in 1965 aan het immigratiebeleid werd aangebracht is de nadruk op familiehereniging en arbeidsmigratie. Het was vooral de voorkeur voor familiehereniging die voor grote wijzigingen heeft gezorgd (Borjas, 1991). Andere wijzigingen waren een origine restrictie op immigranten38 en een groter aantal toelatingen. Vanaf 1965 werden er jaarlijks een 270.000 visums uitgedeeld in plaats van 150.000 in 1924. Hiervan was 80% bedoeld voor naar familiehereniging en slechts 20% was bestemd voor arbeidsmigratie (Borjas, 1991). Hier moet bij worden vermeld dat directe familieleden39 niet behoorden tot het quota dat aan familiehereniging werd toegekend. De veranderingen van 1965 hebben twee gevolgen. Eerst en vooral verschoof de herkomst van de immigranten van voornamelijk Europees naar Aziatisch en Spaans. Een ander verschuiving vindt plaats op vlak van scholing. De stromen die binnenkwamen na 1965, vooral door familiehereniging, zijn voor het meerendeel minder geschoold dan de vorige immigratiestromen (Borjas, 1999). Hierop komen we later uitgebreider op terug40. In 1986 komt er de “Immigration Reform and Control Act”(IRCA) die moet zorgen voor een strengere controle wat betreft het tewerkstellen van illegalen en er vinden ook twee amnestie programma’s plaats41. Het doel van deze amnesties was ‘de achterdeur te 37 Uscis.gov/graphics/lawregs/INA.htm hierdoor konden niet alle immigranten van eenzelfde land komen, de diversiteit werd op deze manier bevorderd. 39 Hiermee wordt bedoeld: partner en kinderen onder de achtien jaar. 40 Kenmerken, De nadruk op familiehereniging, p 88 41 In het totaal is er aan ongeveer drie miljoen illegalen amnestie verleend (Vernez, 1993) 38 78 sluiten door de voordeur te openen’ (MPI,2002). Nadat de illegalen gelegaliseerd waren, had men een totaal overzicht over de allochtone bevolking in de Verenigde Staten. Vanaf dan kon men de grenzen versterken en het aandeel illegalen minimaal houden. Dit is helaas mislukt. In de jaren tachtig heerste het idee dat de regering de controle over immigratie verloren was42 onder andere door de grote aantallen illegalen. Het is in deze periode dat de anti-immigratie gevoelens lichtjes de kop begonnen op te steken (Vernez, 1993). In 1990 wordt met de “Immigration Act” de tijdelijke zowel als permanente arbeidsmigratie hervormd met als doel de scholingsgraad op te krikken (MPI, 2002). Er worden drie types immigratie onderscheiden: familiemigratie, arbeidsmigratie en het diversiteitsprogramma dat in het voordeel is van de landen die ondervertegenwoordigd zijn in de Verenigde Staten (Vervliet, 2002). Hoewel de hervormingen tot doel hebben de concurrentiekracht in de immigrantenmarkt te vergroten, blijft de nadruk liggen op familiemigratie. Zimmerman schreef dit in 1993, dit duidt op het feit dat toen ook al het idee van een “battle for the brains” aanwezig was. In 1995 vindt er nog een hervorming plaats, de “United States Commission on Immigration Reform”, die de immigratie zal beperken en de integratie wil bevorderen. Gezinshereniging wordt bemoeilijkt en voor de familieleden die hen laten overkomen wordt een onderhoudsplicht ingevoerd (Vervliet, 2001). Er wordt ook een grotere aandacht aan de competitiviteit van de economie en de behoeften van de arbeidsmarkt gegeven. Dit komt tot uiting in H-1B43 visums (1992) en de ‘Labor Conditions Application Act’(1998)44. 42 Het is in deze periode dat de vluchtelingen van Indochina massaal naar de VS komen en ook de bootvluchtelingen van Haïti en Cuba meren aan in de VS. 43 Dit is een niet-immigrant categorie. Een vreemdeling kan op deze manier tijdelijk tewerk worden gesteld in een ‘speciality occupation’, dit is een job waarvoor minstens een bachelor graad en praktische kennis vereist is (uscis.gov/graphics/shared/aboutus/statistics/index.htm) 44 Dit laat tijdelijke vergunningen toe voor arbeidskrachten die in de VSA niet te vinden zijn. Dit wordt met andere woorden ingevoerd om de knelpuntvacatures op te lossen. 79 2.1.4 Huidige situatie Nog steeds heeft Amerika te kampen met grote immigratiestromen waarvan een groot deel illegaal is. In dit stuk gaan we kort overlopen hoe de immigratie vandaag geordend wordt en welke regels en restricties er in de Verenigde Staten van kracht zijn. Vervolgens gaan we in het kort de trends en toekomstverwachtingen bespreken. 2.1.4.1 De verschillende vergunningen Ook nu nog worden er jaarlijks quota vastgelegd voor drie categoriën: familiemigratie, economische migratie en diversiteitsprogramma. Wat familiemigratie betreft wordt er nog steeds geen quota gelegd op directe familie. Om te bepalen welke arbeidsmigranten er een verblijfsvergunning krijgen, wordt er niet gewerkt met een puntensysteem maar de selectie is gebaseerd op voorkeuren die uitgedrukt worden in een preferentiesysteem. Er zijn vijf preferenties45: - Vreemdelingen met een buitengewone bekwaamheid (EB-1 visum). Het gaat hier over arbeidskrachten die over een buitengewone bekwaamheid beschikken in wetenschappen, kunst, onderwijs, het bedrijfsleven of sport dat bewezen is door nationale of internationale acclamatie en wiens prestaties erkend worden in het domein door veelomvattende documentatie. - Professionals met een hoog diploma en bijzondere capaciteiten (EB-2 visum). Het betreft hier mensen met een gevorderde opleiding of vreemdelingen waarvan men uitgaat dat deze door hun bekwaamheid de Verenigde Staten tot voordeel zullen strekken wat betreft de nationale economie, cultuur en onderwijs en welvaart in het algemeen. - Deze klasse omvat drie types migranten (EB-3 visum). Eerst en vooral zijn er de migranten die minstens twee jaar werkervaring hebben, vervolgens de mensen die reeds werken en in het bezit zijn van een humanioradiploma dat toegang verleent tot de universiteit46 en tenslotte arbeiders met minder dan 2 jaar werkervaring waaraan nood is op de Amerikaanse arbeidsmarkt. 45 http://uscis.gov/graphics/faqsgen.htm#employment-based 46 ‘ a baccalaureate degree’ 80 - Een laatste klasse omvat de religieuse migranten (EB-4 visum). Men moet reeds twee jaar deel uitmaken van een religieuse organisatie die ook in de Verenigde Staten een non-profit organisatie heeft47. We zien dus dat er speciale aandacht uitgaat naar de behoeften van de arbeidsmarkt, hoogopgeleiden en specialisten krijgen voorrang. Immigranten uit deze vier categoriën mogen hun partner en kinderen meebrengen. Er is nog een beperking: slechts 7% van de familiemigratie en arbeidsmigratie mag uit hetzelfde land komen. Dit komt dus neer op een maximum van 25.000 immigranten met dezelfde nationaliteit die in één jaar een verblijfsvergunning krijgen toegekend (Vervliet, 2002). Hiernaast bestaan er verschillende programma’s die deze preferenties aanvullen. We zullen de twee belangrijkste van deze programma’s bespreken, namelijk het diversiteitsprogramma en ht H-1B programma. Het diversiteitsprogramma is in 1995 ontstaan met als doel immigranten uit andere landen aan te trekken. Jaarlijks stelt het ‘Diversity Lottery’-programma, of kortweg ‘DV’, 55.000 visums ter beschikking aan landen waarvan slechts weinig immigranten afkomstig zijn48. Een persoon die een ‘lot’ wint, kan permanent in de Verenigde Staten komen wonen en werken. Kinderen jonger dan 21 jaar en partner mogen mee verhuizen49. Een immigrant moet in het bezit zijn van een hoge school diploma of hij moet twee jaar werkervaring hebben in een functie waarvoor minstens twee jaar opleiding vereist is. De kennis van het Engels is geen noodzaak (Vervliet, 2002). Het H-1B programma is ook een manier om in de Verenigde Staten tewerkgesteld te worden, maar dit slechts tijdelijk. Deze beleidsmaatregel is ontworpen om de flessenhalzen van de arbeidsmarkt te bestrijden (Vervliet, 2002). Het programma is gestart in 1992. Via dit programma kan men voor een periode van zes jaar tewerk 47 Wanneer men zulk visum krijgt, geeft het enkel de toestemming om binnen de religieuse organisatie te werken 48 Inwoners van landen die de voorbije vijf jaar meer dan 50.000 immigranten hebben geleverd komen niet in aanmerking (Vervliet, 2002) 49 http://uscis.gov/graphics/services/residency/divvisum.htm 81 gesteld worden in de Verenigde Staten. Tijdens dit verblijf kan wel een aanvraag tot permanent verblijf ingediend worden. Een detail is dat meer dan de helft van deze vergunningen is weggelegd voor IT-specialisten (Vervliet, 2002) waar ook in Europa een nijpend tekort aan is. 2.1.4.2 Trends en perspectieven Het idee dat het grootste deel van de immigranten van de Verenigde Staten arbeidsmigranten zijn, is verkeerd. Het aandeel van dit soort migratie is kleiner dan gewoonlijk gedacht wordt. De voornaamste reden hiervan is het feit dat een arbeidsmigrant het recht heeft zijn familie te laten overkomen. Het grootste deel van de Amerikaanse immigratie is gebaseerd op familiehereniging (Vervliet, 2002). De immigranten die in 1998 de Verenigde Staten binnen kwamen hadden gemiddeld gezien twee jaar minder scholing gehad dan de immigranten uit 1960 (Borjas, 1999). Stilaan wil Amerika de familiehereniging omruilen voor arbeidsmigratie om zo het scholingspercentage van de migranten op te krikken. Zelfs wanneer men, theoretisch gezien, op een pure arbeidsmigratie overstapt, zal er volgmigratie blijven bestaan. Een arbeidsmigrant verhuist niet alleen (Vervliet, 2002). 2.1.5 Cijfergegevens Aan het begin van dit deel hebben we aan de hand van een grafiek die de immigratie evolutie in de Verenigde Staten weergaf, het stuk over de immigratiegescheidenis onderverdeeld. Om dit stuk af te sluiten, tonen we met behulp van twee grafieken de recente ontwikkelingen aan in verband met immigratie. 82 Grafiek 18: De evolutie van de immigratie aantallen die legaal de Verenigde Staten binnen komen 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0 1990 1994 1995 1996 1997 1998 Bron: U.S. Census Bureau, Statistical Abstract of the United States : 2000 Bovenstaande grafiek geeft het aantal legale immigranten aan die per tijdsperiode de Verenigde Staten binnenkwamen. Met op de verticale as de aantallen en de tijdsindeling op de horizontale as. We zien dat er tussen 1990 en 1994 een serieuse daling is geweest in de legale immigratie. In 1990 werden er 1.536.483 immigranten binnen gelaten, in 1998 is dit gezakt naar 660.477, wat minder is dan de helft. Toch zijn er in de jaren negentig 9,1 miljoen immigranten bijgekomen, wat het dubbele is van de jaren zeventig en twee miljoen meer dan de jaren tachtig. Ondanks de stijging tegenover vroegere decennia, is er sprake van een restrictiever beleid. De quota zijn ook in het begin van de 21e eeuw lager dan in het begin van het laatste decennia van de 20e eeuw. Grafiek 19 toont ons de illegale en de quasi-legale50 immigratie in 1990 en 2000 en splitst deze op naar het land of continent van oorsprong. Ondanks de dalende legale migratie die aan de hand van de vorige grafiek is aangetoond, zien we hier een stijging wat illegale immigratie betreft. In 1990 bedroeg de illegale bevolking in de Verenigde Staten 3.765.897, tien jaar later zijn er 8.705.421 illegale immigranten. In tien jaar tijd is de illegale immigratie meer dan verdubbeld. Martin en Duignan (2003) schatten de illegale immigratie in 2000 op een zes miljoen. Wat aantoont dat hierover uiteenolopende schattingen van zijn. 83 Grafiek 19: Illegale en quasi-legale51 immigranten in de Verenigde Staten, 1990 en 2000, opdeling naar oorsprong 5.000.000 4.000.000 3.000.000 1990 2.000.000 1.000.000 0 Oceanië Afrika en Azië Europa Mexico Amerika 2000 Bron: Costanzo, Davis, Irazi, Goodkind, Ramirez, 2001 We zien dus dat het restrictiever beleid in de Verenigde Staten zijn doel mist. De mensen die niet legaal binnen gelaten worden, komen illegaal. De aanhoudende groei doet de vraag rijzen of de regering de immigratie nog wel onder controle heeft. Sinds de lichte opbloei van de Amerikaanse economie in het begin van de 21e eeuw is het migratievraagstuk terug op de agenda verschenen. 2.1.6 Besluit Amerika heeft een zeer rijke immigratiegeschiedenis. Ondanks de veranderende economische en sociale situatie zijn de deuren voor immigranten open gebleven hoewel er na een periode van grote immigratie een restrictievere periode volgde. De wet die de Verenigde Staten gevormd heeft qua immigratie is deze uit 1965. De nadruk ligt na 1965 op familiehereniging en de quota worden hoger gelegd. Door de verandering in nadruk, krijgt de immigratiestroom naar de Verenigde Staten een heel ander uitzicht, niet alleen wat origine betreft maar ook qua scholingsgraad. 50 Hiermee wordt bedoeld : immigranten die op hun legalisering wachten en de immigranten die gelegaliseerd zijn in dat lopend jaar en dus nog niet bij de legalen zijn bijgeteld. 84 Ondanks de negatieve economische toestand in de jaren negentig, blijven de immigranten massaal toekomen in de Verenigde Staten. Het blijkt echter dat het verlagen van de quota weinig zin heeft, want de Verenigde Staten heeft ook veel illegalen op zijn grondgebied. Vooraleer we de situatie vandaag kunnen bespreken en de alternatieven voor een aanpassing aan het immigratiebeleid kunnen overlopen, gaan we eerst de kenmerken van de Verenigde Staten wat betreft immigratie bespreken. 2.2 Kenmerken Eerst en vooral heeft de Verenigde Staten een heel andere kijk op immigratie doordat de geschiedenis van het land rijkelijk gevuld is met immigratie. Door de geschiedenis heeft de Verenigde Staten ook een immigratiebeleid dat opgebouwd is uit de ervaring vanuit de vorige eeuwen. Een ander aspect is de hoge mobiliteit. Amerikanen zijn sneller bereid te verhuizen naar een andere staat dan een Europeaan naar een ander land. Een volgende kenmerk dat besproken zal worden is het sociale vangnet. Hoewel het minder uitgebreid is dan dat in Europa, lijkt het toch een aantrekkingskracht uit te oefenen op de immigranten. De immigranten leven bovendien geconcentreerd. Het grootste aandeel van de immigranten leeft in zes van de vijftig staten. Om af te sluiten gaan we de nadruk op familiehereniging bespreken en de gevolgen die dat met zich mee heeft gebracht. 2.2.1 Een Immigratieland De Verenigde Staten is ontwikkeld en gevormd door de verschillende stromen migranten die zich er in de loop der jaren zijn gaan vestigen. Het land is opgebouwd door de miljoenen immigranten uit alle delen van de wereld die de afgelopen 400 jaar hun land hebben verlaten om in Amerika een nieuw leven te beginnen. Na de onafhankelijkheid zijn de Verenigde Staten actief mensen van andere landen beginnen aantrekken om het land te bevolken. Dit is een fenomeen dat nergens anders ooit geobserveerd is. Er waren geen restricties daar er veel mensen nodig waren om het land te bevolken en de economie te doen bloeien. 85 De ervaring die ze in de vorige eeuwen hebben opgedaan en de aanpassingen die aan het immigratiebeleid zijn aangebracht, hebben ervoor gezorgd dat ze vandaag beschikken over een duidelijk, open en gestructureerd immigratiebeleid. Ondanks het feit dat Amerika veel aan de immigratie te danken heeft, beginnen de laatste jaren de anti-immigratie gevoelens de kop op te steken52 mede door de grote aantallen illegalen. Vele illegalen hopen op een amnestie programma om zo toch in de Verenigde Staten te kunnen blijven en dit door de amnestie programmas van de jaren tachtig. Het vooruizicht op een eventuele amnestie verlening zou volgens Karlson en Katz (2002) mensen die niet van plan waren Amerika illegaal te betreden, kunnen overtuigen deze stap toch te zetten. Uit het verleden is gebleken dat het verlenen van amnestie geen goede manier is om de immigratie te trachten onder controle houden53. Ook de ideeën dat de lonen door de illegale werkers dalen en de werkloosheid stijgt, zetten het immigratiebeleid onder druk. Vele burgers van de Verenigde Staten willen de grenzen sluiten, anderen ijveren voor open grenzen. 2.2.2 De grote mobiliteit De Verenigde Staten worden gekenmerkt door een merkbaar hogere mobiliteit dan Europa. Verschillende factoren zijn hiervoor verantwoordelijk. Zo spreekt de hele bevolking dezelfde taal en heerst er een min of meer gelijke cultuur in de vijftig verschillende staten. Het nationaal denken is heel sterk in Amerika en dit is veel belangrijker voor hen dan uit welke staat iemand afkomstig is. Doordat de meeste culturele en taalverschillen wegvallen, is het verhuizen naar een andere staat een minder grote aanpassing dan het verhuizen naar een ander land in Europa. De mobiliteit van de Amerikanen is eveneens zichtbaar bij de keuze van de universiteit. De jongeren gaan vaak naar een universiteit die in een andere staat gelegen is. Ook voor 52 Dit is echter niet de eerste keer, ook in de crisis periode die aan de Tweede Wereldoorlog vooraf ging wilden de meeste mensen de grenzen compleet afsluiten (www.theunitedstates.nl/emigratie/index.htm) 53 Outside view, do borders matter, 1/3/2004, The Washington Times 86 jobs geldt het dat vele Amerikanen bereid zijn in een andere staat te gaan werken. Zo vonden we in een onderzoek van Census 2000 (2003)54 dat van de iets meer dan 142 miljoen mensen die tussen 1995 en 2000 verhuisd zijn (dit is een percentage van ongeveer 45% van de totale bevolking die verhuisde) er 8.9% naar een andere staat verhuisde en 9.7% naar een ander district binnen de staat. Met andere woorden verhuist één vijfde van alle mensen die verhuizen, naar een andere staat. Uit een ander onderzoek (Borjas, Bronars, Trejo, 1992) blijkt dat 3% van de Amerikaanse bevolking jaarlijks een staatsgrens oversteekt bij het verhuizen. In een tijdspanne van vijf jaar zou dit 10% zijn dat naar een andere staat verhuist. Door deze mobiliteit kan men gemakkelijker de onevenwichten op de arbeidsmarkt oplossen. Borjas (1999) is ook van mening dat hoe groter de mobiliteit in een gebied, hoe kleiner de negatieve gevolgen van immigratie zijn. 2.2.3 Het sociale stelsel De welzijnszorg in de Verenigde Staten is minder breed dan in de meeste Europese landen. Zoals eerder gezegd heeft het Europese sociale stelsel een aantrekkingskracht op immigranten. Hoewel de sociale zekerheid in de Verenigde Staten minder aantrekkingskracht heeft, wordt het systeem toch aanzien als een magneet voor migranten met als gevolg dat een groot deel van de welzijnszorg door migranten wordt gebruikt (Borjas, 1994). Dit is echter niet altijd het geval geweest. Door onderzoek van Blau (1984) is aangetoond dat in 1976 de Amerikanen zelf meer welzijnszorg gebruikten in verhouding tot de immigranten. In de jaren tachtig is dit echter omgeslagen en zijn het de immigranten die meer afhankelijk zijn van het systeem (Borjas, Trejo, 1991). De redenen hiervoor liggen voor de hand. Zoals eerder gezegd zijn de recentere immigratiestromen minder geschoold en is er daarom meer kans dat ze een beroep doen op de welzijnszorg. Het welzijnszorg systeem zou volgens Borjas (1994) de mensen ontmoedigen om te werken en de afhankelijkheid van deze immigranten van het systeem in de hand werken. Volgens Borjas (1998) zou het sociaal stelsel ook mensen 54 http://www.census.gov/prod/2003pubs/censr-9.pdf 87 aantrekken die anders niet gekomen zouden zijn. Ook is hij van mening dat wanneer de mensen zouden moeten terugkeren omdat hun verblijfsvergunning verlopen is, ze door het systeem ontmoedigd worden om huiswaarts te keren. In 1996 zijn er veranderingen aangebracht aan het systeem om zo de druk die sommige immigranten op het systeem plaatsten, te verminderen (Borjas, 1998). Immigranten worden door deze wet uitgesloten van verschillende welzijnszorgprogramma’s. 2.2.4 De concentratie van immigratie Gegevens van het US Census Bureau 2000 CPS tonen aan dat er een grotere concentratie is terug te vinden bij de immigranten dan wel bij de autochtonen. In 2000 leeft 70% van alle immigranten in zes van de vijftig staten55. Toch is er in de laatste jaren een beweging te merken naar een grotere verspreiding van de immigranten. Ook staten zoals Oregon, Arizona en Kentucky56 krijgen meer immigratie dan enkele jaren geleden (MPI, 2002). Toch heeft Californië in 2003 nog steeds 25 tot 35% van de totale immigrantenbevolking op haar grondgebied (Martin, Duignan, 2003). Een reden hiervan is een uitgebreid kennissen- en familienetwerk. Wanneer er in een bepaalde staat al een uitgebreide groep van landgenoten is, is de stap naar die staat iets gemakkelijker gezet. Toch moet hier opgemerkt worden dat dit niet altijd een positief effect heeft. Het zijn vooral immigranten die een mindere kennis van het Engels hebben, volgens Bauer, Epstein, en Gang (2002), die de keuze van de staat laten afhangen van zo een netwerk. Iemand die goed Engels kan, zal zich waarschijnlijk vestigen in een staat met een lagere concentratie waardoor deze sneller integreert in de Amerikaanse samenleving en de taalkennis nog verbetert. De gevolgen hiervan zijn, onder andere, een betere economische prestatie en bijgevolg een hoger loon. Een persoon met een slechte kennis van het Engels zal zich vestigen in de nabijheid van originegenoten met als gevolg dat de integratie moeizamer verloopt en de kennis van het Engels er amper 55 Californië, New York, Florida, Texas, New Jersey en Illinois (MPI, 2002) 56 de andere staten die de laatste jaren ook meer immigratie krijgen zijn : North-Carolina, Tennessee, Virginia, Iowa, Arkansas en Georgia 88 op vooruit gaat. Hierdoor wordt de loonkloof tussen immigranten en burgers niet gedicht. Dit wordt de ‘language trap’ genoemd (Bauer, Epstein, Gang, 2002). 2.2.5 De nadruk op familiehereniging Zoals eerder vermeld verschuift in 1965 de nadruk van het immigratiebeleid naar familiehereniging. De immigranten die een verblijfsvergunning hebben kunnen zo hun familie laten overkomen. Een direct effect hiervan is het stijgend aandeel van beroepsinactieven. Door deze wetswijziging is er dus een daling van de scholingsgraad merkbaar. Een verschuiving van origine is ook een gevolg geweest van deze verandering in het immigratiebeleid. Eerst zullen we de verandering van origine bespreken. Vervolgens zullen we het hebben over de daling van de vaardigheden waarover de immigranten bij migratie beschikken. 2.2.5.1 De verschuiving in origine De wijziging die aan het beleid is aangebracht in 1965, heeft het landschap van de Verenigde Staten wat betreft migratie veranderd. De top tien van de landen waar de meeste immigranten in de jaren vijftig van afkomstig waren, verschilt compleet met deze van de jaren negentig. Grafiek 20 geeft de verschuiving van afkomst weer. Omdat er enorm veel verschillende nationaliteiten aanwezig zijn in de Verenigde Staten, hebben we ons beperkt tot een weergave van de werelddelen. 89 Grafiek 20: De verandering in afkomst van de immigranten 60 percentage 50 40 30 1950's 20 1990's 10 Azië Amerika Canada Europa 0 Bron: U.S. Immigration and Naturalization Service, 1996 We zien dat het aandeel migranten dat afkomstig is van Europa drastisch gedaald is. Azië, dat in het begin van de 20e eeuw geen migranten mocht sturen en later geen kon sturen omdat ze geen quota kregen toegkend57, heeft een veel groter aandeel vandaag dan midden 20e eeuw. Dit is dus logischerwijze niet te wijten aan de familiemigratie gezien er amper Chinezen waren. De reden van de felle stijging van de aanwezigheid van Chinezen is het overkomen van hooggeschoolden die vervolgens hun hele familie lieten overkomen (Hirschman, 2001). In de jaren vijftig waren de drie grootste zendende landen Duitsland, Canada en Mexico. Op het einde van de 20e eeuw waren de drie grootste bronnen van migranten Mexico, de Filipijnen en Vietnam. In de jaren negentig was er een grotere diversiteit terug te vinden wat betreft de orgine van de immigranten. In de jaren vijftig was er een grotere concentratie wat betreft landen van oorsprong, wat te wijten is aan het beleid, zoals eerder vermeld. 57 Zoals boven vermeld werd het quota immers bepaald door het aantal mensen uit dat bepaalde land die in de Verenigde Staten al aanwezig waren 90 2.2.5.2 De daling van de vaardigheden Het is niet alleen de compositie van de origine die wijzigt door de ‘1965 Immigration Act’. Ook de vaardigheden veranderen. Een immigrant die in de jaren negentig de Verenigde Staten binnenkomt heeft gemiddeld twee jaar minder scholing gehad dan de immigranten die er in de jaren vijftig bijkwamen. Doordat ze minder geschoold zijn, presteren ze slechter op de arbeidsmarkt dan hun voorgangers in de jaren vijftig. Door de verschuiving van arbeidsmigratie naar een nadruk op familiehereniging zijn er ook niet-actieve migranten de Verenigde Staten binnen gekomen. De beleidsverandering in 1965 is echter niet de enige reden van de vaardighedenverandering onder de migranten (Borjas, 1999). Ook de omstandigheden in de zendende landen zijn hier van belang. In de jaren tachtig en negentig zijn er veel minder migranten afkomstig van Canada en Europa doordat de situatie in die landen verbeterd is en de drang om te migreren verminderd is. Het is niet zo dat alle immigranten minder geschoold zijn dan de migranten van enkele tientallen jaren eerder, er is een enorm verschil wat scholing betreft tussen de verschillende migranten. Zo is er geen normale verdeling wat de vaardigheden betreft, maar een concentratie aan de uitersten. 2.3 De druk op het hedendaags immigratiebeleid ‘Immigratie heeft, waarschijnlijk meer dan welk ander sociaal, politiek of economisch proces, ook de Verenigde Staten vorm gegeven. Ook in het begin van de 21e eeuw zal de door immigratie gedreven transformatie, die in de jaren zestig begon, zich verder zetten. Nog nooit heeft het Vrijheidsstandbeeld, dat lang het symbool was van Amerika’s rijke erfenis van immigratie, haar fakkel over zoveel geïmmigreerde gezinnen geheven (MPI, 2002)’. De Verenigde Staten heeft haar economische groei en successen aan de immigratie te danken. Ondanks de veranderingen die aan het beleid zijn aangebracht in de loop der tijd, is de Amerikaanse staat winst uit de immigratie blijven halen (Mc Carthy, Vernez, 91 1997). Op dit moment is er verandering nodig. Ondanks de dalende quota, blijft de immigratie stijgen en het idee dat de immigranten bijdragen tot de economische groei is bij vele burgers zoek. Als de Verenigde Staten terug winst willen halen uit immigratie, zal er een verandering in het beleid nodig zijn (Borjas, 1999). In dit onderdeel zullen we eerst de problemen in verband met immigratie bespreken waarmee de Verenigde Staten vandaag worstelen. Vervolgens gaan we de voorgestelde aanpassingen overlopen en de reacties die deze voorstellen uitlokken, bekijken. 2.3.1 Problemen Vooraleer we de voorstellen kunnen bekijken die gemaakt zijn ter aanpassing van het immigratiebeleid, lijkt het ons nuttig om eerst een overzicht te geven van de problemen in verband met immigratie. Eerst zullen we het hebben over de vaardigheden waarover een immigrant beschikt. Vervolgens bespreken we het probleem van de grote aantallen illegalen en dan vooral deze afkomstig uit Mexico. Natuurlijk zijn er nog probleempunten terug te vinden, maar dit zijn de twee elementen die het meeste stof doen opwaaien en waarover heel uiteenlopende meningen terug te vinden zijn. 2.3.1.1 Vaardigheden Zoals eerder aangehaald is het vaardighedenniveau na de beleidsaanpassing van 1965 gedaald. Volgens Borjas (1999) is de daling in vaardigheden ook te wijten aan de verschuiving van de landen van oorsprong. De immigranten die voor 1965 de Verenigde Staten binnen kwamen verdienden na een korte aanpassingsperiode evenveel of, zoals in vele gevallen, meer dan de Amerikaanse bevolking. Dit kwam volgens Borjas (1987) doordat de mensen die verhuisden naar de Verenigde Staten meer moeite deden om te investeren in hun werk. Vaak is de groep migranten meer gemotiveerd dan de brugers zelf. Deze stelling gaat echter niet meer op voor al de immigranten die vandaag in de Verenigde Staten wonen. Zoals we eerder schreven, komen mensen met een beperkte kennis van het Engels terecht in de 92 ‘language trap’58, waardoor ze in de laagste loonklasse vastroesten. Wanneer we het hebben over immigranten met weinig vaardigheden, zijn het vooral mensen afkomstig uit Mexico. De hooggeschoolden hebben meestal een Oost-Aziatische origine of komen van het Midden-Oosten (Sabagh, 1993). Vooral de immigranten die illegaal binnenkomen, beschikken vaak over weinig vaardigheden. Wanneer deze gaan werken, is dit tegen een uiterst laag loon gezien de werkgever hiervoor beboet kan worden (sinds 1986 met de IRCA). De immigratie van mensen met weinig vaardigheden doet het loon van de armsten dalen, de werkloosheidsgraad stijgen en strekt enkel tot voordeel voor de hooggeschoolde burgers (Kemnitz, 2003). Het voordeel dat uit deze arbeid te halen is, is goedkope arbeid die de productiviteit omhoog duwt en de consumentenprijzen een beetje doen dalen. Een ander negatief effect van de immigratie van laaggeschoolden, is het feit dat ze vaak een kost in plaats van een opbrengst zijn. De kans dat ze een beroep zullen moeten doen op de welzijnszorg ligt veel hoger dan bij hooggeschoolden. De belastingen die ze betalen liggen, gezien hun lageloonjobs, een stuk lager. Borjas (1999) is van mening dat wanneer de Verenigde Staten terug voordeel wil halen uit immigratie, er een duidelijke nadruk gelegd moet worden op hooggeschoolde immigranten. Gezien zijn standpunt over supplementariteit van vaardigheden59 is het logischerwijze zo dat er meer nood is aan hooggeschoolden dan wel aan laaggeschoolden. Het aantal jobs voor laaggeschoolden blijft dalen en van een tekort aan arbeidskrachten is er niet echt sprake. Camarota (2001) sluit zich hierbij aan, volgens hem is er geen bewijs dat er een tekort is aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Volgens Farrell (2002), daarentegen, zullen de Verenigde Staten op lange termijn te maken hebben met tekort aan laaggeschoolden. 58 Bauer, Epstein, Gang, 2002. Immigranten gaan bij mensen met zelfde origine wonen waardoor er geen incentive is om het Engels te verbeteren waardoor het moeilijk is een betere job vast te krijgen. 59 Kosten en baten van immigratie zijn afhankelijk van de vaardigheden en van hoe deze vaardigheden zich verhouden tegen over de vaardigheden die op de eigen arbeidsmarkt ook te vinden zijn (Borjas, 1999). 93 2.3.1.2 Mexico en het probleem met de illegalen De VS heeft een enorm groot aantal illegale immigranten. Ondanks verscheidene pogingen en verschillende maatregelen, blijft dit aantal stijgen. Eerst zullen we de problematiek van de illegaliteit bespreken. Vervolgens gaan we dit in verbinding brengen met de Mexicaanse immigratie. 2.3.1.2.1 De illegale immigratie In Tabel 1 staat de evolutie van het totaal aantal illegale immigranten die in de VS verblijven. We zien dat er in 1986 een amnestie is toegekend. In 1986 is de Immigration Reform and Control Act doorgevoerd waardoor 2.7 miljoen illegalen gelegaliseerd zijn. Tabel 1: Illegale buitenlanders in de Verenigde Staten:1980-2000 (schatting) Jaar Totaal Jaarlijkse verandering 1980 3 1986 4 167000 1989 2,5 -500000 1992 3,9 467000 1995 5 367000 2000 8,5 700000 Bron: Martin en Duignan, 2003 Amnestie verlenen houdt in dat de illegalen die in het land verblijven gelegaliseerd worden60 waardoor de illegale immigrantenbevolking daalt. De bedoeling is erna strenger op te treden en de illegaliteit onder controle te houden. We zien in Grafiek 21 dat dit niet echt gelukt is na de amnestie verlening van 1986. In 2000 leven er 8.5 miljoen illegalen in de VS vergeleken met 4 miljoen in 1986. 60 Hievoor moeten de immigranten aanvraag doen 94 Grafiek 21: Illegale buitenlanders in de Verenigde Staten:1980-2000 8,5 9 8 7 5 6 5 4 4 3 3,9 2,5 3 2 1 0 1980 1986 1989 1992 1995 2000 Bron: Martin en Duignan, 2003 Bovenstaande grafiek toont ons dat de stijging vooral tussen 1995 en 2000 enorm was. Op vijf jaar tijd wordt er geschat dat 3.5 miljoen illegale immigranten het land zijn binnen gekomen. 2.3.1.2.2 Mexicaanse illegale immigratie Mexico en de Verenigde Staten delen een grens van meer dan 3200 kilometer. De economische situatie in Mexico is een stuk slechter dan deze in de Verenigde Staten. De economische groei in Mexico is trager dan de bevolkingsgroei met als gevolg dat de werkgelegenheid te traag toeneemt (Johnson, Fitzgerald, 2003). Dat is de reden waarom er elk jaar vele Mexicanen de Verenigde Staten binnen dringen, is het niet legaal, dan illegaal. In 1970 leefden er 800.000 Mexicanen in de Verenigde Staten, in 2000 waren het er acht miljoen (Camarota, 2001). Deze stroom wordt verwacht nog even aan te houden. De demografische en economische voorwaarden in Mexico fungeren hier als Pushfactoren, terwijl de noden van verschillende sectoren in de Verenigde Staten aan arbeiders fungeren als Pullfactoren (Papademetriou, 2002). Papademetriou verwacht dat 95 de stroom nog zeker tien jaar zal duren. In 1990 is Mexico toegetreden tot NAFTA61 waarna een economische groei verwacht werd. Deze groei werd echter tegengehouden door de traditites en de beleiden die in Mexico heersen (Johnson, Fitzgerald, 2003). Telkens wanneer de Mexicaanse economie het slechter doet, is er een stijging te zien in de Amerikaanse immigratiecijfers (Hanson, Robertson, Spilimbergo, 1999). Het merendeel van de illegalen die de VS binnenkomen zijn van Mexicaanse afkomst. In Grafiek 22 staan de schattingen van de aantallen illegalen die in de VS verblijven in 2001 uitgetekend. Daarnaast staan ook de aantallen die vermoedelijk van Mexico zijn. Voor zowel de hoge, middelmatige als de lage schatting, verwacht men dat een kleine 60% Mexicaans is. Wanneer men spreekt van het probleem van de illegale immigratie, spreekt men dus sowieso ook van het probleem met Mexico. Grafiek 22: Schattingen van de totale illegale bevolking, 2001 (in miljoenen) 10 9,9 7,8 5,9 8 5,8 6 3,4 4 4,5 Mexicanen Totaal 2 Totaal 0 Laag Mexicanen Gemiddeld Hoog Bron: Lowell, Suro, 2002 We hebben net aangetoond aan de hand van een grafiek dat er vele illegale Mexicanen in de VS verblijven. In een volgende grafiek gaan we de scholing van deze groep na. In Grafiek 23 is de gehele stroom illegalen eerst opgedeeld naar oorsprong (Mexicaans en niet-Mexicaans) en vervolgens is de scholing van beide groepen nagegaan. We zien 61 North American Free Trade Agreement 96 duidelijk dat de illegale Mexicanen veel lager geschoold zijn dan de illegale immigranten die van elders afkomstig zijn. Grafiek 23: Scholing van de illegale immigranten van de VS 100 86,5 Mexicaanse illegalen Anderen 80 39,9 60 32 28,1 40 9,1 20 4,4 0 Minder dan Humaniora humaniora diploma Anderen Mexicaanse illegalen Hoger geschoold Bron: Riviera-Batiz, 2000 We kunnen dus besluiten dat de overgrote meerderheid (86.5%) van de Mexicaanse illegale immigranten weinig vaardigheden bezitten62. Het aantal jobs voor mensen met weinig vaardigheden krimpt echter waardoor vele Mexicanen in de Verenigde Staten in armoede leven en een beroep doen op sociale voorzieningen (Camarota, 2001). Het probleem oplossen door de grenzen geheel te sluiten heeft volgens Heyman (1998) geen enkele zin. Dit kan ook aangetoond worden met het feit dat de wet van 1986, die zware straffen oplegde voor werkgevers die illegalen in dienst namen, amper effect heeft gehad op de aantallen illegalen (Vernez, 1993). Zeker wanneer de lonen in de Verenigde Staten stijgen of de lonen in Mexico dalen, stijgt de immigratiedruk (Hanson, Spilimbergo, 1996). Toch mag niet vergeten worden dat de Mexicaanse immigranten, legaal en illegaal, een belangrijke rol hebben gespeeld in de economische expansie van de laatste tien jaar 62 Een opmerking hierbij is dat de Mexicanen die naar Amerika verhuizen vaak hoger geschoold zijn dan zij die in het thuisland blijven. Dit heeft negatieve gevolgen voor Mexico (Chiquiar, Hanson, 2002) 97 (Papademetriou, 2002). De illegalen vervullen de jobs die door de Amerikanen zelf niet gedaan willen worden63. 2.3.2 Herdenken van het immigratiebeleid De toestand vandaag vraagt om aanpassingen aan het immigratiebeleid. Volgens Farrell (2002) is de Verenigde Staten grondig het ‘open-deur’-beleid aan het herdenken64. Toch is het belangrijk, volgens Farrell (2002), dat de deuren niet helemaal gesloten worden. Het feit dat de Verenigde Staten nieuwkomers kan opnemen in haar gemeenschap, de ‘melting-pot’, is volgens hem een belangrijke bron van het concurrentieel voordeel waarover de Amerikanen beschikken. Maar wanneer het beleid aangepast wordt, zal dit een invloed hebben op het aantal immigranten en de vaardigheden die ze met zich mee brengen (Jasso, Rosenzweig, Smith, 1998). Vooraleer men aanpassingen aan een beleid aanbrengt moet men een duidelijk doel voor ogen hebben, de vraag: “Wat moet het beleid bereiken?”, moet beantwoord worden (Borjas, 1999). Het is belangrijk te weten hoe immigranten op veranderingen aan het beleid zullen reageren en welke effecten het beleid met zich mee zal brengen op andere domeinen65. Als men dit weet heeft men een beter inzicht in de gevolgen van een verandering en kan men dus een gepaster beleid kiezen. De volgende vragen die zich stellen zijn: “Hoeveel? Van waar? Onder welk status (familiemigratie, arbeidsmigratie, gastarbeider,…) ?”(Martin, Duignan, 2003). Voor we de voorstellen zullen bespreken geven we eerst nog een kort overzicht van de problemen die zich stellen66. Ten eerste komen er teveel mensen illegaal binnen, vooral Mexicanen. Een tweede probleem betreft het scholingsniveau van de migranten. Ten derde leven vele migranten van de welzijnszorg. Sommigen vrezen ook voor een 63 The Economist, Our kinda ciudad, 11/01/2003 64 Een belangrijke reden hiervoor is volgens hem de gebeurtenis van 11/09/2001 65 Welzijnszorgsysteem, immobiliën, concentratie, cultuur, sociale cohesie,... 66 Martin en Duignan, 2003 98 congestie door de blijvende stijging van de bevolking. Een laatste zorg is de stijgende Chinese en Spaanse67 bevolking die weleens voor een ‘dis-uniting’ zou kunnen zorgen. Eerst zullen we de voorgestelde verandering overlopen en de reacties en mogelijke gevolgen bespreken. Vervolgens zullen we aantonen dat er een verhitte, heel sterk gepolariseerde discussie aan de gang is wat immigratie in de Verenigde Staten betreft. Om af te sluiten zullen we dan enkele mogelijke wijzigingen aantonen. 2.3.2.1 Voorgestelde wijziging en de reacties hierop De mogelijke aanpassing aan het immigratiebeleid zou het probleem van de stroom illegalen aanpakken die vanuit Mexico komt. Het voorstel bestaat uit drie compleet geïntegreerde programma’s (Papademetriou, 2002) : - Een registratie voor de illegalen gevolgd door een legalisering voor alle mensen die registreerden. Er is wel een voorkeursclausule voor de Mexicanen voorzien - Een gastarbeidersprogramma voor Mexicanen - Betere bewaking van de grens Er zal ook aandacht uitgaan naar reünie met dichte familie. De reünie met dichte familie uit buurlanden van de Verenigde Staten zal uitgesloten worden uit de quota. Papademetriou (2002) noemt dit een bedachtzaam programma van verdiende legalisering voor de illegale immigranten. Nu, in 2004, is de mogelijke verandering iets beter uitgewerkt maar de drie elementen blijven behouden (Weintraub, 2004). Er is op dit voorstel nogal kritiek gekomen. Eerst en vooral is er in het verleden ondervonden dat het verlenen van amnestie een omgekeerde werking heeft op de aantallen illegalen dan beoogd. Een opmerking in verband met het gastarbeidersprogramma is dat de gastarbeiders hoogst waarschijnlijk niet naar hun land zullen terugkeren eens hun verblijfsvergunning verlopen is (Weintraub, 2004). Meer dan de helft van de illegalen die zich in de Verenigde Staten bevinden zijn er legaal toegekomen, maar zijn gewoon nooit teruggekeerd. Ook volgens Camarota (2001) is het organiseren van een gastarbeidersprogramma geen oplossing. Het sluit hen in het begin 67 ‘Hispanic’, de Latijns-Amerikaanse landen 99 wel uit van welzijnszorg, maar ze zullen niet huiswaarts keren na verloop van tijd en de lonen van de armste Amerikanen zullen nog steeds dalen. Er is bovendien werkloosheid in de Verenigde Staten. Men vraagt zich af of het bijgevolg dan niet mogelijk is de lonen en werkomstandigheden van de jobs waarvoor geen arbeidskrachten gevonden worden te verbeteren zodat deze door Amerikaanse burgers gedaan kunnen worden. 2.3.2.2 Een gepolariseerde discussie Zoals reeds eerder bleek, bestaan er over verschillende zaken heel uiteenlopende meningen. Zo bijvoorbeeld ook over het feit of de Verenigde Staten al dan niet een tekort heeft aan laaggeschoolde arbeidskrachten68. De angst voor een hogere werkloosheid, lagere lonen in de laagste klasse en een hoger gebruik van het sociaal systeem vindt men terug bij de ‘anti-immigratie’-kant. De argumenten die men aan de andere kant terugvindt zijn onder andere het feit dat er in Amerika telkens er een immigratieverandering was (grootte, origine,…) er vrees was voor de eventuele negatieve gevolgen van de immigratiestromen. De vrees uit het verleden bleek ongegrond, gezien Amerika overwegend positieve gevolgen aan de immigratie overhield (Martin, Duignan, 2003). De loondaling is bij een beperkte bevolkingsgroep en het hele land wint eraan doordat de productiekosten dalen wat een daling in de consumentenprijzen met zich mee brengt. Kortom, immigratie zorgt volgens de ‘pro-immigranten’-kant voor een grotere productiviteit, lagere consumentenprijzen, een hogere welvaart en een rijkere cultuur. Ook is het zo dat de vruchtbaarheidsratio’s bij de vreemde bevolking in de VS hoger liggen dan bij de Amerikanen zelf. Zo krijgt een vrouw van Latijns-Amerika gemiddeld 3.0 kinderen, een Amerikaanse vrouw baart gemiddeld 1.8 kinderen. Hierdoor stijgt de vreemde bevolking sneller en stijgt het arbeidsaanbod wat bijdraagt tot de bloei van de economie. Zo ontstaat er een deugdzame cyclus tussen de populatie veranderingen en economische groei dat de daling van de vruchtbaarheid en de vergrijzing van de bevolking kan neutraliseren (Tsuyochi, 2000). 68 Farrell (2002) zegt dat dit wel het geval is, Camarota (2001) schrijft dat er geen bewijs is dat er een tekort is. 100 Grafiek 24: Gecreëerde jobs in 1990-1998 en het aantal dat door immigranten werd opgevuld 14 12 10 8 6 4 2 0 Totaal aantal jobs Aantal ingevuld door immigranten Bron: http://www.ailf.org/pubed/pe_gcp_latest_newecon.htm Grafiek 24 laat ook duidelijk zien dat de Amerikaanse economie niet zonder immigranten kan. Van de 12.7 miljoen gecreëerde jobs tussen 1990 en 1998 is er 38% ingevuld door immigranten, ofwel 5.1 miljoen jobs. Zonder deze immigranten zouden vele van deze jobs nooit ingevuld geraakt zijn (Greenspan, 2000). Nog nooit in de geschiedenis is deze discussie zo gepolariseerd geweest, het zal dan ook niet eenvoudig zijn om te bepalen welke wijzigingen er aan het beleid moeten worden aangebracht (Martin, Duignan, 2003). Door de polarisatie blijft de discussie aanslepen en wordt de knoop niet doorgehakt, toch is het volgens Borjas (1999) dringend. Hij schrijft dat wanneer er niet snel iets verandert, er een ‘aardbevingsverandering’ zal volgen. 2.3.2.3 Alternatieven Het immigratiebeleid van na 1965 is gebaseerd op één criterium, namelijk familiebanden. Volgens Borjas (1999) zou ook de Verenigde Staten moeten overgaan op een immigratiebeleid dat bepaalt of iemand toelating krijgt of niet aan de hand van 101 een formule zoals in Canada en Nieuw-Zeeland69. Het opnemen van oorsprong en vaardigheden zou ook de vaardigheden-mix kunnen opkrikken. De formule bepaalt dan wie er binnenkomt en de puntenverdeling die aan de verschillende criteria wordt toegewezen en de score die men moet halen, bepalen hoeveel immigranten er een verblijfsvergunning krijgen. 2.4 Besluit Hoewel de Verenigde Staten een immigratieland was en nog steeds is, hebben ook de Amerikanen te kampen met immigratieproblemen in het begin van de 21e eeuw. Eerst hebben we een overzicht gegeven van de geschiedenis. In 1965 is er een wijziging aangebracht aan het immigratiebeleid dat Amerika veranderd heeft op vele vlakken. In de jaren negentig worden tevergeefs enkele restrictieve maatregelen getroffen. Door de hoge aantallen illegalen en de aanhoudende immigratiedruk, staat het huidge immigratiebeleid onder druk. Vervolgens hebben we de kenmerken van de Verenigde Staten bekeken. Het feit dat dit een immigratieland is, heeft als voordeel dat ze een grotere ervaring hebben waaruit ze kennis kunnen putten. Ze beschikken ook over een duidelijker en gestructureerder immigratiebeleid dan de EU. Een ander kenmerk is hun sociaal vangnet. Hoewel dit systeem minder uitgewerkt en vrijgevig is dan de meeste Europese systemen, heeft het een aantrekkingskracht op de migranten. Bovendien zijn de migranten geconcentreerd in zes van de vijftig staten. Als laatste kenmerk hebben we de nadruk op familiehereniging en de gevolgen hiervan besproken. In een laatste deel binnen dit hoofdstuk hebben we eerst de problemen besproken waar het huidige Amerikaanse immigratiebeleid mee te kampen heeft. Vervolgens hebben we overlopen wat de regering van plan is te wijzigen aan het beleid en welke reacties deze 69 In Nieuw-Zeeland werkt men met een heel complexe formule. Ook is er een sterke nadruk op de kennis van het Engels. De familie die meekomt moet geen Engels kennen maar ze moeten wel 11.000$ betalen. Als ze binnen de drie maand een test afleggen waarop ze slagen krijgen ze alles terug. Slagen ze binnen de vijf jaar op de test, dan krijgen ze 80% terug (Borjas, 1999). 102 verandering uitlokt. De discussie die vandaag in de Verenigde Staten gevoerd wordt is strek gepolariseerd. Gematigde meningen zijn er amper te vinden. 103 Hoofdstuk 3 Vergelijking van de beleiden Nu we de immigratiebeleiden van zowel de Europese Unie als de Verenigde Staten hebben besproken, gaan we ze in dit deel vergelijken. We gaan na waar de grote verschillen liggen en aan wat deze juist te wijten zijn. Doordat vele verschillen van vandaag ontstaan zijn door een ander verleden, zullen we beginnen met de geschiedenissen naast elkaar te leggen. De kenmerken die in de vorige hoofdstukken aangehaald zijn, zullen in een volgend deel behandeld worden. Om af te sluiten gaan we de recente situatie bekijken. We kijken of ze dezelfde opvattingen hebben over migratie en of de evoluties van de huidige immigratiebeleiden dezelfde richting uitgaat. 3.1 Het verleden De Verenigde Staten heeft altijd immigratie gekend. Zonder deze instroom van mensen zou het nooit zo welvarend en bloeiend geweest zijn. Europa is daarentegen heel lang een gebied van netto-emigratie geweest. Vele Europeanen gingen hun geluk elders zoeken, in andere Europese landen, maar vooral in de Verenigde Staten. Europa heeft dus een achterstand wat betreft ervaring en kennis van immigratie en de daarbijhorende elementen. In Grafiek 25 staan zowel de evolutie van het aantal immigranten die verblijven in de Europese Unie als in de Verenigde Staten afgebeeld. We zien dat in de jaren zestig en zeventig de stijging in Europa het grootste is. Tijdens deze periode blijft het immigranten aantal in de VS praktisch constant. De periode na 1970 zien we in de VS een enorme, doorgezette, toemame. Ook nu nog kent het migranten aantal in de VS een stijging. Het aantal immigranten in de EU blijft ook toenemen, maar tijdens de jaren tachtig is de toename gering. Tijdens de jaren negentig kent ook de EU een fellere toename. 104 Grafiek 25: Aantallen immigranten in de EU en in de VS (in miljoenen) 30 25 20 15 EU VS 10 5 0 1960 1970 1980 1990 2000 Bron: Camarota (2000) en Brücker, Epstein, Venturini, Mc Cormick, Saint Paul, Zimmerman, (2001) Volgens Brücker Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul en Zimmerman (2001) is het de EU dat in de jaren negentig het meeste immigranten ontvangt. De Verenigde Staten krijgen tijdens de periode 1989-1998 jaarlijks één miljoen immigranten op hun grondgebied, in Europa zijn dat er 1,2 miljoen. Ook de illegale immigratie naar Europa is groter dan deze naar de Verenigde Staten70. Algemeen gezien lag de immigratie naar de EU in deze periode 31% hoger dan deze naar de Verenigde Staten71. Een algemene conclusie is dat de immigratie in beide gebieden blijft toenemen. 70 Europa kreeg jaarlijks 500.000 illegalen binnen, Amerika 300.000 (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman, 2001) 71 Een bemerking hierbij is echter wel dat ook de bevolking van de EU een stuk hoger ligt, namelijk 34% (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman, 2001) 105 Grafiek 26: Netto immigratie in de VS en de EU15 (in duizentallen) Bron: Leibfrits, O’Brein, Dumont, 2003 In Grafiek 26 wordt de netto-immigratie per jaar voor de EU15, de VS en Japan afgebeeld. We zien dat de Verenigde Staten vrij constante toename merkbaar is wat betreft de netto-migratie. De schommelingen zijn zeer gering, zeker in vergelijking met de EU15. We zien dat tot 1972 er in de EU15 enorme verschillen van jaar tot jaar waren. Daarna zijn de schommelingen van jaar tot jaar iets minder uitgesproken, maar nog steeds is er een grotere volatiliteit merkbaar dan bij de cijfers van de VS. 3.2 De Kenmerken In dit deel gaan we op basis daarvan en enkele andere kenmerken, onderzoeken waar de verschillen en de gelijkenissen zich bevinden. 3.2.1 Verzorgingsstaat Het sociaal zekerheidssysteem van de meeste lidstaten van de EU15 is vrijgeviger dan dit van de Verenigde Staten. Werkloosheidsuitkering, kindergeld, ziekteverzekering,…vele van de evidente vangnetten in Europa, zijn niet terug te vinden in het sociaal zekerheidssysteem in de Verenigde Staten. Toch zijn de effecten van beide sociale stelsels in grote lijnen gelijk. Zo is het gebruik van dit sociaal vangnet bij 106 de allochtone bevolking vaak hoger dan bij de autochtonen. Een ander gevolg van de welzijnszorg is dat immigranten, die oorspronkelijk niet van plan waren te immigreren, toch aangetrokken kunnen worden. Zowel in de Verenigde Staten als in de EU zijn er studies uitgevoerd die wijzen op een aantrekkingskracht. Er zijn ook studies die aantonen dat de keuze van vestiging van de immigranten mede bepaald wordt door de vrijgevigheid van het sociaal systeem in een staat of land. In de Verenigde Staten is het nog een vrij recent fenomeen dat de immigranten meer welzijnszorg gebruiken72. Ondanks het feit dat de welzijnszorg in sommige staten klein is, bestaat er toch een aantrekkingskracht. Zeker de mogelijke immigranten uit landen waar er lage lonen en slechte werkomstandigheden heersen, kunnen hierdoor overtuigd worden om te immigreren, al dan niet legaal. Borjas (1998) toonde ook aan dat er een grotere concentratie van immigranten bestond in de staten waar het sociaal zekerheidssysteem vrijgeviger was73. Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul en Zimmerman (2001) hebben hetzelfde resultaat gevonden voor de EU. De afhankelijkheid van het sociaal zekerheidssysteem en de samenstelling van de immigratie verschilt tussen de lidstaten. Tot op zekere hoogte zou dit verklaard kunnen worden door het sociaal zekerheidssysteem. De landen die op dit gebeid iets vrijgeviger zijn, die bijvoorbeeld een grotere werkloosheidsuitkering hebben, zijn aantrekkelijker voor immigranten en hebben bijgevolg een groter aantal immigranten. Dit element verstoort de immigratiecompositie en verstoort de allocatieve functie van de immigratie (Van Dalen, 2001). Toch is het zo dat immigranten in de Verenigde Staten, die afhankelijk zijn van het sociaal zekerheissysteem, afhankelijk blijven van dit systeem zelfs na verblijf van enkele jaren in de Verenigde Staten. In verschillende gevallen is het zelfs zo dat het gebruik van het systeem stijgt naarmate ze langer in het land verblijven (Borjas, 1998). In tegenstelling hiermee is het in Europa zo dat de vreemdelingen, naar mate ze langer 72 In de jaren zeventig gebruikten de immigranten minder welzijnszorg, dit is omgeslaan in de jaren tachtig 73 In de Verenigde Staten bepaalt elke staat afzonderlijk zijn sociaal vangnet. 107 in Europa wonen, vaak minder afhankelijk worden van dit systeem (Fertig, Schmidt, 2001)74. 3.2.2 Mobiliteit Zoals reeds is aangehaald, is de mobiliteit van de mensen tussen Amerikaanse staten een stuk hoger dan de mobiliteit tussen de verschillende lidstaten van de EU. Zo verhuist 3% (Borjas, Bronars, Trejo, 1992) van de Amerikaanse bevolking jaarlijks naar een andere staat. Hier tegenover staat dat slechts 0,2% van de Europese bevolking jaarlijks van land verandert (Randstad, 2001). Dit is logisch gezien taal, cultuur en gewoonten in de verschillende staten van Amerika voor een groot deel overeenkomen. Het is een veel grotere aanpassing om in Europa naar een andere lidstaat te verhuizen. Ook de immigranten die naar Amerika gaan, zullen gemakkelijker naar een andere staat verhuizen om dezelfde reden. We hadden het feit aangehaald dat immigranten die Europa binnenkomen geen banden hadden en zich daarom begaven naar daar waar er een tekort was aan hun vaardigheden op de arbeidsmarkt. Eens deze mensen echter taal en gewoonten kennen, zal ook voor hen de drempel om te verhuizen naar een andere lidstaat groter worden. De lage mobiliteit is dus niet enkel terug te vinden bij de autochtonen. Een grotere mobiliteit tussen lidstaten zou de economie ten goede komen. In het verleden heeft de EU reeds verschillende maatregelen ondernomen om de immigratie tussen de lidstaten te doen stijgen, maar deze hebben altijd hun doel gemist75. Het percentage van de bevolking van de EU dat woonachtig is in een andere lidstaat, is altijd lager dan 1,5% gebleven (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul en Zimmerman, 2001). 74 Zowel Borjas (1998) als Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul en Zimmerman (2001) spreken over ‘assimilate into-’ en ‘assimilate out of the welfare system’ 75 Bijvoorbeeld door het recente BaMa-programma dat de diploma’s van de verschillende landen moet uniformiseren 108 Niet enkel de taal- en de cultuurverschillen zijn de oorzaak hiervan, ook een slecht functionnerende huizenmarkt. Een ander element dat bepalend is, is de regulering van de arbeidsmarkt. Grafiek 27: Arbeidsmarktregulering en arbeidsmarkt mobiliteit Bron : Wijffels, 2001 In Grafiek 27 zien we op de horizontale as de reguleringen van de arbeidsmarkt. De horizontale as stelt de door de OECD in 1999 samengestelde index van ontslagsbescherming voor reguliere werkgelegenheid, tijdelijke contracten en massaontslagen, waarbij het meetpunt de tweede heflt van de jaren negentig is, voor. Het is duidelijk dat naarmate de arbeidsmarkt meer rigide is, de mobiliteit afneemt. In de VS is de regulering laag (kleiner dan 1) wat de hoger mobiliteit kan verklaren. De EU-lidstaten verschillen onderling, maar algemeen gezien zal de regulering hoger zijn dan in de VS wat het verschil tussen deze twee op vlak van mobiliteit deels kan verklaren. 3.2.3 Oorsprong van de vreemdelingen Zoals we aangetoond hebben in het hoofdstuk over de Verenigde Staten heeft er een origineverschuiving plaats gevonden toen men het beleid de nadruk op 109 familiehereniging heeft gelegd76. Zoals we zien in onderstaande tabel komt het merendeel van de immigranten die de Verenigde Staten vandaag binnenkomen van Centraal en Zuid-Amerika (vooral Mexico) en Azië. Tabel 2: Uitsplitsing immigranten naar oorsprong Geboorteland Europa Azië Latijns-Amerika Afrika Oceanië 1991-1996 14,5% 31,8% 50,2% 3,4% 0,5% Bron: U.S. Immigration and Naturalization Service, 1996 Wat de Europese Unie betreft moeten de immigratiecijfers eerst opgedeeld worden naar immigranten afkomstig uit een andere EU-lidstaat en de niet-EU landen. Zo zien we in Grafiek 28 de uitsplitsing van de immigratie over EU en niet-EU immigranten voor vier lidstaten van de EU77. We zien dat de overgrote meerderheid van de immigranten die zich in Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk komen vestigen afkomstig zijn uit niet-EU landen. We zien ook dat het Verenigd Koninkrijk, vergeleken met de andere landen die zijn voorgesteld, veel EU-immigranten heeft namelijk 32,8%78. 76 Zoals reeds meermaals aangehaald gebeurde dit door de wetswijziging in 1965 77 De reden waarom we vier lidstaten gebruiken in plaats van een algemeen EU- beeld is ten eerste omdat er onderling verschillen bestaan die anders niet zichtbaar zouden zijn. Ook is het zo dat de maatstaven van het meten van immigratie-elementen kunnen verschillen van land tot land. 78 Dit in tegenstelling tot 24,9% in Duitsland en 9,6% en 6,5% in Frankrijk en Italië. 110 Grafiek 28: Aandelen EU en niet-EU immigranten in 1997 100% 80% 60% Niet-EU 40% EU 20% 0% Duitsland Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk Bron: Eurostat demographic statistics 199879 Het aandeel van de immigratie dat afkomstig is van niet-EU landen wordt in Grafiek 29 verder opgesplitst. Met Europa wordt hier de Europese landen bedoeld die geen deel uitmaken van de Europese Unie. Het eerste wat opvalt is dat er onderling aanzienlijke verschillen bestaan wat de oorsprong betreft van de immigranten. Zo komt het grootste deel van de immigranten, die in 1997 Frankrijk en Italië binnenkomen, uit Afrika. Het aandeel Afrikanen in de immigratie die naar het Verenigd Koninkrijk en Duitsland ligt merkelijk lager. Immigranten uit Oceanië vertegenwoordigen een percentage van maximum 0,5 behalve in het Verenigd Koninkrijk waar 11,8% van de immigranten afkomstig is uit Oceanië. We zien dat de Duitse immigranten grotendeels uit Europa komen. 79 Uit de verschillende landen van de EU hebben we deze landen gekozen om de volgende kenmerken te onderzoeken. We zullen deze vier landen consequent in elke volgende grafiek gebruiken om een beeld te scheppen van de EU in het algemeen. 111 Grafiek 29: Uitsplitsing immigranten naar oorsprong 100% 80% Oceanië 60% Azië Amerika 40% Afrika 20% Europa 0% Duitsland Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk Bron : Eurostat demographic statistics 1998 We kunnen concluderen dat zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie voornamelijk immigranten uit de buurlanden ontvangen. Meer dan de helft van de immigranten die de VS binnenkomen tussen 1991 en 1996 komt uit Latijns-Amerika en in Europa is het gemiddeld 43%80 dat uit Europese niet-EU lidstaten komt. Noord Afrika is ook een bron van vele immigranten in Europa, de reden hiervan is ook de kleine afstand tussen het land van oorsrpong en Europa en door de ex-colonies81. Een andere gelijkenis is de lage aanwezigheid van immigranten uit Oceanië. We kunnen dus besluiten, na het zien van deze cijfers, dat de afstand wel degelijk een belangrijke rol speelt bij de keuze van het migratieland. 80 Het gemiddelde is berekend van de percentages van immigranten uit Europa die naar deze vier landen gaan. 81 We hebben geen aantallen gevonden hiervan, maar de immigranten van Afrika die deze drie landen binnen komen is gemiddeld 25.93%. 112 3.2.4 Klasse van toelating Zoals we in de vorige hoofdstukken hebben aangehaald leggen beide gebieden de nadruk op familiehereniging. In dit deel gaan we voor zowel de EU als de Verenigde Staten bekijken op welke wijze welk aandeel van de immigratie toegelaten wordt. De EU bestaat uit verschillende landen die elk een ander beleid voeren. Daarom lijkt het ons nuttiger om naar verschillende lidstaten te kijken om zo ook deze verschillen aan te tonen. In onderstaande grafiek gaan we de klasse van toelating in Franrkijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk bekijken82. Grafiek 30: Klasse van toelating in Europa, 1998 100% 80% anderen 60% asielzoekers 40% familiehereniging arbeidsimmigratie 20% 0% Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk Bron: OECD (2000) National statistics for Italy (average 1998-1999) Het staafdiagram laat per land zien op welke grond de immigranten legaal binnenkomen. De categorie ‘anderen’ staat voor het aandeel studenten en bezoekers83. De helft van de immigranten die toegelaten werden, is op basis van familiebanden. Een uitzondering hierop is Italië, die slechts 39% van de immigranten op basis van 82 Duitsland ontbreekt in deze grafiek vergeleken met de andere omdat we hier geen specifieke gegevens van gevonden hebben. 83 In het Verenigd Koninkrijk wordt dit aandeel niet bij de immigranten geteld, dat is de reden waarom deze sectie niet terug te vinden is bij dit land in de grafiek. 113 familiehereniging heeft toegelaten in 1998. Ondanks de nulimmigratie, worden nog vele arbeidsimmigranten toegelaten. Zo waren de helft van de immigranten in Italië in 1998 arbeidsimmigranten. Ook het Verenigd Koninkrijk liet 45% arbeidsmigranten toe, Frankrijk valt hier uit de toon met slechts een percentage van 21%. Onderstaande grafiek toont de opdeling van de immigranten, die in 1998 naar de VS zijn gekomen, naar wijze van toelating. We zien dat de immigratie dat op familiebanden gebaseerd is84 72% bedraagt. De arbeidsmigratie is slechts 11,7% van de totale immigratie dat jaar. Grafiek 31: Klasse van toelating in de VS, 1998 diversiteits programma: 6,9 andere: 1,2 asielzoekers: 8,3 directe familie: 42,9 familiemigratie: 29 arbeidsmigratie: 11,7 Bron: Ximena, Hatton, Williamson, 2002 We kunnen concluderen dat het idee dat de VS vooral arbeidsmigranten toelaat, geen steek houdt. Beide gebieden laten het grootste deel van de migratie toe op basis van familiebanden, toch ligt dit percentage in de VS een stuk hoger dan in de EU. Een bemerking dat hierbij gemaakt moet worden, is dat de familiemigranten gescreend worden vooraleer ze toegelaten worden. Op familiemigratie, uitgezonderd directe familie, is een quota gesteld. De arbeidsmigratie ligt hoger in de drie voorgestelde EU landen dan wel in de Verenigde Staten. 84 Dit is een combinatie van de familiemigratie en de directe familiebanden 114 3.2.5 Probleem van de illegaliteit Zowel in de EU als in de Verenigde Staten zorgt het fenomeen van de illegaliteit voor problemen. De val van de Berlijnse muur heeft in Europa in 1989 voor een stijging in de illegaliteit gezorgd. Zo wordt er geschat dat hierdoor de illegale immigratie in Duitsland gestegen is in 1990 met een 150% tot 300% (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman, 2001). Nu zijn het vooral landen die aan water grenzen en die zo over moeilijk te bewaken grenzen beschikken, die te maken hebben met illegale immigratie. Het aantal illegale immigranten dat jaarlijks de EU binnendringen wordt geschat op een 500.000 (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman, 2001). Ook in de Verenigde Staten blijft de illegale immigratie stijgen. De extra middelen die ze hebben ingesteld om de illegaliteit onder controle te houden, hebben niet gebaat. Er wordt geschat dat jaarlijks 300.000 illegalen de Verenigde Staten binnenkomen (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman, 2001)85. Hier zijn het vooral de grenzen met Mexico en de Atlantische Oceaan86 die voor problemen zorgen. Beide gebieden hebben amnestie-programma’s gebruikt om de illegaliteit onder controle te krijgen. De omvang van de amnestie programma’s, of ‘Generaal Pardon’ (Van Dalen, 2003), is in Europa kleiner dan in de VS. Tabel 3 geeft een overzicht van alle amnestie programma’s die in de EU en in de VS zijn doorgevoerd met het jaartal en aantal illegalen die geregulariseerd zijn. We zien dat de amnestie programma’s in de Europes Unie van kleinere omvang waren dan deze in de VS. 85 Dit cijfer wordt ook bevestigd door de Amerikaanse Immigratie en Naturalisatie Dienst (INS) 86 Bootvluchtelingen uit Haïti, Cuba,… 115 Tabel 3: Overzicht van Amnestie programma’s Land Jaar Aantallen geregulariseerd (in duizenden) Nederland 1975 10 Frankrijk 1981/1982 124 118 Italië 1987/1988 Spanje 1985/1986 38 VS 1986 2.689 Italië 1990 217 Spanje 1991 115 Portugal 1992/1993 39 Portugal 1996 35 Spanje 1996 25 Italië 1996 249 Frankrijk 1997/1998 78 Griekenland 1997/1998 374 VS 1997/1998 405 Italië 1998 219 Spanje 2000 127 Bron: Van Dalen, 2003 Om een duidelijk beeld te krijgen over het totaal geregulariseerde illegalen in alle landen, hebben we in Grafiek 32 de totale aantallen voorgesteld. Op de Y-as staat het aantal regulariseringen voorgesteld in duizend tallen. We zien duidelijk dat de VS het meeste Amnesties heeft verleend. Italië is de koploper in de Europese landen, maar dit aantal is kleiner dan één derde van het Amerikaanse cijfer. Grafiek 32: Aantal verleende Amnesties (in duizendtallen) VS 3.094 374 GR PO 74 SP 305 803 IT 202 FR NL 10 0 500 Bron: Van Dalen, 2003 1000 1500 2000 2500 3000 3500 116 De reden van een amnestieprogramma is om met een propere lei te kunnen beginnen met een strenger immigratiebeleid. Door deze regularisering daalt echter de geloofwaardigheid van het strenger immigratiebeleid (Van Dalen, 2003). De nieuwe striktheid werkt niet en dat is meermaals in de geschiedenis gebleken. Zo wordt de illegale bevolking in de Verenigde Staten geschat tussen de zes tot zelfs dertien miljoen87. Deze schattingen tonen aan dat een amnestieprogramma de problemen met illegale immigranten alleen verergert. Ook volgens Karlson en Katz (2002) is dergelijk een programma geen goede manier om de illegaliteit onder controle te krijgen. Ondanks de vele bewijzen uit het verleden, zijn er recentelijk nog amnesties doorgevoerd88. De reden hiervan is het feit dat bij amnesties niet enkel humanitaire overwegingen gelden, maar vaak ook eigen belang komt kijken (Van Dalen, 2003). Sommige sectoren kunnen immers niet renderen zonder de arbeidskrachten van de illegale immigranten. 3.2.6 Samenstelling van de vaardigheden De Verenigde Staten hadden voor 1965 een immigratiebevolking met een hoge scholing. Tegenwoordig ligt de scholingsgraad echter lager. Dit is vooral te wijten aan de veranderde origines van immigranten en de grond van toelating. Ook de vaardigheden in Europa zijn in de loop der jaren gedaald (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman,2001). Grafiek 33 geeft ons een overzicht van de huidige situatie in de Verenigde Staten en enkele EU-landen. De volledige groep immigranten is onderverdeeld over de drie scholingsniveaus. We zien dat, zoals vermeld in het hoofdstuk over Amerika, er zowel veel laaggeschoolden en veel immigranten met een hoger diploma zijn. Slechts een klein percentage heeft een hoger humaniora diploma zonder verdere scholing. In de EUlanden, die weergegeven zijn in de grafiek, is het eerder zo dat er een overgrote meerderheid van de immigranten geen hoger humaniora diploma heeft. Ook het 87 Dit is een schatting van de Demografen van de Notheastern University in Boston (Van Dalen, 2003) 88 De laatste die is doorgevoerd is deze in Spanje in 2000 117 percentage van immigranten die in het bezit zijn van een hoger humaniora diploma, is groter dan dat van immigranten die een hogere scholing hebben genoten. Een uitzondering hierop is het Verenigd Koninkrijk die, ondanks een meerderheid laaggeschoolde, toch een vrij hoog percentage van immigranten heeft die een hogere scholing hebben genoten. Hoewel vele Amerikanen van mening zijn dat er meer hooggeschoolde immigranten aangetrokken moeten worden in plaats van laaggeschoolden, ligt het percentage hooggeschoolden reeds hoog. De Verenigde Staten hebben een instroom van immigranten in de periode 1995-1998 waarvan 40% hooggeschoold is. Het Verenigd Koninkrijk, het EU-land dat veruit het meeste hooggeschoolde immigranten mocht ontvangen, bereikte slechts de helft van dit percentage. We zien dus duidelijk dat het probleem van scholing zich vooral voordoet in de EU. Grafiek 33: Compositie van de vaardigheden van de immigranten in de VS en enkele EU-landen, gemiddeld over de periode 1995-1998 70 60 50 lager humaniora 40 hoger humaniora 30 verdere scholing 20 10 0 VS Duitsland Frankrijk Italië VK Bron: Trends in migration and economic consequences, OECD, 2000 Doordat de Europese immigranten voornamelijk laaggeschoolden zijn, stijgt de werkloosheidskloof tussen autochtonen en allochtonen. Zo is het werkloosheidspercentage van de autochtonen in België tussen 1983 en 1995 gedaald 118 van 11% tot 8%. Het werkloosheidspercentage van de allochtone bevolking in België in diezelfde periode is echter gestegen van 22% tot 23%. Ook in de Verenigde Staten stijgt de werkloosheidsgraad onder de immigranten (Borjas, 1999). 3.2.7 Concentratie van de immigranten In het hoofdstuk dat handelde over het immigratiebeleid van de VS, hebben we reeds vermeld dat 70% van de migranten woonachtig is in zes van de vijftig staten (MPI, 2002). Het is ook in deze zes staten dat de grootste steden van Amerika zich bevinden89. De immigranten verkiezen de stad boven het platteland. Dit is ook observeerbaar in de EU. Zo woont 45% van de immigranten uit het Verenigd Koninkrijk in Londen terwijl slechts 10% van de Britten er wonen. Hetzelfde geldt voor andere grote Europese steden Parijs, Rome, Brussel en Madrid (Brücker, Epstein, Mc Cormick, Saint-Paul, Zimmerman,2001). De voornaamste redenen hiervan zijn de aanwezigheid van originegenoten, zoals in het eerste hoofdstuk aangehaald is dit een belangrijke pull-factor, en de grotere kans op het vinden van een job. 3.2.8 De vergrijzing De vergrijzing stelt de EU vandaag voor dilemma’s. Het is een ernstig probleem waar niet zo gemakkelijk een antwoord voor gevonden kan worden. Dit is niet besproken in het hoofdstuk dat handelde over de VS en het Amerikaanse immigratiebeleid daar het daar (nog) niet voor problemen zorgt. Grafiek 34 toont ons de verschuiving van de werkbevolking zowel van de EU als van de VS. Hieruit blijkt duidelijk dat de dit een groter probleem is voor de EU dan wel voor de VS. Vanaf 2010 verwacht men in de EU een negatieve aangroei van de werkbevolking en dit zal met de jaren alleen verergeren. Dit laat duidelijk zien dat er wel degelijk een probleem is. Voor de VS daarentegen wordt er geen negatieve aangroei 89 Los Angeles, New York, Miami, Houston, Dallas, Chicago,…. 119 verwacht, tussen 2015 en 2030 wordt wel verwacht dat de aangroei van de werkbevolking praktisch nihil zal zijn. Vanaf 2030 zou de werkbevolking terug aangroeien. Grafiek 34: De verschuiving van de werkbevolking90 in de EU15 en de VS (voorspellingen) 1,5 1 0,5 0 EU -0,5 2030-2035 2020-2025 2010-2015 2000-2005 1991-1995 VS 1980-1985 -1 EU Bron: Eurostat, Labour Force Survey, 2000 We kunnen dus inderdaad besluiten dat het een dringend probleem is voor de EU. Deze cijfers gelden echter voor de EU15. Door de recente toetreding kan het zijn dat deze cijfers veranderen. Zo is het geboortecijfer in de tien nieuwe lidstaten hoger dan wel in de EU15. De toetreding zou dus automatisch tot een verlichting van het probleem kunnen leiden. Een andere oplossing zal evenwel nodig zijn. De VS ondervindt hiervan minder last, mede door de grotere vruchtbaarheid bij de immigranten. 3.3 De recente ontwikkelingen Beide gebieden kampen in grote lijnen met dezelfde problemen. Zo is er het probleem van de illegaliteit. De aantallen illegale immigranten zijn zowel in Europa als in Amerika de laatste jaren gestegen. Een ander probleem is dat ondanks de nood aan 90 Dit is de bevolking tussen 15 en 64 jaar 120 hoogopgeleide mensen, de landen er vooral in slagen om laaggeschoolden aan te trekken. In Europa komt de vergrijzing en de nood aan nieuwe arbeidskrachten er nog bij. Europa, dat al jaren een nulimmigratiebeleid probeert recht te houden, zal een opener immigratiebeleid gaan voeren dan het tot nu toe gekend heeft, eens er een communautair beleid wat betreft immigratie bestaat. De bedoeling is om zo de vergrijzing te vertragen en de knelpuntvacatures91 op te vullen. Hoewel er nog grote onenigheid bestaat over de vormgeving van het beleid, zal het beleid sowieso minder restrictief worden (COM(2001)757). De Verenigde Staten zal waarschijnlijk een restrictiever beleid aanmeten gezien de publieke opinie. In contrast hiermee zijn de mogelijke ontwikkelingen die tegenwoordig besproken worden een amnestieprogramma voor vele illegalen en een gastarbeidersprogramma. Dit beleidsvoorstel is samen met Mexico uitgewerkt. Vele Amerikaanse professoren92 ijveren voor een restrictiever beleid met nadruk op toelating voor hooggeschoolden om zo de vaardighedencompostie van de immigranten weer omhoog te trekken. 3.4 Besluit In dit deel zijn we op basis van verschillende kenmerken nagegaan in hoeverre de Europese Unie lijkt op de Verenigde Staten. Eerst hebben we de geschiedenissen naast elkaar gelegd. Zo hebben we opgemerkt dat de evolutie die beiden gekend hebben tussen 1950 en nu, niet geheel gelijk zijn. De VS hebben een aanhoudende stijging gekend, dit tegenover de EU waar de stijging enorm gezakt is tijdens de jaren tachtig. Zowel de VS als de EU hebben een aantrekkingskracht op de vreemdelingen, toch heeft deze aantrekkingskracht, dat uitgaat van het sociaal zekerheidssysteem, een negatiever gevolg voor de VS. Dit doordat het gebruik van de welzijnszorg van de immigranten 91 Zo bijvoorbeeld de IT-functies, waarvan het aantal openstaande vacatures blijft stijgen 92 O.a. Borjas, Bronars, Trejo, Jasso, Rosenzweig en Smith 121 niet daalt, maar stijgt naarmate de immigranten langer in de VS verblijven. Wat de mobiliteit betreft, het tweede kenmerk dat is aangehaald, is het duidelijk dat deze hoger ligt in de VS ondanks verschillende pogingen van de EU om dit te verhogen. Bovendien verschillen de origines van de immigranten. De immigranten komen vooral uit buurlanden, zo komen de EU immigranten uit andere Europese landen en Noord-Afrika. De VS trekt vooral mensen van Zuid-Amerika en in mindere mate Canada aan. We hebben gezien dat zowel de EU als de VS het grootste deel van de migranten vergunningen toestaat op grond van familiebanden, al ligt het percentage een stuk hoger in de VS dan in de EU. Het percentage arbeidsmigratie ligt hoger in de EU dan in de VS, wat verwonderlijk is daar er een nulimmigratie geldt in de meeste lidstaten van de EU. Het probleem van de hoge aantallen illegalen is in beide gebieden sterk aanwezig, al zijn de aantallen die illegaal de EU binnenkomen hoger dan deze in de VS. Proportioneel gezien, in vergelijking met de bevolking, zal het echter ongeveer gelijk zijn93. In het hoofdstuk dat handelde over het immigratiebeleid van de Verenigde Staten is reeds verscheidene keren aangehaald dat de vaardigheden waarover de immigranten beschikken, gedaald zijn. Europa kampt met hetzelfde probleem. In beide gebieden heeft dit een stijgende werkloosheid en een groter gebruik van het sociaal zekerheidssysteem tot gevolg. Vervolgens hebben we het gehad over de concentratie van de immigranten. Het is niet zozeer dat bepaalde landen of staten hen aantrekken94, maar wel grote steden. Zowel in de VS als in de EU zijn de grootste concentraties van immigranten te vinden in de grote steden. Een laatste punt dat we besproken hebben is de vergrijzing. We hebben opgemerkt dat dit vooral in de EU voor probelemen zorgt. Het laatste wat we in dit hoofdstuk besproken hebben, is de huidige situatie. Deze is in grote lijnen gelijk: meer immigranten willen binnen dan er vergunningen worden uitgedeeld met als gevolg een hoge illegale migratie. Beide naties moeten binnenkort knopen doorhakken in verband met migratie. Europa moet dit doen daar er gewerkt wordt aan een communautair immigratiebeleid. De Verenigde Staten zal ook 93 De bevolking van de EU is 34% groter dan deze van de VS. 94 Een uitzondering is hier de overtuiging door het sociaal zekerheidssysteem 122 aanpassingen aanbrengen aan de immigratiewetgeving door de stijgende ontevredenheid over het huidige beleid. 123 Algemeen Besluit We hebben gepoogd in deze verhandeling een overzicht te geven van het begrip ‘immigratie’ en de bijhorende factoren. Twee concrete voorbeelden zijn hierbij bekeken, namelijk het immigratiebeleid van de EU en dat van de VS. Door middel van het theoretisch kader en de praktischere gegevens, hebben we getracht inzicht te krijgen in deze complexe problematiek. We hebben trachten achterhalen, voor zowel de EU als voor de VS, waar de probleempunten op gebied van immigratie zich situeren. In een eerste deel hebben we een algemeen en theoretisch overzicht gegeven van immigratie. We hebben door middel van een literatuurstudie aangetoond dat er verschillende oorzaken kunnen zijn van migratie. Deze oorzaken kunnen opgedeeld worden in aantrekkingsfactoren en afstotingsfactoren. Hoewel de redenen van emigratie en immigratie geanalyseerd kunnen worden, is het praktisch onmogelijk om voorspellingen te maken met betrekking tot toekomstige immigratiestromen. Er spelen zoveel verschillende factoren mee dat de uitkomst niet op voorhand vastligt. Dit maakt het opstellen van een immigratiebeleid een stuk moeilijker daar men niet weet welke invloed een aanpassing van het beleid met zich kan meebrengen. Een eerste besluit dat we kunnen nemen is dat immigratie een oncontroleerbare factor is met alle moeilijkheden van dien. In een tweede deel hebben we ‘immigratie’ meer praktisch bekeken. Eerst hebben we het immigratiebeleid van de EU belicht. De geschiedenis van de immigratie in de EU hebben we kort besproken om de oorsprong van de problemen die zich vandaag stellen, te begrijpen. Zo hebben we gezien dat de meeste lidstaten op dit moment op een gelijke lijn liggen, het zijn allen landen met een positieve netto-migratie en allen worstelen ze met de illegale immigratie problemen. Vervolgens hebben we de belangrijkste kenmerken gesitueerd. Zo heeft de verzorgingsstaat een aantrekkingskracht op immigranten. Europa is ook gekenmerkt door een lage interne mobiliteit. De EU ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid. In een volgend deel hebben we de noodzaak hiervan en de problemen die de ontwikkeling hiervan meebrengt, besproken.We hebben aangetoond dat er tussen de lidstaten onderling nog niet over een 124 convergentie over immigratie gesproken kan worden. De evolutie van de netto-migratie van de lidstaten toonden vele verschillen. Ook wat betreft de meningen omtrent immigratie zijn er nog grote verschillen. Landen zoals Nederland en Italië weren liefst immigratie. Groot-Brittanië en Duitsland daarentegen hebben hun bleid de laatste jaren geliberaliseerd. Dit zal waarschijnlijk voor problemen zorgen. Vervolgens hebben we de immigratie van de VS besproken op een gelijkaardige manier. We hebben aangetoond dat de interne mobiliteit hier veel hoger ligt. De aantrekkingskracht van de sociale zekerheid is echter ook bij de VS terug te vinden ondanks het feit dat het hier om een minder uitgewerkt sociaal zekerheidssysteem gaat. Het immigratiebeleid van de VS staat onder druk. We hebben de belangrijkste problemen gesitueerd en besproken. Zo is er het probleem in verband met de illegale immigranten. De VS ontvangen jaarlijks veel illegalen ondanks verschillende maatregelen. Dit probleem wordt vooral veroorzaakt door de Mexicanen. Een ander punt dat veel besproken is, is de vaardigheden samenstelling. Deze is door een beleidsverandering in de jaren zestig gewijzigd en vele zouden de nadruk terug willen verschuiven naar het aantrekken van hooggeschoolden. In een laatste hoofdstuk van het tweede deel hebben we de beleiden en de kenmerken van de EU en de VS naast elkaar gelegd. We zijn nagegaan waar de verschillen en de gelijkenissen zich situeren en wat hieraan aan de oorzaak kan liggen. Een eerste punt dat ons is opgevallen is dat, hoewel de geschiedenis en de ontwikkelingen van de immigratiebeleiden van de Verenigde Staten en de Europese Unie verschillen, er een convergentie merkbaar is. Beiden hebben in het verleden een extreme positie ingenomen waarvan ze aan het terugkomen zijn. De Verenigde Staten is het immigratieland bij uitstek. Hoewel de immigranten niet altijd met open armen onthaald werden, wist iedereen dat ze nodig waren om de natie te doen bloeien, ook nu geldt dit nog. Vandaag echter stelt men de controle van het immigratiebeleid in vraag mede door de grote aantallen illegalen. Hierdoor is er een tendens en een vraag naar een restrictiever beleid. De Europese Unie langs de andere kant, heeft voor een relatief korte periode een opendeurenbeleid gevoerd, ook omdat de immigranten nodig waren om de economie verder te doen bloeien. Hier zijn ze echter op teruggekomen in de jaren zeventig en sindsdien heerst er een enorm restrictief beleid in de meeste lidstaten. In de 125 Europese Unie zijn ook veranderingen merkbaar. Door de vergrijzing en de aanwezigheid van verschillende soorten jobs die niet opgevuld raken, begint men de nood aan immigratie te voelen. Zowel de Europese Unie als de Verenigde Staten evolueren van een extreme naar een gematigdere visie. Op deze manier convergeren deze twee immigratiebeleiden. Een punt waar we een groot verschil tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie geobserveerd hebben is interne migratie. In de Verenigde Staten is het verhuizen naar een andere staat vanzelfsprekend, zowel voor autochtonen als allochtonen. In tegenstelling hiermee zorgt de interne migratie voor problemen in de Europese Unie. De taal en de culturele verschillen die tussen de lidstaten bestaan, bemoeilijken dit enorm. Dit gegeven doet de vraag rijzen of er ooit sprake zal kunnen zijn van een echt gemeenschappelijk immigratiebeleid. De kans is groot dat door deze lage mobiliteit en de verschillen tussen de lidstaten onderling, er vele bevoegdheden van het immigratiebeleid bij de lidstaten zelf zullen blijven. Een positief gevolg hiervan is dat men sneller zal kunnen inspelen op de markt. We besluiten dat het beter is enkele bevoegdheden van immigratie bij de lidstaten zelf te laten liggen dan een echt gemeenschappellijk immigratiebeleid doordat er nog te veel verschillen tussen de lidstaten onderling bestaan. Een ander verschilpunt dat we in de loop van ons onderzoek hebben opgemerkt, is de aantrekkingskracht die de Verenigde Staten heeft op hooggeschoolden. De Verenigde Staten slagen erin om een groot aandeel hooggeschoolden naar zich toe te trekken. De Europese Unie verliest verschillende van haar hooggeschoolden aan de Verenigde Staten daar er te weinig geïnvesteerd wordt in onderzoek. De Commissie ziet in dat er veranderingen moeten aangebracht worden om de knelpuntvacatures op te vullen en om de achterstand wat betreft uitvindingen eventueel te kunnen inhalen. We kunnen dus besluiten dat de ‘battle for the brains’ zal toenemen. Een element waar ze beiden mee kampen is de illegale immigratie. In de theorie hebben we aangetoond dat dit een onvermijdelijk aspect is van immigratie. De enige manier om dit te stoppen, is niemand meer binnenlaten voor welke reden dan ook. Een belangrijk detail is dat vele illegalen werk verrichten dat niemand anders wilt doen. Zo worden deze illegalen noodzakelijk voor het gastland. In het verleden hebben zowel de 126 Verenigde Staten als verschillende EU-lidstaten amnestie programma’s gebruikt om erna met een ‘propere lei’ te kunnen beginnen met een strenger beleid. Op deze manier regulariseerden ze vele illegalen zodat deze legaal in het land konden blijven en de job verder uitoefenen. Op langere termijn heeft dit echter neveneffecten. Zo stijgt de illegale immigratie daar de strengheid van het immigratiebeleid aan geloofwaardigheid verliest. Een ander manier om zowel met de migratiedruk als met de nood aan werkkrachten om te gaan, is een gastarbeiders programma. Ook dit is echter in het verleden niet zo efficiënt gebleken. Vele gastarbeiders keerden nooit terug, wat een stijging van de illegale immigratie met zich mee bracht. Het is dus niet gemakkelijk om een oplossing te vinden voor de onopvulbare vacatures en voor de illegale immigranten. De Europese Commissie legt een duidelijke nadruk of het feit dat het immigratiebeleid opgebouwd moet worden met behulp van bi- en/of multilaterale akkoorden met derde landen. Dat zou niet enkel in het voordeel zijn van EU die de immigratie beter onder controle zou kunnen houden. Ook het thuisland zou hier voordeel uit kunnen halen in de vorm van hetzij economische hulp, hetzij een programma waardoor de hooggeschoolden na een bepaalde termijn terug zouden keren naar hun thuisland. Dat zal een ingewikkelde oefening worden, aangezien het duidelijk is dat de EU niet klaar is om één immigratiebeleid te voeren. De nationale verschillen zijn te groot, en de interne arbeidsmobiliteit te klein. Toch zullen de verschillende lidstaten moeten trachten deze akkoorden te sluiten, willen deze staten zich concurrentiëel opstellen tegenover de mondiale ontwikkeling die gericht is op een grotere mobiliteit. Voor de VS lijkt dit ook de enige oplossing om de ongecontroleerde toestroom van ‘Latino’s’ in te dijken. Samenvattend kan gesteld worden dat zowel de VS als de EU er baat bij hebben zich internationaal open te stellen. Niet enkel om de beweeglijkheid en de creativiteit van het ondernemen levendig te houden, maar ook om bepaalde aspecten zoals de vergrijzing in de EU te kunnen opvangen. Dit gebeurt best op een zo goed mogelijk te controleren wijze, hetgeen onvermijdelijk internationale (bi – of multilaterale) afspraken inhoudt. Voor de EU is dat, omwille van de historische groei, veel ingewikkelder dan voor de VS. Toch zijn deze afspraken, die wezenlijk te maken hebben met internationale arbeids(her)verdeling, noodzakelijk. De reden hiervoor is dat de mensen enkel zullen stoppen met massale emigratie wanneer ze in hun thuisland een hoopvol toekomstperspectief zullen hebben. 127 Bijlagen 128 Bijlage 1 : Besluiten genomen in Tampere, mei 2004 In Tampere wordt besloten dat er voor mei 2004 bij unanimiteit al verschillende beslissingen genomen moeten worden (Muus, 2001, pp 99): -Binnengrenzen Opheffen van de controle voor zowel van EU onderdanen als derde landers -Buitengrenzen Kort verblijf visum Vrij reizen op territorium lidstaten voor kort verblijf visumhouders -Asiel Criteria: welke lidstaat verantwoordelijk is Minimumnormen: opvang asielzoekers, aanmerken als vluchtelingen, erkenningsprocedures -Vluchtelingen en ontheemden Minmimumnormen: tijdelijke bescherming - Illegale migranten en hun repatriëring De termijn van mei 2004 geldt niet voor de volgende te nemen maatregelen voor: - burden-sharing ten aanzien van de opvang van vluchtelingen en ontheemden - langlopende visums en verblijfstitels - vrij verkeer voor legaal, in een EU-lidstaat gevestigde, derde landers 129 Lijst van Tabellen Tabel 1: Illegale buitenlanders in de Verenigde Staten:1980-2000 (schatting) ............. 93 Tabel 2: Uitsplitsing immigranten naar oorsprong..................................................... 109 Tabel 3: Overzicht van Amnestie programma’s......................................................... 115 130 Lijst van Grafieken Grafiek 1: De evolutie van vreemde bevolking in EU15 van 1950 tot 1998 (in duizendtallen)...................................................................................................... 32 Grafiek 2: De netto-immigratie voor EU15 van 1950 tot 2002 .................................... 33 Grafiek 3: Netto aantal immigranten per jaar per 1000 inwoners ................................. 37 Grafiek 4: Netto Immigratie van de EU opgsplitst naar de lidstaten in 2003 ................ 38 Grafiek 5: Evolutie van de netto-migratie in België (1990-1999)................................. 39 Grafiek 6: Evolutie van de netto-migratie in Spanje(1990-1999) ................................. 39 Grafiek 7: Evolutie van de netto-migratie in Italië(1990-1999).................................... 40 Grafiek 8: Evolutie van de netto-migratie in Denemarken(1990-1999) ........................ 40 Grafiek 9: Evolutie van de netto-migratie in Finland (1990-1999)............................... 40 Grafiek 10: Evolutie van de netto-migratie in Oostenrijk (1990-1999) ........................ 42 Grafiek 11: Evolutie van de netto-migratie in Zweden (1990-1999) ............................ 42 Grafiek 12: Mobiliteit binnen een bepaalde regio (percentages) .................................. 46 Grafiek 13: Verdeling van de buitenlandse werkbevolking in de EU15 (EU15 burgers) ............................................................................................................................ 47 Grafiek 14: Buitenlandse beroepsbevolking van en naar buurlanden (EU15-burgers) .. 48 Grafiek 15: Scholingsgraad van de EU15, de 10 nieuwe lidstaten en niet EUonderdanen (2000) .............................................................................................. 70 Grafiek 16: Arbeidsdeelname en werkloosheid in de EU, de nieuwe lidstaten en bij de niet-EU-onderdanen ............................................................................................ 71 Grafiek 17: Immigratie naar de Verenigde Staten van Amerika ................................... 75 Grafiek 18: De evolutie van de immigratie aantallen die legaal de Verenigde Staten binnen komen...................................................................................................... 82 Grafiek 19: Illegale en quasi-legale immigranten in de Verenigde Staten, 1990 en 2000, opdeling naar oorsprong...................................................................................... 83 Grafiek 20: De verandering in afkomst van de immigranten........................................ 89 Grafiek 21: Illegale buitenlanders in de Verenigde Staten:1980-2000.......................... 94 Grafiek 22: Schattingen van de totale illegale bevolking, 2001 (in miljoenen)............. 95 Grafiek 23: Scholing van de illegale immigranten van de VS ...................................... 96 Grafiek 24: Gecreëerde jobs in 1990-1998 en het aantal dat door immigranten werd opgevuld ........................................................................................................... 100 Grafiek 25: Aantallen immigranten in de EU en in de VS (in miljoenen)................... 104 131 Grafiek 26: Netto immigratie in de VS en de EU15 (in duizentallen)......................... 105 Grafiek 27: Arbeidsmarktregulering en arbeidsmarkt mobiliteit ................................ 108 Grafiek 28: Aandelen EU en niet-EU immigranten in 1997 ....................................... 110 Grafiek 29: Uitsplitsing immigranten naar oorsprong ................................................ 111 Grafiek 30: Klasse van toelating in Europa, 1998...................................................... 112 Grafiek 31: Klasse van toelating in de VS, 1998 ....................................................... 113 Grafiek 32: Aantal verleende Amnesties (in duizendtallen) ....................................... 115 Grafiek 33: Compositie van de vaardigheden van de immigranten in de VS en enkele EU-landen, gemiddeld over de periode 1995-1998 ............................................ 117 Grafiek 34: De verschuiving van de werkbevolking in de EU15 en de VS (voorspellingen) ................................................................................................ 119 132 Bronnen Boeken Aerts M., Martens A. (1978), Gastarbeiders: lotgenoot of landgenoot ?, Kritak Leuven, pp160 Borjas G. J. (1999), Heaven’s door, Princeton University Press, pp 210 Chiswick B.R. (1982), The gateway, Washington, pp 476 Debbaut H. (1976), Vreemde arbeidskrachten in de Belgische economie, S.E.R.U.G. Gent, pp 215 OECD (1987), The future of migration, Paris, pp 319 OECD (2000), Globalisation, migration and development, Paris, pp 325 Penninx R., Muus P. (1989), Grenzeloos migreren na 1992? Internationale migratie, ’s Gravenhage, pp 45 Penninx R., Van Velzen L.(1977), Internationale arbeidsimmigratie, Nijmegen, pp 107 Simons J.L. (1991), The economic consequences of immigration, Oxford, pp364 Willis K.G. (1974), Problems in migration analysis, Saxon House, pp 247 U.S. Immigration and Naturalization Service (1996), Statistical Yearbook of the Immigration and Naturalization Service, 1996, Washington D.C. Geraadpleegde tijdschriften Artikels uit tijdschriften en kranten zonder auteur A degree of succes,The Economist, 17/11/2001, p36 A survey of migration,The Economist, 02/11/2002 Antwerpen: aantal schijnhuwelijken blijft stijgen, De Standaard, 13/02/2004 Bordering on panic, The Economist, 01/02/2003, p 34-35 Duitsland heeft buitenlanders dringend nodig, Het Parool, 05/07/2001 Fox will meet Bush in Mexico, Washington Times, 14/12/2003 Kluisbergen: Maleisisch-Chinees paar mag toch trouwen, De Standaard, 13/06/2003 Krachtlijnen voor een migrantenbeleid, De Nieuwe Maand, 10/1980, p 572-577 Mexico lobbies for alien amnesty, Washington Times, 04/03/2004 Migratie is de oplossing De Standaard, 01/12/2003 Nooit waren er meer asielaanvragen dan in oktober, De Standaard, 21/11/2000 Outside view : do borders matter ?, Washington Times, 01/03/2004 133 Panel cool to Bush’s visa plan, Washington Times, 25/03/2004 Please don’t (all) go, The Economist, 08/02/2003, p33 Schengen kan van uitgebreide Europese Unie versterkte burcht maken, De Standaard, 03/08/2001 Sociale onrust in Frankrijk naar kookpunt, De Standaard, 10/03/2004 Special report emigration, The Economist, 28/09/2002, p 29-32 They want in, The Economist, 08/09/2001, p 41-42 U.S. open to using cops on immigration law, Washington Times, 10/02/2004 Welcome stranger,The Economist, 08/09/2001, p 11-12 Welcome, then, provided you work,The Economist, 04/08/2001, p38-39 Artikels uit tijdschriften en kranten met auteur Blanpain R., We zijn ‘de battle for the brains’ aan het verliezen, De Standaard, 21/01/2000 Blanpain R., Het verkeerde signaal, De Standaard, 17/02/2004 Dewael P., Migratie is niet het probleem maar de oplossing, De Standaard, 29/11/2003 Wallace K., Immigration, budget and other political issues, CNN, 07/09/2001 Artikels uit economische tijdschriften en working papers Angrist J.D., Kugler A.D.(2001), Protective or counter-productive? European labor market institiutions and the effect of immigrants on EU natives, National Bureau of Economical Research, 8660 Baganha M.P. (2002), Taxation, social benefits and migration, The political economy of migration in an integrating economy (PEMINT), 5/2002 Baldwin, Edwards (2000), The emerging European immigration regime: some reflections on implications for Southern Europe, Journal of common market studies, vol 35, nr 4, pp497-519 Bauer T., Epstein G.S., Gang I. (2002), Enclaves, language and the location choice of immigrants, Centre for Economic Policy Research, DP 3527 Bauer T., Kunze A. (2004), The demand for high-skilled workers and immigration policy, Centre for Economic Policy Research, DP 4274 Blau F.D. (1984), The use of transfer payments by immigrants, Industrial and Labor Relations Review, 37(1/1984), pp 222-239 134 Borjas G. (1991), Immigration policy, national origin and immigration skills: a comparison of Canada with the US, National Bureau of Economical Research, 3691 Borjas G.J. (1987), Self-Selection and the earnings of immigrants, The American Economic Review, juni 1987, vol 77/3, pp 531-553 Borjas G.J. (1991), Immigration policy, national origin and immigration skills: a comparison of Canada and the United States, National Bureau of Economical Research, WP 3691 Borjas G.J. (1994), Immigration and welfare, 1970-1990, National Bureau of Economical Research, WP 4872 Borjas G.J. (1994),The economic benefits from immigration, National Bureau of Economical Research, WP 4955 Borjas G.J. (1995), The economic benefits from immigration, Journal of Economic Perspectives, pp3-22 Borjas G.J. (1998), Immigration and welfare magnets, National Bureau of Economical Research, WP 6813 Borjas G.J., Bronars S.G., S.J. Trejo (1992), Self-Selection and internal migration in the United States, National Bureau of Economical Research, WP 4002 Borjas G.J., Trejo S.J. (1991), Immigrants participation in the welfare system, Industrial and Labor Relations Review, 44 (1/1991), pp 195-211 Bovagnet (2004), Statisctics in focus 2004, Eurostat Bowen H.P., Wu J.P. (2003),Trade and labor mobility in a dynamic specific factor model: theory and empirical evidence Brücker H., Epstein G.S., Zimmerman K.F. e.a. (2001), Managing migration into the European welfare state, Fondazione Rodolfo Debenedetti Camarota S.A. (2001), Immigration from Mexico: Assessing the impact on the U.S., Center for Immigration Studies, 7/2001, ISBN 1-881290-49-2 Chau N.H. (2003), Concessional amnesty and the politics of immigration reforms, Economics and Politics, Volume 15, juli 2003, No.2, pp 193-199 Chiquiar D., Hanson G.H. (2002), International migration, self-selection , and the distribution of wages: evidens from Mexico and the United States, National Bureau of Economical Research, WP 9242 Costanzo J., Davis C., Irazi C., Goodkind D., Ramirez R. (2001), Evaluating components of international migration: the residual foreign born, U.S. Census, WP 61 135 Davis R.D., Weinstein D.E. (2002), Technological superiority and the losses from migration, National Bureau of Economical Research, WP 8971 Doomernik J., Penninx R., Van Amersfoort H.(1997), A migration policy for the future: possibilities and limitations, MPG-IMES Dorigo G., Tobler W. (1983), Push and Pull migration laws, Annals Association of American georgraphers, 73, 1(1983), p1-17 Ducoli B., Marchi L., Panciera S., Pozzo R., Van Molle P. (1975), Marché du travail et l’immigration, Le comité de Liaison des Centres de Formation Immigrée de l’Agglomération de Bruxelles Faini R., Venturini A.(1994), Migration and growth: the experience of South Europe, Center for Economic Policy Research, 964 Farrell C. (2002), Anti-immigration fervor is un-American, Business Week on-line, 26/04/2002 Ferrie J.P. (1996), Immigrants and natives: comparative economic performance in the United States 1850-1860 and 1965-1980, National Bureau of Economical Research, HP 93 Hanson G.H., Robertson R., Spilimbergo A. (1999), Does border enforcement protect U.S. workers from illegal immigration?, National Bureau of Economical Research, WP 7054 Hanson G.H., Spilimbergo A. (1996), Illegal immigration border enforment and relative wages: evidence from apprehensions at the US-Mexico border, National Bureau of Economical Research, WP 5592 Hanson G.H., Spilimbergo A. (1999), Politic economics, sectoral schocks and border enforcement, National Bureau of Economical Research, WP 7315 Heyman J.C. (1998), Why interdiction? Immigrtion control at the United States-Mexcio border, Regional Studies, vol 33.7, pp619-630 Hoppe H.H. (1995), Free immigration or forced integration, Chronicles (ISSN 08875731), 19(7) Ichino A. (1993), The economic impacht of immigration on the host country, FEEM, pp215-241 Jacobs B., Kalshoven F., Tang P. http://www1.fee.uva.nl/scholar/mdw/jacobs/nl.pdf (2003), Noodzakelijke links, 136 Jasso G., Rosenzweig M.R., Smith J.P. (1998), The changing skills of new immigrants tot the United States: recent trends and their determinants, National Bureau of Economical Research, WP 6764 Jenissen, Van der Gaag, Van Wissen (2001), Searching for similar international migration trends in Europa, NIDI workpaper, 2001/1 Jenny R.K. (2001), Global factors and the evolution of migration policy in Europe, International Migration Policy Programme(IMP) Johnson S., Fitzgerald S. (2003), The U.S. and Mexico: partners in reform, Heritage, 18/12/2003 Karlson S.H., Katz E. (2002), A positive theory of immigration amnesties, Economic Letters, 78 (2003), pp 231-239 Karlson S.H., Katz E. (2003), A positive theory of immigration amnesties, Economic Letters, 78 (2003), pp 231-239 Karlson S.H., Katz E. (2003), A positive theory of immigration amnesty, Economic Letters, 78(2003), pp 231-239 Leibfritz W., O’Brein P., Dumont J-C (2003), Effects of immigration on labour markets and government budgets – an overview, CESIfo, no 874 Lowell B.L., Suro R. (2002), How many undocumented: The numbers behind the U.S.Mexico migration talks, Pew Hispanic Report, 21/03/2002 Martin P., Duignan P. (2003), Making and remaking America, immigration into the U.S., Hoover Press, HE 25 Mc Carthy K.F., Vernez G. (1997), Immigration in a changing economy: California’s experience, RAND Mc Carthy K.F., Vernez G.(1997), Immigration in a changing economy: California’s experience, RAND report MPI (2002), A new century: Immigration and the US, Migration Information Source, mei 2002 MPI Staff (2002), A New Century: Immigration and the U.S., Migration Information Source, 05/2002 Rivera-Batiz F.L. (2000), Underground on American soil: undocumented workers and US immigration policy, Journal of International Affairs, lente 2000, 53, n° 2 Rosenblum H. (2000), Drivers of economic prosperity, A presentation to the board of direction of the federeal reserve bank of Dallas 137 Scheve K.F., SLaughter M.J. (1999), Labor market competition and individual preferences over immigration policy, National Bureau of Economical Research, WP 6946 Schultz P.T. (1998), Immigrant quality ans assimilation; a review of the US literature, Journal of Population Economics, nr. 11, pp 239-252 Sinn H-W (2000), EU enlargement and the future of the welfarestate, CESIfo, Juni 2000 Straubhaar, Zimmerman (1993), Towards an European migration policy, Center for Economic Policy Review, 641 Tarwell G. (2003), Impact of diverse preferencens on governmenst expenses, Applied economic letters, vol 10, nr 11, pp 695-698 The economic benefit of immigration (1995), Journal of economic perspectives, vol. 9, nr 2 TsuyochiY. (2000), How immigration contributes to economic growth in the US, NLI Research Institute Van Dalen H.P. (2003), Generaal Pardon voor illegalen: voor- en nadelen, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, jaarrang 19, mei 2003 Van Dalen H.P. (2001), Immigratie: vloek of zegen voor de Nederlandse economie?, Bevolking en gezin, 30(2001), 3, 3-36 Vervliet E. (2001), Een voorkeur voor hooggeschoolden? Het beleid in Australië, Canada en de Verenigde Staten, Noord-Zuid cahier, september 2001 Wijffels H.H.F. (2004), Arbeidsmobiliteit in de EU, Sociaal Econimische Raad, 01/04 Weintraub S. (2004), President Bush’s immigration proposal, Issues in International Political Economy, Februari 2004, n° 50 Weintraub S. (2004), Presidents Bush’s Immigration Proposal, Issues in International Political Economy, 02/2004, 50 Ximena C., Hatton T.J., Williamson J.G. (2002), Where do U.S. immigrants come from and why?, National Bureau of Economical Research, WP 8998 Artikel in boek Appleyard R.T., Trends in international migration in the 1990s and beyond. In : Migration policies in Europa and the United States, Luciani G. (1993), Dordrecht, pp 33-52 138 Chiswick B.R., The performance of immigrants in the United States labor marktet. In Economic aspects of international migration, Giersch H. (1994), Heidelberg, pp 95-114 Eichengreen B., Thinking about migration : notes on European migration pressures at the dawn of the next millenium. In : Migration : a challenge for Europe, Horst Siebert (1993), Universität Kiel, pp 3-23. Muus P., De Europese Unie : de overwegingen bij een gemeenschappelijk immigratieen asielbeleid. In : Internationaal migratie colloquia, Universiteit van Utrecht, pp 94106 Reimers D.M., Recent immigration policy : an analysis. In : The gateway, U.S. immigration issues and policies, Chiswick B.R. (1982), Washington D.C., pp13-53 Sabagh G, Los Angeles, a world of new immigrants : an image of things to come? In : Migration policies in Europa and the United States, Luciani G. (1993), Dordrecht, pp 97-126 Stürmer M., Mass migration : the context of international security. In : Migration : a challenge for Europe, Horst Siebert (1993), Universität Kiel, pp 31-38 Vernez G., The United States immigration reform and control act of 1986 : implementation and effects. In : Migration policies in Europa and the United States, Luciani G. (1993), Dordrecht, pp 83-96 Interne nota's en wetteksten Beknopt verslag van de vergadering van 29 en 30 oktober 2002, CONV 386/02 ( 6/11/2002) COM(2000)757-C5-0100/2001-2001/2047(COS) Conclusies van het voorzitterschap- Thessaloniki, 19 en 20 juni 2003 Current trends in international migration, Council of Europa, COMG(2001)33 De Derde Kamer, Migratie: een positieve agenda, een beleidsvoorstel uit de groep Internationale samenwerking, november 2003 Eurostat, Demographic Statistics, 1998 High level worling group on asylum and migration – adoption of the report to the European Council in Nice, 13993/00, 29/11/2000 Europese Commissie, Employment in Europe, 1997, p. 70; Alan B. Krueger, From Bismarck to Maastricht: The March to European Union and the Labor Compact, Labour Economics 7 (2000) 139 OECD (2000), Trends in immigration and economic consequences, http://www.oecd.org/dataoecd/44/45/2086160.pdf Ontwerpadvies inzake het communautair immigratiebeleid, Open coördinatiemethode voor het immigratie- en asielbeleid, SOC/096 (29/5/2002) Papademetriou D.G., A Grand Bargain: balancing the National Security, economic and immigration interests of the U.S. and Mexico, Migration Policy Institute, April 2002 U.S. Census Bureau, Statistical Abstract of the United States, 2000 Verslag over de mededeling van de Commissie over immigratie, integratie en werkgelegenheid, COM(2000)757 definitief Redevoeringen Berlage J., Mobiliteit over de grenzen heen. Een economische analyse van internationale migratie, afscheidscollege, 13/11/2003 Greenspan A., speech to the congress, February 2000 (http://www.ailf.org/pubed/pe_gcp_latest_newecon.htm) Norberg J., Open borders – for immigrants as well, Teldersstichting, Leiden, Nederland, 25/09/2003 Annual Telders lecture,