Biografie van een zeer omstreden stad Jeruzalem moet stad van vrede zijn maar is stad van oorlog Teddy Kollek, de legendarische burgemeester van Jeruzalem die de stad bestuurde van 1965 tot 1993 (hij werd vijf keer herkozen), noemde zijn stad graag ‘een stad van vrede’. Dat zou Jeruzalem, als brandpunt van de drie monotheïstische wereldgodsdiensten, inderdaad moeten zijn. De werkelijkheid is echter dat Jeruzalem eerder een stad van oorlog is. In de woorden van Arthur Koestler: “Het boze aangezicht van Jahweh kijkt broeiend uit over de gloeiend hete rotsen, die getuige zijn geweest van meer heilige moorden, verkrachtingen en plunderingen dan enige andere plek op aarde.” Dit citaat is te vinden in het boek Jeruzalem – de biografie, een vuistdik boek van meer dan zevenhonderd pagina’s, geschreven door Simon Sebag Montefiore, in een prima vertaling op de Nederlandse markt gebracht door uitgeverij Nieuw Amsterdam. De Britse historicus Montefiore heeft een grondig stuk werk afgeleverd. Geen naam, geen gebeurtenis, geen detail lijkt aan zijn aandacht te zijn ontsnapt. Het resultaat is een boek dat de lezer doet duizelen. Het had, wat mij betreft, wel iets minder gedetailleerd gemogen, maar de doorzetter wordt rijkelijk beloond. Wie het boek uitleest weet werkelijk alles van Jeruzalem wat de moeite van het weten waard is. En de conclusie kan alleen maar zijn dat de Heilige Stad in het Heilige Land, zoals Jeruzalem vaak wordt genoemd, in werkelijkheid een zeer Onheilige Stad is in een zeer Onheilig Land waar de mensen elkaar al vele eeuwenlang genadeloos naar het leven staan. Om Montefiore te citeren: “Jeruzalem is de Heilige Stad, wat niet wegneemt dat het altijd een broeinest van bijgelovigheid, charlatanerie en dweperij is geweest.” Of, in de woorden van Aldous Huxley: ‘een slachthuis van de godsdiensten’. DAVID EN SALOMON De stichter van Jeruzalem is de Israëlische koning David, dus terecht begint Montefiore zijn geschiedenis bij hem. Vóór David was Jeruzalem al een Kanaänitisch heiligdom, maar David veroverde de stad op de Jeboesieten (Jeruzalem werd toen nog Jeboes genoemd) en maakte er zijn hoofdstad van. Zijn zoon en opvolger Salomon bouwde er de eerste Joodse tempel. Na zijn dood viel zijn rijk in twee delen uiteen. Jeruzalem met zijn tempel bleef de hoofdstad van het zuidelijke koninkrijk Juda. Nauwgezet volgt Montefiore de geschiedenis van Jeruzalem ten tijde van de Babylonische koning Nebukadnezar, die in 697 voor Christus (voor de gewone jaartelling, zeggen de Joden) Juda veroverde, de tempel plunderde en de bevolking wegvoerde in de Babylonische gevangenschap. Via de Perzische koning Cyrus die de Joden naar huis liet terugkeren, Alexander de Grote, Macedoniërs en Makkabeeën komt hij uit bij de Romeinen die in 66 voor Christus arriveerden en het Joodse land enkele eeuwen bezet hielden. Onnodig te zeggen dat al deze oorlogen gepaard gingen met vele duizenden slachtoffers. Enerverend is de geschiedenis van koning Herodes, door de senaat in Rome uitgeroepen tot koning van Juda en rex socius en amicus populi Romani, een koning-bondgenoot en vriend van het Romeinse volk. Hij haalde de tempel neer “en bouwde”, schrijft Montefiore, “op dezelfde plek een wereldwonder”, de beroemde tweede tempel die tachtig tot honderd jaar zou blijven staan, tot hij in het jaar 70, veertig jaar na de kruisdood van Jezus van Nazareth, na een grote Joodse opstand door de Romeinen totaal werd verwoest. ROMEINSE OPERATIE Over de dood van Jezus merkt Montefiore op: “In de Evangeliën, geschreven of aangevuld na de verwoesting van de tempel, krijgen de Joden de schuld en worden de Romeinen van alle blaam 1 gezuiverd; de schrijvers wilden aangeven dat zij het Romeinse Rijk trouw waren. Maar het geweld dat Jezus wordt aangedaan en de straf zelf vertellen hun eigen verhaal: dit was een Romeinse operatie.” Hij verzuimt niet te vermelden dat de vervolging van Jezus werd gesteund door de Joodse tempelelite. Voordat Jeruzalem en de tempel in Romeinse handen vielen, hadden de Zeloten in de stad duizenden Jeruzalemmers vermoord die de neiging hadden op de vredesvoorstellen van Titus, de Romeinse legerleider, in te gaan. Titus beloofde de tempel en de inwoners van de stad te sparen indien zij zich zonder verzet aan het Romeinse gezag zouden onderwerpen, en hoe wreed de Romeinen ook waren, zij hielden zich altijd aan een gegeven woord. Zestig jaar later, in 132, kwamen de Joden onder leiding van Simon bar Kochba opnieuw in opstand. Zij behaalden aanvankelijk enkele successen, maar waren daarna uiteraard kansloos. De Romeinen traden ditmaal nog harder op. Juda werd door keizer Hadrianus herdoopt in Palestina, een verwijzing naar de oude vijanden van de Joden, de Filistijnen. Jeruzalem werd Aelia Capitolina. Meer dan een half miljoen Joden werden afgeslacht, 985 dorpen met de grond gelijkgemaakt. Tienduizenden Joden werden als slaaf verkocht. KRUISTOCHTEN Na een korte periode van hernieuwde Joodse bloei onder Byzantium, vielen het oude Juda en Jeruzalem in de zevende eeuw in handen van de moslims onder leiding van Omar, een van de eerste volgelingen en vertrouwelingen van Mohammed. De Islam heerste er tot het einde van de elfde eeuw toen paus Urbanus opriep tot een kruistocht: “Ga op weg naar het Heilige Graf, pak dat land af van het verdorven ras en onderwerp het.” De kruisridders gingen op weg, trokken door Europa, vermoordden in Duitsland in het voorbijgaan duizenden Joden en richtten vervolgens in het Heilige Land een bloedbad van ongekende proporties aan: “De Franken waren door het dolle heen en doodden (in Jeruzalem) iedereen die zij in de straten en steegjes tegenkwamen. Ze hakten niet alleen hoofden af, maar ook handen en voeten, waarbij zij zich verlustigden in de aanblik van het rondspattende bloed van de ongelovigen. (....). Zuigelingen die uit de armen van hun moeders werden gerukt, werden met hun hoofdjes tegen de muur geslagen.” De wanhopige moslims zochten hun toevlucht op de daken van de Rotskoepel en de moskee Al Aqsa op de Tempelberg, “maar de ridders baanden zich een weg door het overvolle voorplein, waarbij ze links en rechts menselijk vlees in mootjes sneden, tot ze in de Salomotempel (zoals de Al Aqsa door de kruisvaarders werd genoemd) door het bloed reden dat tot de knieën en tomen van hun paarden reikte.” Het was in hun visie “een rechtvaardig, schitterend oordeel Gods dat deze plek bedekt was met het bloed van de ongelovigen.” Zo gaat het eindeloos door met de geschiedenis van de Heilige Stad: bloed, bloed en nog eens bloed. SULTAN SALADIN De kruisvaarders bleven heer en meester in Jeruzalem tot het einde van de twaalfde eeuw, toen sultan Saladin (de belangrijkste straat in het huidige Arabische Oost-Jeruzalem is naar hem vernoemd) de christenen verdreef en er opnieuw de heerschappij van de Islam vestigde. Dat leidde tot de derde kruistocht onder leiding van de koning van Engeland, Richard Leeuwenhart, en de Franse koning Filips Augustus. Ook die ging weer met het nodige bloedvergieten gepaard. De ontwikkelingen volgden elkaar daarna snel op totdat, na een eeuwenlang bewind van de Mammelukken, het Heilige Land en Jeruzalem onderdeel werden van het Ottomaanse Rijk. Die toestand duurde tot het einde van de Eerste Wereldoorlog, toen het machtige rijk van de sultans uit elkaar viel. Groot-Brittannië kreeg van de Volkenbond het mandaat over Palestina. De immigratie van duizenden Joden, op de vlucht voor de pogroms in het tsaristische Rusland en Oost-Europa, was toen allang begonnen. Belangrijk was de Balfour Verklaring van 1917, waarin de Britse regering verklaarde “de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk met welgevallen tegemoet te 2 zien.” De rest van de geschiedenis zullen de meeste mensen kennen. Al vóór de Tweede Wereldoorlog waren er vele gevechten tussen Joden en Arabieren (die later Palestijnen werden genoemd), en dat werd na de oorlog alleen maar erger. Uiteindelijk kwam in 1948 de staat Israël tot stand, op basis van het verdelingsplan van de Verenigde Naties. Dat leidde tot alweer een oorlog, ditmaal tussen de Joodse staat en de omliggende Arabische landen, en sinds de Zesdaagse Oorlog is het oorlog tussen Israël en de Palestijnen. “Duizend jaar lang”, schrijft Montefiore, “was Jeruzalem joods, vierhonderd jaar lang christelijk en dertienhonderd jaar lang islamitisch. En geen van de drie geloven heeft Jeruzalem zonder zwaard, blijde of houwitser in bezit gekregen.” En voorlopig ziet het er niet naar uit dat deze zeer Onheilige Stad in een zeer Onheilig Land de vrede zal krijgen waarnaar de inwoners al zo lang snakken. ARIE KUIPER Jeruzalem - de biografie door Simon Sebag Montefiore. Uitgeverij Nieuw Amsterdam. ISBN 978 90 468 0790 4. Prijs € 39,95 © KRI/KRONIEK 2011 3