Sociale Veiligheid op school1 Vooraf: In deze paper vindt u achtergrond informatie over sociale veiligheid bij elkaar gevoegd. Belangrijkste bron is de website van de Stichting school en veiligheid. www.schoolenveiligheid.nl 1. Een nieuwe hype of een kans voor een positief schoolklimaat Liefde voor leren en passie voor onderwijs. Vanuit dit DNA werkt Edux onderwijspartners op en gedreven manier samen met u aan ontwikkelingsgroei. Wij sluiten aan bij de zonde van de naaste ontwikkeling van zowel de onderwijsprofessional als van de leerlingen. Leerlingen zitten op school om te leren. Ze zijn pas in staat om te leren en zichzelf te ontwikkelen als ze zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn. Daarvoor is het nodig dat ze zich kwetsbaar kunnen opstellen, dat ze zich gezien en geaccepteerd voelen en dat ze het gevoel hebben erbij te horen. 1.1.Wat is sociale veiligheid? • • • • • Je beschermd voelen tegen bedreigingen, die veroorzaakt worden door het gedrag van mensen in en om de school Het gaat om de psychische, sociale en fysieke veiligheid van leerlingen die niet door handelingen van andere mensen mag worden aangetast Zowel objectieve (strafbare feiten) als subjectieve (persoonlijk ervaren) bedreigingen Bevorderen van positief en veilig gedrag bij alle betrokkenen bij de school Daarmee ontstaat een positief en veilig schoolklimaat; basis voor kunnen leren en werken op school Zorgen voor sociale veiligheid gaat dus over méér dan het tegengaan van onveiligheid. Leerlingen hebben ruimte nodig om te mogen ontdekken waar grenzen liggen, om fouten te maken, om te leren verantwoordelijkheid te nemen en daarop te worden aangesproken. Voor leerlingen is de school niet alleen de plek waar ze lesstof leren, maar ook de plek waar zij leeftijdsgenoten ontmoeten en waar zij kennismaken met de samenleving en verschillen in normen, waarden en omgangsvormen. Dit doet een beroep op de pedagogische professionaliteit in de school en roept vragen op als: Hoe wordt er op school gedacht over leren en ontwikkeling? Welke ruimte geef je leerlingen om grenzen te verkennen? Welke ruimte is er om te leren van elkaar? 1 Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Ook voor medewerkers geldt dat zij hun werk pas goed kunnen doen als ze zich veilig voelen, zich kwetsbaar op kunnen stellen en zich gezien en gehoord voelen. Ook zij moeten fouten kunnen maken en aangesproken worden op verantwoordelijkheden. 1.2 De wet Sociale veiligheid (augustus 2015) Per 1 augustus zijn scholen in het primair- en voortgezet onderwijs – als gevolg van een aanpassing van de onderwijswetten – verplicht zorg te dragen voor een veilige school, ook wel de Wet op sociale veiligheid genoemd. Uit de analyse van de cijfers blijkt dat een groot aantal leerlingen in diverse onderzoeken aangeeft zich (sociaal) niet veilig te voelen op school. De bevindingen in deze onderzoeken wijzigen door de jaren heen nauwelijks. De regering vindt deze cijfers te hoog en meent dat alle scholen zich vanuit hun verantwoordelijkheid voor het welbevinden van hun leerlingen in moeten spannen om te zorgen dat meer leerlingen zich veilig voelen. “Gezien de maatschappelijke onrust, de invloed van sociale veiligheid op de prestaties van leerlingen en het ontbreken van een helder wettelijk kader voor handhaving van de sociale veiligheid door de inspectie, meent de regering dat het een taak is van de overheid om een verplichting expliciet in de sectorwetten op te nemen. De regering vindt dat alle kinderen recht hebben op een onbezorgde schooltijd, die in het teken staat van ontwikkelen, ontdekken en leren. Voor alle scholen wordt zo duidelijk wat er van ze verwacht wordt, en de mogelijkheden voor de inspectie om in te grijpen bij tekortkomingen op het gebied van sociale veiligheid worden vergroot”. De Arbowet (2007) en de Kwaliteitswet (1998) bieden kaders voor een goed veiligheidsbeleid. Per 1 augustus 2015 treedt de wijziging op de wet van het primair en voortgezet onderwijs op, hierin is Artikel 4c opgenomen. Wet Veiligheid op school (pdf), Memorie van toelichting bij de Wet Veiligheid op school (pdf) Het bevoegd gezag zorgt er in ieder geval voor: a. Dat het een sociaal veiligheidsbeleid voert; b. De sociale veiligheid van leerlingen monitort met een instrument dat een representatief beeld geeft, en c. Dat bij één persoon tenminste de volgende taken zijn belegd: 1. Het coördineren van het beleid in de het tegengaan van pesten, en 2. Het fungeren als aanspreekpunt in het kader van pesten Dit binnen een bredere context van sociale veiligheid. Waar levert de aandacht voor sociale veiligheid op of anders waar leidt een positief schoolklimaat toe? Dat de leerling zich beter kan focussen op de leertaken, dat hij/zij zich vrij en onbedreigd voelt en dat de leerling zich sociaal-emotioneel onbelemmerd kan ontwikkelen. Dus opbrengsten zijn: Betere onderwijsprestaties Minder verzuim en schooluitval Minder incidenten en afhandelingstijd daarvan Lager ziekteverzuim bij leerkrachten Hogere waardering van de school door ouders en leerlingen 2. Hoe kunt u nu vormgeven aan sociale veiligheid; 6 pijlers Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Vanuit de PO- en VO-raad zijn hiervoor zes/ zeven pijlers aangereikt om tot adequaat beleid inzake sociale veiligheid te komen. 1. Gezamenlijk ontwikkelde en gekende visie, kernwaarden, doelen, regels en afspraken 2. Inzicht in veiligheidsbeleving, incidenten en mogelijke risico’s; audits en monitoring 3. Scheppen van voorwaarden, beleggen van taken, samenwerken met ouders en partners buiten de school 4. Positief pedagogisch handelen; ondersteunende houding, voorbeeldgedrag, verbindende relaties 5. Preventieve activiteiten en programma’s in de school, gericht op leerlingen, ouders en personeel 6. Signaleren en effectief handelen bij signalen, grensoverschrijdend gedrag en incidenten En aan deze 6 pijlers heeft men later toegevoegd (niet door de PO en VO raad): 7. ‘Borging’ 2.1. Samen zorgen voor veiligheid: Visie, kernwaarden, doelen, regels en afspraken Visievorming Schoolbeleid begint met het opstellen van een visie over hoe de school denkt over ontwikkeling en gedrag bij leerlingen, de grenzen daarvan en de verschillende verantwoordelijkheden. Daaruit vloeien doelstellingen en gedragsregels voort. Visie ontwikkelen doet men niet alleen. Wanneer er samen met het personeel een visie ontwikkeld wordt, zorgt men voor eigenaarschap en wordt beleid gedragen. Hierbij is feitelijke informatie over ontwikkeling en gedrag bij leerlingen ook noodzakelijk. Wat is nu ‘normaal’ gedrag voor leerlingen? Van daaruit stelt de school zich vragen als: Hoe denken wij over sociale veiligheid? Wat willen we als school hierin bereiken? Welke afspraken maken we hierover? Wat doen we als leerlingen of personeel zich niet aan die afspraken houden? Professionals in de school spelen een belangrijke rol in het zorgen voor sociale veiligheid en in het signaleren, begrenzen en aanpakken van grensoverschrijdend gedrag. Hun handelen krijgt richting via de visie en normen en waarden van de school. Gedragsregels In het onderwijs zijn regels de gewoonste zaak van de wereld. Vanaf dag één leren de kinderen om hun jas aan de kapstok te hangen, niet te hollen in de gangen, elkaar niet te storen in de klas, et cetera. Net als in het verkeer zorgen deze regels ervoor dat kinderen en medewerkers op school samen kunnen leven en werken. Regels vormen enerzijds een leidraad voor gedrag, anderzijds vormen ze een toetssteen bij overtredingen. Het opstellen van regels vormt een onderdeel van het veiligheidsbeleid. Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] De kracht van gedragsregels schuilt in het feit dat elke school schooleigen gedragsregels opstelt. Gedragsregels zijn afhankelijk van het draagvlak van alle betrokkenen. Door met elkaar na te denken en besluiten te nemen over regels ontstaat er draagvlak voor schooleigen (gedrags)regels. Hoe groter het draagvlak, hoe effectiever de regels. Regels zijn op deze manier een uiting van de gewenste schoolcultuur. Betrek ook leerlingen in de klas bij het opstellen van klassenregels door de leerlingen mee te laten denken. De manier waarop regels geïmplementeerd worden is bepalend voor de effectiviteit ervan. Om regels en afspraken in de hoofden van iedereen te houden is voortdurend informeren van alle betrokkenen over de regels noodzakelijk. Daarvoor kan de school bijvoorbeeld gebruik maken van de schoolgids, de website van de school, vergaderingen, mentorlessen, ouderavonden en/of posters in gangen en lokalen. Ook al zijn alle afspraken en regels bij iedereen bekend, dan nog zal het regelmatig voorkomen dat de ene leraar een regel anders toepast dan de andere leraar. In een open en ondersteunende cultuur die gericht is op gezamenlijke verantwoordelijkheid ontstaat hierover regelmatig een gesprek. Dit is nodig om te komen tot afstemming, aanscherping en bijstelling van gemaakte afspraken. Beroepscode De onderwijssector is waarschijnlijk de enige sector die met (jonge) kinderen werkt, maar geen beroepscode kent. Dat betekent dat scholen/schoolbesturen zelf gedragsregels moeten formuleren voor hun personeel. De code wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de werkgever. Hierin wordt aangegeven op welk gedrag werkgever en werknemer wederzijds aanspreekbaar zijn in relatie tot de grondslag en doelstelling van de school. Dat betekent dat de code niet wordt bewaakt of gesanctioneerd door de beroepsorganisatie. Het feit dat de code een uitvloeisel is van de CAO geeft aan dat het geen vrijblijvend document is. De directie heeft tot taak toe te zien op de naleving hiervan en zo nodig maatregelen te treffen in het geval er sprake is van gedragingen die haaks staan op de code. Voorbeeld van een code: “Personeelsleden die gegronde reden hebben om aan te nemen dat het belang van collega’s, leerlingen of de school geschaad wordt door een collega, proberen in collegiaal overleg tot een oplossing te komen”. van een code: “Personeelsleden die gegronde reden hebben om aan te nemen dat het belang van, 2.2. Inzicht in veiligheidsbeleving, incidenten en mogelijke risico’s Veiligheidsbeleving Sociale veiligheid draait om het beschermd zijn of het zich beschermd voelen tegen bedreigingen die veroorzaakt worden door het gedrag van mensen in en om de school. Een belangrijke stap om het sociale klimaat te verbeteren is om zicht te krijgen op de veiligheidsbeleving en de beleving van het schoolklimaat door leerlingen, leraren, ouders, schoolondersteuners en directies. Als de school weet wat er speelt worden knelpunten gesignaleerd en kan het beleid daarop worden aangepast. Daarbij gaat het om antwoorden op vragen als: Hoe veilig is deze school in de beleving van leerlingen, personeel, schoolleiding en ouders van leerlingen? Welke plekken binnen en rondom de school voelen voor leerlingen veilig en welke niet? Hebben ze wel eens geweld ervaren? Worden ze gepest – op het schoolplein, in de klas, of via internet? Of pesten ze zelf? Weten leerlingen en ouders bij wie ze terecht kunnen als er iets vervelends gebeurt? Incidentenregistratie Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Een belangrijk instrument om het gevoerde veiligheidsbeleid te monitoren, is het registreren van incidenten. De aard en omvang van de incidenten is een belangrijke graadmeter van de veiligheid binnen de school. Meten is weten. Om incidentenregistratie tot een succes te maken, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Goede communicatie, centrale registratie en analyse van de gegevens zijn daarvan de belangrijkste. Goede communicatie Een incidentenregistratiesysteem heeft pas zin als er ook daadwerkelijk incidenten gemeld worden. Goede communicatie is daarbij van groot belang: duidelijk moet zijn waar incidenten gemeld kunnen worden, welke incidenten gemeld moeten worden en welke stappen moeten worden doorlopen. De procedure voor het melden van incidenten moet daarom duidelijk vermeld staan in de schoolgids en – indien aanwezig – op het intranet. Centrale registratie Binnen de school moet bij voorkeur één persoon de verantwoordelijkheid krijgen voor de incidentenregistratie. Door een centraal meldpunt in te stellen is het voor iedereen duidelijk waar incidenten gemeld moeten worden. Bovendien draagt één centraal aanspreekpunt ertoe bij dat er op een uniforme wijze geregistreerd wordt. Analyse en aanscherpen Registreren is geen doel op zich, incidentenregistratie is een instrument om het veiligheidsbeleid te evalueren en waar nodig bij te stellen. Registratie heeft alleen zin als er periodiek iets met de verzamelde gegevens wordt gedaan. Het analyseren van de cijfers, signaleren van trends en het vertalen daarvan naar beleid, maatregelen en voorzieningen zijn daarom voorwaarden voor een zinvolle incidentenregistratie. Bijkomend voordeel: de schoolbevolking ziet dat het registreren van incidenten effect heeft. Welke incidenten registreren? Vanuit SWPBS (school wide positive behavior support) wordt ook gewerkt met incidentenregistratie. We maken daarbij een onderscheid tussen klein en groot probleemgedrag. Onder klein probleemgedrag wordt verstaan; onacceptabel taalgebruik, uitschelden, obscene gebaren, ruzie, plagen, ongehoorzaam/tegendraads, moedwillig verstoren van activiteiten, misbruik van materialen, onacceptabele kleding, onacceptabel gebruik digitale middelen. En onder groot probleemgedrag wordt verstaan: verbale agressie ( dreigen), pesten, liegen/bedrog/spieken, vechten, fysieke agressie ( eenzijdig), seksuele intimidatie, gebruik/ in bezit van tabak, drugs, alcohol, ongeoorloofd verblijf buiten schoolterrein, spelen met vuur, materiele vernieling/vandalisme, diefstal. In 2009 heeft het ITS onderzoek gedaan naar soorten incidenten die scholen in het kader van hun veiligheidsbeleid zouden kunnen registreren. Dit resulteerde in de volgende categorieën, die een goede basis vormen voor opzetten van een incidentenregistratie: fysiek geweld dat letsel tot gevolg heeft fysiek geweld waarbij wapens gebruikt zijn, en overige wapens) seksueel misbruik grove pesterijen Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] discriminatie (onder meer naar ras, geslacht en homodiscriminatie) bedreigingen vernieling of diefstal van goederen drugs (onderscheiden naar bezit, gebruik en verkoop) Leren van incidenten Om te kunnen leren van incidenten is het van belang zicht te krijgen op zaken als: de rol van betrokkenen (leerlingen, ouders, leraar/team, mentor, contactpersoon, IB-er, vertrouwenspersoon, directie), het (pedagogisch) handelen dat vooraf ging aan het incident en dat volgde naar aanleiding van het incident en de lijnen die hierbij gevolgd zijn binnen de organisatie van de school. Ook kan de analyse van incidenten informatie geven over waar schoolbreed opnieuw aandacht aan besteed moet worden ( om de preventieve kant te versterken) of dat er specifieke locaties zijn, waar zich meer dan elders incidenten voordoen of dat er bepaalde tijdstippen zijn met meer incidenten of dat individuele kinderen of een groep kinderen telkens betrokken is. Deze analyses maken het mogelijk voor zowel het team als de kinderen te zoeken naar oplossingen die passend zijn. Monitoren mogelijke risico’s Iedere werkgever, dus ook het bevoegd gezag van een school, moet de risico’s op het brede terrein van arbeidsomstandigheden duidelijk in kaart hebben gebracht en de ernst van de risico’s hebben beoordeeld. Op basis hiervan kunnen de juiste maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden in het plan van aanpak worden opgenomen. Vervolgens kan men op basis van het plan van aanpak aan het werk gaan met het uitvoeren van de voorgestelde verbeteringen. Aan te raden is tenminste jaarlijks te bekijken in hoeverre de verbetermaatregelen in het plan van aanpak ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Eventueel moeten er nieuwe of andere verbeteringsmaatregelen in het plan van aanpak worden opgenomen. 2.3. Scheppen van voorwaarden Beleggen van taken Het bieden van sociale veiligheid vraagt van een school behalve het treffen van maatregelen om sociale veiligheid tegen te gaan ook een bepaalde inrichting met werkprocessen die bijdragen aan een sociaal veilig, pedagogisch klimaat. Daarbij wordt expliciet hoe naast vakinhoudelijke inzet, aandacht wordt besteed aan de sociaalemotionele ontwikkeling van leerlingen. Op welke manier wordt in het team met leerlingen gepraat? Hoe worden uitgevoerde interventies in het team met elkaar gedeeld? Welke rol wordt aan aanvullende expertise toebedacht? Hoe worden verantwoordelijkheden en taken verdeeld, van het bestuur en de schoolleider tot en met de leerkracht en in logische en werkbare relatie tot elkaar geplaatst. Coördinatie in de uitvoering is daarbij een specifiek aandachtspunt. Worden doelen bewaakt en is er afstemming in de gevolgde strategie? Verder is het van belang dat er een centraal aanspreekpunt is voor leerlingen, ouders en personeel als het gaat over grensoverschrijdend gedrag en in het bijzonder pesten. De Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] vertrouwenspersonen vervullen op de meeste scholen met betrekking tot dit punt van sociale veiligheid al een centrale positie. Deze taak kan daar worden ondergebracht, maar denkbaar is ook dat deze taak van anti-pestcoördinatie/ sociale veiligheid ook bij andere, reeds bestaande, functionarissen in de school kan worden gelegd. Het expliciteren van de inrichting van de organisatie op taken, verantwoordelijkheden en rollen, op betekenis voor het vormgeven, uitvoeren en borgen van sociale veiligheid in de school, is nodig over de hele breedte van de organisatie. Dit beperkt zich niet alleen beperkt tot medewerkers met onderwijsgevende taken. Immers ook het secretariaat en de administratie kunnen boze ouders aan de telefoon krijgen en de conciërge is op veel aspecten front-office in de openbare ruimte van de school. Welke pedagogische competenties horen bij die verantwoordelijkheden, taken en rollen? Hoe vindt scholing plaats, is hier ruimte voor? Het concreet maken van verwachtingen, opbrengsten en inzet vormt een onderdeel bij de beschrijving van de functies, maar zeker ook in bijvoorbeeld de functionerings- en beoordelingsgesprekken en behoort daarmee tot eerder genoemde reguliere PDCA-cyclus in de school. Sturing vanuit de schoolleiding zal hierin zichtbaar worden. Het veiligheidsplan is een middel om de inrichting van de organisatie expliciet te maken en laat zien hoe deze aansluit op het schoolplan en het zorgplan van de school. www.digitaalveiligheidsplan.nl Betrokkenheid van leerlingen en ouders Ouders, leerlingen en personeel zijn samen verantwoordelijk voor het pedagogisch klimaat. Daarom is het goed als zij betrokken worden bij het vormgeven van beleid en een rol hebben bij de uitvoering ervan. De relaties binnen de school worden sterker als er duidelijke afspraken over onderlinge communicatie zijn en er bij ouders en leerlingen commitment is met het beleid van de school en er goed en enthousiast leiderschap is. Bij grensoverschrijdend gedrag blijken schoolbrede interventies die niet alleen gericht zijn op de individuele leerling maar ook op de schoolomgeving, de thuisomgeving en leeftijdsgenoten het meest effectief om herhaling van dit gedrag te voorkomen. Bedenk wel dat betrokkenheid van ouders en leerlingen ook aandacht nodig maakt voor de competenties van het personeel op dit punt en aandacht vraagt bij het inrichten van taken en verantwoordelijkheden in de organisatie. Leerlingenzorg Veiligheid wordt in het onderwijs ook genoemd in relatie tot leerlingenzorg. Scholen willen voor leerlingen met een ingewikkelde thuissituatie of met leer- en gedragsproblemen op school een veilige plek creëren. Voor leerlingen met leer- en gedragsproblemen organiseren leerlingbegeleiders vanuit de school begeleiding gericht op het optimaliseren van de leermogelijkheden en leeromgeving van een individuele leerling. Indien sprake is van een ingewikkelde thuissituatie wordt er door de school een beroep gedaan op schoolmaatschappelijk werk, CJG. Leerlingenzorg binnen een school gebeurt vaak in samenwerking met externe instanties zoals jeugdzorg en maatschappelijk werk. Deze samenwerking wordt vormgegeven in de zogenoemde Zorg- en Adviesteams (ZAT). Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Aandacht voor zorg vergroot echter niet automatisch de sociale veiligheid op een school. Individuele leerlingenzorg is dan ook iets anders dan schoolveiligheid. Binnen de school informatie uitwisselen over hoe in de school en in de klas omgegaan kan worden met gedragsproblemen draagt wel bij aan een sociaal veilig klimaat. Samenwerken met partners buiten de school In de samenwerking binnen een ZAT tussen de school en ketenpartners (politie, jeugdzorg en maatschappelijk werk) is het belangrijk om als school duidelijk te hebben wat de grenzen zijn van de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen die samenwerken. Waar stopt de verantwoordelijkheid van de school? Wanneer verwijst een school door naar ketenpartners zoals jeugdzorg? Een visie hierop voorkomt dat bijvoorbeeld jeugdzorg over de grenzen gaat van een school. Deze partijen zijn niet alleen van belang om te betrekken bij interventies gericht op het aanpakken van incidenten en in situaties van onveiligheid, maar ook om (mede) vorm te geven aan beleid voor sociale veiligheid en de school te ondersteunen bij het bevorderen van sociale veiligheid voor groepen en individuen daarbinnen. Dit vraagt een helder beeld over de mate waarin ondersteuning toegevoegde waarde heeft en met welke inhoud de externe partijen die kunnen bieden. 2.4. Positief pedagogisch handelen; ondersteunende houding en voorbeeldgedrag Pedagogisch vakmanschap Het tijdig signalen van problemen en van grensoverschrijdend gedrag (waaronder pesten) en daarop adequaat ingrijpen, hoort bij een veilig schoolklimaat. Het uitdragen van normen en waarden is een verantwoordelijkheid van iedere leerkracht en zijn of haar voorbeeldgedrag is daarbij cruciaal. Leraren helpen leerlingen vormings- en opvoedingsdoelen te bereiken. Door het pedagogisch handelen, verbindt een leraar de persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling van leerlingen met het cognitieve leren. Het bevorderen van sociale veiligheid en het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag, is echter niet voor iedere leerkracht even gemakkelijk en het is van groot belang dat leerkrachten/scholen maatregelingen nemen als ze handelingsverlegen blijken te zijn. Coaching van leerkrachten op dit belangrijke thema en sturing van de schoolleiding, zijn belangrijke pijlers. Vaak zijn ouders emotioneel als het gaat om bijvoorbeeld pesten en gepest worden, soms is er veel loyaliteit en weinig reflectie op het gedrag van het eigen kind. En soms blijkt grensoverschrijdend gedrag, ondanks veel interventies in de school maar door te gaan en raken ouders gefrustreerd of dreigen met rechtszaken. Dat betekent dat er veel van een leerkracht wordt gevraagd als het gaat om vakmanschap, zoals signaleren, interveniëren en gesprekken met ouders. Bij de benadering van pedagogisch handelen zijn drie perspectieven te onderscheiden: 1. Pedagogische opdracht Hiermee wordt het doelbewust handelen van een leraar bedoeld, waarbij hij werkt aan maatschappelijke en ontwikkelingsgerichte leerdoelen rond vorming, opvoeden, burgerschap en sociale integratie. 2. Pedagogisch-didactisch handelen Hierbij gaat het om vormgeven van het leren zelf. Het pedagogisch klimaat dient bij te dragen aan een veilige en zorgzame leeromgeving. Verschillen tussen Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] leerlingen moeten worden erkend en op deze verschillen moet worden ingespeeld door leerlingen uit te dagen, te ondersteunen en te vertrouwen. 3. Pedagogisch klimaat Het pedagogisch klimaat dient zo te zijn dat de concentratie van de leerling op de onderwijsstof optimaal is én dat de uitvoering van de ontwikkelingstaken van een leerling als jeugdige tot hun recht komen. Een stimulerend pedagogisch klimaat houdt rekening met basale behoeften van kinderen: behoefte aan goede relaties, aan competentie en autonomie. Pedagogisch klimaat Om een veilig schoolklimaat te creëren is het belangrijk te investeren in een heldere visie op een veilige school, de uitwerking van concrete gedragsregels voor leerlingen én leerkrachten, de samenwerking met ouders, afspraken over de aanpak, zowel preventief als bij signalen. Neem voor het creëren van een veilige en zorgzame leeromgeving in de school de volgende aandachtspunten in acht: De school heeft waarden, normen en regels inzake gewenst en ongewenst gedrag; Er wordt in visie en vertaling daarvan ten behoeve van het dagelijkse handelen rekening gehouden met basisbehoeften van de jongeren, namelijk de behoeften aan relaties, autonomie en competentie; De schoolleiding besteedt systematisch en periodiek aandacht aan de kwaliteit van het pedagogisch handelen, en neemt zo nodig preventieve en corrigerende maatregelen ter verbetering daarvan; Er zijn voldoende en kwalitatief goed toegeruste leerkrachten, in staat tot het bieden van hoogwaardig, contextrijk en prikkelend onderwijs, op maat van de doelgroep. Voor een positief pedagogisch klimaat in de klas gaat het om de vertaling en concretisering van het pedagogisch klimaat van de school naar de klassensituatie: Het hanteren van duidelijke gedragsregels en grenzen, het aanleren van vaardigheden voor gewenst gedrag en het belonen van positief gedrag van individuele en groepen kinderen; Omgaan met de verschillen tussen kinderen door het bieden van maatwerk: het afstemmen van de onderwijsleersituatie op de ontwikkelingskansen van kinderen met uiteenlopende onderwijsbehoeften; Effectieve instructiestrategieën, zoals: het opdelen van de instructie in kleine stappen, kinderen meer mogelijkheden geven om te reageren op vragen, en het inbouwen van keuzemogelijkheden; Aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van kinderen en de betrokkenheid van kinderen bij de les. 2.5. Preventieve activiteiten en programma’s in de school, gericht op leerlingen, ouders en personeel Door het aanbieden van activiteiten, programma’s en voorlichting gericht op veilig gedrag en het voorkomen van onveilig gedrag, wordt de sociale veiligheid op school en daarbuiten versterkt en wordt de weerbaarheid tegen onveilige situaties vergroot. Het gaat hierbij voornamelijk om aandacht voor de volgende thema’s: Voorkomen en tegengaan van pesten Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Pesten komt op elke school en in elke klas voor. Ook buiten de school, op weg van school naar huis, thuis of op een sportclub wordt gepest. In de klas praten met leerlingen over wat pesten is, wat pesten met iemand doet, hoe je elkaar kunt helpen en hoe je hulp kunt vragen als je met pesten te maken hebt, helpt leerlingen pestsituaties te duiden en escalatie te voorkomen. Er zijn lespakketten en methodes die leerkrachten helpen deze gesprekken te voeren in de klas. Pesten kan ook schoolbreed onderwerp van gesprek zijn. Bijvoorbeeld door het organiseren van ouderavonden waarop met ouders besproken wordt wat geregeld is binnen de school om pesten te voorkomen en aan te pakken en welke rol ouders hierbij hebben. Binnen lerarenteams is het goed te bespreken hoe je signalen van pesten herkent en wat vervolgens vervolgstappen zijn. Elke leerkracht weet dat pesten niet mag. Maar hoe ga je om met een leerling die bijvoorbeeld tijdens de gymles de kleding van een klasgenoot verstopt? Mag je dit zien als grap? Wanneer is het pesten? Bovendien zie je als gymleraar minder goed wat er in de school gebeurt, of er rond deze leerlingen vergelijkbare incidenten plaatsvinden. En hoe communiceer je onderling, naar ouders en leerlingen welke afspraken er zijn gemaakt? Waar kunnen zij terecht als zij met pesten te maken krijgen? Scholen kunnen pesten schoolbreed aandacht geven door gebruik te maken van anti-pestprogramma’s. ( Kanjertraining, KIVA, Vreedzame school, Pest preventie van SWPBS e.a.) Seksuele en relationele vorming De belangrijkste doelstelling van relationele en seksuele vorming is kinderen en jongeren ondersteunen bij een gezonde seksuele ontwikkeling en hen leren seksueel verantwoorde keuzes te maken. Door al op jonge leeftijd te starten met scholing over seksuele en relationele vorming raken leerlingen vertrouwd met het thema. Ze krijgen hierdoor betrouwbare informatie, durven eerder vragen te stellen over seksualiteit, ontwikkelen waarden en normen, worden weerbaarder en leren respectvol met elkaar om te gaan. Jongens en meisjes gaan na de lessen makkelijker met elkaar om, spreken elkaar aan op gedrag en maakt de kans op gedoe kleiner na lessen op school over relaties en seksualiteit. Leerlingen hebben meer kennis over relaties, seksualiteit en seksueel misbruik. De meeste leerlingen hebben een positievere houding ten opzichte van homoseksualiteit, en ze zijn zelfbewuster in vergelijking met leerlingen die geen onderwijs over relationele en seksuele vorming hebben gekregen. Leerkrachten en leerlingen vinden het vaak spannend te praten over seksualiteit en relaties. Het is belangrijk aan te sluiten bij de ontwikkeling en behoeften van de leerlingen. Maak vooraf afspraken met leerlingen over elkaar uit laten praten, elkaar niet uitlachen, elkaars mening respecteren, eigen grenzen aangeven, persoonlijke zaken niet doorvertellen en gebruik van bepaalde woorden. Start met lessen als kinderen elkaar al wat langer kennen. Zorg ook voor een goede opbouw in de lessen, begin niet de eerste keer met de spannendste les. Sta zelf open voor het thema seksualiteit en signaleer vragen en problemen op het gebied van relaties seksualiteit en verwijs door naar de vertrouwenspersoon wanneer gewenst. Actief burgerschap en integratie Leerlingen worden op school voorbereid op deelname aan de maatschappij. Er zijn verschillende manieren waarop scholen de opdracht tot bevordering van burgerschap en integratie kunnen invullen. Er is niet één manier de beste of voor alle situaties geschikt. Zo spelen bijvoorbeeld de samenstelling van de groep leerlingen en de wensen van ouders, binnen de grenzen van wet en regelgeving een rol. Scholen hebben daarom ruimte voor eigen invulling. Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Leerlingen leren op de thema’s diversiteit, acceptatie en tolerantie te reflecteren op het eigen handelen, een respectvolle houding en een bijdrage aan de zorg voor hun omgeving. Ze leren over verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten en maken hier kennis mee. Volgens de Kerndoelen Primair Onderwijs bieden de scholen leerlingen in het basisonderwijs lesstof aan over: hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. Volgens de Kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs bieden scholen leerlingen lesstof aan over: overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland het daarmee in verband brengen van eigen en andermans leefwijze de betekenis voor de samenleving van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn. de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie voor zichzelf, Nederland en de wereld. Sociale competenties Positief sociaal gedrag van leerlingen bevordert de veiligheid op school. De school besteedt in de lessen aandacht aan het aanleren van een positieve manier van omgaan met elkaar, het nemen van beslissingen, het constructief oplossen van conflicten, open te staan voor verschillen tussen mensen en weerbaarheid. Leerkrachten en ouders zijn hierbij rolmodel. Zie eerder genoemde programma’s of kijk op de website van Nederlands Jeugd Instituut (NJI). U vindt hier een beschrijving van de programma’s, lespakketten, methodes om met dit thema aan de slag te gaan. Mediawijsheid De maatschappelijke impact van media wordt steeds groter. Daarom is het belangrijk dat leerlingen kritisch met media om kunnen gaan. Ze moeten leren hoe ze al die informatie kunnen filteren en hoe ze actief en bewust deel kunnen nemen aan onze mediasamenleving. Tegengaan van radicalisering Voedingsbodem voor radicalisering zijn gevoelens en ervaringen van achterstelling, discriminatie, vernedering, uitsluiting of onrecht, persoonlijke gebeurtenissen die leerlingen onzeker maken over wie ze zijn en psychische problematiek. Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Doorbreek het wij/zij denken, neem basisbehoeften serieus, biedt leerlingen hulp aan die ze nodig hebben en creëer een sociaal veilig klimaat. Het is van belang in contact te blijven met leerlingen. Ga het gesprek aan als een leerling grensoverschrijdend gedrag vertoont of een zorgelijke thuissituatie heeft. Het is belangrijk dat alle leerlingen het gevoel hebben erbij te horen, niet gediscrimineerd te worden en gezien te worden. Als het gaat om het tegengaan van polarisatie en discriminatie, blijkt dat het beter is niet te veel nadruk te leggen op de verschillen, maar om met leerlingen te praten over gemeenschappelijkheden. Hierdoor kan eventuele angst afnemen. Help leerlingen kritisch en genuanceerd te denken, door actualiteiten in de hele groep te bespreken. Allerlei lesmateriaal rondom kritisch burgerschap en debatteren kunnen u hierbij helpen. Wees expliciet in kledingvoorschriften en omgangsregels: wel of geen hoofddoek, wel of geen handen geven als begroeting. Hou daarbij rekening dat ze niet in strijd zijn met de wet op gelijke behandeling. Voorlichting over hulp bij onveiligheid Om te voorkomen dat leerlingen, ouders en ook personeel te lang in hun eentje worstelen met een onveilige situatie en daardoor de situatie escaleert, wordt duidelijk gecommuniceerd bij wie ze terecht kunnen. Dit kan de school communiceren via de website of via de nieuwsbrief, maar er kunnen ook gesprekken over georganiseerd worden, zoals een ouderavond of vergadering, of een groepsgesprek in de klas. Personeel dat een sleutelfunctie heeft in het omgaan met onveilige situaties, zoals de vertrouwenspersoon of coördinator sociale veiligheid, kan voorlichtingslessen geven aan alle klassen. Of laat deze persoon een training volgen om opgeleid te worden tot Coördinator sociale veiligheid of Vertrouwenspersoon ( voor meer info kijk op www.edux.nl) Scholing en training personeel Het trainen en scholen van al het personeel in het omgaan met grensoverschrijdend gedrag helpt hen adequaat in te spelen op situaties van onveiligheid. Personeel moet bijvoorbeeld goed kunnen communiceren met ouders, ook over lastige onderwerpen zoals bijvoorbeeld huiselijk geweld. Ook moet personeel in de lessen in kunnen spelen op actualiteiten, zoals incidenten die te maken hebben met radicalisering of pesten. 2.6. Signaleren en effectief handelen bij signalen grensoverschrijdend gedrag en incidenten door leerlingen, ouders en personeel Grensoverschrijdend gedrag vindt vaak plaats buiten het zicht van de leerkracht. Pesten als de leerkracht zich omdraait naar het digibord, agressie in het fietsenhok, discriminatie op internet. Aan de sfeer in de groep en aan het gedrag van leerlingen merkt de leerkracht dat er iets niet in orde is. Bijvoorbeeld wanneer een praatgrage leerling opeens heel stil is, wanneer een leerling aan het eind van de les steeds aan het bureau van de leerkracht staat voor een kletspraatje of wanneer er een broeierige sfeer in de groep hangt. Er is niet meteen de vinger op te leggen wat er aan de hand is. En het kan ook heel goed zijn dat het gevoel weer over waait. Op wat voor signalen let u? Wanneer neemt u actie? En wat doet u dan? Maakt u wat u ervaart bespreekbaar in de groep? Of wacht u af tot er meer en duidelijkere signalen zijn? En wanneer neemt u contact op met ouders? Als het echt mis is, of eerder? Ervaringen met collega’s bespreken levert een completer beeld op van of er iets speelt waar actie op genomen moet worden. Welke organisatorische overlegstructuur is hiervoor? En welke afspraken heeft de school met partners als politie en jeugdhulp? Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Grensoverschrijdend gedrag Het tijdig signaleren, begrenzen en aanpakken van grensoverschrijdend gedrag zorgt ervoor dat situaties niet escaleren en de gevolgen voor slachtoffers zo veel mogelijk beperkt worden. Op het moment dat duidelijk is dat leerlingen gedrag vertonen dat op school niet getolereerd wordt, heeft een leerkracht, maar ook elke andere schoolmedewerker de taak in actie te komen. Welke actie volgt hangt af van de afspraken die hierover zijn in de school. In het veiligheidsplan staan protocollen die gevolgd dienen te worden. Een protocol beschrijft de te volgen procedure, stuurt de beslissingen van een medewerker en geeft voor een specifieke situatie aan wie actie neemt, wat hij doet en op welke manier. Het is een concreet handelingsplan gebaseerd op de visie van de school. Medewerkers wegen voortdurend af of gedrag van leerlingen nog toelaatbaar is, of een grens overschrijdt. Vaak is het niet zo zwart wit. De context van een situatie bepaalt hoe gedrag geduid moet worden. Met collega’s deze afwegingen bespreken, helpt een medewerker om de grens tussen toelaatbaar en niet toelaatbaar makkelijker te bepalen en om er met elkaar een lijn in te trekken. Het is zinvol om de manier waarop opgetreden is bij grensoverschrijdend gedrag met collega’s en eventueel met ouders te bespreken. Ouders hierbij betrekken levert meestal meer begrip en samenwerking op. Calamiteiten Wanneer er zich een ernstig incident afspeelt op school, is de hele schoolgemeenschap in shock. Goede en snelle communicatie met medewerkers, leerlingen en ouders zorgt ervoor dat de onrust niet groter wordt. Schakel experts in die de school bijstaan en adviseren bij de opvang van leerlingen, ouders en medewerkers. Daarnaast kunnen zij het schoolpersoneel helpen de leerlingen op te vangen. Hanteer een draaiboek dat omgaan met calamiteiten/incidenten beschrijft. Wanneer een ernstig incident de school treft komen de media daar op af. Wees daar op voorbereid door een woordvoerder aan te wijzen en met elkaar af te spreken wat er wel en niet naar buiten wordt gebracht. 2.7. Borgen van sociale veiligheid Borgen van sociale veiligheid houdt in dat de school datgene doet wat nodig is om structureel te werken aan het bevorderen van een veilig schoolklimaat. Hierbij hoort ook het voorbereid zijn op en het voorkomen van mogelijke onveilige situaties en incidenten en die zo veel mogelijk te voorkomen. Sociale veiligheid heeft daarbij een plek in werkprocessen op individueel-, groeps-, en schoolniveau en is ingebed in de pedagogische aanpak, de kwaliteitszorg, het personeelsbeleid en de schoolontwikkeling. Op die manier leeft het in de hoofden en het handelen van iedereen in de school. Sociale veiligheid wordt geborgd door: • Een continu en cyclisch proces in een lerende organisatie • Sterk pedagogisch en waardengestuurd leiderschap van docenten en schoolleiders • Inbedding in de totale pedagogische aanpak en schoolontwikkeling. A. Lerende organisatie Een continu en cyclisch proces in een lerende organisatie. Op papier hebben de meeste scholen hun veiligheidsbeleid op orde, blijkt uit rapportages van de Onderwijsinspectie. Met protocollen wordt getracht belangrijke veiligheidsissues als (cyber)pesten, agressie tegen personeel en ander ongewenst gedrag zoveel mogelijk voor te zijn. Leerlingen en personeel een veilige omgeving bieden vraagt echter meer dan alleen het bezitten van papieren plannen en protocollen. Het vraagt om een proactieve houding, om een constante vinger aan de pols. Als de juiste medewerkers Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] weten wat er speelt, kunnen knelpunten worden gesignaleerd en kan daarop beleid worden gemaakt. Dit betekent dat het zorgen voor een veilig klimaat een continu proces is. Grensoverschrijdend gedrag zal er altijd zijn. Er ontstaan ook steeds weer nieuwe uitingsvormen via nieuwe kanalen. Hierop is een school voorbereid als zij alert blijft en de ruimte neemt om te onderzoeken hoe ervoor gezorgd kan worden dat herhaling van dit gedrag zoveel mogelijk voorkomen wordt. Hiervoor maakt de school sociale veiligheid tot een voortdurend en vanzelfsprekend punt van aandacht in alle werkprocessen binnen de school. Door ervaringen te delen, handelen en gevolgde procedures te bespreken, met collega’s, leerlingen en ouders, leer je van elkaar en wordt duidelijk waar beleid op gemaakt moet worden. Het gaat dan onder andere om punten als: • Kan ieder teamlid altijd terugvallen op een collega bij grensoverschrijdend gedrag of onveilige situaties? • Wordt gevoerd beleid gebaseerd op het leren van incidenten? • Wordt regelmatig met ouders gesproken over de sociale veiligheid op school? De cyclus kent een aantal componenten: Processen in kaart brengen: vaststellen welke sleutelrollen, taken en verantwoordelijkheden er zijn, hoe besluiten worden genomen, welke informatie wordt gedeeld, wat gemonitord wordt, wie controleert en bij stuurt. Ontwikkelen: pedagogische visie ontwikkelen en de visie op veiligheid, waarden en normen bepalen, bepalen welke doelstellingen op het gebied van sociale veiligheid bereikt moeten worden, taken met verantwoordelijkheden beschrijven, prioriteiten stellen, veiligheidsplan opstellen met afspraken en protocollen, een communicatieplan opstellen, draagvlak creëren. Uitvoeren: Ontwikkelde plannen communiceren, het dagelijks handelen verbinden met de visie, ruimte nemen voor gesprek en feedback en voor goede ideeën binnen, incidenten registreren, signalen terugkoppelen. Evalueren: Veiligheidsbeleving meten, incidenten bespreken, trends signaleren uit functioneringsgesprekken, toetsen of maatregelen en voorzieningen voldoen. Aanpassen (bij herhaling en op basis van bovenstaande): Processen, veiligheidsplan, doelstellingen, visie, prioriteiten, beleid. B. Actieve sturing Sterk pedagogisch en waarden gestuurd leiderschap van docenten en schoolleiders Persoonlijke en pedagogische waarden van docenten en schoolleiders bepalen hoe op gedrag van leerlingen wordt gereageerd en zijn dus van grote invloed op het schoolklimaat. Het gedrag van een schoolleider is voorbeeldgedrag voor het team en het gedrag van de leerkracht voor leerlingen. Dat betekent dat voortdurend gewerkt moet worden aan het bereiken van gedeelde waarden en normen en afstemming over hoe dit vorm krijgt in het handelen van alle medewerkers. In hun opleiding hebben leerkrachten bijvoorbeeld bagage meegekregen voor het omgaan met pesten. Maar voor het omgaan met een pestapp die leerlingen de kans geeft anoniem via internet nare dingen over klasgenoten te zeggen die de hele school mee kan lezen zijn geen pasklare antwoorden. Er is op dat moment niemand die persoonlijk aangesproken kan worden op grensoverschrijdend gedrag. Het geeft onrust in een klas, maar vraagt een schoolbrede aanpak die uitgaat van gedeelde waarden en normen. Hetzelfde geldt voor hoe je bijvoorbeeld omgaat met situaties die raken aan radicalisering. De maatschappij verandert voortdurend en onderwijsprofessionals moeten daarin mee kunnen groeien. Zij hebben ruimte nodig voor professionalisering, samenwerking en afstemming. Door deze Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] ruimte te creëren legt de schoolleiding de verbinding tussen formele kaders en een sociaal veilig schoolklimaat. Vragen die een school zich stelt zijn bijvoorbeeld: • Worden gedeelde waarden en normen systematisch uitgedragen in schoolpraktijk en klassenpraktijk? • Reflecteren teamleden op het eigen pedagogisch handelen? C. Een schoolbrede aanpak Sociale veiligheid borgen en bevorderen vereist een schoolbrede aanpak. De school kiest hierbij interventies, programma’s en methoden die aansluiten bij de visie en normen en waarden van de school en die insteken op zowel individueel, klassikaal als schoolniveau. Deze interventies hangen met elkaar samen en worden systematisch en gefaseerd ingezet. Betrokkenheid van en samenwerken met ouders hierin, maakt dat leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Bij samenwerking tussen school, ouders en schoolomgeving is de kans het grootst dat leerlingen leren wat de grenzen en effecten zijn van hun gedrag. Grensoverschrijdend gedrag, houdt niet op bij het verlaten van het schoolplein; op weg naar huis, bij de sportvereniging en digitaal gaat het gewoon verder. Inbedding in de totale pedagogische aanpak en schoolontwikkeling. Zorgen voor sociale veiligheid is niet een op zichzelf staande opdracht. Het is een integraal bestanddeel van de cycli van school- en curriculumontwikkeling, kwaliteitszorg en personeelsbeleid en leerlingenzorg. Het inbedden van de zorg voor sociale veiligheid in de totale pedagogische aanpak is een voorwaarde voor het creëren van sociale veiligheid. Vragen die daarbij gesteld kunnen worden zijn: • Staat wat beoogd wordt te bereiken in sociale veiligheid op de agenda in overleggen over de pedagogische aanpak van een lastige leerling? • Komt in functioneringsgesprekken aandacht voor een veilig klimaat aan de orde? • Is in de schoolgids terug te vinden hoe over sociale veiligheid gedacht wordt en welke aanpak de school kiest? 3. De sleutels voor een effectieve veiligheidsplan in het kort Hieronder vindt u zo beknopt mogelijk hetgeen u met het veiligheidsplan nastreeft. • • • • • • • • • Uiteindelijk doel = vergroten van sociale veiligheid op school voor iedereen, niet alleen leerlingen, ook personeel, ouders, partners van de school Liever een plan van aanpak dan regels en protocollen Sociale veiligheid levend krijgen in de school Neerslag van wat de school vindt en doet en nog wil doen Richting en houvast geven aan handelen van alle betrokkenen Continue aandacht genereren Doorwerking in het totale schoolbeleid stimuleren Consequenties trekken voor handelen in de schoolpraktijk Verantwoording afleggen over inspanningen van de school naar ouders, gemeente en inspectie N.b. het betreft een Proces van : • Borgen: meer dan vastleggen van afspraken en protocollen; het moet leven in de hoofden en het handelen van alle betrokkenen Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] • • Naast inhoudelijke aandachtspunten daarom ‘borging’ als punt 2.7 toegevoegd, dat beoogt sociale veiligheid tot een integraal onderdeel van de pedagogische aanpak en schoolontwikkeling te maken, waarmee het onderdeel is van een continu en cyclisch proces in een lerende school Illustratie aan de hand van ijkpunten of voorbeelden mogelijk Via de website van School en veiligheid is het digitale model Veiligheidsplan te downloaden: www.digitaalveiligheidsplan.nl Dit houdt niet in dat je je eigen plan moet weggooien; je kunt je eigen protocollen er aan linken of je eigen plannen aanvullen omdat je in dit digitale veiligheidsplan waardevolle aanvullingen ziet. Het digitaal model in het kort: Checklist, ingedeeld volgens 7 actiepunten – te volgen via de subvragen in de rondjes – toelichting onder vraagteken. Aan elk van de 7 pijlers is een groot aantal aandachtspunten gekoppeld, soms met toelichting. Daarachter zijn soms voorbeeldaanpakken of protocollen ter inspiratie toegevoegd. En eigen opmerkingen en bestaande documenten kunnen worden toegevoegd. Op basis daarvan geeft de school zelf prioriteiten voor aanpak aan, hoe gaan we dit doen en wie hebben we daarbij nodig. • • • • Mogelijk om opmerkingen en documenten toe te voegen (archieffunctie) Van checklist komen de zaken die nog aandacht behoeven in de to-do-list terecht – kan als PDF geprint worden In de to-do-list kunnen prioriteiten aangegeven worden door in/uitschakelen. Het is bedoeld als stimulans en ondersteuning voor scholen om eigen beleid en praktijk te ontwikkelen. Aangegeven is welke punten wettelijk verplicht zijn. Het levert op: een to-do-lijst vanuit aandachtspunten. Het gaat erom dat er een PDCA cyclus ontstaat; geen dwang om alles in een keer aan te pakken! 4. Programma niet verplicht Bij de totstandkoming van de wet, was er in eerste instantie sprake van dat een school ook een keuze zou moeten voor een programma uit een geselecteerde lijst. Echter deze verplichting is komen te vervallen. De 13 programma’s die de eerste screening hebben doorstaan ( voorlopig goedgekeurd), worden nader onderzocht op hun effectiviteit om pesten terug te dringen. In 2018 zullen de definitief goedgekeurde programma’s bekend zijn. Voor meer info; www.nji.nl 5. Wat levert een goed beleid op? Een aantal onderzoeken lijken uit te wijzen dat onderstaande bestanddelen werkzaam zijn in het geval van pesten: Goed schoolklimaat; Toezicht op het schoolplein; Disciplinerende methoden; Training voor leerkrachten omtrent pesten; Samenwerking tussen leerkrachten, leerlingen en eventueel smw’ers. Ouder training; Informatie voor ouders; Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Classroom management (klassen management); Klassikale regels tegen pesten; Schoolbrede bijeenkomsten pesten; Het gebruik van video’s om bewustzijn te verhogen; Monitoren en evalueren; Activiteiten gericht op het opbouwen van een relatie tussen leerlingen; Actieve participatie van leerlingen bij de preventie van pesten; Documentatie van pestincidenten (dit kan dienen om risicofactoren in school te identificeren); Aandacht voor slachtoffers van pesten; Aandacht voor de leerlingen die pesten. Waar het concreet om gaat Het gaat om een structureel beleid. Pesten was de aanleiding, pesten moest geïntegreerd in sociale veiligheid. En dat is meer dan het bestrijden van incidenten. Er wordt door de sectorraden gepleit voor een integrale benadering. De onder punt 2.1 genoemde gezamenlijke visie is sterk pedagogisch en waarden gestuurd. Sociale veiligheid is niet waarden-vrij. Het gaat erom dat gediscussieerd wordt over wat goed is en wat niet. Wat moeten de leraren dan doen of nalaten in hun dagelijks handelen. Wat hebben kinderen nu eigenlijk nodig. Dat is de essentie. De monitor zou informatie moeten verschaffen over wat leerlingen en hun ouders (en personeel en ondersteuners en partners van de school) nu werkelijk vinden. Dan kun je op zoek naar wat daadwerkelijk moet gebeuren. De coördinator mag dan aanjager zijn van de discussie daarover. Er moet daarnaast iets zijn in de vorm van kennis en kunde (instrumenten en methodes) en organisatie van schoolontwikkeling, maar de dag dagelijkse werkelijkheid vraagt om antwoorden. Snel en adequaat reageren is van wezenlijk belang. De coördinator / vertrouwenspersoon is er niet voor niets Aanspreekpunt voor leerlingen, ouders en de school; en Hij/zij begeleidt ouders en leerlingen bij klachten aangaande sociale onveiligheid. Ook de Medezeggenschapsraad, ofwel (G)MR heeft een taak toebedeeld gekregen. Deze kan namelijk alle inlichtingen die zij nodig heeft voor de vervulling van zijn taak opvragen. Op deze wijze kan ook het systeem van ‘checks and balances’ rond een school worden ingezet, en wordt de school betrokken bij de realisering van een sociaal en veilig schoolklimaat. 6. De inspectie en het beleid Het veiligheidsbeleid moet aan enkele criteria voldoen. De Onderwijsinspectie toetst in haar Periodiek Kwaliteitsonderzoek (PKO) drie elementen: Inzicht: hebben scholen voldoende inzicht in de beleving van sociale veiligheid door leerlingen en teamleden en in de incidenten (denk aan de incidentenregistratie die we al meerdere malen besproken hebben) die zich voordoen? Met andere woorden: hieronder valt dus duidelijk ook het welbevinden van de leerlingen. Preventieve maatregelen: Is er een veiligheidsbeleid dat deze incidenten zo veel mogelijk kan voorkomen? Curatieve maatregelen: Is er een veiligheidsbeleid dat adequaat optreden na incidenten mogelijk maakt? Een school moet aan minimaal twee van deze criteria voldoen. De maatregelen hebben als doel om scholen zich te laten inspannen voor een sociale veilige school. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het voorkomen van sociaal onveilig gedrag en tijdig ingrijpen bij situaties. Ook worden scholen verplicht om verantwoording af te leggen over de Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] resultaten van hun inspanningen. Doordat e.e.a. in de wet is verankerd verwordt het daarmee een deugdelijkheidseis. “Een veilige school is een school waar voortdurend serieus aandacht wordt gegeven aan het realiseren van een veilig schoolklimaat en aan het voorkomen, herkennen en aanpakken van grensoverschrijdend gedrag. Een school die kritisch naar zichzelf blijft kijken, en ervoor zorgt dat elk incident leidt tot verkleining van de kans op nieuw grensoverschrijdend gedrag. In een cultuur waarin zowel leerlingen als medewerkers aan het denken worden gezet over hun houding en handelen en waarin hier open over wordt gepraat”. In de uitvoering van het beleid is er een aantal verplichtingen op de volgende aandachtsgebieden: Inzicht in veiligheidsbeleving, risico’s en incidenten: de monitor: zie verderop Gezamenlijke visie, afspraken en regels Taken, samenwerken en voorwaarden Onderwijs De inspectie en Monitoring/inzicht Uit het Onderwijsverslag 2012/2013 blijkt dat niet alle scholen de sociale veiligheid monitoren. De inspectie rapporteert het percentage scholen dat inzicht heeft in de beleving van de sociale veiligheid en incidenten. In de schooljaren 2011/12 en 2012/13 lag dit percentage in het basisonderwijs op circa 80 respectievelijk 70%. Voldoende inzicht wil zeggen dat de scholen zowel leerlingen als personeel regelmatig bevragen over hun veiligheidsbeleving. Daarnaast is het van belang dat sociale incidenten worden geregistreerd en geanalyseerd. Ook de kwaliteit van de monitoring is van belang. Een deugdelijke monitoring, die valide en betrouwbare informatie geeft over de veiligheidsbeleving van leerlingen en de ontwikkeling daarvan, is nodig om over deze informatie te kunnen beschikken. Indien uit de monitoring van de school blijkt dat de beleving van de sociale veiligheid op tekorten wijst, is dat aanleiding voor de school het beleid kritisch te bezien en zo nodig bij te stellen, en na te gaan of verbetering optreedt. Juist het in kaart brengen van de actuele en daadwerkelijke veiligheidsbeleving van de leerlingen, zoals in het wetsvoorstel voorzien, leidt ertoe dat het veiligheidsbeleid wordt gebaseerd op de feitelijke situatie op de school en de school inzicht krijgt in de mate waarin het gevoerde beleid tot de nagestreefde effecten leidt. Verder rapporteert de inspectie in het jaarlijkse Onderwijsverslag dat de overgrote meerderheid van de scholen over een veiligheidsbeleid beschikt dat zich richt op het voorkomen en omgaan met incidenten. De inspectie wijst er daarbij echter op dat beleid alleen niet voldoende is, maar de manier waarop dat in de praktijk vorm krijgt bepalend is. Ook de Monitor Sociale Veiligheid in en rond scholen (2014) wijst op de beperkingen van een focus die zich beperkt tot de aanwezigheid van beleid, zoals blijkt uit zo’n 43 resp. 30% van de schoolleiders in het primair en voortgezet onderwijs, die aangeven niet over een expliciet beleid en registratie van incidenten te beschikken. Beide illustreren dat de aanwezigheid van een adequaat veiligheidsbeleid dat leeft in de dagelijkse praktijk, niet vanzelfsprekend is. Zoals in het voorafgaande naar voren kwam, is bovendien van belang dat een veiligheidsbeleid niet zonder meer leidt tot een veilige school: de gegevens over sociale onveiligheid zijn nodig om te kunnen vaststellen of verbetering of aanpassing van beleid nodig is. Het vastleggen van de verplichting tot monitoring is van primair belang voor de scholen zelf, om een goed beeld te hebben van de veiligheidsbeleving van de leerlingen. De inspectie krijgt daarmee een versterkte positie, maar scholen die het goed doen merken daar niets van. Scholen die het niet goed doen en die te weinig doen aan het bevorderen Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] van de sociale veiligheid kan zij aanspreken en aanzetten tot verbetering. Door de wetswijziging heeft de inspectie de bevoegdheid om de inspanning van de school te beoordelen. De papieren werkelijkheid is daarmee verdwenen. Het instrument dat gebruikt wordt voor de monitoring moet aan een aantal eisen voldoen, de gegevens die verkregen worden moeten valide en betrouwbaar zijn. Het moet inzicht geven in een aantal zaken: Hoe ervaren de leerlingen de sociale en fysieke veiligheid op school, Hebben de leerlingen te maken met aantasting van de sociale en fysieke veiligheid (pesten ook via sociale media, discriminatie, geweld etc.) en Hoe is het gesteld met het welbevinden van leerlingen op school. De criteria waaraan de monitor moet voldoen: 1. Het moet een actueel en representatief beeld opleveren/geven: groepen 6 t/m 8 PO (en VO: per onderwijssoort); 2. De monitor dient jaarlijks te worden afgenomen. Het gaat immers om een continue en cyclisch proces. Er moet dus een gestandaardiseerd instrument worden gebruikt om te komen tot een representatief beeld. Hiertoe is een aantal mogelijkheden: keuze van de school Eigen vorm, bijvoorbeeld vragenlijst bij een programma, ITS Veiligheidsmonitor of anders Via scholen op de kaart: Indicator veiligheid en schoolklimaat (http://www.scholenopdekaart.nl/Middelbarescholen/2062/1132/Corderius-College/Schoolklimaat-enveiligheid?woonplaats=amersfoort&presentatie=1&sortering=2) Vragenlijst leerling tevredenheid (LTO) (wordt aangevuld met vragen gerelateerd aan sociale veiligheid) Ook inbedden in het LOVS is goed mits er wordt voldaan aan de criteria. De gegevens die verkregen worden moeten ter beschikking (kunnen) worden gesteld aan de inspectie. De inspectiegegevens Onderwijsinspectie checkt het kwaliteitsaspect ‘het schoolklimaat wordt gekenmerkt door veiligheid en respectvolle omgangsvormen’. Dit aspect bestaat uit de volgende indicatoren: De ouders zijn betrokken bij de school door activiteiten die de school daartoe onderneemt. De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school. Het personeel voelt zich aantoonbaar veilig op school. De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen. (via de monitor) De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van incidenten in en om de school. De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op de afhandeling van incidenten in en om de school. Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan. De vragenlijst Scholen op de kaart wordt momenteel onderzocht op betrouwbaarheid en validiteit. In het voorjaar van 2016 zal de eerste mogelijkheid zijn om deze vragenlijst af te nemen. Wat belangrijk is te realiseren dat meten niet altijd weten is! Bijvoorbeeld: er zijn kinderen die sociaal wenselijke antwoorden geven omdat zij niet willen/zullen toegeven dat ze elke dag in elkaar geslagen worden. Met andere woorden: klopt de uitslag met de uitslag? 7. Invulling Aanspreekpunt pesten’ en coördineren anti-pest/ sociale veiligheidbeleid op school Werken aan een positief schoolklimaat heeft voortdurend aandacht nodig, daarmee is een school nooit klaar. Met de Wet Veiligheid op school hebben scholen een inspanningsverplichting actief veiligheidsbeleid te voeren en het effect hiervan periodiek te meten. De school moet volgens de wet de volgende taken bij ten minste één persoon moet beleggen: 1. het fungeren als vast aanspreekpunt in het kader van pesten; 2. het coördineren van anti-pestbeleid. Een aanspreekpunt vangt individuele leerlingen die met pesten te maken hebben op en begeleidt hen. Uit schaamte en angst voor represailles door de pester(s) melden leerlingen niet gemakkelijk dat zij gepest worden. Om als aanspreekpunt te kunnen fungeren, moet een medewerker zichtbaar en laagdrempelig zijn voor ouders en leerlingen. Een coördinator sociale veiligheid richt zich op pijnpunten binnen de schoolorganisatie die uit die individuele gesprekken duidelijk worden: Waar is meer toezicht nodig? Zijn de regels duidelijk en wordt hier ook op toegezien? Voldoet het pestprogramma dat wij gebruiken wel voor onze school? Bij het coördineren van anti-pestbeleid/beleid sociale veiligheid gaat het om het aansturen van processen en het geven van beleidsadviezen. De taken hangen nauw met elkaar samen. Toch is het goed ze bij twee medewerkers te beleggen. Onderlinge afstemming, zoals het uitwisselen van signalen uit individuele gesprekken en afspraken rond anti-pestbeleid zorgt ervoor dat pestsituaties minder kans krijgen en adequaat begeleid worden. Beleggen van de taken De in de wet genoemde taken kunt u beleggen bij functionarissen die al met deze of soortgelijke taken zijn belast. Voor het coördineren van anti-pestbeleid kunt u dan denken aan de schoolleider, de adjunct of de veiligheidscoördinator. En als aanspreekpunt voor pesten is de vertrouwenspersoon of een speciaal hiervoor opgeleide medewerker geschikt. In de Memorie van toelichting bij de Wet Veiligheid op school wordt de vertrouwenspersoon genoemd voor het vervullen van beide taken. In de meeste scholen staat de vertrouwenspersoon in de klachtenregeling vermeld als aanspreekpunt bij klachten en meldingen over ongewenst gedrag, waaronder pesten. De vertrouwenspersoon is bij leerlingen bekend en bezit bovendien de benodigde Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] vaardigheden en kennis over het opvangen en begeleiden van leerlingen. Wanneer een pestsituatie onverhoopt uitmondt in een klacht, kan een vertrouwenspersoon ook hierin begeleiden en de directie vervolgens beleidsmatig adviseren. Een vertrouwenspersoon is dus een ‘logisch aanspreekpunt pesten’. Wanneer de school besluit de taken rond het functioneren als aanspreekpunt niet bij de vertrouwenspersoon te beleggen, dan moet de klachtenregeling worden aangepast. Als ook de taak ‘coördineren van anti-pestbeleid’ bij de vertrouwenspersoon wordt belegd, dan kan dit leiden tot taakconflicten. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij de vertrouwenspersoon een klager begeleidt en er sprake is van vertrouwelijkheid. In een dergelijk geval heeft de wens van de klager – voorlopig niemand bij de klacht betrekken – voorrang ten opzichte van coördinatie, waarbij vaak wel anderen worden betrokken. Ook de vervolgstap wordt door de klager bepaald en niet door de vertrouwenspersoon, behalve wanneer er sprake is van een strafbaar feit. Juist vanwege dit soort mogelijke taakconflicten adviseert Stichting School & Veiligheid om de coördinatietaken niet bij een vertrouwenspersoon te beleggen. De coördinatie van het veiligheidsbeleid ligt op scholen nu veelal bij de medewerker die ook eindverantwoordelijk is voor de veiligheid op school. In het basisonderwijs is dit meestal de (adjunct-)directeur, in het voortgezet onderwijs de directeur, de conrector of de veiligheidscoördinator. Als de coördinerende taken niet bij een leidinggevende medewerker worden belegd, dient de school heldere kaders te formuleren. Om te kunnen coördineren is namelijk steun en mandaat nodig vanuit de schoolleiding. De coördinator zou vervolgens activiteiten kunnen laten uitvoeren door derden, die per activiteit worden gemandateerd. Voorwaarde hierbij is onderlinge afstemming voor de continuïteit van de veiligheid. Er zijn scholen die een speciaal benoemde medewerker aanstellen als anti-pestcoördinator en die beide taken – fungeren als ‘aanspreekpunt pesten’ en coördineren van antipestbeleid – in deze (nieuwe) functie beleggen. Maar ook dan geldt dat de verschillende taken met elkaar kunnen conflicteren. Voor een ouder kan het lastig zijn om een gesprek te voeren over een pestsituatie waarbij hij kritiek heeft op het anti-pestbeleid van de school, als dezelfde medewerker die ‘aanspreekpunt pesten’ is, ook degene is die dit beleid (mede)ontwikkelt en coördineert. Tip: Ga na of op uw school taken rond het opvangen van leerlingen en ouders en het ondernemen van actie bij ongewenst gedrag al belegd zijn. Ga na of bij u op school taken rond advisering ten aanzien van schoolveiligheidsbeleid, in dit geval expliciet ook pestbeleid, belegd zijn. Voorbeeldtaken ‘aanspreekpunt pesten’ Ouders en leerlingen die te maken krijgen met pesten en die om wat voor reden dan ook hiervoor niet terechtkunnen bij hun leerkracht of mentor, moeten met hun verhaal terechtkunnen bij een medewerker van school, zodat het pestprobleem aangepakt wordt Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] en de leerling weer veilig naar school kan. Het ‘aanspreekpunt pesten’ is verantwoordelijk voor een aantal acties die we hieronder bespreken. In kaart brengen van de situatie: * Opvangen van de leerling (of diens ouder) die te maken heeft met pestgedrag. * Luisteren naar de melding. * Het probleem in kaart brengen. * Vragen wat de leerling of ouder al gedaan heeft om de situatie te veranderen of te verbeteren. * Vragen hoe de gewenste situatie eruitziet. * In kaart brengen hoe de gewenste situatie bereikt kan worden. * Duidelijk maken wat de rol van het ‘aanspreekpunt pesten’ is. In kaart brengen en ondernemen van mogelijke acties binnen de school; hierbij kan een bestaand anti-pestprotocol als leidraad dienen: De betrokkenen gaan samen in gesprek. In het protocol staat wie hierbij, afhankelijk van de situatie, aanwezig zijn. Denk aan: gepeste leerling, pestende leerling(en), leraar, omstanders of ouders. Uitleg geven over het pestbeleid van de school. Belichten van zowel de feiten als de gevolgen voor de leerling. Checken of bij de pestsituatie het schooleigen pestprotocol gevolgd is; zo niet, aansturen op herstel. Bespreken wat er nodig is om een veilige omgeving te creëren voor de gepeste leerling. Afspraken maken met betrokkenen. Afspraken schriftelijk vastleggen. Naderhand checken of de afspraken nagekomen zijn en het pestgedrag gestopt is. Doorverwijzen en begeleiden naar andere medewerkers binnen of buiten de school: Als de gepeste leerling of diens ouder niet met de direct betrokkene(n) in gesprek wil of durft te gaan, hem of haar begeleiden naar degene die op school verantwoordelijk is voor het schoolveiligheidsbeleid. Mocht het gesprek met de verantwoordelijke niet tot de gewenste acties leiden, dan kan de medewerker verwijzen naar de klachtenregeling. Dit kan ertoe leiden dat – via de vertrouwenspersoon – het bestuur ingeschakeld wordt. Als het bestuur het pestprobleem niet naar tevredenheid van de leerling en/of ouder afhandelt, kan – via de vertrouwenspersoon – de weg naar de klachtencommissie gewezen worden. Als het gaat om een strafbaar feit, contact opnemen met de politie. Om te zorgen dat ouders en leerlingen weten bij wie ze terechtkunnen, kan het ‘aanspreekpunt pesten’ aan het begin van het schooljaar de klassen langs gaan en op een informatieavond voor ouders vertellen wat zijn of haar taken zijn. Zorg er in ieder geval voor dat op de website staat wie het aanspreekpunt is in geval van pesten en dat deze informatie ook in de schoolgids goed vindbaar is. Voorbeeldtaken ‘coördineren anti-pestbeleid’ Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] In de Memorie van toelichting bij de Wet Veiligheid op school staan twee zaken vermeld die onder de taak ‘coördineren anti-pestbeleid’ vallen: De coördinator anti-pestbeleid geeft beleidsadviezen naar aanleiding van de afhandeling van klachten, altijd met een preventieve werking. De coördinator anti-pestbeleid fungeert als klankbord voor collega’s die vragen hebben over pesten en de aanpak ervan. Pesten is niet alleen een situatie tussen een pester en een gepeste, maar ook een signaal van onveiligheid in een groep of in de school. Signalen van pesten pakt de coördinator breed op, zodat de kans op pesten in het vervolg kleiner wordt. Het takenpakket van een coördinator anti-pestbeleid bestaat uit een aantal onderdelen die we hieronder bespreken. Ontwikkelen van afspraken en regels, uitdragen van kernwaarden van de school: Regelmatig aandacht vragen voor de schoolveiligheid, door het als thema op de agenda te zetten. Bijeenkomsten initiëren om schoolregels te maken, waarbij liefst zowel leerlingen en personeel, als ook ouders betrokken worden. Expliciete regels maken om pestgedrag te voorkomen. Zorgen dat de regels gaan leven door ze regelmatig te bespreken, naleven van de regels belonen en niet naleven van de regels sanctioneren. Zorgen dat er een duidelijk sanctiebeleid wordt ontwikkeld. Erop toezien dat een anti-pestprotocol ontwikkeld wordt waar medewerkers op terug kunnen vallen en waardoor ouders weten wat zij van school kunnen verwachten. Zicht hebben op de beleving van veiligheid, incidenten en mogelijke risico’s: Zorgen dat incidenten verzameld worden en deze analyseren om in te schatten waar risico’s liggen. De resultaten van metingen rond veiligheidsbeleving van leerlingen benutten voor preventieve activiteiten en voorwaarden scheppen om de veiligheid te vergroten en pesten te voorkomen. Voorwaarden scheppen voor een zo groot mogelijke sociale veiligheid op school: Zorgen dat het anti-pestprotocol en bijbehorend sanctiebeleid bij iedereen bekend is, ook bij ouders. Zorgen dat leerlingen en ouders weten bij wie ze aan kunnen kloppen bij pestgedrag. Samenwerken met ouders door behoeften te peilen en hen mee te laten denken over oplossingen bij pestsituaties. Zorgen dat onveilige plekken in de school anders ingericht worden. Zorgen voor een pedagogische benadering van leerlingen: Stimuleren dat leraren toegerust worden in hun pedagogisch handelen; hen bewust laten worden van hun positie als groepsleider en van groepsprocessen in de klas. Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected] Stimuleren dat alle schoolmedewerkers zich conformeren aan de schoolafspraken. Stimuleren dat medewerkers reflecteren op hun gedrag bij pestsituaties: ben je benaderbaar voor leerlingen, heb je vooroordelen, vertoon je voorbeeldgedrag, ben je zelf aanspreekbaar op ongewenst gedrag? Vragen van collega’s beantwoorden en hen adviezen geven. Scholing organiseren op het thema pesten en verdieping in actualiteiten rond pesten, zoals groepsdynamica, anti-pestinterventies, nieuwe wetgeving, en dergelijke. Preventieve activiteiten en programma’s, gericht op leerlingen, ouders en personeel: Adviseren om pesten regelmatig te agenderen, zowel in het team als schoolbreed, bijvoorbeeld met een schoolvoorstelling, de Week Tegen Pesten, et cetera. Leerlingen en ouders informeren over wie het aanspreekpunt is en wat diegene voor hen kan betekenen. De schoolleiding informeren en adviseren over de inzetbaarheid van preventieprogramma’s, zoals socialevaardigheidstrainingen en weerbaarheidsprogramma’s. Naast algemene beleidsadviezen over preventieve mogelijkheden, ook specifiek adviseren naar aanleiding van: Een specifieke pestklacht. Vaak voorkomend gedrag dat voor veel onrust zorgt in een specifieke klas (denk bijvoorbeeld aan meidenvenijn of pesten via sociale media). Niet naleven van het anti-pestprotocol. Actuele ontwikkelingen rondom pesten. Signaleren en effectief handelen bij signalen, grensoverschrijdend gedrag en incidenten. Adviseren welke structuur passend is voor het signaleren, delen, beoordelen en aanpakken van pestsituaties van leerlingen op school. Zorgen dat iedereen weet hoe hij moet handelen in pestsituaties. Zorgen dat afspraken/protocollen benut worden in pestsituaties. Zorgen voor goede opvang van slachtoffers, pesters en omstanders. Advies van de Stichting School & Veiligheid is om de twee taken ‘aanspreekpunt pesten’ en ‘coördineren anti-pestbeleid’ bij verschillende medewerkers onder te brengen. Er hoeft geen nieuwe functie gecreëerd te worden. De vertrouwenspersoon heeft al taken die behoren tot een ‘aanspreekpunt pesten’. Het coördineren van antipestbeleid kan worden belegd bij de medewerker die eindverantwoordelijk is voor de veiligheid op school. Het moet voor leerlingen en ouders klip en klaar zijn bij wie zij terechtkunnen als zij met pesten te maken hebben. Tot slot Wat mij betreft is de Wet op sociale veiligheid een mooie kans om werk te maken van een positief en veilig schoolklimaat. Hoe u dit vorm en inhoud kunt geven, daarover ga ik graag met u in gesprek. Willeke Essing Willeke Essing senior onderwijsadviseur Edux onderwijspartners [email protected]