Bakx, J.A.P., Projectmanagement voor auditing, 2013 Projectmanagement voor auditing Een aanvulling op de formele aspecten van auditmanagement Auteur Plaats Datum Instelling Opleiding Openbaarmaking Drs. J.A.P. Bakx RE CIA CISSP Roosendaal 2 maart 2013 Erasmus School of Accounting & Assurance Postinitiële opleiding Internal Auditing & Advisory Gebruik met bronvermelding toegestaan © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl Samenvatting Tussen het uitvoeren van een audit door een auditteam en het uitvoeren van een project door een projectteam zijn overeenkomsten. Bij zowel een audit als een project worden in een tijdelijk samenwerkingsverband concrete resultaten opgeleverd, waarbij het voortbrengingsproces relatief voorspelbaar is en er vooraf bindende afspraken zijn over kwaliteit, opleverdatum en beschikbaar budget. In de literatuur over auditing is echter weinig terug te vinden over projectmanagement als bron van inspiratie voor het tijdig en op efficiënte wijze opleveren van een relevant en deugdelijk (betrouwbaar en reproduceerbaar) auditresultaat. De volgende vraag is daarmee relevant: ‘Welke elementen van projectmanagement vormen een verrijking voor auditmanagement?’. In het licht van de capaciteit en toegevoegde waarde van een internal audit afdeling, een zinvol onderwerp voor onderzoek. De doelstelling van het onderzoek is het geven van een aanzet voor het aanvullen van de theorie over het managen van een audit met elementen van projectmanagement. Deze doelstelling is gerealiseerd door de volgende twee onderzoeksvragen te beantwoorden: 1. Welke elementen van projectmanagement vormen volgens de theorie een verrijking op auditmanagement? 2. Zijn de onderkende elementen volgens deskundigen van belang voor de succesvolle uitvoering van een audit? Vraag 1: ‘Welke elementen van projectmanagement vormen volgens de theorie een verrijking op auditmanagement?’, is in een aantal stappen beantwoord op basis van bureauonderzoek. Dit heeft geleid tot inzicht in de elementen van projectmanagement, die een bijdrage leveren aan 1 auditmanagement succes en een verrijking (aanvulling) vormen op auditmanagement. De volgende stappen zijn doorlopen om vraag 1 te beantwoorden: Stap 1 Er is onderzocht welke elementen van projectmanagement te onderkennen zijn, om inzicht te krijgen in het totale spectrum van elementen van projectmanagement. Het resultaat is een overzicht van de afzonderlijke elementen (‘ingrediënten’) van projectmanagement. Stap 2 In deze stap is onderzocht welke van de afzonderlijke elementen, succesfactoren voor de uitvoering van een project vormen. Hieruit blijkt dat: 1. er geen onderscheid te maken is in elementen van projectmanagement die algemeen geldend het meeste bijdragen aan projectmanagement succes; 2. er geen algemeen geldend optimaal samenstel van elementen van projectmanagement is; en 3. naast de formele beheersing van projecten (regels, procedures, methodes en tools) ook de meer informele aspecten (team, leiderschap) van belang zijn voor projectmanagement succes. Hiermee zijn de afzonderlijke elementen van projectmanagement in perspectief geplaatst: het gaat om het samenstel van maatregelen, waarbij van project tot project en van fase tot fase binnen een project dient te worden bekeken welk uitgebalanceerd samenstel van elementen van projectmanagement wordt ingezet. Stap 3 Daarna is onderzocht welke elementen van projectmanagement een aanvulling vormen op auditmanagement. Hiervoor is gebruik gemaakt van de BCC van Koster e.a. (1997). De BCC geeft inzicht in de balans tussen een interne en externe focus, en tussen beheersing en 1 Het tijdig en op efficiënte wijze opleveren van een relevant en deugdelijk (betrouwbaar en reproduceerbaar) auditresultaat. 2 flexibiliteit. Dit is van belang, omdat een uitgebalanceerd samenstel van maatregelen bijdraagt aan auditmanagement succes. Als eerste is onderzocht welke van de vier perspectieven van de BCC voor audits relevant zijn. Vervolgens is onderzocht in welke mate de relevante perspectieven worden ingevuld door theorie over auditmanagement. Daarmee is inzicht verkregen in de ‘witte vlekken’, die kunnen worden ingevuld met elementen van projectmanagement. Het BCC-perspectief ‘human relations’ blijkt relevant voor auditmanagement en niet of nauwelijks te worden ingevuld met theorie over auditmanagement. Deze ‘witte vlek’ kan worden ingevuld met de elementen van projectmanagement: ‘leiderschap van de projectmanager’ en ‘team’. Stap 4 Uit het bureauonderzoek bleek dat er weinig literatuur is over de invloed van de projectmanager (leiderschap van de projectmanager) en het projectteam op projectmanagement succes. Het model van Scott-Young e.a. (2008) over team gerelateerde factoren, vormde daarop een uitzondering. Het model van Scott-Young is gebruikt om de elementen leiderschap van de projectmanager en team verder uit te werken. De elementen zijn geanalyseerd vanuit een optiek van audituitvoering en waar nodig specifiek gemaakt voor de uitvoering van audits. Met het doorlopen van de stappen 1 tot en met 4 is vraag 1 beantwoord. Volgens de theorie vormen de ‘human relations (sub)elementen’ zoals weergegeven in onderstaande tabel een aanvulling op auditmanagement: Element Subelement Heldere gedeelde doelen Heldere doelen zijn van belang voor het creëren van gedeelde en gedragen doelstellingen binnen het team. Heldere binnen het team gedeelde doelen, die in lijn zijn met de missie van de organisatie, verbeteren de teamperformance. Support van senior management De bereidheid van het (top) management om het team van de benodigde resources en autoriteit/macht te voorzien. Human Relations Teamsamenstelling Auditteam Het team dient dusdanig te zijn samengesteld, dat de leden van het team voor de uit te voeren werkzaamheden beschikken over de juiste ervaring, deskundigheid (inhoudelijke kennis) en vaardigheden. Faciliteiten voor communicatie Het team beschikt over de locatie en middelen, die communicatie binnen het team en met de auditee ondersteunen. Team problem solving Een proces waarin het team op zoek gaat naar ideeën en informatie, de informatie evalueert om tot alternatieve scenario’s te komen en vervolgens het gekozen scenario gaat realiseren. Het snel kunnen genereren van oplossingen door een team draagt bij aan de snelheid en kwaliteit van de audituitvoering. Team efficacy/potency De collectieve overtuiging van de leden van het team, dat ze samen effectief kunnen zijn. Teams waarvan de leden sterk geloven in hun collectieve efficacy, zijn meer gecommitteerd en bereid harder te werken voor het team. Leiderschap Transformational leadership De projectmanager inspireert en geeft vrijheid aan de leden van het team, om ze uitdagende doelen en een missie te laten accepteren en nastreven. Tabel: Human relations (sub)elementen van auditmanagement De in de tabel weergegeven (sub)elementen zijn ‘minder formele’ elementen uit het domein van de sociale wetenschappen. De subelementen vormen een niet-limitatieve lijst; er zijn andere human relations subelementen te onderkennen, die ook bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. Vraag 2: ‘Zijn de onderkende elementen volgens deskundigen van belang voor de succesvolle uitvoering van een audit?’, is beantwoord met een combinatie van breedte- en diepte-onderzoek. In het breedte-onderzoek is een enquête uitgezet onder projectmanagers en medewerkers die werkzaam zijn (geweest) bij een internal audit afdeling. Van de uit de enquête verkregen gegevens is de betrouwbaarheid vastgesteld. Uiteindelijk zijn van 172 respondenten de gegevens in de resultaten meegenomen. Volgens de geraadpleegde deskundigen zijn de in het bureauonderzoek onderkende subelementen, met uitzondering van ‘support van senior management’, van belang voor 3 auditmanagement succes. Er zijn echter wel sterke aanwijzingen dat ook het subelement ‘support van senior management’ van belang is voor auditmanagement succes. De variabelen waarmee het subelement is gemeten, bleken intern niet consistent, maar uit de waarden van de afzonderlijke variabelen is gebleken dat deze van belang worden geacht voor de succesvolle uitvoering van een audit. De resultaten uit de enquête zijn vervolgens in het diepte-onderzoek met drie deskundigen besproken en gevalideerd. Overall kan worden geconcludeerd dat auditmanagement over het algemeen in de theorie wordt neergezet als een set van modellen en technieken voor de planning en control van audits. Als de elementen waar theorie over auditmanagement invulling aan geeft worden geplot in het BCC, dan slaat de balans door naar ‘beheersing’. Uit dit onderzoek blijkt dat niet alleen de formele beheersing van belang is voor een succesvolle audituitvoering. Uit het bureauonderzoek, de enquête en de gesprekken met deskundigen kan worden geconcludeerd dat er ‘minder formele’ elementen van projectmanagement zijn, die een verrijking vormen voor de theorie over auditmanagement. Met dit onderzoek is beoogd een bijdrage te leveren aan het besef dat auditresultaten worden opgeleverd door mensen, niet door processen en systemen. Als het op auditmanagement aankomt, dan zijn het (zeker ook) de mensen die van belang zijn. De resultaten van het onderzoek onderschrijven het belang van de onderkende ‘human relations elementen’ en dat er in de theorie over auditmanagement nog weinig aandacht voor deze elementen uit de sociale wetenschappen is. Met dit onderzoek is aangetoond dat het zinvol is theorie over auditmanagement uit te breiden met de onderkende (sub)elementen, waarbij dient te worden ingegaan op hoe invulling kan worden gegeven aan deze (sub)elementen, omdat inzicht alleen niet leidt tot verbetering. Daarmee is de doelstelling van het onderzoek gerealiseerd: er is een aanzet gegeven voor de uitbreiding van theorie over auditmanagement met (sub)elementen van projectmanagement, die een verrijking vormen voor auditmanagement. Het betreft een aanzet, omdat aangetoond is welke (sub)elementen een verrijking vormen. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe aan deze (sub)elementen invulling kan worden gegeven. 4 Voorwoord Het doet mij genoegen u dit referaat, ter afronding van de postinitiële opleiding Internal Auditing & Advisory, te presenteren. Het referaat is het product van mijn onderzoek naar projectmanagement voor auditing. Met het onderzoek heb ik invulling kunnen geven aan mijn wens om de ‘minder formele’ succesfactoren van de uitvoering van projecten en audits te onderzoeken. In mijn werk als business analist en later als auditor heb ik ervaren dat minder formele factoren als bijvoorbeeld: motiverend leiderschap en vertrouwen binnen het team, bijdragen aan een succesvolle opdrachtuitvoering. Auditmanagement (projectmanagement van de audit) draagt bij aan een tijdig en op efficiënte wijze opgeleverd relevant en deugdelijk resultaat door een auditteam. In literatuur over auditmanagement was echter weinig over de minder formele succesfactoren terug te vinden. Daarom heb ik mezelf de vraag gesteld: ‘Welke elementen van projectmanagement vormen een verrijking voor auditmanagement?’. In het licht van de capaciteit en toegevoegde waarde van een internal audit afdeling, een zinvol onderwerp voor onderzoek. Graag wil ik de personen bedanken, die een bijdrage hebben geleverd aan het resultaat, zoals weergegeven in dit referaat. Allereerst wil ik mijn beroepsgenoten en de projectmanagers bedanken, die bereid zijn geweest de enquête in te vullen. Daarnaast wil ik Eric Lopes Cardozo, Peter Leermakers en Sjoerd Rennings bedanken voor de gesprekken over de resultaten uit de enquête en de via hen verkregen inzichten. Verder wil ik collega en vriend Björn Walrave bedanken, voor zijn raad en daad en positieve energie en wil ik mijn afstudeerbegeleider vanuit de opleiding, Birthe van der Voort, bedanken voor haar kritische vragen en opmerkingen waarmee ze me tot nieuwe inzichten liet komen. In het bijzonder wil ik mijn partner, Britt van Oosterhout, bedanken. Zij gaf me alle ruimte en stimuleerde me om het onderzoek tot een goed einde te brengen. Jean-Louis Bakx Roosendaal, voorjaar 2013 5 Inhoudsopgave 1. Inleiding............................................................................................................................................... 8 1.1 Aanleiding .......................................................................................................................................... 8 1.2 Doelstelling en vraagstelling.............................................................................................................. 9 1.3 Opzet onderzoek ............................................................................................................................. 10 1.5 Leeswijzer ........................................................................................................................................ 11 2. Theoretisch fundament..................................................................................................................... 12 2.1 Doelstellingen auditmanagement ................................................................................................... 12 2.2 Elementen van projectmanagement ............................................................................................... 14 2.3 Elementen die bijdragen aan projectmanagement succes ............................................................. 17 2.4 Elementen die auditmanagement verrijken .................................................................................... 20 3. 2.4.1 Organisatie context ......................................................................................................... 23 2.4.2 Team design..................................................................................................................... 24 2.4.3 Team leiderschap............................................................................................................. 25 2.4.4 Team processen ............................................................................................................... 27 Empirisch fundament ........................................................................................................................ 29 3.1 Object van onderzoek en bronnen .................................................................................................. 29 3.2 Ontsluiting van bronnen .................................................................................................................. 29 3.3 Vragenlijst ........................................................................................................................................ 30 3.4 Methode van gegevensverwerking ................................................................................................. 31 3.5 Evaluatie eisen theoriegericht onderzoek ....................................................................................... 31 4 3.5.1 Maatregelen ten behoeve van betrouwbaarheid en validiteit........................................ 32 3.5.2 Maatregelen ten behoeve van controleerbaarheid ........................................................ 32 Resultaten ......................................................................................................................................... 33 4.1 Respons ........................................................................................................................................... 33 4.1.1 Medewerkers internal audit ............................................................................................ 33 4.1.2 Projectmanagers .............................................................................................................. 34 4.2 Betrouwbaarheid ............................................................................................................................. 36 4.3 Validatie conclusies bureauonderzoek ............................................................................................ 36 5 Conclusie en discussie ....................................................................................................................... 39 5.1 Conclusie ......................................................................................................................................... 39 5.2 Discussie .......................................................................................................................................... 40 6 Evaluatie ............................................................................................................................................ 43 7 Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 44 Bijlage 1: Leiderschaps- en teamsubelementen en stellingen ................................................................... 46 6 Bijlage 2: Subelement Formele aspecten en stellingen ............................................................................. 48 Bijlage 3: Enquête ...................................................................................................................................... 50 Bijlage 4: Communicatie bij enquête ......................................................................................................... 56 Bijlage 5: Codeboek ................................................................................................................................... 60 Bijlage 6: Maatregelen ten behoeve van betrouwbaarheid en validiteit onderzoek ................................ 65 Bijlage 7: Betrouwbaarheidsanalyse subelementen .................................................................................. 66 Bijlage 8: Frequentieverdeling variabelen ................................................................................................. 75 7 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Projectmanagement als object van onderzoek van de auditor Boogers e.a. (2011) over projectmanagement als object van onderzoek van een audit: “Projecten en programma’s zijn een relatief nieuw, maar belangrijk gebied voor veel internal auditors. Het management wordt meermaals geconfronteerd met budgetoverschrijdingen, doorlooptijden die langer zijn dan verwacht en een uiteindelijke functionaliteit die lager is dan verwacht. De internal auditor kan het management ondersteunen in het tijdig signaleren van risico’s en het bijsturen van projecten.” Volgens Boogers e.a. (2011) besteden internal audit functies in toenemende mate aandacht aan de beheersing van programma’s en projecten en doen auditors met het uitvoeren van audits op het projectmanagement meer en meer kennis op van projectmanagement als object van onderzoek. Bij een (project)audit op het projectmanagement wordt volgens Grasmeijer e.a. (2010) het ‘systeem’ van maatregelen beoordeeld, die zijn getroffen om te waarborgen dat het project succesvol zal zijn. Dit in tegenstelling tot het andere type projectaudit waarbij de deliverables van een project worden beoordeeld. De auditor beoordeelt dan bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van nieuwe processen of systemen. Projectmanagement als bron van inspiratie voor de audituitvoering De literatuur over auditing biedt handreikingen voor het auditen van projectmanagement, zie bijvoorbeeld Babeliowsky e.a. (2009), Boogers e.a. (2011) en Grasmeijer e.a. (2010). Daarmee staat projectmanagement als object van onderzoek in de literatuur over auditing op de kaart. Er zijn overeenkomsten tussen het uitvoeren van een audit door een auditteam en het uitvoeren van een project door een projectteam. De definitie van een project, bijvoorbeeld de definitie van Bos e.a. (2010), is ook op een audit van toepassing. Bij zowel een audit als een project worden namelijk in een tijdelijk samenwerkingsverband concrete resultaten opgeleverd, waarbij het voortbrengingsproces relatief voorspelbaar is en er vooraf bindende afspraken zijn over kwaliteit, opleverdatum en beschikbaar budget. In de literatuur over auditing is echter weinig terug te vinden over projectmanagement als bron van inspiratie voor het managen van een audit. Relevantie voor auditing Gezien de overeenkomsten tussen audits en projecten is het niet gewaagd te stellen dat de cijfers over het succes van de uitvoering van een project in meer of mindere mate ook voor de uitvoering van een audit gelden. Een paar citaten over de uitvoering van projecten: Algemene Rekenkamer (2007): “Projecten worden veel duurder dan gedacht, vragen meer tijd dan gepland of leveren niet het gewenste resultaat op – problemen die overigens niet kenmerkend zijn voor ICT-projecten alleen of voor de (Nederlandse) overheid.” Chaos Manifesto (2011): “The 2010 … results show … 37% of all projects succeeding (delivered on time, on budget, with required features and functions); 42% were challenged (late, over budget, and/or with less than the required features and functions); and 21% failed (cancelled prior to completion or delivered and never used).” Ook voor audits geldt dat het van belang is tijdig en binnen budget resultaten van voldoende kwaliteit op te leveren. Daarmee is de vraag relevant: ‘Wat kan een auditor leren van projectmanagement voor de uitvoering van een audit?’. Beter auditmanagement (projectmanagement van de audit) draagt bij aan een efficiëntere en betere uitvoering van een audit. In het licht van de capaciteit en toegevoegde waarde van een internal audit afdeling, een zinvol onderwerp voor onderzoek. 8 1.2 Doelstelling en vraagstelling De doelstelling van het onderzoek is het geven van een aanzet voor het aanvullen van de theorie over het managen van een audit met elementen van projectmanagement. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is gelegen in de bijdrage die het levert aan een succesvolle uitvoering van audits, door inzicht te verschaffen in de elementen van projectmanagement, die een positieve invloed hebben op het tijdig en op efficiënte wijze opleveren van een relevant en deugdelijk (betrouwbaar en reproduceerbaar) auditresultaat. De theoretische relevantie volgt uit een bijdrage aan de theorie over het managen van audits als een project. De doelstelling van dit onderzoek is gerealiseerd door de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden: 1. Welke elementen van projectmanagement vormen volgens de theorie een verrijking op auditmanagement? Deze vraag is beantwoord door antwoord te geven op de volgende vier deelvragen: a. Wat zijn doelstellingen van auditmanagement? b. Welke elementen van projectmanagement zijn te onderkennen? c. Welke elementen dragen bij aan succesvol projectmanagement? d. Welke elementen zijn een aanvulling op auditmanagement? 2. Vormen de onderkende elementen volgens deskundigen een verrijking van auditmanagement? De volgende figuur geeft inzicht in de samenhang tussen de onderzoeksvragen: Doelstellingen auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1a draagt bij aan realisatie Aanvulling op auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1d Bevatten Succesfactoren projectmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1c Bevatten Elementen van projectmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1b Figuur 1. Samenhang onderzoeksvragen Een audit kan worden gezien als een bijzondere vorm van een project. Er is onderzocht welke elementen van projectmanagement een positieve invloed hebben op het behalen van de doelstellingen van auditmanagement (de succesvolle uitvoering van een audit) en een aanvulling vormen op de theorie over auditmanagement. 9 1.3 Opzet onderzoek Het uitgevoerde onderzoek is theorieontwikkelend, waarbij de theorie over auditmanagement is belicht en verder doorgedacht vanuit een optiek van projectmanagement. Als onderzoeksstrategie is gekozen voor een combinatie van bureauonderzoek in de vorm van literatuuronderzoek en empirisch onderzoek waarbij eerst een grote groep auditors en projectmanagers is geraadpleegd middels een digitale enquête en vervolgens een relatief kleine groep zorgvuldig gekozen kennisbronnen is geraadpleegd door middel van gestructureerde diepte-interviews. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het onderzoeksmodel zoals weergegeven in figuur 2. Theorie management van een management control audit Theorie Projectmanagement Mening Projectmanagers Gewenste elementen auditmanagement Mening Internal Auditors Toelichting Projectmanager 1 Analyse resultaten Analyse resultaten Aanvulling theorie management van een management control audit (d) (e) Toelichting Auditprofessional 1 Toelichting Auditprofessional 2 (a) (b) (c) Figuur 2. Onderzoeksmodel Een uitgebreide bestudering van literatuur over management van een management control audit en projectmanagement (a) heeft op auditing toepasbare (gewenste) elementen van projectmanagement opgeleverd (b). Deze elementen zijn middels een digitale enquête gevalideerd bij een grote groep projectmanagers en internal auditors en vervolgens middels een diepte-interview gevalideerd bij enkele zorgvuldig gekozen deskundigen (c). Een analyse van de resultaten uit de enquête en diepte-interviews (d) heeft geresulteerd in een gevalideerde aanzet voor de aanvulling van theorie over management van een management control audit (e). Bij het bureauonderzoek heeft het beantwoorden van de onderzoeksvragen 1a tot en met 1d centraal gestaan. Door anderen geproduceerde literatuur over projectmanagement en management van een audit is gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zoals een beschrijving van de indeling van elementen van projectmanagement van Moussault e.a. (2011), de ‘Balanced Change Card’ van Koster e.a. (1997), en het model van Scott-Young e.a. (2008) voor de indeling van factoren die bijdragen aan projectmanagement succes. De gehanteerde bronnen zijn hoofdzakelijk wetenschappelijke publicaties, zoals artikelen uit de vaktijdschriften ‘International Journal of Projectmanagement’, ‘Project Management Journal’ en ‘Journal of Operations Management’. Om tot een selectie van actuele relevante literatuur te komen zijn verschillende zoeksystemen gehanteerd: zoekregisters gebaseerd op 2 trefwoorden, zoals Google Scholar, en het door Verschuren e.a. (2010) genoemde ‘sneeuwbalprincipe ’. Met de resultaten uit het bureauonderzoek zijn de onderzoeksvragen 1a tot en met 1d beantwoord en zijn daarmee conclusies geformuleerd. 2 Bij het sneeuwbalprincipe wordt van enkele van de belangrijkste recente publicaties de samenvatting, de inhoudsopgave en de literatuurverwijzing doorgenomen. Bestuderen van de samenvatting en/of inhoudsopgave leidt tot nieuwe ideeën of trefwoorden, die bij de verdere speurtocht kunnen worden gebruikt. Bestuderen van de literatuurverwijzing leidt tot verwante wetenschappelijke teksten. 10 De conclusies uit het bureauonderzoek zijn vervolgens met empirisch onderzoek gevalideerd. Het empirisch onderzoek is in twee onderdelen uitgevoerd: 1) Breedte-onderzoek Allereerst zijn de conclusies uit het bureauonderzoek gevalideerd bij een grote groep internal auditors en projectmanagers. Voor de validatie van de conclusies zijn daartoe stellingen uitgewerkt in een vragenlijst, die middels een digitale enquête is uitgezet. Deze brede aanpak is gehanteerd om te komen tot een breed overzicht van projectmanagement voor auditing en om te komen tot generaliseerbare conclusies. 2) Diepte-onderzoek Vervolgens zijn de resultaten uit het breedte-onderzoek in de vorm van gestructureerde diepte-interviews gevalideerd bij enkele zorgvuldig gekozen deskundigen (kennisbronnen) met kennis van en ervaring met gedragsaspecten binnen projectmanagement en bij ervaren auditprofessionals die werkzaam zijn (geweest) bij een internal audit afdeling. Het diepteonderzoek is uitgevoerd om te komen tot een sterke, diepgaande onderbouwing van de resultaten uit het bureau- en breedte-onderzoek. Bij het breedte- en diepte-onderzoek zijn zowel internal auditprofessionals, als projectmanagers geraadpleegd om te voorkomen dat een eenzijdig beeld van alleen auditprofessionals wordt verkregen. Het resultaat van het onderzoek is gevalideerde theorie over elementen van projectmanagement, die een verrijking vormen voor auditmanagement. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is het resultaat van het bureauonderzoek opgenomen: de antwoorden op de onderzoeksvragen 1a tot en met 1d zijn uitgewerkt en de op basis van het bureauonderzoek getrokken conclusies zijn beschreven. In hoofdstuk 3 is de methode beschreven, die gevolgd is bij de uitvoering van het empirische onderzoek, ter validatie van de conclusies uit het bureauonderzoek. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van het empirische onderzoek beschreven, waaronder het resultaat van de validatie van de conclusies uit het bureauonderzoek. Daarmee is in hoofdstuk 4 het antwoord op onderzoeksvraag 2 uitgewerkt. In hoofdstuk 5 is de algehele conclusie van het onderzoek beschreven. Tevens is in hoofdstuk 5 de discussie naar aanleiding van het onderzoek opgenomen, zoals welke beperkingen het onderzoek kent, wat de betekenis van het onderzoek is voor anderen en wat een nuttig vervolg is op dit onderzoek. In hoofdstuk 6 ten slotte is de evaluatie uiteengezet, waarin beschreven is welke afwijkende keuzes zijn gemaakt ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoeksontwerp en wat beter had gekund. 11 2. Theoretisch fundament In dit hoofdstuk wordt de theorie over projectmanagement gepresenteerd, die de aanzet heeft gevormd voor de verrijking van theorieën over management van een audit. In paragraaf 2.1 is de theorie opgenomen waarmee de vraag: ‘Wat zijn doelstellingen van auditmanagement?’ is beantwoord. In paragraaf 2.2 is de theorie opgenomen waarmee de vraag: ‘Welke elementen van projectmanagement zijn te onderkennen?’ is beantwoord. In paragraaf 2.3 is de theorie opgenomen waarmee de vraag: ‘Welke elementen dragen bij aan succesvol projectmanagement?’ is beantwoord. Ten slotte is in paragraaf 2.4 de theorie opgenomen waarmee de vraag: ‘Welke elementen zijn een aanvulling op auditmanagement?’ is beantwoord en zijn de, op basis van het bureauonderzoek, getrokken conclusies uiteengezet. Doelstellingen auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1a draagt bij aan realisatie Aanvulling op auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1d Bevatten Succesfactoren projectmanagement 2.1 Doelstellingen auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1c Bevatten Elementen van projectmanagement Onderzoeksvraag 1a ‘Wat zijn doelstellingen van auditmanagement?’ is gesteld, omdat het voor het onderkennen van elementen van projectmanagement, die bijdragen aan auditmanagement succes, van belang is te weten aan welke doelstellingen een bijdrage dient te worden geleverd. Voor het antwoord op de onderzoeksvraag is theorie van Otten e.a. (2011) gebruikt over de methodologisch verantwoorde inrichting van het ‘voortbrengingsproces’ van een audit. Daarnaast is theorie over projectmanagement succes gebruikt, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen project succes en project management succes. Volgens Otten e.a. (2011) dient een auditor voor de uitvoering van een audit een methodologisch verantwoord voortbrengingsproces te kiezen, dat waarborgt dat: het auditresultaat een significante bijdrage levert aan de kennisbehoefte van de opdrachtgever (het auditresultaat dient relevant te zijn); het auditresultaat deugdelijk (betrouwbaar en reproduceerbaar) is; en de audit efficiënt wordt uitgevoerd. Keuzes ten behoeve van een relevant auditresultaat zijn bijvoorbeeld: de keuze voor de inhoudelijke afbakening van de audit; De afbakening moet aansluiten bij de doelstelling van de audit: de juiste objecten en de juiste inhoudelijke aspecten dienen te worden onderzocht. de keuze voor het type audit. Het type audit moet aansluiten bij de doelstelling van de audit: een probleemsignalerende of een diagnostische audit dient te worden uitgevoerd. Keuzes ten behoeve van een deugdelijk auditresultaat zijn bijvoorbeeld: de keuze voor de auditstrategie; De auditstrategie (een breedtestrategie versus een dieptestrategie) moet aansluiten bij het type audit en moet leiden tot beantwoording van de onderzoeksvragen. de keuze voor de gegevensbronnen en de technieken waarmee ze worden ontsloten. Er dienen keuzes te worden gemaakt welke gegevensbronnen (personen, documenten, etc.) worden gebruikt en hoe die worden ontsloten, waarbij het vanuit oogpunt van betrouwbaarheid van belang is meerdere (soorten) bronnen te hanteren (bronnentriangulatie) en eventueel meerdere methoden van gegevensontsluiting te gebruiken (methodetriangulatie) en met verschillende auditors naar hetzelfde object te kijken (onderzoekerstriangulatie). Een keuze ten behoeve van een efficiënt verkregen auditresultaat is bijvoorbeeld de keuze voor het object van onderzoek. De afbakening van het object van onderzoek dient, gegeven de te realiseren auditdoelstelling, precies (dus niet te ruim) te zijn gekozen. Zoals in paragraaf 1.1 reeds beschreven, zijn er overeenkomsten tussen een project en een audit. Zowel een project als een audit dienen met de opdrachtgever overeengekomen resultaten op te leveren, die 12 Antwoord onderzoeksvraag 1b bijdragen aan realisatie van de doelstelling van de opdrachtgever. Er zijn verschillende definities voor een project. De omschrijving van een project volgens Bos e.a. (2010) verenigt elementen uit de verschillende, in de literatuur over projectmanagement terug te vinden, definities: Een project is een tijdelijk samenwerkingsverband bedoeld om concrete resultaten tot stand te brengen. De weg er naartoe is redelijk voorspelbaar en er zijn vooraf bindende afspraken over kwaliteit, opleverdatum en beschikbaar budget. Het uitvoeren van een audit past binnen deze omschrijving van een project; een audit is te beschouwen als een project van een bepaald type. Parallel daaraan is auditmanagement te beschouwen als een verbijzondering van projectmanagement. Bij het uitvoeren van audits kan daarom gebruik worden gemaakt van elementen van projectmanagement, om een succesvolle uitvoering van de audit te realiseren. In dit onderzoek wordt de succesvolle uitvoering van de audit beschouwd. Er wordt daarmee niet naar het succes van een audit (de effectiviteit van een audit) gekeken. In de literatuur over projectmanagement is dit onderscheid door Cooke-Davies (2002) en Baccarini (1999) als volgt gemaakt: Project succes (volgens Baccarini (1999): product succes) is gerelateerd aan het behalen van de organisatiedoelstellingen met de ‘outcome’ (het effect van de resultaten) van het project. Projectmanagement succes is gerelateerd aan het behalen van de projectmanagement doelstellingen tijd, kosten, kwaliteit of andere voor het projectmanagement gestelde doelen. Met andere woorden: project succes gaat over het product van het project en projectmanagement succes gaat over de uitvoering van het project. Zoals eerder gesteld is een audit te beschouwen als een verbijzondering van een project. Auditmanagement succes is daarmee gerelateerd aan de uitvoering van een audit en gaat over het behalen van de auditmanagement doelstellingen tijd, kosten, kwaliteit of andere voor het auditmanagement gestelde doelen. Het antwoord op onderzoeksvraag 1a: ‘Wat zijn de doelstellingen van auditmanagement?’ luidt op basis van de onderzochte literatuur over de doelstellingen van een methodologisch verantwoorde auditbenadering volgens Otten e.a. (2011) en de doelstellingen van projectmanagement als volgt: Het (1) tijdig en (2) op efficiënte wijze opleveren van (3) een relevant en deugdelijk (betrouwbaar en reproduceerbaar) auditresultaat. Met ‘tijdig’ wordt bedoeld: de datum van oplevering blijft binnen de gestelde norm (de overeengekomen deadline). Onder ‘relevant’ wordt verstaan: het auditresultaat levert een significante bijdrage aan de kennisbehoefte van de opdrachtgever. De auditmanagement doelstellingen (1), (2) en (3) komen overeen met de bekende projectmanagement doelstellingen van tijd, geld en kwaliteit. 13 Doelstellingen auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1a draagt bij aan realisatie Aanvulling op auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1d Bevatten Succesfactoren projectmanagement Bevatten 2.2 Elementen van projectmanagement Elementen van projectmanagement Onderzoeksvraag 1b ‘Welke elementen van projectmanagement zijn te onderkennen?’ is gesteld, om inzicht te krijgen in het totale spectrum van elementen van projectmanagement. Het antwoord op deze vraag is een overzicht van de afzonderlijke elementen (‘ingrediënten’) van projectmanagement. In de literatuur over projectmanagement is een grote verscheidenheid aan (indelingen van) elementen van projectmanagement te vinden. Hieronder volgen enkele indelingen van elementen van projectmanagement, die vervolgens kort zijn uiteengezet: het framework van de vereniging van projectmanagers PMI (Project Management Institute, Verenigde Staten); het framework van de vereniging van projectmanagers APM (Association for Project Management, Verenigd Koninkrijk); de indeling volgens projectmanagementmethode PRINCE2; de indeling volgens projectmanagementmethode Projectmatig creëren; de indeling volgens Forsberg e.a. (2005). De negen elementen van projectmanagement van het framework van PMI zijn volgens Morris e.a. (2006): 1) Project Integration Management 2) Project Cost Management 3) Project Communications Management 4) Project Scope Management 5) Project Quality Management 6) Project Risk Management 7) Project Time Management 8) Project Human Resource Management 9) Project Procurement Management Zie ook figuur 3: Project Integration Management Project Scope Management Project Time Management Project Cost Management Project Quality Management Project Human Resource Management Project Plan Development Project Plan Execution Overall Change Control Resource Management Cost Estimating Cost Budgeting Cost Control Project Communications Management Communications Planning Information Distribution Performance Reporting Administrative Closure Initiation Scope Planning Scope Definition Scope Verification Scope Change Control Quality Management Quality Assurance Quality Control Project Risk Management Risk Identification Risk Quantification Risk Response Development Risk Response Control Antwoord onderzoeksvraag 1c Activity Definition Activity Sequencing Activity Duration Estimating Schedule Development Schedule Control Organizational Planning Staff Acquisition Team Development Project Procurement Management Procurement Planning Solicitation Planning Solicitation Source Selection Contract Administration Contract Close-out Figuur 3. PMBOK® Guide 14 Antwoord onderzoeksvraag 1b De zeven elementen van projectmanagement van het framework van de APM zijn volgens Morris e.a. (2006): 1) Projectmanagement in context 2) Planning the strategy 3) Executing the strategy 4) Techniques 5) Business and commercial 6) Organisation and governance 7) People and the profession Zie ook figuur 4: Project Management in context Project Management Programme Management Portfolio Management Project Context Project Sponsorship Project Office Planning the Strategy Project Success Criteria and Benefits Management Stakeholder Management Value Management Project Management Plan Risk Management Quality Management Health, Safety & Environment Executing the Strategy Organisation & Governance Business & Commercial Organisation & Governance People & the profession Scope Management Scheduling Resource Management Budgeting & Cost Management Change Control Earned Value Management Information Management and reporting Issue Management Requirements Management Development Management Estimating Technology Management Value Engineering Modelling & Testing Configuration Management Business Case Marketing & Sales Financial Management Procurement Legal Awareness Project Life Cycles Concept Definition Implementation Hand-over and Close-out Project Reviews Organisation Structure Organisational Roles Methods and procedures Governance Communication Teamwork Leadership Conflict Management Negotiation Human Resource Management Behavioural Characteristics Learning & Development Professionalism & Ethics Figuur 4. Framework van de APM De elementen van de projectmanagementmethode PRINCE2 bestaan volgens Moussault e.a. (2011) uit zeven thema’s en zeven processen. De zeven thema’s zijn: 1) Businesscase 2) Organisatie 3) Kwaliteit 4) Plannen 5) Risico 6) Wijziging 7) Voortgang De zeven processen bevatten de activiteiten die nodig zijn voor het succesvol sturen, managen en opleveren van een project: 1) Opstarten van een project; 2) Sturen van een project; 3) Initiëren van een project; 4) Beheersen van een fase; 5) Managen productoplevering; 6) Managen faseovergangen; 7) Afsluiten van een project. Bos e.a. (2005) beschrijven de elementen van projectmanagement volgens de projectmanagementmethode Projectmatig creëren. De elementen zijn ingedeeld in de vier creatiekrachten: vormkracht, samenwerkingskracht, persoonlijke kracht en voedingskracht. In willekeurige volgorde een aantal voorbeelden van elementen volgens Projectmatig creëren: projectcontract, projectstructuur, projectbeheersing, projectplanning, communicatie, projectleider, projectteam en risicomanagement. 15 Forsberg e.a. (2005) beschrijven vijf essentiële elementen van projectmanagement: 1) Organizational commitment Het beschikbaar stellen van mensen, middelen en autoriteit aan het project om de taken te kunnen uitvoeren. 2) Communication De interactie tussen leden van het team. 3) Teamwork Samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken, waarbij afhankelijkheid tussen de leden van het team, vertrouwen, een gemeenschappelijke gedragscode en een gedeelde beloning van belang zijn. 4) Project cycle Projectfasering. 5) Management elements Elementen van formele beheersing, bijvoorbeeld: planning en control, requirementsmanagement, risicomanagement en corrigerende acties. Voor de hiervoor beschreven indelingen van elementen van projectmanagement geldt dat de elementen allen kunnen worden ingedeeld in de indeling van elementen van het ‘PMvergelijkingsmodel’ van Moussault e.a. (2011). Moussault e.a. (2011) hebben het PM-vergelijkingsmodel ontwikkeld en gebruikt om tien bekende projectmanagementmethoden (waaronder het framework van het PMI (PMBOK), PRINCE2, Scrum, Projectmatig creëren en Atern) te vergelijken. Het PMvergelijkingsmodel beschouwt zowel de technische, als gedrags- en omgevingsaspecten en vormt daarmee een complete indeling voor elementen van projectmanagement. Voor het antwoord op de vraag: ‘Welke elementen van projectmanagement zijn te onderkennen?’ is daarom het door Moussault e.a. (2011) beschreven ‘PM-vergelijkingsmodel’ gehanteerd. Het antwoord op onderzoeksvraag 1b: ‘Welke elementen van projectmanagement zijn te onderkennen?’ luidt op basis van het PM-vergelijkingsmodel als volgt: PM-vergelijkingsmodel Technische elementen Gedragselementen Omgevingselementen Besturing (besluitvorming, fasering, preproject, postproject, onderdeel groter verband) Doel en resultaat (doel, resultaat, scope, eis) Plannen (tijd, geld, kwaliteit, organisatie) Meten en Bewaken (tijd, geld, kwaliteit, organisatie) Risico (risicoanalyse, risicomanagement) Communicatie intern (informatievoorziening, interne communicatie) Leiderschap (leiderschapsstijlen, conflict hanteren, onderhandelen, creativiteit) Team (teamanalyse, teammanagement) Contextanalyse (actorenanalyse, factorenanalyse) Contextmanagement (externe communicatie, netwerkbeïnvloeding, dynamiek project-lijn, cultuurmanagement) Tabel 1: Elementen van projectmanagement 16 Doelstellingen auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1a draagt bij aan realisatie Aanvulling op auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1d Bevatten Succesfactoren projectmanagement 2.3 Elementen die bijdragen aan projectmanagement succes Elementen van projectmanagement Onderzoeksvraag 1c ‘Welke elementen dragen bij aan succesvol projectmanagement?’ is gesteld, om inzicht te krijgen in elementen van projectmanagement, die (bovengemiddeld) bijdragen aan projectmanagement succes. Dit zijn dan elementen, die eventueel een plek hebben of moeten krijgen binnen auditmanagement. Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar projectmanagement succes. Uit de verschillende onderzoeken komen verschillende factoren voor projectmanagement succes naar voren. In onderstaande tabellen zijn voorbeelden weergegeven van in diverse onderzoeken onderkende succesfactoren. Overgenomen van Turner e.a. (2005): Succes Factor Beschrijving 1. Project Mission 2. Top Management Support 3. Schedule and Plans 4. Client Consultation 5. Personnel 6. Technical Tasks 7. Client Acceptance 8. Monitoring and Feedback 9. Communication 10. Troubleshooting Antwoord onderzoeksvraag 1c Bevatten Clearly defined goals and direction Resources, authority and power for implementation Detailed specification of implementation Communication with and consultation of all stakeholders Recruitment, selection and training of competent personnel Ability of the required technology and expertise Selling of the final product to the end users Timely and comprehensive control Provision of timely data to key players Ability to handle unexpected problems Tabel 2: Succesfactoren volgens Pinto en Slevin Overgenomen van Cooke-Davies (2002): Succes Factor 1. Adequacy of company-wide education on the concepts of risk management. 2. Maturity of an organisation’s processes for assigning ownership of risks. 3. Adequacy with which a visible risk register is maintained. 4. Adequacy of an up-to-date risk management plan. 5. Adequacy of documentation of organisational responsibilities on the project. 6. Keep project (or project stage duration) as far below 3 years as possible (1 year is better). 7. Allow changes to scope only through a mature scope change control process. 8. Maintain the integrity of the performance measurement baseline. Tabel 3: Succesfactoren volgens Cooke-Davies Cooke-Davies (2002) eindigt zijn betoog met: “It may appear curious that none of these … critical success factors is directly concerned with ‘‘human factors’’, although it is fast becoming accepted wisdom that it is people who deliver projects, not processes and systems. As said in the title of his paper, ‘‘When it comes to project management, it’s the people that count.’’”. Of, zoals Thamhain (2004) het verwoordt: “Not too long ago, project managers could ensure successful integration of their projects by focusing on properly defining the work, timing and resources, and by following established procedures for project tracking and control. Today, these factors are still crucial. However, they have become threshold competencies, critically important, but unlikely to guarantee by themselves project success.” Vervolgens beschrijft Thamhain, dat het projectteam en team leadership van belang zijn. 17 Antwoord onderzoeksvraag 1b Naast de genoemde voorbeelden van succesfactoren, stellen Turner e.a. (2005), Müller e.a. (2007 en 2010) dat de competenties en de leiderschapstijl van de projectmanager succesfactoren zijn. Uit de bestudeerde literatuur over projectmanagement, onder andere Söderlund (2004), Turner e.a. (2005), Scott-Young e.a. (2008), komt naar voren dat er nog veel te onderzoeken valt op het gebied van projectmanagement succes. Tevens blijkt dat er geen onderscheid is te maken naar succesfactoren, die algemeen geldend het meeste bijdragen aan projectmanagement succes en dat er niet één algemeen geldend optimaal samenstel van succesfactoren is. Volgens Koster e.a. (1997) geldt: “Er is geen 'one best way' om complexe veranderingstrajecten te besturen, geen standaardrecept voor succes (Bertsch & Williams, 1994; Carnall, 1995; De Leeuw, 1994). De vorm van de veranderorganisatie moet worden bepaald in afhankelijkheid van contingenties, van condities waarbinnen die vorm moet functioneren. Bovendien wordt er niet van uitgegaan dat bij bepaalde condities slechts één optimale vorm bestaat. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Deze wegen bestaan in de regel uit een patroon of mix van maatregelen, die tezamen de vorm en regime van de veranderorganisatie bepalen. Daar de effectiviteit waarschijnlijk sterker wordt bepaald door de gehele configuratie dan door enige individuele component dan ook, kan de invloed van individuele componenten alleen worden begrepen door naar het totale patroon te kijken (Khandwalla, 1977).” Koster e.a. (1997) en Babeliowsky e.a. (2009) benadrukken dat een balans in de factoren van belang is. Koster heeft een model ontwikkeld – de Balanced Change Card (hierna: BCC) – waarin tot uitdrukking komt, dat naast de formele beheersing van projecten ook de meer informele aspecten van belang zijn voor projectmanagement succes. De BCC is een model voor het vormgeven en beoordelen van (tijdelijke) organisaties, waaronder projecten. Dit model gaat ervan uit dat er een balans moet zijn tussen (1) een interne en externe focus en (2) tussen beheersing en flexibiliteit, waarbij geldt dat de balans wordt beïnvloed door onder andere: het type verandering/project en de fase in de verandering/het project. Als (1) en (2) worden gecombineerd, ontstaat een matrix met vier perspectieven: Flexibiliteit Team Interne focus Verandermanagement Regels Doelgerichtheid Externe focus Beheersing Figuur 5. Balanced Change Card Niet alleen de BCC gaat uit van een balans in elementen van projectmanagement voor het realiseren van project succes. De projectmanagementmethode ‘Projectmatig creëren’ bijvoorbeeld stelt dat voor projectmanagement succes rekening moet worden gehouden met de vier aspecten: structuur, samenwerking, leiderschap en omgeving, en de relaties daartussen (Bos 2010). 18 Uit voorgaande blijkt dat onderzoeksvraag 1c: ‘Welke elementen dragen bij aan succesvol projectmanagement?’ niet eenduidig kan worden beantwoord. Verschillende onderzoeken hebben verschillende elementen (succesfactoren) aan het licht gebracht. Bovendien blijkt dat er nog veel te onderzoeken is op het gebied van projectmanagement succes. Wel kan worden gesteld, dat naast de formele beheersing van projecten (regels, procedures, methodes en tools) ook de meer informele aspecten (team, leiderschap) van belang zijn voor projectmanagement succes. Het antwoord op de onderzoeksvraag luidt daarom als volgt: Er is geen onderscheid te maken in elementen van projectmanagement die algemeen geldend het meeste bijdragen aan projectmanagement succes en er is geen algemeen geldend optimaal samenstel van elementen van projectmanagement. Van project tot project en van fase tot fase binnen een project dient te worden bekeken welk uitgebalanceerd samenstel van elementen van projectmanagement wordt ingezet. 19 Doelstellingen auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1a draagt bij aan realisatie Aanvulling op auditmanagement Antwoord onderzoeksvraag 1d Bevatten Succesfactoren projectmanagement 2.4 Elementen die auditmanagement verrijken Antwoord onderzoeksvraag 1c Bevatten Elementen van projectmanagement Zoals in paraaf 2.1 is beschreven, is een audit te beschouwen als een verbijzondering van een project en is auditmanagement te beschouwen als een verbijzondering van projectmanagement. In paragraaf 2.2 is het totale spectrum van elementen van projectmanagement beschreven. In paragraaf 2.3 is aangegeven dat er in deze elementen van projectmanagement geen onderscheid te maken is in elementen die algemeen geldend het meeste bijdragen aan projectmanagement succes en dat er geen algemeen geldend optimaal samenstel van elementen van projectmanagement is. Wel kan worden gesteld, dat naast de formele beheersing van projecten ook de meer informele aspecten van belang zijn voor projectmanagement succes. Het gaat om het samenstel van maatregelen, waarbij van project tot project en van fase tot fase binnen een project dient te worden bekeken welk uitgebalanceerd samenstel van elementen van projectmanagement wordt ingezet. In deze paragraaf wordt het antwoord gegeven op onderzoeksvraag 1d: ‘Welke elementen van projectmanagement zijn een aanvulling op auditmanagement?’. Hiervoor is gebruik gemaakt van de BCC van Koster e.a. (1997). De BCC geeft inzicht in de balans tussen een interne en externe focus, en tussen beheersing en flexibiliteit. Dit is van belang, omdat een uitgebalanceerd samenstel van maatregelen bijdraagt aan auditmanagement succes. Als eerste is onderzocht welke perspectieven van de BCC voor audits relevant zijn. Vervolgens is onderzocht in welke mate de relevante perspectieven worden ingevuld door theorie over auditmanagement. Daarmee is inzicht verkregen in de ‘witte vlekken’, die kunnen worden ingevuld met elementen van projectmanagement. Op basis van projectmanagementliteratuur over de elementen, die een invulling vormen van de ‘witte vlekken’, is een aanzet voor de verrijking van auditmanagement uitgewerkt in de paragrafen 2.4.1 tot en met 2.4.4. De elementen van projectmanagement zijn geanalyseerd vanuit een optiek van audituitvoering en waar nodig specifiek gemaakt voor de uitvoering van audits. Ten slotte zijn de op basis van het bureauonderzoek getrokken conclusies beschreven. De BCC bestaat uit de vier perspectieven: 1) Human Relations; Dit perspectief gaat over de interne flexibiliteit van het project. Koster e.a. (1997) stelt dat het project maatregelen dient te treffen, om mensen bij elkaar te brengen in een projectteam en tot een harmonieus geheel te vormen. Babeliowsky e.a. (2009) stelt dat een project zonder goede sfeer, een hechte samenwerking en een goede kwalitatieve samenstelling niet echt succesvol kan zijn. 2) Open Systeem; Dit perspectief gaat over de externe flexibiliteit van het project. Koster e.a. (1997) stelt dat het project tijdige aanpassing aan veranderbehoeften en –prioriteiten van belanghebbenden dient te realiseren. Volgens Babeliowsky e.a. (2009) is het hierbij van belang dat vanuit het project steeds goed in de gaten wordt gehouden of de uitgangspunten waarop het project van start is gegaan nog geldig zijn. Het project moet in staat zijn om flexibel om te gaan met een zich wijzigende omgeving. 3) Rationele doelen; Dit perspectief betreft de extern gerichte beheersing. Koster e.a. (1997) stelt dat een project dusdanig dient te worden ingericht dat met een minimum aan middelen een optimaal resultaat wordt bereikt. Om prestatie- en resultaatgericht gedrag te bevorderen dienen maatregelen te worden getroffen als het specificeren en kwantificeren van doelstellingen en resultaten, het opsplitsen en faseren van activiteiten en het vaststellen van heldere mijlpalen. 4) Interne processen. Dit perspectief betreft de intern gerichte beheersing en kan worden gezien als het perspectief van de regels en procedures. Koster e.a. (1997) stelt dat een project dusdanig dient te worden vormgegeven dat er een zekere stabiliteit ontstaat. Een gevoel van zekerheid en beheersing 20 Antwoord onderzoeksvraag 1b kan worden bereikt door maatregelen als het omschrijven van verantwoordelijkheden, het formaliseren en standaardiseren van overleg- en besluitvormingsprocessen, en het documenteren en beoordelen van het projectverloop. Het perspectief ‘open systeem’ (externe flexibiliteit) is relevant vanuit het perspectief van een lopend project met mogelijk ontwikkelingen in de projectcontext, die ertoe leiden dat de bij de start van het project gedefinieerde uitgangspunten wijzigen. Audits kennen echter een relatief korte doorlooptijd (volgens IIA (2009) gemiddeld 60 dagen) en bij de start van een audit gedefinieerde uitgangspunten, op basis waarvan de audit is ontworpen, wijzigen over het algemeen niet tijdens de audit. Met andere woorden: de vraag van de opdrachtgever en het object van onderzoek zijn stabiel gedurende de audit. Bij een audit kan daarom het ontwerp (waaronder een beschrijving van het object van onderzoek en de auditoptiek) vooraf volledig worden opgesteld, waarbij in het ontwerp al rekening is gehouden met in de contextanalyse onderkende ontwikkelingen. 3 Voor de uitvoering van de audit past deze watervalmethode prima. Het perspectief open systeem is bij audits daarom minder relevant en wordt verder buiten beschouwing gelaten. Dit betekent overigens niet dat tijdens een audit niet op relevante ontwikkelingen in de auditcontext hoeft te worden gelet! Er zijn namelijk wel degelijk ontwikkelingen in de omgeving die gevolgen hebben voor lopende audits en/of voor de portfolio van ingeplande audits. Denk bijvoorbeeld aan een lopende projectaudit op een project dat door ontwikkelingen in de politiek wordt stopgezet. Het is dan niet zozeer de vraag hoe binnen de audit flexibel moet worden omgegaan met veranderingen in de omgeving; het is de vraag of een audit zoals deze oorspronkelijk was ontworpen nog wel moet worden doorgezet. Relevante ontwikkelingen kunnen worden opgepikt door bijvoorbeeld in gesprek te blijven met de opdrachtgever en/of auditee. Het perspectief ‘rationele doelen’ (extern gerichte beheersing) wordt ingevuld met literatuur over auditing. Otten e.a. (2011) presenteren een auditframework dat dient bij te dragen aan een op efficiënte wijze verkregen deugdelijk en relevant auditresultaat. Het auditframework geeft invulling aan het perspectief met elementen als het uitvoeren van een contextanalyse, het definiëren van de auditdoelstelling, het definiëren van de auditresultaten die dienen bij te dragen aan realisatie van de auditdoelstelling, het definiëren van de manier waarop de resultaten dienen te worden verkregen (auditstrategie), risicomanagement en planning. De vastlegging van het doel van een audit, het op te leveren resultaat en de manier waarop het resultaat dient te worden verkregen, vormt het auditontwerp. Het perspectief ‘interne processen’ (intern gerichte beheersing) wordt ingevuld met audithandboeken waarin (uitvoerig) is beschreven welke stappen in het auditproces dienen te worden doorlopen en met uitvoeringsnormen waar internal audit afdelingen zich aan willen conformeren (bijvoorbeeld de IIA Standards). De uitvoeringsnormen gaan bijvoorbeeld in op de wijze waarop de kwaliteit van auditresultaten dient te worden gewaarborgd en op de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bij de audit betrokken medewerkers. Volgens IIA (2009) scoren internal audit afdelingen 90% op: ‘Audits are performed in accordance with established audit methodologies and working practices’. Het perspectief ‘human relations’ (interne flexibiliteit) wordt niet (of nauwelijks) ingevuld met literatuur over auditmanagement, maar is wel relevant. Bij een audit wordt immers binnen een auditteam samengewerkt om resultaten op te leveren. Dit leidt in de beantwoording van onderzoeksvraag 1d tot het volgende belangrijk inzicht: Het perspectief human relations vormt een aanvulling op auditmanagement. Volgens het PMvergelijkingsmodel zijn elementen van projectmanagement binnen dit perspectief: leiderschap van de projectmanager en team. 3 Een watervalmethode is een ontwikkelmethode waarbij in de uitvoering verschillende fasen worden onderkend, die achtereenvolgend (dus niet iteratief) worden uitgevoerd. 21 De volgende figuur geeft een overzicht van de BCC-perspectieven met daarin de onderkende elementen van auditmanagement: Flexibiliteit Interne focus Human Relations Perspectief Open Systeem Perspectief Team Leiderschap Communicatie (extern) Interne Processen Perspectief Rationele Doelen Perspectief Meten en bewaken Communicatie (intern) Uitvoeringsnormen/-richtlijnen Auditmethodologie/-ontwerp Externe focus Beheersing Figuur 6. Balanced Change Card en elementen van auditmanagement Uit het bureauonderzoek bleek dat er weinig literatuur is over de invloed van de projectmanager (leiderschap van de projectmanager) en het projectteam op projectmanagement succes. Het model van Scott-Young e.a. (2008) over team gerelateerde factoren, dat in dit onderzoek is gebruikt om de elementen leiderschap van de projectmanager en team verder uit te werken, vormde daarop een uitzondering. Hieronder volgen een bevestiging en een verklaring daarvan uit bestudeerde literatuur over projectmanagement. Turner e.a. (2005), Scott-Young e.a. (2008), Müller e.a. (2010) beschrijven dat de invloed van de projectmanager en zijn of haar leiderschap op projectmanagement succes niet te ontkennen is, en dat daar nog veel onderzoek naar te doen is. Tevens beschrijven ze dat leiderschap in de ‘algemene management’ literatuur en literatuur vanuit de sociale wetenschappen al wel veel aandacht heeft genoten. Wat voor de invloed van de projectmanager en zijn of haar leiderschap op projectmanagement succes geldt, geldt ook voor de invloed van het projectteam op projectmanagement succes. Projectmanagement als vakgebied kan daarmee leren van de sociale wetenschappen. Volgens Söderlund (2004) worden projecten over het algemeen nog gezien als tools en project management als een set van modellen en technieken voor de planning en control van complexe uitdagingen. Deze zienswijze kan worden verklaard vanuit de historische ontwikkeling van projectmanagementmethoden. Volgens Moussault e.a. (2011) zijn projectmanagementmethoden voortgekomen uit de bouw, defensie- en ruimtevaartindustrie en hebben ze zich verder ontwikkeld in twee hoofdstromen: één in de industriële en later ook overheidsomgeving en de ander in de ICT(systeemontwikkeling). De projectmanagementmethoden in die tijd (tot de jaren negentig) kenmerkten zich door wat Caluwé (1998) blauwdrukdenken noemt. De weg en de uitkomst zijn min of meer onafhankelijk van mensen. Beheersen (managen, plannen en voortgang bewaken) van de verandering wordt mogelijk geacht. Het management kan de verandering afdwingen en de verandering effectueren. Er lag daarbij veel nadruk op het van tevoren beschrijven van de specificaties van het resultaat. Volgens Moussault e.a. (2011) kwam pas in de jaren tachtig van de twintigste eeuw een groeiende belangstelling voor de menselijke aspecten bij projectmanagement. Menselijke interacties en de persoonlijkheid van de projectmanager werden gezien als belangrijke factor voor projectmanagement succes. Het duurde echter tot in de jaren negentig voor deze menselijke aspecten ook in een projectmanagementmethode werden toegepast. Eén van deze methoden waarin de menselijke aspecten zijn toegepast is: ‘Projectmatig creëren’. 22 Scott-Young e.a. (2008) hebben een conceptueel model ontwikkeld en gevalideerd van team gerelateerde factoren (elementen) die invloed hebben op projectmanagement succes. Als onderdeel van de team gerelateerde factoren is de dimensie team leiderschap (leiderschap van de projectmanager) in het model opgenomen. Het model vormt daarmee een complete kapstok voor de (succes)factoren binnen leiderschap en team en is daarom gebruikt om een model te construeren voor leiderschap en team gerelateerde factoren die invloed hebben op auditmanagement succes. Het model van Scott-Young e.a. kent de volgende vier dimensies, die van invloed zijn op projectmanagement succes: 1) Organisatie context; 2) Team design; 3) Team leiderschap; 4) Team processen; Van de door Scott-Young e.a. binnen de vier dimensies onderkende succesfactoren is onderzocht welke factoren voor auditmanagement succes van belang zijn en welke niet. Tevens is onderzocht welke succesfactoren konden worden toegevoegd. Dit heeft geresulteerd in het volgende model: Organisatie context -Heldere doelen -Senior management support Team design -Teamsamenstelling -Middelen voor communicatie Team leiderschap -Transformational leadership Auditmanagement succes -Tijd -Geld -Kwaliteit Team processen -Problem solving -Efficacy/potency Figuur 7. Teamgerelateerde succesfactoren De onderkende succesfactoren vormen een niet-limitatieve lijst; er zijn andere succesfactoren binnen de dimensies te onderkennen. Zoals in paragraaf 2.3 aangegeven, bestaat er niet één algemeen geldend optimaal samenstel van succesfactoren. In de volgende paragrafen zijn de dimensies verder uitgewerkt, zijn de keuzen voor de succesfactoren onderbouwd en zijn de, op basis van het bureauonderzoek getrokken, conclusies beschreven. 2.4.1 Organisatie context Volgens Scott-Young e.a. (2008) is ‘organisatie context’ de voor het team externe en voor de organisatie interne omgeving. Organisatie context heeft impact op team performance; volgens Scott-Young e.a. (2008) is het zelfs effectiever om de ideale condities te creëren om teams efficiënt te kunnen laten werken, dan te proberen de interne team processen en gedragingen te managen. Scott-Young e.a. (2008) hebben twee succesfactoren binnen ‘organisatie context’ gedefinieerd: 1) Heldere doelen; Heldere doelen zijn van belang voor het creëren van gedeelde en gedragen doelstellingen binnen het team. Heldere binnen het team gedeelde doelen, die in lijn zijn met de missie van de organisatie verbeteren de teamperformance. De gedeelde doelen dragen namelijk bij aan samenwerking, omdat ze alleen kunnen worden bereikt door collaboratie. Daarnaast heeft het stellen van doelstellingen voor het project, door senior management in samenwerking met het projectteam, een positief effect op projectmanagement succes. De succesfactor ‘heldere 23 doelen’ wordt in dit onderzoek ook voor de uitvoering van audits relevant geacht. Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Conclusie 1a. Het subelement ‘heldere doelen voor de audit’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. Deze stellingen zijn grotendeels overgenomen van Scott-Young e.a. (2008) en opgenomen in bijlage 1. 2) Senior management support. Senior management support kan worden gedefinieerd als de bereidheid van het (top) management om het team van de benodigde resources en autoriteit/macht te voorzien. Senior management support draagt volgens Scott-Young e.a. (2008) bij aan projectmanagement succes door ‘political backing’ en door de resource management systemen (financiële, human en technologische resources) af te stemmen op de behoeften van het project. De succesfactor ‘senior management support’ wordt ook voor de uitvoering van audits relevant geacht. Onder senior management wordt dan niet alleen de opdrachtgever verstaan, maar ook de ‘Chief Audit Executive’ (hoofd internal audit). Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Conclusie 1b. Het subelement ‘senior management support’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. Deze stellingen zijn grotendeels overgenomen van Scott-Young e.a. (2008) en opgenomen in bijlage 1. 2.4.2 Team design Team design is de manier waarop projectmedewerkers worden ingedeeld om het projectwerk af te ronden. Scott-Young e.a. (2008) hebben zeven succesfactoren binnen ‘team design’ gedefinieerd: 1) Crossfunctionele integratie; Crossfunctionele integratie gaat over het in een team samenbrengen van medewerkers uit verschillende functionele afdelingen binnen de organisatie. Hiervan is bij het samenstellen van een auditteam meestal geen sprake; over het algemeen worden verschillende medewerkers van dezelfde internal audit afdeling samengevoegd tot een team. Als medewerkers van buiten de auditafdeling worden ingeschakeld, dan worden ze over het algemeen geen onderdeel van het auditteam; ze worden bijvoorbeeld door het auditteam geraadpleegd bij het realiseren van een auditdeliverable, of om een akkoord gevraagd op een auditdeliverable. Deze succesfactor voor projectmanagement is daarom niet in het model voor auditmanagement succes overgenomen. 2) Autonome projectteam structuur; Autonome projectteam structuur gaat over de aansturing van het team, door alleen de projectleider. Er is dus geen formele input of betrokkenheid van de functionele manager. Het team werkt autonoom en buiten de normale grenzen en ‘chains of command’ van de organisatie. Voor grote en complexe projecten geldt dat een autonome projectteam structuur kan bijdragen aan projectmanagement succes. Een audit is over het algemeen niet te kwalificeren als een groot en complex project. Bovendien wordt bij audits niet buiten de normale grenzen en ‘chains of command’ van de organisatie om gewerkt; een internal auditafdeling is over het algemeen juist georganiseerd om de internal audit medewerkers in audits te laten werken. Deze succesfactor voor projectmanagement is daarom niet in het model voor auditmanagement succes overgenomen. 3) Team ervaring; De ervaring van teamleden heeft invloed op projectmanagement succes. Selectie van meer ervaren en goed geïnformeerde medewerkers voor het team kan bijdragen aan projectmanagement succes. De succesfactor ‘team ervaring’ wordt in dit onderzoek ook voor de uitvoering van audits relevant geacht. De succesfactor ‘team ervaring’ is in dit onderzoek 24 bovendien uitgebreid met teamdeskundigheid en -vaardigheden. Volgens Brittain White e.a. (1986), Thamhain (2004) en Bos e.a. (2005) zijn voor de verschillende taken binnen het project verschillende kennis en vaardigheden benodigd. Kennisdiversiteit draagt volgens Liang e.a. (2007) bij aan projectmanagement succes. Het team dient dusdanig te zijn samengesteld, dat de leden van het team voor de uit te voeren werkzaamheden beschikken over de juiste ervaring, deskundigheid (inhoudelijke kennis) en vaardigheden. In de samenstelling van het team is samenstelling op basis van persoonlijke voorkeuren/karakteristieken niet als succesfactor toegevoegd. Stewart (2006) geeft aan: “… forming teams based on heterogeneity of member characteristics is not as important as choosing team members with high ability, expertise, and desirable personality traits.”. Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Conclusie 2a. Het subelement ‘teamsamenstelling’ met ervaring, deskundigheid en vaardigheden draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. Deze stellingen zijn opgenomen in bijlage 1. 4) Team continuïteit; Team continuïteit gaat over de stabiele deelname van de leden van het team. Team continuïteit wordt in dit onderzoek van belang geacht voor projectmanagement succes, echter in de categorie ‘basishygiëne’. Het (veelvuldig) wisselen van leden van het team kan een negatieve invloed hebben op projectmanagement succes. In bepaalde gevallen kan het echter juist zeer gewenst zijn om een (contraproductief) lid uit het team te zetten, of kan het efficiënt zijn om een teamlid dat zijn bijdrage aan de audit heeft geleverd decharge te verlenen. De factor ‘team continuïteit’, zoals uiteengezet door Scott-Young e.a. (2008), is voor auditmanagement succes te weinig onderscheidend en daarom niet in het model voor auditmanagement succes overgenomen. 5) Co-locatie; Co-locatie wordt door Scott-Young e.a. (2008) als succesfactor beschouwd. Co-locatie zou communicatie binnen het team bevorderen door de nabijheid van de teamleden te vergroten. Praktisch gezien gaat co-locatie over een ruimte speciaal voor het team. 6) Virtueel kantoor gebruik; Virtueel kantoor gebruik is van belang bij teams waarvan de leden geografisch verspreid zijn. Uit literatuuronderzoek van Scott-Young e.a. (2008) blijkt dat fysieke nabijheid voor geografisch verspreide teams niet essentieel is als het team op ‘virtuele’ wijze kan samenkomen (middels technologie en communicatiesystemen). 7) Kantoor ontworpen voor communicatie. Scott-Young e.a. (2008) hebben in hun onderzoek aangetoond, dat een kantoor dat speciaal is ingericht om communicatie te faciliteren, bijdraagt aan projectmanagement succes. De factoren ‘5’, ‘6’ en ‘7’ gaan over locatie en middelen die bijdragen aan effectieve communicatie binnen het team. Voor audits is naast effectieve communicatie binnen het team, communicatie met de auditee van belang. In dit onderzoek zijn de factoren ‘5’, ‘6’ en ‘7’ daarom samengevoegd tot: het team beschikt over de locatie en middelen die communicatie binnen het team en met de auditee ondersteunen. Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Conclusie 2b. Het subelement ‘locatie en middelen die communicatie binnen het team en met de auditee ondersteunen’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. Deze stellingen zijn opgenomen in bijlage 1. 2.4.3 Team leiderschap Team leiderschap gaat over de manier waarop de projectmedewerkers worden aangestuurd. ScottYoung e.a. (2008) hebben twee succesfactoren binnen ‘team leiderschap’ gedefinieerd: 1) Projectmanager continuïteit; 25 Voor projectmanager continuïteit geldt hetzelfde als voor team continuïteit (zie paragraaf 2.4.2): projectmanager continuïteit wordt in dit onderzoek van belang geacht voor projectmanagement succes, echter in de categorie ‘basishygiëne’. Het (veelvuldig) wisselen van leden van het team (waaronder de projectmanager) kan een negatieve invloed hebben op projectmanagement succes. In bepaalde gevallen kan het echter juist zeer gewenst zijn om een (contraproductief) lid uit het team te zetten. De factor ‘projectmanager continuïteit’, zoals uiteengezet door Scott-Young e.a. (2008), is voor auditmanagement succes te weinig onderscheidend en daarom niet in het model voor auditmanagement succes overgenomen. 2) Projectmanager prikkels. Scott-Young e.a. (2008) zien het stimuleren van de als projectleider te behalen doelstellingen als factor voor projectmanagement succes. Uit onderzoek van Thamhain (2004) blijkt echter dat salarisverhogingen en bonussen weinig bijdragen aan projectteam performance. Bovendien kan het in de auditpraktijk voorkomen, dat een auditor met de rol van projectmanager bij meerdere audits in verschillende rollen betrokken is; hij/zij is niet dedicated opgesteld voor één audit in de rol van projectmanager. Het stimuleren van de als projectmanager te behalen doelen zou dan disfunctioneel gedrag voor de andere te vervullen rollen kunnen veroorzaken. De factor ‘projectmanager prikkels’, zoals uiteengezet door Scott-Young e.a. (2008), is daarom niet in het model voor auditmanagement succes overgenomen. Volgens Scott-Young e.a. (2008) is team leiderschap nog onderbelicht in onderzoek naar projectmanagement. In literatuur over projectmanagement, bijvoorbeeld Leban e.a. (2004), Thamhain (2004), Prabhakar (2005), Stewart (2006), Müller e.a. (2010), is juist terug te vinden dat transformational leadership bijdraagt aan projectmanagement succes. Stewart (2006) beschrijft transformational leadership als volgt: “Transformational leadership uses charisma and intellectual stimulation to encourage team followers to transcend personal self-interest in order to accomplish team goals.”. Rafferty (2004): “… transformational leaders motivate followers to achieve performance beyond expectations by transforming followers’ attitudes, beliefs, and values as opposed to simply gaining compliance.”. Prabhakar (2005) beschrijft de impact van transformational leadership op projecten als volgt: “Findings show that the project manager who exercises the transformational leadership behaviour of inspirational motivation enjoys project success. Inspiration is defined as inspiring and empowering followers to enthusiastically accept and pursue challenging goals and a mission. The development of a shared vision is an integral component of the idealized, transformational leader's role …”. De succesfactor ‘transformational leadership’ wordt in dit onderzoek ook voor de uitvoering van audits relevant geacht en is daarom aan het model voor auditmanagement succes toegevoegd. Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Conclusie 3. Het subelement ‘transformational leadership van de projectmanager’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. De stellingen zijn onder andere gebaseerd op de door Prabhakar (2005) gedefinieerde ‘leadership questions’, die op hun beurt zijn gebaseerd op de vier vormen van transformationeel leiderschapsgedrag, zoals onderkend door Bass (1985): idealized influence, inspirational motivation, intellectual stimulation, en individualized consideration. De stellingen zijn opgenomen in bijlage 1. 26 2.4.4 Team processen Team processen gaan over de interactie binnen het team. Scott-Young e.a. (2008) hebben twee succesfactoren binnen ‘team processen’ gedefinieerd: 1) Problem solving; Team problem solving is volgens Scott-Young e.a. (2008) een proces waarin het team op zoek gaat naar ideeën en informatie, de informatie evalueert om tot alternatieve scenario’s te komen en vervolgens het gekozen scenario gaat realiseren. Uit literatuuronderzoek van ScottYoung e.a. (2008) kwam naar voren dat het snel kunnen genereren van oplossingen door een projectteam bijdraagt aan de snelheid en kwaliteit van de projectuitvoering. De succesfactor ‘team problem solving’ wordt in dit onderzoek ook voor de uitvoering van audits relevant geacht. Bij maatwerk audits, waarbij vraagstelling, referentiemodel en wijze van dataverzameling vooraf niet bekend zijn, is het volgens Otten e.a. (2011) van belang voldoende informatie te vergaren om de doelstelling van de opdrachtgever en de context van de audit helder te krijgen en vervolgens methodisch verantwoorde beslissingen te nemen waarbinnen de audit wordt opgezet en uitgevoerd. Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Conclusie 4a. Het subelement ‘team problem solving’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. Deze stellingen zijn overgenomen van Scott-Young e.a. (2008) en opgenomen in bijlage 1. 4 2) Efficacy /potency Team efficacy/potency is de collectieve overtuiging van de leden van het team, dat ze samen effectief kunnen zijn. Uit literatuuronderzoek van Scott-Young e.a. (2008) kwam naar voren, dat teams waarvan de leden sterk geloven in hun collectieve efficacy, meer gecommitteerd zijn en bereid zijn harder te werken voor het team en daarmee meer bijdragen aan projectmanagement succes. Conclusie 4b. Het subelement ‘team efficacy/potency’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn stellingen uitgewerkt. Deze stellingen zijn overgenomen van Scott-Young e.a. (2008) en opgenomen in bijlage 1. 4 Efficacy kan worden omschreven als: doeltreffendheid, voortvarendheid, kracht, energie. 27 Als afronding van paragraaf 2.4 wordt het antwoord gegeven op onderzoeksvraag 1d: ‘Welke elementen zijn een aanvulling op auditmanagement?’. Het antwoord luidt, op basis van het bureauonderzoek, als volgt: Element Subelement Heldere gedeelde doelen Heldere doelen zijn van belang voor het creëren van gedeelde en gedragen doelstellingen binnen het team. Heldere binnen het team gedeelde doelen, die in lijn zijn met de missie van de organisatie, verbeteren de teamperformance. Support van senior management De bereidheid van het (top) management om het team van de benodigde resources en autoriteit/macht te voorzien. Human Relations Teamsamenstelling Auditteam Het team dient dusdanig te zijn samengesteld, dat de leden van het team voor de uit te voeren werkzaamheden beschikken over de juiste ervaring, deskundigheid (inhoudelijke kennis) en vaardigheden. Faciliteiten voor communicatie Het team beschikt over de locatie en middelen, die communicatie binnen het team en met de auditee ondersteunen. Team problem solving Een proces waarin het team op zoek gaat naar ideeën en informatie, de informatie evalueert om tot alternatieve scenario’s te komen en vervolgens het gekozen scenario gaat realiseren. Het snel kunnen genereren van oplossingen door een team draagt bij aan de snelheid en kwaliteit van de audituitvoering. Team efficacy/potency De collectieve overtuiging van de leden van het team, dat ze samen effectief kunnen zijn. Teams waarvan de leden sterk geloven in hun collectieve efficacy, zijn meer gecommitteerd en bereid harder te werken voor het team. Leiderschap Transformational leadership De projectmanager inspireert en geeft vrijheid aan de leden van het team, om ze uitdagende doelen en een missie te laten accepteren en nastreven. Tabel 4: Human relations (sub)elementen van auditmanagement 28 3. Empirisch fundament In dit hoofdstuk is uiteengezet op welke wijze het empirisch onderzoek is opgezet en uitgevoerd. In paragraaf 3.1 is toegelicht waaruit het object van onderzoek bestaat, welke bronnen zijn gehanteerd voor bestudering van het object van onderzoek en is de keuze voor de gehanteerde bronnen toegelicht. In paragraaf 3.2 is beschreven op welke wijze data en kennis van de bronnen zijn verkregen en is de keuze voor de gehanteerde ontsluitingstechnieken toegelicht. In paragraaf 3.3 is het gehanteerde meetinstrument, de vragenlijst, beschreven. In paragraaf 3.4 is beschreven op welke wijze de gegevens uit de vragenlijst zijn verwerkt. In paragraaf 3.5 is ten slotte uiteengezet op welke wijze aan de drie belangrijkste criteria van wetenschappelijk onderzoek is voldaan. 3.1 Object van onderzoek en bronnen Het object van onderzoek bestaat uit de (sub)elementen (voor de leesbaarheid, hierna: elementen) van projectmanagement, die een verrijking vormen voor auditmanagement. Verschuren e.a. (2010) onderkennen de volgende hoofdcategorieën van onderzoeksobjecten: ‘situaties, voorwerpen en processen’ en ‘personen’. Het onderzoeksobject van dit onderzoek is van de categorie ‘situaties, voorwerpen en processen’. Benodigde data over en kennis van het object van onderzoek zijn verkregen via de bronnen: 1) Literatuur Wetenschappelijke literatuur is als kennisbron gebruikt: verschillende theorieën zijn vergeleken om tot een eigen theoretisch kader te komen. Het theoretisch kader is uiteengezet in hoofdstuk 2. 2) Personen 5 6 Het object van onderzoek is bestudeerd via: respondenten en deskundigen , waarbij respondenten dienden als databron en deskundigen als kennisbron. De respondenten en deskundigen waren niet zelf object van onderzoek; via hen zijn de elementen van projectmanagement bestudeerd, die een verrijking vormen voor auditmanagement. Respondenten bestonden uit personen in Nederland, die als projectmanager werkzaam zijn (geweest) en personen in Nederland, die op een internal audit afdeling werkzaam zijn (geweest). De deskundigen bestonden uit een projectmanager met kennis van en ervaring met gedragsaspecten binnen projectmanagement en twee ervaren auditprofessionals die werkzaam zijn bij een internal audit afdeling. Personen als bron van data en bron van kennis worden in dit onderzoek geschikt geacht. De vraagstelling gaat over zaken waarover mensen gemakkelijk kunnen praten (geen belemmering), waarop geen sociale wenselijkheid rust en waarvan ze zich bewust zijn (respondenten waren personen met het vermogen en de bereidheid om hun gedachten te ‘verwoorden’). ‘De werkelijkheid’ is niet als databron gebruikt. Om in dit onderzoek tot algemene conclusies te komen, waren directe waarneming van de werkelijkheid en bestudering van de werkelijkheid via documenten te arbeidsintensief. 3.2 Ontsluiting van bronnen Zoals in paragraaf 3.1 beschreven, is het object van onderzoek bestudeerd via literatuur en personen. In paragraaf 1.3 is beschreven hoe literatuur als kennisbron is gehanteerd om te komen tot een theoretisch kader, door gebruik te maken van de onderzoeksstrategie ‘bureauonderzoek’. In deze paragraaf is beschreven hoe de bronnen waarlangs de werkelijkheid is onderzocht, te weten: ‘personen’, zijn ontsloten. 5 Volgens Verschuren e.a. (2010) zijn respondenten: personen die gegevens verschaffen over zichzelf (bijvoorbeeld hun meningen, opvattingen, interesses). 6 Volgens Verschuren e.a. (2010) zijn deskundigen: personen die fungeren als leverancier van kennis. Deskundigen zijn niet alleen personen met theoretische en praktische kennis als resultaat van scholing, maar ook personen met kennis verkregen door ervaring (ervaringsdeskundigen). 29 De volgende vormen van ontsluiting van de bron ‘personen’ zijn gebruikt: 1) Enquête Ten behoeve van dataverzameling is in januari 2013 met de enquêtetool SurveyGizmo een schriftelijke enquête onder internal auditors en projectmanagers uitgezet. Ongeveer 580 internal auditors zijn benaderd op basis van de ledenlijst van het IIA en studentenlijsten van de opleidingen Internal Auditing & Advisory en IT-Auditing & Advisory aan de Erasmus School of Accounting & Assurance. Projectmanagers zijn benaderd door de link naar de enquête via LinkedIn te publiceren op diverse aan projectmanagement gerelateerde forums, zoals ‘PGN’ (Projectmanagement Groep Nederland), ‘IPMA-NL’, ‘PMI Nederland’ en ‘De projectmanager na 2012’. Daarnaast zijn projectmanagers uit het eigen professionele netwerk benaderd. Bovendien is aan alle respondenten gevraagd de link naar de enquête door te sturen naar bekenden, die werkzaam zijn (geweest) als internal auditor, of werkzaam zijn (geweest) als projectmanager. Hiermee is een ‘sneeuwbaleffect’ beoogd. In paragraaf 3.3 is de gehanteerde vragenlijst uiteengezet. 2) Interview Ten behoeve van verzameling van kennis zijn face-to-face interviews gehouden met van tevoren zorgvuldig gekozen deskundigen. In de interviews is verder ingegaan op onderwerpen uit de enquête, die een nadere toelichting behoefden. In dit onderzoek is gekozen voor een combinatie van enquête en interviews. Met de enquête kon een groot aantal mensen worden bereikt. Daarmee is een algemeen beeld van het object van onderzoek verkregen. Vervolgens kon met de face-to-face interviews dieper worden ‘gegraven’ op aspecten die een toelichting behoefden. Voor het verkrijgen van een algemeen en onderbouwd beeld van het object van onderzoek is ‘observatie’ als ontsluitingstechniek niet gebruikt. Deze techniek was voor dit onderzoek te arbeidsintensief. 3.3 Vragenlijst In paragraaf 2.4 zijn de subelementen van projectmanagement beschreven, die een aanvulling vormen op auditmanagement. Het betreft in totaal zeven subelementen, ‘factoren’ volgens Scott-Young e.a. (2008), die over vier dimensies zijn verdeeld. Voor elk subelement zijn stellingen (variabelen) uitgewerkt: 1. Organisatie context (dimensie); o Heldere gedeelde doelen (subelement), vier stellingen; o Support van senior management (subelement), drie stellingen; 2. Team design (dimensie); o Teamsamenstelling (subelement), drie stellingen; o Faciliteiten voor communicatie (subelement), twee stellingen; 3. Team leiderschap (dimensie); o Transformational leadership (subelement), zeven stellingen; 4. Team processen (dimensie). o Team problem solving (subelement), vijf stellingen; o Team efficacy/potency (subelement), vijf stellingen. In bijlage 1 zijn de bij de subelementen behorende stellingen uitgewerkt. Zoals in paragraaf 2.4 beschreven, zijn bij diverse subelementen, gevalideerde stellingen van Scott-Young e.a. (2008) en Prabhakar (2005) overgenomen. Zoals in paragraaf 2.3 beschreven, zijn zowel de formele beheersing van projecten alsook de meer informele aspecten van belang voor projectmanagement succes. Om de mate waarin de hierboven genoemde zeven meer informele subelementen bijdragen aan auditmanagement succes in perspectief te kunnen plaatsen, dient er tevens inzicht te zijn in hoeverre ‘formele beheersing’ bijdraagt aan auditmanagement succes. Het subelement ‘formele aspecten’ is daarom aan de vragenlijst toegevoegd. In bijlage 2 zijn de bij het subelement behorende stellingen uitgewerkt. De respondenten is gevraagd per stelling aan te geven in hoeverre de stelling van belang is voor de succesvolle uitvoering van een opdracht door een internal auditteam. Om de mening van de 30 respondenten te identificeren is een vijfpunts Likertschaal van ‘niet van belang’ tot ‘zeker van belang’ gebruikt. Als aanvulling op de stellingen is een controlevraag aan de respondenten voorgelegd over de dimensie die volgens de respondent het meeste bijdraagt aan de succesvolle uitvoering van een opdracht. Naast de vragen over de factoren die bijdragen aan de succesvolle uitvoering van een opdracht zijn als controlevragen, demografische vragen aan de respondenten voorgelegd over functie, werkervaring en bij welke organisatie de respondent werkt. Met deze vragen kon bijvoorbeeld worden vastgesteld of een respondent tot de doelgroep behoorde en kon worden vastgesteld hoe de respondenten over de verschillende organisaties waren verspreid. Voordat de vragenlijst naar de respondenten is gedistribueerd, is deze in meerdere rondes door testrespondenten getest. Testrespondenten waren zowel personen die tot de doelgroep van de enquête behoorden als personen die buiten de doelgroep vielen. Ze hebben de begrijpelijkheid (bijvoorbeeld: is helder wat er van de respondent wordt gevraagd en zijn de vragen eenduidig geformuleerd?) en de gebruikersvriendelijkheid (bijvoorbeeld: staat er niet teveel tekst op een scherm en is de enquête niet te lang?) beoordeeld. Aan de hand van de testresultaten is de enquête bijgesteld en vervolgens uitgezet. De volledige enquête is opgenomen in bijlage 3. 3.4 Methode van gegevensverwerking Het onderzoek heeft zich gericht op subelementen van projectmanagement die bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. Als niveau van analyse is daarom gekozen voor de subelementen van projectmanagement. Per subelement van projectmanagement is een score berekend. De score is berekend door het gemiddelde te nemen van de bij het subelement behorende variabelen. Het bij de gegevensverwerking gehanteerde codeboek is opgenomen in bijlage 5. In de berekening zijn alleen geldige gegevens meegenomen. Gegevens van respondenten die de vragen niet consistent hebben ingevuld of waarvan de antwoorden geen variantie vertonen, zijn niet in de resultaten verwerkt. Daarnaast zijn bij de berekening alleen de variabelen meegenomen, die gezamenlijk een valide element vormden. Om dit vast te stellen is Cronbach’s α gebruikt. Met deze methode is nagegaan in hoeverre een antwoord op een vraag steeds samenhangt met de antwoorden op andere vragen die hetzelfde begrip (element) beogen te meten. Cortina (1993) geeft aan: “Coefficient Alpha is useful for estimating reliability in a particular case: when item-specific variance in a unidimensional test is of interest. If a test has a large alpha, then it can be concluded that a large portion of the variance in the test is attributable to general and group factors. This is important information because it implies that there is very little item-specific variance.” Uit onderzoek van Peterson (1994) blijkt dat er niet één algemeen geldende waarde voor α is, die een acceptabel betrouwbaarheidsniveau weergeeft. In dit onderzoek is de vuistregel gehanteerd, zoals beschreven door Gliem e.a. (2003): Cronbach’s α < 0,5 is onacceptabel. Resultaten uit de analyse van de gegevens uit de enquête vormden input voor de diepte-interviews met twee ervaren auditprofessionals en een projectmanager met kennis van en ervaring met gedragsaspecten van projectmanagement. In de diepte-interviews is naar een verklaring gezocht voor de uitkomsten. 3.5 Evaluatie eisen theoriegericht onderzoek In deze paragraaf is uiteengezet op welke wijze aan de criteria voor theoriegericht onderzoek is voldaan. Het betreft de criteria betrouwbaarheid, validiteit en controleerbaarheid. Volgens Korzilius (2008) dient het onderzoek aan deze criteria te voldoen, wil het onderzoek waarde bezitten. 31 Korzilius (2008) heeft de criteria als volgt omschreven: Betrouwbaarheid “Met een betrouwbaar onderzoek is de gehanteerde aanpak en zijn de gevonden resultaten onafhankelijk van het moment waarop het onderzoek is verricht, van de onderzoeker die het uitvoert en van het gebruikte meetinstrument.” Dit geldt uiteraard voor een onveranderd object van onderzoek. In een betrouwbaar onderzoek hebben toevallige fouten (fouten die niet één richting in werken) een beperkte invloed op het resultaat. Validiteit Een onderzoek is valide, als de onderzoeksresultaten de werkelijkheid accuraat weergeven. Bij een valide onderzoek representeren de vragen waarmee een begrip meetbaar is gemaakt daadwerkelijk het begrip, waardoor daadwerkelijk gemeten wordt wat er moet worden gemeten en niet iets anders. Een onderzoek is valide als er geen systematische fouten (fouten die één richting in werken) worden gemaakt. Controleerbaarheid Controleerbaarheid vormt een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van betrouwbaarheid en validiteit. Controleerbaarheid wil zeggen dat alle overwegingen, genomen beslissingen en stappen zijn verantwoord en weergegeven. 3.5.1 Maatregelen ten behoeve van betrouwbaarheid en validiteit Bij een enquête waarbij een groot aantal respondenten wordt bereikt, kan volgens Verschuren e.a. (2010), ten opzichte van interviews, in relatief weinig tijd een betrouwbaar beeld worden verkregen. Dieper graven (wat speelt er werkelijk?) leidt bij een enquête echter tot een hoge non-respons. Tegenover het kleinere bereik van een interview ten opzichte van een enquête staat dat in het meer arbeidsintensieve face-to-face interview wel dieper kan worden gegraven en ‘moeilijker’ zaken aan de orde kunnen komen. Bij een klein aantal interviews is de kans relatief groot, dat per interview een verschillend beeld wordt verkregen. Bij een groot aantal interviews wordt het beeld betrouwbaarder en kunnen de resultaten generaliseerbaar zijn naar een grotere groep. Het houden van een groot aantal interviews was voor dit onderzoek echter te arbeidsintensief. Daarom is gekozen voor een combinatie van enquête en diepte-interviews: met de enquête die uitgezet is onder een groot aantal respondenten is invulling gegeven aan de betrouwbaarheid en met de interviews is de verdieping gerealiseerd (validiteit). Naast de in de voorgaande alinea en in de paragrafen 3.1 en 3.2 beschreven bronnen- en methodetriangulatie, zijn de maatregelen getroffen ten behoeve van de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek, zoals opgenomen in bijlage 6. 3.5.2 Maatregelen ten behoeve van controleerbaarheid In dit onderzoeksrapport zijn alle overwegingen, genomen beslissingen en stappen vastgelegd en verantwoord. Hiermee is gewaarborgd dat het onderzoeksproces reproduceerbaar is. Voor aanvang van het onderzoek is een onderzoeksontwerp opgesteld. Afwijkingen ten opzichte van dit ontwerp zijn beschreven en verantwoord in hoofdstuk 6. 32 4 Resultaten In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het empirische onderzoek beschreven. In paragraaf 4.1 is de respons beschreven. In paragraaf 4.2 zijn de resultaten van de betrouwbaarheidsanalyse weergegeven. In paragraaf 4.3 tenslotte is de validatie van de conclusies uit het bureauonderzoek beschreven en is onderzoeksvraag 2 ‘Vormen de onderkende elementen volgens deskundigen een verrijking van auditmanagement?’ beantwoord. 4.1 Respons Respondenten die hebben aangegeven niet werkzaam te zijn (geweest) op een internal audit afdeling en niet werkzaam te zijn (geweest) als projectmanager, behoorden niet tot de doelgroep en hebben de vragenlijst niet kunnen afronden. De gegevens van deze respondenten zijn niet meegenomen in de resultaten. De vragenlijst is door in totaal 177 respondenten uit de doelgroep volledig ingevuld. Gegevens van 5 respondenten zijn na controle verwijderd, omdat de antwoorden van deze respondenten geen variantie (standaarddeviatie in de antwoorden van de respondent ≤ 0,3) vertoonden: Eén respondent had uitsluitend uiterste waarde ‘1’ geantwoord en bij de controlevraag aangegeven, dat niet alle dimensies even belangrijk zijn. Eén respondent had uitsluitend uiterste waarde ‘5’ geantwoord en bij de controlevraag aangegeven, dat niet alle dimensies even belangrijk zijn. Eén respondent had uitsluitend uiterste waarde ‘5’ geantwoord. Twee respondenten hadden, op één antwoord na, uitsluitend uiterste waarde ‘5’ geantwoord. De antwoorden van de resterende 172 respondenten zijn in de resultaten verwerkt. Via deze 172 respondenten zijn de elementen van projectmanagement bestudeerd, die een verrijking vormen voor auditmanagement. Hieronder volgen de relevante kenmerken van deze respondenten. Van de totale populatie van internal auditors en projectmanagers in Nederland zijn weinig gegevens beschikbaar. De 172 respondenten zijn over minimaal 120 verschillende organisaties verspreid (niet alle respondenten hebben ingevuld bij welke organisatie ze werkzaam zijn), waarbij van een aantal grote internal audit afdelingen meerdere respondenten komen. De 172 respondenten lijken daarmee representatief over de verschillende organisaties te zijn verspreid. 4.1.1 Medewerkers internal audit 138 van de 172 respondenten (80,2%) zijn werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling. Van de 138 respondenten die op een internal audit afdeling werkzaam is (geweest), zijn er 57 werkzaam (geweest) als projectmanager. De 138 respondenten hebben de volgende kenmerken: Audit rol 45 respondenten zijn werkzaam (geweest) in de rol van manager; 58 respondenten zijn werkzaam (geweest) in de rol van lead auditor / projectleider; 35 respondenten zijn werkzaam (geweest) in de rol van uitvoerend auditor. 33 Manager 33% Uitvoerend auditor, 25% Lead auditor / projectleider 42% Figuur 8: De rol die medewerkers van een internal audit afdeling hebben (vervuld) Uit figuur 8 is af te lezen dat alle onderkende audit rollen goed vertegenwoordigd zijn in de antwoorden van de respondenten en dat daarmee niet een eenzijdig beeld vanuit hoofdzakelijk één audit rol is verkregen. Jaren werkzaam op een internal audit afdeling 2 respondenten zijn minder dan één jaar werkzaam (geweest) bij een internal audit afdeling; 5 respondenten zijn tussen de één en twee jaar werkzaam (geweest) bij een internal audit afdeling; 33 respondenten zijn tussen de twee en vijf jaar werkzaam (geweest) bij een internal audit afdeling; 98 respondenten zijn meer dan vijf jaar werkzaam (geweest) bij een internal audit afdeling. minder dan 1 jaar 1% 1 tot 2 jaar 4% 2 tot 5 jaar 24% meer dan 5 jaar 71% Figuur 9: Werkervaring van medewerkers van een internal audit afdeling Ervaring met het uitvoeren van opdrachten is van belang om een mening te kunnen vormen over het belang van een stelling voor een succesvolle opdrachtuitvoering. Uit figuur 9 is af te lezen dat de antwoorden komen van respondenten met ruime ervaring: 95% van de respondenten is meer dan 2 jaar werkzaam (geweest) op een internal auditafdeling. 4.1.2 Projectmanagers 91 van de 172 respondenten (52,9%) zijn werkzaam (geweest) als projectmanager. Van de 91 respondenten die als projectmanager werkzaam zijn (geweest), zijn er 57 werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling. De 91 respondenten hebben de volgende kenmerken: Jaren werkzaam als projectmanager 6 respondenten zijn minder dan één jaar werkzaam (geweest) als projectmanager; 11 respondenten zijn tussen de één en twee jaar werkzaam (geweest) als projectmanager; 24 respondenten zijn tussen de twee en vijf jaar werkzaam (geweest) als projectmanager; 50 respondenten zijn meer dan vijf jaar werkzaam (geweest) als projectmanager. 34 minder dan 1 jaar 7% 1 tot 2 jaar 12% meer dan 5 jaar 55% 2 tot 5 jaar 26% Figuur 10: Werkervaring van projectmanagers Ervaring met het uitvoeren van opdrachten is van belang om een mening te kunnen vormen over het belang van een stelling voor een succesvolle opdrachtuitvoering. Uit figuur 10 is af te lezen dat de antwoorden komen van respondenten met ervaring: 81% van de respondenten is meer dan 2 jaar werkzaam (geweest) als projectmanager. Bekend met soort werkzaamheden internal audit afdeling 85 respondenten zijn bekend met de werkzaamheden, die door een internal audit afdeling worden uitgevoerd; 6 respondenten zijn gedeeltelijk bekend met de werkzaamheden, die door een internal audit afdeling worden uitgevoerd; 0 respondenten zijn niet bekend met de werkzaamheden, die door een internal audit afdeling worden uitgevoerd. Nee 0% Gedeeltelijk 7% Ja 93% Figuur 11: Projectmanagers bekend met werkzaamheden internal audit afdeling Het is van belang dat projectmanagers bekend zijn met de werkzaamheden, die door een internal audit afdeling worden uitgevoerd, om een mening te kunnen vormen over het belang van een stelling voor een succesvolle opdrachtuitvoering door een internal audit afdeling. Uit figuur 11 is af te lezen dat alle projectmanagers, (gedeeltelijk) bekend zijn met de werkzaamheden van een internal audit afdeling en dat daarvan slechts 7% gedeeltelijk bekend is met de werkzaamheden van een internal audit afdeling. De antwoorden van de 6 projectmanagers, die gedeeltelijk bekend zijn met de werkzaamheden van een internal audit afdeling, zijn meegenomen in de resultaten, omdat: de 6 respondenten niet onbekend zijn met de werkzaamheden van een internal audit afdeling; de 6 respondenten minimaal één jaar ervaring als projectmanager hebben (1 respondent 1 tot 2 jaar, 2 respondenten 2 tot 5 jaar en 3 respondenten meer dan 5 jaar); wel of niet meenemen van de resultaten van de 6 respondenten een zeer klein verschil in de gemiddelden per variabele gaf (variërend tot maximaal - 0,6 % en + 0,6 %). 35 4.2 Betrouwbaarheid Zoals in paragraaf 3.4 is beschreven, is Cronbach’s α gebruikt voor de analyse van de mate waarin variabelen gezamenlijk een valide element vormen. In de volgende tabel zijn de betrouwbaarheidskenmerken weergegeven van de subelementen van projectmanagement, die een verrijking vormen voor auditmanagement en van het subelement ‘formele aspecten’. Subelement Variabele Cronbach’s α Heldere gedeelde doelen Support van senior management Teamsamenstelling Faciliteiten voor communicatie Transformational leadership Team problem solving Team efficacy/potency Formele aspecten Doelen1 t/m Doelen3 Managementsupport1 t/m Managementsupport3 Teamsamenstelling1 t/m Teamsamenstelling3 Faciliteitencommunicatie1 t/m Faciliteitencommunicatie2 Leiderschap1 t/m Leiderschap7 Problemsolving1 t/m Problemsolving5 Efficacy1 t/m Efficacy4 Formeleaspecten1 t/m Formeleaspecten3 0,513 0,794 0,748 0,837 0,624 0,783 0,704 Tabel 5: Betrouwbaarheidskenmerken van de elementen van projectmanagement Uit de resultaten in de tabel blijkt dat voor alle subelementen, met uitzondering van ‘support van senior management’, geldt dat de variabelen van een subelement gezamenlijk een valide subelement vormen. Voor deze subelementen is ervoor gekozen de variabelen te aggregeren naar het niveau van subelement. Bij ‘support van senior management’ is ervoor gekozen de variabelen niet te aggregeren naar het niveau van subelement, maar iedere variabele afzonderlijk te analyseren. In bijlage 7 zijn de betrouwbaarheidsanalyse en de resultaten verder uiteengezet. 4.3 Validatie conclusies bureauonderzoek In deze paragraaf zijn de resultaten beschreven, die de conclusies uit het bureauonderzoek valideren. De resultaten zijn per subelement van projectmanagement weergegeven, waarbij, zoals in paragraaf 4.2 toegelicht, de variabelen van het subelement ‘support van senior management’ afzonderlijk zijn geanalyseerd. Subelementen Formele aspecten 4,21 Team efficacy/potency 3,83 Team problem solving 3,61 Transformational leadership 3,94 Faciliteiten voor communicatie 3,62 Teamsamenstelling 4,35 Heldere gedeelde doelen 4,22 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Figuur 12: Belang van een element Uit de resultaten zoals weergegeven in figuur 12, is af te lezen dat de respondenten vinden dat alle onderkende subelementen bijdragen aan een succesvolle opdrachtuitvoering door een internal audit 36 afdeling. Dit blijkt uit een laagste score van 3,61 op een schaal van 1 tot en met 5, waarbij ‘1’ staat voor ‘niet van belang’ en ‘5’ voor ‘zeker van belang’. Het subelement ‘formele aspecten’ was toegevoegd om te bepalen hoe de subelementen, die een verrijking zouden vormen voor auditmanagement, zich tot dit subelement zouden verhouden. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat zowel het subelement ‘formele aspecten’ als de onderkende team- en leiderschapssubelementen belangrijk worden gevonden. Van de onderkende team- en leiderschapssubelementen wordt het subelement ‘teamsamenstelling’ het belangrijkst geacht voor een succesvolle opdrachtuitvoering. Na ‘teamsamenstelling’ wordt het subelement ‘heldere gedeelde doelen’ het belangrijkst geacht (ongeveer even belangrijk als het subelement formele aspecten), vervolgens het subelement ‘transformational leadership’ dan ‘team efficacy/potency’ en tenslotte ‘faciliteiten voor communicatie’ en ‘team problem solving’. In de gesprekken met deskundigen zijn de resultaten uit de enquête onderzocht. Volgens de deskundigen is het terecht dat het subelement ‘teamsamenstelling’ de hoogste score heeft. De deskundigen hebben de stellingen van het subelement ‘teamsamenstelling’ geïnterpreteerd als: de samenstelling van het team moet dusdanig zijn, dat de juiste ervaring, vaardigheden en deskundigheid in het team aanwezig zijn. Deze interpretatie van het begrip ‘teamsamenstelling’ sluit aan bij het begrip dat gemeten diende te worden. De variabelen van het subelement ‘senior management support’ zijn niet intern consistent gebleken voor het meten van het begrip ‘support van senior management’. Van het subelement zijn daarom de drie variabelen afzonderlijk geanalyseerd. Het betreft de variabelen met bijbehorende stelling: 1) Managementsupport1; Het hoofd van de internal audit afdeling geeft gehoor aan verzoeken om additionele resources. 2) Managementsupport2; De opdrachtgever deelt met het auditteam de verantwoordelijkheid om van de opdracht een succes te maken. 3) Managementsupport3. De opdrachtgever kent het auditteam de benodigde autoriteit toe en ondersteunt beslissingen aangaande de opdracht. Variabelen 'management support' Managementsupport3 4,25 Managementsupport2 4,06 Managementsupport1 3,73 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Figuur 13: Belang van de variabelen van subelement ‘support van senior management‘ Uit figuur 13 is af te lezen dat de respondenten vinden dat de drie onderkende variabelen bijdragen aan een succesvolle opdrachtuitvoering door een internal audit afdeling. Dit blijkt uit een laagste score van 3,73 op een schaal van 1 tot en met 5, waarbij ‘1’ staat voor ‘niet van belang’ en ‘5’ voor ‘zeker van belang’. Van de drie variabelen wordt het grootste belang gehecht aan ‘De opdrachtgever kent het auditteam de benodigde autoriteit toe en ondersteunt beslissingen aangaande de opdracht.’. Vervolgens wordt belang gehecht aan ‘De opdrachtgever deelt met het auditteam de verantwoordelijkheid om van de opdracht een succes te maken.’ en ten slotte in mindere mate aan ‘Het hoofd van de internal audit afdeling geeft gehoor aan verzoeken om additionele resources.’. Een 37 overzicht van de frequentieverdelingen van de variabelen van het subelement ‘support van senior management’ en de variabelen behorende bij de overige subelementen is opgenomen in bijlage 8. Op basis van de antwoorden van de 172 respondenten zijn de conclusies uit het bureauonderzoek gevalideerd. Dit heeft het volgende resultaat opgeleverd: Nr Conclusie Resultaat 1a 1b 2a Het subelement ‘heldere doelen voor de audit’ draagt bij aan auditmanagement succes. Het subelement ‘senior management support’ draagt bij aan auditmanagement succes. Het subelement ‘teamsamenstelling met ervaring, deskundigheid en vaardigheden’ draagt bij aan auditmanagement succes. Het subelement ‘locatie en middelen die communicatie binnen het team en met de auditee ondersteunen’ draagt bij aan auditmanagement succes. Het subelement ‘transformational leadership van de projectmanager’ draagt bij aan auditmanagement succes. Het subelement ‘team problem solving’ draagt bij aan auditmanagement succes. Het subelement ‘team efficacy/potency’ draagt bij aan auditmanagement succes. Gevalideerd Gevalideerd 2b 3 4a 4b Gevalideerd Gevalideerd Gevalideerd Gevalideerd Tabel 6: Resultaat validatie conclusies bureauonderzoek De bij subelement ‘senior management support’ onderkende variabelen vormden gezamenlijk niet een valide subelement. Uit de analyse van de waarden van de afzonderlijke variabelen blijkt dat de afzonderlijke variabelen volgens de respondenten weldegelijk bijdragen aan auditmanagement succes. Het antwoord op onderzoeksvraag 2: ‘Vormen de onderkende elementen volgens deskundigen een verrijking van auditmanagement?’ luidt als volgt: Volgens de geraadpleegde deskundigen vormen de volgende subelementen van projectmanagement een verrijking van auditmanagement: Heldere gedeelde doelen; Teamsamenstelling; Faciliteiten voor communicatie; Transformational leadership; Team problem solving; Team efficacy/potency. Er zijn sterke aanwijzingen, dat ook het subelement ‘support van senior management’ volgens de deskundigen een verrijking van auditmanagement vormt. De variabelen waarmee het subelement is gemeten bleken intern niet consistent, maar uit de waarden van de afzonderlijke variabelen is gebleken, dat deze van belang worden geacht voor de succesvolle uitvoering van een audit. 38 5 Conclusie en discussie In dit hoofdstuk is in paragraaf 5.1 de algehele conclusie van het onderzoek beschreven. Tevens is in paragraaf 5.2 de discussie naar aanleiding van het onderzoek opgenomen, zoals welke beperkingen het onderzoek kent, wat de betekenis van het onderzoek is voor anderen en wat een nuttig vervolg is op dit onderzoek. 5.1 Conclusie De doelstelling van het onderzoek is het geven van een aanzet voor het aanvullen van de theorie over het managen van een audit met elementen van projectmanagement. Auditmanagement wordt over het algemeen in de theorie neergezet als een set van modellen en technieken voor de planning en control van audits. Uit dit onderzoek blijkt, dat niet alleen deze formele beheersing van belang is voor een succesvolle audituitvoering. Uit het bureauonderzoek, de enquête en de gesprekken met deskundigen kan worden geconcludeerd dat er ‘minder formele’ elementen van projectmanagement zijn, die een verrijking vormen op auditmanagement. De elementen die een verrijking vormen zijn elementen uit het door Koster e.a. (1997) onderkende BCCperspectief ‘human relations’: team en leiderschap en bijbehorende subelementen. Het betreft de volgende door Scott-Young e.a. (2008) onderkende team gerelateerde subelementen: Element Subelement Heldere gedeelde doelen Heldere doelen zijn van belang voor het creëren van gedeelde en gedragen doelstellingen binnen het team. Heldere binnen het team gedeelde doelen, die in lijn zijn met de missie van de organisatie, verbeteren de teamperformance. Teamsamenstelling Human Relations Het team dient dusdanig te zijn samengesteld, dat de leden van het team voor de uit te voeren werkzaamheden beschikken over de juiste ervaring, deskundigheid (inhoudelijke kennis) en vaardigheden. Faciliteiten voor communicatie Auditteam Het team beschikt over de locatie en middelen, die communicatie binnen het team en met de auditee ondersteunen. Team problem solving Een proces waarin het team op zoek gaat naar ideeën en informatie, de informatie evalueert om tot alternatieve scenario’s te komen en vervolgens het gekozen scenario gaat realiseren. Het snel kunnen genereren van oplossingen door een team draagt bij aan de snelheid en kwaliteit van de audituitvoering. Team efficacy/potency De collectieve overtuiging van de leden van het team, dat ze samen effectief kunnen zijn. Teams waarvan de leden sterk geloven in hun collectieve efficacy, zijn meer gecommitteerd en bereid harder te werken voor het team. Leiderschap Transformational leadership De projectmanager inspireert en geeft vrijheid aan de leden van het team, om ze uitdagende doelen en een missie te laten accepteren en nastreven. Tabel 7: (Sub)elementen van auditmanagement, die een verrijking vormen voor auditmanagement Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen, dat ook het ‘human relations subelement’ ‘support van senior management’ een verrijking vormt voor auditmanagement. Er is tevens onderzocht hoe de onderkende subelementen, die een verrijking vormen voor auditmanagement, zich verhouden tot ‘formele aspecten’, waar theorie over auditmanagement invulling aan geeft. Uit de resultaten is gebleken dat zowel de formele aspecten, als de onderkende ‘human relations subelementen’ van belang worden geacht voor een succesvolle audituitvoering. Dit sluit aan bij hetgeen Koster e.a. (1997) en Babeliowsky e.a. (2009) benadrukken: naast de formele beheersing van audits zijn ook de meer informele aspecten van belang voor een succesvolle audituitvoering. 39 Met dit onderzoek is beoogd een bijdrage te leveren aan het besef dat, in navolging van Cooke-Davies (2002): It is people who deliver audits, not processes and systems. When it comes to auditmanagement, 7 it’s also the people that count . De resultaten van het onderzoek onderschrijven het belang van de onderkende ‘human relations (sub)elementen’ en dat er in de theorie over auditmanagement nog weinig aandacht voor deze elementen uit de sociale wetenschappen is. Met dit onderzoek is aangetoond dat het zinvol is theorie over auditmanagement uit te breiden met de onderkende (sub)elementen, waarbij dient te worden ingegaan op hoe invulling kan worden gegeven aan deze (sub)elementen. Inzicht alleen leidt namelijk niet tot verbetering. Denk bijvoorbeeld aan het subelement ‘transformational leadership’: Hoe draag je als projectleider (lead auditor) bij aan vertrouwen, respect en geloofwaardigheid tussen de teamleden? Hoe enthousiasmeer je leden van je auditteam? Of bij het subelement ‘problem solving’: Hoe faciliteer je brainstorming sessies? Daarmee is de doelstelling van het onderzoek gerealiseerd: er is een aanzet gegeven voor de uitbreiding van theorie over auditmanagement met (sub)elementen van projectmanagement die een verrijking vormen voor auditmanagement. Het betreft een aanzet, omdat aangetoond is welke (sub)elementen een verrijking vormen. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe aan deze (sub)elementen invulling kan worden gegeven. 5.2 Discussie Vakgebied projectmanagement in ontwikkeling Onderzoek op het gebied van projectmanagement is relatief jong en er valt nog veel te onderzoeken (zie ook paragraaf 2.3). In het vakgebied projectmanagement komen verschillende disciplines samen, zoals Söderund (2004) bijvoorbeeld aangeeft: ‘engineering’ en ‘applied mathematics’ voor planning technieken en methoden van projectmanagement en sociale wetenschappen voor de gedragsaspecten van projectorganisaties. Voor projectmanagement als object van onderzoek van de auditor betekent dit, dat: rekening dient te worden te gehouden met het feit dat inzichten over de gewenste inrichting van projectmanagement in ontwikkeling zijn, waardoor auditors projectmanagementresearch dienen te blijven volgen; breder dient te worden gekeken dan alleen planning technieken en methoden van projectmanagement, omdat ook de gedragsaspecten van belang zijn voor de succesvolle uitvoering van een project; bij toetsende onderzoeken op het gebied van projectmanagement er (voor blauwdrukdenkers, zie paragraaf 2.4) een uitdaging ligt op het vormgeven en meetbaar maken van de binnen een project gewenste gedragsaspecten; en afhankelijk van het doel en de vraagstelling van de opdracht, voor de ‘traditionele’ auditor nieuwe, onderzoeksmethoden uit de sociale wetenschappen dienen te worden ingezet. Voor projectmanagement als bron van inspiratie voor de audituitvoering betekent dit, dat: (net als bij projectmanagement als object van onderzoek) de ontwikkeling van inzichten over de gewenste inrichting van projectmanagement dient te worden gevolgd, omdat ze een bijdrage kan leveren aan de succesvolle uitvoering van een audit; auditors zich niet alleen dienen te bekwamen in de formele beheersing van hun opdrachtuitvoering maar ook in het in de gewenste richting beïnvloeden van gedragsaspecten. Leading en lagging factoren succesvolle opdrachtuitvoering Uit de resultaten van de enquête en de gesprekken met deskundigen komt naar voren, dat van de onderkende team- en leiderschapssubelementen ‘teamsamenstelling’ het belangrijkst wordt geacht. Eén deskundige verklaarde het verschil in belang tussen de subelementen als volgt. Met een goede 7 Het betreft een bewerking van de oorspronkelijke tekst van Cooke-Davies (2002), zoals terug te vinden in paragraaf 2.3. 40 teamsamenstelling worden de subelementen ‘team efficacy’ en ‘team problem solving’ impliciet ingevuld. Team problem solving betreft vaardigheden, die worden ingevuld met de juiste samenstelling van mensen in het team. Met een juiste teamsamenstelling heeft het team ‘vanzelf’ vertrouwen in zichzelf, waarmee ‘team efficacy’ wordt ingevuld. Teamsamenstelling is daarmee te beschouwen als ‘leading’ subelement en ‘team efficacy’ en ‘team problem solving’ als ‘lagging’ subelementen. Deze uit het onderzoek verkregen inzichten kunnen in een vervolgonderzoek worden gebruikt in een analyse van de (relaties tussen) factoren voor een succesvolle opdrachtuitvoering. Onderscheid in type opdracht Uit het bureauonderzoek is gebleken, dat er geen onderscheid is te maken in (sub)elementen van projectmanagement die algemeen geldend het meeste bijdragen aan een succesvolle opdrachtuitvoering en er geen algemeen geldend optimaal samenstel van (sub)elementen van auditmanagement is. Van opdracht tot opdracht en van fase tot fase binnen een opdracht dient te worden bekeken welk uitgebalanceerd samenstel van (sub)elementen van auditmanagement wordt ingezet. Dit werd in de gesprekken met deskundigen bevestigd. In de gesprekken kwam naar voren dat er verschillen worden verwacht in het belang van (sub)elementen tussen: 1) gereguleerde/geformaliseerde/gestandaardiseerde/’lopende band’ opdrachten (auditproces en normen voorgeschreven, of vooraf bekend); en 2) (complexere) maatwerkopdrachten (auditproces en normen vooraf niet bekend). Bij opdrachten van type ‘1’ wordt het belang van de ‘formele aspecten’ groter geacht dan bij opdrachten van type ‘2’ en vice versa: bij opdrachten van type ‘2’ wordt het belang van de ‘human relations elementen’ groter geacht dan bij opdrachten van type ‘1’. Bij maatwerkopdrachten wordt bijvoorbeeld ‘team problem solving’ meer van belang geacht, om redenen zoals beschreven in paragraaf 2.4.4. Beperkingen In het onderzoek is geen onderscheid gemaakt in verschillende typen opdrachten die door een internal audit afdeling kunnen worden uitgevoerd. Zoals hiervoor aangegeven, worden door deskundigen echter wel verschillen verwacht in het belang van (sub)elementen bij verschillende typen opdrachten. De resultaten uit dit onderzoek dienen daarom bij elke opdracht en van fase tot fase binnen een opdracht verstandig te worden toegepast. Praktische toepasbaarheid De resultaten uit het onderzoek kunnen worden gebruikt door: Auditors; Auditors kunnen de resultaten uit het onderzoek hanteren bij het inrichtingsvraagstuk van een opdracht. Een auditor kan bij het ontwerpen van de opdrachtuitvoering inschatten welke elementen van belang zijn en wat daarvoor nog moet worden ingevuld. Daarnaast kan een auditor onderzoeken op welke elementen hij/zij zich kan ontwikkelen. Internal audit afdelingen; Internal audit afdelingen kunnen de resultaten uit het onderzoek hanteren bij het inrichtingsvraagstuk van de afdeling. Het is voor internal audit afdelingen van belang, dat ze aan de gewenste elementen in voldoende mate invulling kunnen geven. Het is bijvoorbeeld van belang, dat ze de juiste mensen op de juiste opdracht kunnen plaatsen, zodat auditteams als geheel een bij de opdracht passend pakket aan ervaring, deskundigheid en vaardigheden hebben. Een internal audit afdeling kan onderzoeken in welke mate met de samenstelling van de afdeling is gewaarborgd dat voldoende ervaring, deskundigheid en vaardigheden aanwezig is en daarmee of een verbetering nodig is. Projectmanagers; Een audit is een bijzondere vorm van project. Projectmanagers kunnen daarom de resultaten uit het onderzoek hanteren bij het inrichtingsvraagstuk van een project. Een projectmanager kan bij het ontwerpen van de projectuitvoering inschatten welke elementen van belang zijn en wat daarvoor nog moet worden ingevuld. Projectmanagers kunnen de gewenste elementen als de gewenste inrichting van projectmanagement beschouwen en gebruiken voor het opstellen van een normenkader voor een audit op de projectbeheersing. Auditopleidingen. Auditopleidingen kunnen onderzoeken om naast opleiden op het gebied van de formele aspecten, ook op onderkende ‘human relations elementen’ op te leiden. Daarbij dient, zoals in 41 paragraaf 5.1 aangegeven, te worden ingegaan op hoe invulling kan worden gegeven aan de elementen. Vervolgonderzoek Zoals eerder aangegeven, is in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt in typen opdrachten. Dit heeft geleid tot een algemeen beeld, dat de onderkende human relations (sub)elementen voor de internal auditafdelingen van belang worden geacht bij de uitvoering van opdrachten, ongeacht het type opdracht dat de internal audit afdeling uitvoert. Een zinvol vervolg is onderzoek naar de typen opdrachten, die door een internal audit afdeling worden uitgevoerd en per type opdracht (in) welke (mate) elementen bijdragen aan een succesvolle opdrachtuitvoering. Daarmee wordt een nog relevanter inzicht verkregen in welke elementen bij een opdracht van belang zijn, hetgeen een positieve bijdrage levert aan de succesvolle opdrachtuitvoering. In gesprekken met deskundigen is naar voren gekomen dat voor auditors de meeste ruimte voor verbetering, binnen het element teamsamenstelling, aanwezig is op het onderdeel ‘vaardigheden’. Deskundigen gaven ook aan dat in hun praktijk rekening wordt gehouden met de teamsamenstelling. In een vervolgonderzoek zou de vraag: ‘In hoeverre wordt er in de huidige situatie invulling gegeven aan de onderkende elementen?’ meegenomen kunnen worden, zodat het verschil tussen gewenste en huidige situatie, en daarmee de ruimte voor verbetering, inzichtelijk wordt gemaakt. 42 6 Evaluatie In dit hoofdstuk is de evaluatie uiteengezet, waarin beschreven is welke afwijkende keuzes zijn gemaakt ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoeksontwerp en wat beter had gekund (leerpunten). Afwijkende keuzes ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoeksontwerp In het oorspronkelijke onderzoeksontwerp bestond het empirisch onderzoek alleen uit een breedteonderzoek in de vorm van een digitale enquête. Om redenen, zoals beschreven in paragraaf 1.3, paragraaf 3.2 en paragraaf 3.5.1, is het empirisch onderzoek uitgebreid met een diepte-onderzoek in de vorm van interviews met enkele zorgvuldig gekozen deskundigen. De combinatie van enquête en diepte-interviews heeft geleid tot betrouwbare en gevalideerde resultaten. In het oorspronkelijke onderzoeksontwerp was ervoor gekozen de digitale enquête uit te zetten onder medewerkers die werkzaam zijn (geweest) op een internal audit afdeling. Uiteindelijk zijn bij het breedte- en diepte-onderzoek naast internal auditprofessionals ook projectmanagers, met kennis van de werkzaamheden die door een internal audit afdeling worden uitgevoerd, geraadpleegd. Dit heeft geresulteerd in door zowel auditprofessionals, als projectmanagers onderschreven onderzoeksresultaten. Wat had beter gekund (leerpunten)? In het onderzoek is geen onderscheid gemaakt naar typen audit. Als gekozen was voor één type audit, dan hadden de begrippen en vragenlijst specifiek voor dat type audit kunnen worden opgesteld. Daarmee zou het resultaat meer valide zijn geweest. De keuze om geen onderscheid te maken naar type opdracht heeft echter wel geleid tot een algemeen beeld: de onderkende human relations (sub)elementen worden voor de internal auditafdelingen, ongeacht het type opdracht, van belang geacht voor een succesvolle opdrachtuitvoering. Het meetinstrument (de vragenlijst) had op onderdelen scherper gekund. In een enkele stelling was een ‘waardering’ opgenomen, terwijl de stelling neutraal, zonder ‘waardering’, beter geformuleerd was geweest. De respondenten werd bij de betreffende stellingen namelijk om een ‘waardering’ gevraagd. De impact op de validiteit van het onderzoek wordt echter minimaal geacht. 43 7 Literatuurlijst Algemene Rekenkamer, 2007. Lessen uit ICT-projecten bij de overheid., Algemene Rekenkamer Babeliowsky, A., Hartog P., 2009. Het auditen van project- en programmamanagement., Auditing.nl Baccarini, D., 1999. The Logical Framework Method for Defining Project Success., Project Management Journal Bass, B.M., 1985. Leadership and performance beyond expectations., The Free Press Bass, B.M., 1990. From transactional to transformational leadership: Learning to share the vision., Organizational Dynamics Boogers, L.S.W., Hartog, P.A., Huibers, S.C.J., Michel, P.B.N., Nat, A.A.H.M. van der, Verburg-Siebrasse, N.F., Webbers, D.D.J., 2011. Project Auditing, Handvatten voor de internal auditor., IIA Nederland Bos, J., Harting, E., 2005. Projectmatig creëren 2.0., Scriptum Bos, J., Harting, E., Hesselink, M., 2010. PMC Compact, Projectmatig creëren binnen handbereik., Scriptum Brittain White, K., Leifer, R., 1986. Information Systems Development Success: Perspectives from Project Team Participants., MIS Quarterly Caluwé, L.I.A. de, 1998. Denken over veranderen in vijf kleuren., Management en Organisatie Chaos Manifesto, 2011. CHAOS Manifesto - The Laws of CHAOS and the CHAOS 100 Best PM Practices., The Standish Group Cooke-Davies, T., 2002. The ‘‘real’’ success factors on projects., International Journal of Projectmanagement Cortina, J.M., 1993. What Is Coefficient Alpha? An Examination of Theory and Applications., Journal of Applied Psychology Forsberg, K., Mooz, H., Cotterman, H., 2005. Visualizing Project Management – models and frameworks for mastering complex systems., John Wiley & Sons Gliem, J.A., Gliem, R.R., 2003. Calculating, Interpreting, and Reporting Cronbach’s Alpha Reliability Coefficient for Likert-Type Scales. Grasmeijer, R., Hartog, P., 2010. Projectauditing., IPMA Projectie Magazine IIA., 2009. GAIN: Global Audit Information Network., The Institute of Internal Auditors Korzilius, H., 2008. De kern van survey-onderzoek., Van Gorcum Koster, E., Bouman, W., 1997. De ‘Balanced Change Card’: een raamwerk voor het vormgeven en evalueren van veranderingsorganisaties., PrimaVera Leban, W., Zulauf, C., 2004. Linking emotional intelligence abilities and transformational leadership styles., The Leadership & Organization Development Journal Liang, T., Liu, C., Lin, T., Lin, B., 2007. Effect of team diversity on software project performance., Industrial Management & Data Systems 44 Morris, P.W.G., Crawford, L., Hodgson, D., Shepherd, M.M., Thomas, J., 2006. Exploring the role of formal bodies of knowledge in defining a profession – The case of project management., International Journal of Projectmanagement Moussault, A., Baardman, E., Brave, F., 2011. Wegwijzer voor methoden bij Projectmanagement., Van Haren Müller, R., Turner, J.R., 2007. Matching the project manager’s leadership style to project type., International Journal of Projectmanagement Müller, R., Turner, J.R., 2010. Leadership competency profiles of successful project managers., International Journal of Projectmanagement Otten, J., Hartog, P., Korte, R. de, 2011. Management Control Auditing: de praktijk, een framework en directe toegevoegde waarde., Auditing.nl Peterson, R.A., 1994. A Meta-Analysis of Cronbach's Coefficient Alpha., Journal of Consumer Research Prabhakar, G.P., 2005. Switch Leadership in Projects An Empirical Study Reflecting the Importance of Transformational Leadership on Project Success across Twenty Eight Nations., Project Management Journal Rafferty, A.E., Griffin, M.A., 2004. Dimensions of transformational leadership: Conceptual and empirical extensions., The Leadership Quarterly Scott-Young, C., Samson, D., 2008. Project success and project team management: Evidence from capital projects in the process industries., Journal of Operations Management Söderlund, J., 2004. Building theories of project management: past research, questions for the future., International Journal of Project Management Stewart, G.L., 2006. A Meta-Analytic Review of Relationships Between Team Design Features and Team Performance., Jounal of Management Thamhain, H.J., 2004. Linkages of project environment to performance: lessons for team leadership., International Journal of Projectmanagement Turner, J.R., Müller, R., 2005. The Project Manager’s Leadership Style as a Success Factor on Projects: A Literature Review., Project Management Journal Verschuren, P., Doorewaard, H., 2010. Het ontwerpen van een onderzoek., Boom Lemma 45 Bijlage 1: Leiderschaps- en teamsubelementen en stellingen De volgende vier dimensies binnen leiderschap en team zijn onderkend: A) Organisatie context; B) Team design; C) Team leiderschap; D) Team processen. In onderstaande tabellen zijn de bij de dimensies behorende subelementen en stellingen weergegeven. A. Organisatie context Nr Stelling Bron Heldere gedeelde doelen 1 De doelstelling van de audit is helder voor het auditteam. 2 De doelstelling van de audit is in lijn met de doelstelling van de organisatie. 3 De auditresultaten hebben toegevoegde waarde voor de organisatie. 4 Het auditteam is altijd enthousiast geweest over de kans dat de audit succesvol zou worden uitgevoerd. 5 Indien nodig geeft het hoofd van de internal audit afdeling gehoor aan verzoeken om additionele resources. 8 De opdrachtgever deelt met het auditteam de verantwoordelijkheid om van de audit een succes te maken. De opdrachtgever kent het auditteam de benodigde autoriteit toe en ondersteunt beslissingen aangaande de audit. 6 7 Senior management support Leban e.a. (2004) Scott-Young e.a. (2008) Leban e.a. (2004) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Thamhain (2004) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Thamhain (2004) B. Team design Nr Stelling Bron Teamsamenstelling 8 9 Het auditteam beschikt over voldoende ervaren medewerkers. Het auditteam beschikt over voldoende deskundigheid. 10 Het auditteam beschikt over voldoende vaardigheden. Scott-Young e.a. (2008) Brittain White e.a. (1986) Liang e.a. (2007) Thamhain (2004) Brittain White e.a. (1986) Thamhain (2004) Faciliteiten voor communicatie 9 11 Leden van het auditteam hebben faciliteiten ter beschikking om eenvoudig en ongestoord met elkaar in overleg te treden. 12 Leden van het auditteam hebben faciliteiten ter beschikking om eenvoudig met de 10 auditee in overleg te treden, in een voor de auditee veilige omgeving . Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) 8 Onder ‘opdrachtgever’ wordt verstaan: de persoon/partij voor wie de audit wordt uitgevoerd en die met de resultaten van de audit zijn/haar doelen wil realiseren. 9 Denk bij faciliteiten aan: een vergaderruimte, presentatiefaciliteiten (groot scherm), werkplekken bij elkaar en eventueel teleconferencing faciliteiten. 10 Denk bij een veilige omgeving aan: een omgeving zonder storende aanwezigheid van anderen en waarin geen (storende) telefoontjes of bezoeken tussendoor komen. 46 C. Team leiderschap Nr Stelling Bron 11 Transformational leadership 13 De projectleider zorgt ervoor dat het auditteam een gemeenschappelijke visie en strategie ontwikkelt voor het realiseren van de auditresultaten. 14 De projectleider vervult een sterke voorbeeldfunctie voor de leden van het team. 15 De projectleider weet de leden van het auditteam te enthousiasmeren. 16 De projectleider zorgt ervoor dat leden van het auditteam uitdagende doelstellingen accepteren. 17 De projectleider geeft persoonlijke aandacht, behandelt elk teamlid individueel, coacht en adviseert. 18 De projectleider geeft de teamleden de kans om te presteren en daarvoor erkenning te krijgen. 19 De projectleider draagt bij aan vertrouwen, respect en geloofwaardigheid tussen de teamleden. Bass (1990) Leban e.a. (2004) Prabhakar (2005) Prabhakar (2005) Stewart (2006) Leban e.a. (2004) Prabhakar (2005) Prabhakar (2005) Thamhain (2004) Bass (1990) Prabhakar (2005) Thamhain (2004) Thamhain (2004) Bass (1990) Leban e.a. (2004) Thamhain (2004) D. Team processen Nr Stelling Bron Problem solving 20 Het auditteam houdt brainstorming sessies om te bepalen waar problemen zouden kunnen ontstaan. 21 Er wordt onmiddellijk actie ondernomen als zich een probleem openbaart. 22 In geval van problemen aarzelt de projectleider niet om, indien nodig, medewerkers van buiten de audit in te schakelen. 23 In geval van problemen in de audituitvoering, weten de teamleden waar ze kunnen aankloppen voor assistentie. 24 Problemen die zich voordoen worden volledig naar tevredenheid van de teamleden en de auditee opgelost. Efficacy/potency Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) 12 25 Het auditteam heeft vertrouwen in zichzelf. 26 Het auditteam is zelfverzekerd over haar capaciteit om problemen in de audituitvoering op te lossen. 27 Het auditteam is ervan overtuigd dat ze werk van hoge kwaliteit kan leveren. 28 Het auditteam verwacht door haar omgeving als 'high-performing' team te worden gezien. 13 29 Het auditteam verwacht zeer productief te kunnen zijn. Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) Scott-Young e.a. (2008) 11 Onder 'projectleider' wordt verstaan: de persoon met de rol van projectleider (bijvoorbeeld een senior auditor). 12 Efficacy kan worden omschreven als: voortvarendheid, kracht, energie. Team efficacy/potency is de collectieve overtuiging van de leden van het team, dat ze samen effectief kunnen zijn. 13 Onder 'productief' wordt verstaan: tijdig en binnen budget resultaten opleveren die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. 47 Bijlage 2: Subelement Formele aspecten en stellingen Zoals in paragraaf 2.3 beschreven, zijn zowel de formele beheersing van projecten alsook de meer informele aspecten van belang voor projectmanagement succes. Om de mate waarin de meer informele factoren bijdragen aan auditmanagement succes in perspectief te kunnen plaatsen, dient er tevens inzicht te zijn in hoeverre factoren binnen de formele beheersing van audits bijdragen aan auditmanagement succes. Het betreft factoren binnen de projectmanagement elementen: besturing, doel en resultaat, plannen, meten en bewaken, risico, interne communicatie en contextanalyse (zie Tabel 1: Elementen van projectmanagement). Voor de ‘formele kant’ van auditmanagement zijn stellingen gedefinieerd op basis van de theorie van Otten e.a. (2011), de internationale standaarden voor de beroepsuitoefening van internal auditing (http://www.iia.nl/vaktechniek/beroeps-normen/standaarden) en projectmanagementmethoden als PRINCE2 en Projectmatig creëren. De volgende stellingen zijn onderkend: 1) Voor aanvang van de audituitvoering is in overleg met de opdrachtgever en op basis van een analyse van de auditcontext een methodologisch verantwoord auditontwerp opgesteld; In het auditontwerp is minimaal opgenomen: a. Doelstelling van de audit; Het doel van de audit is voor de opdrachtgever en de auditor helder omschreven. b. Auditmodel; Het auditmodel vormt de inhoudelijke afbakening van de audit. Het auditmodel bevat een beschrijving van het object van onderzoek en de auditoptiek (de inhoudelijke aspecten die beoordeeld worden). c. Afspraken over de verantwoordelijkheden van de opdrachtgever, management en de leden van het auditteam; d. Risicomanagement; Betrouwbaarheids- en efficiencyrisico’s voor de audit zijn in kaart gebracht en met deze risico’s is rekening gehouden in het auditontwerp. e. Technisch ontwerp; In het technisch ontwerp zijn opgenomen: de auditstrategie (breedte- versus dieptestrategie); de keuze van gegevensbronnen; de technieken waarmee de bronnen worden ontsloten; de wijze van gegevensverwerking; en de wijze van oordeelsvorming. f. Communicatieplan; Uit het communicatieplan blijkt welke boodschappen, aan welke doelgroepen, op welke wijze worden overgebracht en op welke wijze afstemming binnen het auditteam plaatsvindt. g. Planning van activiteiten en op te leveren producten. 2) Voortgangsbewaking; Tijdens de uitvoering van de audit wordt de voortgang met de planning vergeleken en wordt indien nodig bijgestuurd. 3) Toezicht. Toezicht bestaat uit het uitvoeren van kwaliteitsreviews op deliverables van de audit door het management van de internal auditafdeling. Denk bijvoorbeeld aan: een review op het auditontwerp om vast te stellen of in de audit de juiste objecten gaan worden onderzocht; een dossierreview om vast te stellen of er een deugdelijke onderbouwing is voor de auditresultaten; en een review van het conceptrapport om vast te stellen of de boodschap goed is weergegeven. Dit heeft tot de volgende conclusie geleid: Het subelement ‘formele aspecten’ draagt bij aan auditmanagement succes. Voor de validatie van deze conclusie zijn de stellingen gehanteerd, zoals opgenomen in de volgende tabel: 48 Formele beheersing Nr Stelling Bron Formele aspecten 1 2 3 Voor aanvang van de opdrachtuitvoering is in overleg met de opdrachtgever en op basis van een analyse van de opdrachtcontext een plan van aanpak opgesteld, waarin minimaal is opgenomen: Doelstelling van de opdracht; Inhoudelijke afbakening van de opdracht; Afspraken over verantwoordelijkheden van de opdrachtgever en leden van het team; Bedreigingen voor het slagen van de opdracht met bijbehorende maatregelen om de bedreigingen te voorkomen/verminderen/vermijden; Welke boodschappen, aan welke doelgroepen, op welke wijze worden overgebracht en op welke wijze afstemming binnen het team plaatsvindt; Planning van activiteiten en op te leveren producten. Tijdens de uitvoering van de opdracht wordt de voortgang met de planning vergeleken en wordt indien nodig bijgestuurd. De kwaliteit van deliverables wordt beoordeeld en er wordt beoordeeld of in de opdrachtuitvoering wordt gewerkt volgens de uitvoeringsnormen (bijvoorbeeld afgesproken processen en procedures). Otten e.a. (2011) Projectmanagementmethoden (bijv. PRINCE2, het projectcontract binnen Projectmatig Creëren) Thamhain (2004) Projectmanagementmethoden (bijv. PRINCE2, Projectmatig Creëren) IIA Standards Projectmanagementmethoden (bijv. PRINCE2) Tabel: Stellingen van het subelement ‘formele aspecten’ 49 Bijlage 3: Enquête 1. Welkom Geachte heer/mevrouw, In het kader van mijn postinitiële opleiding Internal Auditing & Advisory aan de Erasmus School of Accounting & Assurance (ESAA) ben ik bezig met een onderzoek naar de (gedrags)factoren die bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. Met deze enquête wil ik vaststellen welke elementen van projectmanagement volgens projectmanagers en internal auditors bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. De enquête is bestemd voor iedereen die werkzaam is (geweest) als projectmanager, of werkzaam is (geweest) op een internal auditafdeling. Bij voorbaat dank! Hartelijke groeten, Jean-Louis Bakx Achtergrondinformatie: Er zijn overeenkomsten tussen het uitvoeren van een audit door een auditteam en het uitvoeren van een project door een projectteam. Bij zowel een audit als een project worden in een tijdelijk samenwerkingsverband concrete resultaten opgeleverd, waarbij het voortbrengingsproces relatief voorspelbaar is en er vooraf bindende afspraken zijn over kwaliteit, opleverdatum en beschikbaar budget. In de literatuur over auditing is echter nog weinig terug te vinden over projectmanagement als bron van inspiratie voor het managen van een audit. Met het onderzoek wil ik de factoren die bijdragen aan een succesvolle audituitvoering (het tijdig en op efficiënte wijze opleveren van een relevant, betrouwbaar en reproduceerbaar auditresultaat) in kaart brengen en daarmee theorie over het managen van een audit aanvullen met elementen van projectmanagement. 50 2. Inleidende vragen Hieronder volgen een aantal inleidende vragen. De vragen met een sterretje zijn verplicht. Bent u werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling? * Een internal audit afdeling is een afdeling met als taakstelling het uitvoeren van audits binnen de organisatie waar die afdeling onderdeel van uitmaakt. ○ Ja ○ Nee [Bij antwoordkeuze ‘Ja’ worden de volgende twee vragen getoond.] Hoeveel jaren bent u werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling? * ○ minder dan 1 jaar ○ 1 tot 2 jaar ○ 2 tot 5 jaar ○ meer dan 5 jaar Welke rol vervult u, of heeft u vervuld, op een internal audit afdeling? * ○ Uitvoerend auditor ○ Lead auditor / projectleider ○ Manager Werkt u, of heeft u gewerkt, als projectmanager? * ○ Ja ○ Nee [Bij antwoordkeuze ‘Ja’ worden de volgende twee vragen getoond.] [Bij antwoordkeuze ‘Nee’ en bij antwoordkeuze ‘Nee’ bij de vraag: ‘Bent u werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling?’, krijgt de respondent de melding: ‘U heeft vraag 1 en 2 met ‘Nee’ beantwoord. U behoort helaas niet tot de doelgroep van deze enquête. Hartelijk dank voor uw interesse.’. Vervolgens wordt de enquête beëindigd.] Hoeveel jaren ervaring heeft u als projectmanager? * ○ minder dan 1 jaar ○ 1 tot 2 jaar ○ 2 tot 5 jaar ○ meer dan 5 jaar Bent u bekend met het soort werkzaamheden dat door een internal audit afdeling wordt uitgevoerd? * ○ Ja ○ Nee ○ Gedeeltelijk 51 3. Succesfactoren – 1 van 5 Op basis van literatuuronderzoek zijn factoren onderkend die bijdragen aan de succesvolle uitvoering van een opdracht / audit / project (hierna: opdracht). Aan u de vraag om aan te geven in hoeverre een factor volgens u van belang is voor de succesvolle uitvoering van een opdracht door een internal audit afdeling. De factoren zijn verdeeld over de volgende vijf dimensies: 1. organisatie context (heldere gedeelde doelen, senior management support); 2. team design (teamsamenstelling, faciliteiten voor communicatie); 3. team leiderschap (transformational leadership); 4. team processen (problem solving, efficacy/potency); 5. formele beheersing (formele aspecten). U kunt een score toekennen van 1 t/m 5, waarbij '1' betekent dat de factor volgens u niet van belang is voor de succesvolle uitvoering van een opdracht en waarbij '5' betekent dat de factor volgens u zeker van belang is voor de succesvolle uitvoering van een opdracht. Organisatie context Heldere gedeelde doelen 1. De doelstelling van de opdracht is helder voor het auditteam. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 2. De doelstelling van de opdracht is in lijn met de doelstelling van de organisatie. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 3. De resultaten hebben toegevoegde waarde voor de organisatie. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 4. Het auditteam is altijd enthousiast geweest over de kans dat de opdracht succesvol zou worden uitgevoerd. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang Organisatie context Senior management support 5. Indien nodig geeft het hoofd van de internal audit afdeling gehoor aan verzoeken om additionele resources. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 6. De opdrachtgever deelt met het auditteam de verantwoordelijkheid om van de opdracht een succes te maken. * Onder 'opdrachtgever' wordt verstaan: de persoon/partij voor wie de opdracht wordt uitgevoerd en die met de resultaten van de opdracht zijn/haar doelen wil realiseren. Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 7. De opdrachtgever kent het auditteam de benodigde autoriteit toe en ondersteunt beslissingen aangaande de opdracht. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 52 4. Succesfactoren – 2 van 5 Team design Teamsamenstelling 8. Het auditteam beschikt over voldoende ervaren medewerkers. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 9. Het auditteam beschikt over voldoende deskundigheid. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 10. Het auditteam beschikt over voldoende vaardigheden. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang Team design Faciliteiten voor communicatie 11. Leden van het auditteam hebben faciliteiten ter beschikking om eenvoudig en ongestoord met elkaar in overleg te treden. * Denk bij faciliteiten aan: een vergaderruimte, presentatiefaciliteiten (groot scherm), werkplekken bij elkaar en eventueel teleconferencing faciliteiten. Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 12. Leden van het auditteam hebben faciliteiten ter beschikking om eenvoudig met de medewerkers van de organisatie (de auditee) in overleg te treden, in een voor de medewerkers van de organisatie veilige omgeving. * Denk bij een veilige omgeving aan: een omgeving zonder storende aanwezigheid van anderen en waarin geen (storende) telefoontjes of bezoeken tussendoor komen. Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 5. Succesfactoren – 3 van 5 Team leiderschap Transformational leadership 13. De projectleider zorgt ervoor dat het auditteam een gemeenschappelijke visie en strategie ontwikkelt voor het realiseren van de resultaten. * Onder 'projectleider' wordt verstaan: de persoon met de rol van projectleider (bijvoorbeeld een senior auditor). Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 14. De projectleider vervult een sterke voorbeeldfunctie voor de leden van het auditteam. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 15. De projectleider weet de leden van het auditteam te enthousiasmeren. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 16. De projectleider zorgt ervoor dat leden van het auditteam uitdagende doelstellingen accepteren. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 17. De projectleider geeft persoonlijke aandacht, behandelt elk teamlid individueel, coacht en adviseert. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 18. De projectleider geeft de teamleden de kans om te presteren en daarvoor erkenning te krijgen. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 19. De projectleider draagt bij aan vertrouwen, respect en geloofwaardigheid tussen de teamleden. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 53 6. Succesfactoren – 4 van 5 Team processen Problem solving 20. Het auditteam houdt brainstorming sessies om te bepalen waar problemen zouden kunnen ontstaan. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 21. Er wordt onmiddellijk actie ondernomen als zich een probleem openbaart. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 22. In geval van problemen aarzelt de projectleider niet om, indien nodig, medewerkers van buiten de opdracht in te schakelen. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 23. In geval van problemen in de opdrachtuitvoering, weten de teamleden waar ze kunnen aankloppen voor assistentie. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 24. Problemen die zich voordoen in de opdrachtuitvoering worden volledig naar tevredenheid van de teamleden en de medewerkers van de organisatie opgelost. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang Team processen Efficacy/potency Efficacy kan worden omschreven als: voortvarendheid, kracht, energie. Team efficacy/potency is de collectieve overtuiging van de leden van het team, dat ze samen effectief kunnen zijn. 25. Het auditteam heeft vertrouwen in zichzelf. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 26. Het auditteam is zelfverzekerd over haar capaciteit om problemen in de opdrachtuitvoering op te lossen. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 27. Het auditteam is ervan overtuigd dat ze werk van hoge kwaliteit kan leveren. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 28. Het auditteam verwacht door haar omgeving als 'high-performing' team te worden gezien. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 29. Het auditteam verwacht zeer productief te kunnen zijn. * Onder 'productief' wordt verstaan: tijdig en binnen budget resultaten opleveren die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 54 7. Succesfactoren – 5 van 5 Formele beheersing Formele aspecten 30. Voor aanvang van de opdrachtuitvoering is, in overleg met de opdrachtgever en op basis van een analyse van de opdrachtcontext, een plan van aanpak opgesteld. * In het plan van aanpak is minimaal opgenomen: Doelstelling van de opdracht; Inhoudelijke afbakening van de opdracht; Afspraken over verantwoordelijkheden van de opdrachtgever en leden van het team; Bedreigingen voor het slagen van de opdracht met bijbehorende maatregelen om de bedreigingen te voorkomen/verminderen/vermijden; Welke boodschappen, aan welke doelgroepen, op welke wijze worden overgebracht en op welke wijze afstemming binnen het team plaatsvindt; Planning van activiteiten en op te leveren producten. Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 31. Tijdens de uitvoering van de opdracht wordt de voortgang met de planning vergeleken en wordt indien nodig bijgestuurd. * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 32. Tijdens de opdrachtuitvoering worden beoordeeld: de kwaliteit van deliverables; of gewerkt wordt volgens de uitvoeringsnormen (bijvoorbeeld: afgesproken processen en procedures). * Niet van belang ○○○○○ Zeker van belang 8. Belangrijkste dimensies Welke van de genoemde dimensies draagt volgens u het meeste bij aan de succesvolle uitvoering van een opdracht? * □ organisatie context (heldere gedeelde doelen, senior management support) □ team design (teamsamenstelling, faciliteiten voor communicatie) □ team leiderschap (transformational leadership) □ team processen (problem solving, overtuiging van teamleden, dat ze samen effectief kunnen zijn) □ formele beheersing (formele aspecten) □ alle dimensies zijn even belangrijk [Als de laatste antwoordkeuze wordt geselecteerd, worden de overige antwoordkeuzes leeg gezet en uitgegrijsd.] 9. Afrondende vraag Bij welke organisatie werkt u? Deze vraag is opgenomen om vast te kunnen stellen in hoeverre de antwoorden van respondenten van een bepaalde organisatie komen. [vrije tekst] 10. Dank Hartelijk dank voor uw deelname aan de enquête! Vul uw e-mailadres in om kosteloos de resultaten van het onderzoek te ontvangen en om kans te maken op een VVV-cadeaubon van € 25,-. E-mailadres [vrije tekst] U zou het onderzoek enorm helpen door de volgende de link door te sturen naar bekenden die werkzaam zijn (geweest) als projectmanager, of werkzaam zijn (geweest) op een internal auditafdeling: http://edu.surveygizmo.com/s3/1122357/Projectmanagement-voor-auditing [Bij de keuze voor ‘indienen’, krijgt de respondent de melding: ‘Hartelijk dank voor uw deelname!’.] 55 Bijlage 4: Communicatie bij enquête Persoonlijke mail met uitnodiging To: <e-mailadres genodigde> From: Jean-Louis Bakx Subject: Onderzoek succesfactoren projectmanagement voor auditing Geachte <aanhef> <achternaam>, In het kader van mijn postinitiële opleiding Internal Auditing & Advisory aan de Erasmus School of Accounting & Assurance (ESAA) ben ik bezig met een onderzoek naar de (gedrags)factoren die bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. Voor het onderzoek heb ik een enquête ontwikkeld waarmee ik wil vaststellen welke elementen van projectmanagement volgens projectmanagers en internal auditors bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. De enquête is bestemd voor iedereen die werkzaam is (geweest) als projectmanager, of werkzaam is (geweest) op een internal auditafdeling. Herkent u uzelf hierin? Dan vraag ik u graag ongeveer 10 minuten van uw tijd. Klik op onderstaande link om naar de enquête te gaan: <url> Als dank voor het invullen van de enquête maakt u kans op een VVV-cadeaubon van € 25,-. Bovendien ontvangt u, indien gewenst, kosteloos de resultaten van mijn onderzoek. De door u verstrekte gegevens worden uiteraard strikt vertrouwelijk behandeld. Bij voorbaat dank voor uw deelname! Hartelijke groeten, Drs Jean-Louis Bakx RE CIA CISSP Brakesteinlaan 24 4706WC Roosendaal [email protected] 0614372766 56 Persoonlijke mail met herinnering To: <e-mailadres genodigde> From: Jean-Louis Bakx Subject: Onderzoek succesfactoren projectmanagement voor auditing Geachte <aanhef> <achternaam>, Enige tijd geleden heeft u een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan de enquête in het kader van het onderzoek naar de (gedrags)factoren, die bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. U zou het onderzoek enorm helpen door de enquête in te vullen (invullen duurt ongeveer 10 minuten). Klik op onderstaande link om naar de enquête te gaan: <url> Als dank voor het invullen van de enquête maakt u kans op een VVV-cadeaubon van € 25,-. Bovendien ontvangt u, indien gewenst, kosteloos de resultaten van mijn onderzoek. De door u verstrekte gegevens worden uiteraard strikt vertrouwelijk behandeld. Bij voorbaat dank voor uw deelname! Hartelijke groeten, Drs Jean-Louis Bakx RE CIA CISSP Brakesteinlaan 24 4706WC Roosendaal [email protected] 0614372766 Uitnodiging op website (Linkedin) Onderzoek: Projectmanagement voor auditing Doe mee aan het onderzoek naar de (gedrags)factoren die bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. Voor het onderzoek is een enquête ontwikkeld waarmee wordt vastgesteld welke elementen van projectmanagement volgens projectmanagers en internal auditors bijdragen aan een succesvolle audituitvoering. De enquête is bestemd voor iedereen die werkzaam is (geweest) als projectmanager, of werkzaam is (geweest) op een internal auditafdeling. Herkent u uzelf hierin? Vul dan in ongeveer 10 minuten de vragenlijst in. Klik op onderstaande link om naar de enquête te gaan: http://edu.surveygizmo.com/s3/1122357/Projectmanagement-voor-auditing Als dank voor het invullen van de enquête maakt u kans op een VVV-cadeaubon van € 25,-. Bovendien ontvangt u, indien gewenst, kosteloos de resultaten van het onderzoek. De door u verstrekte gegevens worden uiteraard strikt vertrouwelijk behandeld. 57 Mailing IIA – uitnodiging Website IIA – uitnodiging Link op homepage www.iia.nl. 58 Link op actualiteiten pagina van www.iia.nl. Pagina met toelichting onderzoek op www.iia.nl. 59 Bijlage 5: Codeboek Nr Vraag/stelling Subelement Naam variabele 1 Respondentnummer 2 Bent u werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling? N.v.t. N.v.t. Respnr Werkzaaminternalaudit 3 Hoeveel jaren bent u werkzaam (geweest) op een internal audit afdeling? N.v.t. Jarenwerkzaaminternalaudit 4 Welke rol vervult u, of heeft u vervuld, op een internal audit afdeling? N.v.t. Rolinternalaudit 5 Werkt u, of heeft u gewerkt, als projectmanager? N.v.t. Werkzaamprojectmanager 6 Hoeveel jaren ervaring heeft u als projectmanager? N.v.t. Jarenwerkzaamprojectmanager 7 Bent u bekend met het soort werkzaamheden dat door een internal audit afdeling wordt uitgevoerd? N.v.t. Bekendmetinternalaudit 8 De doelstelling van de opdracht is helder voor het auditteam. Doelen1 9 De doelstelling van de opdracht is in lijn met de doelstelling van de organisatie. Doelen2 10 De resultaten hebben toegevoegde waarde voor de organisatie. Heldere gedeelde doelen Doelen3 Waarde 001 t/m 236 Ja Nee minder dan 1 jaar 1 tot 2 jaar 2 tot 5 jaar meer dan 5 jaar Uitvoerend auditor Lead auditor / projectleider Manager Ja Nee minder dan 1 jaar 1 tot 2 jaar 2 tot 5 jaar meer dan 5 jaar Ja Nee Gedeeltelijk 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Label Meetniveau nominaal nominaal ordinaal nominaal nominaal ordinaal nominaal niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang 60 Nr Vraag/stelling Subelement Naam variabele 11 Het auditteam is altijd enthousiast geweest over de kans dat de opdracht succesvol zou worden uitgevoerd. Doelen4 12 Indien nodig geeft het hoofd van de internal audit afdeling gehoor aan verzoeken om additionele resources. Managementsupport1 13 De opdrachtgever deelt met het auditteam de verantwoordelijkheid om van de opdracht een succes te maken. Managementsupport2 Senior management support 14 De opdrachtgever kent het auditteam de benodigde autoriteit toe en ondersteunt beslissingen aangaande de opdracht. Managementsupport3 15 Het auditteam beschikt over voldoende ervaren medewerkers. Teamsamenstelling1 16 Het auditteam beschikt over voldoende deskundigheid. Teamsamenstelling2 Teamsamenstelling 17 Het auditteam beschikt over voldoende vaardigheden. Teamsamenstelling3 18 Leden van het auditteam hebben faciliteiten ter beschikking om eenvoudig en ongestoord met elkaar in overleg te treden. Faciliteitencommunicatie1 Faciliteiten voor communicatie Waarde 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Label Meetniveau niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang 61 Nr Vraag/stelling Subelement Naam variabele 19 Leden van het auditteam hebben faciliteiten ter beschikking om eenvoudig met de medewerkers van de organisatie (de auditee) in overleg te treden, in een voor de medewerkers van de organisatie veilige omgeving. Faciliteitencommunicatie2 20 De projectleider zorgt ervoor dat het auditteam een gemeenschappelijke visie en strategie ontwikkelt voor het realiseren van de resultaten. Leiderschap1 21 De projectleider vervult een sterke voorbeeldfunctie voor de leden van het auditteam. Leiderschap2 22 De projectleider weet de leden van het auditteam te enthousiasmeren. Leiderschap3 23 De projectleider zorgt ervoor dat leden van het auditteam uitdagende doelstellingen accepteren. Leiderschap4 Transformational leadership 24 De projectleider geeft persoonlijke aandacht, behandelt elk teamlid individueel, coacht en adviseert. Leiderschap5 25 De projectleider geeft de teamleden de kans om te presteren en daarvoor erkenning te krijgen. Leiderschap6 26 De projectleider draagt bij aan vertrouwen, respect en geloofwaardigheid tussen de teamleden. Leiderschap7 Waarde 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Label Meetniveau niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang 62 Nr Vraag/stelling Subelement Naam variabele 27 Het auditteam houdt brainstorming sessies om te bepalen waar problemen zouden kunnen ontstaan. Problemsolving1 28 Er wordt onmiddellijk actie ondernomen als zich een probleem openbaart. Problemsolving2 29 In geval van problemen aarzelt de projectleider niet om, indien nodig, medewerkers van buiten de opdracht in te schakelen. Problemsolving3 Team problem solving 30 In geval van problemen in de opdrachtuitvoering, weten de teamleden waar ze kunnen aankloppen voor assistentie. Problemsolving4 31 Problemen die zich voordoen in de opdrachtuitvoering worden volledig naar tevredenheid van de teamleden en de medewerkers van de organisatie opgelost. Problemsolving5 32 Het auditteam heeft vertrouwen in zichzelf. Efficacy1 33 Het auditteam is zelfverzekerd over haar capaciteit om problemen in de opdrachtuitvoering op te lossen. Efficacy2 34 Het auditteam is ervan overtuigd dat ze werk van hoge kwaliteit kan leveren. Team efficacy/potency Efficacy3 Waarde 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Label Meetniveau niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang 63 Nr Vraag/stelling Subelement Naam variabele 35 Het auditteam verwacht door haar omgeving als 'highperforming' team te worden gezien. Efficacy4 36 Het auditteam verwacht zeer productief te kunnen zijn. Efficacy5 37 Voor aanvang van de opdrachtuitvoering is, in overleg met de opdrachtgever en op basis van een analyse van de opdrachtcontext, een plan van aanpak opgesteld. Formeleaspecten1 38 Tijdens de uitvoering van de opdracht wordt de voortgang met de planning vergeleken en wordt indien nodig bijgestuurd. Formeleaspecten2 Label Meetniveau N.v.t. Belangrijkstedimensie1 N.v.t. Belangrijkstedimensie2 team design nominaal N.v.t. Belangrijkstedimensie3 team leiderschap nominaal N.v.t. Belangrijkstedimensie4 team processen nominaal N.v.t. Belangrijkstedimensie5 formele beheersing nominaal N.v.t. Belangrijkstedimensie6 alle dimensies zijn even belangrijk nominaal Formele aspecten 39 Tijdens de opdrachtuitvoering worden beoordeeld: - de kwaliteit van deliverables; - of gewerkt wordt volgens de uitvoeringsnormen (bijvoorbeeld: afgesproken processen en procedures). 40 Dimensie 'organisatie context' draagt het meeste bij aan de succesvolle uitvoering van een opdracht. 41 Dimensie 'team design' draagt het meeste bij aan de succesvolle uitvoering van een opdracht. 42 Dimensie 'team leiderschap' draagt het meeste bij aan de succesvolle uitvoering van een opdracht. 43 Dimensie 'team processen' draagt het meeste bij aan de succesvolle uitvoering van een opdracht. 44 Dimensie 'formele beheersing' draagt het meeste bij aan de succesvolle uitvoering van een opdracht. 45 Alle dimensies zijn even belangrijk voor de succesvolle uitvoering van een opdracht. Waarde 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 organisatie context Formeleaspecten3 niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang niet van belang interval/ratio zeker van belang nominaal 64 Bijlage 6: Maatregelen ten behoeve van betrouwbaarheid en validiteit onderzoek Naast de in de paragrafen 3.1, 3.2 en 3.5.1 beschreven bronnen- en methodetriangulatie, zijn de volgende maatregelen getroffen ten behoeve van de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek: Enquête De bij het onderzoek gehanteerde vragenlijst is opgebouwd uit onderdelen van bestaande, gevalideerde meetinstrumenten (vragenlijsten). Zie paragraaf 2.4.1 tot en met 2.4.4. In de enquête gehanteerde begrippen zijn toegelicht ten behoeve van begrijpelijkheid en een eenduidige interpretatie. De vragenlijst is, zoals beschreven in paragraaf 3.3, uitgebreid getest alvorens deze is gedistribueerd naar de respondenten. In de vragenlijst zijn controlevragen opgenomen waarmee is vastgesteld of: een respondent tot de doelgroep behoort; vragen consistent zijn beantwoord; antwoorden van respondenten van verschillende organisaties komen (ten behoeve van inzicht in de spreiding van respondenten over organisaties). De vragenlijst is onder zowel internal auditors als projectmanagers uitgezet, om een eenzijdig beeld van alleen internal auditors te voorkomen. Om een zo groot mogelijke respons te krijgen is: een groot aantal respondenten (580) persoonlijk aangeschreven; de uitnodiging voor de enquête midden in de week verzonden, in een periode zonder feest- en vakantiedagen; via relevante linkedin groepen, het onderzoek bij leden van die groepen onder de aandacht gebracht; het onderzoek via een mailing bij de leden van het IIA-Nederland onder de aandacht gebracht; het onderzoek op de website van het IIA-Nederland bij bezoekers onder de aandacht gebracht; de vragenlijst aantrekkelijk en niet te omvangrijk gemaakt en voorzien van duidelijke instructies; kans op een VVV-cadeaubon in het vooruitzicht gesteld; respondenten gevraagd om de algemene link naar de enquête door te zetten naar bekenden; een persoonlijke herinneringsmail gestuurd, in geval de persoonlijk aangeschreven respondent de enquête nog niet had ingevuld. Uit het opgebouwde bestand van IIA-leden is aselect vijftig procent van de leden voor de mailing geselecteerd. De antwoorden van respondenten zijn geanalyseerd op consistentie. De antwoorden van respondenten die de vragenlijst niet consistent hebben ingevuld, zijn niet in de resultaten meegenomen. De resultaten uit de enquête zijn statistisch geanalyseerd: met Cronbach’s α is vastgesteld in hoeverre een antwoord op een vraag steeds samenhangt met de antwoorden op andere vragen die hetzelfde begrip beogen te meten. Interview Tijdens de gesprekken is ter afronding van een topic middels ‘samenvatten’: geverifieerd of de antwoorden goed zijn begrepen; ‘hoor en wederhoor’ toegepast. Na het gesprek is een verslag van het gesprek opgesteld en aan de geïnterviewde voorgelegd met de vraag, of het verslag een juiste weergave is van hetgeen besproken is. 65 Bijlage 7: Betrouwbaarheidsanalyse subelementen Heldere gedeelde doelen Cronbach’s α voor de vier variabelen Doelen1 tot en met Doelen4 is niet acceptabel gebleken (α=0,473). Verwijderen van variabele Doelen4 heeft geresulteerd in een acceptabele Cronbach’s α (α=0,513). De variabelen Doelen1 tot en met Doelen3 zijn gebruikt voor de validatie van conclusie 1a uit het bureauonderzoek. Support van senior management Cronbach’s α voor de drie variabelen Managementsupport1 tot en met Managementsupport3 is niet acceptabel gebleken (α=0,477). Verwijderen van een variabele zou een lagere waarde van α opleveren. Daarom is ervoor gekozen de variabalen niet te aggregeren naar het niveau van subelement, maar iedere variabele afzonderlijk te analyseren. Teamsamenstelling Cronbach’s α voor de drie variabelen Teamsamenstelling1 tot en met Teamsamenstelling3 is acceptabel gebleken (α=0,794). Verwijderen van een variabele zou een lagere waarde van α opleveren. De drie variabelen zijn daarom gebruikt voor de validatie van conclusie 2a uit het bureauonderzoek. Faciliteiten voor communicatie Cronbach’s α voor de twee variabelen Faciliteitencommunicatie1 en Faciliteitencommunicatie2 is acceptabel gebleken (α=0,748). De twee variabelen zijn daarom gebruikt voor de validatie van conclusie 2b uit het bureauonderzoek. Transformational leadership Cronbach’s α voor de zeven variabelen Leiderschap1 tot en met Leiderschap7 is acceptabel gebleken (α=0,837). Verwijderen van een variabele zou alleen een lagere waarde van α opleveren. De zeven variabelen zijn daarom gebruikt voor de validatie van conclusie 3 uit het bureauonderzoek. Team problem solving Cronbach’s α voor de vijf variabelen Problemsolving1 tot en met Problemsolving5 is acceptabel gebleken (α=0,624). Verwijderen van een variabele zou alleen een lagere waarde van α opleveren. De vijf variabelen zijn daarom gebruikt voor de validatie van conclusie 4a uit het bureauonderzoek. Team efficacy/potency Cronbach’s α voor de vijf variabelen Efficacy1 tot en met Efficacy5 is acceptabel gebleken (α=0,783). Verwijderen van een variabele zou alleen een lagere waarde van α opleveren. De vijf variabelen zijn daarom gebruikt voor de validatie van conclusie 4b uit het bureauonderzoek. Formele aspecten Cronbach’s α voor de drie variabelen Formeleaspecten1 tot en met Formeleaspecten3 is acceptabel gebleken (α=0,704). Verwijderen van variabele Formeleaspecten1 zou een hogere waarde van α opleveren (α=0,724), maar zou er tevens toe leiden dat de variabelen Formeleaspecten2 en Formeleaspecten3 het begrip ‘Formele aspecten’ onvoldoende representeren. 66 Scale: Heldere gedeelde doelen Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,473 ,490 Doelen1 Doelen2 Doelen3 Doelen4 Doelen1 Doelen2 Doelen3 Doelen4 Doelen1 Doelen2 Doelen3 Doelen4 Doelen1 Doelen2 Doelen3 Doelen4 N of Items Item Statistics Mean Std. Deviation 4,81 ,450 3,65 1,080 4,19 ,881 3,65 ,935 4 N 172 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Doelen1 Doelen2 Doelen3 Doelen4 1,000 ,124 ,197 ,199 ,124 1,000 ,441 ,118 ,197 ,441 1,000 ,083 ,199 ,118 ,083 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 11,48 4,029 ,245 12,65 2,312 ,365 12,10 2,768 ,386 12,65 3,259 ,161 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted ,073 ,452 ,202 ,298 ,215 ,285 ,048 ,513 67 Scale: Senior management support Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,477 ,485 Managementsupport1 Managementsupport2 Managementsupport3 Managementsupport1 Managementsupport2 Managementsupport3 Managementsupport1 Managementsupport2 Managementsupport3 N of Items 3 Item Statistics Mean Std. Deviation 3,73 ,851 4,06 1,033 4,25 ,796 N 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Managementsupport1 Managementsupport2 Managementsupport3 1,000 ,179 ,229 ,179 1,000 ,308 ,229 ,308 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 8,31 2,205 ,247 7,98 1,666 ,308 7,80 2,105 ,353 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted Managementsupport1 ,066 ,459 Managementsupport2 ,107 ,372 Managementsupport3 ,126 ,299 68 Scale: Teamsamenstelling Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,794 ,802 Teamsamenstelling1 Teamsamenstelling2 Teamsamenstelling3 Teamsamenstelling1 Teamsamenstelling2 Teamsamenstelling3 Teamsamenstelling1 Teamsamenstelling2 Teamsamenstelling3 N of Items 3 Item Statistics Mean Std. Deviation 4,13 ,799 4,47 ,643 4,47 ,625 N 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Teamsamenstelling1 Teamsamenstelling2 Teamsamenstelling3 1,000 ,600 ,522 ,600 1,000 ,601 ,522 ,601 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 8,94 1,288 ,628 8,60 1,552 ,687 8,59 1,670 ,622 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted Teamsamenstelling1 ,401 ,750 Teamsamenstelling2 ,474 ,673 Teamsamenstelling3 ,402 ,739 69 Scale: Faciliteiten voor communicatie Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,748 ,752 Faciliteitencommunicatie1 Faciliteitencommunicatie2 N of Items 2 Item Statistics Mean Std. Deviation 3,40 1,035 3,84 ,907 N 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Faciliteitencommunicatie1 Faciliteitencommunicatie2 Faciliteitencommunicatie1 1,000 ,603 Faciliteitencommunicatie2 ,603 1,000 Faciliteitencommunicatie1 Faciliteitencommunicatie2 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 3,84 ,823 ,603 3,40 1,072 ,603 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted Faciliteitencommunicatie1 ,363 . Faciliteitencommunicatie2 ,363 . 70 Scale: Transformational leadership Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,837 ,838 Leiderschap1 Leiderschap2 Leiderschap3 Leiderschap4 Leiderschap5 Leiderschap6 Leiderschap7 Leiderschap1 Leiderschap2 Leiderschap3 Leiderschap4 Leiderschap5 Leiderschap6 Leiderschap7 Leiderschap1 Leiderschap2 Leiderschap3 Leiderschap4 Leiderschap5 Leiderschap6 Leiderschap7 Leiderschap1 Leiderschap2 Leiderschap3 Leiderschap4 Leiderschap5 Leiderschap6 Leiderschap7 N of Items 7 Item Statistics Mean Std. Deviation 4,02 ,911 3,88 ,932 3,99 ,845 3,58 ,918 3,90 ,883 4,10 ,788 4,12 ,779 N 172 172 172 172 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Leiderschap1 Leiderschap2 Leiderschap3 Leiderschap4 Leiderschap5 Leiderschap6 Leiderschap7 1,000 ,520 ,388 ,502 ,381 ,306 ,359 ,520 1,000 ,593 ,445 ,319 ,257 ,358 ,388 ,593 1,000 ,552 ,375 ,336 ,402 ,502 ,445 ,552 1,000 ,395 ,361 ,446 ,381 ,319 ,375 ,395 1,000 ,578 ,459 ,306 ,257 ,336 ,361 ,578 1,000 ,581 ,359 ,358 ,402 ,446 ,459 ,581 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 23,56 13,885 ,572 23,71 13,728 ,579 23,60 13,961 ,621 24,01 13,497 ,631 23,69 14,041 ,570 23,48 14,672 ,547 23,47 14,449 ,598 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted ,386 ,817 ,455 ,816 ,474 ,809 ,438 ,807 ,407 ,817 ,463 ,821 ,427 ,814 71 Scale: Problem solving Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,624 ,624 Problemsolving1 Problemsolving2 Problemsolving3 Problemsolving4 Problemsolving5 Problemsolving1 Problemsolving2 Problemsolving3 Problemsolving4 Problemsolving5 Problemsolving1 Problemsolving2 Problemsolving3 Problemsolving4 Problemsolving5 Problemsolving1 Problemsolving2 Problemsolving3 Problemsolving4 Problemsolving5 N of Items 5 Item Statistics Mean Std. Deviation 3,42 1,026 3,59 ,929 3,45 ,963 4,01 ,862 3,57 ,886 Problemsolving1 1,000 ,354 ,253 ,249 ,290 Problemsolving2 ,354 1,000 ,240 ,069 ,245 N 172 172 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Problemsolving3 Problemsolving4 ,253 ,249 ,240 ,069 1,000 ,349 ,349 1,000 ,145 ,294 Problemsolving5 ,290 ,245 ,145 ,294 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 14,61 5,537 ,444 14,44 6,248 ,348 14,58 6,046 ,371 14,02 6,409 ,362 14,46 6,320 ,365 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted ,209 ,534 ,179 ,585 ,180 ,574 ,204 ,579 ,162 ,577 72 Scale: Efficacy Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,783 ,801 Efficacy1 Efficacy2 Efficacy3 Efficacy4 Efficacy5 Efficacy1 Efficacy2 Efficacy3 Efficacy4 Efficacy5 Efficacy1 Efficacy2 Efficacy3 Efficacy4 Efficacy5 Efficacy1 Efficacy2 Efficacy3 Efficacy4 Efficacy5 N of Items Item Statistics Mean Std. Deviation 4,22 ,697 3,95 ,708 4,03 ,708 3,27 1,076 3,67 ,912 5 N 172 172 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Efficacy1 Efficacy2 Efficacy3 Efficacy4 Efficacy3 1,000 ,661 ,494 ,280 ,279 ,661 1,000 ,633 ,347 ,311 ,494 ,633 1,000 ,471 ,444 ,280 ,347 ,471 1,000 ,546 ,279 ,311 ,444 ,546 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 14,93 6,919 ,522 15,19 6,600 ,610 15,11 6,403 ,673 15,87 5,422 ,546 15,48 6,087 ,533 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted ,448 ,757 ,562 ,732 ,499 ,714 ,365 ,763 ,345 ,754 73 Scale: Formele aspecten Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Cronbach's Alpha Items ,704 ,701 Formeleaspecten1 Formeleaspecten2 Formeleaspecten3 Formeleaspecten1 Formeleaspecten2 Formeleaspecten3 Formeleaspecten1 Formeleaspecten2 Formeleaspecten3 N of Items 3 Item Statistics Mean Std. Deviation 4,53 ,687 4,08 ,802 4,02 ,830 N 172 172 172 Inter-Item Correlation Matrix Formeleaspecten1 Formeleaspecten2 Formeleaspecten3 1,000 ,372 ,378 ,372 1,000 ,568 ,378 ,568 1,000 Item-Total Statistics Scale Mean if Scale Variance if Corrected ItemItem Deleted Item Deleted Total Correlation 8,10 2,090 ,423 8,56 1,593 ,576 8,61 1,526 ,579 Item-Total Statistics Squared Multiple Cronbach's Alpha Correlation if Item Deleted Formeleaspecten1 ,179 ,724 Formeleaspecten2 ,352 ,541 Formeleaspecten3 ,355 ,537 74 Bijlage 8: Frequentieverdeling variabelen n=172 Subelement: Heldere gedeelde doelen Elementgemiddelde: 4,22 Variabele Gemiddelde Standaarddeviatie Frequentieverdeling 2 3 4 1 Doelen1 Doelen2 Doelen3 4,81 3,65 4,19 0,45 1,08 0,88 0% 4,7% 1,7% 0% 10,5% 2,9% 2,3% 22,7% 11,6% 14,5% 40,1% 41,9% 5 83,1% 22,1% 41,9% Doelen1 83,10% 14,50% 0% 0% 1 2 2,30% 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Doelen2 40,10% 22,70% 4,70% 1 22,10% 10,50% 2 3 4 5 41,90% 41,90% 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Doelen3 11,60% 1,70% 2,90% 1 2 3 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 75 Subelement: Senior management support Elementgemiddelde: Variabele Managementsupport1 Managementsupport2 Managementsupport3 Gemiddelde 3,73 4,06 4,25 Standaarddeviatie 0,85 1,03 0,79 Frequentieverdeling 2 3 4 1 0,6% 3,5% 1,2% 7,0% 5,8% 1,7% 28,5% 11,6% 9,9% 46,5% 39,0% 45,4% 5 17,4% 40,1% 41,9% Managementsupport1 46,50% 28,50% 17,40% 7,00% 0,60% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Managementsupport2 3,50% 5,80% 1 2 39,00% 40,10% 4 5 11,60% 3 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Managementsupport3 45,40% 41,90% 9,90% 1,20% 1,70% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 76 Subelement: Teamsamenstelling Elementgemiddelde: 4,35 Variabele Teamsamenstelling1 Teamsamenstelling2 Teamsamenstelling3 Gemiddelde 4,13 4,47 4,47 Standaarddeviatie 0,80 0,64 0,62 Frequentieverdeling 2 3 4 1 0,6% 0% 0% 2,9% 0,6% 0,6% 14,0% 6,4% 5,2% 48,3% 39,0% 40,7% 5 34,3% 54,1% 53,5% Teamsamenstelling1 48,30% 34,30% 14,00% 0,60% 2,90% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Teamsamenstelling2 54,10% 39,00% 0% 0,60% 1 2 6,40% 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Teamsamenstelling3 53,50% 40,70% 0% 0,60% 1 2 5,20% 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 77 Subelement: Faciliteiten voor communicatie Elementgemiddelde: 3,62 Variabele Faciliteitencommunicatie1 Faciliteitencommunicatie2 Gemiddelde 3,40 3,84 Standaarddeviatie 1,03 0,90 Frequentieverdeling 2 3 4 1 4,7% 1,2% 14,5% 5,8% 29,7% 25,6% 38,4% 42,4% 5 12,8% 25,0% Faciliteitencommunicatie1 38,40% 29,70% 14,50% 12,80% 4,70% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Faciliteitencommunicatie2 42,40% 25,60% 1,20% 1 25,00% 5,80% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 78 Subelement: Teamleiderschap Elementgemiddelde: 3,94 Variabele Leiderschap1 Leiderschap2 Leiderschap3 Leiderschap4 Leiderschap5 Leiderschap6 Leiderschap7 Gemiddelde 4,02 3,88 3,99 3,58 3,90 4,10 4,12 Standaarddeviatie 0,91 0,93 0,84 0,92 0,88 0,79 0,78 Frequentieverdeling 2 3 4 1 1,7% 1,7% 1,2% 3,5% 1,2% 0,6% 0,6% 2,9% 5,8% 4,7% 8,1% 4,7% 3,5% 2,9% 20,9% 22,1% 15,1% 26,7% 23,3% 12,2% 12,8% 40,1% 43,6% 52,3% 50,6% 44,8% 52,3% 51,7% 5 34,3% 26,7% 26,7% 11,1% 26,2% 31,4% 32,0% Leiderschap1 40,10% 34,30% 20,90% 1,70% 2,90% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Leiderschap2 43,60% 26,70% 22,10% 1,70% 1 5,80% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Leiderschap3 52,30% 26,70% 15,10% 1,20% 1 4,70% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 79 Leiderschap4 50,60% 26,70% 3,50% 1 11,10% 8,10% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Leiderschap5 44,80% 26,20% 23,30% 1,20% 1 4,70% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Leiderschap6 52,30% 31,40% 12,20% 0,60% 1 3,50% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Leiderschap7 51,70% 32,00% 12,80% 0,60% 2,90% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 80 Subelement: Problem solving Elementgemiddelde: 3,61 Variabele Problemsolving1 Problemsolving2 Problemsolving3 Problemsolving4 Problemsolving5 Gemiddelde 3,42 3,59 3,45 4,01 3,57 Standaarddeviatie 1,02 0,93 0,96 0,86 0,88 Frequentieverdeling 2 3 4 1 4,1% 2,3% 2,9% 1,2% 0,6% 14,0% 8,7% 13,4% 2,9% 11,1% 32,0% 32,0% 31,4% 20,9% 33,1% 36,1% 41,9% 40,7% 44,2% 41,3% 5 14,0% 15,1% 11,6% 30,8% 14,0% Problemsolving1 32,00% 36,10% 14,00% 14,00% 4,10% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Problemsolving2 41,90% 32,00% 15,10% 8,70% 2,30% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Problemsolving3 40,70% 31,40% 13,40% 11,60% 2,90% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 81 Problemsolving4 44,20% 30,80% 20,90% 1,20% 2,90% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Problemsolving5 41,30% 33,10% 14,00% 11,10% 0,60% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 82 Subelement: Efficacy Elementgemiddelde: 3,83 Variabele Efficacy1 Efficacy2 Efficacy3 Efficacy4 Efficacy5 Gemiddelde 4,22 3,95 4,03 3,27 3,67 Standaarddeviatie 0,69 0,71 0,71 1,07 0,91 Frequentieverdeling 2 3 4 1 0% 0% 0% 6,4% 1,7% 1,2% 2,3% 1,7% 16,3% 8,7% 12,2% 20,4% 18,0% 33,1% 26,7% 50,6% 57,0% 55,2% 32,0% 46,5% 5 36,1% 20,4% 25,0% 12,2% 16,3% Efficacy1 50,60% 36,10% 12,20% 0% 1,20% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Efficacy2 57,00% 20,40% 0% 2,30% 1 2 3 20,40% 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Efficacy3 55,20% 25,00% 18,00% 0% 1,70% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 83 Efficacy4 33,10% 32,00% 16,30% 12,20% 6,40% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Efficacy5 46,50% 26,70% 16,30% 8,70% 1,70% 1 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 84 Subelement: Formele aspecten Elementgemiddelde: 4,21 Variabele Formeleaspecten1 Formeleaspecten2 Formeleaspecten3 Gemiddelde 4,53 4,08 4,02 Standaarddeviatie 1 0,69 0,80 0,83 0% 0% 0% Frequentieverdeling 2 3 4 1,7% 4,1% 3,5% 5,8% 16,3% 22,7% 29,7% 47,7% 41,9% 5 62,8% 32,0% 32,0% Formeleaspecten1 62,80% 29,70% 0% 1,70% 1 2 5,80% 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Formeleaspecten2 47,70% 32,00% 16,30% 0% 1 4,10% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang Formeleaspecten3 41,90% 32,00% 22,70% 0% 1 3,50% 2 3 4 5 Mate van belang 1 = niet van belang 5 = zeker van belang 85