Historiek en achtergrondinformatie

advertisement
Historiek en achtergrondinformatie
Door Rik Sauwen
Beigem 1914
Vier verdwenen meesterwerken
van De Meester van het Beigems altaarstuk
Wij halen ze terug!
De feiten
Tijdens de Duitse inval in de zomer van 1914 ging de kerk van Beigem in de vlammen op. Vier
prachtige kunstwerken gingen hierbij verloren. Zij waren van de hand van een onbekende Vlaamse
Primitief die in de vakliteratuur hoog aangeschreven staat en met de naam “de Meester van het
Beigems Altaarstuk” werd bedacht. Algemeen werd aangenomen dat de vier meesterwerken in de
brand werden vernield. Maar er zijn getuigenissen die dat tegenspreken. Vandaag gaan wij op zoek
naar de verdwenen schilderijen van de Meester van het Beigems Altaarstuk.
Het verlies van de vier schilderijen uit de kerk van Beigem ging alvast niet ongemerkt voorbij. Het
feit werd zelfs in de New York Times aangehaald.
“De zoektocht naar vier historisch belangwekkende oude Brusselse schilderijen van het jaar 1500
in de kerk van Beigem (ten Noorden van Grimbergen) bleef vruchteloos. Aangezien de kerk zich in
de gevechtzone bevond, werd zij door brand volledig verwoest voor midden september, en de vier
schilderijen werden vernietigd tijdens de brand.” [The New York Times, 27 december 1914]
In de vroege ochtend van 13 september 1914, steken de Duitsers de kerk van Beigem in brand.
Die gaat helemaal in de vlammen op, behalve de sacristie, waaruit nog een aantal voorwerpen
kunnen gered worden. Diverse plaatselijke bronnen zijn formeel: de schilderijen werden daags voor
de brand weggehaald. Zo zouden de kettingen waarmee de schilderijen waren opgehangen vooraf
zijn opengebroken. Heeft iemand de roof zelf gezien? Neen, de Duitsers hielden pottenkijkers op
afstand.
Alvast werd van de verbrande werken in de kerk niets teruggevonden; ze waren weg. Waren de
werken ter plaatse verbrand dan zouden ten minste resten ervan teruggevonden zijn. De kettingen
zouden alvast op hun plaats gebleven zijn, maar daarvan is ook geen spoor teruggevonden, enkel
de haken in de muur.
Hypothese
Wat is er dan met de werken gebeurd?
Wie heeft ze ontvreemd? Naar alle waarschijnlijkheid de Duitse troepen. Het waren geen
schilderijen die je op je eentje kon wegslepen.
Zij waren geschilderd op paneel en maten ongeveer 173 X 129 cm. Er rond zat een zware lijst. De
manipulatie vereiste dus minstens twee man.
Waar zijn ze naartoe?
De troepen die Beigem bezet hebben hoorden tot de 30ste (Pruisische) Divisie onder het bevel van
Generaal Adolf Wild von Hohenborn (1860 – 1925), een man met een indrukwekkende staat van
dienst, en in september 1914 net afgetreden als minister van oorlog.
Hebben de schilderijen de Eerste Oorlog overleefd?
Zo ja, hebben zij de Tweede Wereldoorlog overleefd?
Zo ja, bleven zij dan in Duitsland of werden zij door de Sovjets als oorlogsbuit meegenomen?
De kans is uiteraard heel klein dat zij nog bestaan, maar mogen wij de mogelijkheid a priori
uitsluiten? Professor Jan Van der Stock (KUL) heeft er alvast geen spoor van gevonden in de
officiële verzamelingen, maar hij sluit niet uit dat ze ergens in een privéverzameling zouden zitten.
€ 400 000: Een welbesteed losgeld
Is het absurd te veronderstellen dat er honderd jaar na datum nog een spoor van de vier
schilderijen te vinden zou zijn? Met een aanlokkelijke geldsom van € 400 000 op het einde van de
rit, is dit niet uit te sluiten. Dan willen wij het nog niet hebben over de geruchtenstroom rond het
verdwenen paneel van Het Lam Gods.
Er is in een recent verleden wel een interessant precedent. Op 9 juni van dit jaar kwam een Duitse
delegatie naar Diksmuide en overhandigde daar aan het stadsbestuur drieëntwintig oorkonden uit
1466 tot 1739 die er in 1914 geroofd werden.
Wat een feest als dat ook in Beigem zou kunnen gebeuren…
De vier schilderijen van Beigem, achtergrondinformatie
De auteurs zijn het er over eens: De vier schilderijen die in de kerk van Beigem hingen waren
topstukken.
Wij vinden lovende beschrijvingen in:
Alphonse Wauters, Histoire des Environs de Bruxelles, deel 5, 1855 (heruitg . 1972)
Arthur Cosyn, Grimberghen, 1909 (Gids Touring Club de Belgique)
Theo H.A.Slachmuylders, Fragmenten uit het verleden van Beigem, 1990
De vier schilderijen waren aanwezig op de spraakmakende tentoonstelling De Vlaamse Primitieven
te Brugge in 1902 (cat. 314 t.e.m cat. 317)
In de tentoonstellingscatalogus beschrijving door W.H. James Weale en in de kritische catalogus
door Georges Hulin de Loo.
Ter illustratie deze appreciatie van Professor Jan Van der Stock van de KUL:
“De schilderijen zijn inderdaad buitengewoon goed en belangrijk. In eerste instantie zou het
wapenschild moeten opgezocht worden. Uiteraard hebben ze met Rogier van der Weyden niets te
maken, behalve enkele compositieschema's die aan hem herinneren. Inderdaad Antwerps
maniërisme (maar zeer goed). De schilderijen zijn NIET bekend in het wereldje van de specialisten.
Ik heb in 2009 even rondgevraagd (enfin, ik bedoel: de foto's rondgestuurd per mail), maar
niemand heeft deze stukken al gezien. Dat wil uiteraard niets zeggen ivm de vraag of ze niet in een
of andere privécollectie nog zouden bestaan.”
Ik had alleszins mijn twijfels uitgedrukt over de toewijzing aan Rogier Van der Weyden (opinie
Alphonse Wauters) en ze eerder bij het Antwerps Maniërisme ondergebracht. Professor Van der
Stock situeert de schilderijen in een Brussels atelier, in de omgeving van Barend Van Orley, rond
1520.
Zij maakten deel uit van een reeks van zes schilderijen die in de kapel van Sint Jakob op de
Koudenberg te Brussel hingen.
Dat getuigt Guillaume – Pierre Mensaert in zijn boek Le Peintre amateur et curieux uit 1763.
Omdat op de schilderijen (behalve een) het wapenschild voorkomt van vooraanstaande leden van
de adel kan verondersteld worden dat zij geschilderd werden naar aanleiding van een kapittel van
her Gulden Vlies. Een dergelijk kapittel vond plaats te Brussel in 1516. Voortgaand op de stijl van
de werken, zou dit een aannemelijke datering kunnen zijn.
In 1775 werden de vier schilderijen door pastoor Frencken gekocht en in de kerk van Beigem
opgehangen. De overige twee schilderijen bevinden zich nu in buitenlandse musea (Dijon en
Philadelphia). De schilderijen werden destijds wellicht van de hand gedaan omdat zij niet pasten bij
de sobere stijl van de nieuwe classicistische kerk die op de plaats van de oudere kapel werd
opgetrokken en die nu nog het Koningsplein domineert.
Waarom pastoor Frencken niet de volledige reeks gekocht heeft weten wij niet. Onvoldoende
budget of plaatstekort? Wij hebben er het raden naar.
Zo ook naar de exacte plaats waar de schilderijen in de kerk hingen. Emile Wauters vermeldt wel
dat zij langs de wanden van het schip hingen. De juiste situering kennen wij niet. De enige foto van
een binnenzicht van de kerk toont ons het koor en de zijaltaren. Daarop zijn ze niet te zien (of
misschien dat ene puntje van een lijst vlak naast de preekstoel?).
De kerk was destijds kleiner dan de huidige; het was een eenbeukige constructie, hetgeen vaker
voorkwam bij landelijke kerkgebouwen. Bij de wederopbouw werden zijbeuken en een transept
bijgebouwd.
De Meester van het Beigems Altaarstuk
De twee schilderijen die niet in Beigem terechtkwamen en zich nu respectievelijk in het Musée des
Beaux-Arts te Dijon en in het Philadelphia Museum of Art bevinden, worden toegeschreven aan de
“Meester van het Beigems Altaarstuk”, hiermee uitdrukkelijk verwijzend naar de werken uit
Beigem. Wie was die kunstenaar? Dat weten wij uiteraard niet en dat hij met Beigem enige
affiniteit had is zo goed als uitgesloten. Hij was werkzaam te Brussel, in de omgeving van Barend
van Orley. Het was alvast iemand die duidelijk talent had voor het weergeven van dramatische
taferelen en, te oordelen naar de twee werken die wij wel nog kunnen bewonderen, een man die
hield van een rijk coloriet. [Dat was Wauters al opgevallen, die ons voor een aantal werken zelfs
een paar wenken geeft ivm de aangewende kleuren]
Ook opvallend is de haast karikaturale portrettering van een aantal figuren. De personages zijn in
weelderige, vaak extravagante kledij gestoken. Hetzelfde kan gezegd worden van de uitrusting van
de militairen. De kunstenaar heeft ook een voorliefde voor architectuur, met een uitgesproken
renaissancistische inslag.
Van waar dan die naam verwijzend naar Beigem? Naar alle waarschijnlijkheid is het een vondst van
de Duitse kunsthistoricus Max Friedländer (1867 – 1958), de bedenker van een aantal ‘noodnamen’
voor anonieme kunstenaars. Op die wijze poogde hij werken die aan eenzelfde atelier konden
worden toegeschreven te groeperen. De hedendaagse kunstgeschiedenis is nu wel afgestapt van
dat soort toekenningen. Maar een aantal van die namen blijft wel in het gebruik. De meest
bekende van die onbekenden is wellicht “De Meester van Flemalle”.
Ons valt vooral op dat de naamgeving “De Meester van het Beigems altaarstuk” zowel in het
museum van Dijon als in dat van Philadelphia behouden bleef.
Wij onthouden dus dat de kwaliteit van de vier Beigemse schilderijen de naamgeving bepaald
heeft.
De voorstelling
De volledige reeks moet een prachtig gezicht geweest zijn.
Er is telkens een hoofdthema en vier tot vijf neventaferelen.
- De Aanhouding van Christus (nu in het Musée des Beaux-Arts, Dijon; maakte ooit deel uit van
de verzameling van Hermann Göring),
met als neventaferelen: Judas wijst Jezus aan, Jezus in gebed omringd door slapende apostelen,
Petrus trekt zijn zwaard om Malchus te slaan, twee vluchtende apostelen (onduidelijk);
In de bovenhoek het wapenschild van Filips Van Cleef
- Christus voor Pilatus (nu in het Philadelphia Museum of Art)
met als neventaferelen Jezus voor Annas, De bespotting, de verloochening van Petrus, Jezus voor
Caïfas die zijn mantel openscheurt;
Bovenaan het wapenschild van Willem van Croÿ
- De Geseling (tot 1914 in de kerk van Beigem),
met als neventaferelen Jezus voor Caïfas, de doornenkroning, Het berouw van Judas, de zelfmoord
van Judas
In de architraaf van het gerechtsgebouw, links een ongeïdentificeerd (vrouwelijk) wapenschild en
rechts de letters P.R.
- Ecce Homo (tot 1914 in de kerk van Beigem),
met als neventaferelen het klaarmaken van de kruisen (?), de vrouw van Pilatus vertelt haar
droom, Pilatus wast zijn handen in onschuld, Barrabas in zijn kerker;
Bovenaan het wapenschild van de heren Van Bergen (Jan Van Bergen?)
- De Kruisiging (tot 1914 in de kerk van Beigem),
met als neventaferelen Jezus bevrijdt de zielen uit het vagevuur, de kruisafname;
geen wapenschild
- De Verrijzenis (tot 1914 in de kerk van Beigem),
met als neventaferelen Jezus verschijnt als tuinman, Jezus bij een grot (?), het ongeloof van
Thomas, verschijning van Jezus voor en kloosterlinge
Bovenaan een ongeïdentificeerd wapenschild
Merkwaardig: de soldaat in het midden van het tafereel draagt een haakbus (een draagbaar
vuurwapen, voorloper van het geweer). Hierover volgende toelichting van Piet De Gryse,
conservator a.i. van het Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis te Brussel:
“De foto is nu niet bepaald de meest duidelijke maar de persoon in het midden draagt inderdaad
een zware haakbus of musket. Het is ongetwijfeld een lontslotmusket verwijzende naar het
ontstekingssysteem (brandende lont die door middel van een veer de lading in de pan doet
ontbranden). Dit type wapen komt inderdaad voor in de eerste helft 16de eeuw, 1520 is zeer
plausibel.”
De schilderijen waren geschilderd op paneel. De afmetingen waren ongeveer 173 X 129 cm.,
voortgaand op de gekende afmetingen van de twee bewaarde schilderijen.
Het gerust geweten van Dokter von Falke
Het belang dat in de kunstwereld gehecht werd aan de vier schilderijen van de “Meester van het
Beigems Altaarstuk” mag blijken uit het artikel dat op 27 december 1914 verscheen in The New
York Times. De verrassende titel luidt:
Kunstschatten gered
Veel schilderijen onbeschadigd, rapporteert von Falke.
Een bijkomend onderzoek in verband met schade aan kunstwerken in België ten gevolge van de
oorlog werd bij de Duitse Regering uitgebracht door Dr. Von Falke, de Koninklijke Opdrachthouder,
aangesteld om de toestand te onderzoeken van Belgische schilderijen en andere kunstwerken. Een
kopij van dit tweede rapport werd verstuurd naar de Duitse Dienst voor Informatie. In vertaling
luidt een deel ervan als volgt:
Ik heb vastgesteld dat de kerk van Vilvoorde met zijn groot koorgestoelte uit het jaar 1663, een
mooi voorbeeld van Belgische barokbeeldhouwkunst, onbeschadigd was. Dat is ook het geval voor
de kerken van Grimbergen, Diegem en voor het paleis Steen, bij Elewijt, dat eertijds toebehoorde
aan Pieter Paul Rubens. Het paleis werd enige tijd door soldaten bezet, maar had niet te lijden
onder die bezetting.
Spijtig genoeg bleef de zoektocht naar vier historisch belangwekkende oude Brusselse schilderijen
van het jaar 1500 in de kerk van Beigem (ten Noorden van Grimbergen) vruchteloos. Aangezien de
kerk zich in de gevechtzone bevond, werd zij door brand volledig verwoest voor midden
september, en de vier schilderijen werden vernietigd tijdens de brand.
Samen met de heer Fierens-Gevaert en met toestemming van de pastoor en van de burgemeester
van Zaventem, heb ik het altaarstuk van Sint Maarten van Van Dyck uit de kerk gehaald op 29
september 1914, en ik heb het in veiligheid gebracht in het museum van Brussel.
The New-Yotk
Times December 27, 1914
Al met al is dit een verrassend gedetailleerde berichtgeving over een heel beperkt strijdtoneel
duizenden mijlen verwijderd van de woonplaats van de lezers van die krant. Bovendien is driekwart
van het artikel een letterlijke aanhaling van de bron van die informatie: Dokter von Falke.
Wie was die man en hoe kwam het dat aan zijn woorden zoveel aandacht werd besteed?
Otto van Falke (1862-1942) was voor de Eerste Wereldoorlog Direkteur van het museum voor
toegepaste kunst (Kunstgewerbe Museum) in Berlijn. Hij was een geëerd kunstkenner die na de
oorlog de beroemde Wilhelm von Bode als Algemeen Direkteur van de Pruisische Musea zou
opvolgen. Hij heeft in zijn vakgebied veel gepubliceerd, ook nog na de oorlog. Toen hij stierf in
volle Tweede Wereldoorlog haalde dat feit zelfs de geallieerde pers, een bewijs van de achting die
hij op internationaal vlak genoot.
Door toedoen van Wilhelm von Bode wordt von Falke op 12 september 1914 door het Pruisisch
Ministerie voor Cultuur met ondersteuning van het Riechsamt des Inneren, met een speciale
opdracht belast. Hij moet zich in verbinding stellen met de Militärgouverneur in bezet België en
wordt ondergebracht bij de Zivilverwaltung te Brussel met de titel van Geheimrat (speciale
adviseur van de keizer).
De rol van von Falke bestaat erin verslag uit te brengen over de toestand van de kunstschatten in
het oorlogsgebied. De brutaliteit van de Duitse invallers en de vernielingen van kostbaar
patrimonium worden in de internationale pers breed uitgesmeerd. Duitsland wordt vooral met de
vinger gewezen voor de vernieling van de bibliotheek van Leuven. Daarom moet von Falke zich
inzetten voor het beschermen van het kunstpatrimonium, vaststellen wat de vernielingen zijn,
maar ook valse beschuldigingen aan het adres van de Duitsers weerleggen en overdrijvingen
ontzenuwen.
Dat hij hierbij verregaande bevoegdheid heeft bewijst de manier waarop hij de directeur van het
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Brussel op sleeptouw kan nemen. Hippolyte FierensGevaert (1870-1926) krijgt letterlijk bevel van de Geheimrat (aanspreektitel “Excellentie”), die in
zijn rol lijkt op te gaan,.om naast de Sint-Maarten van Van Dijck uit Zaventem, nog meer werken
in zijn museum tijdelijk onderdak te bieden. Dat gebeurt op 23 september met twee schilderijen
die von Falke uit de gebombardeerde kerk van Eppegem zou gered hebben. Het is ook von Falke
die op het einde van het jaar 1914 aan Fierens-Gevaert het bevel geeft het museum opnieuw voor
het publiek open te stellen.
Terwijl von Falke zijn goede nieuwsshow in Berlijn rapporteert en de Duitse propaganda die de
wereld instuurt (“Kunstschatten gered!”) weet de bevolking in de bezette gebieden wel beter. Karel
van de Woestijne refereert er op smalende toon naar in zijn dagboek. Dat rapport? “(…) troostend
en vol zalving kwam daarin als een refrein terug: dat alles kan nog heel goed gerestaureerd
worden”.
Het lot van de schilderijen van Beigem moet von Falke wel hebben beziggehouden en dat blijkt
zelfs uit het geciteerd fragment in The New-York Times. Hij heeft het over de “zoektocht” naar de
vier schilderijen. In Beigem zelf zal hij enkel de zwartgeblakerde ruïne van de kerk hebben
aangetroffen. Hoe diepgaand zijn onderzoek zal geweest zijn weten wij niet, maar het is best
aannemelijk dat de verantwoordelijke autoriteiten hem de meest voor de hand liggende verklaring
hebben voorgeschoteld. Zo er al een diefstal was gepleegd zou men dat toch niet aan de neus van
die pottenkijker uit Berlijn gaan hangen. Daarom gaat von Falke er niet verder op in. Er werd geen
misdaad gepleegd. De werken van de ‘Meester van het Beigems Altaarstuk’ werden het slachtoffer
van de krijgsverrichtingen. Einde verhaal.
Bijlage 1: Afbeeldingen van de
verdwenen kunstwerken
Ecco Homo – Pilatus toont Christus aan het volk
(Bron: Het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium - KIK)
Geseling van Christus (Bron: KIK)
Kruisiging – Golgotha (Bron: KIK)
Verrijzenis van Christus (Bron: KIK)
Bijlage 2: Krantje 100 jaar Groote
Oorlog
Bijlage 3: Reglement
Onderstaande versie is het voorlopige ontwerpreglement. De definitieve versie wordt zo spoedig
mogelijk beschikbaar gesteld via www.grimbergen.be
ONTWERPREGLEMENT
inzake de uitreiking van een beloning van 400.000 euro voor het bezorgen van
vier meesterwerken uit de kerk van Beigem
Artikel 1. Uiteenzetting
Het gemeentebestuur van de gemeente Grimbergen reikt een beloning van 400.000 euro uit aan
diegene die de vier originele werken van de Meester van het Beigems Altaarstuk, zoals hieronder
beschreven, in een fysiek goede staat bezorgt aan de gemeente Grimbergen.
De vier werken zijn “De geseling van Jezus”, “Ecce Homo”, “De Kruisiging” en “De Verrijzenis”. Zij
behoren tot een reeks van zes schilderijen waarbij “De Aanhouding van Christus” zich in de
Museum van Moderne Kunst van Dijon bevindt en “Christus voor Pilatus” in het Philadeplphia
Museum of Art.
Een afbeelding van elk schilderij met wat meer informatie vindt u terug in de bijlage die integraal
deel uitmaakt van dit reglement.
De schilderijen waren geschilderd op paneel en de afmetingen waren ongeveer 173 op 129 cm
voortgaand op de afmetingen van de twee bewaarde schilderijen.
Vooraleer de beloning wordt uitbetaald, moet aan de voorwaarden gesteld in artikel 2 voldaan zijn.
Artikel 2. Voorwaarden
De beloning van 400.000 euro wordt slechts aan één persoon uitgereikt wanneer aan de volgende
voorwaarden cumulatief is voldaan:

alle werken moeten fysiek tezamen in een goede staat worden afgeleverd;

het moet gaan om de originele stukken;

een expert zal instaan voor de beoordeling van de staat van de schilderijen alsook over de
originaliteit ervan en

de schilderijen moeten voor … afgeleverd worden.
Artikel 3. Termijn
Dit reglement treedt in werking op … en loopt van rechtswege af op …
Datum
Download