Verlangen naar de glorie van God

advertisement
Verlangen naar de glorie van God.
Ex.33:18 Laat mij toch Uw majesteit zien, zei Mozes.
A: De voorgeschiedenis van Ex.33:18.
Ex.33:17-34:2 De HEER zei tegen Mozes: Ik verzeker je dat Ik zal doen wat je vraagt, want
Ik ben je goedgezind en Ik heb je uitgekozen. Laat mij toch Uw majesteit zien, zei Mozes. Hij
antwoordde: Ik zal in Mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER
uitroepen: Ik schenk genade aan wie Ik genade wil schenken, en Ik ben barmhartig voor wie
Ik barmhartig wil zijn. Maar, zei Hij, Mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan
Mij zien en in leven blijven. Toen sprak de HEER: Er is een plaats op de rots waar je dicht bij
Mij kunt komen staan. Als dan Mijn majesteit voor je langs gaat, zal Ik je in een kloof laten
schuilen en Mijn hand beschermend voor je houden tot Ik voorbij ben. Als Ik Mijn hand
weghaal, zul je Mij van achteren zien; Mijn gezicht mag niemand zien. De HEER zei tegen
Mozes: Hak twee stenen platen uit, gelijk aan de vorige. Dan zal Ik op die platen de geboden
schrijven die ook op de eerste stonden, die jij stukgegooid hebt. Morgenvroeg moet je
gereed zijn, want dan moet je de Sinai op gaan. Kom daar, op de top van de berg, bij Mij.
In Ex.32-34 had Mozes een zeer belangrijke ontmoeting met de Heer, en middenin dit
gesprek vroeg Mozes of hij de glorie van God mocht zien; voorafgaand aan deze ontmoeting
had Mozes al een aantal zeer belangrijke ontmoetingen met de Heer gehad die hem hadden
laten groeien in zijn relatie met God.
1) In Ex.3:1-4:23 vond de eerste ontmoeting tussen God en Mozes plaats bij de berg Horeb,
in die ontmoeting werd de heiligheid van God aan Mozes geopenbaard (3:6) en ook kreeg
Mozes een eerste openbaring over de naam van God (3:14-15).
2) Vanaf deze eerste ontmoeting werd Mozes door de Heer gebruikt als een instrument van
de macht van God om Zijn oordeel met grote kracht te demonstreren in Egypte dat op dat
moment de meest ontwikkelde beschaving in de oude wereld was (Ex.5-13).
3) Na de geweldige bevrijding van het volk Israël uit het land Egypte leidde Mozes het volk
door de Rietzee alsof het droog land was vanwege het geweldige bovennatuurlijke ingrijpen
van de Heer, waarbij Israël definitief bevrijd werd uit de macht van Egypte (Ex.14).
4) In de eerste fase van de reis door de woestijn zag Mozes hoe de Heer Zijn volk Israël op
bovennatuurlijke wijze beschermde tegen vijanden en wonderbaarlijk voorzag in eten en
drinken (Ex.15-18).
5) Nadat de Heer Zichzelf op de berg Sinai - dat is Horeb - geopenbaard had aan het volk,
trad Mozes als bemiddelaar op tussen God en Zijn volk, en gaf God Zijn eerste wetten aan
Israël (Ex.19-23); in deze wetten werden de wijsheid en rechtvaardigheid van God aan het
volk geopenbaard.
6) Daarna werd Mozes uitgenodigd om opnieuw de berg te beklimmen voor een persoonlijke
ontmoeting met God; in deze ontmoeting trad Mozes op als bemiddelaar van het verbond
tussen God en Zijn volk (Ex.24).
7) Tijdens deze ontmoeting kreeg Mozes het bouwplan voor de tabernakel en het patroon
voor het priesterschap van Israël geopenbaard als een expressie van de schoonheid en de
heiligheid van God (Ex.24-31).
B: De diverse tochten van Mozes op de berg Sinai.
In het boek Exodus heeft Mozes in totaal zeven keer de berg Sinai beklommen en ook is hij
zeven keer weer van de berg afgedaald; elke tocht op de berg omhoog betekende voor hem
een nieuwe openbaring in het wezen en karakter van God.
1) Tijdens de eerste ontmoeting op de berg openbaarde God Zichzelf voor de eerste keer
aan Mozes in een brandende doornstruik die niet verteerd werd door het vuur als een
expressie van het gepassioneerde vuur in Gods hart. (Ex.3:2).
2) Tijdens de tweede ontmoeting openbaarde God het hartstochtelijke verlangen van Zijn
hart om het volk Israël te maken tot een koninkrijk van priesters en een heilig volk dat zeer
kostbaar zou zijn voor de Heer (Ex.19:3-6).
1
3) Tijdens de derde ontmoeting kreeg Mozes zeer nadrukkelijke instructies om het volk voor
te bereiden op een collectieve ontmoeting met God, waarbij het volk nadrukkelijk werd
gewaarschuwd om op een afstand te blijven (Ex.19:9-13). Deze openbaring van God ging
gepaard met donder en bliksem, een dreigende wolk, rook en vuur en het luide geschal van
een ramshoorn (Ex.19:16-20); deze openbaring was een onthulling van de heiligheid van
God die zo groot was dat zelfs Mozes sidderde van angst (Hebr.12:21).
4) Tijdens de vierde ontmoeting (Ex.19:20b-25) kreeg Mozes de Tien Geboden uitgelegd met
een eerste serie van wetgevingen waarin God een aantal aspecten van Zijn rechtvaardige
karakter aan het volk Israël bekendmaakte (Ex.20-23).
5) Voor de vijfde ontmoeting werden Mozes, Aäron en twee van zijn zonen, en 70 leiders van
het volk uitgenodigd om in de tegenwoordigheid van God te verschijnen (Ex.24:1-11), maar
alleen Mozes werd uitgenodigd om helemaal naar de top van de berg te gaan (Ex.24:12-18).
De 73 andere genodigden mochten halverwege de berg feestvieren in de tegenwoordigheid
van God (Ex.24:9-11). Tijdens deze vijfde ontmoeting ontving Mozes de Tien Geboden op
stenen tabletten en ontving hij instructies over de bouw van de tabernakel en de kleding voor
de hogepriester Aäron en de priesters (Ex.25-31). Mozes bleef 40 dagen en 40 nachten op
de berg (Ex.24:18). Tijdens deze vijfde ontmoeting maakte het volk echter een gouden kalf
en aanbad dit kalf als een afgod (Ex.32:1-6), waarna Mozes de opdracht kreeg om deze
ontmoeting af te breken en naar beneden te gaan (Ex.32:7+15).
6) Nadat Mozes het volk woedend had toegesproken vanwege het gouden kalf, keerde hij
terug naar de Heer voor een zesde ontmoeting (Ex.32:31) om bij God om genade te smeken
voor het volk (Ex.33:12-23). Tijdens deze ontmoeting vroeg Mozes of hij de glorie van God
mocht zien (Ex.33:18), waarop de Heer hem beloofde dat Mozes onder strikte voorwaarden
de glorie van God te zien zou krijgen bij de volgende ontmoeting. Maar eerst moest Mozes
naar beneden gaan om twee nieuwe stenen platen te hakken (Ex.34:1-3), omdat hij de
vorige stenen platen kapot had gesmeten (Ex.32:19).
7) Tijdens de zevende ontmoeting kreeg Mozes onder strikte voorwaarden de glorie van God
te zien waarbij de Heer Zijn eigen naam uitriep (Ex.34:4-9), en waarbij het geschonden
verbond in ere werd hersteld (Ex.34:10+27). Ook deze keer bleef Mozes 40 dagen en 40
nachten bij de Heer zonder te eten of de drinken en kreeg hij opnieuw de Tien Geboden
aangereikt (Ex.34:28). Daarna daalde Mozes voor de zevende en laatste keer van de berg
Sinai af (Ex.34:29).
C: De intieme relatie van Mozes met God.
1) Tijdens zijn eerste voorbede voor het volk (Ex.32:7-14) pleitte Mozes bij God op grond van
de reputatie en getuigenis van Gods naam (32:11-12) en Zijn verbond met Abraham, Isaäk
en Jakob (32:13).
2) Tijdens zijn tweede voorbede voor het volk (Ex.32:31-34) vroeg Mozes om vergeving voor
de zonde van het volk, waarbij Mozes zelfs bereid was om zijn eigen naam uit het boek van
God te laten schrappen.
3) Tijdens zijn derde voorbede voor het volk (Ex.33:12-23) smeekte Mozes om Gods eigen
aanwezigheid temidden van het volk in plaats van een engel, want Mozes wilde niet verder
gaan zonder de manifeste tegenwoordigheid van God in het midden van Zijn volk.
Ex.33:17 De HEER zei tegen Mozes: Ik verzeker je dat Ik zal doen wat je vraagt, want Ik ben
je goedgezind en Ik heb je uitgekozen.
Gods antwoord op de eerste voorbede van Mozes was dat Hij ervan afzag om Israël te
treffen met Zijn oordeel (Ex.32:14), en Zijn antwoord op de tweede voorbede van Mozes was
dat Hij vergeving zou schenken omdat Hij beslist weigerde Mozes uit Zijn boek te schrappen
(Ex.32:33), maar toch zou Hij de schuldigen later ter verantwoording roepen (Ex.32:34b).
Maar in Zijn derde antwoord aan Mozes beloofde God dat Hij alles zou doen wat Mozes Hem
vroeg, en de Heer had daarvoor twee gegronde redenen.
1) Hij was Mozes goedgezind.
2) Hij had Mozes uitgekozen.
God had Mozes uitgekozen, maar het Hebreeuws zegt hier dat God Mozes bij zijn naam had
geroepen (Ex.3:4). Mozes had zijn naam gekregen van de dochter van farao die hem uit het
2
water had getrokken (Ex.2:10), maar zonder dat zij het wist inspireerde God de naam Mozes,
omdat hij geroepen was om later met het volk Israël door het water van de Rietzee te trekken
(Ex.14:22). In de tweede plaats was God Mozes goedgezind omdat deze - hoewel eerst met
tegenzin - de Heer gehoorzaamde, en in het proces van zijn gehoorzaamheid groeide Mozes
in zijn relatie met de Heer. En op dit cruciale moment in de geschiedenis van Israël was
Mozes zo gegroeid in zijn vertrouwen op God dat hij wist dat God zijn gebeden zou verhoren.
Intieme kennis van het wezen en karakter van God is fundamenteel voor onze relatie met
Hem; wij mogen dichter bij God komen op grond van wie Hij is, en van daaruit mogen wij
vrijmoedig Hem benaderen met geloof, maar zonder geloof en vertrouwen is het onmogelijk
om antwoord te krijgen op je gebed (Matt.7:7, 21:22, Hebr.4:14-16, 11:6). God kende Mozes
en riep hem bij zijn naam, en Mozes kende God, zodat zij persoonlijk met elkaar spraken
zoals een mens spreekt met een ander mens (Ex.33:11). Mozes had een speciale tent buiten
het kamp laten neerzetten voor iedereen die werkelijk op zoek was naar de Heer (Ex.33:7);
en wanneer Mozes zelf naar binnen ging, daalde de wolk van Gods glorie neer, en dan sprak
God rechtstreeks met Mozes (Num.7:89, 12:7-8a). Zo groeide Mozes uit tot een zeer nederig
mens, zo nederig als er op dat moment in de hele wereld niemand was (Num.12:3); dit werd
door Mozes zelf opgeschreven, en hierin volgde hij onze Heer Jezus die Zichzelf ook als
nederig omschreef (Matt.11:29). Nederigheid of zachtmoedigheid is de enige eigenschap
waarmee Jezus en Mozes zichzelf beschreven; door deze eigenschap kunnen wij dicht tot
God naderen om Zijn genade te ontvangen (Jac.4:6). In zijn groeiende vriendschap met de
Heer ontwikkelde Mozes een groot verlangen om de Heer Zelf te mogen zien.
D: Het grote verlangen van Mozes.
Ex.33:18 Laat mij toch Uw majesteit zien, zei Mozes.
Het woordje “toch” in deze zin geeft expressie aan een intens smeken tot de Heer; Mozes
had tot op dit moment op een geweldige manier de demonstratie van Gods kracht gezien, en
hij had de naam van de Heer leren kennen. Hij kon op een vruchtbare manier voorbede doen
voor Israël in de donkerste momenten van dit volk, maar middenin het antwoord van God op
zijn derde voorbede onderbrak hij de Heer met een uiting van een kort maar zeer diep
verlangen in zijn eigen hart. Hij had al 40 dagen en 40 nachten op de berg doorgebracht in
de voelbare tegenwoordigheid van de Heer (Ex.24:18), maar toch ervoer hij dat het diepste
verlangen van zijn hart nog niet verzadigd was. Hij was bereid om zijn naam uit het boek van
God te laten schrappen (Ex.32:33), maar hij voelde zich incompleet zolang hij de glorie op
het aangezicht van God niet had gezien. Mozes had Gods voeten gezien (Ex.24:10), en hij
had Gods vingers aan het schrijven gezien (Ex.32:16), en ook had hij de ontzagwekkende
manifestatie van Gods tegenwoordigheid in rook en vuur gezien (Ex.19:18). Hij had nu al
vele malen de stem van God gehoord, maar Mozes was niet tevreden want hij had nog niet
het aangezicht van God gezien.
Voor zijn gevoel was God nog steeds bezig Zichzelf voor hem te verbergen waar het de
meest intieme aspecten van God betrof; en Mozes vond geen rust totdat hij het diepste
innerlijk van God op Zijn gezicht kon zien stralen. Mozes nam een risico, maar hij waagde
een kans om inzicht te krijgen in het diepste wezen van God; om die reden vroeg hij de glorie
van God te mogen zien. Het Hebreeuwse woord is “kabod” en dit kan vertaald worden met
glorie, majesteit, schittering, rijkdom, eer, overvloed of gewicht; Mozes was dus op zoek naar
de diepste openbaring van God in al zijn volheid. Maar de Heer maakte hem duidelijk dat het
op dat moment nog niet mogelijk was dat Mozes Gods volle glorie te zien zou krijgen, want
dat zou Mozes niet overleven (Ex.33:20). God gaf Mozes alles wat Hij op dat moment in de
geschiedenis aan hem kon geven (Ex.34:5), en daarbij openbaarde God de volheid van Zijn
naam (Ex.34:6-7). Later zou Mozes daarover zeggen dat de Heer begonnen was om Zijn
grootheid en kracht aan Mozes, Zijn dienaar, te tonen (Deut.3:24), maar inderdaad was dit
alles nog maar een begin. Meer dan 1500 jaar later zag Mozes samen met Elia de volle
glorie van God op het aangezicht van Jezus, toen Deze als mens op de aarde gekomen was
(Matt.17:2-3), want in Jezus Christus is de volheid van God lichamelijk aanwezig (Kol.2:9);
en daar werd het gebed van Mozes verhoord.
3
E: Mozes als voorbeeld voor ons.
Het verlangen naar de openbaring van Gods volheid overheerste elk ander verlangen in het
leven van Mozes, en dit overheersende verlangen zette een beslissend stempel op zijn
leven. Mozes vastte twee keer 40 dagen en 40 nachten in de tegenwoordigheid van God
(Ex. 24:18, 34:28), terwijl de 70 oudsten zaten te eten en drinken in de tegenwoordigheid van
God (Ex.24:11). Mozes kende het hartsverlangen van God voor Israël (Ex.19:4-6) en hij
kende God verbondsbelofte aan Abraham, Isaäk en Jakob (Ex.2:24, 3:6+15-17), en om die
reden was Mozes bereid om zijn leven neer te leggen voor het volk Israël (Ex.32:32). Mozes
raakte steeds meer het besef over zijn eigen grootsheid in het hele proces van de exodus
kwijt, en hij groeide uit tot een zeer nederig mens (Num.12:3).
Een radicale levensstijl van vasten en gebed moeten diepgeworteld zijn in een verlangen van
het hart om de glorie van God te zien; Mozes kon 40 dagen en nachten vasten, omdat hij in
de tegenwoordigheid van God verteerd werd door de glorie van God en bekrachtigd werd
door de stem van God. Maar het is bijzonder moeilijk om een levensstijl van gebed en vasten
te omarmen zonder de bijbehorende glorie van Gods tegenwoordigheid te ervaren en feest
te vieren in Zijn woord. Door zijn relatie met God was Mozes in staat om de goddeloosheid
en afgoderij van het volk Israël te zien in het licht van de openbaring van Gods glorie, en zijn
ervaring met God maakte dat Mozes met steeds grotere hartstocht op zoek ging naar de
diepste kennis over de glorie van God.
F: Openbaring over de naam van God.
Ex.34:5-9 De HEER daalde neer in een wolk, Hij kwam naast Mozes staan en riep de
naam HEER uit. De HEER ging voor hem langs en riep uit: De HEER ! De HEER ! Een God
die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die duizenden geslachten Zijn
liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor
de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten en ook het derde geslacht
en het vierde. Onmiddellijk viel Mozes op zijn knieën en boog zich neer. Onmiddellijk viel
Mozes op zijn knieën en boog zich neer. Als U mij goedgezind bent, Heer, zei hij, trekt U dan
met ons mee, ook al is dit volk onhandelbaar. Schenk ons vergeving voor onze schuld en
zonde en maak ons tot Uw eigen bezit.
God daalde neer in een wolk en kwam bij Mozes staan, en daarna ging Hij voor hem langs
waarbij Hij Mozes bedekte met Zijn hand (33:22); maar toen God Mozes passeerde, riep Hij
de glorie van Zijn naam en tegelijkertijd Zijn wezen en karakter uit. Mozes reageerde daarop
onmiddellijk door te knielen in een daad van aanbidding als reactie op deze ontzagwekkende
openbaring van God. Maar tegelijkertijd maakte hij als een ware voorbidder optimaal gebruik
van het moment door God te smeken om vergeving voor het volk ondanks het feit dat dit volk
onhandelbaar was. Tegelijkertijd vroeg hij aan de Heer om Zijn tegenwoordigheid blijvend te
manifesteren in het midden van Zijn volk en dit volk zo blijvend tot Zijn eigen bezit te maken.
Ex.34:10-28 De HEER antwoordde: Ik wil een verbond sluiten. Voor de ogen van heel je
volk zal Ik zulke wonderbaarlijke daden verrichten als er onder geen enkel volk op aarde ooit
verricht zijn, en het hele volk dat bij jou is, zal zien welke ontzagwekkende dingen Ik, de
HEER, voor jou zal doen. Jullie moeten je houden aan de geboden die Ik je vandaag geef…
…… De HEER zei tegen Mozes: Stel deze geboden op schrift, want op grond van deze
geboden sluit Ik met jou en de Israëlieten een verbond.
God openbaarde eerst Zijn naam en Zijn karakter, en daarna openbaarde Hij de woorden
van Zijn verbond met Israël; omdat Hij de initiatiefnemer van dit verbond was, waarschuwde
de Heer het volk om geen verbond te sluiten met de inwoners van het land Kanaän (34:12),
omdat Hij een jaloers God was die geen andere goden naast Zich dulde (34:14b). Daarna
herhaalde de Heer de opdracht tot het vieren van de drie Joodse oogstfeesten (34:18-24),
zoals Hij dat ook al gedaan had een Ex.23:14-17. Terwijl God de woorden van Zijn verbond
onthulde, werd Mozes bekrachtigd in de tegenwoordigheid van God door elk woord dat uit de
mond van God kwam (Deut.8:3b, Matt.4:4). Dit was de tweede keer dat Mozes 40 dagen en
40 nachten zonder water en voedsel in de tegenwoordigheid van God verbleef; en hij werd
overweldigd door de tegenwoordigheid van God en zijn honger naar de woorden van God,
zodat aardse verlangens volledig naar de achtergrond werden gedrongen.
4
G: De glorie van God op het gelaat van Mozes.
Ex.34:29-35 Mozes daalde de Sinai af, met de twee platen van het verbond bij zich. Hij wist
niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken. Toen Aäron en de
andere Israëlieten de glans op Mozes’ gezicht zagen, durfden zij niet naar hem toe te gaan,
maar Mozes riep hen bij zich. Aäron en de leiders van het volk kwamen bij hem en Mozes
sprak met hen. Daarna kwamen ook de andere Israëlieten. Hij droeg hun op zich te houden
aan alles wat de HEER hem op de Sinai gezegd had. Toen hij uitgesproken was, bedekte hij
zijn gezicht met een doek. Steeds wanneer Mozes voor de HEER verscheen om met Hem te
spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten kwam. Als Mozes de Israëlieten dan
zei wat hem opgedragen was, zagen zij hoe zijn gezicht glansde. Daarna bedekte hij zijn
gezicht met de doek, totdat hij opnieuw met de HEER ging spreken.
Mozes daalde in 34:29 voor de zevende en laatste keer van de berg Sinai af met de twee
nieuwe platen van het verbond, d.w.z. de Tien Geboden; hij zou hierna de berg niet meer
beklimmen, want vanaf dat moment zou het volk Israël beginnen met de bouw van de
tabernakel. En zodra de tabernakel klaar was daalde de glorie van de Heer in een wolk neer
in de tabernakel (Ex.40:34), zodat Mozes vanaf dat moment met de Heer kon spreken in de
tabernakel. Mozes had totaal niet in de gaten dat de huid van zijn gezicht straalde vanwege
zijn verblijf van 40 dagen en nachten in de glorie van God; alle Israëlieten inclusief Aäron
waren bang om dicht bij Mozes te komen (34:30). Vanaf dat moment bedekte Mozes zijn
gezicht altijd met een doek (34:33+35), behalve wanneer hij in de tegenwoordigheid van God
verscheen, want dan deed hij de doek af (34:34). In Matt.17:1-8 zien we een soortgelijke
situatie waarin het gezicht van Jezus straalde als de zon en waarbij Zijn kleren wit werden
als het licht (17:2). Op dat moment verschenen Mozes en Elia om een gesprek met Jezus te
voeren (17:3), maar onmiddellijk reageerde Petrus met het verzoek of hij drie tenten overeind
mocht zetten voor Jezus, Mozes en Elia. Petrus reageerde net als de Israëlieten, want ook
hij wilde de demonstratie van Gods glorie onmiddellijk verbergen; daaruit blijkt dat de aardse
natuur van de mens niet in staat is om voor langere tijd de glorie van God te zien in de
huidige sterfelijke conditie van het menselijke lichaam. Petrus reageerde hiermee nog als
een gelovige uit de tijd van het Oude Verbond, maar voor gelovigen in het Nieuwe Verbond
is iets veel beters weggelegd, zodat wij de glorie van God wel kunnen zien (2Kor.3:7-18).
H: De glorie en de goedheid van God in Zijn naam.
Ex.33:18-19 Laat mij toch Uw majesteit zien, zei Mozes. Hij antwoordde: Ik zal in Mijn volle
luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: Ik schenk genade aan
wie Ik genade wil schenken, en Ik ben barmhartig voor wie Ik barmhartig wil zijn.
Toen Mozes de diepste verlangens van zijn hart aan God bekendmaakte en hij op zoek was
naar een openbaring van de glorie van God (33:18), antwoordde de Heer dat Hij in Zijn volle
luister langs Mozes voorbij zou gaan en dat Hij op dat moment ook de naam van de Heer
zou uitroepen. Het Hebreeuwse woord voor “volle luister” (tuwb) kan echter beter vertaald
worden met het woord goedheid, en ons Nederlandse woord tof is daarvan afgeleid; maar dit
woord betekent niet alleen goedheid maar ook vreugde, schoonheid, overvloed. De goedheid
van de Heer benadrukt de vreugde, de schoonheid en de overvloed van Zijn karakter; Mozes
kreeg dus het grote voorrecht om de glorie van de Heer in de vorm van Zijn vreugdevolle
schoonheid te zien. Op datzelfde moment sprak de Heer ook Zijn naam uit, m.a.w. wanneer
de vreugdevolle schoonheid en overvloedige glorie van de Heer ons passeren, komen wij
ook in aanraking met Zijn naam.
Wanneer God Zijn naam openbaart, openbaart Hij daarmee de volheid van Zijn karakter; om
die reden spreekt de Bijbel veel over de naam van de Heer. Toen God Zichzelf aan Mozes
openbaarde, maakte Hij Zichzelf bekend als de God van Abraham, Isaäk en Jakob; God
greep terug op Zijn openbaring aan deze drie aartsvaders (2:23b-25). Maar God was van
plan de openbaring van Zijn naam uit te breiden; Hij wilde Mozes bekendmaken met andere
aspecten van Zijn wezen en karakter door de openbaring van Zijn naam aan Zijn volk te
vergroten. Op gegeven moment in dit gesprek stelde Mozes een hele belangrijke vraag,
namelijk wat de naam van God was (Ex.3:13). Het antwoord dat God op dat moment gaf is
5
één van de meest verrassende antwoorden die Hij kon geven; dit antwoord op de vraag over
Zijn naam zal een heel mensenleven in beslag kunnen nemen.
Ex.3:14-15 Toen antwoordde God hem: IK BEN DIE ER ZAL ZIJN (of: Ik ben die Ik ben).
Zeg daarom tegen de Israëlieten: IK ZAL ER ZIJN (hajah) heeft mij naar u toe gestuurd. Ook
zei Hij tegen Mozes: Zeg tegen hen: De HEER (Jehovah) heeft mij gestuurd, de God van uw
voorouders, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob. En Hij heeft
gezegd: Zo wil Ik voor altijd heten, met die naam wil Ik worden aangeroepen door alle
komende generaties.
De Hebreeuwse naam van God ‘Jehovah’ is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘hajah’
dat als ‘Ik ben’ wordt vertaald; dit werkwoord betekent ‘zijn, worden, geschieden, gebeuren,
totstandkomen, plaatsvinden’ etc. Hoewel de openbaring van de naam Jehovah groot is, is er
in deze Goddelijke naam altijd een groot element van geheimhouding. De uitspraak “Ik ben
die Ik ben” verklaart niets anders dan dat God Zijn eigen wezen en karakter kent; het is een
formulering over de soevereiniteit van God in de openbaring van Zichzelf. D.w.z. als er iets
over Hem verteld moet worden, dan moet Hij dat zelf doen, want wij hebben God nodig om
God te leren kennen, en Hij vertelt alleen datgene wat Hij wil en wat wij nodig hebben om
Hem te kunnen leren kennen. De openbaring van de naam van God behoort als een voorrecht
toe aan het volk dat Hij heeft uitgekozen; God geeft Zijn eigen volk het voorrecht om Hem bij
Zijn naam aan te roepen met de vrijheid om Zijn naam uit te breiden met datgene wat Hij Zelf
aan hen heeft geopenbaard. Toen God Zichzelf bekendmaakte als Jehovah, was nog heel
veel van Zijn wezen en karakter verborgen, alleen maar om geopenbaard te worden op
andere momenten. Daarom staan er in de Bijbel diverse achtervoegsels bij de naam Jehovah,
want God is Jehovah met daarbij een toevoeging, en deze toevoeging is datgene wat ieder
persoonlijk in zijn leven van God krijgt geopenbaard. De naam Jehovah is geen enkelvoudige
naam, maar een naam met oneindige keuzemogelijkheden; Jehovah is voor ons de God met
de aanvulling, die wij op elk moment van ons leven nodig kunnen hebben. Hij is de grote IK
BEN met elke mogelijke denkbare aanvulling, die gebaseerd is op Goddelijke openbaring.
Daarom betekent de naam Jehovah niets voor degene die geen toevoeging kent bij deze
naam, maar de naam Jehovah betekent alles voor degene die wél toevoegingen kent bij deze
naam, en de mogelijkheden van toevoeging zijn oneindig. Dat is het grote geheim van de
naam Jehovah; IK BEN is de God die in alles wil voorzien, en als wij noden hebben kunnen
wij het antwoord op deze nood invullen achter de naam Jehovah, ofwel IK BEN.
Ps.37:4 Zoek je geluk bij Jehovah, Hij zal geven wat je hart verlangt.
J: De Jehovah-namen van God in de Bijbel.
Jehovah El Elyon (Gen.14:22) = Jehovah is de allerhoogste God.
Abram erkende Jehovah als de allerhoogste God die de Schepper van hemel en aarde was.
Deze combinatie van Gods naam komen we ook tegen in Ps.7:17, 18:13, 21:7, 47:2, 83:18,
91:9, 92:1, 97:9. De titel Elyon, d.i. Allerhoogste, komen we als enkelvoudig woord echter nog
veel vaker tegen.
Jehovah El Olam (Gen.21:33) = Jehovah is de eeuwige God.
Abraham leerde Jehovah ook kennen als de eeuwige God, de God zonder enige vorm van
begrenzing van tijd en plaats of beperking in Zijn mogelijkheden. Jehovah is Koning voor
eeuwig en altijd (Ex.15:18).
Jehovah Jireh (Gen.22:14) = Jehovah zal er in voorzien.
Het woord ‘jireh’ komt van het Hebreeuwse werkwoord ‘ra-ah’ wat vertaald wordt met ‘zien’;
God zag wat er gebeurde en Hij voorzag in de nood.
Jehovah Rapha (Ex.15:26) = Ik, Jehovah, ben het die jullie geneest.
Met deze belofte liet God zien dat Zijn naam Jehovah gekoppeld kon worden aan elke belofte
die Hij aan Zijn volk gaf, want Jehovah-God is de Vervuller van al Zijn beloften.
Jehovah Nissi (Ex.17:15) = Jehovah is mijn banier.
In deze eerste veldslag van het volk Israël op weg naar het beloofde land leerden de Joden
God kennen als de banier die omhoog geheven werd en voor het volk uitging. In Jes.11:10
staat de belofte dat de Messias van Israël als een banier in Zijn woonplaats zal staan en dat
alle volken zullen komen om Hem te zoeken.
6
Jehovah Shalom (Rech.6:24) = Jehovah is mijn vrede.
Jehovah stelde Gideon gerust en beloofde hem vrede; daarom noemde Gideon het altaar
‘Jehovah shalom’ ofwel ‘de HEER geeft vrede’. Ook hier werd de naam van Jehovah
gekoppeld aan de belofte die Hij gaf.
Jehovah Zebaoth (1Sam.1:3) = Jehovah van de legers.
Dit is de eerste keer dat Jehovah omschreven wordt als de God van de legers van Israël;
deze naamcombinatie komt vaak voor in de Bijbel.
Jehovah Rohi (Ps.23:1) - Jehovah is mijn herder.
Dit is een van de meest bekende teksten uit de Bijbel en is bijzonder representatief voor het
wezen en karakter van Degene die gezegd heeft: Ik ben de goede herder (Joh.10:11).
Jehovah Tsidkenu (Jer.23:6, 33:16) = Jehovah is onze gerechtigheid.
Tot twee keer toe wordt deze naam beloofd aan de komende Messias door wiens volbrachte
werk op het kruis van Golgotha wij de gerechtigheid van God ontvangen (2 Kor.5:21).
Jehovah Shammah (Ezech.48:35) = Jehovah is daar.
Dit is de naam van de stad Jeruzalem na de komst van de Messias; voortaan zal Hij koning
zijn in deze stad die volop de kenmerken zal dragen van Zijn aanwezigheid.
Er is echter nog een andere naam van Jehovah met een achtervoegsel, maar deze naam is
zo uniek en veelbetekenend dat ik hem apart wil noemen.
K: De grootste en meest intieme openbaring van de naam Jehovah.
Ex.20:5 …… Ik, de Heer uw God, duldt geen andere goden naast Mij……
De Hebreeuwse tekst geeft hier de openbaring van één van de meest wezenlijke kenmerken;
daarom is het belangrijk om te zien wat hier in het Hebreeuws staat.
Ex.20:5 …… Ik, Jehovah uw God, ben El Qanna ……
De Tien Geboden vormen de ruggegraat van de wet van Mozes, en middenin deze Tien
Geboden openbaart Jehovah-God de meest essentiële toevoeging aan Zijn naam; deze
toevoeging toont ons de vurige hartslag van onze hemelse Heer. Meer dan enige andere
naamcombinatie toont Jehovah Qanna het ware hart van de God van de Bijbel, maar het is
opmerkelijk dat in bijbelse encyclopedieën en ook bijbelstudies en geestelijke liederen over de
namen van God deze naam zelden of nooit voorkomt. Toch komt deze Hebreeuwse naam
van God maar liefst zes keer in het Oude Testament voor. De NBG’51 vertaalt het Hebreeuws
letterlijk, maar in de NBV heeft men deze naam van God liever omschreven. Eerst geef ik de
teksten uit de oude Bijbelvertaling van 1951.
Ex.20:5 Gij zult u voor de afgoden niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God ,
ben een naijverig God……
Ex.34:14 Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de HERE, wiens
naam Naijverige is, is een naijverig God.
Deut.4:24 Want de HERE, uw God, is een verterend vuur, een naijverig God.
Deut.5:9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben
een naijverig God……
Deut.6:15 …… want de HERE, uw God, is een naijverig God in uw midden; opdat de toorn
van de HERE, uw God, niet tegen u ontbrande en Hij u van de aardbodem verdelge.
En zo worden deze teksten vertaald in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004.
Ex.20:5…… want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast Mij.
Ex.34:14 De HEER, de Afgunstige, duldt immers geen andere goden naast Zich.
Deut.4:24 Want de HEER, uw God, is een verterend vuur, Hij duldt geen andere goden naast
Zich.
Deut.5:9 Ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast Mij.
Deut.6:15 Want de HEER, uw God, die in uw midden is, duldt geen andere goden naast Zich.
Onze God beschrijft Zichzelf hier als Jehovah Qanna, wat in de NBG’51 vertaald wordt als de
naijverige God en in de NBV als de afgunstige God; beide vertalingen zeggen zonder meer
dat God Zichzelf omschrijft als de jaloerse God, die geen enkele afgod naast zich duldt. Zijn
jaloersheid heeft het karakter van een verterend vuur, en dat is iets waar wij als mensen heel
veel moeite mee hebben om te kunnen begrijpen. Deze God van verterend vuur vernietigt
echter alles wat Zijn liefde in de weg staat, maar Zijn vuur betreft vooral én in de eerste plaats
7
Zijn extatische vreugde en Zijn heilige romantische liefdesrelatie met Zijn volk. Het vuur van
Zijn oordeel is een gevolg van Zijn gepassioneerde vuur van verlangen naar Zijn volk. Het is
een manifestatie van Gods passie wanneer alles verwijderd wordt dat Zijn liefde in de weg
staat; en zonde en goddeloosheid staan Zijn liefde in de weg. De passie van Zijn liefde en het
vuur van Zijn oordeel zijn één en dezelfde emotie; zij vormen Zijn rechterarm én linkerarm van
al Zijn handelen in ons persoonlijke leven en in de wereld. Deze jaloersheid is meer dan elke
andere toevoeging van grote betekenis voor de naam van God, want Zijn jaloersheid bepaalt
de diepte van Zijn liefde. Deze jaloersheid speelt dan ook een zeer belangrijke rol in het boek
Hooglied.
Hgl.8:6b Want de liefde is sterk als de dood, de jaloersheid is onverbiddelijk hard als het
dodenrijk; haar vlammen zijn vlammen van vuur, laaiende vlammen.
Het woord ‘jaloersheid’ is in het Hebreeuws ‘qinah’ dat net als de naam Qanna van het
werkwoord ‘qana’ afstamt; dit werkwoord betekent ‘jaloers zijn’. In deze tekst wordt het vurige
karakter van Goddelijke liefde beschreven. De vurige liefde van Jehovah Qanna is per
definitie jaloers, omdat Hij er nooit genoegen mee neemt wanneer mensen ‘nee’ tegen Hem
zeggen (Ps.100:3). Daarom zal Hij altijd Zijn rechten op ons laten gelden en nooit zonder
meer genoegen nemen met ons ‘nee’. Beter dan wijzelf kent Hij de eeuwige consequenties
van een menselijk afwijzen van de levende God, en Zijn vurige liefde is sterk als de dood,
d.w.z. net als de dood zal Gods liefde ons nooit loslaten. Zijn jaloersheid maakt het onmogelijk
dat Hij ons bij het minste of geringste verzet zal laten gaan; Zijn jaloersheid is hard en
onverbiddelijk als het dodenrijk, meedogenloos als wij Hem geen andere keus laten.
Spr.6:32-35 Maar pleeg je overspel, dan heb je geen verstand, wie zoiets doet richt zichzelf te
gronde. Hij zal door smaad worden getroffen en zijn schande zal niet worden uitgewist. Door
jaloezie ontsteekt een man in woede, als hij wraak kan nemen, doet hij dat meedogenloos. Hij
accepteert geen zwijggeld, blijft onverbiddelijk, ook als je de afkoopsom verhoogt.
Jehovah Qanna is de Koning die de macht heeft om als Rechter het oordeel te brengen over
alles wat Zijn liefde als Bruidegom wil vernietigen; Hij vernietigt alles wat de liefde vernietigt.
Zijn koninklijke heerschappij is gefundeerd op liefde en trouw; maar tegelijkertijd is de Hij de
rechter die ijvert voor gerechtigheid. Zijn heerschappij en Zijn rechtvaardigheid strijden met
vurige passie om ruimte te creëren voor Zijn liefde als Bruidegom.
L: De openbaring van Gods glorie.
Ex.33:20-23 Maar, zei Hij, Mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien
en in leven blijven. Toen sprak de HEER: Er is een plaats op de rots waar je dicht bij Mij kunt
komen staan. Als dan Mijn majesteit voor je langs gaat, zal Ik je in een kloof laten schuilen
en Mijn hand beschermend voor je houden tot Ik voorbij ben. Als Ik Mijn hand weghaal, zul je
Mij van achteren zien; Mijn gezicht mag niemand zien.
God verscheen aan het volk Israël in een wolk (19:16) en ook aan Mozes verscheen Hij in
een wolk (24:15-18); de Heer stelde Zijn volk niet bloot aan de volle manifestatie van Zijn
glorie, omdat Hij wist dat geen mens dat zou overleven. Zelfs toen Mozes vroeg om een
openlijke manifestatie van Gods glorie, kon God dit verzoek niet honoreren; maar wel gaf de
Heer hem een voorproefje van het proces waarin de Heer Zijn glorie door de eeuwen heen
steeds meer zou gaan openbaren aan mensen. Mozes bezat op dat moment nog niet de
geestelijke bekwaamheid om de glorie op Gods gezicht te kunnen zien, want de Heer wilde
Mozes dolgraag in leven houden. Maar de Heer voorzag in een manier waarop Mozes onder
Goddelijke bescherming toch een glimp van de glorie van God zou kunnen zien zonder
daarbij het leven te verliezen. Uit deze gebeurtenis leren wij de les dat de natuurlijke mens
vrijwel geen geestelijke capaciteit heeft om de glorie van God op het aangezicht van God te
kunnen zien. Om die reden verborg God Zichzelf in een wolk van glorie wanneer Hij Zich
openbaarde aan de mensen, maar er zal een dag komen waarop wij de Heer van aangezicht
tot aangezicht zullen zien zonder dat er sprake is van enige vorm van beperking in de volle
openbaring van Gods glorie (Joh.16:25).
Ook de drie leerlingen van Jezus waren nog niet bij machte om de glorie van God in volheid
te kunnen zien, want de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de
wolk klonk de stem van de Vader (Matt.17:5); de reactie van de drie leerlingen was dat zij
8
zich op de grond neerwierpen en uit angst hun gezicht verborgen. Mozes echter kreeg een
profetische voorafschaduwing van onze eeuwige positie in Jezus Christus waarin wij wel in
staat zullen zijn om de glorie van God te zien. De Heer wees Mozes een plaats op de rots
waar hij dicht bij de Heer zou kunnen staan, en daar kon hij schuilen in een kloof van de rots
die bedekt werd met de hand van de Heer (33:21-22). Deze rots is een profetische verwijzing
naar Jezus (1Kor.10:4), en de kloof in de rots is een profetische verwijzing naar de wond in
de zijde van Jezus (Joh.19:34); de kloof in de rots is een profetisch beeld van onze eeuwige
redding door Jezus dankzij het volbrachte werk op het kruis van Golgotha. Uit dit verhaal
blijkt hoe verlangend de Heer is om Zijn glorie aan ons te openbaren, want vlak voordat
Jezus naar het kruis ging, sprak Hij Zijn grote verlangen tot de Vader uit om Zijn leerlingen
voor eeuwig bij Zich te mogen hebben zodat zij de volle hemelse glorie van Jezus zouden
kunnen zien (Joh.17:24). Deze glorie ging aan Mozes voorbij terwijl hij voor het grootste deel
beperkt werd in het zien van deze glorie; Jesaja kreeg een grotere mate van de glorie van
Jezus te zien (Jes.6:1-4), maar onmiddellijk schreeuwde hij het uit vanwege de overtuiging
van aanwezige zonde in zijn leven (Jes.6:5).
De positie op de rots spreekt ook van het voorrecht om een leven van intimiteit met Jezus te
cultiveren voor mensen die hongerig zijn naar de openbaring van Zijn intens gepassioneerde
persoonlijkheid (Ps.27:4); zulke hongerige mensen ontvangen een verborgen positie op een
verhoogde plaats (Ps.27:5) om daar gefascineerd te worden met grote openbaring over de
schoonheid van Jezus’ karakter. Maar net als bij Mozes zullen ook wij dan ervaren dat de
ontdekkingsreis naar de diepten van Gods persoonlijkheid bepaald wordt door regelmatig
bedekt te worden met Gods hand (Ex.33:22) en om daarna te ervaren dat God Zijn hand
weer wegneemt (Ex.33:23). Het is Gods eer om dingen over Zichzelf te verbergen, maar het
is onze eer om die dingen juist te onderzoeken (Spr.25:2), want de geheimenissen en de
verborgenheden van God drijven ons juist naar God toe om Hem te vragen om uitleg; op
deze manier trekt God ons tot Zichzelf. In de stilte van onze verborgen relatie met God
ontdekken wij mysteries over het wezen en karakter van God die wij meestal niet kunnen
delen met anderen; dit is het verborgen manna dat voor iedereen persoonlijk bedoeld is
(Openb.2:17, Ps.25:14). Daarom lezen wij wel over het verzoek van Mozes om de glorie van
God te mogen zien (Ex.33:18), en ook lezen wij hoe de Heer voor hem langs ging en Zijn
naam uitriep (Ex.34:5-7), maar nergens lezen wij een verslag van de ervaring van Mozes; hij
kon niet vertellen hoe het was om zelfs in een strikt beperkte mate de glorie van God te
mogen zien. We lezen wel hoe de drie leerlingen van Jezus uit angst hun gezicht verborgen
voor de beperkte openbaring van Gods glorie (Matt.17:6), en ook kennen we de reactie van
de profeet Jesaja bij de openbaring van Gods glorie (Jes.6:5). Ook lezen we hoe Johannes
werd overweldigd door de openbaring van de glorie van Jezus, want toen hij Jezus zag in
Zijn glorie, viel hij als dood voor Zijn voeten neer (Openb.1:17). Maar wanneer wij zoeken
naar een veilige schuilplaats in de tegenwoordigheid van de Heer, zullen wij de meest veilige
plaats op aarde ervaren.
Ps.91:1-2 Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van
de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U
vertrouw ik.
M: De glorie van het Nieuwe Verbond.
2Kor.3:6-18 Hij heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen: niet het
verbond van een geschreven wet, maar dat van Zijn Geest. Want de letter doodt, maar de
Geest maakt levend. Wanneer wat de dood bracht en met letters in steen werd gegrift, al met
zoveel luister verscheen dat het volk van Israël niet naar Mozes kon kijken door de stralende
glans op zijn gezicht, een glans die verdween, zal dan wat de Geest brengt niet nog groter
luister hebben? Wanneer wat tot veroordeling leidt al met luister is bekleed, dan is wat tot
vrijspraak leidt dat des te meer. De luister van toen is niets in vergelijking met de
overweldigende luister van nu. Wanneer wat verdwijnt al luister bezit, geldt dat des te meer
voor wat blijft. Dit is onze hoop, en daarom handelen we in alle openheid en zijn we niet als
Mozes, die zijn gezicht met een sluier bedekte, zodat de Israëlieten niet konden zien dat de
glans verdween. Hun denken verstarde, en dezelfde sluier ligt tot op de dag van vandaag
9
over het oude verbond wanneer het voorgelezen wordt. Hij wordt alleen in Christus
weggenomen. Tot op de dag van vandaag ligt er een sluier over hun hart, telkens als de wet
van Mozes wordt voorgelezen. Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt, wordt de
sluier weggenomen. Welnu, met de Heer wordt de Geest bedoeld, en waar de Geest van de
Heer is, daar is vrijheid. Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer
aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld
worden veranderd.
Dit gedeelte uit de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs is gebaseerd op de ervaring
van Mozes in Ex.32-34, waarin een van de meest glorieuze ontmoetingen tussen God en
een mens uit het Oude Testament wordt beschreven. Tegelijkertijd lezen we echter ook over
de reactie van het volk Israël op de uitnodiging van God (19:4-6) om een heilige volk van
God te zijn; hun reactie was dat ze een gouden kalf maakten en dat aanbaden. Mozes was
door God gebruikt om de Israëlieten uit Egypte te bevrijden en hen naar het beloofde land te
brengen, maar onderweg had God een speciale ontmoeting met hen georganiseerd. Mozes
kreeg het bouwplan voor de tabernakel zien en vele details over het verbond van God met
Zijn volk. Maar terwijl het volk grote angst had getoond om dichter bij de Heer te komen
(20:18-19), aarzelden ze geen moment om een afgodsbeeld te maken waarvan ze zeiden
dat dit de god was die hen uit Egypte had bevrijd (32:4). Mozes was zo woedend dat hij het
eerste stel platen met de tekst van het verbond kapotsmeet (32:19), en vervolgens een tent
buiten het kamp liet zetten voor iedereen die werkelijk op zoek was naar de Heer (33:7). In
een van zijn ontmoetingen met God in die tent vroeg Mozes of hij de glorie van God mocht
zien (33:18). Als resultaat van zijn ontmoetingen met God straalde het gezicht van Mozes
van de glorie van God, en daarom moest hij een doek voor zijn gezicht doen (34:30-35);
maar Paulus concludeerde dat de glorie op het gezicht van Mozes niet blijvend was, want
later lezen we niets meer over de glorie op het gezicht van Mozes. De glorie van het Oude
Verbond was geen blijvende glorie, en de hoofdreden daarvoor was dat de woorden van God
wel op stenen platen werden geschreven maar niet in de harten van de mensen; daarom
beloofde God aan Zijn volk een Nieuw Verbond.
Jer.31:31-34 De dag zal komen, spreekt de HEER, dat Ik met het volk van Israël en het volk
van Juda een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan Ik met hun voorouders sloot toen
Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken,
hoewel ze Mij toebehoorden, spreekt de HEER. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst
met Israël zal sluiten, spreekt de HEER: Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en hem
in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk. Men zal elkaar niet meer
hoeven te onderwijzen met de woorden: Leer de HEER kennen, want iedereen, van groot tot
klein, kent Mij dan al, spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken
aan wat ze hebben misdaan.
Toen de woorden van God in het Oude Verbond op stenen platen geschreven werden, kon
het niet anders of de glorie van God op het gezicht van Mozes was van tijdelijke aard; maar
wanneer de woorden van God in het Nieuwe Verbond in de harten van mensen geschreven
worden, zal de glorie van God eeuwig zichtbaar zijn op het gezicht van Jezus. Het effect van
de wet van Mozes was dat bij de eerste confrontatie tussen de heilige God en Zijn volk er
3000 mensen stierven (Ex.32:28); daarom wordt het Oude Verbond een bediening van de
dood genoemd. Maar het effect van het evangelie van Jezus Christus was dat bij de eerste
confrontatie tussen de heilige God en Zijn volk er 3000 mensen tot levend geloof kwamen
(Hand.2:41); daarom wordt het Nieuwe Verbond door Paulus een bediening van het leven
genoemd. Mozes moest een doek voor zijn gezicht doen om de verdwijnende glorie voor de
mensen te verbergen, maar de gelovigen van het Nieuwe Verbond mogen met een onbedekt
gezicht voor de troon van God verschijnen waar wij de blijvende glorie van de Heer kunnen
zien (2Kor.3:18). God heeft ons door het evangelie van het Nieuwe Verbond geschikt
gemaakt om Hem dienstbaar te zijn door de kracht van de Heilige Geest (2Kor.3:6), omdat
het Nieuwe Verbond geen veroordeling brengt zoals het Oude Verbond maar juist vrijspraak
door de rechtvaardiging uit het geloof (2Kor.3:8-9). De glorie van het Oude Verbond is niets
in vergelijking met de overweldigende glorie van het Nieuwe Verbond, want het eerste is van
tijdelijke aard maar het laatste is van eeuwige aard (2Kor.3:10-11).
10
Zolang mensen de Bijbel blijven lezen met een sluier over hun hart, zullen ze de Bijbel lezen
met een gevoel van veroordeling en schuld, zodat hun denken verstart en zij niet in staat
zullen zijn om God werkelijk te leren kennen (2Kor.3:14-15). Maar wanneer de sluier van
ongeloof en verharding van hart weggenomen is door een daad van een oprechte bekering
(2Kor.3:16), zullen wij de Bijbel lezen met een besef van sterke hoop en grote vrijmoedigheid
(2Kor.3:12). Dan voelen wij ons niet meer veroordeeld maar vrijgesproken; dan voelen wij
ons niet meer afgewezen maar in liefde aanvaard; dan voelen wij ons niet meer schuldig
maar waardig om God te ontmoeten in vrijheid (2Kor.3:17). Wanneer ons hart bekleed is met
zulke vrijmoedigheid, zullen wij in staat zijn om de glorie van God te zien op het gezicht van
Jezus (2Kor.4:6) door de bediening van de Heilige Geest (2Kor.3:18).
Werkelijke verandering in de inwendige mens komt nooit door woorden die geschreven staan
in een uitwendig boek, want alleen wanneer de woorden van God in ons hart geschreven
staan door de bediening van de Heilige Geest voelen wij volle vrijmoedigheid om voor de
troon van God te verschijnen en de glorie van God te zien op het gezicht van Jezus. Dat is
de enige manier waarop wij werkelijk veranderen, want deze verandering komt van binnenuit
door de woorden die in ons hart geschreven staan en door de inwoning van de Heilige Geest
die ons fascineert met de schoonheid van Jezus in de diepten van onze inwendige mens
(1Kor.2:9-13). Wanneer wij mediteren op de zeer vele dimensies van de persoonlijkheid van
Jezus en gefascineerd worden door de eeuwige schoonheid van Zijn wezen en karakter door
ons koude hart voortdurend te plaatsen bij het vreugdevuur van Gods tegenwoordigheid in
de plaats van gebed en aanbidding, zal er een ingrijpend proces van langzame transformatie
in onze inwendige mens plaatsvinden die zichtbaar zal worden door de vrucht van de Heilige
Geest (Gal.5:22). Als beelddragers van de glorie van God moeten wij het woord van de
waarheid de ruimte geven om zijn werk in ons hart te doen; de manifestatie van Gods woord
is als een tweesnijdend scherp zwaard (Hebr.4:12, Openb.1:16) dat scheiding brengt tussen
de begeerten van onze natuurlijke mens en de diepe verlangens van onze geestelijke mens.
Dan baant de glorie van God zich een weg door ons leven die zich manifesteert in een
onzichtbare maar zeer reële geur van Christus die merkbaar is voor alle mensen die met ons
in aanraking komen (2Kor.2:14-16).
Jezus Christus draagt de glorie van God in Zich, en Hij is Gods evenbeeld; Hij schraagt de
schepping met Zijn machtig woord, en Hij heeft de reiniging van de zonde tot stand gebracht,
waarna Hij heeft plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods majesteit, ver verheven
boven alle engelen omdat Hij een veel grotere naam heeft ontvangen (Hebr.1:3-4). Deze
Jezus heeft Zichzelf aan ons geopenbaard en Hij heeft ons Zijn Heilige Geest gegeven om
ons te zalven met Zijn kracht; dit is een glorieuze manier om te leven. Maar toch is dit slechts
een zeer vaag beeld van de eeuwige glorie die alles overtreft (2Kor.4:17-18); hoewel we op
dit moment de eeuwige realiteit nog maar in een wazige spiegel zien (1Kor.13:12), en we nu
nog niet weten wie wij werkelijk zullen zijn in de eeuwigheid (1Joh.3:2), heeft Jezus ons nu al
laten delen in de glorie die de Vader aan Hem gegeven heeft (Joh.17:22). Om die reden
moeten wij onszelf blijven oefenen in het aanschouwen van de glorie van God op het gezicht
van Jezus, zodat wij persoonlijke en gemeenschappelijke transformatie kunnen ondergaan.
De wereld wacht al vele eeuwen op de openbaring van de glorieuze bediening van gelovigen
uit het Nieuwe Verbond; laten wij ons daarom voortdurend laten uitstrekken naar de realiteit
van deze glorie in de context van een levensstijl van vasten en gebed.
1Joh.3:2-3 Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn
is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal
verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is. Ieder die dit vol vertrouwen van Hem
verwacht maakt zich rein, zoals ook Jezus rein is.
V.v.d.B. 
11
Download