DENKEN MOET DOOD 1 INT. CAFÉ – DAG 1 Ochtend. A (20) en B (19) zitten in een café. Ze filosoferen over het leven onder het ‘genot’ van een glas bier en een ontbijt. A en B zien er brak uit, van een avond stappen ervoor. Korte pauze, B neemt slok bier. B Gister… alles is vergankelijk. A Niets ís, zelfs het spreken, wat wij nu doen… B En natuurlijk het menselijk denken… Nadenkpauze. B neemt een slok bier. A Liefde… Liefde is onvergankelijk. B knikt peinzend, maar lijkt er niet helemaal bij te zijn. Nadenkpauze. B Als je bedenkt, wat de mens voor verdriet heeft gebracht… A Oorlog… B Precies, en het denken van de mens…dat heeft nog veel meer ellende veroorzaakt… A Techniek, bedoel je. B Hmm… door de uitvinding van de klok bijvoorbeeld leven we voortdurend onder tijdsdruk… 1 VERVOLG 1 A Zou de wereld beter af zijn zonder de mens? TITEL: DENKEN MOET DOOD 2 INT. SLAAPKAMER – NACHT 2 Nacht. Midden in de nacht. A opent haar oog. A staat gaat zitten in bed. A denkt even na. A staat op, en loopt de slaapkamer uit. 3 EXT. BROERSTRAAT – NACHT 3 Nacht. A loopt door een donkere straat. 4 EXT. UNIVERSITEITSPLEIN – NACHT 4 Nacht. A loopt uit een weg, een plein op, en blijft staan. Niemand is aanwezig op het plein. Er heerst een totale stilte. 5 INT. CAFÉ – NACHT 5 Nacht. A komt een café binnen. Niemand is aanwezig. Er heerst een totale stilte. A (wanhopig mompelend) Ís alles dood? A loopt naar buiten. 6 EXT. PLEIN – NACHT Nacht. A staat op het plein. A denkt. Stilte. 6 A denkt. A valt neer. A blijft liggen. 7 EXT. ANDER PLEIN – DAG 7 Ochtend. A ontwaakt uit haar dood. A staat op en loopt het beeld uit. A ziet mensen, die ruziemaken en huilen. A laat een traan gaan. CROSS FADE 8 EXT. DORP OF BUITENWIJK – DAG 8 Middag. A ziet de wereld perfecter worden. Ze ziet alleen nog mensen lachen. Veel is in harmonie. CROSS FADE 9 EXT. BOS – DAG Namiddag. Een zonnige dag. De wereld is perfect en vol harmonie. Dieren die verzorgen. Geen sporen van zaken die de mens door denken heeft gemaakt (behalve kleding). A gilt het uit van vreugde. FADE OUT 9 10 EXT. GRONINGER MUSEUM – DAG 10 Namiddag. A ontwaakt andermaal. Ze staat op in de stad. Ze ziet alle menselijkheden en wordt gek. Verkeersgeluiden. 12 INT. CAFÉ – DAG 12 Namiddag. A gaat een café binnen. A is in het volle cafe. A bestelt een bier. A Leve de vergankelijkheid! 13 INT. CAFÉ – NACHT 13 Avond, A is volop aan het feesten en drinken, en is dronken. A treft B B Hé! A Hé! Hoe is het. A neemt een slok bier. B Ja goed, het is leuk vanavond. A Ja, leve de vergankelijkheid! B lacht luid. 14 EXT. PLEIN – DAG 14 Ochtend. Marktkoopmannen bouwen hun stands op. A ontwaakt met een zware kater. A Godverdomme. 14 VERVOLG A kijkt omhoog. 14 15 INT. PÁNTHEON – DAG 15 A ziet de koepel van het Pántheon. A Dít is onvergankelijk. B Amen. 16 INT. SLAAPKAMER - NACHT A’ (5) schrikt wakker. We zien haar oog. AFTITELING. EINDE