1 Planten van de 21ste eeuw. Ethische vragen bij nieuwe veredelingstechnieken J. Vanderleyden 1. Inleiding Wat de natuur de mens aanbiedt, wordt door de mens aangewend om in zijn eigen onderhoud te voorzien. Gaandeweg heeft de mens via technische ingrepen zijn eigen stempel op de natuur weten te drukken. Veredeling van planten is daarvan een sprekend voorbeeld. Alle gewassen die vandaag voor onze voeding gebruikt worden, waar ook ter wereld, zijn het resultaat van eeuwenlange veredeling (kruisen van verschillende ouders). Een noodzakelijke vereiste hiervoor is variabiliteit, het bestaan van verschillende variëteiten van een bepaald gewas. Het ontstaan van variabiliteit / diversiteit is een essentieel gegeven in de evolutie. Veredelaars ervaarden bij het kruisen echter snel het bestaan van soortbarrières. Tarwevariëteiten kunnen onderling gekruist worden maar niet met maïsvariëteiten. Moleculaire veredeling van gewassen, in tegenstelling tot de klassieke veredeling, laat toe deze soortbarrière te doorbreken. Moleculaire veredeling is de toepassing van fundamentele kennis betreffende erfelijkheid, gradueel opgebouwd sinds de experimenten van Mendel (eind 19de eeuw), en in een versneld tempo ontwikkeld door het ontrafelen van de structuur van het erfelijk materiaal, het DNA, door Watson en Crick (midden 20ste eeuw). De nauwere banden tussen biologie (organismen, cellen) en chemie (moleculen) mondden uit in een nieuwe discipline, de moleculaire biologie. Biologie gekoppeld aan technologie, de biotechnologie, werd anderzijds verfijnd tot moleculaire biotechnologie door de ontwikkeling van nieuwe technieken, specifiek voor biomoleculen. Vanzelfsprekend leidde dit tot nieuwe toepassingen, zijnde de ontwikkeling van recombinant organismen (genetisch gewijzigde organismen, transgene planten en dieren), wanneer toegepast op het erfelijk materiaal van cellen, het DNA. 2 2. Cellen en moleculen Alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen, de functionele eenheden van leven. Een volwassen mens bestaat uit ongeveer 1014 cellen. Alhoewel er zeer veel verschillende levensvormen en cellen voorkomen, vertonen alle cellen op moleculair niveau een opvallende overeenkomst, met name wat betreft de macromoleculen. Alle cellen bevatten 4 onderscheiden macromoleculen, met name nucleïnezuren (DNA en RNA), eiwitten (ook proteïnen genoemd), lipiden en polysachariden. De proteïnen zijn de werktuigen van een cel: ze katalyseren (enzymen) de chemische reacties van cellen (metabolisme), ze zorgen voor communicatie met de omgeving en tussen cellen onderling, ze zorgen voor de vermenigvuldiging van cellen (celdeling). Levercellen verschillen van spiercellen (bestaan van verschillende celtypes binnen éénzelfdemulticellulair organisme) omdat ze verschillende eiwitten (werktuigen) bevatten (kwalitatieve en kwantitatieve verschillen). Elke cel synthetiseert eiwitten op basis van de genetische informatie, het DNA, dat een cel bevat, m.a.w. het DNA codeert de eiwitten. Dit is het universeel principe van alle levende materie, het genetische dogma. In principe bevat iedere cel van een gegeven individu (plant, dier, mens) hetzelfde DNA. Nochtans komen in een multicellulair organisme verschillende celtypes voor, m.a.w. de genetische informatie van een cel wordt slechts gedeeltelijk en selectief vertaald in eiwitten, en dit verschillend voor ieder celtype. Bij iedere celdeling wordt echter de volledige genetische informatie doorgegeven aan de dochtercellen. Elke wijziging in genetische informatie van een cel wordt doorgegeven aan dochtercellen. Elke wijziging in het genetisch materiaal van een voortplantingscel wordt in principe doorgegeven aan de nakomelingen. Iedere soort (species) beschikt over unieke genetische informatie. Functioneel is deze informatie opgedeeld in genen. Een bacterie bevat ongeveer 3000 genen, een menselijke cel bevat ongeveer 30.000 genen, verdeeld over verschillende chromosomen (23 paar chromosomen voor de mens). Een gen bevat de informatie voor de aanmaak van een gegeven eiwit (niet alle genen coderen voor eiwitten). Deze informatie zit bevat in de opeenvolging van de bouwstenen (de nucleotiden) van het DNA. De aard van de bouwstenen en de chemische binding tussen de nucleotiden onderling zijn universeel voor alle nucleïnezuren (DNA en RNA). Als 3 chemische moleculen zijn nucleïnezuren, net zoals eiwitten, dus identiek in alle levende organismen. Als informatiedragende moleculen zijn nucleïnezuren uniek voor ieder individu of klonen van één individu. 3. Recombinant DNA technologie Met de ontdekking van de (universele) structuur van DNA en de zuivering (uit cellen) van enzymen (eiwitten) die DNA of de bouwstenen ervan als substraat gebruiken, werd het mogelijk een aantal basisbewerkingen op DNA uit te voeren in een proefbuis, zoals knippen (restrictie endonucleasen), plakken (ligasen) en synthese van DNA (DNA polymerase). Recombinant DNA technologie integreert verschillende van deze basisbewerkingen en laat toe nieuwe combinaties van DNA te maken, ongeacht de herkomst. Wanneer deze nieuwe combinaties opnieuw in een cel gebracht worden, ontstaat de mogelijkheid dat deze cel één of meerdere eiwitten aanmaakt, die voorheen in deze cel nooit aanwezig waren. Deze technologie laat niet enkel toe heel gericht een vreemd eiwit in een cel tot expressie te brengen, maar laat toe genetisch materiaal tussen soorten uit te wisselen. Het resultaat hiervan is de creatie van recombinant DNA organismen. De termen transgene organismen en genetisch gewijzigde organismen zijn hiervoor synoniemen en verwijzen naar organismen waarvan de genetische informatie op zodanige manier gewijzigd is dat ze niet kan ontstaan zijn zonder menselijke tussenkomst. 4. Klassieke veredeling van planten Alle landbouwproducten zijn het resultaat van intensieve veredelingsprogramma’s. Bij de klassieke veredeling worden via kruising en selectie goede eigenschappen van twee of meerdere variëteiten verenigd in een nieuwe variëteit. In principe wordt hierbij de helft van het erfelijk materiaal van de ene ouderplant vermengd met de helft van het DNA van de andere ouderplant. Zo ontstaan nakomelingen met een unieke mengeling van nieuwe kenmerken en bestaande eigenschappen van de ouderplanten. In de praktijk wil de veredelaar echter een variëteit die meer dan 99 % van het genetisch materiaal van één ouderplant bevat – omdat deze bijvoorbeeld reeds mooie en grote vruchten voortbrengt – en slechts 1 % of minder van het genetisch materiaal van de tweede ouderplant omdat deze één of een beperkt aantal eigenschappen – bijvoorbeeld resistentie tegen een bepaalde ziekte – toevoegt aan 4 de nieuwe variëteit. Dit wordt gerealiseerd door herhaalde terugkruisingen van nakomelingen met de eerste ouderplant, een intensief en langdurig proces, waarbij jarenlange ervaring van de teler vereist is. 5. Moleculaire veredeling van planten: transgene planten van de eerste generatie Bij moleculaire veredeling wordt het DNA dat de gewenste eigenschap draagt, dit is een gen, vooraf geïsoleerd uit om het even welk organisme, en na al dan niet voorafgaande wijziging, rechtstreeks ingebracht in het genetische materiaal van de variëteit die men wenst te verbeteren. In vergelijking met de klassieke veredeling is men voor de herkomst van de nieuwe eigenschap dus niet beperkt tot de soort. Bij planten werd de recombinant DNA technologie voor het eerst toegepast voor de ontwikkeling van herbicide tolerante of insect resistente gewassen. Herbicide tolerante gewassen zijn planten die bestand zijn tegen bepaalde onkruidverdelgers. Insect resistente gewassen maken stoffen aan die giftig zijn voor sommige insecten maar onschadelijk voor andere organismen. resistentie zijn (monogenetisch). eigenschappen die elk Herbicide tolerantie en insect bepaald worden door één gen Dit maakt de constructie van de overeenkomstige gewassen relatief éénvoudig. In beide gevallen werd het gen voor de nieuwe eigenschap geïsoleerd uit bacteriën. Een andere voorbeeld van deze eerste generatie van transgene planten zijn tomatenplanten waarvan de vruchten minder snel rijp worden. De kleur en aroma’s kunnen zich ten volle ontwikkelen nog voor de pluk, zonder de natuurlijk gepaard gaande afbraak van de stevigheid van de vrucht. Ook in dit geval gaat het om een monogenetisch kenmerk. De voordelen van deze transgene planten liggen voornamelijk bij de producent. De belangrijkste transgene gewassen die vandaag geteeld worden zijn soja, maïs, katoen en koolzaad. In de VS en Canada was in 1999 nagenoeg 50 % van de totale oppervlakte voor soja ingenomen door herbicide tolerante soja, resultaat van moleculaire veredeling. Voornamelijk de VS, Argentinië en Canada hebben het voortouw genomen in de productie van transgene teelten. Europa heeft een eerder afwachtende houding aangenomen. Bepaalde transgene gewassen (soja, maïs en koolzaad) zijn toegelaten op de markt (invoer) maar worden niet geteeld in Europa. 5 6. Risico’s verbonden aan transgene planten Reeds vrij vroeg tijdens de ontwikkeling van de recombinant DNA technologie wezen verschillende organisaties op de mogelijke gevaren van deze techniek. Het niet respecteren van de natuurlijke soortbarrière bij het uitwisselen van erfelijk materiaal tussen verschillende soorten werd en wordt afgedaan als tegennatuurlijk. Er werd en wordt gewezen op het risico van ongecontroleerde verspreiding van genen in de natuur, onkruiden die zelf resistent zouden worden tegen herbiciden, insect resistente planten die onschadelijke insecten zouden uitroeien, of meer algemeen, op zich onschadelijke eiwitten (genproducten) tot expressie gebracht in andere cellen dan deze waarin ze van nature voorkomen zouden giftig kunnen zijn voor mens of dier. Wetenschappers hebben moeite noch tijd gespaard om risico’s in dit verband te meten en in kaart te brengen. Toch blijven twee niet onbelangrijke aspecten de maatschappij beroeren. Risicoanalyse is niet louter een objectief gegeven, aangezien perceptie van een risico een belangrijke factor is. Ten tweede is het technisch moeilijk om lange termijn effecten te bestuderen. De enige manier is via extrapolatie in de tijd, maar dit brengt ongekende factoren met zich mee. Als algemeen principe wordt aanvaard dat transgene planten alvorens op de markt te komen, geval per geval moeten getest worden. Belangrijk uiteraard is dat het draaiboek voor testen moet voorhanden zijn. De weerstand tegen transgene planten bij de bevolking is zeker niet afgenomen, zelfs in tegendeel. Discussies omtrent voor- en nadelen van transgene gewassen, het afwegen van risico en nut, worden reeds lang niet meer op rationele basis maar steeds meer op emotionele basis gevoerd. Dit heeft zeker te maken, alleszins in Europa, met recente problemen rond de veiligheid en kwaliteit van onze voeding zoals de gekke koeienziekte (BSE) en dioxine. De consument stelt zich, gezien deze problemen, terecht vragen over de veiligheid van zijn voedsel. De transgene gewassen die vandaag op de markt zijn, leveren geen voordeel voor de consument. De consument wenst bijgevolg geen bijkomend risico, hoe klein ook, te aanvaarden. 7. Verdere ontwikkelingen De transgene planten die de markt vandaag aanbiedt, zijn ongetwijfeld slechts een voorbode van de nieuwe tweede generatie van transgene planten die vandaag door onderzoekers worden ontwikkeld. 6 De recombinant DNA technologie, zoals hoger geschetst, heeft in de eerste plaats een revolutie teweeggebracht in de snelheid waarmee biologische processen ontrafeld kunnen worden, en dit tot in de kleinste details. Een technologie die toelaat om de totale genetische informatie van een organisme te ontrafelen (de zogenaamde genoomsequeneringsprojecten) heeft uiteraard verstrekkende gevolgen in het leren begrijpen van het leven zelf. Voor tal van eigenschappen die een potentieel voordeel opleveren wanneer toegevoegd aan de huidige gewassen, kennen we vandaag de overeenkomstige genetische informatie. Met de snelle otwikkeling van genoomprojecten, zowel van microorganismen, planten, dieren en mens zullen we beschikken over een gigantisch arsenaal aan kenmerken (genen). In principe kan elk kenmerk, van welke oorsprong ook, toegevoegd worden aan elk bestaand organisme. Anderzijds evolueert de technologie op zich razendsnel, zodanig dat het mogelijk is meerdere nieuwe genen tegelijkertijd in te bouwen in het genetisch materiaal van planten. De genetische architectuur van cellen zal m.a.w. in de nabije toekomst nog veel gerichter en nog drastischer kunnen aangepast worden aan specifieke behoeften. De droogte of koude resistentie van gewassen kan verhoogd worden, de voedingswaarde van gewassen kan verbeterd worden, de industriële verwerking van landbouwproducten kan vergemakkelijkt worden. Voor elk van deze scenario’s is de uitvoering momenteel in volle ontwikkeling. Daarenboven laat de verfijning van de technologie toe mogelijke risicoscenario’s verder in te perken. Transgene planten van de tweede generatie kunnen duidelijk voordeel opleveren voor producent en consument. Het is niet onrealistisch te veronderstellen dat hierdoor de houding van de consument zal wijzigen, aangezien de balans tussen risico en nut de andere kant kan uitslaan. 8. Vraag en nood aan duidelijke reglementering De introductie van de eerste generatie van transgene planten is ontegensprekelijk verre van optimaal verlopen. Reglementering ter zake liep de feiten achterna. Zowel de producent als de consument is vragende partij voor een transparante wetgeving. Europa heeft hierbij zeker niet het goede voorbeeld gegeven. De consument heeft recht op correcte en tijdige informatie. De producent daarenboven heeft, in een vrije markteconomie, het recht zijn producten te beschermen via intellectuele eigendomsrechten. Wetenschappers en wetgever moeten streven naar 7 een betere dialoog, agro-industrie en consumentenorganisaties moeten ruimer overleg plegen, nieuwe maatschappelijke visie. ontwikkelingen moeten gepaard gaan met een Hoe dan ook is de toepassing van de moleculaire biotechnologie in de land- en tuinbouw een verdere stap in de ontwikkeling van de maatschappij die in wezen technisch is geworden. 9. Ethische slotbeschouwingen De problematiek van transgene gewassen kan niet los gezien worden van andere ontwikkelingen die onze maatschappij kenmerken. Reeds lang wordt gepleit voor een duurzaam beleid. Een duurzaam beleid kenmerkt zich door een lange termijn visie waarbij de mens zorgzaam omspringt met de natuurlijke grondstoffen, rekening houdend met de dwingende nood en verplichting om voldoende voedsel te produceren voor ontwikkelingen de toenemende dienen tegen dit wereldbevolking. kader geprojecteerd Alle technologische te worden. De overeenkomstige voor- en nadelen dienen grondig afgewogen te worden. Valt de ontwikkeling en het gebruik van insecticiden, vaak eveneens giftig voor hogere diersoorten en de mens, te verkiezen boven de ontwikkeling van planten die zelf hun milieu-vriendelijke insecticiden produceren? Is het een goed idee bepaalde teelten te introduceren in streken die per definitie weinig geschikt zijn voor een bepaald gewas, zelfs al kan men via recombinant DNA technologie dat gewas zodanig aanpassen dat het kan geteeld worden op nieuwe locaties, terwijl de niet transgene planten goed geteeld kunnen worden in andere streken? Ten koste van welke investeringen? Ten koste van welke socio-economische veranderingen?