Commissie voor verkeer, vervoer en waterstaat Datum commissievergadering: -DIS-stuknummer Secretaris Doorkiesnummer Behandelend ambtenaar Dienst/afdeling Nummer commissiestuk Status Datum Bijlagen : : : : : : : : : : : : 692174 mr. J.W.L.M. Zwepink 6812267 ing. M.M.J. Peelen WMV/V&V TKN: VVW-0200 ter advisering ter bespreking ter kennisneming ter vaststelling 27 juni 2000 3 Onderwerp: Advies op de projectnota/MER Wilhelminakanaal Tilburg. Voorstel aan commissie: Kennisnemen van bijgevoegde notitie. Eventuele nadere opmerkingen: Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit, namens deze, mr. J.W.L.M. Zwepink, secretaris Commissie voor verkeer, vervoer en waterstaat 1. Notitie aan de commissie Verkeer Vervoer en Waterstaat inzake advies Wilhelminakanaal Tilburg 2. Brief met advies aan de minister Verkeer en Waterstaat 3. Brief van minister van Verkeer en Waterstaat Notitie ten behoeve van de Commissie voor verkeer, vervoer en waterstaat inzake advies aan minister Verkeer en Waterstaat over de projectnota/MER Wilhelminakanaal Tilburg. Door het Rijk is een MER-studie gedaan naar de verruiming van het Wilhelminakanaal in Tilburg. Deze verruiming heeft als doel meer goederenvervoer over water te realiseren. Overeenkomstig de wet Milieubeheer heeft de minister van Verkeer en Waterstaat advies gevraagd aan Gedeputeerde Staten over de projectnota/MER Wilhelminakanaal Tilburg. In de projectnota worden verschillende alternatieven beschreven en gewogen. De alternatieven verschillen in de mate waarin een verruiming van het kanaal gerealiseerd wordt. Het 0+-alternatief gaat uit van een minimale verruiming waarbij alleen het nieuwe bedrijventerrein Vossenberg II wordt aangesloten op een klasse IV vaarweg. Een maximale verruiming houdt in dat het Wilhelminakanaal tot aan het bedrijventerrein Loven verbreed wordt tot een klasse VI-vaarweg. Het advies van ons college aan de minister is om het Wilhelminakanaal te verbreden tot aan Loven zodat een optimale stimulans wordt gegeven aan het goederenvervoer over water. Verder adviseren wij om bij de verruiming van het kanaal ook maatregelen ter verbetering van diverse milieuaspecten mee te nemen. De projectnota is door het DG goederenvervoer ter inzage gelegd van 9 mei 2000 tot 3 juli 2000. Vóór 3 juli 2000 moet het advies zijn ingediend. Ons advies is afgestemd met de reactie van de gemeente Tilburg. 's-Hertogenbosch, 27 juni 2000. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Ons kenmerk : 692176 Uw kenmerk : DGG/00/002471 Afdeling : V&V Doorkiesnr. : 6808578 Bijlagen :Datum : 27 juni 2000 Onderwerp : Advies projectnota/MER Wilhelminakanaal Tilburg. De minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw T. Netelenbos p/a Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat Kneuterdijk 6 2514 EN ‘s-GRAVENHAGE Mevrouw de minister, In uw brief van 27 april 20000 heeft u ons verzocht een advies te geven over de projectnota/MER Wilhelminakanaal Tilburg. In deze brief willen wij graag aan dit verzoek voldoen. Allereerst willen wij u complimenteren met de nota. De nota geeft een helder beeld van de situatie op en rond het Wilhelminakanaal zowel nu als in de toekomst. De alternatieven zijn duidelijk beschreven en geven een goed beeld van de denkbare mogelijkheden die er zijn om meer goederenvervoer over water te realiseren. Uitgangspunten bij de beoordeling van de alternatieven Alvorens in te gaan op de verschillende alternatieven willen wij ingaan op een tweetal uitgangspunten. - Situering van de langs- of insteekhaven In opdracht van de gemeente Tilburg is door DHV een aanvullende geluidsstudie gedaan voor het nieuwe bedrijventerrein Vossenberg II. Uit deze studie is gebleken dat het niet haalbaar is om bulkbedrijven op Vossenberg II te plaatsen vanwege de geluidsproductie van deze bedrijven in relatie met de nabijheid van woonwijk de Reeshof. Een diepe insteekhaven op Vossenberg II lijkt daarom niet direct nodig omdat bulkbedrijven er niet gevestigd kunnen worden. Voor Vossenberg II wordt daarom uitgegaan van een langshaven/ondiepe insteekhaven. Bij de beoordeling van de alternatieven is voor ons steeds uitgangspunt geweest dat er een haven ten oosten van de geprojecteerde noordwesttangent komt te liggen. Dit in tegenstelling tot de varianten zoals die in de projectnota/MER zijn gepresenteerd waarbij de langshaven ten westen van de noordwesttangent is gesitueerd. Vanwege het provinciale ruimtelijke beleid is de situering van een langshaven in het gebied westelijk van de toekomstige noordwesttangent en oostelijke van Dongen niet gewenst. Aanleg van een haven op deze locatie zou een verstoring betekenen van de daar aanwezige natuur- en landschaps-waarden. In de door ons, samen met de betrokken gemeenten, opgestelde regiovisie Breda–Tilburg is uitdrukkelijk gekozen voor het behouden van landschappelijke en ecologische relaties tussen de kernen in de zone van het Wilhelminakanaal. -2Uitgaande van een aantal maatregelen rondom de haven blijkt een langshaven direct oostelijk van het geprojecteerde tracé van de noordwesttangent ook geluidstechnisch haalbaar te zjin. Volgens onze inzichten is het vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt dus wenselijk de langshaven aan de oostzijde van de noordwesttangent te projecteren. Inmiddels wordt ook in de startnotitie van de gemeente Tilburg voor het toekomstig bedrijventerrein Vossenberg II hiervan uitgegaan. - 3 of 2 laagse containervaart In de projectnota/MER wordt nog gesproken over het verhogen van de bruggen voor drielaags containervaart. U heeft in een overleg met gedeputeerde van Vugt laten weten dat het verhogen van bruggen voor dit project niet noodzakelijk is. Dit is in overeenstemming met de mening van COV en EVO. Uitgangspunt is volgens ons daarom dat de bruggen met een doorvaarthoogte van tweelaags containervaart voldoen. Vergelijking van de alternatieven Bij de vergelijking van de alternatieven valt op dat de alternatieven ten opzichte van elkaar weinig onderscheidend zijn. Vooral op de aspecten economie, verkeer en vervoer lijken de verschillen minimaal. Bij een verdere bestudering van het aspect economie blijkt dat de economische groei toeneemt naarmate de alternatieven een verder strekkende kanaalverruiming inhouden. Ditzelfde geldt ook voor de toename van het aantal bedrijventerreinen dat direct door water wordt ontsloten en daarmee de groei van het goederenvervoer over water. Deze positieve effecten komen in de effectvergelijking van de alternatieven nauwelijks tot uiting. Voor de overige aspecten is een verschil te constateren met de alternatieven waarbij uitgegaan wordt van een langshaven. Aangezien ons uitgangspunt is dat deze langshaven anders gesitueerd wordt, is de afweging zoals die in de nota is gedaan voor deze varianten niet meer relevant. De betekenis van de negatieve scores voor het onderdeel ruimtegebruik zijn relatief beperkt. Immers het gaat niet om een verstoring van de ruimtelijke structuur of de ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft voornamelijk het benodigde ruimtebeslag dat in oppervlakte gezien relatief zeer beperkt blijft. Afweging van de alternatieven Het 0+-alternatief bevat de ontsluiting van Vossenberg II op het kanaal. Dit alternatief is met minimale aanpassingen te realiseren. Er wordt dan, gelet op eerder beschreven overwegingen, uitgegaan van een langshaven ten oosten van de noordwesttangent of een ondiepe insteekhaven. Dit alternatief biedt echter een minimale stimulans voor het goederenvervoer over water. Om ook in de toekomst voldoende vervoer over water te realiseren is een verdere investering, waarbij meer bedrijventerreinen door water worden ontsloten, gewenst. -3Ook wordt er in dit alternatief geen rekening gehouden met mogelijke langetermijninvesteringen: een bijdrage in een potentiële doortrekking van de kanaalverbreding richting Eindhoven/Helmond wordt niet geleverd. Met deze maatschappelijke effecten wordt in de rendementsberekening te weinig rekening gehouden. Het bedrijfsverplaatsingsalternatief (BVA) lijkt op het eerste gezicht een interessante oplossing. Bij de berekening van het rendement scoort dit alternatief, evenals het 0+-alternatief, hoog. Ook hier geldt weer dat er geen rekening is gehouden met het maatschappelijke rendement en met de mogelijke lange termijn investeringen. Daarnaast zijn de bedrijfskavels met een goede ontsluiting via het water in Brabant beperkt. Dit betekent dat er bij het verplaatsen van bedrijven op Loven weinig alternatieve locaties te bieden zijn voor de watergebonden bedrijven. Het nieuw aan te leggen bedrijventerrein Vossenberg II is dan de enige mogelijkheid. Het aantal “natte” kavels in Brabant, en daarmee het goederenvervoer over water, zal hierdoor niet toenemen c.q. worden bevorderd. Met betrekking tot het BVA zijn nog veel onzekere factoren die ervoor kunnen zorgen dat het rendement van dit alternatief lager uitvalt. Alle bedrijven verplaatsen van Loven naar Vossenberg II lijkt vooralsnog moeilijk haalbaar. De fysieke ruimte ontbreekt op Vossenberg II maar ook geluidstechnisch kan dit de nodige problemen geven. Ook is bij dit alternatief nog te onduidelijk wie de kosten voor de bedrijfsverplaatsingen op zich neemt. Uit gesprekken met bedrijven op Loven is door de gemeente Tilburg vernomen dat er weinigen vrijwillig zullen verplaatsen hetgeen de kans van slagen van BVA onzeker maakt. Wij stellen u voor om vanwege bovenstaande redenen af te zien van dit alternatief. Het voorgaande overwegende valt onze keuze op het alternatief waarin het meeste vervoer over water wordt gestimuleerd. Alternatief B/ Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) is het alternatief waarbij er daadwerkelijk een verbetering plaatsvindt van de bereikbaarheid over water. Mogelijk kan hierbij als voorwaarde worden gesteld dat de gemeente Tilburg een flankerend uitgiftebeleid volgt waarbij de direct aan vaarwater gelegen kavels op het bedrijventerrein Loven ook in de toekomst voorbehouden blijven aan watergebonden bedrijven. Van onze kant zullen wij aan Tilburg waar mogelijk de planologisch medewerking verlenen voor de realisering van een containerhaven op het bedrijventerrein Vossenberg II. Alternatief A is vanuit deze optiek de “tweede keuze”. In dit alternatief wordt het bedrijventerrein Kraaiven beter bereikbaar over water. Deze uitbreiding is echter veel minder optimaal ten opzichte van een verruiming tot aan Loven, waar de bestaande bedrijven die gebruik maken van het kanaal gelegen zijn. Hierdoor heeft alternatief A duidelijk niet onze voorkeur. Het MMA is gebaseerd op variant B. Dat lijkt logisch. Toch zetten wij daar een kritische kanttekening bij. Wij hechten er waarde aan dat naast het kernprobleem van de studie ook de overig genoemde knelpunten uit de studie, worden opgelost. De milieuvriendelijke maatregelen die in het MMA genomen worden, zouden losgekoppeld moeten worden van de verruimingsalternatieven. -4Milieuvriendelijke maatregelen zouden in alle omstandigheden maximaal (dus tot aan Loven) uitgevoerd dienen te worden en moeten dus niet afhankelijk worden gesteld van de keuze tot waar het kanaal verbreed wordt. Eindconclusie Bij de in de nota gemaakte afweging tussen de alternatieven zijn de aspecten economie, verkeer en vervoer belangrijk geweest. Veel waarde wordt gehecht aan het stimuleren van het goederenvervoer over water zoals dat ook is omschreven in ons Provinciaal Verkeers en Vervoerplan. Dit sluit ook aan bij de visie zoals door de provincie Noord-Brabant in samenspraak met Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant is geformuleerd in de nota “Samen vaart maken” (februari 1997). In deze nota wordt het Wilhelminakanaal genoemd als vitale scheut in het goederenvervoer over water. Dit afgezet tegen de overige knelpunten die in de projectnota/MER genoemd worden, zoals de verbetering ecologische zone, adviseren wij u te kiezen voor het MMA. Voor een optimale benutting van het vervoer over water is aanvullende infrastructuur nodig. In dat kader vragen wij uw aandacht voor de Tilburgse plannen voor goederenvervoer per spoor en voor de noordwesttangent. Voor een goede beeldvorming en besluitvorming achten wij het wenselijk dat u kennis neemt van de totaliteit aan de geplande infrastructuur aan de westzijde van Tilburg welke voor een multimodale bereikbaarheid van dit gebied van belang is. Dit gebied is centraal gelegen in de stedelijke regio Breda-Tilburg zoals beschreven in onze nota Brabant Contrastrijk en Brabant Uitgelijnd en is voor de toekomstige verstedelijking van groot belang, mede om een ongewenste ontwikkeling van economische functies langs corridors te voorkomen. Tot slot willen wij u erop attenderen dat de bedragen in de studie zijn geraamd volgens de nieuwe PRI-ramingsystematiek. Het bedrag dat voor dit project is gereserveerd in het MIT, is niet op basis van deze systematiek tot stand gekomen. Wij verzoeken u om bij de afweging tussen de alternatieven rekening te houden met deze verschillende benaderingen en het bedrag in het MIT hierop aan te passen. Wij hopen op een spoedige beslissing van uw kant op deze nota. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, , voorzitter, , griffier. -5-