Alweer een keizer in de oudste stad van Nederland

advertisement
Alweer een keizer
in de oudste stad
van Nederland
Tijdens zijn reis door Nederland bezocht keizer Napoleon ook Nijmegen, de oudste stad van Nederland.
Daarmee trad hij in de voetsporen van vele van zijn keizerlijke Europese voorgangers, want Nijmegen is
een van de weinige steden die regelmatig is bezocht door zowel Romeinse, Karolingische, Ottoonse als
Rooms-Duitse keizers. In 1811 waren de gloriedagen van Nijmegen echter al voorbij en de keizer verbleef
er maar één nacht.
ThemaTijdschrift
D
36
at Napoleon tijdens zijn
rondreis door Nederland ook
Nijmegen zou bezoeken, was
door de strategische ligging vanzelfsprekend. Nijmegen was in de Franse tijd een
garnizoenstad, waar enkele duizenden
soldaten waren ingekwartierd. Daarnaast moet Napoleon op de hoogte zijn
geweest van de ouderdom van Nijmegen.
De keizer was zich zeer bewust van zijn
rol in de geschiedenis en had een grote
bewondering voor de Romeinse beschaving. Door zichzelf ‘keizer’ te kronen,
riep hij zichzelf uit tot opvolger van de
Romeinse keizers, precies zoals Karel de
Grote (742-814) dat in het jaar 800 ook
al had gedaan. Onder zijn bewind kreeg
de aandacht voor de antieke cultuur een
nieuwe impuls. Napoleon toonde zich
een gedreven verzamelaar en het was
daarom wel handig dat hij de beschikking had over soldaten die van heinde
en verre allerlei Romeinse en Egyptische
vondsten mee naar Parijs konden nemen.
Het Louvre puilt er nu nog steeds van
uit. Maar de keizer nam ook maatregelen
die op het oog minder te maken hebben
met eigenbelang: zo liet hij in Trier de
befaamde Porta Nigra vrijleggen door de
er omheen gebouwde Simeonskerk af te
DOOR PETER VAN DER HEIJDEN EN PAUL VAN DER HEIJDEN
breken. Overigens hebben Franse soldaten ook in Nijmegen vondsten gedaan.
In de Middeleeuwen ontstond de hardnekkige mythe
dat Nijmegen was gesticht door Julius Caesar. Deze
houtsnede uit circa 1487 verbeeldt dat
Caesar
Het besef dat Nijmegen een zeer oude
stad is gaat terug tot de Middeleeuwen.
Tufstenen muren, Korinthische zuilen,
versierde grafstenen en marmeren kapitelen, in Nijmegen lagen de Romeinse res-
ten voor het oprapen. De hele omgeving
van Nijmegen vormde een goedkope
steengroeve voor middeleeuwse bouwers. Door een gebrek aan wetenschappelijke kennis ontstond de hardnekkige
mythe dat Nijmegen was gesticht door
Julius Caesar, ruim voor de christelijke
jaartelling. En met Caesar (wiens naam
oorspronkelijk uitgesproken met een K,
de basis vormt van de keizerstitel) komen
we bij de voorganger van een grote reeks
keizerlijke bezoekers van de stad. Sommigen hebben hier korte of langere tijd
gewoond, een paar werden er geboren
en een enkeling stierf in de stad. Nijmegen kan in dat opzicht bogen op een rij
heersers van wereldformaat.
Caesar heeft Nijmegen niet gesticht. Hij is
er waarschijnlijk niet eens geweest. Het
was zijn opvolger en tevens eerste keizer
Augustus, die rond 20 voor Christus
maar liefst drie legioenen (zo’n 15.000
man) naar deze streken stuurde. Vanaf
de Hunerberg in Nijmegen-Oost had
men een voortreffelijk uitzicht over Rijn
en Waal en op het daarachter gelegen
Germania. Deze strategische plek zou
daarna het commandocentrum herbergen
van waaruit de generaals en keizerlijke
prinsen Drusus, Tiberius en Germanicus
Het Valkhof te Nijmegen
in 1671. Een litho uit
1878 naar Jan van Goyen
(Gelders Archief)
twee dagen later door Napoleon verworpen. Kraijenhoffs plan voor een Nieuwe
Hollandse Waterlinie ten oosten van
Utrecht zou later onder koning Willem I
(1772-1843) en zijn opvolgers worden
uitgevoerd. Met de strategische adviezen
van Kraijenhoff in zijn achterhoofd trok
Napoleon die maand door Nederland.
Nijmegen was in 1811, het jaar van Napoleons bezoek, een vestingstad met een
rijk, maar inmiddels bijna onzichtbaar
verleden. De Romeinse stad Nijmegen
was allang afgebroken en ook de glorie
van de middeleeuwse stad Nijmegen
was tanende. Maar Nijmegen had als
residentie van Karel de Grote, burcht van
keizer Frederik Barbarossa (1122-1190)
en belangrijkste stad van het hertogdom
Gelre een internationale faam opgebouwd.
Nijmegen had ook een reputatie als stad
waar de Vrede van Nijmegen was getekend, een reeks vredesverdragen tussen
de grote Europese landen, opgesteld
in 1678 en 1679. De Traité de Nimègue
werd destijds in Frankrijk gevierd als
een overwinning van de Zonnekoning
Lodewijk XIV (1638-1715). De Vrede van
Nijmegen is in Frankrijk nu nog steeds
veel bekender dan in Nederland zelf.
Maar de opkomst van de zeevaart en de
groei van de Hollandse steden hadden
Nijmegen gaandeweg overvleugeld.
De inlijving van de katholieke stad
door Prins Maurits (1567-1625) in 1591
was een flinke dreun, maar vooral de
degradatie tot grens- en vestingstad van
Holland is Nijmegen nooit echt te boven
gekomen.
Valkhofburcht
Toch was in 1811 de geschiedenis van
Nijmegen nog voelbaar. Kort voor de
komst van Napoleon werd het stadsgezicht van Nijmegen nog gedomineerd
door de Valkhofburcht, het meest imposante kasteel dat ooit in Nederland had
gestaan. De burcht lag op een heuvel aan
de Waal en torende hoog uit boven het
landschap. Menig zeventiende-eeuwse
meester liet zich door dit on-Hollandse
tafereel inspireren. De Valkhofburcht
stond op de resten van een Romeins fort
en de palts van Karel de Grote. In 1155
werd deze palts door keizer Frederik Barbarossa herbouwd en kreeg het met zijn
opvallende reuzentoren zijn typerende
Staufische vorm. Na de Rooms-Duitse
keizers volgden de graven en hertogen
van Gelre als eigenaars. Keizer Karel V
Napoleon in Nederland , no. 5 jrg. 1, 2011
hun campagnes tegen de Germanen
organiseerden. Onder keizer Claudius
werden rond het jaar 50 de imperiale
ambities bijgesteld. Germania zou niet
worden veroverd. De Rijn werd de grens.
Sindsdien was Nijmegen door zijn strategische ligging hoog boven de rivieren
een favoriete plaats voor garnizoenen,
vestingwerken en fortificaties.
Over de geschiedenis van Nijmegen en
zijn fortificaties is Napoleon ongetwijfeld
op de hoogte gebracht door de Nijmegenaar Cornelis Kraijenhoff (1758-1840).
Geïnspireerd door de robuuste vestingwerken rond zijn stad groeide Kraijenhoff
uit tot de invloedrijkste militaire ingenieur
en vestingbouwer van zijn land. Napoleon ontmoette generaal Kraijenhoff op
13 oktober in het Paleis op de Dam (NiN
# 1). De keizer was onder de indruk van
de persoonlijkheid van de Nijmegenaar.
Kraijenhoff was een van de weinigen
die de keizer niet naar de mond praatte.
Kraijenhoff mocht op 21 oktober zijn
plannen aan Napoleon ontvouwen om de
Rijngrens, als ‘ligne de l’Europe’ te verleggen. Amsterdam en Holland moesten
veilig bij het Franse rijk worden ingesloten. De droomwens van Kraijenhoff
voor het bouwen van een IJssellinie werd
37
ThemaTijdschrift
Met moeite wist het stadsbestuur twee onderdelen
van het Valkhof te behouden, de St. Nicolaaskapel en
de Barbarossaruïne. Rechts twee monnikken in de
Nicolaaskapel, 1876. Links de Barbarossaruïne waarin
de buste van Napoleon werd opgesteld, 1834 (beide
Gelders Archief)
38
was in 1546 de laatste keizerlijke bezoeker van het Valkhof. De laatste vorst die
op het Valkhof woonde was stadhouder
Willem V van Oranje-Nassau (1748-1806).
Uitgeweken voor de revolutionaire patriotten had hij zich met zijn gezin ruim een
jaar verschanst op de toen al sterk vervallen burcht. Na zijn vertrek in 1787 kwam
het oude kasteel leeg te staan.
Toen de patriotten met de hulp van de
Fransen in 1795 de Bataafse Republiek
uitriepen, werd de burcht een doorn in
het revolutionaire oog. De laatste bewoner maakte de burcht bij de patriottenbeweging niet alleen tot een relict van het
middeleeuwse feodalisme, maar ook nog
tot een symbool van de stadhoudergezinde oranjetirannie. Binnen de Gelderse
Landdag zagen concurrerende steden
Arnhem, Zutphen, Harderwijk en Tiel
deze gelegenheid als een mooie aanleiding om Nijmegen een toontje lager te
laten zingen. Ze besloten tot sloop van
de burcht. De regenten van Nijmegen
protesteerden heftig. Hun verzet betrof
niet alleen de burcht, maar ook hun
verloren macht. De afkondiging van de
‘Eeuwige Rechten van den Mensch en
van de Souvereiniteit van het Volk’ in
1795 betekende namelijk ook het einde
van hun protestantse bestuursmonopolie in Nijmegen: nog altijd was de grote
meerderheid van de bevolking katholiek.
Ook landelijk gezien moest Nijmegen
een flinke stap terug doen. In het ancien
regime was Nijmegen de voornaamste
van alle Gelderse steden en was Gelre
het enige hertogdom in de Unie, waar-
door het in de Staten Generaal de eerste
plaats innam. Nijmegen was daarmee de
eerste van de Nederlandse steden. Nu
was ook dat voorbij.
Het jaar erop begon de sloop van de
Valkhofburcht. Die sloop zou 90.000
gulden opleveren. Ruim honderd man
waren twee jaar bezig om de enorme
steenmassa’s af te voeren naar de Zaanstreek. Hier stonden de molens die het
tufsteen vermaalden tot tras, een grondstof voor cement. De gerecyclede stenen
van de burcht werden gebruikt voor de
aanleg van straten in de Hollandse steden. Symbolischer kon bijna niet.
Met moeite wist het stadsbestuur twee
onderdelen te behouden, de St.-Nicolaaskapel en de Barbarossaruïne. Pogingen
om ook de donjon te redden, als symbool van Nijmeegse trots, faalden. Dat
de twee andere gebouwen wel werden
gespaard, is te danken aan de inzet van
bezorgde burgers als het raadslid Johan
In de Betouw 1731-1820). Opvallend is
dat de gebouwen werden gespaard vanwege hun waarde als curiositeit. Beide
bouwsels waren volgens In de Betouw
van ‘heidensche’ (lees: Romeinse) oorsprong. Ze zouden zijn gebouwd door
Julius Caesar, die toen nog als grondlegger van de stad werd gezien. Onterecht,
zo weten we nu, maar we hebben daar
in ieder geval twee van de oudste gebouwen van Nederland aan overgehouden.
Ze werden als lieux de mémoire gekoesterd in een romantisch stadspark dat ter
compensatie voor het grote gemis werd
aangelegd.
Nijmegen wordt Frans
Waar de plaatselijke handel, scheepvaart,
kleine industrie en ambacht gedurende
de achttiende eeuw nog een redelijke
bloei meemaakte, was Nijmegen sinds
de komst van de Fransen in november
1794 in een diepe economische depressie beland. De handel met het Pruisische
achterland werd door de oorlogshandelingen ernstig beperkt. Ook de Brabantse
en Franse markt waren door blokkades
uitgevallen. Het continentaal stelsel van
de Fransen betekende bovendien een
einde aan de handel met Engeland. De
werkeloosheid in de stad nam rampzalige vormen aan. Daar bovenop kreeg
men een gepeperde rekening voor de
kosten die de Fransen hadden gemaakt
om Nederland te bevrijden. Toch wist
Lodewijk Napoleon, broer van de
keizer, in zijn hoedanigheid als koning
van Nederland ook Nijmegen voor
zich te winnen. Nijmegen is zelfs vanaf
december 1805 nog enige tijd Lodewijks
hoofdkwartier geweest, alvorens dat
werd verplaatst naar Het Loo. Lodewijk
bezocht de stad drie keer en logeerde
steevast in het prestigieuze onderkomen
van baron Jacob Hendrik Van Nyvenheim
(1775-1827) aan het Kelfkensbos, vlakbij
het Valkhof. Van Nyvenheim was lid van
het stadsbestuur, later toegevoegd burgemeester of op z’n Frans: adjunct maire.
De inlijving bij het Franse keizerrijk
in maart 1810 bracht Nijmegen weinig
goeds. De stad behoorde nu niet langer
tot Gelderland maar werd gevoegd bij
het nieuwe departement des Bouches du
Rhin met ’s-Hertogenbosch als hoofdstad. Het bestuur van het departement
kwam onder een Franse prefect te
vallen. Het arrondissement Nijmegen
kreeg een onderprefect, Louis-Gaston de
Bonnechose, die zijn ambtswoning aan
de Burchtstraat betrok. Het raadhuis in
dezelfde straat werd nu overspoeld met
nieuwe richtlijnen, regels en bevelen.
Maire Sanders van Well (1739-1814) en
zijn wethouders kregen welgeteld één
dag om de feestelijkheden voor Napoleons tweede huwelijk met Marie Louise
voor te bereiden (NiN # 4). Buiten een
pater die moeite had een Te Deum in zijn
kerk aan te heffen voor de echtbreker
Napoleon, waren er weinig wanklanken.
César et Charlemagne
Ondertussen werd de stad opgescheept
met de hoge kosten voor het onderhoud
van de Franse troepen. De lasten waren
voor de 12.000 inwoners van de stad niet
op te brengen. Daarnaast moest de stad
6.000 soldaten een onderkomen verschaffen. Voorheen werden garnizoenssoldaten ingekwartierd bij de burgerij, maar
de 2.300 huizen boden onvoldoende
plaats. Zeven grote gebouwen werden als
kazerne ingericht. De reeds genoemde
Nijmeegse chroniqueur en gemeenteraadslid Johan In de Betouw is in zijn Vervolg
der Kronijk van Nijmegen tot den jare
1818 bijzonder kritisch over het Franse
bewind in het jaar 1811: ‘Boven en behalven de zware onheilen, voor de inlijving
in het Fransche Keizerrijk, aan Nijmegen
overgekomen door de verwoesting des
oorlogs in volle akeligheid; ondragelijke,
en naauwelijks ter helfte toe vergoede,
requisitien, en onophoudende inlegeringen, was het gevolg van die vereeniging
of inlijving, ten opzigte der burgeren en
ingezetenen, eene geweldige overheersching, gepaard met een tiercéring, of
alleronregtvaardigste onthouding van twee
derden der inkomsten voor de Rentheffers of bezitters van schuldbrieven tot laste
van den Staat; …’ En zo fulmineerde In de
Betouw verder tot hij alle ‘zegeningen der
Fransen’ had opgesomd. Of dit representatief is voor de algemene gevoelens
in de stad is de vraag; de bevolking was
sinds de inlijving in de Republiek enigszins murw geworden en liet de loop der
dingen meestal gelaten over zich heen
komen. Aan inkwartiering van soldaten
waren ze al twee eeuwen gewend. Maar
Nijmegen was nu eenmaal officieel een
Franse stad en het stadsbestuur diende
daar naar te handelen. Zo werd in mei
1811, naar aanleiding van de geboorte
van de zoon van Napoleon, le roi de
Rome, opdracht gegeven aan het Museum
voor fraaie kunsten te Carrara om een
marmeren borstbeeld van de keizer te
maken, naar tekeningen van Chaudet en
Barthelemi. Omdat het beeld op zich liet
wachten, werd in de halfronde Barbarossaruïne op het Valkhof voorlopig een gip-
Een aquarel van J. van Leeuwen uit 1820 van links het Kelfkensbos, uiterst links het huis van Van Nijvenheim, rechts
de St. StevensKerk. Op de inzetfoto het huis in 1932 (Regionaal Archief Nijmegen)
sen exemplaar geplaatst op een Romeinse
zuil. ‘César et Charlemagne revivent en
lui’ (‘In hem herleven Caesar en Karel de
Grote’), luidde het ronkende onderschrift.
Het bezoek op 30 oktober
Op 30 oktober 1811 maakte Napoleon
eindelijk zijn opwachting in Nijmegen.
Hij was die ochtend vertrokken uit
het Paleis Het Loo en over de Veluwe
geraasd. In Arnhem liet hij de drie voor
hem opgetrokken triomfbogen links
liggen om later die dag in Nijmegen aan
te komen. De eerder zo kritische In de
Betouw tapte in zijn kroniek opeens
uit een heel ander vaatje: ‘Den 29 van
Wijnmaand werd Keizer NAPOLEON,
vergezeld van de Keizerin, onder de verschuldigde eerbewijzingen, en vertooningen van vreugde over het geluk van een
zoo hoogaanzienlijk bezoek, binnen de
muren dezer stad ontvangen. De Keizer
verleende aanstonds gehoor aan den
Prefekt van de Monden des Rijns, aan
den Onder-Prefekt van Nijmegen, aan het
Justitie-wezen, Gemeente-Bestuur, Geestelijken enz., en zettede den volgenden
dag zijne reize voort naar Frankrijk.’
Zelfs jaren na het vertrek van de Fransen
(de kroniek stamt uit 1818) geen onvertogen woord over het hoge bezoek, integendeel. In de Betouw schijnt zo geïmponeerd
door het keizerlijke bezoek dat hij een
paar opvallende vergissingen begaat. De
datum hoort niet de 29e maar de 30e oktober te zijn en na zijn bezoek aan Nijmegen
zou hij na eerst Grave te hebben aangedaan doorreizen naar Duitsland in plaats
van Frankrijk. Maar het meest opvallend is
hoe weinig woorden In de Betouw wijdde
aan dit memorabele bezoek. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij als raadslid de keizer op
die dag persoonlijk ontmoet. Hij was bij
uitstek degene die Napoleon zou kunnen
rondleiden langs de ruïnes van het Valkhof
en de verzameling Romeinse oudheden
op het stadhuis. Dat had hij een paar jaar
daarvoor ook al gedaan tijdens het bezoek
van Napoleons broer, koning Lodewijk
Napoleon. Ongetwijfeld zal hij de keizer
ook het borstbeeld hebben getoond in de
Barbarossaruïne, waarbij het overigens nog
maar zeer de vraag is of het voorlopige,
gipsen beeld al was vervangen door de
marmeren buste. In de stadsrekeningen
Napoleon in Nederland , no. 5 jrg. 1, 2011
De feestelijkheden werden in ‘bijzondere
blijdschap gevierd’ met luidende klokken, wapperende vlaggen en een grote
parade voor het bordes van het stadhuis.
Een maand na zijn huwelijk gaf de keizer
aan binnenkort de stad ‘met zijn hoge
tegenwoordigheid te vereren’. Niets stond
nog definitief vast, maar in de eerste
week van mei 1810 werden de straten
geveegd, erepoorten opgericht, duizenden lampions gekocht en een staatsiebanket besteld. Alle moeite bleek overbodig. De keizer kwam niet.
39
BUBB KUYPER
Veilingen Boeken Manuscripten en Grafiek bv
Bubb Kuyper Veilingen organiseert elk
voor- en najaar omvangrijke veilingen ...
www.bubbkuyper.com
... die altijd grote collecties historische boeken,
prenten, documenten en manuscripten bevatten
Jansweg 39, 2011 KM Haarlem
tel. 023 5323986 • fax. 023 5323893
e-mail [email protected]
DutchButtonWorks.com
Adv BK 0111 Napoleon.indd 1
05-01-11
Zorginnovatie - Medical Writing
GEDULD ‘Je hebt er geen idee van hoeveel geduld
ik moest hebben en combines vormen voordat ik
aankwam waar ik wilde arriveren’ (Napoleon)
Bron: Napoleon voor
Managers, Lannoo,
ISBN 90 209 5143 2
ThemaTijdschrift
UW PRIVATE LABEL
40
kruidenbitter,
kruidenbitter,
jenever,
jenever, likeur
likeur
en
en likorette
likorette
v.a.
v.a. 72
72 stuks
stuks
[email protected]
[email protected]
06-47913226
06-47913226
06-41219157
06-41219157
Dames Boon & Pool
wordt het bedrag van 2.400 francs namelijk pas vermeld in 1812.
Het stadsbestuur had nog wel uit voorzorg de Latijnse dichtregel van Constantijn Huygens (1596-1687) op het bordes van het
Valkhofpark verwijderd. Hic stetit hic frendens aquilas, hic lumine
torvo Claudius, ultrices vidit adesse manus (hier stond Claudius,
en zag hij knarsentandend met grimmige blik de adelaars van
de wrekende troepen naderen). Het was een ode aan Claudius
(Julius) Civilis, de leider van de Bataafse opstand tegen de Romeinen. Civilis werd in die tijd als eerste Hollandse vrijheidsstrijder
beschouwd, hetgeen Napoleon mogelijk verkeerd zou kunnen
interpreteren.
Napoleon heeft die dag ongetwijfeld per koets de vestingwerken
bekeken. De twee bataljons van het regiment Spanjaarden die in
de stad waren gelegerd, zullen zeker op het Kelfkensbos de revue
12:48
zijn gepasseerd, net als het regiment Zwitserse roodrokken dat
waarschijnlijk in de stad gelegerd was. Mogelijk heeft de keizer
een rondrit gemaakt door de stad die verlicht was met vetpotjes
en versierd met vlaggen en triomfbogen. Maar van dit alles is wonderwel geen verslag. Niet in de Kroniek van In de Betouw, ook
niet in de verslagen van het stadsbestuur. Had het stadsbestuur
naar aanleiding van de geboorte van Napoleons zoon nog een
heel feestprogramma opgesteld, nu bij het bezoek van de keizer,
Was de keizer verlaat, vermoeid
van de reis of trok hij zich liever
met zijn jonge vrouw terug?
ontbreekt in de raadsignaten iedere officiële verwijzing. Het roept
de vraag op wat zich die middag en avond werkelijk heeft voorgevallen. Was de keizer verlaat, vermoeid van de reis of trok hij zich
liever met zijn jonge vrouw terug? Waren de verwachtingen van
het bezoek te hooggespannen geweest en viel het resultaat tegen?
Napoleon overnachtte met zijn vrouw in het huis van baron Van
Nyvenheim, waar ook zijn broer Lodewijk Napoleon had gelogeerd. De volgende ochtend op 31 oktober vertrok de keizer
om zeven uur richting het vestingstadje Grave om daarna direct
door te rijden naar de fortificaties bij Wesel in Duitsland.
Van Napoleons bezoek is behalve de paar regels van In de Betouw
niets bewaard. Het huis van baron Van Nyvenheim aan het Kelfkensbos kreeg later nog hoog bezoek van koning Willem I en II
(1792-1849) en tsaar Alexander I (1777-1825). In het rampjaar 1944
werd het echter onherstelbaar beschadigd en daarna gesloopt.
Na het vertrek van de laatste Fransman in januari 1814 werd
de marmeren buste van Napoleon op last van het stadsbestuur
verwijderd. Van de buste noch van zijn gipsen voorganger is
ooit nog iets vernomen. n
PETER VAN DER HEIJDEN EN PAUL VAN DER HEIJDEN VORMEN SAMEN MET
CLEMENS VERHOEVEN EN WILL BROUWERS TIJDLIJN, EEN SAMENWERKING
VAN VIER HISTORICI (WWW.TIJDLIJN.NU).
Download