Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag

advertisement
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
1. HOMEOSTASE, CONTROLE EN STURING VAN LICHAAMSFUNCTIES
 Hormoon: chemische stof die in het bloed wordt afgescheiden (door endocriene klieren),
door het lichaam circuleert en de werking van bepaalde organen of weefsels beïnvloedt
 Homeostase: sturing van het interne milieu in functie van de behoeften van het moment
en ritmische schommelingen:
 Behoud van fysiologische en psychologische stabiliteit
 Regulatorisch mechanisme van het lichaam
 Intern
milieu
wordt
gereguleerd
(bloedomloop,
lichaamstemperatuur,
water/zuurbalans, etc.)
 Hypothalamus (diëncephalon) is het centrale regulatorische centrum voor
hormonen:
o Boodschapperstoffen voor de langdurige signaaloverdracht over grote afstand
o Beïnvloeding van orgaanwerking en andere lichaamsfuncties.
 Autonoom zenuwstelsel (ANS):
 Sneller dan hormonaal systeem, maar samenwerking om lichaam in aangepaste
toestand te houden en homeostase te verzorgen
 Parasympatisch en (ortho)sympatisch gedeelte
 Viscerale afferenten en enterisch zenuwstelsel
2. HYPOTHALAMUS, HYPOFYSE EN BIJNIEREN
2.1. Hypothalamus - Hypofyse
1
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Hypothalamus: hersenstructuur die in contact staat met rest van de hersenen en zo
beïnvloed wordt door:
 Exteroceptieve input
 Psychisch-emotionele input
 Proprioceptieve input: bloeddruk, lichaamstemperatuur, stofwisseling, signalen van
dreiging, seksuele signalen…
 Hypofyse: kliertje onderaan de hersenen dat bestaat uit 2 delen:
 Voorkwab (adenohypofyse)
 Achterkwab (neurohypofyse)
Hypofysevoorkwab
 Hypofysiotrope hormonen: stimulerende of remmende hormonen die hypothalamus
vrijstelt en via poortadersysteem naar de hypofysevoorkwab worden getransporteerd:
 GnRH: gonadotropin-releasing hormone (gonadoliberine)
 GHRH: growth hormone-releasing hormone (somatoliberine)
 SS: growth hormone-inhibiting hormone (somatostatine)
 TRH: thyrotropin-releasing hormone (thyroliberine)
 DA: prolactostatine, prolactine-IH (dopamine)
 CRH: corticotropin-releasing hormone
 4 soorten hormonen van de hypofysevoorkwab:
 Gonadotrofe hormonen:
o luteïniserend hormoon (LH), follikelstimulerend hormoon (FSH) en prolactine
o Rrgulatie van voortplantingsorganen, menstruele cyclus, zwangerschap en
melkproductie
2
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Thyroid-stimulerend hormoon:
o reguleert de activiteit van de schildklier
o schildklier produceert thyroxine en andere hormonen die verschillende
lichaamsfuncties reguleren (stofwisseling, warmteproductie, groei…)
 Groeihormoon:
o regulatie van lichaamsgroei
 Adrenocorticotroop hormoon (ACTH):
o reguleert de vrijstelling van cortisol door de bijniercortex.
 Menstruatiecyclus
 Hypofysevoorkwab scheidt gonadotropines af
 (vooral FSH) Stimulatie van groei van follikels in de eierstokken (= cluster van
epitheelcellen die een oöcyte omringen; ontwikkelt tot eicel)
 Follikels groeien => scheiden estradiol af  baarmoederwand groeit ter
voorbereiding van mogelijke innesteling van de eicel
 Feedback van toename estradiol  hypofysevoorkwab scheidt LH af
 Ovulatie: follikel springt open en laat eicel vrij
 Invloed van LH zorgt ervoor dat de resten van follikel corpus luteum
 Corpus luteum produceert estradiol en progesteron (= steroïde hormoon dat
baarmoederwand behoudt gedurende de latere dagen van cyclus of tijdens
zwangerschap en bevordert ontvankelijkheid bij oestrische cycli)
 Wanneer geen bevruchting: corpus luteum stopt met productie van hormonen wordt
afgestoten door baarmoederwand
 Menstruatie.
3
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
Hypofyseachterkwab
 2 hormonen die worden vrijgesteld door hypothalamische neuronen die ze via de steel
van de hypofyse rechtstreeks in de bloedbaan brengen:
 Oxytocine: induceert samentrekking van de uterus voor de geboorte, melkproductie
 Arginine-vasopressine (AVP) of antidiuretisch hormoon (ADH): reguleert de
nierfunctie (water- en mineralenhuishouding van het lichaam) en de bloeddruk.
2.2. Bijnieren
 Bijnierschors:
 corticoïde hormonen (cortisol, etc), geslachtshormonen
 vele effecten op stofwisseling, bloedsomloop, sexuele systeem en afweersysteem
 dag/nacht-ritme van lichaamsfuncties
 stressreacties
 Bijniermerg:
 adrenaline, noradrenaline
 deel van orthosympatische zenuwstelsel
 stressreacties
4
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
3. SEKSUELE ONTWIKKELING
3.1. Productie van gameten en bevruchting
 Gameet: een volwassen reproductieve cel; sperma- of eicel
 Een gameet is het resultaat van speciale celdeling: productie van cellen die 1 lid van elk
van de 23 paren chromosomen hebben  bij bevruchting delen spermacel en eicel hun
chromosomen.
 22 paar autosomen zorgen voor fysieke ontwikkeling, onafhankelijk van geslacht
 1 paar geslachtschromosomen (X en Y; XX = vrouw en XY = man)
3.2. Ontwikkeling van geslachtsorganen
Geslachtsklieren
 Geslachtsklieren: eierstokken of testikels
 Duale functie: productie van eicellen of sperma en secretie van hormonen
 Sry (sex-determining region Y): factor die ontwikkeling van geslachtklieren beïnvloedt;
gen dat eiwit produceert dat bindt aan DNA van cellen in de ongedifferentieerde
geslachtsklieren en zorgt ervoor dat ze testikels worden (afwezigheid = eierstokken).
 XX-mannen: verplaatste Sry van Y naar X-chromosoom.
5
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Wanneer geslachtsklieren ontwikkeld  andere gebeurtenissen, die het geslacht
bepalen, gestuurd door hormonen op 2 manieren:
 Organisationeel effect: effect van een hormoon op weefseldifferentiatie en
ontwikkeling (geslachtsorganen en hersenen).
 Activationeel effect: effect van een hormoon dat voorkomt in een volledig ontwikkeld
organisme; kan afhankelijk zijn van voorafgaande blootstelling aan organisationele
effecten van hormonen.
Interne geslachtsorganen
 Gender van geslachtsorganen wordt bepaald door aan- of afwezigheid van hormonen,
afgescheiden door de testikels:
 afwezigheid: Mülleriaans systeem (voorlopers van vrouwelijke geslachtsorganen)
 aanwezigheid: Wolffiaans systeem (voorlopers van mannelijke geslachtsorganen)
 Productie van 2 types hormonen:
o Anti-Mülleriaans hormoon: peptide dat Mülleriaans systeem ontwikkeling
inhibeert => defeminiserend effect (vroeg in ontwikkeling; voorkomt
vrouwelijke ontwikkeling)
o Androgenen: stimuleren Wolffiaans systeem (testosteron) => masculiniserend
effect.
 Testosteron: secretie door testikels
 Dihydrotestosteron: conversie van testosteron door enzym 5reductase.
 Androgen ongevoeligheidssyndroom: aangeboren gebrek aan functionerende androgen
receptoren; iemand met XY-chromosomen  vrouw met testikels maar geen interne
geslachtsorganen.
 Harndnekkig Mülleriaans eileidersyndroom(??): gebrek aan anti-Mülleriaans hormoon of
receptoren voor dit hormoon  ambigue ontwikkeling van interne geslachtsorganen.
6
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Syndroom van Turner: aanwezigheid van maar 1 geslachtschromosoom (X); gebrek aan
eierstokken, maar wel normale vrouwelijke geslachtsorganen en genitaliën.
Externe genitaliën
KLASSE
Androgenen
BELANGRIJKSTE HORMOON
Testosteron
VOORBEELDEN EFFECTEN
Wolffiaans systeem; sperma;
gezichts-,
schaamen
okselhaar; spieren; groter
strottenhoofd;
inhibitie
beenderengroei; libido
(van Maturatie
m.
externe
door genitaliën
Oestrogeen
Dihydrotestosteron
testosteron
5reductase
Androstenedione (bijnieren)
Estradiol (eierstokken)
Gestageen
Hypothalamische hormonen
Gonadotropinen
Progesteron (eierstokken)
GnRH (hypothalamus)
FSH (hypofysevoorkwab)
v.: schaam- en okselhaar
Maturatie v. genitaliën;
borsten; veranderingen in
vetophopingen;
baarmoederwand; inhibitie
beendergroei; libido
Behoud baarmoederwand
Secretie gonadotropinen
Ontwikkeling follikel
7
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
KLASSE
BELANGRIJKSTE HORMOON
LH (hypofysevoorkwab)
Andere hormonen
Prolactine
(hypofysevoorkwab)
Oxytocine
(hypofyseachterkwab)
Vasopressine
(hypofyseachterkwab)
VOORBEELDEN EFFECTEN
Ovulatie;
ontwikkeling
corpus luteum
Melkproductie;
male
refractory period
Melkuitscheiding; orgasme;
“pair
bonding”
(v.);
“bonding” met baby’s
“pair bonding” (m.)
4. HORMONALE CONTROLE VAN SEKSUEEL GEDRAG
4.1. Menselijk seksueel gedrag
Activationele effecten van geslachtshormonen in vrouwen
 Bij zoogdieren: seksueel gedrag gestuurd door estradiol en progesteron:
 Bereidheid om te paren
 Vermogen om te paren
 Enkel als lordosis van vrouwtje hoog is (lordosis = de bereidwilligheid om te
copuleren waarbij het wijfje hoog op de achterpoten staat en de staart naar 1 kant
beweegt)
 Bij mensen: vermogen om te paren wordt niet gestuurd door hormonen van de
eierstokken
 TOCH: invloed op seksuele interesse (maar veranderingen in interesse wordt niet
altijd gereflecteerd in veranderingen in seksueel gedrag)
 seksuele activiteit bij vrouwen bereiken piek rond ovulatie, wanneer
estradiolniveaus het hoogst zijn.
 Andere factoren: vrouw wil niet zwanger worden en is niet zeker over haar manier
van birth control  periodieke onthouding.
 Seksuele activiteit kan gestimuleerd worden door androgenen:
 eierstokken: ook productie van testosteron
 bijnieren: androstenedion + andere adrenocorticale steroïden
o androgenen zijn indirect betrokken bij seksuele activiteit: ze blijken de effecten
van estradiol te versterken.
8
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
Activationele effecten van geslachtshormonen in mannen
 Testosteron zorgt ervoor dat mannen potent en vruchtbaar zijn
 Zonder testosteron:
 spermaproductie stopt
 seksuele potentie
 Afname seksuele activiteit na castratie is variabel:
 vroegere ervaring is deels verantwoordelijk voor variabiliteit => meer oefening kan
afname in seksuele activiteit voorkomen.
 Testosteron beïnvloedt niet alleen seksuele activiteit, maar wordt er ook door beïnvloed.
4.2. Seksuele oriëntatie
 Het is mogelijk dat homoseksualiteit gedeeltelijk biologisch bepaald is
 geslachtssteroïden in mannelijke homoseksuelen zijn hetzelfde als die van
heteroseksuele mannen
 subtiel verschil in hersenstructuur die veroorzaakt wordt door verschillen in
hoeveelheid van prenatale blootstelling van androgenen.
Prenatale androgenisatie van genetische vrouwen
Congenitale adrenale hyperplasie (CAH): bijnieren scheiden een abnormale hoeveelheid
androgenen af; bij vrouwen => vergrote clitoris en gedeeltelijk versmolten schaamlippen.
 Vrouwen met CAH hebben een verhoogde aannemelijkheid om seksueel
aangetrokken te zijn tot vrouwen
 Oorzaak: prenatale androgenisatie.
 Verklaring: (prenatale) androgenen beïnvloeden hersenontwikkeling
 Prenatale androgenisatie is mogelijk ook verantwoordelijk voor ander seksueel
dimorf gedrag:
 (biologische) geslachtsverschillen in voorkeur voor speelgoed (ondanks
aanmoediging van omgeving voor “gender-related” speelgoed).
 meisjes met CAH kozen gemiddeld meer mannelijk speelgoed dan hun non-CAH
zusjes of nichten. GEEN invloed van druk van ouders!
Mislukking van androgenisatie van genetische mannen
Androgen ongevoeligheidssyndroom: genetische mannen ontwikkelen als vrouw (zie
hierboven)
 In volwassenheid zal het individu seksueel functioneren als vrouw
9
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Vrouwen met dit syndroom rapporteren gemiddelde seksuele behoeften
 Het gebrek aan androgenreceptoren blijkt masculinisatie- en defeminisatie-effecten
van androgenen op seksuele interesse te voorkomen.
Effecten van opvoeding op seksuele identiteit en oriëntatie van prenataal
geandrogeniseerde genetische mannen
 Seksuele oriëntatie en identiteit zijn sterk beïnvloed door biologische factoren en zijn
moeilijk te veranderen door de manier waarop het kind wordt opgevoed.
 Cloacal exstrophy: abnormale ontwikkeling die resulteert in geboorte van een jongen
met normale testikels, maar met urogenitale abnormaliteiten (bvb. geen penis).
 Vroeger: jongens opgevoed als meisje
 de helft ervan rapporteerde ontevredenheid met hun “gender-toewijzing” en
gingen als man leven
 bijna altijd seksueel aangetrokken tot vrouwen
 Geen rapporteringen over ontevredenheid van jongens met cloacal exstrophy die
opgevoed werden als jongen.
Seksuele oriëntatie en de hersenen
 Hersenen zijn seksueel dimorf:
 De 2 hemisferen bij v. hersenen blijken meer functies te delen dan die bij een man
(bvb. schade aan linkerkant bij mannen zorgt voor ernstigere beperkingen in taal dan
bij vrouwen).
 M. hersenen zijn gemiddeld groter
 Verschillen in bepaalde regio’s van telencephalon en diencephalon
 Corpus callosum
 Seksueel dimorfisme van hersenen is het gevolg van differentiële blootstelling aan
androgenen, zowel prenataal als tijdens vroege jaren
 kan zelfs een gevolg zijn van verschillen in sociale omgevingen van m. en v.
 Studies bij heteroseksuele en homoseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen
hebben verschillen gevonden in 3 subregio’s:
 anterieure commissuur: vezelbundel die delen van L. en R temporale kwabben
verbindt
 SCN
 Seksueel dimorfe nucleus in de hypothalamus
 MAAR: geen goede evidentie
10
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Onderzoek bij mannelijke schapen: 8% seksuele voorkeur voor mannetjes (maar geen
typisch vrouwelijk gedrag)
 Men vond een seksueel dimorfe nucleus in de mediale pre-optische/anterieure
hypothalamus die significant groter was bij mannetjes dan bij vrouwtjes. Bovendien
was deze nucleus 2x zo groot bij heteroseksuele mannetjes dan bij homoseksuele
mannetjes.
 Savic et al (2001): hersenen van heteroseksuele mannen en vrouwen reageren anders op
feromonen AND en EST
 Savic, Berglund, & Lindström (2005): zelfde geslachtsverschillen; bovendien was de
respons van homoseksuele mannen gelijkaardig aan dat van heteroseksuele
vrouwen.
 Aangetrokken tot vrouwen (heteroseksuele mannen) => activiteit in
paraventriculaire en dorsomediale nuclei van de hypothalamus wanneer EST
 Aangetrokken tot mannen (heteroseksuele vrouwen en homoseksuele
mannen) => activiteit in pre-optische area en ventromediale hypothalamus
wanneer AND.
 Zhou et al (1995): centrale subdivisie van bed nucleus of the stria terminalis (BNST –
gelegen in de voorhersenen) is groter bij mannen dan bij vrouwen.
 Deze nucleus van man-naar-vrouw-transseksuelen zo klein als in normale vrouwen
 Deze nucleus was even groot bij m. homoseksuelen als bij m. heteroseksuelen
 Replicatie: grootte van nucleus bij vrouw-naar-man-transseksuelen gelijkaardig aan
die van normale mannen.
MAAR NOG VERDER ONDERZOEK NODIG (WEGENS CAUSALITEIT ENZOVOORT)
Mogelijke oorzaken van verschillen in hersenontwikkeling
 Moederlijke stress (prenataal)
 Ward (1972): zwangere ratten werden blootgesteld aan fel licht => suppressie van
androgenproductie
 m. ratjes van gestreste ratten toonden minder m. seksueel gedrag en meer v.
seksueel gedrag wanneer ze estradiol- en progesteroninjecties kregen.
 Ward & Stehm (1991): speelgedrag van jonge m. ratten wiens moeder gestrest was
tijdens zwangerschap, leek meer op dat van vrouwtjes dan dat van mannetjes.
 Gedragsmatige effecten blijven niet beperkt tot veranderingen in seksueel gedrag.
11
Gedragsneurowetenschappen: Deel 2
Hoofdstuk 10: Hormonen en seksueel gedrag
AJ 2010 - 2011
 Siblings
 Homoseksuele mannen lijken meer oudere broers te hebben (geen oudere zussen of
jongere broers en zussen)
 Aantal jongere/oudere broers en zussen maakte geen verschil uit bij homoseksuele
en heteroseksuele vrouwen
 Leeftijd van ouders en tijdsinterval tussen geboorten had geen effect
 Aanwezigheid van oudere broers en zussen had geen effect op de seksuele oriëntatie
van vrouwen.
 Verklaring auteurs: wanneer moeders blootgesteld worden aan verscheidene m.
foetussen, dan kan hun immuunsysteem gesensitiseerd worden voor eiwitten die
enkel
mannen
bezitten

respons
van
immuunsysteem
kan
prenatale
hersenontwikkeling van volgende m. foetussen beïnvloeden.
12
Download