Tilburg University De passibilitas Dei in de hedendaagse Westerse theologie Sarot, Marcel Published in: Kerk en Theologie Publication date: 1989 Link to publication Citation for published version (APA): Sarot, M. (1989). De passibilitas Dei in de hedendaagse Westerse theologie: Een literatuuroverzicht. Kerk en Theologie, 40, 196-206. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. - Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research - You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain - You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright, please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Download date: 18. jul. 2017 Marcel Sarot, Utrecht DE PASSIBILITAS DEI IN DE HEDENDAAGSE WESTERSE THEOLOGIE Een literatuuroverzichti 1. Inleiding De hedendaagse theologie is op veel gebieden sterk in ontwikkeling. Ik wil hier de aandacht vestigen op één van die gebieden, de Godsleer, en dan in het bijzonder op de leer van de impassibiliteit van God. Onder "impassibiliteit" versta ik "onveranderlijkheid met betrekking tot iemands gevoelens of de hoedanigheid van iemands innerlijk leven"ii. God is derhalve "impassibilis" wanneer Zijn gevoelens of de hoedanigheid van Zijn innerlijk leven onveranderlijk zijn. In de vroege kerk werd algemeen aangenomen dat dit het geval was; zelfs de stromingen die bekend zijn geworden onder de namen "patripassianisme" en "theopaschitisme" hebben nooit de bedoeling gehad om dit te ontkenneniii. Eeuwenlang is de impassibiliteit van God een van de meest onaantastbare axiomata van de Christelijke theologie gebleven. In onze eeuw heeft zich echter binnen zeer korte tijd een revolutie voltrokken in het theologisch denken over dit begrip, en op dit moment moet men met een lantaarntje zoeken naar theologen die de klassieke leer van de impassibiliteit van God nog expliciet onderschrijven. In dit artikel wil ik deze ontwikkeling documenteren door het geven van een selectief overzicht van die theologische literatuur waarin expliciet wordt betoogd dat God niet "impassibilis" maar "passibilis" is. Ik streef hierbij geen volledigheid na, noch wat betreft de te behandelen theologische stromingen, noch wat betreft de te behandelen theologen binnen die stromingen. Mijn doel reikt niet verder dan het zichtbaar maken van een deel van een zeer krachtige tendens in de hedendaagse theologie: de tendens om zich God voor te stellen als persoonlijk betrokken, sensitief en zelfs lijdend. Bij het samenstellen van een dergelijk literatuuroverzicht is het van groot belang dat de criteria helder zijn. Onder hedendaagse theologen versta ik theologen die hun opvattingen over de (im)passibiliteit van God na de tweede wereldoorlog gepubliceerd hebben. Deze tijdsgrens is niet willekeurig: van alle niet-theologische factoren die aanleiding hebben gegeven tot de passibilistische tendens in de hedendaagse theologie, is de tweede wereldoorlog een van de belangrijksteiv. Met passibilistische theologen bedoel ik theologen die de impassibiliteit van God, zoals boven gedefinieerd, loochenen. Dat zijn dus theologen die van mening zijn dat Gods gevoelens, oftewel de kwaliteit van zijn innerlijk leven, veranderlijk zijn. Verschillende van de theologen die volgens dit criterium "passibilisten" zijn, zullen zichzelf niet zo willen noemen, omdat zij "impassibiliteit" anders definiëren. 2. De hedendaagse Britse theologie Het ligt voor de hand om dit overzicht te beginnen Britse theologie, omdat het "im Frage stellen" van de sibiliteit van God in deze eeuw aanvankelijk een typisch aangelegenheid was. De eerste kritiek op het leerstuk bij de impasBritse van de impassibiliteit van God was in Groot-Brittannië al rond het begin van deze eeuw hoorbaarv. Zij werd, mede onder invloed van "the Great War"vi, steeds sterker, en tegen de tijd dat de tweede wereldoorlog uitbrak was het passibilistische standpunt in de Britse theologie algemeen geaccepteerdvii. De voornaamste twee motieven voor het passibilistische spreken waren (1) de behoefte aan een alternatief voor de traditionele formuleringen van de verzoeningsleer en (2) de behoefte aan een nieuwe benadering van de theodicee-problematiekviii. Beide motieven zou ik willen illustreren met een kort citaat. William Temple interpreteerde het kruis van Jezus als "the unveiling of a mystery of the divine Life itself - the revelation of the cost whereby God wins victory over the evil which He had permitted..."ix2 Het tweede motief komt duidelijk naar voren uit het volgende citaat van B. Hillman Streeter: "God does not stand outside the world serenely contemplating the misery and the strife. ...by the fact of His immanence He takes His share in the suffering; and God's share is, if I may use the phrase, the lion's share."x Na de tweede wereldoorlog hebben Britse theologen nog maar weinig studies speciaal aan de passibiliteit van God gewijdxi. Vermoedelijk vond men het niet zo zinvol om nog veel woorden vuil te maken aan iets waarover eigenlijk iedereen het eens is. Dat dit laatste nog steeds het geval is, blijkt uit de vele theologische werken waarin en passant over de passibiliteit van God wordt gesprokenxii. 3. De hedendaagse Noordamerikaanse theologie Voor de passibilistische tendens in de Britse theologie was het kenmerkend dat deze niet gebonden was aan bepaalde theologische stromingen of kerkelijke denominatiesxiii. Hetzelfde kan men niet zeggen van de passibilistische tendens in de Noordamerikaanse theologie. Daar is het passibilisme op de eerste plaats verbonden met de proces-theologiexiv. Daarom zal ik allereerst de proces-theologie kort bespreken, om vervolgens enkele woorden te wijden aan andere Noordamerikaanse theologen die de passibiliteit van God verdedigen. De proces-theologie stelt, in navolging van Alfred N. Whitehead, dat alles in de wereld aan verandering onderhevig is en niets onveranderlijk is: de werkelijkheid is een proces, waarin iedere "actual occasion" direct weer in een volgende overgaatxv. De relatie tussen God en wereld is een reële, interne relatiexvi: de wereld wordt niet alleen werkelijk beïnvloed door God, maar God wordt ook werkelijk beïnvloed door de wereld. In deze zin is God passief en onderhevig aan invloeden van buitenaf. Dit is echter slechts de ene helft van de waarheid. De andere helft is, dat God in een andere zin volledig onafhankelijk is van al het andere. Hoe is het mogelijk dat God tegelijkertijd zowel afhankelijk als onafhankelijk van de wereld is? Proces-theologen beantwoorden deze vraag door te verwijzen naar twee aspecten of naturen in God: een "primordiale" en een "consequente" natuurxvii. Gods primordiale natuur is onveranderlijk en onafhankelijk van de wereld. In zijn primordiale natuur omvat en structureert God alle mogelijkheden en is hij noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde voor alles wat in de wereld gebeurt. Dat wil niet zeggen dat Hij ook voldoende voorwaarde voor het eindige is: Hij heeft invloed op wat er in de wereld gebeurt niet als causa efficiëns, maar als causa finalis. Hij handelt in de wereld niet door middel van dwang, maar door te overreden of, in de woorden van Whitehead, te "lokken". In Zijn consequente natuur neemt God alles wat er in de wereld gebeurt in Zich op en is Hij dus afhankelijk van de wereld. Door de gebeurtenissen in de wereld in Zich op te nemen maakt hij ze tot een deel van zijn eigen leven en verleent ze zo "objectieve onsterfelijkheid"xviii. Alles bestaat voort in Gods herinnering. De wijze waarop Gods consequente natuur betrokken is bij wat er in de wereld gebeurt, brengt met zich mee dat God ook emotioneel beïnvloed wordt door wat er in de wereld gebeurt. Met zijn eigen woorden de gedachten van Whitehead weergevend, stelt Charles Hartshorne dat "our griefs as well as our joys are communicated to God" en dat "He intuits and thus shares in our tragedies"xix. De uitspraak van Whitehead dat God "the fellow-sufferer who understands"xx is, is klassiek geworden. Uit de bovenstaande zeer globale schets van enkele hoofdlijnen uit de proces-theologie is duidelijk geworden dat het geen toeval is dat proces-theologie en de opvatting dat God passibilis is, zo veelvuldig samengaan. Dat God kan lijden is een noodzakelijke implicatie van het Godsbeeld van de procestheologiexxi. Derhalve is het niet verbazingwekkend dat veel proces-theologen ook expliciet bevestigen dat zij van mening zijn dat God lijdtxxii. Naast proces-theologen zijn er in Noord-Amerika nog vele andere theologen van zeer diverse pluimage die menen dat God lijdt. Enkele van de meest belangrijke onder hen zijn de systematisch theoloog Paul Tillichxxiii, de oudtestamenticus Terence E. Fretheimxxiv, de zwarte bevrijdingstheoloog James H. Conexxv, de kenotische theoloog Geddes MacGregorxxvi en de feministische theologe Rosemary Radford Ruetherxxvii. 4. De hedendaagse Duitse theologie In de Duitse theologiexxviii van deze eeuw werd de mogelijkheid dat God zou kunnen lijden voor de vijftiger jaren nauwelijks overwogen. Toch is de discussie over deze mogelijkheid niet onder invloed van de Noordamerikaanse procestheologie of het Britse passibilisme op gang gekomen. De Duitse passibilistische theologie is na de tweede wereldoorlog spontaan opgekomen. Zij greep voornamelijk terug op Maarthen Luther, die, hoewel hij vasthield aan de impassibiliteit van de Goddelijke natuur in zich, meende dat wij uit de nauwe verbondenheid van de Goddelijke en de menselijke natuur in Christus niet anders kunnen concluderen dan dat God Zelf heeft geleden en is gekruisigd en gestorvenxxix. Luthers nadruk op het kruis van Christus en zijn implicaties voor het eeuwige wezen van God is overgenomen door het hedendaagse Duitse passibilisme. Ik zal mijn aandacht hier beperken tot de twee bekendste van de nog levende Duitse voorstanders van de leer dat God lijdt, de protestantse theologen Jürgen Moltmannxxx en Eberhard Jüngelxxxi, en een geestverwante Rooms-Katholieke theoloog, Walter Kasperxxxii. De opvattingen van deze drie theologen, die alle drie in Tübingen doceren, stemmen op de volgende punten overeenxxxiii. Ten eerste: elke Christelijke theologie moet gegrond zijn in het kruis van Christus. Ten tweede: het kruis van Christus openbaart ons dat Gods relatie met de mens voor Hem lijden met zich meebrengt. Ten derde: het is niet legitiem om de betekenis van deze openbaring te beperken tot God-voor-ons op een zodanige wijze dat God-voor-ons lijdt vanwege Zijn liefde voor ons, terwijl God-in-en-voor-Zichzelf niet kan lijden: Gods openbaring is een zelfmededeling, waarin God Zijn eigen Wezen aan ons bekend maakt. Ten vierde: het feit dat God-in-en-voor-Zichzelf lijdt moet in trinitarische termen uitgelegd worden: het is gegrond in de intra-trinitaire relaties van wederzijdse liefde. Deze relaties maken Gods relatie met de wereld mogelijk en werkelijk. Ten vijfde: zoals uit het bovenstaande volgt, zijn zij van mening dat de Griekse voorstelling van God als apathetisch en impassibilis afgewezen moet worden ten gunste van de voorstelling van een drieëne God die lijdt vanwege Zijn liefde. De nadruk op de noodzaak van een trinitarisch begrip van het lijden van God is de meest karakteristieke trek van het passibilisme van Jüngel, Kasper en Moltmann. Natuurlijk zou bij een meer gedetailleerde beschrijving van de standpunten van deze drie theologen blijken dat hun respectieve theologieën niet alleen veel overeenkomsten, maar ook veel verschillen vertonen. Het is echter niet dienstig om daar nu op in te gaan: het gaat mij om een overzicht van het passibilisme in de Duitse theologie, en in hun passibilistische standpunten stemmen deze drie theologen overeen. Wel wil ik er graag de aandacht op vestigen dat vele andere Duitse theologen eveneens passibilistische standpunten innemenxxxiv. 5. De hedendaagse Franse theologie Het Franse passibilisme staat vrijwel geheel los zowel van het Britse als van het Duitse passibilisme. Het is niet overdreven om te spreken van een zelfstandige Franse passibilistische traditie, hoewel die beperkt van omvang is. De namen van vier Franse geleerden - allen Rooms-Katholiek - zijn hier van belang. De eerste van hen is de vermaarde neothomistische filosoof Jacques Maritain, die aan het eind van zijn leven enkele pagina's van een artikelxxxv aan de aan de passibiliteit van God wijdde. De opmerkingen die hij hier maakte, zijn in het Franse taalgebied zeer invloedrijk gebleven. Hoewel Maritain Thomas' verwerping van de notie van de passibiliteit van God onderschrijft, suggereert hij dat er in God een onnoembare perfectie is, die het eeuwige voorbeeld is van wat bij mensen pijn (douleur) genoemd wordtxxxvi. Op deze wijze maakt hij spreken en preken over de pijn van God tot een theologische verantwoorde bezigheid, zonder de impassibiliteit van God te ontkennen. Deze trouw aan het klassiek-Christelijke Godsbeeld met zijn notie van de impassibiliteit is ook kenmerkend voor twee van de overige Franstalige passibilisten. François Varillon en Jean Galot nemen beiden hun uitgangspunt in de liefde van God. Volgens Varillonxxxvii is God in Zijn Wezen impassibilis en onafhankelijk van de wereldxxxviii; in Zijn liefde, echter, maakt Hij Zichzelf afhankelijk van de mens door aan te sturen op een liefdesrelatie met de mens, en schept zo Zelf de mogelijkheid van Zijn eigen lijdenxxxix. Deze mogelijkheid is werkelijkheid geworden door de menselijke weigering een liefdesrelatie met God aan te gaan. Als gevolg hiervan lijdt zelfs God-in-en-voor-Zichzelfxl. Dit laatste zou de voorzichtigere Jean Galot niet voor zijn rekening willen nemen: hij is van mening dat God in Zijn Wezen impassibilis is, maar dat Hij in Zijn vrije liefde voor ons lijdtxli. De Belgische theoloog Jean Kamp heeft de klassieke theologie veel verder achter zich gelaten. In een uitvoerige studie verdedigt hij het idee dat God lijdt vanuit een Hegeliaans perspectiefxlii. Hij krijgt tot op heden echter weinig navolging. Buiten de genoemde theologen zijn er nog enkele andere hedendaagse Franstalige theologen die expliciet stellen dat God lijdtxliii. 6. De hedendaagse Nederlandse theologie De eigen bijdrage van de Nederlandse theologie aan de ontwikkeling van het passibilisme is gering. Er zijn maar weinig studies die expliciet aandacht schenken aan de (im)passibiliteit van God en er is tot op heden geen enkele studie verschenen die ook in de internationale discussie een rol van betekenis speelt. Binnen Nederland is met name Berkhofs spreken over Gods "weerloze overmacht" van belang. In de 21ste paragraaf van zijn Christelijk Geloofxliv, waarin Berkhof schrijft over Gods almacht, betoogt Berkhof dat God weerloos is, maar niet onmachtig. Integendeel, Zijn weerloosheid - en Berkhof denkt hierbij aan het passieve en receptieve, het duldende en lijdende in God - is de uitdrukking van Zijn overmacht. "Hij kan terugwijken, omdat Hij weet dat Hij het wint"xlv. Vanaf de derde druk zegt Berkhof expliciet dat hij met zijn spreken over de weerloosheid van God ook wil zeggen dat God lijdtxlvi. Berkhofs spreken over de weerloze overmacht van God is in Nederland niet zonder invloed geblevenxlvii. Ik vermoed dan ook dat het niet toevallig is dat de andere Nederlandstalige studie die ik hier wil vermelden, een studie die internationale aandacht zeker waard is, eveneens met name aandacht besteedt aan de verhouding tussen Gods lijden en Gods almacht. Ik heb het dan over het laatste hoofdstuk van de dissertatie van Dr.A. van Egmondxlviii, dat min of meer los staat van de voorgaande, over het Britse theopaschitisme handelende hoofdstukken. In dit laatste hoofdstuk stelt Van Egmond de vraag hoe lijden en macht in God zijn samen te denken. Het begrip "God" impliceert immers macht, terwijl lijden daarentegen juist met onmacht en kwetsbaarheid te maken heeft. Toch hoeft een theologie van een lijdende God volgens Van Egmond niet in contradicties te vervallen, op voorwaarde dat "enerzijds God gedacht wordt als identiteit van liefde en macht en anderzijds op grond daarvan aan lijden en dood de definitieve dreiging wordt ontzegd."xlix 7. Conclusie In dit artikel heb ik mij beperkt tot de na-oorlogse Westerse theologie. Hieruit mag men echter beslist niet concluderen dat niet-Westerse theologen niet eveneens steeds vaker expliciet betogen dat God passibilis is. Men denke slechts aan de bekendste onder hen, Kazoh Kitamoril en Jung Young Leeli; en zij zijn beslist niet de enige niet-Westerse theologen met een passibilistisch standpuntlii. Overziet men de talrijke publicaties waarin gepleit wordt tegen de impassibiliteit van God en voor een lijdende God, en ziet men tevens, hoe zeldzaam expliciete verdedigingen van de impassibiliteit van God aan het worden zijnliii, dan schijnt de passibilistische tendens in de na-oorlogse theologie niet alleen een krachtige tendens te zijn, maar zelfs de hoofdstroom. In dit licht is het begrijpelijk en terecht dat Ronald Goetz spreekt van "a new orthodoxy" en stelt dat "the rejection of the ancient doctrine of divine impassibility has become a theological commonplace"liv. Deze "theologische gemeenplaats" is beslist meer aandacht van Nederlandse theologen waard dan zij tot op heden heeft gekregen. --------------------------------------i.Deze onderzoekingen werden gesteund door de Stichting voor Theologisch en Godsdienstwetenschappelijk Onderzoek in Nederland (STEGON), die wordt gesubsidieerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Diverse literatuurverwijzingen heb ik te danken aan dr.B. Blans, drs.N. den Bok, drs.G. van den Brink, dr.L.J. van den Brom, prof.dr.V. Brümmer, dr.Chr. Schwöbel, drs.H. Sevenhoven en prof.dr.Th.H. Zweerman. ii.Voor deze definitie van "impassibiliteit" heb ik gepleit in mijn artikel "Het Lijden van God? Enkele Terminologische Notities bij een Hedendaagse Theologische Discussie", dat zal verschijnen in het Nederlands Theologisch Tijdschrift, het laatste nummer van jaargang 43(1989) of het eerste nummer van jaargang 44(1990). De term "impassibiliteit" als Nederlandse vertaling van "impassibilitas/impassibility/impassibilité" werd mij gesuggereerd door prof.dr.R. van den Broek. iii.Zie voor meer gegevens het in noot 2 genoemde artikel. iv.Twee plaatsnamen volstaan als korte aanduiding van de gebeurtenissen in de tweede wereldoorlog die de meeste invloed op de hedendaagse theologie gehad hebben: Auschwitz en Hiroshima. De moord op zes miljoen Joden en het - onnodige? gebruik van de eerste atoombommen hebben mede aangezet tot een heroverweging van het Christelijke Godsbeeld. In deze heroverweging heeft men zich onder meer afgevraagd of God werkelijk impassibilis is. Deze vraag is veelal ontkennend beantwoord. Sommige theologen beschouwen Auschwitz en Hiroshima zelfs als argumenten tegen de impassibiliteit van God. Grace Jantzen bijvoorbeeld schreef dat "Only a God who can suffer could command respect after Auschwitz." (God's World, God's Body (London 1984) p.84). Het gaat mij er nu niet om, de overtuigingskracht van dit soort argumenten te bespreken, maar wel vind ik het belangrijk om te constateren dat het feitelijk zo is dat "Auschwitz" en "Hiroshima" grote invloed gehad hebben op de passibilistische tendens in de hedendaagse theologie. Voor literatuur over dit onderwerp, zie Johan Vanhoutte, "Een Thematisch Overzicht van de Recente Literatuur over `God en het Lijden'", in: Jan Lambrecht (Ed.), Hoe Lang Nog en Waarom Toch? God, Mens en Lijden (Leuven/Amersfoort 1988), m.n. blz.262-267; Jim Garrison, The Darkness of God: Theology after Hiroshima (London 1982); Sallie McFague, Models of God: Theology for an Ecological Nuclear Age (London 1987). v.A. van Egmond toont in zijn dissertatie dat het passibilisme dateert van het eind van de vorige eeuw. De oudste studie die hij in dit verband citeert is uit 1889: D.W. Simon, The Redemption of Man: Discussions Bearing on the Atonement (Edinburgh 1889). Hij wijst verder op de wortels van het Britse passibilisme in het Britse theopaschitisme van de vorige eeuw, met name dat van John Henry Newman, Frederick Denison Maurice, John McLeod Campbell en Charles Gore. Zie De Lijdende God in de Britse Theologie van de Negentiende Eeuw: De Bijdrage van Newman, Maurice, McLeod Campbell en Gore aan de Christelijke Theopaschitische Traditie (Amsterdam 1986), m.n. pp.23-25. vi.Cf. Van Egmond, Op.Cit., pp.25-26; J.Kenneth Mozley, The Impassibility of God. A Survey of Christian Thought (Cambridge 1926) pp.157-160; Id., Some Tendencies in British Theology: From the Publication of Lux Mundi to the Present Day (London 1951), p.51; Francis House, "The Barrier of Impassibility", Theology 83(1980) 415. vii.Kenmerkend voor de Britse situatie rond die tijd is de volgende opmerking, die E.S. Waterhouse maakte in een bespreking van H.Wheeler Robinson, Suffering Human and Divine (London 1940): "...he insists that God suffers, but that is no longer a heresy." (Journal of Theological Studies 42(1941)114); cf. Doctrine in the Church of England: The Report of the Commission on Christian Doctrine Appointed by the Archbishops of Canterbury and York in 1922 (London 1938), pp.55-56. viii.Over deze beide motieven, zie Van Egmond, Op.Cit., pp.2728. ix.William Temple, Christus Veritas: An Essay (London 1924, 5 1930), p.262. x.B.Hillman Streeter, "The Defeat of Pain", in: Id. (Ed.), God and the Struggle for Existence (London 1919), p.163. Beide citaten zijn representatief voor de manier waarop in Britse studies uit die tijd over de passibiliteit van God gesproken werd. Het meest complete overzicht op dit gebied is nog steeds dat van Mozley, Op.Cit., pp.127-166; dit bevat echter niet alle studies die besproken worden door Friedrich von Hügel, Essays and Addresses on the Philosophy of Religion, Second Series (London 31930), pp.168-174. Aanvullingen vindt men bij Bertrand Brasnett, The Suffering of the Impassible God (London 1928), pp.151-168, Mozley zelf, Some Tendencies in British Theology, pp.51-2, 120, en Richard Bauckham, "`Only the Suffering God Can Help': Divine Passibility in Modern Theology", Themelios 9(1984)6. Cf. Jürgen Moltmann, Trinität und Reich Gottes: Zur Gotteslehre (München 1980), pp.45-51, en Van Egmond, Op.Cit., pp.22-28. Enkele van de belangrijkste vooroorlogse studies waarin een passibilistisch standpunt wordt verdedigd zijn: C.E. Rolt, The World's Redemption (London 1913); Brasnett, Op.Cit. xi.De belangrijkste studie is wel het recente boek van Paul S. Fiddes, The Creative Suffering of God (Oxford 1988), waarin ook de hedendaagse Continentale en Noordamerikaanse theologie veel aandacht krijgt. Daarnaast zijn de volgende artikelen noemenswaardig: Gerald Vann, "The Sorrow of God", in: The Pain of Christ and the Sorrow of God (Oxford 1947), pp.59-75; T.Evan Pollard, "The impassibility of God", Scottish Journal of Theology 8(1955)353-64; Kenneth J. Woollcombe, "The Pain of God", Scottish Journal of Theology 20(1967)129-148; Francis House, Op.Cit.; Kenneth Surin, "The Impassibility of God and the Problem of Evil", Scottish Journal of Theology 35(1982) 97115. xii.Zie bijvoorbeeld D.M. Baillie, God was in Christ: An Essay on Incarnation and Atonement (London 1948), pp.198-199; Thomas Hywel Hughes, The Atonement: Modern Theories of the Doctrine (London 1949), pp.106-107, 317-318; Charles E. Raven, Natural Religion and Christian Theology Vol.II (Cambridge 1953), pp.117-119; David E. Jenkins, The Glory of Man, (London 1967, 2 1968) pp.106-110; Huw P. Owen, The Christian Knowledge of God (London 1969), pp.249-252; Id., Concepts of Deity (London 1971) pp.23-25, 86-88, 145-146; Frances M. Young, Sacrifice and the Death of Christ (London 1975), pp.94-95, 125, 136-7; Jenkins, The Contradiction of Christianity: The 1974 Edward Cadbury Lectures in the University of Birmingham (London 1976), p.157; Geoffry W.H. Lampe, God as Spirit (Oxford 1977) pp.21-22, 209210; William H. Vanstone, Love's Endeavour, Love's Expense: The Response of Being to the Love of God (London 1977, 81986), pp.57-74; Young, "A Cloud of Witnesses", in: John Hick (ed.), The Myth of God Incarnate, London 1977, pp.34-37; John MacQuarrie, The Humility of God: Christian Meditations (London 1978), i.h.b. pp.59-71; Young, "Incarnation and Atonement: God Suffered and Died", in: Michael Goulder (Ed.), Incarnation and Myth: The Debate Continued (London 1979), pp.101-103; Keith Ward, Rational Theology and the Creativity of God (Oxford 1982), pp.84, 132-134, 142, 198-199; Surin, "Theodicy?", Harvard Theological Review 76-2(1983)225-247; Grace M. Jantzen, God's World God's Body, London 1984, pp.82-85; Arthur R. Peacocke, Intimations of Reality: Critical Realism in Science and Religion (Notre Dame, Indiana 1984), pp.67, 69, 77-78; John R.W. Stott, The Cross of Christ (Leicester 1986, 31987), pp.329337. xiii.Cf. Van Egmond, Op.Cit., p.25. Onder de Rooms-Katholieke theologen waren echter geen passibilisten. xiv.Cf. Warren McWilliams, The Passion of God: Divine Suffering in Contemporary Protestant Theology (Macon 1985), p.121. xv.Cf. René Munnik, "De Onmacht van de Minnaar: Gods Medelijden Benaderd vanuit het Denken van Alfred North Whitehead (18611947)", Lijnen 3-3(1986)4-5 en Christoph Schwöbel, "ProzessTheologie", in: Erwin Fahlbusch (Ed.), Taschenlexikon Religion und Theologie 4 (Göttingen 41983) p.159. xvi.Volgens de klassieke Christelijke theologie, bijvoorbeeld volgens Thomas van Aquino, is Gods relatie tot de wereld een externe relatie, dat wil zeggen dat Gods natuur precies hetzelfde geweest zou zijn als Hij helemaal geen relatie tot de wereld had gehad. God kan dan niet werkelijk door de wereld beïnvloed worden. Zie hierover bijvoorbeeld: Charles E. Hartshorne, The Divine Relativity: A Social Conception of God (New Haven 1948, 71978); Munnik, Op.Cit., p.6; Jan van der Veken, "God Iedere Morgen Weer Nieuw: Het Proces-Denken van A.N. Whitehead en Ch. Hartshorne", Tijdschrift voor Theologie 18(1978)369-72. xvii.Over deze onderscheiding, zie Alfred North Whitehead, Process and Reality: An Essay in Cosmology [Corrected Edition, Edited by David Ray Griffin & Donald W. Sherburne] (New York 1978), pp.343-351; Hartshorne, Op.Cit., pp.79-88; Daniel Day Williams, "How Does God Act?: An Essay in Whitehead's Metaphysics", in William L. Reese & Eugene Freeman (Eds.), Process and Divinity (LaSalle, Ill. 1964) pp.171-178; Id., The Spirit and the Forms of Love (New York 1968), pp.108-109; Van der Veken, Op.Cit., pp.372-376; Owen, Op.Cit., pp.77-98. xviii.Objectieve onsterfelijkheid is voortbestaan in Gods herinnering, terwijl met subjectieve onsterfelijkheid een bewust ervaren voortbestaan bedoeld wordt. xix.Hartshorne, Op.Cit, p.74. xx.Whitehead, Op.Cit., p.351. xxi.Cf. McWilliams, Op.Cit., p.130. xxii.Ik noem slechts enkele van de vele proces-studies waarin expliciet gesteld wordt dat God lijdt: John Robert Baker, "The Christological Symbol of God's Suffering", in Harry James Cargas & Bernard Lee (Eds.) Religious Experience and Process Theology: The Pastoral Implications of a Major Modern Movement (New York 1976), pp.93-105; Kenneth Cauthen, Science, Secularization and God (Nashville 1969), pp.159-161, 171-181, 187, 214-221; John B. Cobb, Jr., "Christology in ProcessRelational Perspective", Word and Spirit 8(1986)90-93; Lewis S. Ford, "Our Prayers as God's Passions", in Cargas & Lee, Op.Cit., pp.429-438; Hartshorne, The Divine Relativity, pp.4259, 157; Id., "Whitehead and Berdyaev", pp.74-75, 82-83; Id., The Logic of Perfection (LaSalle, Ill. 1962, 19733), pp.44, 202203; Id., A Natural Theology for Our Time (LaSalle, Ill. 1967), pp.75, 104-105; Id., Creative Synthesis and Philosophic Method (London 1970), pp.153, 241-242, 263; Id., Omnipotence and Other Theological Mistakes (Albany, N.Y. 1984), pp.27-32; Id., "Argument in Metaphysics of Religion". Word and Spirit 8(1986)44-47; David R. Mason, "Some Abstract, Yet Crucial, Thoughts About Suffering", Dialog 16(1977)91-100; Schubert M. Ogden, The Reality of God and Other Essays (San Francisco 1977), pp.53-54, 64-65; Santiago Sia, "A Changing God?", Word and Spirit 8(1986)13-29; Whitehead, Process and Reality, pp.343-351; Id., Essays in Science and Philosophy (New York 1947, 41977), p.94; Daniel Day Williams, "The Vulnerable and the Invulnerable God", Christianity and Crisis 22(5 March 1962)27- 30; Id., The Spirit and the Forms of Love (New York 1968), pp.25-33, 37-41, 100, 102, 107, 127-128, 166-167, 180-186, 190; Id., "Suffering and Being in Empirical Theology", in Bernard E. Meland (Ed.), The Future of Empirical Theology (Chicago 1969) pp.175-194. xxiii.Systematic Theology III (Welwyn 1968), pp.430-432. xxiv.The Suffering of (Philadelphia 1984). God: An Old Testament Perspective xxv.A Black Theology of Liberation (Philadelphia 1970), pp.84, 120-121, 126-133; The Spirituals and the Blues (New York 1972) p.68; God of the Oppressed (New York 1975) pp.135, 139, 174177; cf. McWilliams, Op.Cit, pp.53-71. Een andere zwarte theoloog die aanneemt dat God lijdt is J.Deotis Roberts, A Black Political Theology (Philadelphia 1974) pp.95-116. xxvi.He Who Lets Us Be: A Theology of Love (New York 1975); zie hierover McWilliams, Op.Cit., pp.75-95. xxvii.Sexism and God-Talk: Toward a Feminist Theology (Boston 1983), pp.1-11; andere feministische theologes die de passibiliteit van God verdedigen zijn: Rosemary Haughton, The Passionate God (London 1981); Sallie McFague, Metaphorical Theology: Models of God in Religious Language (London 1983), pp.178, 180-188; Phyllis Trible, God and the Rhetoric of Sexuality (Philadelphia 1978, 51985), pp.31-71. xxviii.De beste overzichten van het Duitse passibilisme vindt men bij A. van Egmond, Op.Cit., pp.28-31 en "Theopaschitische Tendenzen in de Na-Oorlogse Protestantse Theologie", Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 79(1979)161-177. xxix.Van Egmond, De Lijdende God, pp. 19-22; Muus Feitsma, Het Theopaschitisme: Een Dogma-Historische Studie over de Ontwikkeling van het Theopaschitische Denken (Kampen 1956), pp.94111; Mozley, The Impassibility of God, pp.121-123. xxx.Zie bijvoorbeeld zijn Der gekreuzigte Gott: Das Kreuz Christi als Grund und Kritik christlicher Theologie (München 1972); "The `Crucified God': A Trinitarian Theology of the Cross", Interpretation 26(1972)278-299; "The Crucified God", Theology Today 31(1974)6-18; "Gesichtspunkte der Kreuzestheologie heute", Evangelische Theologie 33(1973)346365; Trinität und Reich Gottes, pp.36-76; cf. John J. O'Donnell, Trinity and Temporality (Oxford 1983), pp.108-158; Michael Welker (Ed.) Diskussion über Jürgen Moltmanns Buch "Der Gekreuzigte Gott" (München 1979); McWilliams, Op.Cit., pp.2549. xxxi.Zie bijvoorbeeld zijn Gottes Sein ist im Werden: Verantwortlich Rede vom Sein Gottes bei Karl Barth. Eine Paraphrase (Tübingen 1964, 21966); Unterwegs zur Sache: Theologische Bemerkungen (München 1972), pp.105-125; Gott als Geheimnis der Welt: Zur Begründung der Theologie des Gekreuzigten im Streit zwischen Theismus und Atheismus (Tübingen 1977, 31978); cf. John B. Webster, Eberhard Jüngel: An Introduction to His Theology (Cambridge 1986), pp.21-22, 6467; Gunther Wenz, Geschichte der Versöhnungslehre in der evangelischen Theologie der Neuzeit II (München 1986), pp.326340. xxxii.Zie zijn blz.235-245. Der Gott Jesu Christi (Mainz 1982), i.h.b. xxxiii.John J. O'Donnell vergelijkt de standpunten van deze drie theologen op beknopte maar leerzame wijze in zijn artikel "God's Historicity: Trinitarian Perspectives", Word and Spirit 8(1986)68-78. xxxiv.Zie bijvoorbeeld Hans Urs von Balthasar, Theodramatik IV: Das Endspiel (Einsiedeln 1983), pp. 191-222; Anton Bodem, "'Leiden Gottes': Erwägungen zu einem Zug im Gottesbild der gegenwärtigen Theologie", in: Anton Ziegenaus/Franz Courth/Philip Schäfer (Hrsg.), Veritati Catholicae: Festschrift Leo Scheffzyk zum 65. Geburtstag (Aschaffenburg 1985), pp.586611; Werner Elert, "Die Theopaschitische Formel", Theologische Literaturzeitung 75-4/5(1950)195-206; Gerhard Gloege, "Gott im Wiederspruch: Zur Christologie von Heinrich Vogel", Theologische Literaturzeitung 76-2(1951)79-90; Helmut Gollwitzer, Krummes Holz - Aufrechter Gang: Zur Frage nach dem Sinn des Lebens (München 1970, 61973), p.258; Ulrich Hedinger, Wider die Versöhnung Gottes mit dem Elend: Eine Kritik des Christlichen Theismus und Atheismus (Zürich 1972); Norbert Hoffmann, Kreuz und Trinität: Zur Theologie der Sühne (Einsiedeln 1982); Peter Koslowski, "Der Leidende Gott", in: Willi Oelmüller (Ed.), Leiden (Paderborn 1986), pp.51-57; Hans Küng, Menschwerdung Gottes: Eine Einführung in Hegels theologisches Denken als Prolegomena zu einer künftigen Christologie (Freiburg 1970), pp.522-557, 622-670; Burghard Krause, Leiden Gottes - Leiden des Menschen: Eine Untersuchung zur Kirchlichen Dogmatik Karl Barths (Stuttgart 1980) [Naar deze belangrijke studie verwijs ik voor meer informatie over het passibilisme van Karl Barth; een opsomming van alle voor ons onderwerp relevante passages uit de Kirchliche Dogmatik zou hier te ver voeren]; J. Lang, "Der Schmerz Gottes: Zur Theologie des Leids", Franziskanische Studien 62-2(1980)180-192; Heribert Mühlen, Die Veränderlichkeit Gottes als Horizont einer zukünftigen Christologie: Auf dem Wege zu einer Kreuzestheologie in Auseinandersetzung mit der altkirchlichen Christologie (Münster 1969); Helmut Riedlinger, Vom Schmerz Gottes (Freiburg 1983); Paul H. Schüngel, "Der leitende Vater", Orientierung 41(1977)49-50; Heinz Schürmann, Jesu Ureigener Tod: Exegetische Besinnungen und Ausblick (Freiburg 1975), pp. 143-149; Dorothee Sölle, Leiden (Stuttgart 1973); H. Vogel, Christologie I (München 1949). xxxv."Quelques Réflexions sur le Savoir Théologique", Revue Thomiste 69(1969)14-26; met enkele kleine veranderingen herdrukt in: Jacques Maritain, Approches sans Entraves (Paris 1973), pp.302-317. xxxvi.Revue Thomiste 69(1969)23; Approches sans Entraves p.314. xxxvii.François Varillon, L'Humilité de Dieu (Paris 1974); Id., La Souffrance de Dieu (Paris 1975). xxxviii.Op.Cit., pp.56-7, 60, 70, 72. xxxix.Op.Cit., pp.65-70. xl.Op.Cit., p.39. Het is moeilijk om hierin geen tegenspraak te zien met Varillons opmerking dat God in Zijn wezen impassibilis is. xli.Jean Galot, Dieu Souffre-t-Il? (Paris 1976); Id., "La Réalité de la Souffrance de Dieu", Revue Théologique 111(1979) 224-245; Id., "La Révélation de la Souffrance de Dieu", Science et Esprit 30(1978)159-171; cf. Eric L. Mascall, Whatever Happened to the Human Mind? (London 1980), pp.87-93 en Von Balthasar, Op.Cit., pp.217-218. xlii.Jean Kamp, Souffrance de Dieu, Vie du Monde (Tournai 1971); Id., "Présence du Dieu Souffrant", Lumière et Vie 25128(1976)54-66; Cf. Tarcisius J. van Bavel, "De Lijdende God", Tijdschrift voor Theologie 14(1974)135-137, 145. xliii.Enkele Franstalige theologen die wel de passibiliteit van God verdedigen maar niet in de tekst besproken worden zijn: Christian Duquoc, Dieu Différent: Essai sur la Symbolique Trinitaire (Paris 1977),p.123; Lev Gillet, "Le Dieu Souffrant", Contacts 17-51(1965)239-255; Michel Leplay, "La Faiblesse de Dieu comme Élément de la Théologie de Péguy", Foi et Vie 871(1988)93-114; Georges Morel, "L'Inconnu", Christus 2183(1974)312; Bernard Ronze, "Dieu Souffre-t-Il?", Études 1976, pp.93-106. xliv.Hendrikus Berkhof, Christelijk Geloof: Een Inleiding tot de Geloofsleer (Nijkerk 11973, 51985), § 22 (in de vierde druk en daarvoor § 21): "De Weerloze Overmacht". xlv.Berkhof, Op.Cit., p.140. xlvi.Berkhof, Op.Cit., p.142. xlvii.Als theologen die in de verwoording van hun passibilistische standpunt duidelijk door Berkhof beïnvloed zijn noem ik: L.A.R. Bakker, "Lijden: Zingeving en Zinbeleving", Praktische Theologie 2(1975)252-254; Edward C.F.A. Schillebeeckx, "Overwegingen rond Gods `Weerloze Overmacht'", Tijdschrift voor Theologie 27(1987)370-381; Thijs Weerstra, "De Machtige, Weerloze God", Tijdschrift voor Geestelijk Leven 38(1982)416431; Herman Wiersinga, Verzoening met het Lijden? (Baarn 1975), pp.49-70. xlviii.Van Egmond, De Lijdende God. xlix.Van Egmond, De Lijdende God, p.266. Naast Berkhof en Van Egmond wil ik de volgende Nederlandstalige passibilistische theologen noemen: Van Bavel, "De Lijdende God"; Id., "Waar is God als de Mens Lijdt?", in: Lambrecht, Op.Cit., pp.155-174; Abraham van de Beek, Waarom? Over Lijden, Schuld en God (Nijkerk 1984), pp.225-237; Vincent Brümmer, Alzo Lief Heeft God: Overdenkingen over Gods Omgang met de Mens (Kampen 1988), pp.15-18; Piet Schoonenberg, "Lijden van God?", Ons Geestelijk Leven 56(1977)33-42; J. Veenhof, "De Strijdende en Lijdende God", Gereformeerd Weekblad (Kampen) 6 mei 1977, blz.281. l.Kazoh Kitamori, Theology of the Pain of God (Richmond 1965); Id., "Is `Japanese Theology' Possible?", Northeast Asia Journal of Theology 3(1969)76-87; Id., "The Problem of Pain In Christology", in George F. Vicedom (Ed.), Christ and the Younger Churches (London 1972), pp.83-90. Over Kitamori en zijn invloed op andere theologen, zie bijvoorbeeld: Kosuke Koyama, Creatieve Theologie: Het Evangelie in Aziatisch Perspectief (Hilversum 1976), pp.104-112; McWilliams, Op.Cit., pp.99-118; Richard Meyer, "Towards a Japanese Theology: Kitamori's Theology of the Pain of God", Concordia Theological Monthly 33(1962)261-272; Bettina Oguro-Opitz, Analyse und Auseinandersetzung mit der Theologie des Schmerzes Gottes von Kazoh Kitamori (Frankfurt aM 1980). li.Jung Young Lee, God Suffers for Us: A Systematic Inquiry into a Concept of Divine Passibility (The Hague 1974). lii.Andere Aziatische voorstanders van een passibilistische theologie zijn bijvoorbeeld: Chung Choon Kim (Zuid-Korea), "The Hope: God's Suffering in Man's Struggle (2)", The Reformed World 36(1980-1981)13-19; Koyama (Noord-Thailand), Op.Cit.; Id., Mount Fuji and Mount Sinai: A Pilgrimage in Theology (London 1984); Id, "The Hand Painfully Open", Lexington Theological Quarterly 22(1987)33-43. Liem Kiem Yang (Indonesië), "Jesus Christ in Asian Suffering and Hope - Bible Study Outlines", in: J.M. Colaco (Ed.), Jesus Christ in Asian Suffering and Hope (Madras 1977), pp.81-86; Chun-Hyun Ro (ZuidKorea), "Suffering and Hope: An Evaluation of the Consultation", The Reformed World 36(1980-1981)30-36; Choan-Seng Song (Taiwan), "The Role of Christology in the Christian Encounter with Eastern religions", in Georg Vicedom, (Ed.), Christ and the Younger Churches: Theological Contributions from Asia, Africa and Latin America (London 1972), pp.63-82; Id., ThirdEye Theology: Theology in Formation in Asian Settings (Guilford 1980); Id., The Compassionate God: An Exercise in the Theology of Transposition (London 1982). Andreas A. Yewangoe (Indonesië), Theologia Crucis in Asia: Asian Christian Views of Suffering in the Face of Overwhelming Poverty and Multifaceted Religiosity in Asia (Amsterdam 1987), pp.288-289, 304-313. Latijns-Amerikaanse voorstanders van een passibilistische theologie zijn bijvoorbeeld: Victorio Araya, God of the Poor (Maryknoll, N.Y., 1987), pp.130-131, 133-134; Gustavo Gutiérrez, The Power of the Poor in History: Selected Writings (London 1983), pp.230-234; Jon Sobrino, Christology at the Crossroads: A Latin American Approach (New York 19782), pp.179235; over passibilistische tendenzen in de Latijns-Amerikaanse theologie, zie Araya, Op.Cit., pp.58-67. liii.Voor alle volledigheid wil ik ook de voornaamste voorstanders van de leer van de impassibiliteit van God niet ongenoemd laten: G.C. Berkouwer, De Triomf der Genade in de Theologie van Karl Barth (Kampen 1954), pp.294-313; Johannes Brinktrine, Die Lehre von Gott Bd.1 (Paderborn 1953), p.199; Brian Davies, Thinking about God (London 1985), pp.155-158; Muus Feitsma, Het Theopaschitisme: een Dogma-Historische Studie over de Ontwikkeling van het Theopaschitisch Denken (Kampen 1956); Nels F.S. Ferré, Evil and the Christian Faith (New York 1947), pp.73-87; William J. Hill, "Does Divine Love Entail Suffering in God?", in: B.L. Clarke & E.T. Long (Eds.), God and Temporality (New York 1984), pp.55-71; Id., "The Doctrine of God after Vatican II", The Thomist 51(1987), esp. pp.412-414; G. Jacquemet, "Impassibilité", in: G. Jacquemet (Ed.), Catholicisme Hier Aujourd'Hui Demain V (Paris ± 1962), kk.13321334; Martin Jarrett-Kerr, The Hope of Glory: The Atonement in Our Time (London 1952), i.h.b. pp.63-70; Herbert McCabe, "The Involvement of God", New Blackfriars 66(1985)464-476; JeanHervé Nicolas, "Aimante et Bienheureuse Trinité", Revue Thomiste 78(1978)271-292; Id., "La Souffrance de Dieu?", Nova et Vetera 53(1978)56-64; John M. Quinn, "Triune Self-Giving: One Key to the Problem of Suffering", The Thomist 44(1980)173218; Illtyd Trethowan, "Christology Again", The Downside Review 95(1977)1-10; Id., "God's Changelessness", Word and Spirit 8(1986)31-43. liv.Ronald Goetz, "The Suffering God: The Rise of a New Orthodoxy", The Christian Century 103(1986)385-389.