Kwaliteit van bewegen in kaart brengen met de FMS en de SFMA Leerdoelen Angela Alberda-Wortel A. Alberda-Wortel, fysiotherapeut, Na het bestuderen van dit artikel: FysioConcept, gecertificeerd voor FMS en SFMA; ◆ hebt u kennis van normaal functioneel bewegen; ◆ hebt u kennis van de FMS en de klinische e-mail: [email protected] relevantie daarvan; ◆ hebt u kennis van de SFMA en de klinische Samenvatting relevantie daarvan. Kwaliteit van bewegen is de laatste jaren een belangrijk aspect binnen de fysiotherapie. In dit artikel wordt de kwaliteit van het menselijk bewegen beschreven aan de hand van de Functional Movement Screen (FMS) en de Selective Functional Movement Assessment (SFMA). Deze meetinstrumenten zijn de laatste jaren sterk in opkomst binnen de fysiotherapie. In dit artikel komt de klinische relevantie van deze testen aan de orde en wordt ingegaan op de uitvoering ervan. Inleiding Binnen de gezondheidszorg en de fysiotherapie in het bijzonder wordt er de laatste jaren bij de diag­nostiek veel gebruikgemaakt van fysieke testen om bewegend functioneren meetbaar te maken. Deze vorm van diagnostiek beoordeelt de kwaliteit van bewegen door de afzonderlijke grondmotorische eigenschappen zoals kracht, coördinatie en lenigheid in kaart te brengen. Het meten van kwaliteit van bewegen is van waarde in verschillende fasen in het fysiotherapeutisch proces, namelijk: • de fysieke gesteldheid van de patiënt in kaart brengen als uitgangspunt voor de diagnostiek en training; • de uitkomsten van de fysieke metingen met de patiënt bespreken om de gezamenlijke doelstelling van de behandeling en training vast te stellen; • de vooruitgang van het fysieke functioneren van de patiënt monitoren; • het resultaat van de behandeling en training evalueren. Alhoewel de verschillende grondmotorische eigenschappen al sinds lange tijd worden gemeten, is het vaak lastig om deze eenduidig te objectiveren. Dit artikel beschrijft de theorie en toepassing van de meetinstrumenten Functional Movement Screen (FMS) en Selective Functional Movement Assessment (SFMA) om de kwaliteit van bewegen te beoordelen. De focus ligt bij de FMS en SFMA op het gestructureerd in kaart brengen van kracht, actieve (musculaire) stabiliteit en artrogene en/of myofasciale beweeglijkheid. Beide meetinstrumenten kunnen een waardevolle toevoeging zijn voor het fysiotherapeutisch onderzoek naar de diverse klachten van het bewegingsapparaat. Met dit artikel wordt gepoogd de toepassing van dit soort meetinstrumenten binnen de fysiotherapie verder te stimuleren. Visie op bewegen Het uitgangspunt van de Functional Movement Screen (FMS) en Selective Functional Movement Assessment (SFMA) is dat het normale bewegen tot stand komt door de integratie van fundamentele bewegingspatronen met een goede balans tussen artrogene en myofasciale beweeglijkheid, spierkracht, 13 Physios nummer 2 - 2015 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 ◆ www.physios.nl Diagnostiek uithoudingsvermogen en coördinatie, afhankelijk van de aard van de beweging. De FMS is gebaseerd op de aanname dat het menselijk lichaam bestaat uit een keten van aaneengeschakelde elementen die met elkaar interacteren. Voor het verbeteren van een sportprestatie moet het hele lichaam (de gehele bewegingsketen) goed functioneren. Het is aannemelijk dat een zwakke schakel, indien dit de beperkende factor is, de gehele keten beïnvloedt. Het negeren van een zwakke schakel kan dus het risico op blessures vergroten. Ook het sterker maken van een ‘verkeerde’ schakel kan de verstoorde integriteit van de gehele bewegingsketen verergeren. Met de FMS is het mogelijk om zwakke schakels die de bewegingsketens negatief beïnvloeden op te sporen en te herstellen.1 De mens beweegt in voorspelbare patronen in reactie op pijn of bij spierzwakte of stijfheid. Na verloop van tijd leiden deze door pijn aangepaste bewegingspatronen tot beschermend bewegen en mogelijk zelfs tot de angst om te bewegen. Dit kan resulteren in klinisch waarneembare stoornissen zoals verminderde artrogene beweeglijkheid, veranderde myofasciale beweeglijkheid, problemen met de coördinatie en verminderde kracht. In de visie van de FMS en de SFMA zal een geïsoleerde of regionale aanpak het normale bewegen niet herstellen. Optimaal herstel vereist van de behandelaar een goede kennis van de functionele en disfunctionele bewegingspatronen om een effectieve behandelstrategie te kunnen toepassen. Met de FMS en de SFMA als tools is de fysiotherapeut in staat om compensatiestrategieën en disbalans binnen het menselijk functioneren op gestructureerde wijze vast te stellen en te beoordelen, om uiteindelijk het normale functionele bewegen efficiënt te herstellen. Hierna wordt eerst de FMS en daarna de SFMA besproken. iedereen naar een score 3 te krijgen. Normaal functioneel bewegen zonder pijn blijft het belangrijkste doel van de FMS. Zeven tests van de FMS Binnen de FMS worden met de volgende tests de zeven fundamentele bewegingspatronen zowel links als rechts getest:2,3,4 (1) deep squat, (2) hurdle step, (3) inline lunge, (4) shoulder mobility, (5) active straight leg raise, (6) trunk stability push-up en (7) rotatory stability. Deze tests worden achtereenvolgens nader toegelicht. Deep squat Bij de deep squat (kniebuiging) brengt de proefpersoon allereerst een stok die iets breder is vastgepakt dan schouderbreedte, met gestrekte armen boven het hoofd en vervolgens buigt hij zo ver mogelijk door de knieën waarbij de hakken op de grond moeten blijven (figuur 1). Met de deep squat is tegelijkertijd aan zowel de linker- als rechterzijde de functionele artrogene beweeglijkheid van de heupen, knieën en enkels te beoordelen. Tevens is de rompstabiliteit te beoordelen. Het uitvoeren van de deep squat vereist dorsaalflexie van de enkels, flexie van de knieën en heupen, extensie van de thoracale wervelkolom, flexie en abductie van de schouder en Functional Movement Screen De Functional Movement Screen (FMS) wordt de laatste jaren door steeds meer fysiotherapeuten gebruikt in het (sport-) revalidatietraject. Met de FMS is het mogelijk om beperkingen en asymmetrieën te identificeren in zeven fundamentele bewegingspatronen die de sleutel zijn tot kwalitatief functioneel bewegen bij personen zonder recente klacht of bekende blessure aan het bewegingsapparaat. Elk van de zeven fundamentele bewegingspatronen wordt aan de hand van een specifieke test beoordeeld met een score van 0 tot 3. Elke test wordt drie keer herhaald, waarbij de beste uitvoering wordt genoteerd op de FMS-scorelijst (zie bijlage 1 op www.physios.nl). Een 3 staat voor een uitvoering zonder compensatie, een 2 voor een uitvoering met compensatie, een 1 wordt genoteerd wanneer de test niet kan worden uitgevoerd en een 0 wanneer tijdens de uitvoering van de test pijn wordt aangegeven. De scores van de zeven tests worden bij elkaar opgeteld tot een totaalscore: de FMS-score. Belangrijk hierbij is dat het uiteindelijke doel niet is om www.physios.nl ◆ Physios nummer 2 - 2015 Figuur 1. Eindpositie van de deep squat. 14 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 een goede rompstabiliteit in een gesloten keten. Doordat de stok boven het hoofd gehouden wordt, is ook de bilaterale symmetrische artrogene beweeglijkheid van de schouder en de thoracale wervelkolom te beoordelen. Bij het scoren van de deep squat is het belangrijk ook te kijken naar mogelijke oorzaken van compensatoir bewegen. Dit kan op de volgende manier tot uiting komen. Beperkte beweeglijkheid in het bovenlichaam kan het gevolg zijn van slechte artrogene beweeglijkheid van het glenohumerale gewricht of van de thoracale wervelkolom. Beperkte beweeglijkheid in de onderste extremiteit, zoals beperkte dorsaalflexie van de enkels of beperkte flexie van de heupen, kan ook leiden tot compensatoir bewegen. Beperkte rompstabiliteit kan ook van invloed zijn op de kwaliteit van de uitvoering. natie en musculaire (actieve) stabiliteit van de enkel, knie en heup van het standbeen, evenals extensie van de heup in een gesloten keten. Van het bewegende been is dorsaalflexie van de enkel en flexie van de knie en heup in een open keten vereist. De proefpersoon moet aan de hand van maximale heupflexie van het ene been en heupextensie van het andere been bilaterale, asymmetrische heupmo­biliteit laten zien. Bovendien moet de proefpersoon ook goed zijn balans kunnen bewaren. Bij het scoren van deze test wordt gekeken naar oorzaken van compensatoir bewegen. Dit kan veroorzaakt worden door een slechte actieve stabiliteit van het standbeen, maar ook slechte artrogene beweeglijkheid van het bewegende been kan van invloed zijn op de kwaliteit van de uitvoering. Inline lunge Bij de hurdle step (hordestap) stapt de proefpersoon met één been over een horde ter hoogte van zijn/haar tuberositas tibiae, met een stok horizontaal op de schouders rustend (figuur 2). Met de hurdle step is de functionele artrogene beweeglijkheid en de musculaire (actieve) stabiliteit van de heupen, knieën en enkels te beoordelen. Het uitvoeren van de hurdle step vereist een goede coördi­ Bij de inline lunge (uitvalspas) wordt een stok verticaal op de rug vastgehouden die de bil, bovenrug en achterzijde van het hoofd raakt. De voeten staan met een grote stap ertussen, gelijk aan de hoogte van de tuberositas tibiae, achter elkaar in dezelfde lijn. De deelnemer zakt met de achterste knie naar de grond (figuur 3). De inline lunge doet een beroep op de artrogene beweeglijkheid en musculaire (actieve) stabiliteit van de heup en enkel, myofasciale beweeglijkheid Figuur 2. De hurdle step. Figuur 3. Eindpositie van de inline lunge. Hurdle step 15 Physios nummer 2 - 2015 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 ◆ www.physios.nl Diagnostiek Figuur 4. Opmeten van de afstand tussen beide vuisten bij Figuur 5. Active straight leg raise. shoulder mobility. van de m. quadriceps en actieve stabiliteit van de knie. Specifiek voor het achterste been zijn actieve stabiliteit van de enkel, knie en heup, evenals heupabductie in een gesloten keten. Specifiek voor het voorste been zijn heupabductie, dorsaalflexie van de enkel en myofasciale beweeglijkheid van de m. rectus femoris. De proefpersoon moet ook goed de balans handhaven door het smalle steunvlak in zijwaartse richting. Compensatoir bewegen kan veroorzaakt worden door een beperkte heupmobiliteit in zowel het voorste (flexie) als achterste been (extensie). Ten tweede kan de musculaire (actieve) stabiliteit van de knie of enkel verminderd zijn. Ook een musculaire disbalans in de heupregio kan leiden tot compensatoir bewegen, bijvoorbeeld verminderde kracht van de adductoren en verhoogde spanning in de abductoren of verminderde kracht van de abductoren en verhoogde spanning in de adductoren. Ten slotte kunnen beperkingen ook tot uiting komen in de thoracale wervelkolom. langs (exorotatie) en de andere hand onder het schouderblad langs (endorotatie) op de rug. De afstand tussen beide vuisten wordt bepaald aan de hand van de lengte van de hand van de proefpersoon (figuur 4). Deze test beoordeelt de artrogene beweeglijkheid van de schouderregio door een combinatie van endorotatie/adductie aan de ene zijde en exorotatie/abductie aan de andere zijde. De uitvoering vereist ook een goede scapulaire beweeg­ lijkheid en extensie van de thoracale wervelkolom. Compensatoir bewegen tijdens deze test kan optreden in de vorm van een vergrote glenohumerale exorotatie ten koste van glenohumerale endorotatie (vaak bij werpsporters), als gevolg van overmatige ontwikkeling en verkorting van de m. pectoralis minor of m. latissimus dorsi die leiden tot hoogstand en protractiestand van de schouders, of een disfunctie van de scapula in de vorm van een beperkte beweeglijkheid of verminderde actieve stabiliteit. Active straight leg raise Bij de active straight leg raise (gestrekt been heffen) ligt de proefpersoon in ruglig op de grond en brengt één been met de knie in extensie en de voet in dorsaalflexie zo ver mogelijk omhoog. De bewegingsuitslag wordt bepaald door de afstand Shoulder mobility Bij de shoulder mobility (schoudermobiliteit) maakt de proefpersoon van beide handen een vuist. Vervolgens brengt hij in een vloeiende beweging de ene hand achter het hoofd www.physios.nl ◆ Physios nummer 2 - 2015 16 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 tussen het geheven been en het middelpunt van het bovenbeen van het liggende been (figuur 5). Deze test beoordeelt de mogelijkheid om de onderste extremiteit te bewegen met behoud van de actieve stabiliteit in de romp en het bekken. De uitvoering vereist een goede actieve myofasciale beweeg­ lijkheid van de hamstrings, m. gastrocnemius en de m. soleus in het geheven been. Van het liggende been vereist het artrogene beweeglijkheid van het heupgewricht (extensie) en myofasciale beweeglijkheid van de heupflexoren (m. iliopsoas). Compensatoir bewegen kan het gevolg zijn van de genoemde structuren. Verminderd heffen van het been kan het gevolg zijn van een beperkte myofasciale beweeglijkheid van de hamstrings. Flexiestand van het liggende been en/of een voorovergekanteld bekken (waar te nemen als een lumbale lordose) kan het gevolg zijn van een beperkte myofasciale beweeglijkheid van de m. iliopsoas. onderste extremiteit en vice versa. Het sluit daarmee aan op veelvoorkomende sportbewegingen zoals het terugkaatsen in basketbal, bovenhands blokken in volleybal of schieten en blokkeren in het voetbal. Bij onvoldoende rompstabiliteit tijdens deze activiteiten is er meer kans op een blessure in de bovenste of onderste extremiteit. Compensatoir bewegen tijdens deze test is een gevolg van onvoldoende rompstabiliteit. Rotatory stability Bij de rotatory stability (rompstabiliteit) is de proefpersoon in kruiphouding met steun op de knie en hand van dezelfde zijde van het lichaam, met een hoek van 90 graden in de heup, knie en schouder. De arm en het been aan de andere zijde worden tegelijkertijd gestrekt, dan weer naar elkaar toe bewogen (knie en elleboog raken elkaar) en dan weer gestrekt. De rotatory stability beoordeelt zo de romp­ stabiliteit tijdens een gecombineerde beweging van de bovenste en onderste extremiteiten. Het uitvoeren van de rotatory stability vereist asymme­ trische rompstabiliteit in zowel het sagittale als het transversale vlak tijdens een asymmetrische beweging van de bovenste en onderste extremiteit. Een goede asymmetrische rompstabiliteit en krachtsoverdracht van de onderste extremiteiten op de bovenste extremiteiten en vice versa zijn vereist bij veel sporten, bijvoorbeeld hardlopen en het starten vanuit de startblokken bij atletiek. Bij onvol­ doende rompstabiliteit tijdens deze activiteiten is er een grotere kans op een blessure in de bovenste of onderste extremiteit. Compensatoir bewegen tijdens deze test is een gevolg van onvoldoende asymmetrische actieve stabiliteit van de romp. Trunk stability push-up Bij de trunk stability push-up (opdrukken) ligt de proef­ persoon met de buik op de grond. De handen zijn gepositio­ neerd op de grond net boven het hoofd (man) of ter hoogte van de kin (vrouw). De knieën zijn gestrekt in extensie met de enkels in dorsaalflexie zodat de tenen steunen op de grond. De proefpersoon drukt zichzelf in een vloeiende beweging omhoog (figuur 6). Met deze test is te beoordelen in welke mate de proefpersoon in staat is de romp actief te stabiliseren in het sagittale vlak terwijl het lichaam met de armen wordt opgedrukt. De uitvoering vereist een goede actieve rompstabiliteit en krachtoverdracht van de bovenste extremiteit naar de Figuur 6. Trunk stability push-up. 17 Physios nummer 2 - 2015 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 ◆ www.physios.nl Diagnostiek eerste instantie geen relatie lijken te hebben met de aanwezige klacht, maar uiteindelijk toch de oorzaak kunnen zijn van deze klacht. Dit concept is beter bekend als ‘regional interdependence’ en is de basis van de SFMA. De SFMA hanteert een beoordeling van bewegingspatronen in vier categorieën: • functioneel en niet pijnlijk (FN); • disfunctioneel en niet pijnlijk (DN); • functioneel en pijnlijk (FP); • disfunctioneel en pijnlijk (DP). Het doel van de SFMA is het vinden van het meest disfunctionele en niet-pijnlijke bewegingspatroon, en dat wordt vervolgens tot in detail onderzocht. De motivatie hiervoor is dat een disfunctioneel patroon dat niet nadelig wordt beïnvloed door pijn makkelijk te corrigeren is. Onderdeel van de SFMA is een gestructureerd behandelplan met corrigerende oefeningen, gericht op de gehele disfun­c­ tionele bewegingsketen. De behandeling is als eerste gericht op het laten afnemen van compensatoir bewegen, vervolgens op het optimaliseren van artrogene en myofasciale beweeg­ lijkheid. Tot slot worden activiteiten en oefeningen gedaan die de coördinatie herstellen op een niveau dat in overeenstemming is met de testuitslagen van de SFMA. Wetenschappelijke onderbouwing van de FMS In de literatuur is de afgelopen jaren al veel geschreven over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de FMS binnen diverse sporten en beroepsgroepen. De FMS is te gebruiken bij de beoordeling van bewegingspatronen bij atleten en zou helpen bij het identificeren van atleten met een risico op letsel.5 Zo heeft het onderzoek van Kiesel en collega’s aangetoond dat de FMS een valide instrument is voor het voorspellen van blessures.6 Professionele American footballspelers met disfunctionele fundamentele bewegingspatronen die dus laag scoren op de FMS (14 punten of minder), hebben meer kans op een ernstige blessure dan spelers die hoger scoren op de FMS.7 In onderzoek is aangetoond dat een score van 14 of minder zelfs kan leiden tot een vier keer zo grote kans op een blessure.8 Een ander onderzoek bij atleten laat zien dat bij een score lager dan 17 de kans op blessures tijdens het wedstrijdseizoen 4,7 keer zo groot is.9 Met de FMS blijkt uitval door blessures tijdens een militaire opleiding echter niet te voorspellen te zijn.2 Wat betreft de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid lopen de onderzoeksresultaten uiteen; zowel hoge waarden10,11,12 als lage waarden13 zijn vastgesteld. De interbeoordelaars­ betrouwbaarheid kan waarschijnlijk worden verbeterd door betere training van de beoordelaar.12,13 De intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de FMS is als goed beschreven;10,14 zowel met een live- als met een video­ beoordeling scoort de FMS goed wat betreft de testhertestbetrouwbaarheid voor dezelfde beoordelaar.13 De onderzoeksresultaten zijn voornamelijk gebaseerd op populaties met orthopedische problematiek en (top)sporters. In onderzoek is ook een relatie aangetoond tussen de FMS-score en patiënten met ademhalingsproblematiek:15 personen met ademhalingsproblemen hebben significant meer kans om slecht te scoren op de FMS. De aanname is dat ademhaling een belangrijke rol speelt in de lichaamshouding en de stabiliteit van de wervelkolom, vooral een efficiënte middenrifademhaling is van belang. Ademhalingsproblemen kunnen pijn en motorische problemen veroorzaken, die weer kunnen leiden tot disfunctionele bewegingspatronen. Uitvoering van de SFMA De SFMA bevat de volgende zeven tests. De uitslag wordt genoteerd op de SFMA-scorelijst (zie bijlage 2 op www. physios.nl). De uitvoering is te zien in een beeldverslag op www.physios.nl (bijlage 3). 1.Cervical spine movement assessment. Deze test beoordeelt de artrogene beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom en heeft drie componenten: (1) flexie cervicale wervelkolom met de kin op de borst, (2) extensie cervicale wervelkolom met het gezicht parallel aan het plafond en (3) combinatie van rotatie en flexie cervicale wervelkolom met de kin links en rechts op de schouders. 2.Upper extremity movement pattern of the shoulder. Deze test bevat twee componenten: (1) endorotatie, retroflexie en adductie van de arm en (2) exorotatie, anteflexie en abductie van de arm. Deze test beoordeelt de artrogene beweeglijkheid van de schoudergordel waarbij compensatoir bewegen veelal het resultaat is van een beperkte beweeglijkheid van het glenohumerale gewricht of de scapula, of van een onvoldoende extensiemogelijkheid van de thoracale wervelkolom. 3.Multi-segmental flexion assessment. Flexie lumbale wervelkolom met (zo mogelijk) het aanraken van de tenen. Deze test beoordeelt de mogelijkheid van flexie in de lumbale wervelkolom en de heupen in combinatie met myofasciale beweeglijkheid van de hamstrings. 4.Multi-segmental extension assessment. Extensie schouders, heupen en lumbale wervelkolom. Deze test beoordeelt de mogelijkheid van extensie in de schouders, thoracale wervelkolom, lumbale wervelkolom en heupen. Selective Functional Movement Assessment De Selective Functional Movement Assessment (SFMA) is een diagnostisch systeem dat wordt gebruikt om de kwaliteit van het alledaagse bewegen te beoordelen. Het doel van de SFMA is bij een patiënt die al pijn heeft, de mogelijke (onbewuste) compensatiestrategieën te ontdekken om zo een ingang te vinden om het gezondheidsprobleem te verhelpen. De algemene visie en uitgangspunten van de SFMA komen grotendeels overeen met die van de FMS. Wanneer het standaard bewegingsonderzoek is geïnitieerd vanuit het perspectief van bewegingspatronen, dan kan de fysiotherapeut beperkingen in de keten analyseren die in www.physios.nl ◆ Physios nummer 2 - 2015 18 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 5.Multi-segmental rotation assessment. Rotatie cervicale wervelkolom, romp, bekken, SI-gewricht, heupen, knieën en voeten. Deze test beoordeelt de rotatiemogelijkheid van deze gewrichten. 6.Single leg stance assessment. Stabilisatie van elk been in stand waarbij minimaal 10 seconden op één been moet worden gestaan. Deze test beoordeelt de actieve stabiliteit van het standbeen en vereist een goede actieve stabiliteit van de enkel, knie, heup en romp. 7.Overhead deep squat assessment. Deze test beoordeelt de bilaterale symmetrische artrogene beweeglijkheid van de heupen, knieën en enkels. Wanneer de patiënt de armen boven het hoofd houdt, worden ook de artrogene beweeglijkheid van de schouder en de extensie van de thoracale wervelkolom getest. Tevens vereist deze test een goede rompstabiliteit. Over de SFMA is nog weinig geschreven in de weten­ schappelijke literatuur. Wel is aangetoond dat de intra- en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de SFMA beter zijn bij beoordelaars met meer ervaring.16 De FMS lijkt een betrouwbaar meetinstrument te zijn met name bij goed getrainde beoordelaars. Wat betreft de evidentie van de SFMA is het noodzakelijk nog verder onderzoek te doen. Om de FMS en SFMA goed te kunnen implementeren binnen de fysiotherapie is extra scholing noodzakelijk. Literatuur 1Boer de H, Alberda-Wortel, A. Fysieke parameters meten in een fysiotherapeutische setting. Physios 2014; 6(4): 46-53. 2Blikman EM, et al. Is de Functional Movement Screen betrouwbaar en kan deze uitval door blessures voorspellen tijdens de militaire opleiding? Sport & Geneeskunde 2013(2): 36-44. 3Cook G, Burton L, Hoogenboom BJ, et al. Functional Movement Screening: the use of fundamental movements as an assessment of function - part 1. Int J Sports Phys Ther. 2014; 9(3): 396-409. 4Cook G, Burton L, Hoogenboom BJ, et al. Functional Movement Screening: the use of fundamental movements as an assessment of function - part 2. Int J Sports Phys Ther. 2014; 9(4): 549-63. 5Minick K, Kiesel KB, Burton L, et al. Interrater reliability of the functional FMS versus SFMA movement screen. J Strength Cond Res. 2010; 24(2): 479-86. 6Kiesel K, Plisky PJ, Voight ML. Can serious injury in professional football Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen de FMS en de SFMA. Beide meetinstrumenten zijn een hulpmiddel om oorzaak en gevolg van asymmetrieën, pijn en blessures te beoordelen. Het doel van de FMS is het bepalen van risico’s op het ontstaan van mogelijke blessures bij gezonde personen. Het doel van de SFMA is om bij de patiënt die al pijn ervaart, disfuncties binnen het bewegen te ontdekken die verband houden met de pijnklacht. In de behandel­ strategie zijn er ook verschillen. Bij de FMS is de behandeling het eerst gericht op de laagst scorende test. Bij de SFMA is de behandeling als eerste gericht op de disfunctionele nietpijnlijke bewegingspatronen. be predicted by a preseason functional movement screen? N Am J Sports Phys Ther. 2007; 2(3): 147-58. 7Kiesel K, Butler RJ, Plisky PJ. Limited and asymmetrical fundamental movement patterns predict injury in American football players. J Sport Rehabil. 2014; 23(2): 88-94. 8Chorba RS, Chorba DJ, Bouillon LE, et al. Use of a functional movement screening tool to determine injury risk in female collegiate athletes. N Am J Sports Phys Ther. 2010; 5(2): 47-54. 9Letafatkar A, Hadadnezhad M, Shojaedin S, et al. Relationship between functional movement screening score and history of injury. Int J Sports Phys Ther. 2014; 9(1): 21-7. Conclusie Voor de volledige literatuurlijst wordt verwezen naar www.physios.nl. Kwaliteit van bewegen is goed in kaart te brengen met de FMS en SFMA. Daarbij moet worden aangetekend dat deze meet­instrumenten geen vervanging zijn van het bestaande functieonderzoek, maar wel een goede aanvulling hierop zijn. Het combineren van de SFMA en FMS heeft voordelen: het is een uitgebreider en effectiever instrument voor risico-­ evaluatie, blessurepreventie en behandeling van pijnklachten veroorzaakt door bewegingsdisfuncties. Het stelt de fysiotherapeut in staat om een individueel plan op basis van de behoeften van de patiënt te maken. Daarnaast geeft het patiënten een reden om door te gaan met de zorg buiten verlichting van de pijn, het geeft hen een stappenplan om terug te keren naar normaal functioneel bewegen. Een combinatie van de FMS en SFMA kan bij patiënten dus leiden tot duurzame verlichting van pijn met correcte oefeningen waarbij ze meer functioneel en sterker worden, zodat de belastbaarheid groter wordt. www.physios.nl ◆ Volledige literatuurlijst. ◆ Bijlage 1. De FMS-scorelijst. Bijlage 2. De SFMA-scorelijst. ◆ Bijlage 3. Beeldverslag SFMA. ◆ Relevante artikelen in het Physiosarchief Hullegie W, Bosga J, et al. Oplossingsruimte ◆ als indicator voor de gezondheid van het bewegingsapparaat. Physios 2013; 5(4): 49-57. Boer H de, Alberda-Wortel A. Fysieke ◆ parameters meten in een fysiotherapeutische setting. Physios 2014; 6(4): 46-53. 19 Physios nummer 2 - 2015 Gedownload door A.V. Alberda ([email protected]) op 17-06-2015 08:07:38 ◆ www.physios.nl