De rol van ECT2L in normale en maligne T

advertisement
De rol van ECT2L in normale en
maligne T-cel ontwikkeling
Maaike VAN TRIMPONT
Verhandeling ingediend tot
het verkrijgen van de graad van
Master in de Biomedische Wetenschappen
Promotor: Prof. Dr. Pieter Van Vlierberghe
Begeleider: Dr. Filip Matthijssens
Vakgroep Pediatrie en genetica
Academiejaar 2015-2016
De rol van ECT2L in normale en
maligne T-cel ontwikkeling
Maaike VAN TRIMPONT
Verhandeling ingediend tot
het verkrijgen van de graad van
Master in de Biomedische Wetenschappen
Promotor: Prof. Dr. Pieter Van Vlierberghe
Begeleider: Dr. Filip Matthijssens
Vakgroep Pediatrie en genetica
Academiejaar 2015-2016
“De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie
beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander
gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met
betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van
resultaten uit deze masterproef.”
9 mei 2016
Maaike Van Trimpont
Pieter Van Vlierberghe
VOORWOORD
“I have not failed. I’ve successfully discovered 10000 things that won’t work” zei Thomas Edison ooit. Wetenschap gaat inderdaad niet alleen om het uitvinden van dingen, maar ook om het
ontdekken waarom sommige dingen niet werken. Hoewel het uitvoeren van deze masterproef
niet altijd van een leien dakje ging, kan ik toch zeggen dat ik oprecht trots ben op het eindresultaat. Zes jaar geleden had ik nooit verwacht om hier te staan met alle kennis die ik nu heb.
Mijn ouders hebben hierin een grote rol gespeeld en ik zou hen dan ook graag bedanken voor
de kans die ze mij gegeven hebben om te studeren. Ook mijn vriend mag ik niet vergeten te
bedanken om mij steeds te steunen tijdens alle hectische dagen.
In het bijzonder wens ik mijn promotor Prof. Dr. Pieter Van Vlierberghe te bedanken, die dankzij zijn grote deskundigheid binnen het vakgebied een grote bijdrage leverde aan de kwaliteit
van deze masterproef. Ik zou ook graag Filip Matthijssens bedanken voor de tijd en energie die
hij in dit project heeft geïnvesteerd om mij een goede begeleiding te geven, steeds te antwoorden op mijn vragen en praktische hulp te geven. Ik wil Pieter en Filip eveneens bedanken voor
de goede adviezen en suggesties voor deze masterproef.
Gedurende dit jaar heb ik zeer veel bijgeleerd. De persoon die hierin een grote rol heeft gespeeld
is Bea, dus bij deze een hele dikke merci aan Bea! Dankzij jou heb ik nu heel wat technieken
onder de knie. Ik zal je tips and tricks, uitmuntende zangkunsten en humor in het labo nooit
vergeten en ik zal hier steeds met een lach aan terugdenken. Een andere persoon die ik hiervoor
moet bedanken is Lindy. Ook bij jou kon ik steeds met vragen of bedenkingen terecht. Dan rest
mij nog Renate te bedanken om mij een middagje te vergezellen naar de faculteit van de bioingenieurs.
Ook mijn lieve medestudenten Nienke en Nathalie mag ik niet vergeten. Zonder Nienke was ik
ongetwijfeld nog steeds bezig met de paginanummering in Word en grafieken in Excel. Nathalie zorgde dan weer voor een komische noot met haar opmerkingen en we konden steeds met
elkaar lachen, zelfs wanneer we onze masterproef weer wat minder zagen zitten. Ik zal de herinneringen aan de lange dagen in het labo met ons drietjes zeker koesteren. Ook de leuke sfeer
en andere studenten in ons veel te kleine studentenlokaaltje zal ik nooit vergeten!
i
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ............................................................................................................................................... i
Inhoudsopgave......................................................................................................................................... ii
Afkortingenlijst ....................................................................................................................................... v
Samenvatting ........................................................................................................................................... 1
Summary ................................................................................................................................................. 2
1.
Inleiding........................................................................................................................................... 3
1.1
Leukemie ................................................................................................................................. 3
1.1.1
Definitie en enkele cijfers................................................................................................ 3
1.1.2
Classificatie leukemie ...................................................................................................... 3
1.1.3
Normale en maligne hematopoëse................................................................................... 4
1.1.4
Normale en maligne T-cel ontwikkeling ......................................................................... 5
1.1.5
Early T-cell precursor acute lymphoblastic leukemia ..................................................... 7
1.1.6
ECT2L mutaties en leukemie........................................................................................... 7
Epithelial cell transforming 2 oncogene-like .......................................................................... 8
1.2
1.2.1
ECT2L gen ....................................................................................................................... 8
1.2.2
Domeinen ........................................................................................................................ 9
1.2.3
Functie ........................................................................................................................... 10
1.2.4
Orthologen en modelorganismen .................................................................................. 11
1.2.5
Expressie ....................................................................................................................... 12
1.3
2.
3.
ECT2L in andere kankers ...................................................................................................... 14
Materiaal en Methoden .................................................................................................................. 16
2.1
Conditioneel knockout muismodel ........................................................................................ 16
2.2
Collecteren muisweefsels ...................................................................................................... 18
2.3
RNA isolatie .......................................................................................................................... 18
2.4
cDNA synthese ...................................................................................................................... 18
2.5
qPCR ..................................................................................................................................... 18
2.6
Cellyse ................................................................................................................................... 19
2.7
Meten van eiwitconcentraties ................................................................................................ 19
2.8
Western blot analyse ............................................................................................................. 19
2.9
Transfectie van cellen ............................................................................................................ 19
Resultaten ...................................................................................................................................... 21
ii
3.1
Expressie in T-ALL cellijnen ................................................................................................ 21
3.1.1
Visualisatie van het ECT2L eiwit in T-ALL cellijnen met Western blot ...................... 21
3.1.2
ECT2L expressie analyse met qPCR in T-ALL cellijnen .............................................. 22
3.1.3
Visualisatie van het ECT2L eiwit in T-ALL cellijnen via Western blot analyse met het
Aviva Biology Systems antilichaam ............................................................................................. 23
3.2
Expressie in humane weefsels ............................................................................................... 23
ECT2L expressie analyse met qPCR in humane weefsels ............................................. 23
3.2.1
3.3
Expressie in muisweefsels ..................................................................................................... 24
3.3.1
Visualisatie van het Ect2l eiwit in muisweefsels en MOLT-4 met Western blot .......... 24
3.3.2
Ect2l expressie analyse met qPCR op selectie van muisweefsels ................................. 26
3.3.3
Visualisatie van het ECT2L eiwit in muisweefsels via Western blot analyse met het
Aviva Biology Systems antilichaam ............................................................................................. 26
ECT2L expressie in longkanker cellijnen .............................................................................. 27
3.4
3.4.1
ECT2L expressie analyse met qPCR in longkanker cellijnen ....................................... 27
3.4.2
ECT2L expressie analyse met qPCR in longkanker cellijnen met nieuwe primers ....... 29
3.5
Cellulaire lokalisatie van het ECT2L eiwit ........................................................................... 30
3.5.1 Visualisatie van ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN cellen ... 30
3.5.2
Validatie van de ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG transfectie met qPCR ................... 32
3.5.3
Validatie van de ECT2L-GFP transfectie met Western blot analyse ............................ 34
Conditioneel Ect2l knockout muismodel ............................................................................... 35
3.6
3.6.1
Conditioneel Ect2l knockout muismodel ....................................................................... 35
3.6.2
Ect2l full knockout muismodel ...................................................................................... 39
Valideren full knockout muismodel ....................................................................................... 40
3.7
3.7.1
4.
Genexpressie analyse met qPCR ................................................................................... 40
Bespreking ..................................................................................................................................... 40
4.1
Expressie in humane weefsels ............................................................................................... 41
4.2
ECT2L expressie in T-cellen gedurende verschillende fasen van de T-cel ontwikkeling ..... 41
4.3
Expressie in T-ALL cellijnen ................................................................................................ 41
4.4
Focus op longkanker cellijnen ............................................................................................... 43
4.5
Cellulaire lokalisatie .............................................................................................................. 44
4.6
Expressie in muisweefsels ..................................................................................................... 45
4.7
Conditioneel Ect2l knockout muismodel ............................................................................... 46
5.
Conclusie ....................................................................................................................................... 48
6.
Referenties ..................................................................................................................................... 49
iii
Bijlagen .................................................................................................................................................... I
Bijlage 1: Genotyperen Ect2l muizen: DNA isolatie (quick dirty prep) en PCR ................................. I
Bijlage 2: Protocol oogsten van cellen uit muisweefsels .................................................................. III
Bijlage 3: Protocol RNA isolatie ....................................................................................................... VI
Bijlage 4: Protocol cDNA synthese.................................................................................................. VII
Bijlage 5: Protocol qPCR ............................................................................................................... VIII
Bijlage 6: Protocol cellyse .................................................................................................................. X
Bijlage 7: Meten van eiwitconcentraties ........................................................................................... XI
Bijlage 8: Western blot analyse ........................................................................................................ XII
Bijlage 9: Protocol transfectie van HEK293TN cellen en fixatie op microscoopslides ................ XVII
Fixatie op microscoopslides ...................................................................................................... XVII
Bijlage 10: LabChip resultaten voor genotypering van Ect2l muizen..........................................XVIII
Bijlage 11: ECT2L expressie in T-cellen gedurende verschillende fasen van de T-cel ontwikkeling
.................................................................................................................................................... XXVII
Bijlage 12: RNA sequentie data ECT2L in T-ALL cellijnen ..................................................... XXVII
iv
AFKORTINGENLIJ ST
°C
µl
µM
5’UTR
ALL
ARHGEF32
BCA
Bim
BLAST
bp
BSA
C6orf91
CCLE
CD
cDNA
CML
COSMIC
Cppt
Cq
Cre
DAPI
DN
DNA
DNase
dNTP
ECT2L
Ect2l
EDTA
ETP-ALL
ETV6
FBXO49
FBXW7
fl
FLIP
FlpE
FOXO3
FPKM
FRT
G
G6pdH
GADPH
GATA3
GDP
GFP
GTP
° Celsius
microliter
micromolair
5' untranslated region
acute lymfoblastische leukemie
Ras homologue A guanine nucleotide exchange factor 32
bicinchoninic acid
bcl-2 interacting mediator of cell death
Basic Local Alignment Search Tool
basenparen
bovine serum albumin
chromosome 6 open reading frame 91
Cancer Cell Line Encyclopedia
cluster of differentiation
complement deoxyribonucleic acid
chronische myeloïde leukemie
Catalogue of Somatic Mutations in Cancer
central polypurine tract
quantitation cycle
causes recombination
4',6-diamidino-2-fenylindool
double negative
deoxyribonucleic acid
desoxyribonuclease
deoxy nucleoside triphosphate
Epithelial cell transforming 2 oncogene-like
Epithelial cell transforming 2 oncogene-like
ethyleendiaminetetra-azijnzuur
early T-cell precursor acute lymphoblastic leukemia
Ets variant 6
F-box only 49
F-Box And WD Repeat Domain Containing 7
floxed
FLICE-like inhibitory protein
the eighth generation flippase
Forkhead box O3
Fragments Per Kilobase Of Exon Per Million Fragments
Mapped
flippase recognition target
gravity
Glucose-6-phosphate dehydrogenase
Glyceraldehyde 3-phosphate dehydrogenase
GATA Binding Protein 3
guanosinedifosfaat
Green fluorescent protein
guanosinetrifosfaat
v
Hba
Hbb-γ
hECT2L
HMBS
HPRT1
IRES
kDa
KO
LFDH
LoxP
LTR
mA
MEF2C
mg
MHC
ml
mM
MnSOD
mRNA
MYC
NCBI
NCI
ng
nm
NOTCH1
NP-40
ORI
PBS
PCR
PFA
PGK1
PH
PTEN
PUMA
qPCR
Rho GTPasen
RhoGEF/DH
RIPA
RNA
RNase
RPL13A
Rpm
RRE
RSV
RUNX1
RUNX2
SCF
SDHA
Hemoglobin alpha 2
Hemoglobin beta – gamma
humaan ECT2L
Hydroxymethylbilane synthase
Hypoxanthine phosphoribosyltransferase 1
internal ribosome entry site
kilodalton
knockout
Lung-specific F-box and DH domain-containing protein
locus of X-over P1
long terminal repeat
milliampère
Myocyte enhancer factor 2C
milligram
major histocompatibility complex
millilitre
millimolair
Manganese superoxide dismutase
messenger ribonucleic acid
Myelocytomatosis viral oncogene
National Center for Biotechnology Information
National Cancer Institute
nanogram
nanometer
Neurogenic locus notch homolog protein 1
nonyl phenoxypolyethoxylethanol
origen of replication
phosphatase buffered saline
polymerase chain reaction
paraformaldehyde
phosphoglycerate Kinase 1
pleckstrin homology
Phosphatase and tensin homolog
p53 upregulated modulator of apoptosis
quantitative Polymerase Chain Reaction
Ras homologue A guanine nucleotide exchange factor guanosinetriphosphatase
Ras homologue A guanine nucleotide exchange factor /Dbl homologous
radioimmunoprecipitation assay buffer
ribonucleic acid
ribonuclease
Ribosomal Protein L13a
rounds per minute
reverse response element
rous sarcoma virus
Runt-related transcription factor 1
Runt-related transcription factor 2
Skp, Cullin, F-box containing complex
succinate dehydrogenase complex flavoprotein subunit A
vi
SDS
SDS-PAGE
Skp
T-ALL
TBP
TBS
TBST
TCR
U
UBC
UZ
v
Vav-iCre
WPRE
YWHAZ
sodium dodecyl sulfate
sodium dodecyl sulfate polyacrylamide gel electrophoresis
Seventeen Kilodalton Protein
T-cel acute lymfoblastische leukemie
TATA Box Binding Protein
Tris-buffered saline
Tris-Buffered Saline and Tween 20
T-cel receptor
units
ubiquitin C
Universitair Ziekenhuis
volt
Vav Codon-improved Cre recombinase
Woodchuck hepatitis virus posttranscriptional regulatory element
Tyrosine 3-Monooxygenase/Tryptophan 5-Monooxygenase Activation Protein, Zeta
vii
SAMENVATTING
Inleiding: ECT2L codeert voor een eiwit waarvan de functie tot op heden nog onbekend is. In
2012 werd een studie gepubliceerd waarin whole genome sequencing op het DNA van 12 early
T-cell precursor acute lymphoblastic leukemia (ETP-ALL) patiënten werd uitgevoerd. Hierbij
werden somatische ECT2L mutaties gevonden die recurrent voorkwamen in leukemische cellen
van deze ETP-ALL patiënten. Mogelijk veroorzaken deze wijzigingen een daling van ECT2L
expressie of een verstoring van de functie van dit eiwit, hetgeen zou kunnen bijdragen tot de
maligne transformatie van precursor T-cellen. In deze masterproef zal de rol van ECT2L in
normale en maligne T-cel ontwikkeling, evenals de mogelijke functie van ECT2L in andere
kankers, onderzocht worden.
Materialen en methoden: De expressie van ECT2L wordt in humane weefsels, muisweefsels,
T-ALL en longkanker cellijnen nagegaan door middel van qPCR. De aanwezigheid van het
ECT2L eiwit in T-ALL cellijnen en muisweefsels wordt gevisualiseerd via Western blot analyse met verschillende antilichamen. De cellulaire lokalisatie van ECT2L in HEK-293TN cellen
wordt aangetoond via transiënte transfectie met een ECT2L-GFP vector. Een conditioneel Ect2l
knockout muismodel wordt via het Cre-Lox systeem ontwikkeld om de in vivo rol van Ect2l te
bestuderen.
Resultaten: De expressie van ECT2L is hoog in de long, maar zo goed als onbestaande in de
thymus. T-ALL en longkanker cellijnen vertonen eveneens een zeer lage ECT2L expressie.
Visualisatie van ECT2L is moeilijk bij gebrek aan een goed antilichaam waardoor de Western
blot procedure voor dit eiwit nog verder geoptimaliseerd zal moeten worden. Transfectie van
adherente HEK293TN cellen met een ECT2L-GFP vector toont een duidelijke cytoplasmatische lokalisatie van het ECT2L eiwit aan. Een Ect2l conditioneel knockout muismodel kon nog
niet worden ontwikkeld maar door germline leakage van Vav-iCre werd onverwacht een full
knockout muis gecreërd. De afwezigheid van Ect2l in deze full knockout muis werd gevalideerd
in het longweefsel.
Conclusie: ECT2L komt zeer laag tot expressie in normale en maligne T-cellen, waardoor de
rol van ECT2L als tumorsuppressorgen in de context van T-ALL in vraag kan gesteld worden.
De ontwikkeling van een Ect2l knockout muismodel opent echter perspectieven om de rol van
Ect2l in normale ontwikkeling en andere tumor entiteiten verder te bestuderen.
1
SUMM ARY
Background: ECT2L encodes for a protein with an unknown function. Recently, a whole genome sequencing study in ETP-ALL patients was published and somatic mutations in ECT2L
were found. These changes possibly lead to a decrease of ECT2L or an aberrant function of
ECT2L leading to the malignant transformation of precursor T-cells. The role of ECT2L in Tcell development, as well as its function in other cancers, will be investigated.
Methods: The expression in human and mouse tissues, T-ALL and lung cancer cell lines is
checked with qPCR. Western blot is used to check for the presence of ECT2L. The cellular
localization of ECT2L is demonstrated with transient ECT2L-GFP transfection of HEK-293TN
cells. The Cre-Lox system is used to develop a conditional Ect2l knockout mouse model to
investigate the in vivo role.
Results: Expression is high in the lungs, but non-existent in the thymus. T-ALL and lung cancer
cell lines barely show expression. ECT2L-GFP transfection of HEK293TN cells shows a clear
cytoplasmatic localisation of ECT2L. Optimisation of Western blot analysis for ECT2L is necessary. A conditional knockout mouse could not yet be established. Though, due to Vav-iCre
germline leakage a full knockout mouse was created with a validated absence of Ect2l in lung
tissue.
Conclusions: ECT2L has a low expression in normal and malignant T-cells, questioning the
role of ECT2L as a tumor suppressor in T-ALL. The development of a Ect2l knockout mouse
model opens new possibilities to investigate the function of Ect2l in normal cell development
and other tumor entities.
2
1.
1.1
INLEIDING
Leukemie
1.1.1
Definitie en enkele cijfers
Leukemie, ook wel bloedkanker genoemd, is een verzamelnaam voor verschillende types van
kanker die het rijpingsproces van witte bloedcellen of leukocyten verstoren. Hierbij zullen onrijpe witte bloedcellen ongecontroleerd delen waarna ze zich vervolgens opstapelen in het beenmerg. Eveneens zullen deze leukemische cellen de gezonde bloedcellen verdringen en de aanmaak van nieuwe cellen verhinderen
[1-2]
. Hierdoor zal er een tekort zijn aan rode en witte
bloedcellen en zelfs bloedplaatjes waardoor patiënten vaak risico lopen op bloedarmoede, infecties of bloedingen. Indien de leukemische cellen uiteindelijk in de bloedsomloop terecht komen, kunnen ook andere organen naast het bloed worden aangetast zoals de nieren, milt en
lever. Patiënten vertonen vaak symptomen zoals de bovengenoemde bloedarmoede, koorts, algemene malaise, een vergrote lever of milt, gezwollen tonsillen en bleekheid [3]. Soms kunnen
de leukemische cellen ook het centrale zenuwstelsel infiltreren waardoor symptomen zoals
hoofdpijn ontstaan [4-6]. Indien er geen behandeling wordt gestart, zal leukemie bijna zeker leiden tot de dood [3].
De incidentie van leukemie bedraagt wereldwijd 3 per 100000. Leukemie staat hiermee op de
11de plaats van de meest voorkomende kankers. Het is eveneens na lymfoom de tweede meest
voorkomende bloedkanker. Doorgaans worden er meer mannen dan vrouwen getroffen. De incidentie van leukemie is sterk gerelateerd aan de leeftijd en is het hoogst in de oudere leeftijdscategorie. Hoewel leukemie het meest bij oudere volwassen wordt vastgesteld, is het toch de
meest voorkomende kanker bij kinderen. Ongeveer 30% van alle kankers die vastgesteld worden bij kinderen zijn leukemieën. In 2012 waren er wereldwijd ongeveer 8,2 miljoen doden ten
gevolge van kanker en 3,2% hiervan was te wijten aan leukemie [7-9].
1.1.2
Classificatie leukemie
Leukemie wordt ingedeeld op basis van de klinische progressie en de hematologische oorsprong. Op basis van de klinische progressie kan er een onderscheid worden gemaakt tussen
een acute en chronische vorm. De acute leukemieën vertonen een zeer snelle proliferatie van
immature ongedifferentieerde maligne cellen die blasten worden genoemd. Het gaat hier dus
voornamelijk om de snelle opstapeling van immature lymfoblasten. De ziektetekenen zullen
3
zich dan ook op een zeer korte periode manifesteren en de ziekte zal snel verergeren. Acute
leukemie moet dan ook onmiddellijk worden behandeld. De chronische vorm daarentegen kent
een tragere progressie. Personen met chronische leukemie maken nog steeds genoeg gezonde
bloedcellen aan en de ziekte manifesteert zich meer geleidelijk aan. Chronische leukemieën
vertonen een tragere accumulatie van mature doch afwijkende leukocyten. Deze vorm van leukemie wordt eerder toevallig vastgesteld omdat de patiënten vaak nog geen symptomen vertonen [3,10].
Leukemie kan ook ingedeeld worden op de plaats van voorkomen of hematologische origine.
Indien er problemen zijn met het rijpingsproces van de lymfoblasten tot volwaardige B- of Tlymfocyten, wordt er gesproken van lymfoblastische leukemie. Bij myeloïde leukemie daarentegen ontstaan er problemen in het differentiatieproces van beenmergcellen tot granulocyten
waardoor er afwijkende myeloblasten ontstaan [3,10].
Op basis van de hematologische origine en klinische progressie kunnen er vier grote groepen
onderscheiden worden. Acute myeloïde leukemie wordt het vaakst bij volwassen gediagnosticeerd, terwijl acute lymfoblastische leukemie de meest voorkomende vorm van bloedkanker bij
kinderen is en ook wel childhood leukemia wordt genoemd. Chronische myeloïde leukemie
komt voornamelijk bij volwassenen voor en wordt slechts af en toe bij kinderen vastgesteld.
Chronische lymfoblastische leukemie komt amper voor bij kinderen, maar wel bij volwassenen
vanaf 55 jaar en wordt geassocieerd met een goede overlevingskans [3].
1.1.3
Normale en maligne hematopoëse
Hematopoëse is een zeer complex proces waarbij de hematopoëtische stamcellen naast prolifereren ook differentiëren en bijdragen tot de lymfoïde en myeloïde takken van het hematopoëtische systeem. Een hematopoëtische stamcel is een multipotente cel die in staat is om zichzelf
steeds te hernieuwen, maar ook kan differentiëren in een common myeloïd progenitor die zich
verder ontwikkelt tot de cellen van de myeloïde lijn of in een common lymphoïd progenitor die
verder zal ontwikkelen tot lymfoblasten. Deze lymfoblasten zullen in het beenmerg uitrijpen
tot B-lymfocyten of migreren naar de thymus waar ze uitrijpen tot mature T-lymfocyten. Leukemie wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van genetische afwijkingen ter hoogte van deze
hematopoëtische stamcel zodat er afwijkende bloedcellen ontstaan. Deze proliferatie van afwijkende bloedcellen gebeurt doordat de mechanismen die instaan voor celproliferatie en differentiatie ontregeld zijn. Door de problemen die ontstaan tijdens het rijpingsproces van de leukocyten kan er een ophoping van onrijpe bloedcellen ontstaan. Deze abnormale witte bloedcellen
4
zijn niet in staat om infecties te bestrijden en zorgen ervoor dat het beenmerg geen normale
bloedplaatjes of erythrocyten meer kan aanmaken [11-13].
1.1.4
Normale en maligne T-cel ontwikkeling
De thymus speelt een belangrijke rol in het ontstaan van T-cellen en heeft de unieke eigenschap
om binnendringende voorlopercellen uit het beenmerg te ondersteunen in hun ontwikkeling tot
mature T-cellen. Indien de thymus afwezig is door een genetisch defect of thymectomie in neonatale muizen, wordt er een gebrek aan perifere T-cellen geobserveerd wat kan leiden tot ernstige immunodeficiëntie. De lymfoïde voorlopercellen, die afkomstig zijn uit een hematopoëtische stamcel, zijn dus sterk afhankelijk van de thymus voor hun differentiatieproces tot T-cellen. De voorlopercellen spenderen in de thymus ongeveer een week tijd aan dit differentiatieproces waarna ze overgaan tot proliferatie. De thymus van een jongvolwassen muis bevat 1
miljard thymocyten en elke dag worden er ongeveer 5 x 107 nieuwe cellen gegenereerd. Hiervan
zal ongeveer 2 à 4% de thymus verlaten als mature T-cellen. Hoewel T-cel precursors dus extensief prolifereren, zal het merendeel toch afsterven in de thymus [12].
De lymfoïde voorlopercel migreert vanuit het beenmerg naar de thymus om zich hier te ontwikkelen tot een volwaardige T-cel. Deze T-lymfoblast moet eerst een aantal differentiatiestappen ondergaan vooraleer er gesproken kan worden van een mature T-cel. De progenitorcel ontvangt signalen, waarschijnlijk afkomstig van de stromale cellen in de thymus, die doorgegeven
worden door de NOTCH1 receptor zodat specifieke genen worden aangeschakeld. Bij de ontwikkeling tot lymfocyten zal de NOTCH signalisatie ervoor zorgen dat de precursorcel zich
eerder ontwikkelt tot een T-lymfocyt dan een B-lymfocyt. NOTCH is gedurende de hele T-cel
ontwikkeling zeer belangrijk en helpt de T-lymfoblast enkele keuzes te maken tijdens het ontwikkelingsproces [12-15].
Zeer vroege T-cellen expresseren nog geen T-cel receptor en bevinden zich in een dubbelnegatief stadium. Dit betekent dat ze nog geen CD4 en CD8 receptor hebben op hun celmembraan.
Deze dubbelnegatieve thymocyten kunnen worden ingedeeld in 4 subgroepen: DN1, DN2, DN3
en DN4. Thymocyten die stage DN2-DN4 doorlopen, zullen geleidelijk aan een pré T-cel receptor expresseren. T-lymfocyten herkennen antigenen aan de hand van T-cel receptoren. Het
humane genoom heeft echter niet genoeg unieke DNA-sequenties om te coderen voor T-cel
receptoren die alle vreemde antigenen herkennen waaraan een persoon gedurende zijn hele leven wordt blootgesteld. Om deze beperking te overkomen, zullen T-cel receptorgenen com-
5
plexe DNA-herschikkingen ondergaan om meer dan een biljoen unieke T-cel receptoren te produceren. Succesvolle gen herschikkingen en correcte pré-TCR expressie zal ervoor zorgen dat
de T-cel naar een dubbelpositief stadium gaat. Hier zal de pré-TCR worden omgezet tot een
complete TCR en zal de cel zowel een CD4 als CD8 receptor expresseren. Vervolgens zullen
de thymocyten doorheen een selectieproces worden gestuurd. De dubbelpositieve cellen zullen
interageren met MHC klasse I en II moleculen die geassocieerd zijn met self-peptides. Te weinig reactie van de dubbelpositieve thymocyten op de self-peptide MHC liganden zal leiden tot
apoptose. Dit proces staat ook wel gekend als death by neglect. Indien er een te sterke reactie
is, zal er negatieve selectie optreden waarbij de thymocyt ook overgaat tot apoptose. Het is dus
noodzakelijk dat de thymocyt een goede balans vindt tussen te veel en te weinig reactie. Dit
proces heet positieve selectie. De dubbelpositieve cellen zullen gered worden van geprogrammeerde celdood en zich verder ontwikkelen tot een mature CD4 of CD8 T-cel [12-15].
Indien er problemen ontstaan tijdens de maturatie van een lymfoïde voorlopercel tot een volwaardige T-cel en er zich op een korte periode heel wat onrijpe T-lymfoblasten opstapelen, is
er sprake van T-cel acute lymfoblastische leukemie (T-ALL). Dit is een agressieve hematologische tumor die ontstaat door de maligne transformatie van precursor T-cellen. Deze tumor
wordt vaak vastgesteld bij kinderen en adolescenten waar het verantwoordelijk is voor 10-15%
van het totale aantal acute lymfoblastische leukemie (ALL) gevallen. Bij volwassenen bedraagt
dit percentage 25% [16].
T-cel transformatie is een oncogeen meerstapsproces en komt tot stand uit meerdere coöperatieve gebeurtenissen. De stapsgewijze accumulatie van chromosomale abnormaliteiten en genetische defecten tijdens de differentiatie van immature thymocyten naar T-cellen ligt aan de
basis van T-ALL. Er zullen meerdere coöperatieve mechanismen moeten plaatsvinden vooraleer er van kanker kan worden gesproken. Concreet betekent dit dat er meestal twee, drie of
meerdere kenmerkende T-ALL mutaties in patiënten moeten optreden vooraleer de patiënt ook
effectief T-ALL ontwikkelt [6,10,17].
De genetische abnormaliteiten die in T-ALL voorkomen zijn voornamelijk chromosomale
translocaties, deleties, amplificaties, duplicaties en mutaties. T-ALL is een heterogene kanker
omdat er zeer veel genen bij betrokken zijn. De genetische defecten in T-ALL kunnen worden
opgedeeld in vier verschillende klassen: celcyclus defecten, defecten in proliferatie en overlevingssignalen, defecten die de stamceleigenschappen en T-cel specificatie beïnvloeden en tot
slot defecten die leiden tot de ectopische expressie van transcriptiefactoren en een differentiatie-
6
stop. Het volledige genetische spectrum van T-ALL is echter nog niet gekend. Het begrijpen
van de T-ALL pathogenese is essentieel voor het ontwikkelen van nieuwe therapeutische compounds. Eveneens zou men prognostische merkers kunnen gebruiken om patiënten met een
verhoogd risico op herval op te sporen [6,17].
1.1.5
Early T-cell precursor acute lymphoblastic leukemia
T-ALL kan worden opgedeeld in verschillende subtypes. Recente studies hebben echter nog
een bijkomende subgroep geïdentificeerd waarvan het transcriptionele programma gerelateerd
is aan immature vroege progenitor T-cellen. Dit subtype, early T-cell precursor acute lymphoblastic leukemia (ETP-ALL), wordt gekenmerkt door T-cellen die zeer vroeg in de T-cel differentiatie stoppen met ontwikkelen. ETP-ALL wordt gekarakteriseerd door een gebrek aan de
typische T-cel oppervlaktemerkers CD1a en CD8. Er is eveneens een zwakke of zelfs afwezige
expressie van CD5 en een aberrante expressie van myeloïde en hematopoëtische stamcelmerkers. Deze immature T-cellen vertonen een stop in het dubbelnegatief stadium van de T-cel
ontwikkeling en behouden het vermogen om te differentiëren in cellen van zowel het myeloïde
als het T-cel systeem. ETP-ALL is op zich verantwoordelijk voor 15% van alle T-ALL gevallen. Het zijn voornamelijk deze patiënten die een hoog risico hebben op herval. ETP-ALL wordt
gekenmerkt door een abnormale expressie van het MEF2C gen, maar ook door mutaties in acute
myeloïde leukemie oncogenen en tumorsuppressorgenen. De inactivatie van belangrijke transcriptiefactoren zoals RUNX1, GATA3 en ETV6 speelt eveneens een rol. In huidig onderzoek
ligt de focus vooral op de rol van nieuwe oncogenen, tumorsuppressorgenen en de bijbehorende
mechanismen [1, 17-20].
1.1.6
ECT2L mutaties en leukemie
Zhang et al. publiceerden in 2012 een studie waarin het DNA van 12 ETP-ALL patiënten werd
onderzocht. Op het DNA van deze leukemiepatiënten werd whole genome sequencing uitgevoerd. Er werden bij twee van deze patiënten somatische missense mutaties in het epithelial
cell transforming 2 oncogene-like (ECT2L) gen geobserveerd. Vervolgens werd er gekeken of
dit recurrente mutaties zijn in een cohorte van 94 ETP-ALL en non-ETP-ALL patiënten. Op
deze manier werden er nog bijkomende nonsense, missense en splice site ECT2L mutaties geidentificeerd. Deze varianten bleken echter niet somatisch te zijn (Figuur 1). De identificatie
van zowel somatische als kiembaan ECT2L mutaties in deze leukemie stalen zou erop kunnen
wijzen dat het hier om zogenaamde passenger mutaties gaat. Echter, het recurrente karakter
van deze afwijkingen zou er anderzijds ook op kunnen wijzen dat een vermindering of verlies
7
van de ECT2L activiteit toch zou kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van ETP-ALL [21].
Figuur 1: Recurrente ECT2L mutaties in T-ALL [21]. In de groep van 12 ETP-ALL patiënten werden 2 somatische
mutaties geïdentificeerd met behulp van whole genome sequencing. De herhaalbaarheid van deze mutaties in
ECT2L werd nagegaan in een cohorte van 94 ETP-ALL en non-ETP-ALL patiënten. Er werden bijkomende germinale mutaties gevonden, bestaande uit missense, nonsense en splice site mutaties die verspreid liggen doorheen
het hele gen en niet specifiek zijn voor één domein.
De rol van ECT2L als een mogelijk tumorsuppressorgen in leukemie is tot op heden nog niet
onderzocht. Nochtans zou dit kunnen leiden tot het beter begrijpen van de pathologie die gepaard gaat met T-ALL. Er kunnen nieuwe drugtargets worden geïdentificeerd waardoor er mogelijk meer specifiek op de kankercellen kan worden gewerkt. De prognose van patiënten die
hervallen zou kunnen verbetereren, net als de kans op genezing. Het is dus belangrijk dat de
functie van ECT2L in normale en maligne T-cel ontwikkeling wordt opgehelderd.
1.2
Epithelial cell transforming 2 oncogene-like
1.2.1
ECT2L gen
Het epithelial cell transforming 2 oncogene-like proteïne wordt gecodeerd door het ECT2L gen
dat zich bevindt op de lange arm van chromosoom 6 (6q24.1). Dit gen is gekend onder de
alternatieve benamingen ARHGEF32, FBXO49, ECT2-Like, Lung-Specific F-Box And DH Domain-Containing Protein, Putative Guanine Nucleotide Exchange Factor LFDH, F-box Protein 49 en C6orf91 [22]. Er zijn verschillende ECT2L transcripten die ontstaan door alternatieve
splicing. Dit mechanisme komt zeer frequent voor bij eukaryoten en draagt bij tot het divers
repertoire aan eiwitten dat door het genoom kan worden gecodeerd. Het is een post-transcriptioneel proces dat plaatsvindt net voor de translatie van mRNA naar eiwitten
[23]
. De twee be-
langrijkste splice varianten die ontstaan door dit mechanisme coderen beiden voor een eiwit
8
van 904 aminozuren met een grootte van 104 kDa, maar verschillen op het transcriptniveau
door alternatieve splicing ter hoogte van de 5’UTR regio [22,24].
1.2.2
Domeinen
Het ECT2L eiwit bestaat uit zeer sterk geconserveerde domeinen, waaronder een RhoGEF/DHdomein, PH domein en F-box domein (Figuur 2) [25].
Figuur 2: Eiwitdomeinen in ECT2L. ECT2L heeft een grootte van 904 aminozuren en geconserveerde functionele
domeinen waaronder een PH, RhoGEF/DH en F-box domein.
F-box is een eiwitmotief dat ongeveer 50 aminozuren omvat en functioneert als een plaats voor
specifieke eiwit-eiwitinteracties. F-box eiwitten maken deel uit van SCF ubiquitine-ligase complexen (genoemd naar Skp1, Cullin en een F-box proteïne) dat substraten bindt zodat deze vervolgens via ubiquitinatie proteasomale afbraak kunnen ondergaan. Het F-box motief linkt het
F-box proteïne aan andere delen van het complex door te binden met de kern van het SCF
complex. Elke afwijkende vorm van normale degradatie van tumorsuppressorgenen of oncoproteïnen kan een drijvende kracht zijn achter tumorigenese. F-box proteïnen kunnen bij overexpressie de rol van oncoproteïnen overnemen als hun substraten een kanker onderdrukkende
functie hebben. Overexpressie van F-box eiwitten kan er eveneens voor zorgen dat deze functioneren als een tumorsuppressor indien hun substraten een kankerbevorderende functie uitoefenen in de cel [26].
Het DH of RhoGEF domein bestaat uit ongeveer 150 aminozuren en maakt een belangrijk
structureel onderdeel uit van guanine exchange factors. Het DH domein wordt meestal voorafgegaan door een PH domein. Deze regio zorgt ervoor dat Rho GTPasen worden geactiveerd
doordat GDP wordt uitgewisseld voor GTP. Rho proteïnen spelen een belangrijke rol in genexpressie, signalisatie van groeifactoren en transport over de membraan. Het RhoGEF domein
wordt niet alleen in ECT2L maar ook in vele andere proteïnen gevonden die betrokken zijn bij
intracellulaire signalisatie of deel uit maken van het cytoskelet [27].
9
1.2.3
Functie
Tot dusver is er slechts weinig bekend over de functie van ECT2L gen. Zoals hierboven beschreven, heeft ECT2L een F-box domein. Een ander gekend eiwit dat eveneens een F-box
domein heeft en een rol speelt in bepaalde kankers zoals leukemie is het ubiquitine ligase
FBXW7. Loss-of-function mutaties in FBXW7 werden reeds geobserveerd in tal van kankers
wat een rol als tumorsuppressor suggereert. FBXW7 is frequent gedeleteerd in tumoren en er
wordt geschat dat 6% van alle kankers een mutatie in dit gen dragen. FBXW7 mutaties worden
het meest gedetecteerd in T-cel acute lymfoblastische leukemie, maar ook in borst-, darm- en
botkanker. Inactiverende mutaties van FBXW7 verhinderen proteasomale degradatie van zijn
substraten MYC en NOTCH1. Dit resulteert in een verhoogde activiteit van deze oncogenen.
MYC is een doelwit van NOTCH1 en is betrokken bij de celcyclus, celgroei en stimulatie van
apoptose. Aangezien ECT2L ook een F-box domein bevat, doet dit vermoeden dat het misschien een belangrijke rol speelt bij de proteasomale degradatie van bepaalde doeleiwitten [26,28].
De ECT2L promotor heeft een voorspelde bindingsplaats voor transcriptiefactoren van de
FOXO3 familie. Leden van deze familie worden gekarakteriseerd door de aanwezigheid van
een forkhead DNA-bindend domein. Deze proteïnen triggeren mogelijk apoptose door de opregulatie van pro-apoptotische genen zoals Bim en PUMA of neerregulatie van anti-apoptotische genen zoals FLIP. Er wordt gedacht dat sommige leden van de FOXO3 familie betrokken
zijn bij het beschermen van de cel tegen oxidatieve stress door het opreguleren van antioxidanten zoals het catalase en MnSOD [22,29].
De aanwezigheid van het RhoGEF domein suggereert ook een rol voor ECT2L als guanine
nucleotide exchange factor. Deze factoren activeren GTPasen die op hun beurt een belangrijke
rol spelen in bepaalde signaaltransductiepaden. De meest gekende GTPasen behoren tot de Ras
superfamilie en zijn betrokken bij essentiële processen zoals celdifferentiatie, proliferatie, vesiculair en nucleair transport. Rho guanine nucleotide exchange factoren schipperen voortdurend tussen een inactieve GDP en actieve GTP gebonden staat. Indien deze RhoGEFs worden
geactiveerd, wordt er een fosfaatgroep afgestaan aan een Rho GTPase. Deze stimuleren ter
hoogte van het Rho GTPase een uitwisseling van een GDP voor een GTP zodat een actief Rho
GTPase wordt gegenereerd dat vervolgens via second messengers aan verdere signaaltransductie kan doen. Een afwijkende activiteit van Rho GTPasen werd reeds gezien in kanker en andere
ziekten. De aberrante activatie van Rho GTPasen wordt meestal veroorzaakt door een gedereguleerde expressie of activiteit van RHOGEFs en wordt vaak waargenomen bij kanker [27,30-31].
10
Tenslotte toonden Choksi et al. aan dat het verlies van ect2l in zebravissen gepaard gaat met
het korter worden van beweegbare cilia in nierbuisjes. Er werd eveneens een belangrijke rol
voor ect2l aangetoond in het correct functioneren van beweegbare cilia in het zich ontwikkelende oor en Kuppffer’s vesikel [32]. Deze studie is op dit moment de enige publicatie waarin
een mogelijke functionele rol voor ect2l naar voren wordt geschoven.
1.2.4
Orthologen en modelorganismen
1.1.4.1
Ortholoog Ect2l
Een ortholoog van het ECT2L gen kan teruggevonden worden in de zebravis en de muis. Een
gen is ortholoog indien het voorkomt in verschillende soorten en afkomstig is van een gemeenschappelijke voorouder. De muis heeft een gen dat een sterke homologie vertoont met het humane ECT2L [3]. Op de website van het NCBI kan er een BLAST worden uitgevoerd met het
muis Ect2l en humaan ECT2L. Op eiwitniveau is het muis Ect2l 78% identiek aan het humane
ECT2L. Dit maakt van de muis een goed modelorganisme voor het bestuderen van de in vivo
rol van Ect2l [33].
1.1.4.2
Conditioneel knockout muismodel
Een conditioneel knockout muismodel kan ontwikkeld worden door middel van het Cre-Lox
systeem. Deze moleculaire techniek is gebaseerd op homologe recombinatie en kan gebruikt
worden om deleties in bepaalde delen van het genoom aan te brengen. Het Cre-Lox systeem
maakt gebruik van het enzym Cre recombinase dat de recombinatie van DNA tussen specifieke
LoxP plaatsen in het DNA katalyseert. De cellen die zowel LoxP (“floxed”) sites bevatten als
het Cre recombinase tot expressie brengen, zullen een deletie van het stuk tussen de LoxP sites
ondergaan
[34]
. Voor het ontwikkelen van een Ect2l conditioneel knockout wordt er eerst een
targeting construct ontwikkeld, dat bestaat uit een neomycine resistentie cassette geflankeerd
door FRT sites ter hoogte van intron 3. In het construct bevinden zich eveneens 2 LoxP sites
die exon 3 van Ect2l flankeren. Deze vector wordt via elektroporatie in C57/BL/6J embryonale
stamcellen ingebracht. Via homologe recombinatie zal de vectorsequentie ter hoogte van de
genlocus van interesse recombineren met zijn homologe sequentie, waardoor de vectorsequentie zich nu in het genomisch DNA ter hoogte van exon 3 van Ect2l bevindt. Dankzij de neomycine resistentie cassette kan er via positieve selectie geselecteerd worden op de cellen die het
construct hebben opgenomen. Deze succesvol gemodificeerde embryonale stamcellen werden
vervolgens geïnjecteerd in een blastocyst die kan ingebracht worden in een pseudo zwangere
muis. Chimere mannelijke nakomelingen worden tenslotte gekruist met Ect2l wild type muizen
11
om kiembaan transmissie te bevestigen. Na de ontwikeling van het model, werden de conditionele knockout muizen gekruisd met een muizen stam die het FlpE recombinase expresseren
waardoor de neomycine resistentie cassette gedeleteerd zal worden. Vervolgens kunnen de nakomelingen worden ingekruist met muizen die het Cre recombinase tot expressie brengen in
welbepaalde weefsels. In deze studie werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van Vav-iCre muizen
die ervoor zorgen dat exon 3 van Ect2l wordt gedeleteerd in de hematopoëtische weefsels waardoor een frameshift mutatie ontstaat en Ect2l expressie verloren gaat (Figuur 3) [35-36].
Figuur 3: Kweekstrategie die wordt toegepast om homozygote conditionele Ect2l KO muizen te bekomen [35]. F1
muizen worden in kweek gebracht met FlpE muizen (A) om heterozygote flox/+ nakomelingen te bekomen (B).
Deze F2 nakomelingen worden gekruist om flox/+ en flox/flox te genereren en vervolgens gekruist met muizen die
een weefselspecifiek Cre-recombinase tot expressie brengen (C). Er zullen nakomelingen ontstaan die in bepaalde
weefsels op 1 of 2 allelen het exon gedeleteerd hebben (D). De +/- muizen worden gekruist met flox/flox of flox/+
muizen zodat homozygote conditionele KO muizen in het weefsel van interesse ontstaan (E).
1.2.5
Expressie
1.2.5.1 Expressie op RNA niveau
Publieke expressiedata kan geraadpleegd worden op de Illumina Body Map en het GenotypeTissue Expression project. Deze data werden gegenereerd door next generation RNA sequencing toe te passen op verschillende humane weefsels. Uit deze data blijkt dat de expressie van
12
ECT2L hoog is in de longen, eierstokken, hart en de testis. Er is nagenoeg geen expressie in de
thymus en in het beenmerg (Figuur 4) [22].
Figuur 4: ECT2L expressie op RNA niveau in humane weefsels [22]. RNA-sequentie data toont aan dat ECT2L
expressie hoog is in de longen, eierstokken, hart en testis. De expressie van ECT2L in de thymus en het beenmerg
is echter afwezig.
1.2.5.2 Expressie op eiwitniveau
In The Human Protein Atlas kan de expressie van ECT2L in verschillende humane weefsels
op eiwitniveau worden bekeken. Uit deze data blijkt dat de bijnieren, cerebellum, cerebrale
cortex, duodenum, hartspierweefsel, eierstokken, pancreas, rectum en testis een hoge ECT2L
expressie vertonen. De lever, colon, borstweefsel en eileiders hebben daarentegen een gemiddelde ECT2L expressie terwijl de expressie in de long en milt een zeer laag is [37].
13
1.3
ECT2L in andere kankers
Er worden niet alleen ECT2L mutaties in leukemie geobserveerd, maar ook andere kankertypes
blijken mutaties in dit gen te dragen. In The Human Protein Atlas kan men analyseren welke
kankertypes ECT2L expressie vertonen op eiwitniveau. Dit wordt gedaan aan de hand van immunohistochemische kleuringen met een antilichaam tegen ECT2L. De hoogste ECT2L expressie wordt gezien in baarmoederkanker, hoofd- en nekkanker, huidkanker en teelbalkanker.
Er is een gemiddelde expressie in onder andere borstkanker, longkanker en eierstokkanker (Figuur 5) [37].
Figuur 5: ECT2L expressie op eiwitniveau in 20 soorten kanker [37]. Baarmoederkanker, hoofd- en nekkanker,
huidkanker en teelbalkanker vertonen de hoogste ECT2L expressie. Ook longkanker, borstkanker en eierstokkanker vertonen een gemiddelde expressie van het ECT2L eiwit.
In de COSMIC databank is er een overzicht beschikbaar van somatische mutaties in genen die
betrokken zijn bij verschillende soorten kankers. Voor ECT2L werden er veel missense maar
ook nonsense en synonieme mutaties geobserveerd in verschillende kanker entiteiten. Er zijn
ook enkele inserties en deleties die lijken te leiden tot een frameshift mutatie. Deze mutaties
worden waargenomen in verschillende soorten kankers. De mutaties zijn verspreid over het hele
gen en kunnen niet teruggekoppeld worden aan een specifiek domein. Dikke darm adenocarcinomen zijn goed voor 21% van het totaal aantal mutaties, huidkanker 15%, longkanker 11%,
leverkanker 11% en endometriumkanker bijna 9% [38].
St. Jude Children’s Research Hospital ontwikkelde een applicatie ProteinPaint waarmee kankergenoom data gevisualiseerd en geanalyseerd kan worden. Deze tool omvat informatie over
bijna 27500 mutaties van meer dan 1000 pediatrische patiënten met 21 verschillende kankertypes. Analyse van ECT2L in deze dataset toont aan dat de expressie van dit gen hoog is in een
bepaalde vorm van hersenkanker, namelijk ependymoom. De top 20 van hoogste ECT2L expressie bestaat uit maar liefst 19 gevallen van ependymoom (Figuur 6). Er kan gespeculeerd
worden dat ECT2L mogelijk een belangrijk gen is in hersenkanker, maar concreet bewijs is er
niet [39-40].
14
Figuur 6: ECT2L expressie in pediatrische kankers [39-40]. De expressie van ECT2L wordt uitgedrukt in FPKM
waarden. De oranje cirkels geven gevonden ECT2L mutaties in ependymomen weer. De top 20 van hoogste ECT2L
expressie wordt ingenomen door dit type van hersentumoren.
Uit deze dataset blijkt eveneens dat er ECT2L mutaties in neuroblastoom werden geobserveerd.
Neuroblastoom is een tumor van het sympathische zenuwstelsel die hoofdzakelijk bij kinderen
wordt vastgesteld. Er werden zowel nonsense als missense mutaties in ECT2L waargenomen in
dit type van kanker (Figuur 7). Hoewel het mogelijk is dat ECT2L een rol speelt in neuroblastoom, blijft dit slechts bij speculatie aangezien er ook hier geen concreet bewijs is [39-40].
Figuur 7: ECT2L mutaties in neuroblastoom. Aangepast overgenomen uit ProteinPaint
[39-40]
. In
neuroblastoompatiënten worden ook nonsense en missense mutaties in ECT2L geobserveerd. Deze nonsense
mutaties blijken germinale kiembaanmutaties te zijn, terwijl de missense mutatie van somatische origine blijkt te
zijn.
Deze frequente mutaties in ECT2L, zowel in ETP-ALL als in andere kankers doen een universele rol als tumorsuppressorgen vermoeden. In deze masterproef wordt daarom voor het eerst
de rol van ECT2L in ETP-ALL en andere kankers functioneel onderzocht. De expressie van
15
ECT2L in T-ALL en longkanker cellijnen, verschillende humane weefsels en muisweefsels zal
worden geanalyseerd. Het gebruik van een genetisch gemodificeerd muismodel is belangrijk
om processen die gedreven worden door het verlies van bepaalde tumorsuppressorgenen te karakteriseren. Daarom wordt de in vivo rol van Ect2l nader bestudeerd door een conditioneel
Ect2l knockout muismodel te ontwikkelen. De intracellulaire lokalisatie van ECT2L zal eveneens worden nagegaan door het uitvoeren van transfectie experimenten met ECT2L-GFP en
ECT2L-3xFLAG vectoren.
2.
2.1
M ATERIAAL EN M ETHODEN
Conditioneel knockout muismodel
In de onderzoeksgroep van Pieter Van Vlierberghe werd dit project reeds voor de aanvang van
deze masterproef opgestart. Ect2l fl/fl (C57BL/6) muizen werden ontwikkeld door Cyagen Biosciences en gehuisvest in het centraal animalarium in blok B van het UZ Gent. In de inleiding
werd de kweekstrategie die zal toegepast worden reeds toegelicht. Na het opzetten van kweken
worden de nakomelingen gegenotypeerd aan de hand van een PCR op een stukje weefsel uit
het oor. Op dit stukje oor wordt een DNA-isolatie uitgevoerd volgens de quick dirty DNA preparation. Het stukje oor wordt in een eppendorf met een 25mM NaOH/0.2 mM EDTA oplossing gebracht en gedurende 1 uur op 98°C in een heat block geplaatst. Vervolgens wordt er 40
mM TrisHCl (pH 5,5) toegevoegd en het geheel wordt gecentrifugeerd. Het supernatans kan
overgebracht worden naar nieuwe eppendorfs en moet 1/100 worden verdund. De PCR mastermix wordt aangemaakt met volgende producten uit de KAPA2G Robust PCR kit (Kapa Biosystems): 5x buffer, 25µM MgCl2, 10 mM dNTP mix en Taq (5U/µl). Aan deze mix worden
ook nog de gewenste primers en 2 µl van het 1/100 verdund staal toegevoegd. Het geheel wordt
aangelengd met water (Sigma-Aldrich) tot een eindvolume van 25µl.
Het primerpaar LoxP_F (Cyagen Biosciences) en LoxP_R (Cyagen Biosciences) wordt gebruikt voor de Ect2l genotypering. Deze primercombinatie geeft voor een wild type Ect2l allel
een PCR product van 194 bp en voor een floxed Ect2l allel een amplicon van 255 bp. Voor
Vav-iCre worden primers gebruikt die aanleiding geven tot een PCR product van 320 bp. De
primers voor de FlpE genotypering geven een amplicon van 725 bp. Als interne controle wordt
bij de FlpE genotypering een bijkomend primerpaar gebruikt dat resulteert in een amplicon van
324 bp. De voorgenoemde Ect2l primers kunnen enkel een Ect2l floxed of wild type allel aantonen, maar zijn niet in staat om na te gaan of exon 3 gedeleteerd werd door Cre recombinase
16
activiteit. Hiervoor kunnen bijkomend andere primers gebruikt worden die dit wel aantonen.
LoxP_F (Cyagen Biosciences) en Control_R (Cyagen Biosciences) geven samen een fragment
van 222 bp voor het Ect2l wild type en 283 bp voor een Ect2l floxed allel. Echter, de combinatie
van LoxP_F (Cyagen Biosciences) en Neo_Del_R (Cyagen Biosciences) geeft een amplicon
van 1341 bp voor een wild type allel en een fragment van 175 bp indien excisie van exon 3
heeft plaatsgevonden (Figuur 8). Een overzicht van de verschillende Ect2l genotypes en amplicongroottes voor mogelijke primercombinaties wordt weergegeven in Tabel 1. Er wordt ook
telkens een positieve Ect2l
fl/fl
VaviCre
+/+
en negatieve Ect2l wild type VaviCre
tg/+
controle
meegenomen. De PCR programma’s en primersequenties kunnen worden teruggevonden in
Bijlage 1.
Tabel 1: Ect2l genotypes en amplicongroottes voor mogelijke primercombinaties.
LoxP_F en LoxP_R
LoxP_F en Control_R
LoxP_F en Neo_Del_R
Ect2l wild type
194 bp
222 bp
1341 bp
Ect2l floxed
255 bp
283 bp
175 bp
Figuur 8: Het wild type en floxed Ect2l met weergave van de gebruikte primers en hun plaats van binding [35].
Voor een wild type Ect2l muis zal het primerpaar LoxP_F en LoxP_R een fragment van 194 bp geven. Een floxed
muis heeft een extra LoxP plaats waardoor LoxP_F en LoxP_R een groter fragment van 255 bp produceren. In
aanwezigheid van de neomycine resistentie cassette zal Neo_Del_F2 en Neo_Del_R een amplicon van 434 bp
geven, terwijl bij afwezigheid een amplicon van 294 bp ontstaat. Indien exon 3 van Ect2l gedeleteerd werd, zullen
LoxP_F en Neo_Del_R een fragment van 175 bp produceren.
17
2.2
Collecteren muisweefsels
Wild type en floxed Ect2l muizen worden opgeofferd voor verscheidene experimenten. Er
wordt onder andere long-, hart-, trachea-, milt-, thymus en leverweefsel verzameld. Voor de
long, het hart en de trachea wordt het weefsel eerst behandeld met 2mg/ml collagenase. Collagenase moet gedurende 1 uur op 37°C opgewarmd worden en vervolgens door een bacteriële
filter worden geduwd. Daarna moet het 45 minuten bij 37°C inwerken op het fijngemaakte
long-, hart- of tracheaweefsel. De weefsels worden doorheen een zeef gehaald en eventueel
behandeld met rode bloedcel lysisbuffer. Vervolgens kunnen er cellen worden verzameld voor
Western blot analyse en genexpressie analyse met qPCR (zie Bijlage 2)
2.3
RNA isolatie
Cellen worden gelyseerd in 700 µl Trizol (QIAGEN). Voor de RNA extractie wordt de RNeasy
Mini Kit van QIAGEN gebruikt. Er wordt chloroform aan de stalen toegevoegd om fasescheiding te bekomen. De bovenste laag bevat het DNA en RNA. Dit volume wordt op RNeasy spin
kolommen gebracht zodat het RNA op de kolommen kan binden. Vervolgens wordt het RNA
geëlueerd met DNase/RNase vrij water en opgevangen (zie Bijlage 3).
2.4
cDNA synthese
Na RNA extractie kan de RNA concentratie gemeten worden (ng/µl) met de Nanodrop 1000
spectrofotometer (Thermo Fisher Scientific). Vervolgens wordt er cDNA gemaakt door middel
van de iScript™ cDNA Synthesis Kit en de T100™ Thermalcycler (Bio-Rad). Dit cDNA wordt
vervolgens verdund naar 2,5 ng/µl met DNase/RNase vrij water (zie Bijlage 4).
2.5
qPCR
QPCR is een moleculaire techniek waarbij de amplificatie van een DNA streng in real time
wordt gevolgd. Er wordt gebruik gemaakt van de Sso Advanced SYBR™ green supermix van
Bio-Rad. Referentiegenen worden gebruikt voor normalisatie bij verdere analyse met qBase+
(Biogazelle). Voor humane stalen zullen HMBS, TBP, YWHAZ, HPRT1, SDHA en RPL13A
worden gebruikt en voor de muis GADPH, UBC, G6pdH, HPRT1, Hbb-γ en Hba. Analyse van
de qPCR-reactiemengsels gebeurt met de LightCycler 480 (Roche) in een 384-well plaat (BioRad). Het berekenen van de relatieve expressieniveaus en het bepalen van de meest stabiele
referentiegenen gebeurt aan de hand van het softwarepakket qBase+ (Biogazelle). Het qPCR
protocol en de gebruikte primersequenties kunnen worden teruggevonden in bijlage (zie Bijlage
5).
18
2.6
Cellyse
Cellyse gebeurt met 400 µl RIPA lysis buffer. Deze RIPA lysis buffer wordt voor gebruik aangereikt met een protease inhibitor (7x stock). De stalen worden 1 uur op 4°C geroteerd en na 1
uur gedurende 10 minuten aan 8000 g op 4°C gecentrifugeerd. Het supernatans wordt overgebracht naar voorgekoelde eppendorfs (zie Bijlage 6).
2.7
Meten van eiwitconcentraties
De concentratie wordt bepaald met de Micro BCA™ Protein Assay Kit (Thermo Fisher). Deze
methode is gebaseerd op de reductie van koper door eiwitten in een zuur medium. De gereduceerde koperionen zullen door chelatie van BCA een paars eindproduct produceren. De absorbantie bij 560 nm wordt met de GloMax® spectrofotometer (Promega) gemeten (zie Bijlage 7).
2.8
Western blot analyse
Western blot is een analytische techniek waarbij één of meerdere eiwitten uit een mengsel van
eiwitten gedetecteerd worden met behulp van specifieke antilichamen. Tijdens de gelelektroforese worden gedenatureerde eiwitten op basis van hun grootte gescheiden. De gescheiden eiwitten worden getransfereerd naar een nitrocellulosemembraan en geïncubeerd met antilichamen die gericht zijn tegen het eiwit van interesse. Detectie gebeurt via op luminol gebaseerde
chemische luminescentie. Het Western blot protocol kan teruggevonden worden in de bijlage
(zie Bijlage 8).
2.9
Transfectie van cellen
HEK293TN cellen worden in een 6-well plaat uitgezaaid aan 400000 cellen per ml. De cellen
worden 24 uur geïncubeerd op 37°C. Enkele uren voor de transfectie wordt het medium voorzichtig ververst. De transfectie wordt uitgevoerd met een ECT2L-GFP (Vectorbuilder) en
ECT2L-3xFLAG vector (Vectorbuilder) met de JetPEI® kit (PolyPlus transfection). JetPEI®
verpakt de vectoren in positief geladen partikels die binden met de celmembraan en via endocytose worden opgenomen. Voor de JetPEI® transfectie worden NaCl, ECT2L-GFP of ECT2L3xFLAG vector en JetPEI® samengebracht en druppelsgewijs op de cellen gebracht. De cellen
worden bij 37°C gehouden en na 48 uur geoogst. Er worden ook microscoopslides gemaakt die
onder de fluorescentie- en confocale microscoop worden geanalyseerd (zie Bijlage 9).
19
De ECT2L-GFP vector zal aanleiding geven tot een ECT2L-GFP fusie-eiwit. Dit fusie-eiwit
laat toe om via confocale of fluorescentiemicroscopie de cellulaire lokalisatie van ECT2L te
bepalen. Aangezien ECT2L een fusie vormt met GFP, zal het ECT2L eiwit zich automatisch
bevinden op de plaats waar groen signaal van het GFP wordt waargenomen (Figuur 8). De
ECT2L-3xFLAG vector daarentegen geeft aanleiding tot een ECT2L-3xFLAG fusie-eiwit.
Tussen de 3xFLAG sequentie en GFP sequentie zit er echter een stop waardoor GFP geen fusieeiwit met ECT2L-3xFLAG kan vormen (Figuur 9). Deze vector doet dus dienst als controle
door GFP lokalisatie zonder ECT2L-fusie.
Figuur 9: A. Vectormap van de ECT2L-GFP vector. De Rous sarcoma virus (RSV) promotor laat Tat-onafhankelijke productie van viraal mRNA toe. HIV-1 getrunceerde 5’ long terminal repeat (LTR) regio zorgt voor verpakking van virale partikels en reverse transcriptie van viraal mRNA. HIV-1 psi (Ψ) zorgt eveneens voor verpakkingssignalen. HIV-1 Reverse response element (RRE) zorgt voor nucleaire migratie van viraal mRNA. Central
polypurine tract (cPPT) facilliteert nucleaire import van HIV-1 cDNA. De phosphoglycerate kinase promotor
(PGK), gevolgd door de Kozak sequentie, de sequentie voor GFP (EGFP) en het hECT2L leiden tot het ECT2LGFP fusie-eiwit. Woodchuck hepatitis virus posttrancriptional regulatory element (WPRE) facilliteert de terminatie van trancriptie aan de 3’ LTR. ΔU3/3' LTR is het HIV-1 getrunceerde 3’ LTR dat virale packaging toelaat.
Dit element bevat eveneens een polyadenylatiesignaal voor polyadenylatie van het mRNA in getransduceerde cellen, net zoals SV40. Het ampiciline resistentiegen functioneert als een selectiemerker. De pUC origine of replication (ORI) laat toe om de vector te repliceren en onderhouden in E. coli. B. Vectormap van de ECT2L-3xFLAG
vector. Alle elementen die bij A. besproken werden, komen hier terug. De PGK promotor, gevolgd door de Kozak
sequentie, de sequentie voor het 3xFLAG en het ECT2L eiwit leiden hier tot de vorming van een ECT2L-3xFLAG
fusie-eiwit. Tussen de sequentie voor GFP (EGFP) en de 3xFLAG sequentie zit een internal ribosome entry site
(IRES), die toelaat om opnieuw translatie te starten en zorgt voor de vorming van het GFP eiwit. Vermits er tussen
de EGFP en 3xFLAG een linker (IRES) zit, zal GFP geen fusie-eiwit vormen met het ECT2L-3xFLAG eiwit.
20
3.
RESULTATEN
3.1
Expressie in T-ALL cellijnen
3.1.1
Visualisatie van het ECT2L eiwit in T-ALL cellijnen met Western blot
Er werd een Western blot analyse uitgevoerd op enkele T-ALL cellijnen om de expressie van
ECT2L in deze cellijnen te controleren. Hiervoor werden twee ECT2L antilichamen gebruikt
(Sigma-Aldrich en LifeSpan BioSciences). Op deze manier kunnen de resultaten worden vergeleken en kan het beste ECT2L antilichaam worden geselecteerd voor verdere experimenten.
Het ECT2L eiwit heeft een grootte van 104 kDa. Het antilichaam van Sigma-Aldrich toont een
bandje ter hoogte van 70 kDa (Figuur 10). Bij de T-ALL cellijn LOUCY wordt er echter geen
signaal waargenomen. Na kwantificatie met β-actine (42 kDa) blijkt echter dat er geen staal
werd geladen voor LOUCY. Voor alle T-ALL cellijnen, met uitzondering van LOUCY, wordt
er geen bandje ter hoogte van 104 kDa voor ECT2L geobserveerd.
70 kDa
42 kDa
Figuur 10: Western blot analyse op T-ALL cellijnen met het ECT2L antilichaam van Sigma-Aldrich (links) en
kwantificatie met β-actine (rechts). Voor LOUCY werd er geen ECT2L signaal waargenomen, maar na kwantificatie met β-actine bleek er amper staal geladen. De andere T-ALL cellijnen vertonen wel bandjes, maar het is niet
duidelijk welk bandje specifiek voor ECT2L is.
Het antilichaam van LifeSpan BioSciences toont echter wel een bandje ter hoogte van 100 kDa,
maar eveneens een bandje op 70 kDa dat bij HSB-2 zelfs zeer uitgesproken is (Figuur 11). Het
is onduidelijk of dit aspecifieke binding van het antilichaam is of dat er mogelijk een ECT2L
variant in deze cellijn tot expressie komt waarop het antilichaam eveneens bindt. Ook hier wordt
er geen signaal ter hoogte van LOUCY waargenomen, maar kwantificatie met β-actine (42 kDa)
toont aan dat dit te wijten is door de afwezigheid/slechte kwaliteit van het staal.
21
100 kDa
70 kDa
42 kDa
Figuur 11: Western blot analyse op T-ALL cellijnen met het ECT2L antilichaam van LifeSpan BioSciences
(links) en kwantificatie met β-actine (rechts). Er wordt geen signaal voor LOUCY geobserveerd, hetgeen na
kwantificatie met β-actine (42 kDa) te wijten bleek aan de afwezigheid of slechte kwaliteit van het staal. De andere
T-ALL cellijnen vertonen wel een ECT2L signaal. Deze Western blot analyse toont ook bandjes ter hoogte van 70
kDa. Het is onduidelijk of dit door aspecificiteit van het antilichaam komt of toch specifiek voor ECT2L is.
3.1.2
ECT2L expressie analyse met qPCR in T-ALL cellijnen
De ECT2L expressie in verschillende T-ALL cellijnen werd geanalyseerd met qPCR. Er werd
een uitgebreid panel gekozen dat de volgende T-ALL cellijnen bevat: LOUCY, DND-41,
TALL-1, ALL-SIL, KOPTK-1, Karpas-45, PEER, HSB-2, MOLT-16, KE37, HBP-ALL en
Jurkat. HSB-2, LOUCY en PEER vertonen nagenoeg geen ECT2L expressie. De andere T-ALL
cellijnen vertonen wel wat expressie, doch is dit nog steeds heel laag (Figuur 12).
PEER
LOUCY
HSB-2
ALL-SIL
DND-41
TALL-1
KOPTK-1
HBP-ALL
MOLT-16
Karpas-45
KE37
4
3,5
3
2,5
2
1,5
1
0,5
0
Jurkat
Relatieve ECT2L expressie
ECT2L expressie in T-ALL cellijnen
T-ALL cellijnen
Figuur 12: ECT2L expressie in verschillende T-ALL cellijnen. In HSB-2, LOUCY en PEER blijkt de ECT2L
expressie afwezig. De andere T-ALL cellijnen vertonen wel wat expressie, maar dit is in combinatie met de lage
Cq waarden, nog steeds zeer laag tot haast onbestaande.
22
3.1.3
Visualisatie van het ECT2L eiwit in T-ALL cellijnen via Western blot analyse
met het Aviva Biology Systems antilichaam
Bij voorgaande experimenten kon de betrouwbaarheid van ECT2L antilichamen in vraag worden gesteld. Via antibodypedia (www.antibodypedia.com) werd er een antilichaam van Aviva
Biology Systems gekozen dat door het bedrijf gevalideerd werd via Western blot in de K-562
CML cellijn. Daarom werd K-562 als een positieve controle meegenomen in dit experiment.
Western blot analyse toont niet alleen bandjes ter hoogte van 100 kDa, maar ook rond 60 kDa
en 90 kDa (Figuur 13). De ladingscontrole β-actine (42 kDa) werd gebruikt voor kwantificatie
en toont aan dat er overal eenzelfde hoeveelheid staal werd geladen.
100 kDa
60 kDa
42 kDa
Figuur 13: Western blot analyse op T-ALL cellijnen met het ECT2L antilichaam van Aviva Systems Biology
(links) en kwantificatie met β-actine (rechts). Bij alle T-ALL cellijnen wordt een gelijkaardig bandenpatroon
geobserveerd. Rond 60 kDa worden er drie bandjes gezien, waarvan het niet duidelijk is of dit ECT2L is. Er wordt
eveneens een heel licht bandje bij 90 kDa gezien. Rond 104 kDa ligt eveneens een bandje voor ECT2L dat voor
DND-41 en CUTTL-1 zeer sterk aanwezig is. Voor de andere T-ALL cellijnen, met uitzondering van LOUCY, is
dit wat lichter. Voor LOUCY wordt er niet echt een bandje ter hoogte van 100 kDa gezien. Kwantificatie met βactine (42 kDa) toont overal een gelijke hoeveelheid geladen staal aan.
3.2
Expressie in humane weefsels
3.2.1
ECT2L expressie analyse met qPCR in humane weefsels
Er werd een qPCR uitgevoerd op het cDNA van verschillende humane weefsels (gift Prof. Dr.
P. Mestdagh) om de ECT2L expressie op RNA niveau te detecteren en te kwantificeren. De
resultaten tonen aan dat de eileider, long en trachea de hoogste expressie hebben, gevolgd door
het linker- en rechterventrikel, rechteratrium, vena cava, hart en ileum. De andere weefsels vertonen amper of geen ECT2L expressie (Figuur 14).
23
ECT2L expressie in humane weefsels
80,00
60,00
50,00
40,00
30,00
20,00
10,00
0,00
Trachea
Eileider
Long
Rechter ventrikel
Linker ventrikel
Linker atrium
Vena cava
Ileum
Hart
Rechter atrium
Proximale colon
Testikel
Duodenum
Prostaat
Blaas
Pericardium
Uterus
Hersenen
Cervix
Distale colon
Placenta
Vetweefsel
Slokdarm
Skeletaal spierweefsel
Pancreas
Schildklier
Thymus
Cerebellum
Frontale cortex
Karpas-45
Hersen striatum
Pariëtale cortex
Occipitale cortex
Hersenstam
Foetale hersenen
Bijnieren
Borst
Colon
Dunne darm
Eierstok
Jejunum
Lever
Lymfeknoop
Maag
Milt
Nier
Relatieve ECT2L expressie
70,00
Humane weefsels
Figuur 14: ECT2L expressie in de eileider, long en trachea is het hoogst. Het linkeratrium, linkerventrikel,
rechterventrikel, vena cava, hart en ileum vertonen een iets mindere ECT2L expressie. De expressie in de andere
weefsels is nagenoeg afwezig.
3.3
Expressie in muisweefsels
3.3.1
Visualisatie van het Ect2l eiwit in muisweefsels en MOLT-4 met Western blot
Er werden enkele muisweefsels geselecteerd op basis van de vorige verzamelde expressiedata.
Er werd gekozen voor de long, milt en lever. Naast enkele muisweefsels, werd ook MOLT-4
geselecteerd aangezien op RNA-sequentie data gezien werd dat deze T-ALL cellijn ECT2L
expressie zou moeten vertonen. Zowel het ECT2L antilichaam van Sigma-Aldrich als het antilichaam van LifeSpan BioSciences werden getest zodat het beste antilichaam voor verdere experimenten kan worden geselecteerd. Op het ogenblik van deze experimenten was het antilichaam van Aviva Biology Systems nog niet beschikbaar. Western blot op de lever, long en milt
van muizen en MOLT-4 met het ECT2L Sigma-Aldrich antilichaam toont opnieuw veel bandjes aan (Figuur 15). Ter hoogte van 100 kDa wordt er eigenlijk voornamelijk bij de lever signaal
waargenomen. Opnieuw worden er bandjes ter hoogte van 70 kDa geobserveerd. Kwantificatie
met β-actine (42 kDa) toonde aan dat er voor de lever minder staal geladen werd.
24
100 kDa
70 kDa
42 kDa
Figuur 15: Western blot analyse op de lever, long en milt van muizen en MOLT-4 met het ECT2L SigmaAldrich antilichaam (links) en kwantificatie met β-actine (rechts). Lever en long vertonen een bandje ter hoogte
van 30 kDa dat niet verklaard kan worden. Ter hoogte van 70 kDa zien we voor alle stalen een bandje dat voor
de lever en MOLT-4 zeer uitgesproken is, maar voor de long en milt minder aanwezig is. Het bandje op een hoogte
van 100 kDa is zeer prominent voor de lever, maar minder voor de andere stalen. Kwantificatie met β-actine (42
kDa) toont aan dat er voor de lever iets minder staal geladen werd.
Western blot analyse op de lever, long en milt van muizen en MOLT-4 met het ECT2L LifeSpan
BioSciences antilichaam toont heel wat minder aspecificiteit (Figuur 16). Er wordt signaal ter
hoogte van 100 kDa gezien voor de lever en MOLT-4, maar niet voor de long en de milt.
100 kDa
70 kDa
42 kDa
Figuur 16: Western blot analyse op de lever, long en milt van muizen en MOLT-4 met het ECT2L LifeSpan
BioSciences antilichaam (links) en kwantificatie met β-actine (rechts). Voor de lever en MOLT-4 wordt er een
bandje ter hoogte van 70 kDa en 100 kDa gezien dat afwezig is voor de andere stalen. Kwantificatie met β-actine
(42 kDa) toont aan dat er voor de lever minder staal geladen werd in vergelijking met de andere stalen die wel
een gelijkaardig β-actine patroon vertonen.
25
3.3.2
Ect2l expressie analyse met qPCR op selectie van muisweefsels
Een wild type muis werd opgeofferd en de milt, lever, long, thymus en hartweefsel werden
geïsoleerd. De cellen werden geoogst voor genexpressie analyse en Western blot. Uit de qPCR
data blijkt dat de long een hoge Ect2l expressie vertoont, analoog aan het humaan longweefsel.
Het hart vertoont een lage expressie, eveneens overeenkomstig met humaan hartweefsel. De
lever, milt en thymus vertonen geen expressie (Figuur 17).
Ect2l expressie in muisweefsels
Relatieve Ect2l expressie
12,00
10,00
8,00
6,00
4,00
2,00
0,00
Long
Hart
Milt
Lever
Thymus
Muisweefsels
Figuur 17: Ect2l expressie in muisweefsels. Ect2l expressie in longweefsel van de muis blijkt hoog, in hartweefsel laag en in de overige weefsels haast onbestaande. De resultaten bevestigen de eerder gevonden resultaten uit
het experiment op humane weefsels.
3.3.3
Visualisatie van het ECT2L eiwit in muisweefsels via Western blot analyse met
het Aviva Biology Systems antilichaam
Er werd een western blot uitgevoerd op deze weefsels om de expressie van ECT2L te bestuderen. De vorige twee ECT2L antilichamen (Sigma-Aldrich en LifeSpan BioSciences) gaven niet
echt een duidelijk bandje ter hoogte van 104 kDa. Het antilichaam van Aviva Biology Systems
werd daarom gebruikt in de hoop een beter antilichaam te vinden voor ECT2L. Dit experiment
werd uitgevoerd op cel pellets die werden verkregen uit dezelfde weefsels als waarop bovenstaande qPCR werd uitgevoerd. Er was echter geen cel pellet van het hart beschikbaar voor
Western blot. De resultaten tonen ter hoogte van de lever “een smeer” aan. Er wordt hetzelfde
patroon geobserveerd als bij de voorgaande blots, namelijk een signaal ter hoogte van 100 kDa
en 70kDa. De long toont nu wel een bandje op 100 kDa in tegenstelling tot de vorige antilichamen. Kwantificatie met β-actine (42 kDa) toont minder geladen staal aan voor de lever, waarschijnlijk door de slechte kwaliteit van het staal door incomplete cellyse (Figuur 18).
26
100 kDa
70 kDa
42 kDa
30 kDa
Figuur 18: Western blot analyse op de long, lever, milt en thymus van muizen met het ECT2L Aviva Biology
Systems antilichaam (links) en kwantificatie met β-actine (rechts). De lever vertoont een smeer. Er worden lichte
bandjes ter hoogte van 30 kDa gezien. Opnieuw is er rond 60 à 70 kDa een duidelijk signaal. Ter hoogte van 104
kDa zijn er bandjes zichtbaar voor de long, lever en thymus maar niet voor de milt. β-actine kwantificatie toont
minder geladen staal voor de lever aan.
3.4
ECT2L expressie in longkanker cellijnen
3.4.1
ECT2L expressie analyse met qPCR in longkanker cellijnen
Aangezien de expressie van ECT2L in de T-ALL cellijnen haast onbestaande is, werd er gekozen om te kijken naar de expressie in longkanker cellijnen. Voorgaande expressiedata en experimenten tonen immers aan dat ECT2L hoog tot expressie komt in de longen. Op basis van
publieke expressiedata en beschikbare cellijnen werd er gekozen voor H1650, H1975, H596,
H69V, Calu1 en A549 (gift Prof. Dr. Karim Vermaelen) (Tabel 2). De long werd gebruikt als
positieve controle en de milt als negatieve controle. De resultaten uit de genexpressie analyse
tonen echter geen ECT2L expressie in de longkanker cellijnen aan (Figuur 19). Aangezien de
positieve longcontrole een goede expressie vertoont en de negatieve controle geen expressie,
kan er wel met zekerheid gesteld worden dat het experiment geslaagd is (Figuur 20).
Tabel 2: Longkanker cellijnen en hun oorspronkelijke origine.
Naam
H1650
H1975
Calu1
A549
H69V
H596
Type
Bronchoal-
Niet-klein-
Niet-klein-
Longcarcinoom
Kleincellig
Adeno-
veolair
cellig long-
cellig long-
enkele karakteristie-
longcarci-
squameus
adenocar-
adenocarci-
carcinoom
ken van type II alveo-
noom
carcinoom
cinoom
noom
met
laire epitheliale cellen
27
ECT2L expressie in longkanker cellijnen
Relatieve ECT2L expressie
1,6
1,4
1,2
1
0,8
0,6
0,4
0,2
0
A549
Calu1
H1650
H1975
H596
H69V
Longkanker cellijnen
Figuur 19: Genexpressie analyse voor ECT2L in longkanker cellijnen. In combinatie met de lage geobserveerde
Cq waarden kan er gesteld worden dat de expressie in deze longkanker cellijnen laag is.
Relatieve ECT2L expressie
ECT2L expressie in longkanker cellijnen
350
300
250
200
150
100
50
0
Long positieve controle
Milt negatieve controle
Figuur 20: Genexpressie analyse voor ECT2L in de long (positieve controle) en milt (negatieve controle). De
long toont een duidelijke ECT2L expressie, terwijl de milt geen expressie vertoont. Deze resultaten tonen aan dat
het experiment wel degelijk gelukt is.
Op dit moment was er genexpressie data beschikbaar uit de Cancer Cell Line Encyclopedia
(CCLE) van H69 waaruit blijkt dat de reads van ECT2L voornamelijk ter hoogte van de eerste
exonen gelegen zijn (Figuur 21). De primers die bij bovenstaand experiment gebruikt werden
zijn echter gericht tegen exon 21 en 22 waar veel minder reads liggen (Figuur 22). Daarom
werd er besloten om dit experiment te herhalen met nieuwe primers. Primerpaar 1 is gericht
tegen exon 7/8 en primerpaar 2 tegen exon 8/9.
28
exonen 7
8
9
Figuur 21: Analyse van CCLE data voor ECT2L in de longkanker cellijn H69 in Integrative Genomics Viewer.
Ter hoogte van exon 7, 8 en 9 is een groot aantal van de reads gelegen.
exon 21 en 22
Figuur 22: Analyse van CCLE data voor ECT2L in de longkanker cellijn H69 in Integrative Genomics Viewer.
De eerstgebruikte primers binden ter hoogte van exon 21 en 22 waar minder reads gelegen zijn.
3.4.2
ECT2L expressie analyse met qPCR in longkanker cellijnen met nieuwe primers
De ECT2L expressie in longkanker cellijnen werd met nieuw ontwikkelde primers opnieuw
nagegaan. Deze nieuwe primerparen kunnen echter geen betere ECT2L expressie aantonen (Figuren 23 en 24).
29
ECT2L expressie in longkanker cellijnen
4,50
ECT2L expressie primerpaar 1
Relatieve ECT2L expressie
4,00
ECT2L expressie primerpaar 2
3,50
3,00
2,50
2,00
1,50
1,00
0,50
0,00
A549
-0,50
Calu1
H1650
H1975
H596
H69V
Longkanker cellijnen
Figuur 23: ECT2L expressie in longkanker cellijnen met de nieuw ontwikkelde primers. Deze nieuwe primers
konden geen betere ECT2L expressie aantonen in de verschillende longkanker cellijnen.
Relatieve ECT2L expressie
ECT2L expressie in longkanker cellijnen
8.00
7.00
6.00
ECT2L expressie primerpaar 1
5.00
ECT2L expressie primerpaar 2
4.00
3.00
2.00
1.00
0.00
Long positieve controle
Milt negatieve controle
Figuur 24: ECT2L expressie in longkankercellijnen met de nieuw ontwikkelde primers. De long werd gebruikt
als positieve controle en vertoont duidelijk ECT2L expressie. De milt is een negatieve controle en vertoont geen
expressie. Op basis hiervan kan er besloten worden dat het experiment geslaagd is.
3.5
Cellulaire lokalisatie van het ECT2L eiwit
3.5.1 Visualisatie van ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN
cellen
HEK293TN cellen werden getransfecteerd met ECT2L-GFP, na 48 uur gevisualiseerd met de
invertmicroscoop en gefixeerd na een DAPI-kleuring (Figuren 25 en 26). HEK293TN cellen
werden eveneens getransfecteerd met ECT2L-3xFLAG vectoren en na 48 uur gevisualiseerd
met de invertmicroscoop (Figuur 27).
30
Figuur 25: Fluorescente imaging van ECT2L-GFP getransfecteerde HEK293TN cellen. A. Algemeen overzichtsbeeld van de ECT2L-GFP getransfecteerde HEK293TN cellen op een 4x vergroting. B. Beeld van de getransfecteerde ECT2L-GFP HEK293TN cellen met een GFP filter op een 10x vergroting. De aanwezigheid van
groene cellen toont aan dat de transfectie succesvol is. C. Beeld van de getransfecteerde ECT2L-GFP HEK293TN
cellen met een GFP filter op een 20x vergroting. ECT2L vormt een fusie-eiwit met GFP, waardoor de aanwezigheid van GFP signaal automatisch betekent dat ook ECT2L hier zich bevindt. D. Beeld van de getransfecteerde
ECT2L-GFP HEK293TN cellen met een GFP filter op een 40x vergroting.
A
B
C
Figuur 26: Confocale imaging van HEK293TN cellen getransfecteerd met een ECT2L-GFP vector en vervolgens gefixeerd na DAPI kleuring van de kern. A. Overzichtsbeeld van ECT2L-GFP getransfecteerde cellen die
gekleurd werden met DAPI. Het groene signaal bevindt zich in het cytoplasma. B. Beeld van ECT2L-GFP getransfecteerde cellen. Het groene GFP signaal is in het cytoplasma te zien. C. In verschillende cellen werden er één of
twee groene spots in het cytoplasma gevonden, die met ECT2L lijken geassocieerd te zijn.
31
Figuur 27: Fluorescente imaging van ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN cellen A. Algemeen overzichtsbeeld van de ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN cellen op een 4x vergroting. B. Beeld van de
getransfecteerde ECT2L-3xFLAG HEK293TN cellen met een GFP filter op een 10x vergroting. De aanwezigheid
van enkele groene cellen toont aan dat de transfectie succesvol is, maar het aantal groene cellen is echter wel heel
laag. C en D. Beeld van de getransfecteerde ECT2L-GFP HEK293TN cellen met een GFP filter op een 20x vergroting. ECT2L-3xFLAG vormt geen fusie-eiwit met GFP, hetgeen betekent dat GFP doorheen de hele cel aanwezig is. Dit beeld kan dienen als een controle voor de ECT2L-GFP getransfecteerde cellen.
3.5.2
Validatie van de ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG transfectie met qPCR
De hierboven beschreven transfectie experimenten met ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG worden op RNA niveau bevestigd. Als negatieve controle worden niet-getransfecteerde cellen meegenomen. De qPCR resultaten tonen een hoge GFP en ECT2L expressie aan voor de ECT2LGFP getransfecteerde HEK293TN cellen alsook voor de positive controle zijnde ECT2L-GFP
getransfecteerde HEK293TN cellen waarvan in het verleden reeds gevalideerd werd dat deze
ECT2L en GFP tot overexpressie brengen (Figuur 28). In de ECT2L-3xFLAG getransfecteerde
cellen wordt echter maar een zeer beperkte expressie waargenomen (Figuur 29) in vergelijking
met de ECT2L-GFP getransfecteerde cellen. De positieve controle toont een sterke ECT2L en
GFP expressie waardoor er besloten kan worden dat het experiment is gelukt.
32
Validatie van ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG
getransfecteerde HEK293TN cellen
6.50
6.00
Relatieve ECT2L expressie
5.50
5.00
4.50
4.00
3.50
3.00
2.50
2.00
ECT2L
1.50
GFP
1.00
0.50
0.00
ECT2L-3xFLAG
ECT2L-3xFLAG
controle
ECT2L-GFP
ECT2L-GFP controle
GFP positieve
controle
ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN cellen
Figuur 28: Validatie van ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN cellen. De positieve
controle, zijnde getransfecteerde HEK293TN cellen waarvan reeds in het verleden werd gevalideerd dat deze
ECT2L en GFP tot overexpressie brengen, toont inderdaad een hoge ECT2L en GFP expressie aan waardoor er
besloten kan worden dat het experiment succesvol was. De ECT2L-GFP getransfecteerde cellen tonen een hoge
ECT2L en GFP expressie aan waardoor de lichtmicroscopische beelden bevestigd kunnen worden en dat er kan
aangenomen worden dat de transfectie gelukt is. De ECT2L-3xFLAG getransfecteerde cellen tonen een lage GFP
en ECT2L expressie aan, hetgeen ook de lage aanwezigheid van groene cellen op de lichtmicroscopische beelden
bevestigt. De ECT2L-3xFLAG transfectie was dus minder succesvol.
Relatieve ECT2L expressie
Validatie van ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG
getransfecteerde HEK293TN cellen
detail ECT2L-3xFLAG
3
ECT2L
2,5
GFP
2
1,5
1
0,5
0
ECT2L-3xFLAG
ECT2L-3xFLAG controle
Figuur 29: Detail van ECT2L-3xFLAG getransfecteerde HEK293TN cellen. De resultaten tonen een zeer lage
ECT2L en GFP expressie, hetgeen de fluorescentie microscopie data bevestigt. Deze ECT2L-3xFLAG transfectie
blijkt dus niet efficiënt.
33
3.5.3
Validatie van de ECT2L-GFP transfectie met Western blot analyse
De goede werking van de primers en antilichamen wordt bevestigd via Western blot analyse op
ECT2L-GFP getransfecteerde HEK293TN cellen (Figuur 30). Als controle worden er niet-getransfecteerde HEK293TN cellen meegenomen. Het ECT2L-GFP fusie-eiwit heeft een moleculair gewicht van 129 kDa, terwijl het GFP eiwit een grootte van 25 kDa heeft. Opmerkelijk
is dat het bandje van ECT2L zowel in de controle als in de ECT2L-GFP getransfecteerde cellen
op eenzelfde hoogte lijken te liggen terwijl het ECT2L eiwit 104 kDa groot is en het ECT2LGFP fusie-eiwit 129 kDa. Kwantificatie met β-actine (42 kDa) toont aan dat er overal een gelijke hoeveelheid staal geladen werd (Figuur 31).
130 Da
130 kDa
130 kDa
130 kDa
130 kDa
130 kDa
Figuur 30: Validatie van de ECT2L-GFP getransfecteerde cellen met Western blot analyse. A, B en C. Western
blot analyse met het GFP antilichaam toont een duidelijke band aan ter hoogte van 130 kDa aan. D. Western blot
analyse met het Sigma-Aldrich antilichaam toont in de controle cellen geen band aan voor ECT2L ter hoogte van
104 kDa en voor de ECT2L-GFP getransfecteerde cellen wel een bandje ter hoogte van 130 kDa. E en F. Western
blot analyse met het antilichaam van Aviva Biology Systems (E) en LifeSpan BioSciences antilichaam (F) toont in
de controle cellen een band aan voor ECT2L die op dezelfde hoogte als de band voor het ECT2L-GFP fusie-eiwit
ligt.
34
42 kDa
Figuur 31: Validatie van de ECT2L-GFP getransfecteerde cellen met Western blot analyse. A. Kwantificatie
met β-actine op de Western blot met het Sigma-Aldrich antilichaam toont overal een gelijk geladen hoeveelheid
staal aan. B. Kwantificatie met β-actine (42 kDa) op de Western blot met het Aviva Biology Systems antilichaam
toont overal een gelijk geladen hoeveelheid staal aan. C. Kwantificatie met β-actine op de Western blot met het
Life Span BioSciences antilichaam toont overal een gelijk geladen hoeveelheid staal aan.
3.6
Conditioneel Ect2l knockout muismodel
3.6.1
Conditioneel Ect2l knockout muismodel
3.6.1.1
Uitkruisen van FlpE en inkruisen van Vav-iCre
Deze kweken werden opgestart met als doel het verkrijgen van Ect2l fl/fl FlpE +/+ Vav-iCre tg/+
muizen (Figuur 32).
Figuur 32: Uitkruisen van FlpE en inkruisen van Vav-iCre. A. Deze kweek werd opgezet met het oog op verkrijgen van Ect2l fl/fl FlpE
+/+
Vav-iCre
+/+
muizen. B en C. Deze kweken werden opgezet met het oog op verkrijgen
van Ect2l fl/fl FlpE +/+ Vav-iCre tg/+ muizen.
Het genotyperen van de nakomelingen gebeurt met een PCR reactie zoals bij “Materialen en
methoden” besproken. Een Ect2l wild type allel geeft een bandje van 194 bp en een Ect2l floxed
allel een fragment van 255 bp. Het FlpE recombinase zal, indien aanwezig, een bandje van
ongeveer 725 bp geven. De interne controle die samen met FlpE gebruikt wordt, moet echter
35
altijd zichtbaar zijn en een band ter hoogte van 324 bp geven. Indien het Vav-iCre transgen
aanwezig is, verwachten we een bandje met een grootte van 320 bp. De LabChip resultaten
kunnen worden geraadpleegd in Figuren A - I in Bijlage 10. De resultaten worden samengevat
in onderstaande tabellen (Tabel 3 - 5).
Tabel 3: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek A. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE en Vav-iCre status weergegeven.
Nakomelingen kweek A
UZG-018283-15
UZG-018284-15
UZG-018285-15
UZG-018286-15
UZG-018287-15
UZG-018288-15
UZG-018289-15
UZG-018508-15
UZG-018509-15
Geslacht
♀
♀
♀
♀
♀
♂
♂
♂
♂
Ect2l
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
+/+
+/+
+/+
+/+
Vav-iCre
tg/+
tg/+
+/+
tg/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
FlpE
+/+
+/+
tg/+
tg/+
+/+
tg/+
tg/+
+/+
tg/+
Tabel 4: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek B. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE en Vav-iCre status weergegeven.
Nakomelingen kweek B
UZG-018258-15
UZG-018259-15
UZG-018260-15
UZG-018261-15
UZG-018262-15
UZG-018263-15
UZG-018264-15
UZG-018265-15
UZG-018266-15
Geslacht
♀
♀
♀
♀
♂
♂
♂
♀
♀
Ect2l
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
+/+
Vav-iCre
+/+
tg/+
+/+
tg/+
tg/+
+/+
+/+
tg/+
/
FlpE
+/+
+/+
tg/+
+/+
tg/+
tg/+
tg/+
tg/+
/
Tabel 5: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek C. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE en Vav-iCre status weergegeven.
Nakomelingen kweek C
UZG-018267-15
UZG-018268-15
UZG-018269-15
UZG-018270-15
UZG-018271-15
UZG-018507-15
UZG-018510-15
Geslacht
♀
♀
♀
♀
♂
♂
♂
Ect2l
fl/+
fl/+
fl/+
fl/+
+/+
fl/+
+/+
Vav-iCre
tg/+
tg/+
+/+
+/+
+/+
/
tg/+
FlpE
tg/+
+/+
tg/+
tg/+
tg/+
tg/+
tg/+
36
Deze kweken werden opgestart met als doel het verkrijgen van Ect2l fl/+ FlpE +/+ Vav-iCre tg/+
muizen (Figuur 33).
Figuur 33: Uitkruisen van FlpE en inkruisen van Vav-iCre. D, E en F. Deze kweken werd opgezet met het oog
op verkrijgen van Ect2l fl/+ FlpE +/+ Vav-iCre tg/+ muizen.
Tijdens het verloop van deze thesis werd vernomen dat het Vav-iCre transgen leaky expressie
kan vertonen in de germline cellen (persoonlijke mededeling Dr. Steven Goossens). Hierdoor
bestaat de mogelijkheid dat in sommige muizen Ect2L-floxed muizen na inkruisen van het VaviCre transgen, Ect2l gedeleteerd wordt en doorgegeven naar de nakomelingen. Daarom wordt
er een bijkomende PCR gedaan met drie primers. Met deze drie primers wordt er voor het Ect2l
wild type allel een fragment van 222 bp en voor een Ect2l floxed allel 283 bp gezien. Indien
excisie van exon 3 heeft plaatsgevonden, wordt er een amplicon van 175 bp waargenomen. De
LabChip resultaten kunnen worden geraadpleegd in Figuren J - R in Bijlage 10. De resultaten
worden samengevat in onderstaande tabellen (Tabel 6 - 8).
Tabel 6: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek D. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE, Vav-iCre en Ect2l excisie status weergegeven.
Nakomelingen kweek D
UZG-021156-15
UZG-021157-15
UZG-021158-15
UZG-021159-15
UZG-021160-15
UZG-021161-15
Geslacht
♀
♂
♀
♀
♀
♀
Ect2l
fl/+
+
+
fl/+
+
+
Vav-iCre
+/+
+/+
+/+
tg/+
+/+
tg/+
Excisie Ect2l
Ect2l fl/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l fl/+
Ect2l +/Ect2l +/+
37
Tabel 7: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek E. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE, Vav-iCre en Ect2l excisie status weergegeven.
Nakomelingen kweek E
UZG-021014-15
UZG-021015-15
UZG-021016-15
UZG-021017-15
UZG-021018-15
Geslacht
♂
♀
♂
♀
♂
Ect2l
fl
fl
+
+
+
Vav-iCre
/
tg/+
tg/+
tg/+
+/+
Excisie Ect2l
Ect2l +/Ect2l +/Ect2l +/Ect2l +/Ect2l +/+
Tabel 8: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek F. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE, Vav-iCre en Ect2l excisie status weergegeven.
Nakomelingen kweek F
UZG-021019-15
UZG-021020-15
UZG-021021-15
UZG-021022-15
UZG-021023-15
UZG-021024-15
UZG-021025-15
Geslacht
♀
♂
♂
♀
♂
♀
♂
Ect2l
fl/+
fl/+
+
fl/+
+
fl/+
fl/+
Vav-iCre
+/+
+/+
tg/+
tg/+
tg/+
tg/+
+/+
Excisie Ect2l
Ect2l fl/+
Ect2l fl/+
Ect2l +/+
Ect2l fl/+
Ect2l +/+
Ect2l fl/+
Ect2l fl/+
3.6.1.2 Kweken van Ect2l fl/fl muizen
Aangezien uit bovenstaande genotyperingen werd bevestigd dat een aantal muizen een constitutieve deletie van één Ect2L bevatten, kon een kweek worden opgestart met als doel het verkrijgen van Ect2l fl/fl FlpE +/+ en Vav-iCre +/+ muizen (Figuur 34).
Figuur 34: Kweken van Ect2l fl/fl muizen G. Deze kweek werd opgezet met het oog op verkrijgen van Ect2l
conditionele knockout muizen: Ect2l fl/fl FlpE +/+ Vav-iCre +/+.
De LabChip resultaten kunnen worden geraadpleegd in Figuren S – V in Bijlage 10. De resultaten worden samengevat in onderstaande tabel (Tabel 9).
38
Tabel 9: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek G. In de tabel zijn UZG nummer, geslacht,
Ect2l, FlpE, Vav-iCre en Ect2l excisie status weergegeven.
Nakomelingen kweek G
UZG-004195-16
UZG-004196-16
UZG-004197-16
UZG-004198-16
UZG-004199-16
UZG-004200-16
UZG-004201-16
UZG-004202-16
UZG-004203-16
UZG-004204-16
3.6.2
Geslacht
♀
♂
♂
♂
♂
♂
♀
♂
♂
♀
Ect2l
FlpE
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
/
+/+
+/+
fl/fl
fl/+
fl/+
fl/+
fl/fl
fl/fl
Vav-iCre
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
+/+
Excisie Ect2l
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l +/+
Ect2l full knockout muismodel
Aangezien uit bovenstaande genotyperingen werd bevestigd dat een aantal muizen een constitutieve deletie van één Ect2L allel bevatten, kon een kweek worden opgestart met als doel het
verkrijgen van Ect2l full knockout muizen (Figuur 35).
Figuur 35: Kweken van full knockout muizen. H. Deze kweek werd opgezet met het oog op verkrijgen van
Ect2l full knockout muizen.
De LabChip resultaten kunnen worden geraadpleegd in Figuren W - Z Bijlage 10. De resultaten
worden samengevat in onderstaande tabel (Tabel 10).
Tabel 10: Samenvatting van alle nakomelingen bekomen uit kweek H. In de tabel zijn merknummer, geslacht,
Ect2l, FlpE, Vav-iCre en Ect2l excisie status weergegeven.
Nakomelingen kweek H
Geslacht
Ect2l
Vav-iCre
2
♂
+/+
3
♂
Geen bandjes te
zien aangezien een
knockout op 2 allelen is gebeurd en
LoxP_R niet meer
kan binden.
+/+
+/+
Excisie
Ect2l
Ect2l -/-
Ect2l +/-
39
3.7
Valideren full knockout muismodel
3.7.1
Genexpressie analyse met qPCR
Uit de opgezette full knockout kweek werd één full knockout muis bekomen volgens de Ect2l
genotypering. Via een genexpressie analyse met qPCR werd er nagegaan of er in het longweefsel effectief een knockout van Ect2l heeft plaatsgevonden. Er werd longweefsel van een wild
type Ect2l muis meegenomen als positieve controle. Uit de resultaten blijkt de expressie in
longweefsel van de full knockout muis afwezig, terwijl de positieve controle een duidelijk Ect2l
expressie vertoont (Figuur 36).
ECT2L expressie in longweefsel van full knockout muis
Relatieve ECT2L expressie
25
20
15
10
5
0
Long full knockout
Long positieve controle
Figuur 36: Validatie Ect2l full knockout model. Longweefsel van de full knockout muis vertoont geen Ect2l expressie, terwijl in de positieve controle, longweefsel van een wild type Ect2l muis, een duidelijke Ect2l expressie
kan worden waargenomen.
4.
BESPREKI NG
T-cel acute lymfoblastische leukemie is een agressieve hematologische tumor die ontstaat door
de maligne transformatie van precursor T-cellen. In 2012 werd er een studie gepubliceerd waarbij somatisch verworven mutaties in ECT2L bij ETP-ALL patiënten werden beschreven [21]. Er
kan worden aangenomen dat deze mutaties een verlies van de ECT2L expressie ECT2L veroorzaken. De rol van ECT2L in normale en maligne T-cel ontwikkeling is echter niet gekend en
moet nog worden opgehelderd. Ook in andere kankers blijkt ECT2L een mogelijke rol als tumorsuppressorgen te hebben, maar dit werd tot op heden nog niet onderzocht. Nochtans zou dit
kunnen leiden tot het beter begrijpen van de pathologie die gepaard gaat met T-ALL of andere
kankers.
40
4.1
Expressie in humane weefsels
De expressie van ECT2L werd gecontroleerd in een panel van 46 humane weefsels. De hoogste
expressie werd geobserveerd in de trachea, gevolgd door de eileider, longen, rechter- en linkerventrikel, linkeratrium en vena cava. De expressie in de andere weefsels is zeer laag tot nagenoeg haast onbestaande. Opmerkelijk is dat de thymus, cruciaal in de T-cel ontwikkeling, geen
ECT2L expressie vertoont. In de whole genome sequencing studie van Zhang et al. werden er
loss-of-function mutaties in ECT2L gedemonstreerd
[21]
. Een loss-of-function mutatie gaat
meestal gepaard met een gedeeltelijk of volledig verlies van de activiteit van het desbetreffende
eiwit. Er kan dus worden gespeculeerd dat gezonde weefsels een goede ECT2L expressie vertonen, dat een ECT2L loss-of-function mutatie leidt tot een vermindering of afwezige expressie
van ECT2L en dat dit mogelijk gerelateerd is aan het ontstaan van kanker. De resultaten van de
genexpressie analyse in humane weefsels lijken dit echter tegen te spreken, maar toch vertonen
deze een overeenkomst met de eerder gevonden expressiedata tijdens de literatuurstudie. In de
Illumina Body Map was de expressie van ECT2L zeer hoog in de longen, eierstokken, hart en
de testis [22]. Dit werd bevestigd door onze qPCR data, behalve voor de testikels. De mogelijke
rol van ECT2L in maligne T-cel ontwikkeling kan uit dit experiment niet echt bevestigd worden
vanwege de lage expressie in de thymus, maar de hoge expressie in de long daarentegen demonstreert mogelijk een rol voor ECT2L in longkanker geassocieerd met loss-of-function mutaties in dit gen.
4.2
ECT2L expressie in T-cellen gedurende verschillende fasen van de
T-cel ontwikkeling
Er werd naar de RNAseq data gekeken van de verschillende subsets van differentiërende Tcellen. In alle verschillende stadia werd echter erg lage expressie gevonden (zie Figuur i in
Bijlage 11).
4.3
Expressie in T-ALL cellijnen
Er is RNA sequentie data voor ECT2L in T-ALL cellijnen beschikbaar. De expressie van
ECT2L in deze cellijnen lijkt op het eerste zicht zeer laag (zie Figuur ii in Bijlage 12). Het is
moeilijk om een biologisch relevante FPKM cutoff waarde te bepalen, maar de FPKM waarden
die hier worden geobserveerd duiden op een erg lage expressie. Toch kan een gen dat geen
constitutieve (hoge) expressie vertoont functioneel nog steeds belangrijk zijn, bijvoorbeeld indien er opregulatie is onder invloed van bepaalde stimuli of temporeel tijdens een bepaalde fase
van de celcyclus.
41
Verschillende T-ALL cellijnen werden gescreend op de aanwezigheid van het ECT2L eiwit aan
de hand van Western blot analyse. In het Centrum voor Medische Genetica Gent waren er twee
antilichamen beschikbaar zijnde het antilichaam van Sigma-Aldrich en LifeSpan BioSciences.
Beide antilichamen werden getest om zo het beste te kunnen selecteren voor verdere experimenten. Voor het Sigma-Aldrich antilichaam werd er ter hoogte van ECT2L, dat een moleculair
gewicht van 104 kDa heeft, geen enkel signaal waargenomen. Er werd echter wel voor alle
cellijnen, met uitzondering van LOUCY, een bandje tussen 60 en 80 kDa geobserveerd. Voor
het antilichaam van LifeSpan BioSciences werd er eveneens, opnieuw met uitzondering van
LOUCY, een signaal tussen de 60 en 80 kDa waargenomen. Bij dit antilichaam wordt er wel
ter hoogte van 104 kDa een bandje geobserveerd. Omdat er voor beide antilichamen een signaal
rond 60 à 80 kDa werd gezien, werd Ensembl geraadpleegd om de grootte van eventuele ECT2L
alternatieve splice site varianten te controleren. Er werden echter geen splice site varianten gevonden van deze grootte, dus mogelijk gaat het om een aspecifieke binding van het antilichaam.
Omdat er een grote onzekerheid heerst over de correcte werking van beide antilichamen, werd
er op zoek gegaan naar een ander antilichaam. Er werd gekozen voor het antilichaam van Aviva
Biology Systems dat reeds gevalideerd werd met Western blot analyse in de K562 cellijn. Bij
deze validatie werden er bandjes gezien ter hoogte van 60 kDa, 95 kDa en 104 kDa (Figuur 37).
Dit is vergelijkbaar met de resultaten die werden gegenereerd in ons experiment. Het Aviva
Biology Systems antilichaam geeft een duidelijker beeld dan de vorige twee antilichamen. Een
verklaring voor de afwijkende bandjes op 60 kDa en 95 kDa wordt niet besproken door het
bedrijf en kan ook door ons niet worden verklaard. Mogelijk gaat het om een aspecifieke binding van het antilichaam. De specificiteit van de antilichamen voor ECT2L zou in de toekomst
kunnen getest worden door knockout experimenten, gevolgd door een Western blot analyse uit
te voeren.
Figuur 37: Validatie van het ECT2L antilichaam van Aviva Biology Systems via Western blot analyse in
K562 cellijn (lysaten 35 µg/laan). Het ECT2L eiwit wordt aangegeven door de pijl [41].
42
Ook op RNA niveau werd de ECT2L expressie nagegaan met een qPCR genexpressie analyse.
Er werd echter amper expressie in de T-ALL cellijnen waargenomen. Een mogelijke verklaring
is dat de primers niet goed werken, maar het lijkt onwaarschijnlijk aangezien deze primers ook
werden gebruikt in de genexpressie analyse experimenten op de humane weefsels waarbij wel
goede resultaten werden bekomen. Het vinden van een cellijn die ECT2L op een stabiele manier
tot uiting brengt is één van de beperkingen die in dit onderzoek werden geobserveerd. Een
stabiele ECT2L cellijn biedt immers de mogelijkheid om knockdown en knockout experimenten
uit te voeren. Het inactiveren van ECT2L in T-ALL cellen kan helpen om de effecten geassocieerd met het verlies van ECT2L op transcriptniveau na te gaan en de signaaltransductiepaden
downstream van ECT2L te onderzoeken. De cellulaire effecten die gepaard gaan met een verlies van ECT2L zoals veranderingen in celproliferatie, celoverleving en apoptose kunnen onderzocht worden met in vitro ECT2L knockout cellijnen. De functie van ECT2L als tumorsuppressorgen in maligne T-cellen zou op deze manier nader onderzocht kunnen worden. In de
toekomst zou de focus in dit onderzoek dus liggen op het vinden van zo’n stabiele ECT2L cellijn. NCI-60, een panel van 60 humane kanker cellijnen, werd eveneens gescreend op de aanwezigheid van ECT2L maar ook hier kon er geen cellijn worden geselecteerd met een abundante
ECT2L expressie. In een poging om toch een goede cellijn te vinden voor verdere experimenten
in deze masterproef en gezond longweefsel een goede ECT2L expressie vertoont, werd er gekozen om te kijken naar de expressie van dit gen in longkanker cellijnen.
4.4
Focus op longkanker cellijnen
In samenwerking met de onderzoeksgroep van Prof. Karim Vermaelen werden er cel pellets
van verscheidene longkanker cellijnen verkregen. De expressie van ECT2L in deze longkanker
cellijnen werd nagegaan aan de hand van genexpressie analyse met qPCR. Opnieuw kon er
echter geen ECT2L expressie worden waargenomen. Mogelijk is er gewoon geen ECT2L expressie in deze longkanker cellijnen ofwel werken de primers niet goed. Deze gebruikte primers
zijn gericht tegen exon 21 en 22 van het ECT2L gen. Uit CCLE data van H69 blijkt echter dat
de ECT2L reads voornamelijk ter hoogte van de eerste exonen worden gedetecteerd en niet ter
hoogte van de achterste exonen (Figuren 22 en 23). Daarom werden er nieuwe primerparen
ontwikkeld tegen exon 7/8 en exon 8/9. Het genexpressie experiment werd vervolgens met de
nieuwe primers herhaald, maar ook nu kon er geen goede expressie in deze longkanker cellijnen
worden aangetoond. Deze lage expressie van ECT2L in de T-ALL en longkanker cellijnen suggereert echter een mogelijke rol van ECT2L als tumorsuppressorgen, aangezien kankercellen
alleen kunnen groeien als ECT2L expressie laag of afwezig is en gezond longweefsel wel een
43
goede expressie vertoont. Loss-of-function mutaties in tumorsuppressorgenen zorgen er namelijk voor dat de celcyclus niet meer wordt afgeremd en dat cellen slechts enkele stappen van
kanker verwijderd zijn. Concreet betekent dit dat kankercellen vrij kunnen groeien indien een
loss-of-function in een tumorsuppressorgen, in dit geval ECT2L, heeft opgetreden samen met
andere genetische wijzigingen. Het is ook mogelijk dat ECT2L alleen in bepaalde subtypes van
longweefsel tot expressie komt die verschillen van het weefsel of de lijn waarvan de onderzochte longkanker cellijnen afkomstig zijn. Verder onderzoek is noodzakelijk.
Er werd eveneens geprobeerd om ECT2L tot overexpressie te brengen via transductie en transfectie experimenten met een ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG vector in de A549 longkanker
cellijn om de effecten van ECT2L activatie te bestuderen in cellen waarin endogene ECT2L
expressie voorkomt. Na transfectie en transductie kon er echter geen enkele cel worden gedetecteerd die GFP tot expressie bracht. Een mogelijke verklaring is dat de PGK1 promotor in de
ECT2L vectoren niet of slecht werkzaam is in de A549 cellijn. Er werd vervolgens besloten
om deze experimenten te herhalen, maar deze keer in HEK293TN cellen waar gebruik van de
PGK promoter wel tot sterke overexpressie leidt.
4.5
Cellulaire lokalisatie
HEK293TN cellen werden getransfecteerd met ECT2L-GFP en ECT2L-3xFLAG vectoren. De
aanwezigheid van een GFP proteïne in beide vectoren stelt ons niet alleen in staat om voor de
cellen die de vector hebben opgenomen te selecteren, maar het feit dat GFP met ECT2L een
fusie-eiwit vormt in de ECT2L-GFP vector laat ons ook toe om de cellulaire lokalisatie van
ECT2L te bepalen. De ECT2L-3xFLAG vector bevat naast een ECT2L-3xFLAG fusie-eiwit,
ook een GFP eiwit dat geen fusie vormt met ECT2L. Op deze manier functioneert deze vector
als een controle voor de ECT2L-GFP vector. De resultaten van de qPCR en Western blot analyse bevestigen dat de ECT2L-GFP transfectie succesvol was. Opmerkelijk is dat via Western
blot werd gezien dat het ECT2L-GFP fusie-eiwit (129 kDa) en het ECT2L eiwit (104 kDa) op
eenzelfde hoogte gelegen zijn, terwijl men verwacht dat het ECT2L-GFP fusie-eiwit iets hoger
zou moeten liggen. Mogelijk komt dit doordat op deze hoogte de eiwitten minder sterk van
elkaar gescheiden worden. Dit kan verholpen worden door gels te gebruiken met een hoger
percentage acrylamide. Via de fluorescentiemicroscoop werd er gezien dat het ECT2L eiwit
een duidelijke cytoplasmatische lokalisatie vertoont. Eveneens werden er in sommige cellen
één of twee groene stipjes gezien. Deze resultaten werden besproken met Prof. Dr. Winnok De
Vos die aangaf dat dit patroon mogelijk kan wijzen op associatie van ECT2L met het centrsoom.
44
Opmerkelijk is dat centrosomen zijn opgebouwd uit centriolen en dat centriolen kunnen migreren naar het celoppervlak waar het moedercentriool een basaal lichaam vormt dat een rol speelt
in de vorming van cilia. In de inleiding werd reeds vermeld dat het gebrek van ect2l in zebravissen leidt tot het verkorten van beweegbare cilia in nierbuisjes [32]. In de genexpressie analyse
experimenten werd eveneens gezien dat de expressie van ECT2L hoog was in de long, trachea
en eileider, allemaal organen die gekarakteriseerd worden door trilhaarepitheel. Het is dus mogelijk dat de ECT2L functie gerelateerd is aan de aanwezigheid van cilia. Dit zou verder onderzocht kunnen worden door een immuunhistochemische dubbelkleuring tegen gamma-tubuline,
een unieke merker voor centrosomen, en ECT2L uit te voeren, maar dit kon wegens tijdsgebrek
niet meer binnen het kader van deze masterproef worden uitgevoerd. In de toekomst zou het
RNA van HEK293TN cellen die overexpressie van ECT2L vertonen, kunnen worden geïsoleerd en gebruikt worden voor RNA sequenering. Door dit RNA te vergelijken met het RNA
van niet-getransfecteerde HEK293TN cellen zou men kunnen zien welke genen op- of neergereguleerd zijn en dus mogelijk door ECT2L worden aangestuurd of afgeremd.
4.6
Expressie in muisweefsels
Er werden enkele muisweefsels geïsoleerd uit wild type muizen en gecontroleerd op Ect2l expressie. In een eerste fase werden de antilichamen van Sigma-Aldrich en LifeSpan BioSciences
getest op long-, lever-, en miltweefsel. Uit RNA-sequentie data bleek MOLT-4 de meest overtuigende reads ter hoogte van het ECT2L gen te hebben en deze T-ALL cellijn werd eveneens
meegenomen in deze Western blot analyse als een soort van positieve controle. Voor het SigmaAldrich antilichaam worden er veel bandjes waargenomen. Het ECT2L eiwit heeft een grootte
van 104 kDa, maar er wordt echter amper signaal waargenomen op 104 kDa, behalve mogelijk
voor de lever en een heel klein beetje voor de long. Voor MOLT-4 wordt er niks geobserveerd,
terwijl RNA sequentie data toch een aanwezigheid van het ECT2L eiwit suggereren. Er is eveneens signaal op ongeveer 70 kDa. Mogelijk is dit een aspecifieke binding van het antilichaam.
Het LifeSpan BioSciences toont een mogelijk bandje op 104 kDa voor de lever en MOLT-4
maar niet voor de long en milt. Opmerkelijk is dat er voor beide antilichamen amper signaal
voor de long wordt geobserveerd. Voorgaande expressiedata toont immers een hoge Ect2l expressie aan in de long. Het antilichaam van Aviva Biology Systems toont wel zichtbare bandjes
op 104 kDa voor de long, milt en lever. Voor de lever is er op deze blot een “smeer” te zien die
mogelijk te wijten is aan het feit dat de lever een vet orgaan is en dat de cellyse niet goed
verlopen is. De zichtbare bandjes zijn echter vrij zwak. Dit illustreert opnieuw dat er nood is
aan een optimalisatie van de Western blot procedure voor het ECT2L eiwit.
45
4.7
Conditioneel Ect2l knockout muismodel
Een muismodel is een zeer waardevolle tool om pathologische kenmerken van bepaalde aandoeningen door mutaties in genen nader te bestuderen. In dit project werd er gekozen om een
conditioneel Ect2l knockout muismodel te ontwikkelen met het Cre-Lox systeem om het effect
van mutaties in Ect2l in de T-ALL pathogenese te bestuderen. In het Centrum voor Medische
Genetica Gent werd door de onderzoeksgroep van Pieter Van Vlierberghe reeds gestart met het
Ect2l conditioneel knockout muismodel en hierop werd in deze masterproef verder gebouwd.
Omwille van de tijdslimiet die deze masterproef met zich meebrengt, is men er nog niet in
geslaagd om een conditioneel Ect2l knockout muismodel te creëren. Op dit moment beschikken
we over Ect2l fl/fl muizen waarbij het FlpE recombinase en neomycine werden uitgekruist.
Deze muizen kunnen nu, afhankelijk van in welk weefsel men Ect2l wil deleteren, worden ingekruist met verschillende weefselspecifieke Cre lijnen om de functie van dit gen in ontwikkelende T-cellen te bestuderen.
Tijdens het verloop van deze thesis werd vernomen dat het Vav-iCre transgen leaky expressie
kan vertonen in de germline cellen (persoonlijke mededeling Dr. Steven Goossens). Hierdoor
bestaat de mogelijkheid dat in sommige muizen Ect2L-floxed muizen na inkruisen van het VaviCre transgen, Ect2l gedeleteerd wordt en doorgegeven naar de nakomelingen. Genotypering
van enkele muisjes toonde inderdaad aan dat ze niet beschikten over Vav-iCre in hun genoom
en niet Ect2l floxed waren, maar toch een excisie van exon 3 van het Ect2l gen hadden ondergaan.
Hoewel Vav-iCre specifiek is voor hematopoëtische en endotheliale cellen, werd er in andere
studies Vav-iCre recombinase activiteit in de testes van Vav-iCre muizen gerapporteerd. Dit
resulteerde in enkele muizenjongen met een germinale deletie. In de toekomst kan dit probleem
vermeden worden door steeds te kruisen met Vav-iCre vrouwelijke muizen in plaats van VaviCre mannelijke muizen [42].
Niettegenstaande we initieel enkel voor ogen hadden om een conditioneel Ect2l knockout muismodel te maken, werd er besloten om van de Vav-iCre germline leakage gebruik te maken om
een Ect2l full knockout muismodel te creëren. Twee muizen met op het ene allel het wild type
Ect2l en op het andere allel het gedeleteerde Ect2l werden hiervoor met elkaar gekruist. Uit
deze kruising kwamen slechts twee muizenjongen voort. Vanwege dit lage aantal werd er vermoed dat een homozygote Ect2l deletie mogelijk een lethaal fenotype geeft waardoor deze muizenjongen in utero sterven. Na genotyperen van deze jongen bleek er echter één van de twee
46
een Ect2l full knockout te zijn. Er kan wel worden vermoed dat de deletie van Ect2l op 1 allel
voldoende is om de vruchtbaarheid van deze muizen te doen afnemen, maar om dit te bevestigen
zouden er nog meer kweken moeten worden opgezet. Een belangrijke observatie is wel dat
muizen kunnen leven zonder Ect2l.
De full knockout muis die voortkwam uit de opgezette kweek werd voor dit project opgeofferd
om via Western blot en qPCR na te gaan of de Ect2l expressie weldegelijk afgenomen is. In
ideale omstandigheden zou het echter aangeraden zijn om met deze muis verder te kweken om
nog meer Ect2l full knockout nakomelingen te bekomen of om te blijven kweken met het
kweekkoppel dat deze full knockout muis tot stand heeft gebracht. In de toekomst zou men het
RNA van verschillende organen waaronder bijvoorbeeld de thymus en het bloed, of in de context van longkanker de longen, kunnen isoleren om hierop RNA sequenering uit te voeren. Het
vergelijken van de RNA sequentie data van wild type Ect2l, conditionele en full knockout muizen kan helpen om de transcriptionele programma’s geassocieerd met Ect2l te identificeren
doordat er kan worden geanalyseerd welke genen mogelijk op- of neergereguleerd zijn. Men
zou eveneens een Ect2l full knockout muis kunnen kruisen met een PTEN knockout muis. PTEN
is een tumorsuppressor die vaak gemuteerd is in verschillende kankers. Kanker is een meerstapsproces waarbij er meerdere coöperatieve events moeten plaatsvinden vooraleer een tumor
zich daadwerkelijk ontwikkelt. Door het kruisen van een Ect2l knockout muis met een PTEN
knockout muis creëert men een situatie waarbij dit meerstapsproces wordt nagebootst. Op deze
manier kan men zien of een mutatie in Ect2l ertoe leidt dat de kanker zich erger of sneller
ontwikkelt. In dit geval werd de full knockout muis geëuthanaseerd en de lever, milt, hart, longen en thymus werden geïsoleerd. Op deze weefsels werd er een Western blot analyse uitgevoerd om te kijken of het ECT2L eiwit weldegelijk afgenomen was in de full knockout muis.
Uit deze resultaten kon er echter niets worden geconcludeerd, mede door de grote onzekerheid
van het ECT2L antilichaam. In de toekomst is er een grote nood aan de optimalisatie van Western blot antilichamen voor verdere analyse. Genexpressie analyse op het RNA van deze full
knockout muis toonde echter wel aan dat de Ect2l expressie inderdaad verdwenen was in de
longen. Aangezien Ect2l amper tot expressie komt in organen zoals de thymus, lever en milt
van een wild type muis is het moeilijk om met qPCR in deze organen te valideren of ook hier
effectief Ect2l afwezig is. Een oplossing hiervoor is dat men naast RNA ook DNA isoleert en
deze weefsels genotypeert via een PCR reactie.
47
5.
CONCLUSIE
Het is niet duidelijk of ECT2L een belangrijke rol speelt in T-ALL. De gevonden resultaten in
deze masterproef duiden niet echt op een directe link tussen ECT2L en T-ALL. Het merendeel
van de gevonden mutaties in het artikel van Zhang et al. omvat germinale mutaties waardoor
gesuggereerd kan worden dat dit kan gaan om zogenaamde passenger mutaties. Anderzijds,
gezien het feit dat er ook recurrente somatische ECT2L mutaties geïdentificeerd werden, zou
het ook kunnen zijn dat verlies van ECT2L resulteert in een genetische voorbeschiktheid tot
tumorontwikkeling. In een volgende stap zouden additionele patiëntstalen gescreened kunnen
worden op ECT2L mutaties. Het is eveneens belangrijk om een stabiele cellijn te vinden die
geschikt is voor overexpressie en knockout experimenten zodat het effect op downstream gelegen genen en transcriptionele mechanismen geïdentificeerd kan worden met behulp van RNA
sequentie analyse. Het gebrek aan een goed ECT2L antilichaam voor Western blot analyse
maakt het moeilijk om de aanwezigheid van het ECT2L eiwit te visualiseren. Er moet dus op
zoek worden gegaan naar een goed antilichaam of de reeds bestaande antilichamen optimaliseren. Hoewel de functie van ECT2L niet achterhaald kon worden, is het wel duidelijk dat het
ECT2L eiwit gelokaliseerd is in het cytoplasma en het hier een mogelijke functie uitoefent. De
hoge expressie van ECT2L in gezond longweefsel en afwezigheid in longkanker cellijnen laat
de mogelijkheid open dat ECT2L een rol speelt als tumorsuppressorgen in longkanker. Het
Ect2l conditioneel knockout muismodel kan mogelijk in de toekomst gebruikt worden om de in
vivo rol van Ect2l in de longen beter te begrijpen. Verder kunnen conditionele of full knockout
muizen gekruisd worden met muizen die een mutatie dragen in een gekend kankergen zodat het
coöperatief mechanisme in kanker wordt nagebootst in deze modellen en eventuele kankerbevorderende eigenschappen van Ect2l aan het licht komen.
48
6.
REFERENTI ES
[1] National Cancer Institute (2013). What you need to know aboutTM leukemia (Online)
http://www.cancer.gov/publications/patient-education/wyntk-leukemia/AllPages (Gelezen op 26/03/2016).
[2] National Cancer Institute (2014). A snapshot of leukemia (Online)
http://www.cancer.gov/researchandfunding/progress/snapshots/leukemia (Gelezen op 26/03/2016).
[3] Nicholas, F. et al. (2013). Leukaemia update. Part 1: diagnosis and management. British Medical Journal
346: 1-6.
[4] Pui, C.-H. (2006). Central nervous system disease in acute lymphoblastic leukemia: prophylaxis and
treatment. American Society of Hematology Educational Program 2006: 142-146.
[5] Del Principe, MI. et al. (2014). Central nervous system involvement in adult acute lymphoblastic leukemia:
diagnostic tools, prophylaxis and Therapy. Mediterranean Journal of Hematology and Infectious Diseases 6(1):
[6] Van Vlierberghe, P. Molecular-genetic insights in pediatric T-cell acute lymphoblastic leukemia. (2008).
[7] Ferlay, J. et al. (2015). Cancer incidence and mortality worldwide: sources, methods and major patterns in
GLOBOCAN 2012. International Journal of Cancer 136(5): E359–E386.
[8] International Agency for Research on Cancer (2015). Globocan 2012: estimated cancer incidence, mortality
and prevalence worldwide in 2012 (Online) http://globocan.iarc.fr (Gelezen op 26/03/2016).
[9] National Cancer Institute (2015). Surveillance, epidemiology, and end results program (Online)
http://seer.cancer.gov/statfacts/html/leuks.html (Gelezen op 26/03/2016).
[10] Speleman, F. (2015) Cursus kankergenetica. Gent, Universiteit Gent.
[11] Rieger, MA. et al. (2012). Hematopoiesis. Cold Spring Harbor Perspectives in Biology 4(12): a008250.
[12] Murphy, K. Janeway’s Immunobiology. (Garland Science, 2012).
[13] Leclercq, G (2012). Cursus immunologie. Gent, Universiteit Gent.
[14] Germain, RN (2002). T-cell development and the CD4–CD8 lineage decision. Nature Reviews Immunology
2: 309–322.
[15] Zúñiga-Pflücker, JC (2004). T-cell development made simple. Nature Reviews Immunology 4: 67-72.
[16] Pui CH, RM (2004). Acute lymphoblastic leukemia. The New England Journal of Medicine 350: 1535–
1348.
[17] Van Vlierberghe, P. et al. (2012). The molecular basis of T cell acute lymphoblastic leukemia. The Journal
of Clinical Investigation 122: 3398–3406.
[18] Haydu, JE. et al. (2013). Early T-cell precursor acute lymphoblastic leukaemia. Current Opinion in
Hematology 20(4): 369-73.
[19] Coustan-Smith, E. et al. (2010). Early T-Cell precursor leukemia: a subtype of very high-risk acute
lymphoblastic leukemia identified in two independant cohorts. The Lancet 10: 147-156.
[20] Allen, A. et al. (2013). Early T-cell precursor leukemia/lymphoma in adults and children. Leukemia
Research 37: 1027-1034.
[21] Zhang, J. et al. (2012). The genetic basis of early T-cell precursor acute lymphoblastic leukaemia. Nature
481(7380): 157-163.
[22] The GeneCards Human Gene Database (2016). Epithelial Cell Transforming 2 Like. (Online)
http://www.genecards.org/cgi-bin/carddisp.pl?gene=ECT2L (Gelezen op 01/03/2016).
[23] Kornblihtt, AR. et al. (2013). Alternative splicing: a pivotal step between eukaryotic transcription and translation. Nature Reviews Molecular Cell Biology 14: 153-165.
49
[24] Ensembl (2015). Epithelial Cell Transforming 2 Like. (Online) http://www.ensembl.org/Homo_sapiens/Gene/Summary?db=core;g=ENSG00000203734;r=6:138795926-138904070 (Gelezen op 01/03/2016).
[25] UniProt (2016). Epithelial Cell Transforming 2 Like. (Online) http://www.uniprot.org/uniprot/Q008S8 (Gelezen op 24/03/2016).
[26] Skaar, JR. et al. (2013). Mechanisms and function of substrate recruitment by F-box proteins. Nature Reviews Molecular Cell Biology 14: 369-381.
[27] Schmidt, A. et al. (2002). Guanine nucleotide exchange factors for Rho GTPases: turning on the switch.
Genes & Development 16:1587–1609.
[28] King, B. et al. (2005). The ubiquitin ligase FBXW7 modulates leukemia-initiating cell activity by regulating
MYC stability. Cell 153: 1552-1556.
[29] Morris, BJ. et al. (2005). A forkhead in the road to longevity: the molecular basis of lifespan becomes
clearer. Journal of hypertension 23(7): 1285-1309.
[30] Cook, DR. et al. (2014). Rho guanine nucleotide exchange factors: regulators of Rho GTPase activity in
development and disease. Oncogene 33: 4021–4035.
[31] Etienne-Manneville, S. et al. (2002). Rho GTPases in cell biology. Nature 420: 629-635.
[32] Chokski, SP. et al. (2014). Systematic discovery of novel ciliary genes through functional genomics in the
zebrafish. Development 141(17): 3410-3419.
[33] National Center for Biotechnology Information (2016). Blast ECT2L and Ect2l (Online)
http://blast.ncbi.nlm.nih.gov/Blast.cgi (Gelezen op 24/03/2016).
[34] Nagy, A. et al. (2000). Cre Recombinase: The universal reagent for genome tailoring. Genesis 26(2): 99109.
[35] Cyagen Biosciences (2015). F1 Germline mouse breeding recommendations for conditional knockout models (neomycin cassette-intact F1).
[36] Georgiades, P. et al. (2002). VavCre transgenic mice: a tool for mutagenesis in hematopoietic and endothelial lineages. Genesis 34: 251-256.
[37] The Human Protein Atlas (2016). ECT2L (Online) http://www.proteinatlas.org/ENSG00000203734ECT2L/tissue/primary+data (Gelezen op 26/03/2016).
[38] Catalogue of somatic mutations in cancer (2016). ECT2L (Online). http://cancer.sanger.ac.uk/cosmic/gene/analysis?ln=ECT2L (Gelezen op 26/03/2016).
[39] St. Jude Children’s Research Hospital. ProteinPaint: ECT2L (Online) https://pecan.stjude.org/home
(Gelezen op 27/04/2016).
[40] Zhou, X. et al. (2016). Exploring genomic alteration in pediatric cancer using ProteinPaint. Nature Genetics
48: 4-6.
[41] Aviva Systems Biology (24/07/2013). Product Protocol: ECT2L antibody tested with human K562 by
western blot (OAAB07847). (Online) https://www.avivasysbio.com/wordpress/product-protocols/western-blotprotocols-product-protocols/product-protocol-ect2l-antibody-tested-with-human-k562-by-western-blotoaab07847/ (Gelezen op 24/04/2016).
[42] Chacko, J et al. (2013). Deciphering hematopoietic stem cells in their niches: a critical appraisal of genetic
models, lineage tracing, and imaging strategies. Cell Stem Cell 13(5): 520-533.
50
B IJLAGEN
Bijlage 1: Genotyperen Ect2l muizen: DNA isolatie (quick dirty prep) en
PCR
DNA isolatie (quick dirty prep)
1. Knip een stukje weefsel uit de oren van de muis.
2. Breng stukje oor in 40 µl 25 mM NaOH / 0,2 mM EDTA.
3. Plaats in een heat block bij 98°C gedurende 1 uur.
4. Voeg 40 µl Tris HCl (pH 5.5) toe.
5. Centrifugeer de stalen op 4000 rpm gedurende 3 minuten.
6. Verdun het staal 1/100. Gebruik hiervoor het supernatans. Neem 2 µl supernatans
en leng aan met 198 µl sigma water.
PCR op geïsoleerd DNA
FlpE mastermix en PCR programma
Reagentia
5x buffer
25 µM MgCl2
10 Mm dNTP mix
5 µM F primer FlpE
5 µM R primer FlpE
5 µM F primer interne controle
5 µM R primer interne controle
Taq (5U/µl)
Water
DNA template (1/100)
TOTAAL
Stap
1
2
3
4
5
6
Temperatuur
95°C
95°C
58°C
72°C
72°C
10°C
Tijdsduur
3 minuten
30 seconden
1 minuut
1 minuut
2 minuten
Altijd
Aantal
5 µl
2,5 µl
0,5 µl
1,6 µl
1,6 µl
1,6 µl
1,6 µl
0,2 µl
8,4 µl
2 µl
25 µl
Opmerking
Herhaal stappen 2-4 gedurende 35 cycli
I
Ect2l mastermix en PCR programma
Reagentia
5x buffer
25 µM MgCl2
10 Mm dNTP mix
5 µM F primer Ect2l
5 µM R primer Ect2l
Taq (5U/µl)
Water
DNA template (1/100)
TOTAAL
Stap
1
2
3
4
5
6
Temperatuur
95°C
95°C
58°C
72°C
72°C
10°C
Tijdsduur
3 minuten
30 seconden
1 minuut
1 minuut
2 minuten
Altijd
Aantal
5 µl
2,5 µl
0,5 µl
1,6 µl
1,6 µl
0,2 µl
11,6 µl
2 µl
25 µl
Opmerking
Herhaal stappen 2-4 gedurende 35 cycli
Vav-iCre mastermix en PCR programma
Reagentia
5x buffer
25 µM MgCl2
10 Mm dNTP mix
5 µM F primer Vav-iCre
5 µM R primer Vav-iCre
Taq (5U/µl)
Water
DNA template (1/100)
TOTAAL
Stap
1
2
3
4
5
6
Temperatuur
95°C
95°C
62°C
72°C
72°C
4°C
Tijdsduur
3 minuten
40 seconden
40 seconden
40 seconden
5 minuten
Altijd
Aantal
5 µl
2,5 µl
0,5 µl
1,6 µl
1,6 µl
0,2 µl
11,6 µl
2 µl
25 µl
Opmerking
Herhaal stappen 2-4 gedurende 35 cycli
II
Primersequenties
Gen
FlpE Forward
FlpE Reverse
Interne controle FlpE Forward
Interne controle FlpE Reverse
Vav-iCre Forward
Vav-iCre Reverse
LoxP_F
LoxP_R
Neo_del_R
Control_R
Primersequenties
5’-CACTGATATTGTAAGTAGTTTGC-3’
5‘-CTAGTGCGAAGTAGTGATCAGG-3’
5‘-CTAGGCCACAGAATTGAAAGATCT-3’
5‘-GTAGGTGGAAATTCTAGCATCATCC-3’
5’-CTCTGACAGATGCCAGGACA-3’
5’-ACACCATTCTTTCTGACCCG-3’
5’-CCTTGAACAGTAGACCGATCTCACC-3’
3’-GAGGTCAGCATCCCTGAAAGCA-5’
3’-ATTACACCTGAAAGACCCAC-5’
3’-CACTGCCATTGTGAGCTGTG-5’
Bijlage 2: Protocol oogsten van cellen uit muisweefsels
Isoleren van cellen uit long, trachea, hart
1. Offer een muis op door cervicale dislocatie.
2. Maak de huid nat met 70% ethanol.
3. Pin de muis vast op een foam plankje.
4. Maak een Y-vormige incisie.
5. Verwijder de longen, trachea en/of hart.
6. Plaats de weggenomen weefsels in ijskoude 1 x PBS (Gibco Life Technologies) in
een 6-well plaat die op ijs gehouden wordt.
7. Breng de weefsels over in een eppendorf en knip deze zeer fijn met een schaar.
8. Voeg hieraan 25 ml voorverwarmde collagenase (2 mg/ml – Sigma-Aldrich) toe
(37°C).
9. Laat dit 45 minuten incuberen op 37°C terwijl het zachtjes schudt.
10. Maak vervolgens het weefsels nog fijner door het mengsel een 12tal keer door een
30 cc naald te halen.
11. Het fijngemaalde mengsel wordt door een cell strainer gehaald die zich op een 50
ml tube bevindt. De zeef wordt nog wat nagespoeld met 1 x PBS om eventuele restjes nog doorheen de zeef te duwen.
12. Deze suspensie wordt gecentrifugeerd aan 1200 rpm gedurende 5 minuten op 4°C.
13. Het supernatans wordt afgezogen.
III
14. Indien de pellet nog erg rood is, moet er rode bloedcel lysis buffer worden toegevoegd. Naargelang de grootte van de pellet wordt er een aantal ml toegevoegd en dit
geheel wordt 5 minuten op kamertemperatuur gehouden. Voeg vervolgens in een 5x
overmaat 1 x PBS toe om de lysis buffer te neutraliseren. Dit wordt 5 minuten gecentrifugeerd aan 1200 rpm op 4°C. Het supernatans moet worden afgenomen. Indien de pellet nu nog heel rood is, moet stap 14 herhaald worden. Indien dit niet zo
is, kan er worden overgegaan naar stap 15.
Samenstelling 10 x rode bloedcel lysis buffer:
Voor 100 ml:
-
8,26 g NH4Cl
-
1,19 g NaHCO3
-
200 µl EDTA (0,5 M ; pH 8)
-
Leng aan met gedestilleerd water tot 100 ml.
-
Pas de pH naar 7,3.
-
Haal doorheen een filter om te steriliseren.
15. Voeg een volume 1 x PBS toe (bijvoorbeeld 10 ml) en homogeniseer goed.
16. Tel de cellen door 20 µl van de gehomogeniseerde suspensie op een telkamertje te
brengen.
17. Bereken hoeveel ml er nodig is van de gehomogeniseerde suspensie om pellets van
5 miljoen cellen te maken. Breng dit over in 1,5 ml eppendorfs.
18. Draai de eppendorfs af aan 1600 rpm gedurende 5 minuten op 4°C.
19. Neem het supernatans af.
20. Voor latere eiwitexperimenten:
-
Flash freeze de pellet in vloeibare stikstof.
Voor latere RNA experimenten:
-
700 µl Trizol (QIAGEN) toevoegen en flash freezen in vloeibare stikstof.
IV
Isoleren van cellen uit thymus, milt en lever
1. Offer een muis op door cervicale dislocatie.
2. Maak de huid nat met 70% ethanol.
3. Pin de muis vast op een foam plankje.
4. Maak een Y-vormige incisie.
5. Verwijder de thymus, milt en/of lever.
6. Plaats de weggenomen weefsels in ijskoude 1 x PBS in een 6-well plaat die op ijs
gehouden wordt.
7. De weefsels worden door een cell strainer gehaald die zich op een 50 ml tube bevindt. De zeef wordt nog wat nagespoeld met 1 x PBS om eventuele restjes nog
doorheen de zeef te duwen.
8. Deze suspensie wordt gecentrifugeerd aan 1200 rpm gedurende 5 minuten op 4°C.
9. Het supernatans wordt afgezogen.
10. Indien de pellet nog erg rood is, moet er rode bloedcel lysis buffer worden toegevoegd. Naargelang de grootte van de pellet wordt er een aantal ml toegevoegd en dit
geheel wordt 5 minuten op kamertemperatuur gehouden. Voeg vervolgens in een 5x
overmaat 1 x PBS toe om de lysis buffer te neutraliseren. Dit wordt 5 minuten gecentrifugeerd aan 1200 rpm op 4°C. Het supernatans moet worden afgenomen. Indien de pellet nu nog heel rood is, moet stap 14 herhaald worden. Indien dit niet zo
is, kan er worden overgegaan naar stap 15.
Samenstelling 10 x rode bloedcel lysis buffer:
Voor 100 ml:
-
8,26 g NH4Cl
-
1,19 g NaHCO3
-
200 µl EDTA (0,5 M ; pH 8)
-
Leng aan met gedestilleerd water tot 100 ml.
-
Pas de pH naar 7,3.
-
Haal doorheen een filter om te steriliseren.
11. Voeg een volume 1 x PBS toe (bijvoorbeeld 10 ml) en homogeniseer goed.
V
12. Tel de cellen door 20 µl van de gehomogeniseerde suspensie op een telkamertje te
brengen.
13. Bereken hoeveel ml er nodig is van de gehomogeniseerde suspensie om pellets van
5 miljoen cellen te maken. Breng dit over in 1,5 ml eppendorfs.
14. Draai de eppendorfs af aan 1600 rpm gedurende 5 minuten op 4°C.
15. Neem het supernatans af.
16. Voor latere eiwitexperimenten:
-
Flash freeze de pellet in vloeibare stikstof.
Voor latere RNA experimenten:
-
700 µl Trizol (QIAGEN) toevoegen en flash freezen in vloeibare stikstof
Bijlage 3: Protocol RNA isolatie
Reagentia:
-
MiRNeasy mini kit (QIAGEN)
-
RNase- Free DNase set
Voor starten:
-
Vooraleer de RWT en RPE buffer voor het eerst gebruikt worden moet het juiste volume absolute ethanol (100%) worden toegevoegd zoals aangeduid op de fles zodat
een werkoplossing wordt bekomen.
-
De centrifuge moet gekoeld worden op 4°C.
Startmateriaal:
-
De cellen: oogst de cellen en los de pellet op in 700 µl Qiazol. Homogeniseer goed.
Vries in bij -80°C.
Procedure:
1. Ontdooi de cellen in Qiazol en laat 5 minuten op kamertemperatuur staan.
2. Voor 1 staal: voeg 140 µl chloroform toe (in de trekkast).
3. Vortex tot de doorzichtige laag bovenaan komt te liggen.
4. De stalen worden 2 minuten bij kamertemperatuur gehouden.
5. De stalen worden 15 minuten gecentrifugeerd bij 4°C aan 12000g.
Na deze centrifugatie moet de centrifuge opgewarmd worden naar kamertemperatuur.
VI
6. Na centrifugatie is er een bovenste waterige fase die DNA en RNA bevat. Deze bovenste waterige fase moet in een nieuw epje worden overgebracht en op ijs worden bewaard.
7. Voeg 1,5 volume 100% EtOH toe en pipetteer goed op en neer.
8. Breng 700 µl van uw staal op een RNeasy spin kolom in een 2 ml collectie tube op kamertemperatuur.
9. Centrifugeer 15 seconden aan maximale snelheid.
10. Giet uw afval weg en breng de rest van uw staal op dezelfde kolom.
11. Centrifugeer 15 seconden aan maximale snelheid.
12. Giet uw afval weg.
13. Was de kolom met 350 µl RWT buffer en centrifugeer 15 seconden aan maximale
snelheid.
14. Giet uw afval weg en voeg aan elk staal 80 µl DNase I toe.
15. Laat de stalen 15 minuten staan op kamertemperatuur.
16. Was de kolom met 350 µl RWT buffer en centrifugeer 15 seconden aan 13,2 rpm.
17. Gooi uw afval weg en breng 500 µl RPE op de kolom.
18. Centrifugeer 15 seconden aan 13,2 rpm.
19. Breng nogmaals 500 µl RPE op de kolom. Centrifugeer 2 minuten op 13,2 rpm.
20. Breng de kolom in een nieuwe 2 ml collectie tube en centrifugeer 5 minuten op volle
snelheid.
21. Breng de kolom in een nieuw epje en elueer met DNase/RNase vrij water (Sigma-Aldrich). Voeg hiervoor 30 µl DNase/RNase vrij water toe.
22. Laat 1 minuut staan op kamertemperatuur en centrifugeer 1 minuut op maximale snelheid.
23. Verwijder de kolom en breng het epje op ijs.
24. Meet de concentratie met de Nanodrop® ND 1000 (Thermofisher Scientific).
Bijlage 4: Protocol cDNA synthese
De stalen dienen op ijs gehouden te worden.
1. Meet de RNA concentratie met de Nanodrop® ND 1000 (Thermofisher Scientific).
2. Bereken per staal het aantal µl RNA dat je nodig hebt om 500 ng RNA aan te maken.
Leng dit aantal µl RNA aan met DNase/RNase vrij water (Sigma-Aldrich) tot 15 µl.
VII
3. Voeg per staal 4 µl Iscript buffer en 1 µl Iscript enzym (iScript™ cDNA Synthesis Kit
– Bio-Rad) toe.
4. Tik op de epjes en draai af.
5. Plaats de epjes in de MyCycler® Thermal Cycler (Bio-Rad) en stel volgend programma in:
42.0°C
30 min
85.0°C
5 min
Sample volume = 20 µl
Bijlage 5: Protocol qPCR
qPCR mastermix en PCR programma
Reagentia
Sso Advanced SYBR™ Green Supermix (Bio-Rad)
Forward Primer (5 µM)
Reverse Primer (5 µM)
Aantal
2,5 µl
0,25 µl
0,25 µl
384-well plaat (Bio-Rad)
-
Stap
1
2
3
4
5
6
3 µl mastermix
2 µl cDNA (2,5 ng/µl)
Temperatuur
95°C
95°C
62°C
72°C
60-95°C
37°C
Tijdsduur
2 minuten
5 seconden
30 seconden
1 seconde
0,11°C per seconde
3 minuten
Opmerking
Enzymactivatie
Denaturatie
Annealing/elongatie
Herhaal stappen 2-4 gedurende 44 cycli
Smeltcurve
VIII
Humane primersequenties
Gen
Primersequenties
ECT2L Forward
5’-CCCTTCATCGGTTACTCATAG-3’
ECT2L Reverse
3’-TACTGACAGCCATAGGAACT-5’
ECT2L nieuwe primers exon 7/8 Forward 5’-GCCTCTCCCAGACTGTAAGG-3’
ECT2L nieuwe primers exon 7/8 Reverse 3’-CTTTGATAATAAAGGGTAGGAATGG-5’
ECT2L nieuwe primers exon 8/9 Forward 5’-GAATATTTAGCGATGGAGACAGC-3’
ECT2L nieuwe primers exon 8/9 Reverse 3’-TTCTTCAGTGGCCACATAGC-5’
HMBS Forward
5’-GCTGAAAGGGCTTTTCTGAG-3’
HMBS Reverse
3’-TGCCCATCTTTCATCACTGT-5’
TBP Forward
5’-CACGAACCACGGCACTGATT-3’
TBP Reverse
3’-TTTTCTTGCTGCCAGTCTGGAC-5’
YWHAZ Forward
5’-TAAATGGTCTGTCACCGTCT-3’
YWHAZ Reverse
3’-GGAAATACTCGGTAGGGTGT-5’
HPRT1 Forward
5’-TGACACTGGCAAAACAATGCA-3’
HPRT1 Reverse
3’-GGTCCTTTTCACCAGCAAGCT-5’
SDHA Forward
5'-TGGGAACAAGAGGGCATCTG-3'
SDHA Reverse
5'-CCACCACTGCATCAAATTCATG-3'
RPLT13A Reverse
5’- CCTGGAGGAGAAGAGGAAAGAGA-3’
RPLT13A Reverse
5’-TTGAGGACCTCTGTGTATTTGTCAA-3’
Muis primersequenties
Gen
Ect2l Forward
Ect2l Reverse
GAPDH Forward
GAPDH Reverse
Ubc Forward
Ubc Reverse
G6pdH Forward
G6pdH Reverse
HPRT1 Forward
HPRT1 Reverse
Hbb-γ Forward
Hbb-γ Reverse
Hba Forward
Hba Reverse
GFP Forward
GFP Reverse
Primersequenties
5’-TTCTGAGTGCTGCCAATATC-3’
3’-CTGTAGTCTGTCTCGTAGGT-5’
5’-CCCCAATGTGTCCGTCGTG-3’
5’-GCCTGCTTCACCACCTTCT-3’
5’-AGGTCAAACAGGAAGACAGAC-3’
5’-TCACACCCAAGAACAACGACA-3’
5’-ATGCAGAACCACCTCCT-3’
5’-TTCAACACTTTGACCTTCTCA-3’
5’-GGATTTGAATCACGTTTGTGT-3’
5’-TGGCAACATCAACAGGACTC-3’
5’-GGCCTGTGGAGTAAGGTCAA-3’
5’-GTGCAGTTCACTGAGCTTGG-3’
5’-TTGGCTAGCCACCACCCT-3’
5’-CCAAGAGGTACAGGTGCA-3’
5’-CAAGCAGAAGAACGGCATCA-3’
5’-AGGTAGTGGTTGTCGGGCA-3’
IX
Bijlage 6: Protocol cellyse
1. Maak de RIPA lysis buffer aan:
-
40,5 ml water (Sigma-Aldrich)
-
250 mg sodium deoxycholaat (DOC; Sigma-Aldrich)
-
1,5 ml van een 5 M NaCl oplossing (Sigma-Aldrich)
-
2,5 ml van een 1 M TrisHCl (pH 7,5) (Sigma-Aldrich) oplossing
-
0,5 ml van een 10% SDS oplossing (Sigma-Aldrich)
-
5 ml van een 10% NP-40 (Sigma-Aldrich) oplossing
2. Hoewel RIPA stabiel is gedurende 1 maand op 4°C, moeten de protease inhibitors pas
toegevoegd worden net voor gebruikt. Eén Roche tablet is genoeg voor 10ml lysis buffer. De protease inhibitor kan dus meteen aan de lysis buffer worden toegevoegd of er
kan een stockoplossing worden gemaakt door het tabletje in 1,5 volume water (SigmaAldrich) op te lossen en dit als een 7x stock te gebruiken. Deze stock kan meerdere
weken bewaard worden op -20°C.
3. Dus: er wordt een geschikt volume van de protease inhibitor stockoplossing toegevoegd
aan de lysis buffer in een 1:6 ratio (bijvoorbeeld 100 µl stockoplossing aan 600 µl
RIPA).
4. De buffer moet gekoeld worden voordat deze wordt toegevoegd aan de cellen en elke
volgende stap moet op ijs of 4°C worden uitgevoerd.
5. Laat de cel pellets ontdooien en voeg een 400 µl RIPA lysis buffer toe aan de cel pellets.
Tijdens het toevoegen van de lysis buffer moet er goed op en neer worden gepipetteerd
zodat alles goed gehomogeniseerd wordt.
6. Om meer complete cellyse te bekomen, worden de eppendorfs met het RIPA lysaat geroteerd gedurende 30 – 60 minuten op 4°C.
7. Centrifugeer de lysaten gedurende 10 minuten op 4°C aan 8000 g zodat het cellulair
afval naar beneden valt.
8. Breng het heldere lysaat over naar voorgekoelde eppendorfs en gooi de eppendorfs met
het cellulair afval weg.
X
Bijlage 7: Meten van eiwitconcentraties
Benodigdheden:
-
Micro BCA™ Protein Assay Kit (Thermo Fisher)
-
Eiwitstalen
-
BSA eiwit standaard, reeds verdund naar 1 mg/ml (Sigma-Aldrich)
-
96-well plaat
-
Seal voor plaat
1. Laad de BSA standaard (1 mg/ml) in kolom 1 en 2 van rijen A-F volgens onderstaand
schema:
1
2
A
0 µl
0 µl
B
2 µl
2 µl
C
4 µl
4 µl
D
6 µl
6 µl
E
8 µl
8 µl
F
10 µl
10 µl
G
/
/
H
/
/
2. Laad de stalen in triplicaat in de kolommen. Meestal wordt er 2 µl van elk staal geladen
maar in principe kan er 2 – 10 µl geladen worden.
3. Maak de reagent mix aan. Per staal is er 200 µl reagent mix nodig.
Voor 1 staal + 12 stalen voor de standaardreeks:
1 staal x 3 wells + 12 wells voor standaardcurve x 200 µl per well = 3 ml reagent mix
Er wordt op 10% meer gerekend om te corrigeren voor pipetteerfouten dus er moet 3,3
ml reagent mix worden aangemaakt voor 1 staal.
Om 3,3 ml reagent mix te maken, moet er 3,3 ml van reagent A en 66 µl (3,3 ml x
1000/50) van reagent B bij elkaar worden toegevoegd. Dit moet goed worden gemixt.
XI
4. Voeg 200 µl reagent mix toe aan de wells met die het staal of de standaardreeks bevatten.
5.
Verzegel de plaat met de seal en plaats dit geheel 30 minuten in de incubator bij 37°C.
6. Meet de absorbantie bij 560 nm met de GloMax® spectrofotometer (Promega)
-
Zet de GloMax® aan om de software op te starten.
-
Selecteer op het scherm: protocol  volgende  absorbantie  volgende  BCA proteïne assay  volgende  klaar.
-
Open de deur door op “deur” te klikken  verwijder de seal en plaats de plaat in de
machine (A1 moet in de rechtse bovenhoek zitten)  klik start.
-
Geef een naam aan je bestand door op “edit” te klikken en klik op ok.
-
Wanneer de meting gedaan is, verschijnt het resultaat op het scherm.
Bijlage 8: Western blot analyse
Voorbereiding:
-
De lysaten moeten gedenatureerd worden vooraleer deze op de gel geladen kunnen worden. Hiervoor wordt een 5 x Laemli denaturatiebuffer aangereikt met β-mercaptoethanol en toegevoegd aan de stalen. De 5 x Laemli denaturatiebuffer moet uiteindelijk 1/5
verdund zijn en β-mercaptoethanol (Sigma-Aldrich) 1/40.
5 x Laemli denaturatiebuffer:
-

25 ml 10% SDS oplossing (Sigma-Aldrich)

21,25 ml 100% glycerol (Life technologies)

7,75 ml 1M TrisHCl pH 6,8 (Sigma-Aldrich)

0,0125 mg Bromofenol blauw (GE healthcare)
Zoek naar het staal met de laagste concentratie. Per staal hebben we n µl nodig om te
laden. Bereken hoeveel µg staal geladen zal worden voor het staal met de laagste
concentratie:
n µl x laagste concentratie staal = x µg wordt geladen voor dit staal.
XII
Van elk staal moet er evenveel geladen worden om de stalen onderling te kunnen vergelijken, dus x µg. Bereken dus hoeveel µl je van de andere stalen nodig hebt om x µg
te laden:
x µg / concentratie in µg/µl
Bereken vervolgens met hoeveel water je moet aanlengen om 25 µl te bekomen.
-
De denaturatiemix wordt aan de stalen toegevoegd en deze worden gedurende 10 minuten op 95°C in een heat block geplaatst om te denatureren.
SDS-PAGE
-
-
Aanmaken van de running buffer:

100 ml 10 x Tris/glycine/SDS buffer (Bio-Rad)

900 ml gedestilleerd water
Mix de running buffer door de maatbeker af te sluiten met een parafilm en enkele keer
op en neer te schudden.
-
Neem de voorgegoten gels (10% Mini-Protean TGX Precast Gel – 30 µl of 50 µl BioRad) en open de folie. Vergeet de groene sticker onderaan de gel niet te verwijderen.
-
Plaats de gel aan de ene kant van de houder en de andere gel aan de andere kant. Bij een
oneven aantal gels moet er langs de andere kant een plastieken buffer dam (Bio-Rad)
worden geplaatst.
-
Vul de tank met running buffer.
-
Laad de stalen op de gels:

3 µl prestained marker (Bio-Rad) om het moleculair gewicht op de gel te visualiseren tijdens het lopen en 2 µl gebiotinyleerde merker (Cell-Signaling) om het
moleculair gewicht tijdens het ontwikkelen van de blots te visualiseren.

De gedenatureerde stalen (bijvoorbeeld 28 µl in 10% Mini-Protean TGX Precast
Gel – 30 µl of 48 µl in 10% Mini-Protean TGX Precast Gel – 50 µl).
-
Loop de gels (100 V , 250 mA) gedurende 1 tot 2 uur tot het blauw front de onderkant
van de gel bereikt.
Transfer
-
Maak de transfer buffer aan:

100 ml 10 x Tris/Glycine buffer (Bio-Rad)
XIII
-

200 ml methanol (Thermo Fisher Scientific)

700 ml gedistilleerd water
Mix de transfer buffer door de maatbeker af te sluiten met een parafilm en enkele keer
op en neer te schudden.
-
Maak de blotting sandwich:

Plaats de zwarte kant van de houder op de tafel.

Week een sponsje in de transfer buffer en plaats op de zwarte kant van de houder.
Rol over het sponsje om luchtbellen te vermijden.

Week een Whatman papier (Bio-Rad) in transfer buffer en plaats op het zwarte
sponsje. Rol over het Whatman papier om luchtbellen te vermijden.

Verwijder de gel uit de houder en maak los uit de twee glazen platen. Week de
gel in transfer buffer en plaats op het Whatman papier. Rol voorzichtig over de
gel.

Week een nitrocellulosemembraan (Bio-Rad) in de transfer buffer en plaats op
de gel. Rol voorzichtig.

Week een Whatman papier (Bio-Rad) in transfer buffer en plaats op de membraan. Rol over het Whatman papier om luchtbellen te vermijden.

Week een sponsje in de transfer buffer en plaats op het Whatman papiertje. Rol
over het sponsje om luchtbellen te vermijden.

Sluit de houder en plaats in de cassette. Zorg dat de zwarte kant gericht is naar
de zwarte kant van de houder.
-
Plaats een ijsblok voor de houder in de buffer tank en voeg de transfer buffer toe.
-
Blot gedurende 1 uur op 100 V en 250 mA.
Immunoblotting
-
Haal de membraan uit de blotting sandwich en blok gedurende 1 uur in 5% melk/TBST.
10 x TBS

24,3 g Tris (MP Biomedicals)

87,75 g NaCl (VWR)

950 ml gedistilleerd water

Voeg HCl (VWR) toe tot een pH van 7,4 wordt bereikt

Voeg gedistilleerd water toe tot een totaalvolume voor 1 liter
XIV
1 x TBST

100 ml 10 x TBS

900 ml gedistilleerd water

1 ml Tween-20 (Sigma-Aldrich)
5% melk/TBST
 5 g melkpoeder (Nestlé)
 100 ml TBST
-
Incubeer de blot met het primair antilichaam naar keuze opgelost in 5% melk/TBST in
een gepaste verdunning gedurende overnacht op 4°C.
 ECT2L (Sigma-Aldrich): 1/500
 ECT2L (LifeSpan BioSciences): 1/1000
 ECT2L (Aviva Biology Systems): 1/1000
 GFP (Cell Signaling): 1/1000
-
Was de blot 3 x 5 minuten met TBST.
-
Incubeer de blot met het secundair antilichaam naar keuze opgelost in 5% melk/TBST
in een gepaste verdunning gedurende 1 uur. Voeg eveneens een antilichaam voor biotine
toe die zal toelaten om de gebiotinyleerde merker tijdens het ontwikkelen van de blots
te visualiseren.

ECT2L (Sigma-Aldrich): anti-konijn

ECT2L (LifeSpan BioSciences): anti-konijn

ECT2L (Aviva Biology Systems): anti-konijn

GFP (Cell Signaling): anti-muis
Anti-konijn (Cell Signaling): 1/50000
Anti-muis (Cell Signaling): 1/50000
Anti-biotine (Cell Signaling): 1/20000
-
Was de blots 3 x 5 minuten met TBST.
XV
Visualisatie
-
Incubeer de blot met een luminol/enhancer buffer in een 1:1 ratio (Super Signal West
Dura Extented Duration Substrate 200 ml – Thermo Fisher Scientific of Super Signal
West Femto Maximum Sensitivity Substrate 200 ml – Thermo Fisher Scientific) gedurende 1 minuut.
-
Visualiseer met een UVP machine (Ultra Violet Products Ltd.).
Kwantificatie met β-actine
-
Voeg het primair β-actine antilichaam (Cell-Signaling) toe in een 1/10000 verdunning
in 5% melk/TBST gedurende 30 – 60 minuten.
-
Was de blots 3 x 5 minuten met TBST.
-
Voeg het secundair muis antilichaam (Cell Signaling) toe in een 1/50000 verdunning in
5% melk/TBST met eveneens het anti-biotine antilichaam (Cell Signaling) in een
1/20000 verdunning. Laat gedurende 30 – 60 minuten incuberen.
-
Was de blots 3 x 5 minuten met TBST.
-
Visualiseer de blots.
Strippen van de blots
-
Incubeer de blots gedurende 15 minuten met stripping buffer.
-
Blokkeer de blots met 5% melk/TBST gedurende 1 uur.
-
Was de blots 3 x 5 minuten met TBST.
-
Incubeer de blot met het primair antilichaam naar keuze opgelost in 5% melk/TBST in
een gepaste verdunning gedurende overnacht op 4°C.
-
Was de blots 3 x 5 minuten met TBST.
-
Incubeer de blot met het secundair antilichaam naar keuze opgelost in 5% melk/TBST
in een gepaste verdunning gedurende 1 uur. Voeg eveneens een antilichaam voor biotine
toe die zal toelaten op de gebiotinyleerde merker tijdens het ontwikkelen van de blots
te visualiseren.
-
Was de blots 3 x 5 minuten met TBST.
-
Visualiseer de blots.
XVI
Bijlage 9: Protocol transfectie van HEK293TN cellen en fixatie op microscoopslides
Transfectie van HEK293TN cellen
1. Ververs het medium een aantal uur voor de transfectie.
2. Maak de transfectie mix in een 15 ml tube. Voor 9 wells:
-
2933 µl NaCl (Polyplus Transfection)
-
7,5 µl ECT2L-GFP (Vectorbuilder) of ECT2L-3XFLAG (Vectorbuilder)
-
60 µl JetPEI® (Polyplus Transfection)
Voeg eerst 2933 µl NaCl toe.
Vortex en draai de ECT2L-GFP vector af.
Voeg 7,5 µl van de ECT2L-GFP toe aan de mix en vortex het geheel nog een keer.
Voeg 60 µl JetPEI toe en meng door goed op de 15 ml tube te tikken.
3. Laat de transfectie mix 30 minuten incuberen op kamertemperatuur.
4. Voeg 300 µl druppelsgewijs toe aan de cellen.
5. Plaats gedurende 24 uur terug in de incubator en volg de getransfecteerde cellen op
met de microscoop.
Fixatie op microscoopslides
1. Neem het medium van de cellen voorzichtig af en was met 2 ml 1x PBS (Gibco Life
Technologies).
2. Voeg 4% PFA (Sigma-Aldrich) toe onder de trekkast op de cellen. Dit fixeert de cellen
op het draagglaasje.
3. Laat het geheel 15 minuten fixeren op kamertemperatuur.
4. Was de cellen 3 x 5 minuten met 1x PBS.
5. Voeg 1 druppel 0,5% Triton-X (Thermofisher Scientific) toe en laat 5 minuten permeabiliseren zodat DAPI in de kern kan.
6. Was de cellen 3 x 5 minuten met 1x PBS.
7. Voeg 8 µl – 10 µl VECTASHIELD® (Vectorlabs)+ DAPI (1 µg/ml) toe.
8. Monteer het draagglaasje op een coverslip.
9. Bewaar de microscoopslide in het donker bij 4°C.
XVII
Bijlage 10: LabChip resultaten voor genotypering van Ect2l muizen
Kweek A
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur A: Kweek A: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl Ect2l wild type een bandje ter hoogte van 194 bp geeft.
1
1
1 Controle Ect2l fl/fl FlpE transgen
Figuur B: Kweek A: LabChip resultaten voor FlpE. FlpE geeft een bandje ter hoogte van 725 bp. De interne
controle geeft een bandje ter hoogte van 324 bp.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur C: Kweek A: LabChipresultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
XVIII
Kweek B
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur D: Kweek B: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl Ect2l wild type een bandje ter hoogte van 194 bp geeft.
1
1 Controle Ect2l fl/fl FlpE transgen
Figuur E: Kweek B: LabChip resultaten voor FlpE. FlpE geeft een bandje ter hoogte van 725 bp. De interne
controle geeft een bandje ter hoogte van 324 bp.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur F: Kweek B: LabChipresultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
XIX
Kweek C
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur G: Kweek C: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl Ect2l wild type een bandje ter hoogte van 194 bp geeft.
1
1 Controle Ect2l fl/fl FlpE transgen
Figuur H: Kweek C: LabChip resultaten voor FlpE. FlpE geeft een bandje ter hoogte van 725 bp. De interne
controle geeft een bandje ter hoogte van 324 bp.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur I: Kweek C: LabChip resultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
XX
Kweek D
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur J: Kweek D: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl het wild type een bandje van 194 bp geeft. Er kan met deze primers niet bevestigd worden of
er Ect2l excisie heeft plaatsgevonden. Men kan enkel observeren of het Ect2l fl/fl, Ect2l fl/+ of Ect2l +/+ is en niet of
het Ect2l fl/- of Ect2l +/- is.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur K: Kweek D: LabChip resultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur L: Kweek D: Genotypering met 3 primers. De combinatie LoxP_F en Neo_Del_R geeft 1341 bp voor een
wild type Ect2l, 175 bp indien er excisie heeft plaatsgevonden en geen bandje indien Ect2l floxed is. De combinatie
LoxP_F en Control_R geeft 222 bp voor het wild type en 283 bp voor floxed Ect2l.
XXI
Kweek E
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur M: Kweek E: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl het wild type een bandje van 194 bp geeft. Er kan met deze primers niet bevestigd worden of
er Ect2l excisie heeft plaatsgevonden. Men kan enkel observeren of het Ect2l fl/fl, Ect2l fl/+ of Ect2l +/+ is en niet of
het Ect2l fl/- of Ect2l +/- is.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur N: Kweek E: LabChip resultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur O: Kweek D: Genotypering met 3 primers. De combinatie LoxP_F en Neo_Del_R geeft 1341 bp voor een
wild type Ect2l, 175 bp indien er excisie heeft plaatsgevonden en geen bandje indien Ect2l floxed is. De combinatie
LoxP_F en Control_R geeft 222 bp voor het wild type en 283 bp voor floxed Ect2l.
XXII
Kweek F
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur P: Kweek F: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl het wild type een bandje van 194 bp geeft. Er kan met deze primers niet bevestigd worden of
er Ect2l excisie heeft plaatsgevonden. Men kan enkel observeren of het Ect2l fl/fl, Ect2l fl/+ of Ect2l +/+ is en niet of
het Ect2l fl/- of Ect2l +/- is.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur Q: Kweek F: LabChip resultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl Vav-iCre wild type
2 Controle Ect2l wild type Vav-iCre transgen
Figuur R: Kweek D: Genotypering met 3 primers. De combinatie LoxP_F en Neo_Del_R geeft 1341 bp voor een
wild type Ect2l, 175 bp indien er excisie heeft plaatsgevonden en geen bandje indien Ect2l floxed is. De combinatie
LoxP_F en Control_R geeft 222 bp voor het wild type en 283 bp voor floxed Ect2l.
XXIII
Kweek G
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl
2 Controle Ect2l wild type
Figuur S: Kweek G: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl Ect2l wild type een bandje ter hoogte van 194 bp geeft. Er kan met deze primers niet bevestigd
worden of er Ect2l excisie heeft plaatsgevonden. Men kan enkel observeren of het Ect2l fl/fl, Ect2l fl/+ of Ect2l +/+ is
en niet of het Ect2l fl/- of Ect2l +/- is.
1
2
1 Controle FlpE transgen
2 Controle FlpE wild type
Figuur T: Kweek G: LabChip resultaten voor FlpE. FlpE geeft een bandje ter hoogte van 725 bp. De interne
controle geeft een bandje ter hoogte van 324 bp.
1
2
1 Controle Vav-iCre transgen
2 Controle Vav-iCre wild type
Figuur U: Kweek G: LabChip resultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
XXIV
1
2
1 Controle Ect2l fl/fl
2 Controle Ect2l wild type
Figuur V: Kweek G: Genotypering met 3 primers. De combinatie LoxP_F en Neo_Del_R geeft 1341 bp voor een
wild type Ect2l, 175 bp indien er excisie van Ect2l heeft plaatsgevonden en geen bandje indien Ect2l floxed is. De
combinatie LoxP_F en Control_R geeft 222 bp voor het wild type en 283 bp voor floxed Ect2l.
Kweek H
Positieve controle Ect2l fl/fl
Negatieve controle Ect2l wild type
Figuur W: Kweek H: LabChip resultaten voor Ect2l. LoxP_F en LoxP_R. Ect2l floxed geeft een bandje ter hoogte
van 255 bp, terwijl Ect2l wild type een bandje ter hoogte van 194 bp geeft. Er kan met deze primers niet bevestigd
worden of er Ect2l excisie heeft plaatsgevonden. Men kan enkel observeren of het Ect2l fl/fl, Ect2l fl/+ of Ect2l +/+ is
en niet of het Ect2l fl/- of Ect2l +/- is.
XXV
Positieve controle FlpE transgen
Negatieve controle FlpE wild type
Figuur X: Kweek H: LabChip resultaten voor FlpE. FlpE geeft een bandje ter hoogte van 725 bp. De interne
controle geeft een bandje ter hoogte van 324 bp.
Positieve controle Vav-iCre wild type
Negatieve controle Vav-iCre transgen
Figuur Y: Kweek H: LabChip resultaten voor Vav-iCre. Vav-iCre geeft een bandje ter hoogte van 320 bp.
Positieve controle Ect2l fl/fl
Negatieve controle Ect2l wild type
Figuur Z: Kweek H: Genotypering met 3 primers. De combinatie LoxP_F en Neo_Del_R geeft 1341 bp voor een
wild type Ect2l, 175 bp indien er excisie van Ect2l heeft plaatsgevonden en geen bandje indien Ect2l floxed is. De
combinatie LoxP_F en Control_R geeft 222 bp voor het wild type en 283 bp voor floxed Ect2l.
XXVI
Bijlage 11: ECT2L expressie in T-cellen gedurende verschillende fasen van
de T-cel ontwikkeling
ECT2L expressie in T-cellen gedurende verschillende
fasen van de T-cel ontwikkeling
0,40
0,35
0,30
0,20
0,15
0,10
0,05
CB2 CD34+lin-
g/d 3+ 1-
g/d 3+ 1+
SP 8+ 3+
SP 4+ 3+
DP 4+ 8+ 3+
DP 4+ 8+ 3-
CD4+ 34/3/8- 28+
CD4+ 34/3/8- 28-
CD34+ 4+
CD34+ 4- 1+
0,00
CD34+ 4- 1-
FPKM waarden
0,25
T-cel ontwikkelingsstadia
Figuur i: ECT2L expressie in T-cellen gedurende verschillende fasen van de T-cel ontwikkeling. Expressie
van ECT2L is laag in alle verschillende differentiatiestadia.
Bijlage 12: RNA sequentie data ECT2L in T-ALL cellijnen
RNA sequentie data ECT2L in T-ALL cellijnen
1,2
1
0,6
0,4
T-ALL cellijnen
TALL-1
SUP-T1
SUP-T13
RPMI-8402
MOLT-4
MOLT-14
LOUCY
KE-37
KARPAS-45
JURKAT
HSB-2
HPB-ALL
DND41
ALLSIL
0
PF-382
0,2
P12ICHIK…
FPKM waarden
0,8
Figuur ii: RNA sequentie data van ECT2L in T-ALL cellijnen. De expressie van ECT2L in deze T-ALL
cellijnen lijkt op het eerste zicht zeer laag.
XXVII
Download