Examen: logica en formele systemen 11/01/2017, PROFESSOR OLGA DE TROYER Vraag 1: propositielogica deel 1 a) Leg het principe uit van de geldige gevolgtrekking en natuurlijke deductie. b) Geef het verband tussen deze principes (zijn ze volledig, gedeeltelijk of helemaal niet gelijkwaardig). Geef de bijhorende stelling en de naam van deze stelling. Vraag 2: propositielogica deel 2 Gegeven: Φ, š¼, š½ āØ Ψ Φ āØ š¼, š½, Ψ Bewijs: Φ, š¼ ↔ š½, āØ Ψ Hint: gebruik de adequaat stelling Vraag 3: predicaatlogica deel 1 a) Geef de rol van een structuur, een interpretatiefunctie, een model en een bedeling. Geef ook de definitie en een voorbeeld. b) Geef de definitie van een waardering van een formule en eventuele hulpdefinities. c) Wat is het effect van verschillende bedelingen op een waarheidswaarde van een formule. Geef de bijhorende bewering. Welk effect hebben de bedelingen als de formule een zin is en waarom. Vraag 4: predicaatlogica deel 2 Bewijs: als M een model is, b een bedeling, t en t’ termen, x een variabele dan geldt: šš,š ([š”⁄š„ ]š” ′ ) = šš,š (š” ′ ) met š ′ = š[š„ ā¦ šš,š (š”)] En geef ook de intuïtieve betekenis van deze formule Vraag 5: lambda-calculus a) Welk doel hadden de oprichters van de lambda-expressie, waarom is de lambda-expressie nog steeds zeer belangrijk voor de vakgroep informatica. b) Geef de definitie van een lambda-expressie en de intuïtive betekenis c) Wat is de rol van de š½-gelijkheid? d) Hoe worden de natuurlijke getallen voorgesteld in de lambda-calculus? Geef de definitie van de Church-getallen. Waarom is het nodig dat de natuurlijke getallen gedefinieerd worden in lambda)calculus? e) Geed de definite van lambda-definieerbaar. Waarvoor dient lambda-definieerbaar? Geef een voorbeeld. Oefening 1: propositielogica a) Gegeven: P 0 0 1 1 q 0 1 0 1 pā š 0 0 1 0 Stel de linker en rechter regel op voor de semantische tableau. b) Ga adhv een semantisch tableau na of volgende verzameling {(¬š → š) ∧ (¬š → š ), ¬š£, š” → ¬(š ∨ š ), š”}semantisch consistent is. c) Gebruik het antwoord uit b en geef het aantal modellen en het model en hun disjuncte normaalvorm. Als er geen modellen zijn, geef dan 3 waarderingen en hun disjuncte normaalvormen. Oefening 2: predicaatlogica a) Bewijs adhv natuurlijke deductie: ļ· ā¢ ∀š„(¬š(š„) ∨ š(š„)) → (∀š¦š(š¦) → ∀š§š(š§)) ļ· {∃š„∃š¦(š(š„) ∧ š(š¦))} ā¢ ∃x∃y¬(¬P(x) ∨ ¬Q(x)) ļ· {∀š„(š(š„) → š(š„)), ∀š„(š(š„) → š (š„))} ā¢ ∃xP(x) → ∃R(x) b) š” = š(š„, š, š§), voer de substitutie [š”⁄š§]š uit en š = ∀š¦(š“(š¦) ∧ ∃š„šµ(š„, š§)) → ∀š§š(š§) Oefening 3: lambda-calculus a) Bereken ((and)false)true, geef alle tussenstappen want de uitkomst is triviaal š”šš¢š ≡ šš”. šš. š” en šššš š ≡ šš”. šš. š en šš ≡ šš. šš. šš. ((š)š)š en ššš ≡ šš. šš. (((šš)š)š) b) Is šš„. (šš¦. (š„)šš„. (š„)š¦)šš„. (š¦)š„ een combinator? Bewijs dit niet formeel, geef enkel waarom wel of niet.