Medische Celbiologie 2013 Niek Groot College 1 Tight junctions (apicaal) Tight junctions, or zonula occludens, are the closely associated areas of two cells whose membranes join together forming a virtually impermeable barrier to fluid. It is a type of junctional complex present only in vertebrates. De zonula occludens heeft drie vitale functies: Ze houden cellen bij elkaar. Barriere formatie o Binnen - buiten o Apicaal – basolateraal (fence) Spelen een rol in intracellulaire signalering De functie van tight junctions is te meten m.b.v. elektrische weestand of fluorescentie. Tight junctions bestaan uit een aantal belangrijke eiwitten, namelijk: JAMs Claudines Occludines ZO-eiwitten Adherens junctions (lateraal) De zonula adhaerens of de intermediate junction is een bepaald type van hechte verbinding tussen verschillende cellen in een weefsel. In deze verbinding spelen de zogenaamde cadherines een belangrijke rol. Deze transmembranale proteïnen vormen een sterke specifieke binding (homodimeer) met de cadherines van de aanliggende cellen. Aan de cytoplasmatische zijde van de celmembraan zijn de cadherines via een aantal adaptoreiwitten verbonden met de actinefilamenten van het cytoskelet. Functie Adhesie tussen cellen (binnen – buiten) Stevigheid door binding cytoskelet (meestal actine, maar sommigen ook microtubuli) Adherens junctions ontstaat doordat er een cadherin dimeer ontstaat onder de invloed van calcium. Deze cadherin dimeer kan een binding aangaan met een gelijk molecuul op het membraan van een andere cel. Belangrijke eiwitten: E-Cadherin N-Cadherin β-catenin 1 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Desmosomen (lateraal) Een desmosoom is een structuur in de celmembraan van dieren die er voor zorgt dat cellen aan elkaar kunnen hechten. Desmosomen komen tevens voor in de zogenaamde intercalairschijven tussen hartspiercellen van de mens, en tussen de cellen met microvilli in de dunne darm. Een desmosoom bestaat uit cadherine-eiwitten die door het celmembraan heensteken (een zogenaamd transmembraaneiwit) en eiwitten die aan keratinefilamenten (IF, intermediate filaments) binden. Functie desmosomen: Adhesie tussen cellen o Binnen – buiten Stevigheid door binding cytoskelet o Intermediate filaments Zorgt voor stevigheid in cel Er zijn enkele eiwitten betrokken bij de formatie van een desmosoom: Desmocollin Desmogleïn Plakoglobin Plakophillin Desmoplakin (bindt uiteindelijk de intermediate filaments) Een gap junction of nexus is een kanaal dat twee elektrisch actieve cellen met elkaar verbindt. Met hun diameter van 1.2 tot 2 nanometer kunnen gap junctions kleine ionen en moleculen doorlaten (ionen, voedingsstoffen, signaalmoleculen, peptiden). Gap junctions komen voor in spieren die in staat zijn zelfstandig gecoördineerd samen te trekken, zoals de hartspier, de wanden van bloedvaten en de uterus. Ze zijn cruciaal voor het functioneren van deze spieren omdat ze elektrische stroom in de vorm van kalium- of calciumionen tussen cellen doorlaten en zo het synchroniseren van actiepotentialen mogelijk maken. Daarnaast zijn ze gevonden in elektrische synapsen en in de retina. Een gap junction bestaat uit twee halve kanalen, de zogeheten connexons, die elk weer uit 6 connexines bestaan. 2 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Functie van gap-junctions Electrische synchronisatie Energie metabolisme Antigen presentatie Wondheling Groeicontrole Wanneer de connexons van twee cellen elkaar ontmoeten vormen ze samen een gap junction. Merk ook in de afbeelding hiernaast op dat ZO-1 en ZO-2 eiwitten betrokken zijn bij de vorming van gap-junctions en dat gap junctions microtubuli kunnen binden. College 2 Impermeable cell monolayers (tight junctions, adherens junctions, desmosomes) Physically separate distinct environments Protects the body against potentially hostile environment Allow regulated exchange of molecules with environments Inflammatoiry bowel disease (IBD) A group of inflammatory conditions of the colon and small intestine. The major types of IBD are Crohn's disease and ulcerative colitis. IBD leads to diarrhea, which can be attributed to epithelial barrier dysfunction (leaky gut loss of fluid). Tight junctions spelen de belangrijkste rol wanneer het aankomt op impermeabiliteit. 3 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Kleine bacterie passeert darmepitheel Immuunreactie TNF alfa bindt aan basale kant van het darmepitheel Myosine light chain kinase fosforyleert de myosine light chain contractie cytoskelet nog grotere ruimten tussen epitheelcellen vicious circle Sommige tight junctions/adherens junctions worden gebruikt door infectious agents als een receptor, wat er vervolgens voor zorgt dat de junction zal worden opgeruimd of afgebroken. College 3 Contact inhibitie Normal somatic cells when grown in culture will become growth inhibited when they encounter another cell. Confluence houdt in dat de totale hoeveelheid cellen gelijk blijft door het doodgaan en het delen van cellen vorming monolayer. Cancer cellen stoppen niet met delen wanneer confluence is bereikt klompvorming cellen (focus). Wanneer gezonde cellen worden weggeschrapt met bijvoorbeeld een naald zullen beide kanten weer richting elkaar groeien totdat de ‘wond’ weer gedicht is. verschillende cel-cel junctions hebben gemeenschappelijke eiwitten (junctional membrane proteins). Deze spelen wellicht een rol in contact inhibitie. Zo kan ZO-1 het eiwit ZONAB binden, wat mogelijk weer invloed heeft op transcriptie. Er zijn 3 type signaleringsmogelijkheden: Magnetic bar Crosstalk (translocatie) Cleavage Signalering door magnetic bar function Hierbij is er een correlatie tussen ZONAB en celaggregatie. Wanneer ZONAB minder tot expressie komt, zal er minder proliferatie optreden. Daarnaast is het zo dat wanneer er meer ZO-1 tot expressie wordt gebracht, er minder proliferatie zal optreden. Je kunt dus zeggen dat ZO-1 een soort magneet voor ZONAB is. 4 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Signalering crosstalk (trans?)locatie Dit een type Wnt signalering waarbij stabiel b-catenine als transcriptiefactor wordt gebruikt. Hierbij migreert ongefosforyleerd b-catenine naar de nucleus, waar het bindt aan LEF-1/TCF, zodat Groucho loslaat, zodat de transcriptie van Wnt-responsive genes kan beginnen. Mogelijk vindt er cross-talk plaats tussen adherens junctions en Wnt signalering, maar dit is controversieel. Mogelijk spelen desmosomen ook een rol in signaleringsprocessen. Het eiwit Pg kan namelijk net als b-catenine. Cel-cel junctions zijn een soort magneet voor transcriptie (co) factoren. Wanneer cel-cel contacten verloren gaan, gaat ook de magneet verloren, wat de vanzelfsprekende consequenties heeft. Signalering door cleavage (delta/notch) Delta op de ene cel bindt met de notch recepto op de andere cel. Als een gevolg hiervan gaat de staart van notch de kern in transcriptiefactor. EpCAM (epithelial cell adhesion molecule) is een transmembraan glycoproteine wat hoog tot expressie wordt gebracht in carcinomen en minder in normaal epitheel. 5 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Voor veel cadherines is er evidentie dat het cytoplasmatische deel als transcriptiefactor kan functioneren. Hier zijn veel proteases bij betrokken, die geblokkeerd moeten worden voor onderzoek. Wanneer er een mutatie in EpCAM wordt aangebracht (zoals voorkomt bij Congenital tufting enteropathy, CTE, een erfelijke aandoening). Zullen er symptomen als chronische diarree en tufts (soort klontering van epitheelcellen). Er zijn 8 mutaties van het EpCAM gen bekend, welke allemaal tot dezelfde ziekte leiden. Conclusie: EpCAM is essential for the normal development of the intestinal epithelium All epcam mutations identified in CTE patients prevent EpCAM from localizing at the cell surface EpCAM needs to be localized at the plasma membrane for proper function College 4 Cell polarity Epithelial cells adhere to one another through tight junctions, desmosomes and adherens junctions, forming sheets of cells that line the surface of the animal body and internal cavities (e.g., digestive tract and circulatory system). These cells have an apical-basal polarity defined by the apical membrane facing the outside surface of the body, or the lumen of internal cavities, and thebasolateral membrane oriented away from the lumen. The basolateral membrane refers to both the lateral membrane where cell-cell junctions connect neighboring cells and to the basal membrane where cells are attached to the basement membrane, a thin sheet of extracellular matrix proteins that separates the epithelial sheet from underlying cells and connective tissue. 6 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Cell surface polarity is critical for the functioning of epithelial cells. Het golgi-apparaat draagt bij aan de polariteit van (epitheel) cellen. Het maakt daarbij onderscheid tussen apicale en basale vesicles door bepaalde eiwitten of “sorting signals” aan de vesicles te binden (soort postzegel). Calcium cation depletion (EGTA) leads to loss of tight junctions and randomization of apical and basolateral plasma membrane components. Lipids in the outer leaflet of the apical or basolateral surface domain do not diffuse to the other surface domain intramembraneous fence (tight junctions). Vervolgens wou men kijken welk eiwit belangrijk is voor een cel om te differentiëren in gepolariseerde epitheelcellen K.O. muis. Occludin-deficient embryonic stem cells can differentiate into polarized epithelial cells bearing tight junctions. Claudin-deficient is lasting te bepalen omdat er tientallen soorten claudins zijn. ZO-1-deficient stem cells can differentiate in epithelial cells expressing tight junctions, adherens junctions and cell polarity ZO-3 deficient stem cells can differentiate in epithelial cells expressing cell-cell junctions. ZO-1/2 deficient stem cells can differentiate into polarized epithelial cells, except for a complete lack of tight-junctions (verdwijnen transepitheliale weerstand). Conclusie: Tight junctions may not act as an intramembraneous fence to restrict the polarized distribution of proteins per se. Vervolgens vroeg men zich af of adherens junctions misschien een rol spelen in cel-polariteit. K.O. muis. E-cadherin and b-catenin deficient cells show polarity and protein trafficking. Conclusie: Both tight and adherens junctions may not act as an intramembraneous fence to restrict the polarized distribution of proteins per se. Vervolgens vroeg men zich af of cel-cel adhesie überhaupt wel essentieel is voor celpolariteit. Complete polarization of single intestinal epithelial cells It thus appears that cell-cell adhesion may not be required for establishing apical-basolateral plasma membrane polarity. But what about lipids? Is there another type of intramembraneous fence one that does not involve cell-cell junctions? 7 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Fact remains that destruction of cell-cell junctions randomization of plasma membrane domain components. Involvement of cell-cell junctions/ adhesion other than as intramembraneous fences? Segregation of receptor and ligand regulates activation of epithelial growth factor receptor Conclusies Fact remains that destruction of cell-cell junctions randomization of plasma membrane domain components Involvement of cell-cell junctions/ adhesion other than as intramembraneous fences? Cell-cell junctions as separators of extracellular environments Cell-cell adhesion may not be essential for the establishment of cell surface polarity but, once established, cells may become dependent on cell-cell adhesion to maintain surface polarity and restrict proliferation. College 5 Er is een genetische component betrokken bij ontwikkeling van zowel COPD als astma en gevoeligheid voor schadelijke prikkels van buiten af als rook en allergenen. Men denkt dat epitheelgenen een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van aandoeningen als astma. Om dit te testen heeft met een celkweek van één cellaag dik gemaakt, waardoor deze cellen na blootstelling aan lucht zullen differentiëren in mucosa- en epitheelcellen. Deze differentiatie vindt pas plaats bij goede cel-cel contacten. 8 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Onderzoek heeft uitgewezen dat astmaepitheel erg gevoelig is voor huisstofmijt. Huisstofmijt bevat namelijk proteolytische enzymen. Het bleek dat astmapatienten een verminderde Ecadherine expressie hadden nadat zij werden blootgesteld aan huisstofmijt. De ECIS (weerstand meten in welletjes) toonde aan dat de weerstand in de welletjes toeneemt wanneer er meer cel-cel contacten ontstaan. In de welletjes met E-cadherin K.O. cellen werd een lagere weerstand geconstateerd. Het blijkt dus dat E-cadherine aan de epithelial growth factor receptor (EGFR) kan binden, waardoor de celgroei geremd zal worden, de cel-cel adhesie zwakker zal zijn en de Th2 cytokineproductie verhoogd zal zijn. Verhoogde Th2 cytokineproductie inflammatie. Daarnaast was er een onderzoek gedaan naar het effect van sigarettenrook op de expressie van ZO-1. Het bleek dat sigarettenrook de expressie van ZO1 verminderde in 16HBE (epitheliale E-cadherin K.O. cellijn) cellen. Behandeling met corticosteroiden leidt tot verbetering in longfunctie bij COPD. Deze verbetering in longfunctie gaat gepaard met de verhoogde expressie van genen betrokken bij epitheel junctions en barriere functie door corticosteroiden. College 6 Zoals eerder vermeld kunnen epitheelcellen zogenaamde cel-cel junctions vormen, waaronder desmosomen. Nu is het zo dat myocyten in het hart net als epitheelcellen desmosmen kunnen vormen. Een aantal eiwitten die hiervoor gebruikt worden zijn hiervoor hetzelfde, maar niet allemaal. Dsp = desmoplakine, PG = plakoglobine, Plectin, Dsg = desmogleine, Dsc = desmocollin, PP = plakophiline 9 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Zoals je in de bovenstaande afbeelding kunt zien zijn er een aantal overeenkomstige, maar ook een aantal verschillende eiwitten te onderscheiden. Epidermis o Dsg1 en Dsg3 o Dsc1 en Dsc3 o PP1 en PP3 Myocard o Dsg2 o Dsc2 o PP2 Verder zijn plakoglobin, desmoplakin en plectin gelijk. Wanneer er mutaties optreden in één van deze eiwitten zullen er dus niet alleen in het hart of in de huid problemen, maar in beiden. De aandoeningen die hierdoor ontstaan noemt men cardiocutaneous desmosome diseases. Bij het syndroom van carvajal is er een mutatie opgetreden in het desmoplakin, dat zowel in de huid als het hart voorkomt. Lethal acantholytic epidermolysis bullosa Dit is een aandoening waarbij een mutatie in één van de eiwitten betrokken bij de formatie van een desmosoom is ontstaan. Toen er een aantal jaar geleden een baby werd geboren waarbij de huid losliet ging men opzoek naar een mogelijke verklaring. Er waren op het eerste gezicht geen afwijkingen zichtbaar in het plakophilin, plakoglobin en desmoplakin. EM opnames lieten zien dat de desmosoom er normaal uitzag, maar dat het geen IF kon binden (zie afbeelding hiernaast). Wat bleek was dat de fluorescente AB’s gebruikt voor het kleuren van desmoplakin alleen het eerste deel van het desmoplakin bonden (N-terminus). Het kindje had een mutatie aan de C-terminus kant van het desmoplakin. Pemphigus Pemphigus of Pemphigus vulgaris is een ernstige auto-immuunziekte die zich vooral situeert aan de mond in de vorm van blazen, bloedingen en korsten op de lippen en in de mondholte. Pemphigus is een auto-immuunziekte. De oorzaak is het produceren vanantilichamen (IgG) door het lichaam die gericht zijn tegen zichzelf, namelijk tegen desmogleïne (Dsg) 1 of 3 (of beiden), dat verwerkt zit in de desmosomen die de huidcellen in het stratum spinosum (een huidlaag vlak boven de basale laag, dat de onderste laag is in de huid) bij elkaar houden. Deze bruggen tussen deze cellen worden dus afgebroken (=acantholyse), zodoende dat de stevigheid en de samenhang van de huid verstoord is. 10 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot College 7 MS Multiple sclerosis (MS), also known as disseminated sclerosis or encephalomyelitis disseminata, is a inflammatory disease in which myelin sheaths around axons of the brain and spinal cord are damaged, leading to loss of myelin and scarring. The cause is not clear, but the underlying mechanism is thought to be either destruction by the immune system or failure of the myelin-producing cells. Meest voorkomende oorzaak neurologische handicap bij jonge mensen Beginleeftijd meestal 20-40 jaar Vrouwen: mannen = 2:1 Prevalentie 1/1000, dus ca. 16.000 in Nederland Wanneer er een witte vlek op een MRI-afbeelding van de hersenen verschijnt kan dit duiden op MS. MS is een ziekte van het centrale zenuwstelsel, wat waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een immuunstoornis van Th1 en Th17 cellen. Deze immuunrespons tast myeline scheden aan (witte stof). Uiteindelijk kan dit leiden tot celverlies en axonverlies. De oorzaak is niet bekend, maar men denkt aan virussen of genetische factoren. Several subtypes, or patterns of progression, have been described. Subtypes use the past course of the disease in an attempt to predict the future course. They are important not only for prognosis but also for therapeutic decisions. In 1996 the United States National Multiple Sclerosis Society standardized four clinical course. 1. 2. 3. 4. relapsing remitting, secondary progressive, primary progressive, and progressive relapsing. 11 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Na verloop van tijd zal er wel een partieel herstel van de geleiding van de zenuw optreden omdat de geleiding wordt hersteld doordat de dichtheid van de natriumkanalen zal toenemen. Daarnaast zullen axonen geremyeliniseerd worden door oligodendrocyten, maar het zal nooit meer precies worden zoals het was (partiele remyelinisatie). Deze plekken zullen dus iets minder wit zijn dan de plekken waar acute demyelinisatie optreedt. EAE staat voor experimental autoimmune encephalitis. Hierbij wordt er een myeline eiwit geinjecteerd, waardoor CD4+ anti-myeline T cellen ontstaan. Deze cellen zorgen uiteindelijk voor een inflammatoire demyelinatie in het CZS, wat dus lijkt op MS. In de bovenstaande afbeelding spreekt men over de secundair progressieve vorm van MS. De relapsing-remitting vorm van MS gaat vaak over in de secundair progressieve vorm. Medicijnen werken voornamelijk in de relapsing-remitting vorm. Tijdens de secundair (ook primair)progressieve vorm kan er axonale schade ontstaan. Deze vorm is dus neurodegeneratief. MS kan leiden tot zowel motorische als sensorische manifestaties. Beide symptomen zijn afhankelijk van de lokalisatie van de ontstekingsreactie in de hersenen. Diagnose MRI: T2 of Flair opnames Liquor: Ig G index, eiwitspectrum Evoked potentials: VEP, SSEP 12 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Behandeling ter voorkoming Interferon-β o 3 soorten o Injecties sc of im o verminderT aantal schubs met 1/3 o werkzaam bij RR vorm Copaxon o Sc injectie elke dag o Werkzaam bij RR vorm o Vermindert aantal schubs (terugvallen) met 1/3 In de behandeling van patiënten met MS zijn verschillende aspecten te onderscheiden: aangezien men de precieze oorzaak van MS niet kent, is de behandeling van de ziekte met name gericht op het remmen van de progressie en het behandelen van de symptomen die de ziekte veroorzaakt. Bij de behandeling van exacerbaties hebben corticosteroïden een belangrijke plaats. Het toedienen van methylprednisolon (500mg per dag gedurende drie of vijf dagen) intraveneus kan afhankelijk van de symptomen bij de exacerbatie een positief effect hebben. De exacerbatie herstelt sneller, terwijl de bijwerkingen van de behandeling vrij gering zijn bij deze slechts enkele dagen durende behandeling. Overigens is het niet noodzakelijk om iedere exacerbatie op deze manier te behandelen; het is vaak aan te raden om enkele dagen aan te zien of er snel een spontane remissie optreedt. 13 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot College 8 Verloop van MS Je kunt het verloop van MS in verschillende fasen onderscheiden. Ten eerste treedt er een (auto) immuunreactie op. Dit wordt gevolgd door een demyelinisatie door oligodendrocyten. Eerst zal er weer remyelinisatie optreden, maar dit zal op een gegeven moment falen, waardoor na verloop van tijd een beschadiging van axonen (degeneratie) optreedt. Het herstel is afhankelijk van: De mate van de ontstekingsreactie Remyelinisatie Axonoverleving Zoals al eerder vermeld is de behandeling gebaseerd op immuunmodulatie (IFN bèta) en op immuunsuppressie (prednisolon). Het is echter nog niet mogelijk om remyelinisatie te induceren. Remyelination is the process in which entire myelin sheaths are restored to demyelinated axons, reinstating saltatory conduction and resolving functional deficits. Het demyelinisatieproces kan beide kanten op werken. Als er oligodendrocyten (die meerdere axonen myeliniseren) sterven, zal er demyelinisatie optreden. Het omgekeerde kan ook: Wanneer het myeline kapot gaat, zal de bijbehorende oligodendrocyt ook steren. Onthouden: Remyelinisatie steeds minder myeline Je kunt remyelinisatie onderdelen in 4 stappen. Ten eerste is er nog niks aan de hand. Ten tweede treedt er demyelinisatie op, waardoor OPC (oligendrocyte proginator cells) geactiveerd worden. Daarnaast zullen microglial cells (macrofagen van het CNS) de overgebleven stukjes myeline opruimen. Ten derde zal er OPC recruitment optreden (wat bestaat uit proliferatie en migratie). Tenslotte zal er daadwerkelijke differentiatie optreden, waarbij de OPC een interactie aangaat met een axon en myelinescheden gaat vormen. DUS: Normal adult white matter Demyelination and OPC activation OPC recruitment (proliferation and migration) OPC differentiation (axon engagement and myelin sheath formation) Remyelinisatie is belangrijk omdat: Nodal organization: saltatory conduction Prevent axonal degeneration: oligodendrocyte-derived trophic factor role of myelin proteins and lipids inflammation protective 14 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Shadow laesions Zoals eerder vermeld ontstaan er bij remyelinisatie zogenaamde schaduw laesies. Dit zijn dunnere en kortere myelinesegmenten, waardoor zij lichter van kleur zijn dan het witte hersenenweefsel (rode pijltjes). Chronische laesies Naast shadow laesions zijn er ook chronische laesies. Dit zijn gebieden waar nauwelijks remyelinisatie optreedt. Dit komt door uitputting en het stilblijven (quiescent) van oligodendrocyt proginator cells). ZE ZIJN DUS WEL AANWEZIG! Voorwaarden voor remyelinisatie: Activeren van oligodendrocyt voorlopercellen Recruiteren van oligodendrocyt voorlopercellen naar de laesie Differentiatie van oligodendrocyt voorlopercellen in de laesie Bij de behandeling van MS kan het waardevol zijn om de remyelinisatie te bevorderen. Dit zou men op de volgende manieren kunnen doen. ‘Uitputting’ : aanbieden van exogene myeliniserende cellen (voorlopercellen, neuronale stamcellen, ES cellen, iPS cellen) ‘Stil’: veranderen van de omgeving; stimuleren van endogene remyelinisatie (recruiteren, deling, verplaatsing overleving en induceren van differentiatie) Astrocyte Form the blood-brain barrier (by holding together neurons and blood vessel with a separation into a two-layered structure) and support other cells Oligodendrocyte Form the myelin sheath around axons of the CNS. Myelinate serveral axons at the same time (up to 50 a time)! Microglia Phagocyte cells that migrate through the CNS removing foreign matter and degenerated brain tissue Ependymal cells epithelial cells that line the brain and central canal of the spinal cord 15 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot De geleidingssnelheid van een axon hangt af van verschillende factoren, namelijk de diameter van de axon, de temperatuur en de aanwezigheid of afwezigheid van myeline. Compact opeengestapelde plasma membraan ‘vellen’ of lamellen (fosfolipiden dubbellagen) die een axon omhullen (CNS: oligodendrocyten, PNS: Schwann cellen) Rijk aan lipiden (sfingolipiden en cholesterol), laag watergehalte (70-75% lipiden) Myeline segmenten (150-200 μm) functie: o Zorgen voor elektrische isolatie (geen signalen naar andere neuronen) o Maken de prikkelgeleiding sprongsgewijs (saltatorische geleiding) en daardoor sneller en efficiënter (van 2 m/s naar 70-120 m/s) o Beschermen van axonen MBP en PLP Omdat myeline uit fosfolipide bilagen bestaat, zullen de koppen elkaar afstoten wanneer het myeline om de axon wordt gewikkeld. Om dit probleem op te lossen zijn er twee eiwitten, namelijk PLP en MBP. MBP zorgt ervoor dat de lipide pilagen (negatief geladen) elkaar niet afstoten. PLP doet hetzelfde, maar dit is een transmembraaneiwit. Remyelinisatie is morfologisch identiek aan myelinisatie. Ook oligodendrocyten kennen een polariteit. Hierbij zijn de myelinemembranen basolateraal en het cellichaam apicaal. Eiwitten groter dan 30 aminozuren kunnen MBP niet passeren. Hierdoor ontstaat een diffusiebarriere die eiwitdiffusie limiteerd. Zoals eerder vermeld bestaat myeline voor 70% uit lipiden en voor 30% uit eiwitten. Lipiden Eiwitten GalCer en sulfatide Myelin basic protein en proteolipid protein (MBP en PLP) Deze eiwitten en lipiden worden niet allemaal tegelijk tot expressie gebracht. In de onderstaande afbeelding zie je dat eerst sulfatide, daarna GalCer en vervolgens pas PLP en MBP tot expressie komen. 16 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Transport PLP en MBP PLP en MBP worden verschillend richting de basolaterale zijde van de cel getransporteerd. PLP wordt via een indirecte manier, trancytose genaamd, getransporteerd. Transcytose is een soort van vesiculair transport waarbij PLP eerst in het apicale membraan wordt geplaatst, om vervolgens weer los te budden richting cytoplasma (soort endocytose). MBP wordt getransporteerd d.m.v. (direct) mRNA transport. Hierbij wordt het mRNA van MBP getransporteerd richting de basolaterale zijde, waar het vervolgens getransleerd zal worden. MBP: direct mRNA transport, on site protein synthesis PLP: indirect vesicular transport via transcytosis 17 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot De synthese van MBP wordt geïnitieerd door contact tussen de oligodendrocyt en de axon (Axonaal L1 met oligodendroglial F3). De synthese van PLP wordt geinitieerd door oplosbare, neuronaal-derived signals. Daarnaast kan er WEL myeline gevormd worden zonder PLP, maar NIET zonder MBP! MBG zorgt voor de initiatie van het ‘omwinden’ van myeline. Ontwikkeling van oligodendrocyten Ongeveer 50% van de immature oligodendrocyten gaan in apoptose. Alleen de oligodendrocyten die in aanraking komen met een axon zullen overleven. De stappen die hierboven staan beschreven (1 tmt 3) worden gefaciliteerd door zowel extrinsic als intrinsic factoren. Deze drie beslismomenten zijn erg belangrijk. Proliferatie Differentiatie Survival Eén van deze factoren zijn groeifactoren. Deze groeifactoren zorgen voor de communicatie tussen neuronen en oligodendrocyten. Wat je moet onthouden is dat groeifactoren meerdere effecten hebben. Daarnaast moet je weten dat membraan compartamentilisatie ook een rol speelt. De PDGFaR receptor heeft een andere functie in oligodendrocyt progenitor dan in immature oligodendrocyten doordat de receptor zich in verschillende compartimenten bevindt. 18 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Je moet dus onthouden dat er contact afhankelijke signalen zijn, maar ook uitgescheiden, lange afstand signalen. Groeifactoren zijn natuurlijk één voorbeeld van een oplosbaar, lange afstand signaal. Er zijn er nog meer, namelijk neurotransmitters, chemotactische factoren, electrische activiteit en galectine-4. Er zijn ook contact-afhankelijke signalen (denk aan F3-L1). Een ander belangrijk voorbeeld hiervan zijn de integrines en de laminines. I.t.t. groeifactoren hebben integrines één specifiek effect. Integrines zorgen dat een receptor in een specifiek compartiment na het binden van een groeifactor. Omdat de ontwikkeling van oligodendrocyten asynchroon is, zijn de tijd en plaats van bepaalde stoffen en factoren belangrijk. Hierdoor zal de oligodendrocyt worden blootgesteld aan een combinatie van signalen (bijvoorbeeld integrines en PDGF). Waarom faalt remyelinisatie bij MS? (kennen) Non-disease-related factors o Age, sex, genetic background (intrinsic and extrinsic) Disease-specific factors o Deficiency in precursor cells o Failure of recruitment o Environmental restriction for differentiation 19 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Nadat er schade is opgetreden aan myeline zullen er een aantal dingen gebeuren. Ten eerste wordt het myeline opgeruimd door microgliacellen. In de tweede fase treedt er herstel van het beschadigde myeline op. Vervolgens heeft men gekeken naar de rol van fibronectine en remyelination. Men denkt dat Fibronectine oligodendrocyt proginator cells recruiteert. Uit dit onderzoek bleek dat fibronectine de myelinisatie in vitro remt door het gepolariseerde transport richting het myeline te remmen.. Daarnaast is gebleken dat fibronectine ophoopt in MS laesies. Deze ophopingen (aggregaten), worden te groot om op te ruimen waardoor ze de remyelinisatie remmen. Toch kan fibronectine ook een vriend zijn in de strijd tegen MS omdat fibronectine aggregaten voorkomen kunnen worden. Ook kan de afbraak van fibronectine aggregaten gestimuleerd worden. College 9 Opname van glucose Wanneer er geen insuline aanwezig is, kan glucose niet de cel in diffunderen. Wanneer er wel insuline aanwezig is en aan de insuline receptor bindt, zullen de GLUT-4 transporters via translocation op het celmembraan terecht komen, waardoor glucose de cel in kan diffunderen. Later zullen de GLUT-4 transporters via endocytose weer loskomen van het membraan. Fosfolipiden Phospholipids are a class of lipids that are a major component of all cell membranes as they can form lipid bilayers. Most phospholipids contain a diglyceride, a phosphate group, and a simple organic molecule such as choline; one exception to this rule is sphingomyelin, which is derived from sphingosine instead of glycerol. Er bestaan een boel verschillende soorten fosfolipiden, waarvan de naam wordt bepaald door de kopgroep (in het geval van de afbeelding hiernaast is dit choline). Het is belangrijk om te onthouden dat verschillende soorten fosfolipiden zich op verschillende plaatsen in de cel bevinden (mitochondriën, ER, Golgi, plasmamembraan, lysosomes). 20 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Ook is het belangrij k om te weten dat CIS-vetzuren het membraan vloeibaarder maken, terwijl verzadigde vetzuren membranen juist meer rigide (harder) maken. CIS Verzadigd Vloeibaarder en KORTER Rigide en LANGER Dus: de kopgroep van een lipide bepaalt de soort en de vorm van het lipide. Lading lipiden Phosphatidyl serine is het enige lipide dat een negatieve lading heeft. Er bestaan geen positief geladen lipiden. De meesten zijn zwitter-ionisch, waarbij de positieve en de negatieve lading elkaar opheffen. Functies membranen Signaling (receiving information) Transport (import & export of molecules) Movement (movement & expansion) Hydrophobic mismatch Dit houdt in dat kleine eiwitten zich omringen met kortere, onverzadigde fosfolipiden en grotere eiwitten juist met lange, verzadigde fosfolipiden. “Lipid-protein interactions and the lateral segregation of proteins” Lipiden en het plasmamembraan Er is een verschil tussen de lipiden die zich in het extracellulaire of het intracellulaire gedeelte van de bilayer van het plasmamembraan bevinden. Aan de extracellulaire kant bevindt zich meer cholesterol, phosphatidylcholine, sphingomyeline en glycolipiden. Aan de intracellulaire kant bevindt zich ook cholesterol, maar in mindere maten. Naast cholesterol zit er ook phosphatidylethanolamine, phosphatidylserine en phosphoinositides. 21 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Deze lipide asymmetrie wordt gegenereerd in het Golgi-apparaat door de glycolysatie van glycosphingolipiden door ABC-transporters. De asymmetrie wordt ook in stand gehouden bij het plasmamembraan door flippases (deze ‘flippen’ lipiden) en ook door de eerder genoemde ABC-transporters. Wanneer het intracellulaire lipide phosphatidylserine (PS) aan de buitenkant van het plasmamembraan verschijnt zullen er drie dingen gebeuren: Apoptose Macrofaagactivatie Activatie van bloedstolling De meestvoorkomende lipiden in eukaryote membranen zijn fosfolipiden, glycosphingolipiden en cholesterol. Sphingomyeline en phosphatidylcholine (outer leaflet) vormen structuren door het vormen van waterstofbruggen. Sphingomyelin is zowel een H-donor als H-acceptor. Phosphatidylcholine is enkel een H-acceptor. GPI-anchor Glycosylphosphatidylinositol (GPI anchor) is a glycolipid that can be attached to the Cterminus of a protein during posttranslational modification. Dit is dus een manier om een eiwit aan het (plasma)membraan te hechten. The plasma membrane of cells is made of a combination of glycosphingolipids and protein receptors organized in glycolipoprotein microdomains termed lipid rafts. These specialized membrane microdomains compartmentalize cellular processes by serving as organizing centers for the assembly of signaling molecules, influencing membrane fluidity and membrane protein trafficking, and regulating neurotransmission and receptor trafficking. Lipid rafts are more ordered and tightly packed than the surrounding bilayer, but float freely in the membrane bilayer. Although more common in plasma membrane, lipid rafts have also been reported in other parts of the cell, such as Golgi and lysosomes. Cholesterol is the dynamic "glue" that holds the raft together. Lectines kunnen eiwitcomplexen clusteren. 22 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Veel lipiden die voorkomen in biologische membranen vormen geen bilayers. De non-bilayer forming lipids zijn dus membraan-destabiliserende lipiden. Deze zorgen voor dynamiek van het membraan (vesiculatie, fusie etc.). Bilayer forming: o Phosphatidylcholine o Phosphatidylserine o Sphingomyelin Non-bilayer forming lipids: o Phosphatidylethanolamine o Cholesterol o Diacylglycerol o Glycosphingolipids (ceramides) o Lysophospholipids Non-bilayer forming lipiden hebben verschillende vormen, namelijk de cone en de inverted cone. Bilayer-forming lipiden hebben een cilindrische vorm en vormen een bilayer. Hieronder vind je een afbeelding van het stalk concept, waarbij de vorm van de lipide een effectorfunctie heeft. 23 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Myeline bestaat voornamelijk uit lipiden (70%) en eiwitten (30%). Deze lipiden bestaan voornamelijk uit raft-achtige lipiden, namelijk galactolipiden, cholesterol en GalCer. Deze laatste (GalCer) was schijnbaar belangrijk, samen met sulfatide. De belangrijkste eiwitten zijn al eerder behandeld (PLP en MBP). Wanneer een oligodendrocyt een axon nadert zullen er bepaalde adhesiemoleculen aan elkaar binden, waardoor een cel-cel binding ontstaat. Er zijn specifieke eiwitten in beide cellen aanwezig om een bepaalde interactie aan te gaan. De lokalisatie van eiwitten in de vorm van RAFTS is belangrijk om de interactie te bewerkstelligen. Zowel cel adhesie moleculen, cytoskelet eiwitten en RAFTS spelen een rol. In de biogenese van myeline spelen syntaxins een belangrijke rol. Syntaxin 3 bevindt zich voornamelijk apicaal en syntaxin 4 voornamelijk basolateraal. Syntaxin 3 Syntaxin 4 Apicaal Basolateraal Het bleek dat de overexpressie van syntaxin 3 ervoor zorgde dat het transport van PLP geinhibeerd werd. Dit was niet het geval wanneer syntaxin 4 tot overexpressie werd gebracht. Dit komt omdat syntaxin 3 klonten vormt wanneer het tot overexpressie wordt gebracht. PLP lokaliseert dus richting rafts met syntaxin 3. Het komt er dus op neer dat GalCer en sulfatide belangrijk zijn in het vesiculaire transport van PLP (MBP gaat rechtstreeks richting de basolaterale kant sheet). 24 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot College 10 Stamcellen Een stamcel is een cel die in staat is om in een ander celtype te veranderen (differentiëren). Afhankelijk van het type stamcel heeft deze meer of minder mogelijkheden om tot verschillende celtypes te differentiëren. Naar afnemende veelzijdigheid worden vier differentiatie-graden van stamcellen onderscheiden: Totipotente stamcellen Pluripotente stamcellen Multipotente stamcellen Unipotente stamcellen Een embryo bestaat in eerste instantie enkel uit totipotente stamcellen. Later gaan deze zich specialiseren en vormen ze cellen met elk een eigen functie. Deze gespecialiseerde cellen kunnen daarna geen andere functies meer vervullen (uitzondering: plasticiteit) en ze kunnen ook nooit meer teruggaan in hun ontwikkeling om weer stamcellen te vormen. Als de celfunctie deling toestaat worden door deling alleen soortgelijke of nog sterker gespecialiseerde cellen gevormd. Een stamcel moet dus aan twee dingen voldoen. Ten eerste moet het kunnen differentiëren naar een specifiek celtype. Daarnaast moet er na de deling nog steeds een stamcel aanwezig blijven self renewal. The zygote, formed by the fusion of egg and sperm, could be considered to be the first totipotent cell. The zygote divides to form the inner cell mass and extra-embryonic tissue of the blastocyst. When isolated from the blastocyst in vitro, the cells of the inner cell mass can be maintained in culture as pluripotent embryonic stem cell lines. During the development of the embryo, the pluripotent stem cells in the inner cell mass become increasingly restricted in their lineage potential and generate tissue-specific, multipotent stem cells. These include epidermal stem cells that form skin and hair, hematopoietic stem cells in the bone marrow that give rise to all hematopoietic cells, neural stem cells in the subventricular zone of the brain, gastrointestinal stem cells that are located in the crypt of the small intestine, oval cells that give rise to liver (not shown), and mesenchymal stem cells that reside in the bone marrow and can form bone, stromal cells and adipocytes (not shown). Hematopoietic stem cells are the best characterized adult stem cells and can therefore serve as a model to study stem cell characteristics. ICM Adult SC’s pluripotent in kleine properties in weefsels 25 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Er zitten ongeveer 7 dagen tussen de bevruchting en de daadwerkelijk innesteling. Dit komt omdat de bevruchting in de tuba plaatsvindt. How to access pluripotency of embryonic stem cells Dit doe je door cellen van de ICM van een blastocyst te nemen. Deze cellen kweek je en injecteer je vervolgens in de ICM van een andere (muis) blastocyst. Hieruit ontstaat vervolgens een chimere muis. Wanneer je cellen van een zwarte muis transplanteert in de blastocyst van een witte muis en deze implanteert in een schijnzwangere muis krijg je dus een zwart/witte chimere muis. Embryonale stamcellen Aangezien ICM-cellen pluripotent zijn, zou je ze in principe in vitro kunnen laten differentieren in bijvoorbeeld dopaminerge neuronen, bèta cellen, cardiomyocyten of hematopoietic stem cells. Dit klinkt misschien mooi, maar er is een probleem, namelijk afstoting. Er zal dus een afstotingsreactie plaatsvinden omdat je nooit eigen pluripotente stamcellen kunt produceren. Somatic cell nuclear transfer (SCNT) The nucleus of a somatic cell is removed and kept, and the host's egg cell is kept and nucleus removed and discarded. Now we have a lone nucleus and an empty (or deprogrammed) egg cell. The lone nucleus is then fused with the 'deprogrammed' egg cell. After being inserted into the egg, the lone (somatic-cell) nucleus is reprogrammed by the host egg cell. The egg, now containing the somatic cell's nucleus, is stimulated with a shock and will begin to divide. After many mitotic divisions, this single cell forms a blastocyst (an early stage embryo with about 100 cells) with almost identical DNA to the original organism. iPS Induced pluripotent stem cells, commonly abbreviated as iPS cells or iPSCs are a type of pluripotent stem cell artificially derived from a non-pluripotent cell - typically an adult somatic cell - by inducing a "forced" expression of specific genes. Induced pluripotent stem cells are similar to natural pluripotent stem cells, such as embryonic stem (ES) cells, in many aspects, such as the expression of certain stem cell genes and proteins,chromatin methylation patterns, doubling time, embryoid body formation, teratoma formation, viable chimera formation, and potency and differentiability, but the full extent of their relation to natural pluripotent stem cells is still being assessed. Induced pluripotent cells have been made from adult stomach, liver, skin cells and blood cells. PROOF KENNEN! 26 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot College 11 Wanneer je iemand bestraalt wil je dat de tumor bij een lagere stralingsdosis een hogere respons heeft t.o.v. het normale gezonde weefsel. Kortom: Je wil de tumor grafiek naar links en de grafiek van het normale weefsel naar rechts. 27 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Therapeutic window The Therapeutic window (or pharmaceutical window) of a drug is the range of drug dosages which can treat disease effectively while staying within the safety range. In other words, it is the dosages of a medication between the amount that gives an effect (effective dose) and the amount that gives more adverse effects than desired effects. Energetische waarde Straling met een korte golflengte heft een hogere energetische waarde. Wanneer straling een bepaalde energetische waarde bereikt wordt het schadelijk (vanaf 10-9). Deze straling kan dan bepaalde effecten hebben (indirect en direct). DNA schade is de meest kritische schade na straling. Microbestralingen van cellen laten zien dat de energie absorptie in de kern bij een veel lagere dosis tot celdood leidt dan energie absorptie in het cytoplasma Isotopen met een korte dracht leiden niet tot celdood wanneer geincorporeerd in het celmembraan en wel indien geincorporeerd in het DNA De incidentie van chromosoom afwijkingen na bestraling is sterk gerelateerd aan celdood Cellen met een defect in DNA herstel zijn stralingsgevoelig. 28 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot UV, X-ray of bepaalde chemicalien kunnen verschillende soorten DNA schade veroorzaken. UV-licht afkomstig van de zon veroorzaakt zo ongeveer 10.000 dimeren per uur, terwijl Xray juist DNA breuken teweegbrengt. DNA breuken veroorzaken chromosoom aberraties. Dit zijn gewoon stukjes chromosoom die afbreken. Sommige van deze stukjes zullen dan weer aan een ander chromosoom binden (mutatie). Defects in Double Strand Break (DSB) zoals voorkomt in Ataxia Telangiectasia Elevated cancer risk Early ageing Hypersensitive to radiotherapy Fractioneren van de dosis Men fractioneert de stralingsdosis om gebruik te maken van het herstelvermogen van cellen. Cellen die om het uur 2Gy krijgen overleven langer dan een cel die in één keer 4Gy krijgt. Daarnaast trek je de curves van tumorweefsel en normaal weefsel uit elkaar wanneer je intervallen gebruikt (snel delend en langzaam delend). Effect straling op stamcellen Op een gegeven moment zal straling ook een effect hebben op stamcellen. Hier geldt: Hoe hoger de activiteit van de stamcellen, hoe sneller er schade zal optreden. Hierdoor ontstaat er een verschil tussen het verlies van cellen door ageing en de productie van cellen door stamcellen. Dit zie je vooral veel in darmepitheel t.g.v. bestraling, waarbij de villi gewoon loslaten. Tijdens college werd vermeld dat één bulge cell (haarstamcel) een hele pluk haar kan vormen. 29 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Tijdseffect Het is belangrijk om je te realiseren dat de tissue turnover tijd de responstijd bepaalt en NIET de stralingsdosis. Hierbij geldt dat hoe sneller cellen delen, hoe eerder de stralingsrespons te zien is. Om dit aan te tonen heeft men een beest geëpileerd (delingssnelheid >) en vervolgens bestraald en vergeleken met een controle. Hieruit bleek dat de geëpileerde cellen sneller een reactie lieten zien. Soms kan zelfs 2 jaar na bestraling schade optreden door de trage delingssnelheid van de organen zoals de nier en de blaas. Ook moet je weten dat het beenmerg zo’n beetje het gevoeligste orgaan is voor straling. Chronische effecten Voor de nier en de long geldt dat de gevoeligheid van een subunit afhankelijk is van het aantal stamcellen per subunit. Hieruit kan men afleiden dat de gevoeligheid van het orgaan afhankelijk is van het verlies van subunits. Endotheelcellen gaan in apoptose Fibroblasten differentieren in post-mitotische fibrocyten die collageen aanmaken Macrofagen maken ROS/NOS species en cytokinen aan Deze factoren veroorzaken celdood College 12 Adulte stamcellen Adulte (somatische of van weefsel afkomstige) stamcellen zijn orgaan specifiek en vormen in het algemeen alleen celtypes van het orgaan waaruit zij voorkomen (unipotent). Beenmergtransplantatie Stamceltransplantatie wordt in de geneeskunde toegepast als behandeling bij bloedkanker (leukemie, plasmaceldyscrasie), lymfklierkanker (lymfoom) en bepaalde bloedziekten (thalassemie, immuundeficiënties en aplastische anemie). In de toekomst kan het misschien ook bij andere ziekten worden gebruikt. Een aantal patiënten krijgt chemotherapie en/of radiotherapie in een hoge dosering toegediend. Deze behandeling vernietigt naast zieke cellen ook gezonde cellen in de beenmergholte. 30 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Daarom worden na een behandeling met hoge dosis chemotherapie en/of radiotherapie aansluitend gezonde, goedwerkende stamcellen aan de patiënt toegediend. Stamcellen kunnen verschillende typen bloedcellen maken en zorgen voor herstel van het beenmerg. Enkele jaren terug werden de benodigde stamcellen vooral uit het beenmerg gehaald: een beenmergtransplantatie. De laatste jaren gebeurt dat alleen nog bij uitzondering. Stamcellen worden tegenwoordig vrijwel altijd rechtstreeks uit het bloed gehaald. We spreken dan van een stamceltransplantatie. De stamcellen worden getransplanteerd van een gezonde donor naar een zieke ontvanger bij wie alle hematopoïetische cellen ziek zijn of afwezig door hoge dosis chemotherapie (allogene stamceltransplantatie). Soms kan iemand zijn eigen stamcellen teruggetransplanteerd krijgen, als er een manier bestaat om uit het beenmerg van de patiënt die stamcellen te selecteren die niet ziek zijn (autologe stamceltransplantatie). Men kan beenmerg stamcellen mobiliseren door verschillende groeifactoren toe te dienen, waardoor de stamcellen in het beenmerg zich naar de bloedbaan zullen begeven. Dit bloed wordt vervolgens door een FACS gehaald. Aangezien de markers van stamcellen bekend zijn is het mogelijk om stamcellen te isoleren. Om kapotte speekselklieren te herstellen heeft men geprobeerd om speekselklier stamcellen te nemen. Vervolgens heeft men deze stamcellen opgekweekt en sferen laten vormen (in vitro). Stamcellen kunnen verschillende soorten division ondergaan. Bij asymmetric division ontstaan er na het delen van de stamcel zowel een multipotente proginator als een nieuwe stamcel. Daarnaast is er symmetrische division, waarbij er na deling enkel nieuwe stamcellen ontstaan. Tenslotte is er ook nog restrictive division, waarbij er geen nieuwe stamcellen ontstaan, waardoor het weefsel geen vernieuwing kan ondergaan. 31 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Je wilt dus eigenlijk een asymmetrische deling, omdat je zowel stamcelvernieuwing als de vorming van duct/acinaire cellen (speekselklier) wil. Uit onderzoek bleek dat de speekselklier stamcellen voldeden aan: Zelfvernieuwing Brachten na differentiatie epitheliele markers tot expressie Differentieerden in vitro Brachten stamcelmarkers tot expressie Nu moest nog worden gekeken of deze cellen ook konden zorgen voor weefselregeneratie. 32 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Men bracht dus zowel c-kit (-) als c-kit (+) cellen in een muis. C-kit positieve cellen verzorgde een grotere speekselproductie dan ckit negatieve cellen. Dus, muizen speekselklier stamcellen: Celen afkomstig van de speekselklier Bevatten cellen met stamcelmarkers Kunnen zichzelf vernieuwen in vitro en in vivo Kunnen differentiëren in vitro en in vivo Kunnen bestraalde speekselklieren regenereren. Het bleek dat dit bij mensen ook kan. Hiervoor nam men stamcellen van de patiënt en behandelde deze net zoals de muizen stamcellen (DUS c-kit positieve cellen!) 33 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Colllege 13 Mogelijke oorzaken van veroudering Chromosome biology (telomeres/DNA repair) Regulation of gene expression (genetics en epigenetics) Regeneration and homeostasis (including immunity) Protein folding and post-translational modifications Energy/ metabolism/ oxygen radical biology (environment and diet) Stamcellen zijn belangrijk voor de homeostase en maintenance, maar bepalen ook de lifespan van een bepaald weefsel. Tijdens hun differentiatie brengen (hematopoietische) stamcellen verschillende markers tot expressie, waaraan zij herkend kunnen worden. Hierbij is de proliferative index het grootst in de tussenfase. Klinische beenmergtransplantatie Bij een beenmergstransplantatie worden er beenmergcellen uit het beenmerg genomen. Dit beenmerg wordt gefiltreerd tot er alleen nog beenmergcellen over zijn. Deze beenmergcellen worden vervolgens aan de ontvanger gegeven via een infuus (DUS IN DE BLOEDBAAN!). Een andere manier om een beenmergtransplantatie uit te voeren gebeurt met behulp van groeifactoren. Deze groeifactoren worden ingespoten, waardoor de beenmergstamcellen zich zullen mobiliseren. Deze gemobiliseerde perifere bloed beenmerg(stam)cellen worden vervolgens uit het bloed gefiltreerd en in de donor geinjecteerd (weer in bloedbaan). 34 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot CLINICAL STEM CELL TRANSPLANTATION Stem cell sources o Bone marrow o Mobilized peripheral blood o Umbilical cord blood Donors o Autologous (patient) o Allogeneic (family member, MHC matched) o Unrelated (MHC matched) Diseases o Leukemias (malignant) o Genetic diseaseas affecting blood cell formation (one or more lineages) Het problem met umbilical cord blood SC’s is dat het er vaak te weinig zijn. Daarnaast moet de ontvangende partij ook nog geconditioneerd worden. Ten eerste moet er ruimte worden gemaakt in het beenmerg (oude cellen eruit halen). Ten tweede moet het immuunsysteem worden onderdrukt wanneer er over allogene barrières wordt getransplanteerd. Tenslotte moeten overgebleven residuele malignante cellen worden geëlimineerd (bloed). Vervolgens worden de donorcellen intraveneus toegediend. Daarnaast is er naast het major HC (MHC) ook het minor HC, waardoor immunosuppressiva wellicht toch nodig zijn. Het is belangrijk dat je onthoudt dat humane stamcellen CD34 tot expressie brengen. Murine stamcellen hebben niet per definitie. Bij murine stamcellen kijk je naar het gebrek aan mature lineage markers. Wel brengen murine stamcellen Sca-1 en c-kit tot expressie. 35 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot In de afbeelding hierboven kun je zien dat er na elk stadium een bepaalde marker verdwijnt. Daarnaast daalt de kwaliteit van stamcellen na transplantaties, chemotherapieën of veroudering in het algemeen. Serial transplantations Door stamcellen in serie te transplanteren is het mogelijk om hematopoietische stamcellen uit te putten. Door de muizen ook te bestralen (waardoor je alle Hematopoietische cellen doodt) induceer je een sterke replicatieve stress, waardoor er of loss of self renewal, of juist leukemieen kunnen ontstaan. Several independent components to HSC aging: Intrinsic loss of HSC functioning Loss of stem cell pool size control Skewed ratio of different HSC subsets Defects are restricted to HSC, and not to progenitors Polycomb Polycomb reguleert de epigenetische regulatie van transcriptie. Hierbij kun je onderscheid maken tussen twee complexen, polycomb repressive complex 2 en polycomb repressive complex 1. 36 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Van complex 2 is EZH2 het belangrijkste. Wanneer dit complex geactiveerd wordt, zal het DNA op die plek compacter worden door het aanbrengen van trimethylaties. Vervolgens zal complex 1 deze trimethylaties herkennen en deze ubiquitineren, waardoor het DNA nog compacter zal worden. Wanneer PrC (polycomb repressive complex) actief is zullen genen dus worden uitgeschakeld. Wanneer deze echter afwezig is zullen de genen worden uitgeschakeld CBX eiwitten Er bevindt zich slechts één Cbx eiwit in een PRC1 complex op een bepaald moment. (PRC1 complexen beinvloeden de toegankelijkheid van DNA. Vervolgens heeft men Cbx 7 en Cbx 8 tot overexpressie gebracht in beenmergcellen en gesorteerd mb.v. FACS. Hieruit bleek hetvolgende: Cbx 7 Cbx 8 Verhoogt het aantal kolonies Verlaagt het aantal kolonies. SELF RENEWAL (leukemie) DIFFERENTIATION In de afbeelding staat CBX7 links en CBX 8 rechts weergegeven. Hematopoetic stem cells are extremely rare, but are able to maintain tissue homeostasis (blood cell formation) for the lifetime of each individual Hematopoietic stem cells are able to regenerate the entire hematopoietic system During aging, the regenerative capacity of hematopoietic stem cells decreases Aging renders hematopoietic stem cells more vulnerable to loss of function (anemia, loss of immunity) or gain of function (leukemia) 37 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot College 14 Poly-Q diseases Poly-glutamine (Q) diseases are an expansion of CAG repeats leading to poly--‐glutamine (Q) stretch. Gezonde mensen hebben ook wel repeats, maar niet meer dan ~20. Zieke mensen hebben er meestal meer dan 40. Expansion of CAG repeats leading to poly-q stretch Family of neuro/muscular degenerative diseases (8 stuks), mostly autosomal dominant As such, poly-Q diseases are no ageing diseases but, due to its usual late onset the disease is age-related and the cause for its manifestation is related to cellular ageing. De leeftijd waarop de ziekte zich uit is zeer gecorreleerd met de hoeveelheid repeats. Toch is er veel interindividuele variatie. Bij Huntingtonpatienten is vooral het striatum aangedaan, waardoor er op dat gebied neuronale dysfunction ontstaat. Dit leidt in veel gevallen tot bewegingsstoornissen (chorea), personaliteitsveranderingen en later zelfs tot dementie of cognitieve aandoening. Ongeveer 1 op de 10,000 mensen hebben Huntington, wat autosomaal dominant overerft. Unaffected individuals carry repeats from 6-35 CAG At risk for transmitting (carriers) have 35-40 CAG Meer dan 40 repeats pathologisch Main hallmark: protein aggregation. De ziekte uit zich via twee mechanismen, namelijk een loss of function en een deletrious gain of function. Loss of function o No difference between homo and heterozygotes o No effect of reduced expression levels o Null mutation has no phenotype in mice Deleterious gain of function o Overexpression of disease gene in mice cause disease o Protein aggregation is hallmark of many diseases and disturbs protein homeostasis o Protein aggregation may impair axonal transport and transcription which cause cell death. 38 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Dus: Poly-Q proteins result in the formation of inclusions that are detrimental to the cells, first leading to dysfunction and subsequently to cell death associated with the progressiveness of the disease phenotype. Er ontstaat een soort sneeuwbaleffect (poly-q stretching) waarbij andere eiwitten geinactiveerd worden. Ten eerste klonteren Poly-Q eiwitten en gezonde eiwitten als transcriptiefactoren aan elkaar, waardoor deze geinactiveerd worden. Ten tweede wordt het protein quality control systeem uitgeschakeld en ontstaat er een structurele toxicity waarbij het vesicle transport belemmerd wordt. Omdat er grote intra individuele verschillen bestaan is interventie wellicht mogelijk. Insulin signalling & ageing Uit het college bleek dat insuline alshetware het quality-control mechanisme van cellen uitzet. Daarnaast lijkt het erop dat calorierestrictie (weinig insuline) ervoor zorgt dat de youthfulness, longetivity, stress resistance en proteostasis toeneemt door de transcriptie HSF-1, dat de transcriptie van Heat shock proteins beinvloedt. . Dit laatste kan wel eens van toepassing zijn voor de ziekte van Huntington. Heat shock proteins (HSP were difined as proteins encoded by genes that contain so called heat shock elements in their genes that are regulated by the “Heat shock transcription factor (HSF). HSP Molecular Chaperones Voorkomen ongewenste interacties tussen eiwitten Humane HSP families kennen vele soorten. Uit onderzoek bleek dat er twee belangrijke chaperones bij de Hsp40 (DNAJ) familie horen, namelijk DNAJB6 en DNAJB8. Men kruiste een DNAJB6 overexpressie muis met een modelmuis voor Huntington (>200 repeats). Hieruit bleek dat de nakomelingen minder aggregaten vormden en langer op het rad konden balanceren dan de Huntingtonmuizen. Daarnaast lieten spreidde deze muizen hun poten wanneer ze aan hun staart werden opgetild. Al met al leidde het tot een 23% increase in lifespan. 39 Medische Celbiologie 2013 Niek Groot Uit onderzoek bleek ook dat ongevouwen eiwitten door een proteasoom in stukjes worden geknipt. Het is echter niet in staat om in de poly-Q tail te knippen, waardoor er een los stuk poly-Q tail ontstaat dat aggregaten kan vormen. Disease Associated Protein Denaturatie Aggregation Toxicity Er zijn dus verschillende manieren om in te grijpen. Ten eerste zou je chaperones kunnen gebruiken om eiwitten op een correcte manier te vouwen (refolding) Ten tweede zou je anti-aggregatie eiwitten kunnen upreguleren Ten derde zou je slecht gevouwen kunnen laten afbreken door een proteasoom (werkt niet voor poly-Q) Tenslotte kan je het autofage-lysosomale systeem stimuleren, waardoor toxische aggregaten worden opgeruimd. DNAJB6 en DNAJB8 hervouwen dus niet, maar voorkomen de seeding die plaatsvindt bij overmatige proteasomale afbraak. 40