17 - Scholieren.com

advertisement
HOOFDSTUK 12
Vreemd vermogen lang termijn: altijd afgelost en looptijd langer dan één jaar
Onderhandse lening: lening op lang termijn die door één geldgever wordt verstrekt
- Geldgever en geldnemer overleggen rechtstreeks met elkaar om leningsvoorwaarden
onderling te regelen
- Verstrekt door institutionele beleggers (levensverzekeringsmaatschappijen,
pensioenfondsen)
- Verstrekt door familielid
Voor geldnemer en geldgever zijn de volgende voordelen verbonden:
 Er kan worden onderhandeld over leningsvoorwaarden
 Er zijn geen emissiekosten zoals bij de uitgifte van aandelen en obligaties
 De administratiekosten zijn lager dan bijvoorbeeld bij de obligatielening
Obligatie: een bewijs van deelname in een geldlening (obligatielening) bestaat uit een
mantel en een couponblad (staat meestal niet op naam) (duur van 10 jaar)
Mantel: officiële stuk, staan de belangrijkste gegevens op vermeld
Couponblad: aantal coupons en een talon. De coupons dienen voor de interestbetaling
Coupon: de houder van een obligatie levert jaarlijks een coupon in, waarvoor hij dan zijn
jaarlijkse interest ontvangt. (hierop staat de datum waarop hij de interest kan innen, en het
bedrag waar hij recht op heeft)
Talon: wanneer alle coupons zijn verbruikt, stuurt hij de talon op naar de onderneming die
de obligatielening heeft uitgegeven. Enige tijd later krijg je een nieuw couponblad
Houders van obligaties moeten zelf de interest innen en hun obligaties verzilveren, want
obligaties zijn aan toonder (niet op naam). Ze laten dit meestal doen door de bank.
Prospectus: vermelding van bijzonderheden onderneming en obligatielening
- verhouding eigen en vreemd vermogen
- resultaten afgelopen jaren en verwachtingen toekomst
- doel van de lening en grootte van het te lenen bedrag
- datum waarop koers bekend wordt gemaakt (via advertenties bijv.)
- wijze aflossen en data waarop wordt afgelost
- tijdstip waarop moet worden ingeschreven
- tijdstip waarop obligaties kunnen worden afgehaald en moeten worden betaald
Tendersysteem: a.d.h.v. inschrijvingen wordt de uitgiftekoers vastgesteld (staatsleningen)
Vervroegde aflossing:
- als onderneming over overtollige geld middelen beschikt
- als de interestvoet is gedaald
Obligatielening: een geldlening op lange termijn die in kleine bedragen is opgesplitst
(het is makkelijker om duizend mensen 50 euro te laten betalen dan 1 iemand 50.000)
Vb. overheid, want lening voor investeringen betalen uit belastingopbrengst van
verschillende generaties
Aflossing: eind looptijd, in gedeeltes d.m.v. uitloting of inkopen van eigen obligaties
Verschillen tussen aandelen en obligaties:
- Aandeel is eigen vermogen, obligatie is vreemd vermogen (moet je terug betalen)
- Aandeel is bewijs mede-eigendom, obligatie is bewijs deelname in schuld
- Aandeel is permanent vermogen, obligatie is tijdelijk vermogen (wordt afgelost)
- Aandeel heeft medezeggenschap (stemrecht), obligatie geen zeggenschap
- Koers aandeel onstabiel (afh. winstverwachting), obligatie stabieler (afh. rentestand)
- Aandeel dividend als beloning (bij winst), obligatie vast interestpercentage
- Aandeel groot risico slechte resultaten, obligatie minder risico slechte resultaten
Overeenkomsten tussen aandelen en obligaties:
- Voor de onderneming is de obligatielening evenals het aandelenvermogen een
manier om aan lang vreemd vermogen te komen
- Voor de belegger zijn aandelen en obligaties alternatieve beleggingspapieren
- Zowel obligaties als aandelen kun je via de effectenbeurs kopen en verkopen
Agio: interest obligaties is groter dan marktrente
Eigenwoningfortait: inkomsten uit eigen woning (percentage over WOZ-waarde)
Hypothecaire lening: een geldlening op een onderpand van een onroerende zaak (grond
en gebouwen) (1. Lineaire hypotheek) (2. Spaarhypotheek) (3. Annuïteitenhypotheek)
Lineaire hypotheek: (gunstig ouder; dalend inkomen)
- elke periode gelijk bedrag aan aflossing
- interestbedrag (over schuld) jaarlijks lager
Belastingvoordeel: percentage belasting over interest (in hoogste schijven)
Belasting zonder huis – belasting met huis (nieuw belastbaar inkomen = oud belastbaar
inkomen – (interest hypotheek – woningfortait) *groter voordeel, naarmate inkomen hoger!*
Voordelen: interestkosten snel lager, schuld steeds kleiner
Nadelen: belastingvoordeel neemt snel af, uitgaven eerste jaren hoogst (inkomen niet)
Spaarhypotheek:
- geen aflossing gedurende looptijd, elke periode spaarpremie 
belegd, zodat na leenperiode gehele bedrag (totaal premies + interest deel) aflossen
- interestbedrag elk jaar gelijk
- deel premie kan overlijdensrisicoverzekering (bij overlijden resterende schuld
kwijtgescholden)
Voordelen: elk jaar maximale interestaftrek, geen belasting over interest, maandlasten gelijk
Nadelen: interestlasten hoog, vergoede interestpercentage lager dan percentage zelf betaalt
Annuïteitenhypotheek: (gunstig jong; stijgend inkomen)
- elke periode annuïteit (= periodiek bedrag, interest + aflossing) gelijk
- interestbedrag jaarlijks lager, aflossing hoger
Voordelen: eerste jaren groot belastingvoordeel, maandlasten eerste jaren lagen
Nadelen: belastingvoordeel steeds kleiner, maandlasten eind vrij hoog
HOOFDSTUK 13
Leverancierskrediet (13.1)
- Krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer (eerst product, dan geld)
- Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleent aan een consument > leverancier hoeft hier niet aan te verdienen, kosten voor leverancier zijn laag,
klantenbinding
- Postorderbedrijven -> krediet loopt vooruit op de inkomensvorming -> consument nooit
zeker van inkomen, toekomst brengt andere behoeften met zich mee
- Ook leverancier heeft nadelen -> als consument zijn verplichtingen niet meer kan voldoen
- Productief leverancierskrediet: krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf -> kort
vermogen (vaak 1 tot 6 maanden)
- Liever leverancierskrediet dan bankkrediet -> kosten lager, risico voor leverancier kleiner
dan voor bank
- Leverancierskrediet brengt kosten met zich mee -> zie voorbeeld boek 1A blz. 231
- Kredietbeperkingstoeslag -> extra bedrag als afnemer niet op tijd betaald
Afnemerskrediet (13.2)
- Krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier (eerst geld, dan product)
- Afnemerskrediet komt vooral voor bij: dienstverlenende bedrijven (kunnen wij wanbetaling
niet worden teruggedraaid), speciale orders (met specifieke wensen voor de klant),
opkopende handel (bv. Boer ontvangt geld van afnemer om graan te zaaien)
- Ook te verdelen in consumptief en productief
Rekening-courantkrediet (13.3)
- Rekening die gebruikt wordt voor dagelijkse betalingen en ontvangsten
- Toestemming van bank om tot een maximumbedrag rood te staan (kredietplafond)
- Dispositieruimte = nog opneembaar geld tot aan kredietplafond
- Bank kan de rekening op elk moment opzeggen
- In verhouding tot andere kredieten duur
- Gevallen waarin rekening-courantkrediet zinvol is: kleine bedrijven met weinig mogelijkheid
tot andere leningen, bedrijven met seizoenpieken, anticipatiekrediet -> krediet dat
vooruitloopt op plaatsing van aandelen
Leasing (13.4)
- Huren van duurzame productiemiddelen i.p.v. kopen
- Door leasing wordt het risico (door huurder) van economische veroudering verkleint
- Wordt vooral gebruik van gemaakt door startende onderneming (geen groot kapitaal)
- Operational leasing: overeenkomst op korte termijn opzegbaar
- Financial leasing: overeenkomst voor geschatte economische levensduur,
onderhoudskosten en verzekeringskosten nu voor rekening huurder, huurder kan het
gehuurde voor lage prijs aan het einde van de looptijd vaak kopen
- Sale-and-lease back: bv. Gebouw verkopen aan leasemaatschappij en direct weer zelf
leasen -> geen groot bedrag in 1x kwijt maar een maandelijkse post op de balans
Consumptief krediet (13.5)
- Doorlopend krediet: consument met krediet opnemen tot een bepaald bedrag dat binnen
aantal maanden moet worden terug betaald, consument betaald interest, geleende bedrag
hoeft niet in 1x te worden opgenomen, afgeloste bedragen kunnen steeds weer opnieuw
worden geleend
- Persoonlijke lening: lening bij de bank voor bepaald doel, maximale bedrag in 1x,
terugbetaling in termijnen, interest + aflossing, kosten zijn interest + afsluitingsprovisie
(financieringskosten)
- Beiden dure kredietvormen omdat bank de investering met het geleende geld vaak niet
terug kan vorderen, bank verdient er veel aan
- Koop en verkoop op afbetaling: koop van een product wordt betaald in termijnen, artikelen
worden op krediet gekocht
- Huurkoop: lijkt op afbetaling, maar nu blijft verhuurder de eigenaar, pas bij laatste termijn
wordt huurder eigenaar
HOOFDSTUK 14
Enkelvoudige interest (EI):
-Interest alleen over het oorspronkelijk geleende bedrag.
-Is dus geen interest over interest.
-Oorspronkelijk geleende bedrag__ x interestpercentage.
100
Samengestelde interest.
-Interest over het bedrag over een bepaalde periode dat nog in lening is.
-Is dus wel interest over interest.
-Zie boek voor berekening
Verschil tussen hoogte van interestpercentage van ‘half jaar’ en heel jaar:
-Nooit interestpercentages optellen of aftrekken maar dan in kwadraat.
Schuldrest / Bedrag dat nog afgelost moet worden:
- Het oorspronkelijke bedrag
Alle aflossingen tot dan toe
HOOFDSTUK 17
17.1 Marketingaspecten
Doelstellingen van elke organisatie: - het nastreven van continuïteit
- het behalen van winst
De marketingdoelstellingen: - behalen van bepaalde afzet
- vergroten van marktaandeel
- behalen van bepaalde winst
- verbeteren van het imago
Onderdelen marketingbeleid: - productbeleid
(marketinginstrumenten) - prijsbeleid
- plaatsbeleid
- promotiebeleid
17.2 Marktonderzoek
Marktonderzoek: Een marktonderzoek is een systematisch onderzoek naar afzetmogelijkheden van
een bepaald product in een gebied gedurende een zekere periode.
Deskresearch vs. fieldresearch: - bij deskresearch wordt er gebruik gemaakt van materiaal dat al
eerder voor andere doeleinden is verzameld en bij fieldresearch gaat de onderzoeker op zoek naar
informatie die nog niet in de onderneming (of op internet) aanwezig is.
17.4 Marktsegmentatie
Marktsegmentatie: Als een onderneming voor een bepaald product de totale markt opsplitst in een
aantal kleine, min of meer homogene deelmarkten dan is er sprake van marktsegmentatie.
Marketingstrategie:
1. ongedifferentieerde marketing
Hierbij richt de onderneming zich op vrijwel de gehele markt
2. gedifferentieerde marketing
3. geconcentreerde marketing hierbij concentreert de onderneming zich op een bepaald segment
Ongedifferentieerde marketing: hierbij brengt de onderneming maar één product in één enkele variant
op de markt. Hier hebben we e maken met massaproductie: de onderneming houdt rekening met de
wensen van de afnemergroep in haar geheel en gaat voorbij aan de individuele wensen van
consumenten. Het grote voordeel is dat de onderneming het product in grote hoeveelheden kan
maken en verkopen, met als gevolg dat belangrijke kostenvoordelen mogelijk zijn.
Gedifferentieerde marketing: hierbij brengt een onderneming een product in verschillende varianten op
de markt. Hier gaat het de producent erom elke deelmarkt die interessant genoeg is, te voorzien van
een variant van zijn product.
Geconcentreerde marketing: hierbij richt zij zich op één of enkele deelmarkten. De directie van de
Rolls Royce-fabrieken richt zich slechts op één deelmarkt, namelijk consumenten met erg hoge
inkomens of andere vermogens.
17.5 Marketing bij niet-commerciële organisaties
Marketinginstrumenten bij de volgende
volgende niet commerciële organisaties:
o overheid
o belangengroepering
o onderwijsinstellingen
o liefdadigheidsinstellingen
Overheid: voor de overheid is het van belang de maatschappij goed laten functioneren (belasting
innen, en met de ontvangen gelden worden wegen aangelegd, onderwijs gevolgd en de
gezondheidszorg geregeld enz.)
Belangengroepering: voorbeelden hiervan zijn werkgevers, werknemers en consumenten. Voor de
werknemers- en werkgeversorganisaties is van belang dat zij werkgevers en werknemers informeren
over het bestaan van hun organisaties.
Onderwijs: voor Nederland is het van belang over voldoende goed geschoolde werknemers te
beschikken.
Liefdadigheidsinstellingen: voor liefdadigheidsinstellingen is het belangrijk om elk jaar weer aan
voldoende geldmiddelen te komen om de gewenst doelstellingen te realiseren.
Hoofdstuk 17 - Marketing
Paragraaf 1
Vanuit het organisatiebeleid komen doelstellingen naar voren. Vanuit die organisatiedoelstellingen
komen markeringsdoelstellingen naar voren als; het behalen van bepaalde winst, afzet; vergroten van
marktaandeel of het verbeteren van het imago. Onderdelen van het marketingbeleid zijn de vier p’s:
product, prijs, plaats en promotie. (personeel en presentatie)
80/20 regel: 80% van de omzet behaal je met 20% van het klantenbestand.
Eisen voor doelstellingen zijn: Specifiek, Meetbaar, Acceptatie, Reëel, Tijdgebonden. (SMART)
MVO: maatschappelijk verantwoord ondernemen (People, Planet, Profit)
Paragraaf 2
Marktonderzoek is het systematische onderzoek naar de afzet mogelijkheden van een bepaald
product in een gebied gedurende een zekere periode. Er zijn twee soorten:
- Deskresearch: van achter het bureau, er wordt gebruik gemaakt van al bestaande informatie.
- Fieldresearch: wordt gebruikt als deskresearch niet voldoende oplevert. De onderzoeker gaat op
zoek naar informatie die niet binnen de onderneming of internet bekend is. Dit kan bijvoorbeeld door
middel van een enquête.
Paragraaf 3
Marktaandeel is de totale afzet of omzet van een bepaald product in een bepaald gebied gedurende
een bepaalde periode per onderneming. De formule om dit te berekenen luidt:
Marktaandeel = afzet of omzet van een onderneming / totale afzet of omzet in een bepaald gebied x
100%
De onderneming met het grootste marktaandeel wordt de marktleidergenoemd.
Paragraaf 4
Een onderneming kies één of meerdere deelmarkten waar die zich op richt; een strategische
doelstelling. Marktsegmentatie is het als een onderneming voor een bepaald product de totale markt
op splitst in een aantal kleine, homogene deelmarkten. Zo gaat een onderneming in op de wensen en
behoeften van de afnemers in dat segment.
Verschillende doelgroepen:
- ongedifferentieerde marketing (hele markt) Een onderneming brengt één product in één variant op
de markt.
- gedifferentieerde marketing (hele markt, verschillende varianten van het product.)
- geconcentreerde marketing (bepaald segment van de markt, één of enkele deelmarkten)
Paragraaf 5
Niet –commerciële organisaties:
- Overheid: landelijk, provincies, gemeentes en waterschappen. Doelstelling: goed functioneren van
maatschappij. Met belasting worden algemene belangen vervuld. Overheid gebruikt nauwelijks
marketing omdat belasting nou eenmaal betaald moet worden. Wel gebruikt de overheid reclames om
zaken onder aandacht te brengen.
- Belangengroeperingen: bijvoorbeeld werkgevers, werknemers, consumentenbond, ANWB. Marketing
voor het bestaan bekend maken van hun organisatie, activeren van een publieke opinie.
- Onderwijs: voldoende geschoolde werknemers creëren. Meer leerlingen zorgen voor meer
inkomsten dus marketing wordt gebruikt voor het bekend maken van open dagen, toneeluitvoeringen,
sportwedstrijden, computergebruik en buitenlandse reizen.
- Liefdadigheidsinstellingen: marketing om geld binnen te krijgen om gewenste doelstellingen te halen.
Dit door middel van reclame op televisie/radio, advertenties en geadresseerde reclame.
Download