zorgende gezinnen

advertisement
E-dossier
zorgende gezinnen
HUN ERVARINGEN EN
WAT ANDEREN DENKEN
INLEIDING
Zorgende gezinnen
Hun ervaringen en wat anderen denken
De Gezinsbond is er voor alle gezinnen, ongeacht hun samenstelling, overtuiging of situatie. Als sociale beweging
willen we bruggenbouwers zijn tussen gezinnen in verschillende vormen en levensfasen. Inzicht krijgen in wat leeft bij
deze gezinnen is daartoe een belangrijke eerste stap. In dit
e-dossier focussen we op zorgende gezinnen.
Onze eerste bevraging in mei 2014 vertrekt vanuit de kijk
van de buitenwereld naar zorgende gezinnen. Met andere
woorden: “hoe denken ‘gewone’ gezinnen over personen
met een handicap en hun gezin?” De resultaten hiervan kan
je lezen in hoofdstuk 1: het perspectief van de buitenwereld.
Ons standpunt over informele zorg of mantelzorg evolueerde van het kijken naar de noden en behoeften van één
centrale mantelzorger naar aandacht voor de noden en
behoeften van álle gezinsleden. Want in gezinnen zijn het
volwassenen van elke leeftijd, maar evengoed kinderen en
jongeren, die bovennormale zorg dragen of zorg krijgen.
In een tweede bevraging in december 2014 staan de zorgende gezinnen zelf centraal. “Hoe beleven gezinnen met
een kind of een volwassene met een beperking of chronische ziekte hun positie in de samenleving?” De resultaten
hiervan vind je terug in hoofdstuk 2: het perspectief van
zorgende gezinnen.
Binnen een gezin is er een wisselwerking tussen de gezinsleden en vormt elk lid een schakel die geeft en neemt. Het
gezin vormt een zorgeenheid, een zorgend gezin.
In het derde en laatste hoofdstuk van dit e-dossier staat het
standpunt van de Gezinsbond over mantelzorg. We delen
zorgende gezinnen op in drie groepen, afhankelijk van de
ondersteuningsnoden van mantelzorgers: de -25-jarigen of
de jonge mantelzorgers (kinderen en jongeren die nog niet
werken); de mantelzorgers met een arbeidsactieve leeftijd
(groep tussen 25 en 65 jaar) en de 65-plussers (zij die niet
meer werken).
Het concept zorgende gezinnen is dus niet nieuw voor de
Gezinsbond. In 2013 gebruikten wij de term zorgend gezin
al in een bijdrage aan de publicatie “Welzijn en Zorg in
Vlaanderen. Wegwijzer voor de sociale sector 2013-1014”
(zie bijlage pagina 76).
Omdat de overheid telkens weer alle burgers oproept om
hun steentje bij te dragen aan het zorgverhaal en spreekt
over vermaatschappelijking van de zorg, zoomt ons
­Beleidsproject “GezINbegrepen” van 2014 ook in op zorgende gezinnen.
Dit e-dossier is een aanrader voor iedereen. Want iedereen
kent wel een zorgend gezin, of het nu van ver of heel kortbij
is.
We wensen u veel leesplezier!
De signalen die we krijgen uit de maatschappij voeden
ons standpunt over mantelzorg. Om een goed en actueel
zicht te krijgen op wat er leeft over en bij zorgende gezinnen, hebben we in 2014 een tweeledige onlinebevraging
gehouden. Wij kregen daartoe ondersteuning van voormalig Staatssecretaris voor Gezinnen en Personen met een
Handicap, Philippe Courard. Onze Franstalige zusterorganisatie, la Ligue des familles, organiseerde een gelijkaardige
bevraging. De resultaten daarvan, die grotendeels parallel
lopen met onze resultaten, kan je vinden op hun website1.
1
www.laligue.be/association/communique/analyse_enquete-familles-et-handicaps
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 2
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
Hoofdstuk 1:
“het perspectief van
de buitenwereld”
Perceptie van zorgende gezinnen
in de samenleving
Om de inclusie in onze samenleving, van gezinnen waarin
een persoon met een beperking leeft, mee vorm te kunnen
geven, wil de Gezinsbond graag een zicht hebben op hoe
wij met z’n allen naar die gezinnen kijken.
Wat denken we over gezinnen die zorg opnemen? Voelen
we medelijden? Zijn we verontwaardigd? Bewonderen we
deze gezinnen? Vinden we dat ze meer steun verdienen? Of
kunnen we zelf iets voor hen betekenen? Of laat het ons onverschillig? Meer concreet stellen we ons volgende vragen:
•
welk beeld heeft de samenleving van personen
met een handicap?
•
hoe kijkt de samenleving naar de participatie van
personen met een handicap aan verschillende
domeinen van het maatschappelijk leven?
•
hoe kijkt de samenleving naar zorgende gezinnen?
•
welke opvattingen bestaan er over inclusie in
verschillende contexten (bv. op de werkvloer, op
school)?
We gingen daarom op zoek naar gezinnen zonder een persoon met een beperking. Met de centrale vraag “zeg uw
gedacht over zorgende gezinnen” deden we een uitdrukkelijke oproep aan niet-zorgende gezinnen. Maar onze oproep
werd ruimer opgepikt. Een groot deel van de respondenten
leeft dus zelf zelf in een zorgend gezin of heeft zelf een beperking.
3 | E-dossier Zorgende gezinnen
Wie zijn de respondenten?
De respondenten werden niet geselecteerd via een toevalsteekproef, maar via een oproep tot deelname bij onze
leden. Er was een oproep in de gezinskrant De Bond, in
onze elektronische ledenbrief en via de Facebookpagina
van de Gezinsbond. De bevraging gebeurde via een digitaal
formulier. Van de 614 ingevulde formulieren waren er 575
volledig, en dus bruikbaar.
De overgrote meerderheid (92 %) van de respondenten
zijn vrouwen. Deze oververtegenwoordiging is een gekend
fenomeen bij bevragingen. Zeker wanneer respondenten
niet rechtstreeks worden aangesproken. Het thema heeft
dit waarschijnlijk nog sterk uitvergroot. Traditioneel is zorg
immers nog vaak een vrouwenzaak, waardoor mannen
minder te bewegen zijn om hun mening over dit onderwerp
te geven.
De meerderheid van de respondenten, 75 %, heeft een betaalde baan. De overige respondenten zijn gepensioneerd,
verrichten onbetaalde arbeid in het huishouden of zijn
werkloos. Wanneer we ons enkel beperken tot de respondenten die jonger zijn dan 65 jaar, dan heeft 79 % onder
hen een betaalde baan, 11 % heeft geen betaalde baan, 7 %
is reeds (vervroegd) gepensioneerd en 3 % is werkloos. Het
aandeel werkenden is daarmee groter dan hun aandeel in
de Vlaamse bevolking, zeker wanneer we er rekening mee
houden dat de overgrote meerderheid van de respondenten vrouwen zijn.
Iets meer dan twee derde van de respondenten (68 %),
waarvan we de gezinssituatie kennen, heeft een klassiek
gezin met partner en kinderen. Iets meer dan 1 op 10 respondenten is een alleenstaande ouder (12 %).
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
De gemiddelde leeftijd van de respondent is 44,5 jaar. De
grootste groep (58 %) respondenten is tussen de 40 en 64
jaar; 38 % is jonger dan 40 jaar en een kleine groep van 4 %
is ouder dan 65 jaar.
We vroegen ook aan de respondenten hoe oud hun jongste
kind was. Van de 416 gezinnen met inwonende kinderen
(bij een koppel of alleenstaande ouder) is de gemiddelde
leeftijd van het jongste kind 10 jaar.
Vertrouwdheid met personen met een
handicap
Iets minder dan 20 % van de respondenten geeft aan zelf
een chronische ziekte of handicap te hebben. Voor 8 % van
deze respondenten heeft dit geen invloed op hun dagelijks
leven, voor 55 % heeft dit een beetje invloed en voor 37 %
van de respondenten met een chronische ziekte of handicap heeft dit een grote invloed op hun functioneren van
elke dag.
We vroegen aan de respondenten ook of iemand in hun
gezin een handicap heeft en of ze in hun ruimere omgeving personen met een handicap kennen. Bij ongeveer
de helft van de respondenten heeft minstens één van de
kinderen of volwassen gezinsleden een handicap. Het gaat
om verschillende soorten beperkingen: fysieke, mentale,
zintuiglijke of meervoudige handicap, ontwikkelingsstoornis (ADHD, Autisme Spectrum Stoornis…), psychiatrische
aandoening of een andere handicap. Het kan ook gaan over
gezinnen waarbij zowel één van de kinderen als één van
de volwassenen een handicap heeft. Dit hadden we niet
verwacht. Met een eerste bevraging wilden we immers de
mening kennen over zorgende gezinnen, terwijl we met een
volgende bevraging wilden peilen naar de mening van zorgende gezinnen zelf.
Ook buiten het eigen gezin, is een groot deel van de respondenten vertrouwd met personen met een handicap. Slechts
19 % kent geen enkele volwassene met een handicap en
slechts 12 % kent geen enkel kind met een handicap in zijn
omgeving (in de buurt, in de school, op het werk…). De bekendheid met personen met een handicap in hun omgeving
is dus groot. Ongeveer de helft kent een kind met een fysieke handicap en eveneens de helft kent een kind met een
verstandelijke handicap in de omgeving. Opvallend hoog
is het aandeel van de zogenaamde ‘ontwikkelingsstoornissen’ (zoals ADHD of ASS) die de respondenten zien bij
kinderen die ze kennen: iets meer dan 62 % kent minstens
één kind met een ontwikkelingsstoornis. Volwassenen
associeert men duidelijk minder met een ontwikkelingsstoornis: bijna 30 % kent een dergelijke volwassene bij zijn
vrienden, familie, buren of collega’s. Bij volwassenen zien
onze respondenten in hun nabije kring meer mensen met
een fysieke beperking of psychiatrische aandoening.
Aandeel respondenten dat in de directe omgeving (buiten het gezin) minstens 1 volwassene of kind
met een handicap kent (bij familie, buren, collega’s of vrienden)
Volwassene
Kind
Ik ken niemand met een handicap
19 %
12 %
Fysieke handicap
46 %
49 %
Mentale handicap
35 %
52 %
Zintuiglijke handicap
28 %
30 %
Meervoudige handicap
17 %
29 %
Ontwikkelingsstoornis
30 %
62 %
Psychiatrische aandoening
47 %
34 %
Andere handicap
10 %
6%
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 4
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
Over het algemeen kunnen we stellen dat de meerderheid
van de respondenten in zijn directe omgeving kinderen of
volwassenen met een handicap telt. Deze nabijheid van
personen met een handicap beïnvloedt waarschijnlijk hun
perceptie over zorgende gezinnen. Bij de verwerking van
onze bevraging viel deze correlatie zeker op. We hebben
dan ook besloten de antwoorden meer uit te splitsen naargelang de nabijheid van een persoon met een handicap in
het leven van de respondent.
Kennis over de rechten van personen
met een handicap
Om gelijke kansen te garanderen aan personen met een
handicap bestaan er een aantal wettelijke instrumenten.
België ratificeerde bijvoorbeeld in 2009 het VN-verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap. Dit verdrag garandeert gelijke rechten en kansen aan personen
met een handicap op alle domeinen van het maatschappelijk leven. Dat dit verdrag bestaat, is slecht gekend: minder
dan 30 % van de respondenten geeft aan dat ze al van dit
verdrag gehoord hebben. Dit is enigszins verbazend, als we
weten dat een hoog aantal onder hen toch vrij dicht staat
bij minstens één persoon met een handicap. Als gevolg
mogen we aannemen dat zij ook weinig besef hebben van
de in dit verdrag begrepen rechten voor personen met een
handicap.
Belangrijk voor de rechten van personen met een handicap
is het concept ‘redelijke aanpassingen’. Dat zijn aanpassingen die nodig zijn om de drempels weg te nemen om te
kunnen functioneren in verschillende contexten zoals een
school of een bedrijf. Ook dit begrip is niet goed gekend:
slechts één derde van de respondenten heeft al van redelijke aanpassingen gehoord.
Er is wel een relatie tussen de kennis over het VN-verdrag
en het begrip redelijke aanpassingen enerzijds en het al
dan niet aanwezig zijn van iemand met een handicap in het
gezin anderzijds. Respondenten waarvan één van de gezinsleden een handicap heeft, kennen meer het VN-verdrag
en hebben al meer gehoord over redelijke aanpassingen
dan respondenten zonder een gezinslid met een handicap.
We gaan er van uit dat de aanwezigheid van iemand met
een handicap binnen het gezin de kennis verhoogt omdat
men bijvoorbeeld zelf geconfronteerd wordt met de nood
aan redelijke aanpassingen; erover werd geïnformeerd
door een belangenvereniging of omdat men alerter is voor
berichten in de media over thema’s die gerelateerd zijn aan
handicap.
Toch moeten we vaststellen dat, zelfs in zorgende gezinnen, de meerderheid het VN-verdrag niet kent en
nog nooit hoorde van redelijke aanpassingen die meer
inclusie mogelijk kunnen maken. Sensibilisering op dat
terrein is zeker nodig.
Kennis van ‘VN-verdrag’ volgens handicap in gezin
Handicap in gezin
Nee
Ja
Totaal
Ja
25 %
32 %
28 %
Nee
75 %
68 %
72 %
5 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
Kennis van ‘redelijke aanpassingen’ volgens handicap in gezin
Handicap in gezin
Al gehoord van
redelijke aanpassingen
Nee
Ja
Totaal
Ja
32 %
40 %
36 %
Nee
68 %
60 %
64 %
Meningen over personen met
een handicap en hun gezin
Omschrijving van het begrip handicap
Handicap kan verschillende betekenissen hebben. Sommige definities leggen de nadruk op de medische kenmerken van een bepaalde handicap. Andere definities focussen
meer op de sociale kant, namelijk op de beperkingen om
deel te nemen aan het maatschappelijk leven. In onze bevraging vroegen we aan de respondenten om drie woorden
op te geven die het begrip handicap bij hen oproept. We
stelden deze vraag bij de start om te vermijden dat de respondenten beïnvloed zouden worden door het woordgebruik in de vragen.
De sociale definitie komt vaak voor: meer dan de helft van
de respondenten heeft het over ‘beperking’. Respondenten
bij wie geen persoon met een handicap in het gezin leeft,
gebruiken deze term significant meer dan respondenten
die wel samenleven met een gezinslid met een handicap.
Deze laatste gezinnen focussen met andere woorden minder op de beperkingen.
Ongeveer 44 % van de respondenten gebruikt het woord
‘zorg’ bij de omschrijving van het begrip handicap: personen met een handicap hebben extra zorg nodig. Respondenten waarvan iemand in het gezin een handicap heeft
geven deze omschrijving evenveel als andere respondenten.
Gezinsbond – september 2015
Opvallend is dat het begrip handicap niet alleen negatieve
woorden oproept. Een aantal respondenten geeft ook meer
positieve connotaties. Het gaat dan over heel diverse woorden zoals ‘bijzondere talenten’, ‘waardevol’, ‘empathie’,
‘moed’, ‘sterk’… Iets minder dan 20 % gebruikt een positief
woord. Gezinnen waarvan één van de gezinsleden een handicap heeft, gebruiken significant meer positieve woorden
dan gezinnen zonder een gezinslid met een handicap (21 %
t.o.v. 15 %).
Tot slot wijzen een aantal woorden op de negatieve maatschappelijke reacties die personen met een handicap te
beurt vallen. Het gaat dan om woorden als ‘onbegrip’,
‘uitgesloten’, ‘zich bekeken voelen’ of ‘achtergesteld’… Iets
minder dan 10 % wijst hier op. Of respondenten al dan niet
iemand met een handicap in het gezin hebben, maakt hierbij weinig verschil.
Gevoelens ten opzichte van personen
met een handicap
Situaties waarmee je niet vertrouwd bent, geven je soms
een ongemakkelijk gevoel. Je weet niet goed hoe je je moet
gedragen of wat er van je verwacht wordt en dan voel je
je onwennig. We probeerden na te gaan hoe mensen zich
voelen ten aanzien van personen met een handicap. We
wilden weten hoe vaak ze gevoelens van respect, sympathie, medelijden, bezorgdheid en terughoudendheid ervaren ten aanzien van een persoon met enerzijds een fysieke
en anderzijds een verstandelijke handicap.
E-dossier Zorgende gezinnen | 6
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
Aandeel respondenten dat VAAK één van de volgende gevoelens ervaart
ten aanzien van personen met een handicap
In contacten met persoon
met fysieke handicap
In contacten met persoon
met verstandelijke handicap
Handicap in gezin
Handicap in gezin
Nee
Ja
Nee
Ja
Respect
82 %
89 %
59 %
69 %
Sympathie
57 %
62 %
55 %
58 %
Medelijden
18 %
8%
21 %
13 %
Bezorgdheid
50 %
55 %
52 %
52 %
9%
6%
16 %
12 %
Terughoudendheid
Ten aanzien van personen met een fysieke handicap ervaart de overgrote meerderheid vaak respect. Dat geldt
zowel voor de respondenten die iemand met een handicap
in het gezin tellen, als voor respondenten die niet van zo
dichtbij met iemand met een handicap vertrouwd zijn.
Ook sympathie en bezorgdheid zijn gevoelens die door een
grote groep respondenten ervaren worden. Medelijden en
terughoudendheid komen veel minder vaak voor.
Wanneer we de gevoelens ten aanzien van personen met
een fysieke handicap vergelijken met de gevoelens ten
aanzien van personen met een verstandelijke handicap
merken we op dat de groep die vaak respect voelt, sterk
daalt, maar toch nog de meerderheid van de respondenten
omvat. Ook de gevoelens van sympathie nemen af. Het
aandeel respondenten dat vaak medelijden of terughoudendheid ervaart, stijgt.
Over het algemeen vinden negatieve opvattingen over personen met een handicap weinig steun bij de meerderheid
van de respondenten. Wel is er een belangrijk verschil tussen mensen met een fysieke en mensen met een verstandelijke handicap. Personen met een verstandelijke handicap
botsen op iets meer weerstand dan personen met een
fysieke handicap.
7 | E-dossier Zorgende gezinnen
Wanneer we de respondenten die geen gezinslid met
een handicap hebben, vergelijken met zij die wel iemand
met een handicap in het gezin hebben, dan valt op dat
‘medelijden’ vaker voorkomt bij respondenten zonder
een persoon met een handicap in het gezin. Vertrouwdheid met handicap in het eigen gezin, in welke vorm dan
ook, vermindert de negatieve gevoelens ten opzichte
van mensen met een fysieke of verstandelijke handicap.
Met de stelling ‘ik weet niet goed hoe ik me moet gedragen
in de buurt van iemand met een handicap’ peilden we of
mensen zich onwennig voelen ten aanzien van personen
met een handicap. De antwoordmogelijkheden varieerden
van ”helemaal eens” tot ”helemaal oneens”. Ongeveer
één vijfde van de respondenten voelt zich onwennig bij
iemand die een handicap heeft. Wat betekent dat de overgrote meerderheid zich niet onwennig voelt en zich niet
onzeker voelt over hoe zich te gedragen. Mensen uit een
zorgend gezin zijn het minder eens met de stelling dan de
respondenten die geen persoon met een handicap in het
gezin tellen. De relatie met mensen met een handicap in de
directe omgeving maakt dat mensen minder onwennig zijn
ten aanzien van anderen met een handicap.
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
‘Ik weet niet goed hoe ik me moet gedragen in de buurt van iemand met een handicap’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
24 %
17 %
21 %
Neutraal
17 %
16 %
16 %
(Eerder) oneens
59 %
67 %
63 %
Attitudes ten aanzien van zorgende gezinnen
We vroegen niet alleen welke gevoelens personen met een
handicap oproepen bij de respondenten, maar ook hoe ze
kijken naar gezinnen die zorg dragen voor een gezinslid
met een handicap. We noemen deze gezinnen “de zorgende
gezinnen”. We maakten in de vragenlijst geen onderscheid
meer tussen gezinnen die zorgen voor iemand met een
verstandelijke handicap of voor iemand met een fysieke
handicap.
Aandeel respondenten dat VAAK één van de volgende gevoelens ervaart
ten aanzien van zorgende gezinnen
Handicap in gezin
Nee
Ja
Respect
98 %
95 %
Bewondering
95 %
90 %
Bezorgdheid
49 %
49 %
Medelijden
17 %
15 %
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 8
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
Bijna alle respondenten ervaren gevoelens van respect
en bewondering ten aanzien van zorgende gezinnen. Die
bewondering wordt mogelijk ingegeven door het besef
dat zorg dragen in een gezin niet altijd evident is en grote
inspanningen vergt van alle gezinsleden. Bijna de helft van
de respondenten ervaart bovendien bezorgdheid. Medelijden wordt slechts ervaren door een klein aandeel van de
respondenten. Het verschil tussen respondenten die wel of
niet zelf een gezinslid met een handicap hebben, is klein.
De impact van leven met een handicap
Voor wie een handicap heeft, kan dit een grote impact
hebben op zijn of haar leven en dat van het gezin. Maar
hoe denken onze respondenten daar over? De bevraging
omvatte een aantal stellingen over de impact van een handicap op de directe omgeving en het gezin waarin ze leven.
De respondenten zijn het er bijna unaniem mee eens dat
samenleven met een persoon met een handicap een grote
impact heeft op het gezinsleven. Een grote groep vermoedt
bovendien dat zorgende gezinnen er vaak alleen voor
staan: 65 % van de respondenten zonder een persoon met
een handicap in het gezin is het daarmee eens, bij de respondenten uit een zorgend gezin stijgt dit tot 73 %. Dat personen met een handicap een last vormen voor hun directe
omgeving wordt door een kleinere groep respondenten
onderschreven. Toch is nog een aanzienlijke minderheid
het eens met deze stelling: 27 % van de respondenten uit
een zorgend gezin en zelfs 33 % van de respondenten die
niet in een zorgend gezin leven, is het er mee eens dat personen met een handicap een last vormen voor hun directe
omgeving.
‘Samenleven met een persoon die veel zorg nodig heeft, heeft een grote impact op het gezin’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
98 %
99 %
99 %
Neutraal
2%
1%
1%
(Eerder) oneens
0%
0%
0%
(Eerder) eens
9 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
‘Gezinnen die zorg dragen voor iemand met een handicap staan er vaak alleen voor’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
65 %
73 %
69 %
Neutraal
16 %
10 %
13 %
(Eerder) oneens
19 %
17 %
18 %
‘Mensen met een handicap vormen vaak een last voor hun directe omgeving’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
33 %
27 %
30 %
Neutraal
20 %
18 %
19 %
(Eerder) oneens
46 %
54 %
50 %
Meer dan 80 % van de respondenten vindt “dat mensen
met een fysieke handicap een gewoon en volwaardig leven
kunnen leiden zoals iedereen, indien nodig met hulp en een
aantal aanpassingen”. Met een verstandelijke handicap lijkt
dat voor een grotere groep mensen moeilijker: slechts een
kleine meerderheid is het eens met de stelling “dat mensen
met een verstandelijke handicap, indien nodig met hulp en
Gezinsbond – september 2015
een aantal aanpassingen, een gewoon en volwaardig leven
kunnen hebben zoals iedereen”. De overgrote meerderheid
van de respondenten vindt echter dat mensen met een
handicap geen last vormen voor de samenleving. Bovendien vindt de meerderheid van de respondenten (drie vierde) dat je mensen met een verstandelijke handicap gerust
serieus kan nemen.
E-dossier Zorgende gezinnen | 10
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
‘Mensen met een fysieke handicap kunnen, indien nodig met hulp en een aantal
aanpassingen, een gewoon en volwaardig leven lijden zoals iedereen’
Iemand met een handicap in het gezin
(Eerder) eens
Neutraal
(Eerder) oneens
Nee
Ja
Totaal
85 %
81 %
83 %
4%
7%
5%
11 %
12 %
11 %
‘Mensen met een verstandelijke handicap kunnen, indien nodig met hulp en een aantal
aanpassingen, een gewoon en volwaardig leven lijden zoals iedereen’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
57 %
51 %
54 %
Neutraal
16 %
17 %
16 %
(Eerder) oneens
26 %
32 %
29 %
11 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
‘Mensen met een verstandelijke handicap kan je gerust au-sérieus nemen’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
71 %
77 %
74 %
Neutraal
20 %
13 %
17 %
9%
7%
8%
(Eerder) oneens
‘Mensen met een handicap vormen vaak een last voor de samenleving’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
13 %
14 %
13 %
Neutraal
15 %
15 %
15 %
(Eerder) oneens
71 %
70 %
71 %
Inclusie
De idee van inclusie houdt in dat personen met een handicap gelijke rechten en kansen moeten hebben om te
participeren aan de samenleving. In het onderwijs bijvoorbeeld heeft elk kind vanaf het schooljaar 2015-2016
recht op inschrijving in een gewone school. De school kan
de inschrijving enkel weigeren als ze kan aantonen dat de
Gezinsbond – september 2015
aanpassingen die nodig zijn om het kind in de school les te
laten volgen onredelijk zijn.
Onze bevraging bevat drie stellingen over de houding van
de respondenten ten opzichte van inclusie in het onderwijs,
het vrijetijdsleven en de arbeidsmarkt.
Inclusie in deze drie domeinen wordt breed ondersteund
door de respondenten. Slechts een kleine minderheid is
E-dossier Zorgende gezinnen | 12
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
het telkens niet eens met de stellingen en er is daarbij geen
verschil naargelang de respondenten al dan niet iemand
met een handicap in het gezin tellen. Bijna 90 % van de
respondenten “zou het goed vinden als hun kind lid zou zijn
van een jeugdbeweging of sportclub waarvan ook kinderen
met een handicap lid zijn”.
Drie vierde vindt “de aanwezigheid van een kind met een
handicap in het gewone onderwijs een meerwaarde voor
de ontwikkeling van de andere kinderen.”
Tot slot denkt bijna 90 % “dat de integratie van volwassenen met een handicap in het bedrijfsleven een goede
zaak is”. Hoewel er een groot verschil kan zijn tussen
theorie en praktijk, tussen deze algemene opvattingen en
de reële steun voor inclusie in concrete situaties, stemt
dit resultaat ons toch hoopvol over het draagvlak voor de
inclusie van kinderen en volwassenen op vele terreinen
van het maatschappelijk leven.
‘Ik zou het goed vinden als mijn kind lid zou zijn van een jeugdbeweging of sportclub
waarin ook kinderen met een handicap zitten’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
87 %
87 %
87 %
Neutraal
11 %
10 %
11 %
2%
2%
(Eerder) oneens
2%
‘De aanwezigheid van een kind met een handicap in het gewone onderwijs
is een meerwaarde voor de ontwikkeling van de andere kinderen’
Iemand met een handicap in het gezin
Nee
Ja
Totaal
(Eerder) eens
80 %
80 %
80 %
Neutraal
16 %
14 %
15 %
6%
5%
(Eerder) oneens
13 | E-dossier Zorgende gezinnen
5%
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
‘De integratie van volwassenen met een handicap in het bedrijfsleven is een goede zaak’
Iemand met een handicap in het gezin
(Eerder) eens
Nee
Ja
Totaal
91 %
93 %
92 %
Neutraal
9%
6%
7%
(Eerder) oneens
0%
1%
1%
Gewenste ondersteuning door de overheid en
samenleving
Zorg dragen voor elkaar is binnen gezinnen en de ruimere
familie vaak heel vanzelfsprekend. Mantelzorg vervult dan
ook een cruciale rol in onze samenleving. Maar het kan ook
belastend zijn voor de mantelzorger en de draagkracht van
het gezin overschrijden. We zagen eerder reeds dat 99 %
van deze gezinnen vindt dat de zorg voor een gezinslid met
een handicap een grote impact heeft op het gezinsleven
en dat 73 % van de zorgende gezinnen het gevoel heeft
er alleen voor te staan. Sprekende cijfers, die het belang
onderstrepen van een goede ondersteuning van zorgende
gezinnen door de overheid. Dit is nodig zodat ze hun zorgtaak aankunnen. Meer dan 90 % van de respondenten is het
daarmee eens en vindt dat de overheid meer moet doen
om personen met een handicap en hun gezin te ondersteunen. Er is op dat vlak geen verschil tussen respondenten uit
een zorgend gezin en andere respondenten.
Op de open vraag naar welke maatregelen de overheid
moet nemen, klinkt duidelijk de boodschap voor een betere financiële en praktische ondersteuning van zorgende gezinnen. Deze boodschap wordt ook gegeven door
respondenten die niet uit een zorgend gezin komen.
Gezinnen met een handicap ondersteunen
Ja
Nee
‘De overheid moet meer doen om gezinnen met een handicap te ondersteunen’
96 %
4%
‘De samenleving moet meer doen om gezinnen met een handicap te ondersteunen’
93 %
7%
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 14
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN DE BUITENWERELD
Enkele citaten uit de antwoorden:
“financieel ondersteunen, zodat je als ouder
of partner zelf kan instaan voor de zorg, en deze niet
verplicht uit handen moet geven omdat je
het financieel niet kan redden”
Wat verder opvalt in de suggesties die de respondenten
geven, zeker zij die zelf in een zorgend gezin leven, is dat
ze vaak vragen naar meer maatwerk en beter luisteren
naar wat de gezinnen zelf vragen. Personen met een
handicap en zorgende gezinnen moeten een volwaardige gesprekspartner zijn voor de overheid.
“administratieve rompslomp vermijden: laat gezinnen
zich concentreren op zorg en niet op papieren”
“meer opvangplaatsen voorzien waar de gehandicapte
persoon (kosteloos) kan verblijven gedurende enkele
weken per jaar, zodat de mantelzorger
zijn/haar batterijen kan opladen”
“ervoor zorgen dat er genoeg onmiddellijke hulp kan
aangeboden worden, zonder lange wachtlijsten
en zorgen ook voor mentale ondersteuning
van de andere gezinsleden”
15 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN ZORGENDE GEZINNEN
Hoofdstuk 2:
“het perspectief van
zorgende gezinnen”
Een bevraging bij zorgende gezinnen
België ratificeerde in 2009 het VN-verdrag inzake de rechten
van personen met een handicap. Dit VN-verdrag garandeert
gelijke rechten en kansen aan personen met een handicap
op alle domeinen van het maatschappelijk leven. Kinderen en volwassenen met een handicap en hun gezinnen
ondervinden vandaag echter nog veel drempels om tot die
volwaardige participatie te komen, de juiste omkadering te
vinden en de redelijke aanpassingen die ze nodig hebben te
verkrijgen.
De Gezinsbond wil zorgende gezinnen aan het woord laten
over hun ervaringen: positief en negatief. Zorgende gezinnen zijn heel divers. In deze gezinnen gaat het zowel over
kinderen als om volwassenen met een beperking; zowel
over ouders die voor kinderen zorgen als over partners die
voor elkaar zorgen; zowel over aangeboren als over nietaangeboren beperkingen; zowel om fysieke als over verstandelijke handicaps.
We beperken ons bovendien niet tot handicaps in de klassieke zin van het woord, maar breiden dit uit tot chronische
ziektes, omdat er dan evengoed gedurende langere tijd
zorg nodig is en er beperkingen kunnen optreden in verschillende domeinen van het leven. Wanneer we spreken
over zorgende gezinnen gaat het zowel om gezinnen waarbij één van de inwonende minderjarige of meerderjarige
kinderen een handicap of chronische ziekte heeft als over
gezinnen waarbij één van de ouders een handicap heeft en
zelfs over gezinnen waarbij zowel een kind als een ouder
een handicap of chronische ziekte heeft.
Gezinsbond – september 2015
Elk gezin heeft zijn eigen verhaal, met zowel positieve als
negatieve ervaringen op veel verschillende levensdomeinen. Met een bevraging bij zorgende gezinnen willen we
hun ervaringen op de voorgrond brengen. We stellen ons
de vraag hoe gezinnen met een kind of volwassene met een
handicap of chronische ziekte hun positie in onze samenleving beleven:
•
wat zijn de positieve en negatieve ervaringen van gezinnen die zorg dragen voor een kind met een beperking op verschillende domeinen? (bv. kinderopvang,
school, vrije tijd…);
•
wat zijn de positieve en negatieve ervaringen van gezinnen met een volwassen gezinslid met een beperking
op verschillende domeinen? (bv. werk, vrije tijd…)
•
wat zijn succesfactoren om volwaardig te kunnen participeren aan verschillende domeinen van het maatschappelijk leven? (bv. school, werkomgeving, vrije
tijd...);
•
wat zijn drempels om volwaardig te kunnen participeren aan verschillende domeinen van het maatschappelijk leven? (bv. school, werkomgeving, vrije tijd...);
•
van wie krijgt men steun en hoe ervaart men die steun?
E-dossier Zorgende gezinnen | 16
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN ZORGENDE GEZINNEN
Een online bevraging
Net zoals voor hoofdstuk 1: het perspectief van de buitenwereld, lanceerden we een oproep om de vragenlijst in te
vullen via verschillende kanalen: de elektronische ledenbrief en de Facebookpagina van de Gezinsbond en nieuwsbrieven van bevriende organisaties voor personen met een
handicap. Het gaat hier bijgevolg niet om een wetenschappelijk verantwoorde representatieve steekproef, maar enkel om een verkennend onderzoek naar de ervaringen van
zorgende gezinnen.
De vragenlijst bevatte naast een aantal gesloten vragen met
vooraf opgegeven antwoordcategorieën, een groot aantal
open vragen waarbij de respondenten de kans kregen om
in hun eigen woorden hun ervaringen op verschillende domeinen weer te geven. We presenteren hieronder de resultaten voor de beide soorten vragen.
Kenmerken van de respondenten en
hun gezin
We ontwikkelden drie verschillende versies van de vragenlijst. De vragen waren voor een groot deel identiek, maar
hielden rekening met wie de beperking of zorgnood heeft
in het gezin. Vragen over school bijvoorbeeld, hebben we
enkel gesteld wanneer één of meer kinderen in het gezin
een handicap hebben. Zo kwamen we tot drie groepen van
gezinnen:
•
•
gezinnen waarin een volwassene met een beperking of
chronische ziekte leeft. Hier heeft de respondent ofwel
zelf een zorgnood of gaat het over partner met een
zorgnood;
•
gezinnen waarin zowel een kind als een volwassenen
met een beperking of chronische ziekte leeft.
In totaal kregen we ruim 1.600 vragenlijsten terug, waarvan
1.355 bruikbare: 648 vragenlijsten van gezinnen waarin een
volwassene een beperking leeft, 545 van gezinnen waarin
een kind een beperking heeft. Daarbovenop vulden ook 126
gezinnen waarin zowel een volwassene als een kind een
beperking of chronische ziekte heeft de vragenlijst in. Deze
laatste groep is echter te klein om aparte analyses op uit te
voeren waardoor we ze niet meenemen in de tabellen. In de
kwalitatieve analyse komen ze waar relevant wel aan bod.
Net zoals bij de eerste bevraging ‘zeg uw gedacht over
zorgende gezinnen’, is in deze tweede bevraging het merendeel van de respondenten vrouw. Dit is nog meer uitgesproken bij de ouders van een kind met een beperking
(89 % vrouwen) dan bij de respondenten waarvan zijzelf of
hun partner een beperking hebben (78 % vrouwen). Het is
een klassiek fenomeen dat vrouwen meer op vragenlijsten
antwoorden dan mannen. Dit wordt in dit onderzoek nog
versterkt.
Het opleidingsniveau van onze respondenten is hoog, zeker
bij de ouders met een kind met een handicap.
gezinnen waarin een kind met een beperking of chronische ziekte leeft (het kind kan zowel minder- als meerderjarig zijn);
Hoogst behaalde diploma
Ouders van
kinderen met een
beperking of
chronische ziekte
Respondenten
zelf of partners
met een beperking
of chronische ziekte
Universiteit
23 %
13 %
Hoger onderwijs buiten de universiteit
49 %
49 %
Secundair onderwijs
25 %
36 %
3%
2%
Geen diploma
17 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN ZORGENDE GEZINNEN
Bij de gezinnen waarvan een kind een handicap of chronische ziekte heeft, gaat het in 15 % van de gevallen om een
alleenstaande ouder en in 82 % om een koppel met kinderen. Bij de volwassenen met een beperking gaat het in 45 %
van de gezinnen om een koppel met kinderen, in 14 % om
een alleenstaande ouder, in 8 % om een alleenstaande en
in 30 % om een koppel zonder kinderen. Daarnaast kent
een kleine groep nog een andere gezinssituatie. Dit gaat in
hoofdzaak om koppels of alleenstaanden met naast eventuele kinderen nog andere inwonende volwassenen, zoals
de ouders of schoonouders van de respondent.
Wie heeft een handicap of chronische ziekte in het gezin?
486 gezinnen hebben één kind met een handicap of chronische ziekte (85 %). Bij 59 gezinnen gaat het om meer dan
één kind waarbij 45 gezinnen met 2 kinderen, 9 gezinnen
met 3 kinderen en 5 gezinnen met 4 kinderen met een beperking of chronische ziekte. In totaal hebben we gegevens
over 623 kinderen. Het gaat bij deze kinderen over zeer
diverse aandoeningen, gaande van ernstige meervoudige
tot eerder lichte beperkingen.
In 485 gezinnen is het de respondent zelf die een handicap
heeft (71 % van de volwassenen met een handicap). In 172
gezinnen betreft het de partner van de respondent (25 %).
In 26 gezinnen hebben beide volwassenen een handicap of
chronische ziekte (4 %). Bij de gezinnen waarin een volwassene leeft met een handicap gaat het in totaal om 709 personen met een handicap of chronische ziekte.
Ontwikkelingsstoornissen (38,3 %) komen het vaakst voor.
Een grote groep kinderen heeft een verstandelijke beperking (37,5 %) of een fysieke beperking (30,7 %). Bij ruim een
vierde van de kinderen wordt de beperking als “andere”
omschreven, 12,3 % heeft een hersenletsel en 11,4 % een
zintuigelijke beperking. In 10 % van de gevallen gaat het
om psychische problemen.
Aard van de beperking of chronische ziekte
Kinderen met
een beperking of
chronische ziekte
(N= 603)
Volwassene met
een beperking of
chronische ziekte
(N= 703)
Fysieke beperking
31 %
46 %
Verstandelijke beperking
38 %
1%
Zintuiglijke beperking
11 %
5%
Ontwikkelingsstoornis
38 %
1%
Psychische problemen
10 %
10 %
Hersenletsel
12 %
7%
Andere beperking
27 %
50 %
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 18
BEVRAGING: HET PERSPECTIEF VAN ZORGENDE GEZINNEN
Voor de 709 volwassen personen met een beperking worden in totaal 852 handicaps opgesomd. Van 6 personen
weten we enkel dat het om een meervoudige beperking
gaat, maar niet welke combinatie van handicaps de betrokkene heeft. Een grote groep van de volwassenen heeft een
fysieke beperking, maar de categorie “andere beperking”
wordt met 49,8 % het meest aangeduid. Uit de antwoorden
op de open vragen weten we dat dit vaak om chronische
ziekten gaat zoals multiple sclerose.
Bij de gezinnen waar een volwassene, één van de partners,
een handicap of chronische ziekte heeft, hebben we gevraagd of de aandoening aangeboren dan wel verworven
is. Slechts bij een kleine minderheid van de respondenten
en/of hun partner gaat het over een handicap die aangeboren is. In bijna 90 % van de gevallen gaat het over een handicap die in de loop van iemands leven is ontstaan.
Niet alleen is de aard van de beperkingen zeer divers, ook
de mate waarin de bijzondere zorgsituatie een impact
heeft op het dagelijks functioneren van het gezin, kan erg
verschillen van gezin tot gezin. De respondenten konden
de impact van de aanwezigheid van een persoon met een
beperking of chronische ziekte in het gezin op het dagelijkse functioneren van het gezin aanduiden op een waardeschaal van 1 tot 5, waarbij 5 staat voor een zeer grote
impact en 1 voor geen impact. Gezinnen met een kind met
een beperking komen tot een gemiddelde score van 3,6 op
5. Voor gezinnen waarin een volwassenen leeft met een beperking is dit 3,1 op 5. Het aandeel respondenten dat aangeeft dat er geen impact is op het dagelijks functioneren is
onbestaande of zeer klein. Daartegenover staat dat 24 %
van de respondenten uit een gezin met een kind met een
handicap en 13 % van de respondenten uit een gezin van
een volwassene met een handicap aangeeft dat de impact
op het gezinsleven groot is.
Impact op het dagelijks functioneren van het gezin
Gezinnen met
een kind met een
beperking of
chronische ziekte
Gezinnen met
een volwassene met
een beperking of
chronische ziekte
0%
6%
2
13 %
21 %
3
29 %
40 %
4
33 %
22 %
5 = grote impact
24 %
13 %
Gemiddelde score
3,6
3,1
1 = geen impact
19 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
WERK
Thema werk
Werk neemt in onze samenleving een centrale plaats
is, niet alleen als een bron van inkomsten, maar ook op
allerlei andere vlakken. Wie werkt, hoort erbij, heeft sociale
contacten en geniet meer aanzien dan wie niet werkt. De
combinatie van een betaalde baan met de zorg voor een
gezin is echter niet altijd evident. Gezinnen zoeken naar
een evenwicht op maat tussen de beide levensdomeinen.
Voor zorgende gezinnen is de puzzel vaak nog moeilijker
dan voor gezinnen die geen mantelzorg verlenen. De zorg
voor een gezinslid met een handicap vraagt vaak een
grotere tijdsinvestering vergen en is dikwijls emotioneel
meer belastend. Zeker wanneer de gewenste zorg in het
professionele circuit niet voorhanden is omwille van
bestaande wachtlijsten, moeten gezinnen noodgedwongen
meer zorg zelf opnemen en komt de combinatie met een
betaalde baan onder druk te staan.
Ook voor wie zelf een handicap heeft, is deelnemen aan de
reguliere arbeidsmarkt vaak moeilijk of onmogelijk. In onze
bevraging bekeken we het thema werk vanuit de volgende
invalshoeken:
 de huidige tewerkstellingssituatie en wat er hierin
eventueel veranderde naar aanleiding van de
zorgsituatie;
 de ideale tewerkstellingssituatie;
 de impact van de aanwezigheid van een persoon
met een beperking of chronische ziekte op het vlak
van werk en tewerkstelling.
Gezinsbond – september 2015
Daarbij zochten we zowel naar de drempels die gezinnen
ervaren als naar de positieve verhalen. De vragenlijst
bevatte niet alleen gesloten vragen, maar ook heel veel
open vragen waar de respondenten hun persoonlijk verhaal
konden vertellen. Het is vooral via deze open vragen dat we
zicht krijgen op de positieve en negatieve ervaringen van
zorgende gezinnen.
We maken hieronder een onderscheid tussen zorgende
gezinnen met een kind met een beperking en zorgende
gezinnen waarbij één van beide partners een beperking
heeft.
Zorgende gezinnen met een kind met
een beperking
Huidige tewerkstellingssituatie van de ouders
Op het moment van de bevraging werkt iets minder dan
een derde van de alleenstaande ouders voltijds, terwijl iets
meer dan 40 % een deeltijdse baan heeft. De overige alleenstaande ouders zijn werkloos, in ouderschapsverlof of
(vervroegd) gepensioneerd. Bij de koppels zien we dat ze in
27 % van de gevallen beide voltijds werken; in 23 % van de
gezinnen werkt één van beide partners niet of niet meer. In
iets meer dan de helft van de gezinnen met twee partners,
werkt één van de beide partners voltijds, terwijl de andere
partner een grote of kleine deeltijdse baan heeft, niet werkt
of de loopbaan tijdelijk onderbroken heeft.
E-dossier Zorgende gezinnen | 20
WERK
Tewerkstellingssituatie van de gezinnen
Alleenstaande ouders
Voltijds
31 %
Deeltijds
43 %
Koppels
Beide partners werken voltijds
27 %
Eén van beide partners werkt voltijds
57 %
Eén van beide partners heeft een deeltijdse baan van meer dan 50 %
31 %
Eén van beide partners werkt niet (huismoeder/huisvader of met pensioen)
23 %
Eén van beide partners heeft tijdskrediet, ouderschapsverlof of zorgverlof
7%
Werkaanpassingen
In de gezinnen met een kind met een beperking komen
werkaanpassingen omwille van zorgredenen frequent voor.
Het gaat over gezinnen waar één van de beide partners
stopt met werken, tijdelijk of permanent minder uren gaat
werken. Op die manier komt er meer tijd vrij om zorg op te
nemen. Als één van de ouders minder gaat werken, is het
meestal de moeder.
Werkaanpassingen omwille van zorgredenen door de ouders
Minstens één van beide partners is gestopt met werken
14 %
Minstens één van beide partners is permanent minder gaan werken
41 %
Minstens één van beide partners is tijdelijk minder gaan werken
17 %
Andere werkaanpassing
11 %
Via een open vraag vroegen we naar de reden van de
werkaanpassingen. De diversiteit in de antwoorden is
groot. Grosso modo kunnen we vier groepen van respondenten onderscheiden:
• Eén van beide ouders gaat (tijdelijk) minder werken
Eén of beide ouders stopt langdurig of volledig met
werken om zelf zorg op te nemen. Mensen formuleren
dit niet als een keuze, maar als een noodzaak. Indien
mogelijk maken ze hiervoor gebruik van ouderschapsverlof, tijdskrediet, zorgverlof. Wanneer deze mogelijk-
21 | E-dossier Zorgende gezinnen
heden uitgeput zijn na een lange zorgperiode is er een
groep ouders die stopt met werken. Daarbij wordt soms
gezegd dat de combinatie met werk niet meer haalbaar
is en dat ze stoppen met werken om er niet onderdoor
te gaan. Een andere groep ouders gaat na een periode
met geen of weinig werk net weer meer werken. Vaak is
dat om financiële redenen. Veel hangt uiteraard af van
de mate waarin hun kind ook elders of door iemand
anders opgevangen kan worden.
Gezinsbond – september 2015
WERK
• Minder gaan werken is niet nodig
Een van de ouders is niet beroepsactief of werkte al
deeltijds voordat het kind met een beperking geboren
werd. Zij hebben niets aan hun werksituatie veranderd.
• Minder gaan werken is niet mogelijk
Minder gaan werken kan voor een groep ouders niet
omwille van financiële redenen. Dit is zeker het geval
voor alleenstaande ouders of gezinnen met meerdere
zorgenkinderen en voor gezinnen met een kind en een
volwassenen met beperking of chronische ziekte.
• Herverdeling binnen het gezin
In een aantal gezinnen komt er na verloop van tijd ook
een herverdeling of heroriëntering van de professionele activiteit tussen de partners tot stand. Na een tijd
halftijds en voltijds te gaan werken, schakelen ze beiden over op een 4/5de. Koppels waarbij de ene in ochtendshifts werkt en de andere in avondshifts. Een van de
ouders start een zelfstandige activiteit of ze gaan zich
herscholen om een andere carrière te starten waarbij
een betere combinatie werk-gezin-zorg mogelijk is.
Ideale werksituatie
Aangezien de bijzondere zorgsituaties in gezinnen erg
verschillend zijn, is niet alleen de huidige arbeidssituatie,
maar ook de gedroomde tewerkstellingssituatie van de verschillende respondenten erg gevarieerd. Wat voor het ene
gezin een goede oplossing is, is dit niet noodzakelijk voor
een ander. We vroegen aan de gezinnen welke werksituatie
voor hun gezin ideaal zou zijn. De respondenten konden
daarbij, zowel voor zichzelf als voor hun partner, kiezen
tussen de volgende vier situaties:
1. minder werken om meer zorg te kunnen opnemen;
2. meer werken en de zorg beter verdelen tussen de partners;
3. het werk op een andere manier aanpassen en;
4. tevreden met de huidige werksituatie.
In de volgende tabel zijn de cijfers voor respondenten met
een partner opgenomen. 23 % van de gezinnen zijn tevreden met de huidige werksituatie van de beide partners; nog
eens 30 % van de gezinnen zijn tevreden met de werksituatie van één van beide partners. Eén vierde van de respondenten zegt dat idealiter één van beide partners minder
gaat werken om meer zorg te kunnen opnemen. In nog
eens 7 % van de gezinnen geldt dat voor beide partners.
Van de alleenstaande ouders zou 43 % minder willen werken; 47 % is tevreden zoals het nu is.
De antwoorden uit onze open vragen leren ons waarom de
ideale werksituatie, voor gezinnen waarin een kind met een
beperking leeft, erg verschillend kan zijn:
Ideale werksituatie voor koppels
7%
Beide partners werken minder
Eén van beide partners werkt minder
26 %
(Eén van) beide partners werkt meer
8%
Beide zijn tevreden
23 %
Eén van beide is tevreden
30 %
7%
(Eén van) beide partners kiest voor een andere aanpassing
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 22
WERK
• Er zijn gezinnen die niet veel willen veranderen. Ouders
die deeltijds zijn gaan werken om de zorg op te nemen,
willen dit graag zo houden. Deeltijds werken brengt
enerzijds vaak rust in het gezin en anderzijds hoeft men
tijdens het werk eens niet bezig te zijn met de situatie
thuis. Het is erg belangrijk om sociale contacten op te
bouwen en jezelf te kunnen ontplooien. Nochtans spreken ook deze gezinnen over het spanningsveld tussen
de zorg thuis, het werk en de rest van het gezin.
“Altijd zelf zorgen is heel vermoeiend. De zorg af en toe
uit handen geven, zorgt ervoor dat er
minder spanningen zijn tussen ouder en kind.”
• Er zijn gezinnen waar ouders graag nog minder dan
halftijds willen gaan werken of eventueel zouden willen
stoppen met buitenshuis werken. Dit is meestal omwille
van financiële redenen niet haalbaar. Dit is zeker het
geval voor alleenstaande ouders. Meer zorg in handen
houden of nemen is enkel mogelijk als er minder gewerkt wordt. Vaak willen ouders dit omdat de gewenste
opvang of zorg niet voorhanden is. Wanneer de zorg
noodgedwongen, bij gebrek aan een alternatief wordt
opgenomen, is een verminderde werkintensiteit geen
vrije keuze of droom, maar een noodzaak. Deze ouders
wensen een vorm van compensatie voor hun zorgarbeid.
• Gezinnen wensen meer zorg uit handen te geven en vragen meer praktische en psycho-sociale ondersteuning
zodat ze ook aandacht kunnen geven aan de andere
gezinsleden. Omwille van financiële bezwaren blijft dit
vaak een droom.
Uit de antwoorden op deze vraag naar de ideale werksituatie blijkt dat gezinnen voornamelijk duidelijkheid en zekerheid willen voor de toekomst.
“Het worden onzekere tijden. Als we blijven werken, hebben
we veel opvang nodig. Als we minder willen werken,
verliezen we heel wat pensioenrechten.”
Zorgende gezinnen met een volwassen
persoon met een beperking
Huidige tewerkstellingssituatie
In de volgende tabel maken we een onderscheid tussen
de personen met een handicap enerzijds en de partners
anderzijds. De helft van de valide partners werkt voltijds, bij
de respondenten met een beperking is dat slechts 15 %. De
positie op de arbeidsmarkt van de personen met een handicap is zeer divers. De grootste groep wordt zelfs gevormd
door de categorie “andere situatie”. Vermoedelijk zijn dit
vooral personen die een ziekte- of invaliditeitsuitkering
krijgen.
Tewerkstellingssituatie van de persoon met een beperking en van de partner
Personen met
beperking of
chronische ziekte
(N= 695)
Partners
(N=324)
Voltijds
16 %
51 %
Deeltijdse baan van meer dan 50 %
12 %
15 %
Deeltijdse baan van minder dan 50 %
12 %
5%
Tijdskrediet e.d.
5%
2%
Werkzoekend
5%
3%
Huismoeder, huisvader of met pensioen
5%
3%
Pensioen
18 %
19 %
Andere situatie
27 %
3%
23 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
WERK
Werkaanpassingen van de persoon met een
beperking
Bij de respondenten waarbij één van de partners een beperking heeft, vroegen we naar de werkaanpassingen van
de persoon met de beperking1. Net zoals in de zorgende
gezinnen waarbij een kind een handicap heeft, komen ook
hier werkaanpassingen frequent voor. Volwassenen met
een handicap of chronische ziekte stoppen vaak met werken (38 %). Na een periode van ziekteverlof komt de persoon met een beperking of chronische ziekte in het stelsel
van invaliditeit terecht (al dan niet volledig en/of definitief).
Uit de antwoorden op de open vraag naar de reden van
de werkaanpassingen weten we dat bij een aantal respondenten een periode van ziekte gevolgd werd door ontslag
of verplichte op rust/pensioenstelling. Ook tijdelijk of
permanent minder werken komt vaak voor. Een vijfde van
de respondenten heeft zijn of haar werksituatie niet aangepast omwille van de beperking. Uit het antwoord op de
open vraag naar verduidelijking van de werksituatie weten
we dat het hierbij vaak gaat om respondenten waarbij de
beperking of chronische ziekte zich manifesteert op latere
leeftijd wanneer beide partners al gepensioneerd zijn.
Werkaanpassingen omwille van de beperking
% (N=600)
Persoon met beperking is gestopt met werken
38 %
Persoon met beperking is (tijdelijk) minder gaan werken
26 %
Andere werkaanpassing van de persoon met beperking
17 %
Geen werkaanpassing
19 %
Er worden ook alternatieve oplossingen gezocht: progressieve tewerkstelling na ziekteperiode, deeltijds werk, thuiswerk, opleiding volgen en carrière switch, vrijwilligerswerk,
zelfstandig gaan werken, een herverdeling van de professionele activiteit tussen de partners (zieke partner gaat
minder werken, de gezonde partner meer, opnemen van
zorgverlof, tijdskrediet, personeel aanwerven i.p.v. meewerkende echtgenoot...). Deze alternatieve oplossing wordt
vaak gezocht uit financiële noodzaak.
1
Ideale werksituatie
Ook in de gezinnen waar één van de volwassenen een
beperking heeft, bestaat de behoefte om minder te
werken: een kwart van de respondenten zegt dat één van
beide partners minder zou moeten kunnen werken. Maar
daarnaast zien we ook dat een grote groep respondenten
tevreden is met de huidige werksituatie in het gezin: iets
meer dan helft van de respondenten wil de werksituatie niet
verder aanpassen.
We vroegen ook naar de werkaanpassingen van de partners, maar de non-respons op deze vraag was te hoog om de resultaten te kunnen rapporteren.
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 24
WERK
Ideale werksituatie volgens gezinnen met een volwassen persoon met een beperking
Gezinnen met een volwassen persoon met een beperking
% (N=583)
Minstens één van beide partners of de alleenstaande werkt minder
7%
Minstens één van beide partners werkt meer
Andere werkaanpassing is ideaal
13 %
Tevreden zoals het is voor beide partners of voor de alleenstaande ouder
54 %
De antwoorden uit de open vragen leren ons meer over de
ideale werksituatie voor verschillende gezinnen waarin een
volwassen persoon met een beperking leeft:
•
26 %
Personen met een beperking of chronische ziekte die
niet werken, dromen er vaak van om opnieuw aan de
slag te gaan of om meer te werken dan nu. De opgesomde oplossingen zijn erg divers: deeltijds werken,
aangepast werk, progressief werken, een aantal uren
per week, iets doen, vrijwilligerswerk, wat ik aankan,
thuis werken, les volgen, werken indien mogelijk en
thuis blijven indien ziek in combinatie met uitkering.
Want ook personen met een beperking willen financieel bijdragen aan hun gezin. Ze willen zich nuttig
voelen in hun gezin en in de maatschappij en hebben
nood aan contacten buitenshuis.
•
In een aantal gezinnen waar de volwassene met een
beperking of chronische ziekte nu aan het werk is,
denken de respondenten dat het beter zou zijn dat
deze persoon minder uren werkt, terwijl dat bij de
huidige werkgever onmogelijk is. Minder werken zou
hen nochtans de tijd geven om meer te recupereren
en kansen bieden om het werk beter met het gezin te
combineren.
•
Net zoals bij de ouders van een kind met een handicap
zijn er gezinnen waarbij de partner van de persoon
met een beperking of chronische ziekte minder zou
willen werken om werk en zorg beter te kunnen combineren. Hierbij stippen ze steeds aan dat dit niet mogelijk is omwille van de hoge zorg- en medische kosten
en omwille van de opbouw van pensioenrechten. Minder werken nu betekent niet alleen minder loon nu,
maar ook een lager pensioen later.
25 | E-dossier Zorgende gezinnen
•
Sommige gezinnen zien meer zorg inschakelen als
de ideale oplossing. Opnieuw is dit omwille van financiële redenen vaak niet haalbaar. Deze gezinnen
beschikken over te weinig inkomen uit arbeid of over
een te laag pensioen om veel zorg in te schakelen. Een
Persoonlijk Assistentiebudget (PAB) zou hier een oplossing kunnen zijn.
•
We lezen in de open vragen veel bezorgdheid over de
toekomst. Op welke tussenkomst kan men blijven rekenen? Is de erkenning van de invaliditeit definitief?...
Moeilijkheden voor zorgende gezinnen
We vroegen aan de respondenten om op een schaal van
1 tot 5 aan te duiden in welke mate ze moeilijkheden
ervaren op het vlak van werk. Een score van 1 betekent dat
ze geen moeilijkheden ervaren, een score van 5 betekent
veel moeilijkheden. Ongeveer 30 % van de beide groepen
(kinderen/volwassenen met een handicap) zeggen dat
ze geen moeilijkheden ervaren op het vlak van werk. We
zagen reeds eerder dat veel zorgende gezinnen hun werk
hebben aangepast. Dat betekent bijgevolg niet dat deze
gezinnen nog nooit moeilijkheden hebben ervaren, maar
wel dat zij op dit moment een bevredigende oplossing
hebben gevonden. Een even grote groep van ongeveer
30 % geeft score 4 of 5 aan: zij hebben op het moment
van de bevraging nog steeds redelijk veel moeilijkheden.
Voor de personen die zorg dragen, is het moeilijk om de
ideale combinatie te vinden tussen werk en zorg. Voor
de respondenten met een handicap is het moeilijk om
een goede job te vinden. Er zijn meer moeilijkheden voor
gezinnen wanneer er meerdere personen in het gezin een
zorgnood hebben.
Gezinsbond – september 2015
WERK
In welke mate ervaart je gezin door de beperking of chronische ziekte moeilijkheden
op het vlak van werk en tewerkstelling?
Gezinnen met
een kind met
een beperking
Gezinnen met
een volwassene
met een beperking
1 = geen moeilijkheden
27 %
30 %
2
18 %
20 %
3
24 %
19 %
4
19 %
13 %
5 = veel moeilijkheden
12 %
18 %
Bij de open vraag naar de aard van de moeilijkheden, rapporteerden de respondenten regelmatig verschillende
problemen. Het verlies aan inkomen zorgt ten eerste voor
financiële moeilijkheden. Een van de partners kan bijvoorbeeld niet of slechts deeltijds werken omwille van een
eigen handicap of chronische ziekte. Of een van de partners
blijft volledig of gedeeltelijk thuis om de zorg op te nemen
voor een kind. Hierdoor ligt het gezinsinkomen lager in een
samenleving waar het tweeverdienersmodel dominant is.
Het verlies aan inkomen uit arbeid wordt onvoldoende of
niet gecompenseerd. De bestaande verlofstelsels zijn bovendien niet lang genoeg om de zorgperiode te overbruggen.
Gezinnen zitten met een dilemma, aan de ene kant kunnen ze niet meer werken of willen ze minder werken
omwille van de zorgsituatie, maar aan de andere kant
hebben ze door de zorgsituatie meer kosten, die ze niet
kunnen betalen als ze minder gaan werken.
Volwassenen met een beperking of chronische ziekte rapporteren de moeilijkheid om aan een job te geraken, het
feit dat ze vaak tevreden moeten zijn met werk onder het
niveau van diploma, met minder aantrekkelijke jobs of met
jobs met minder verantwoordelijkheid.
“Doof is niet dom”
“Je kan niet doorgroeien in je job omdat
je onvoldoende flexibel bent.”
Gezinsbond – september 2015
Door deeltijds te werken om zorg op te nemen, kan men
vaak minder aantrekkelijke jobs uitoefenen. Sommige
respondenten vermelden ook dat ze daardoor minder sociale contacten hebben.
“In bepaalde sectoren moet je volledig kunnen meedraaien of je kans op herstarten is beperkt tot nihil.”
“Ik krijg niet dezelfde kansen omdat ze mij als
zwakke moeder beschouwen.”
“Ik wou een deeltijdse job zoeken,
maar dat was in mijn branche niet evident.”
“Een deeltijdse job op universitair niveau is moeilijk te
vinden. Ik werk nu dus onder mijn diploma, maar doe het wel
graag. Minder stress op het werk geeft immers
meer kracht om de stress thuis aan te kunnen.”
Ondanks het feit dat mensen met een chronische ziekte
na verloop van tijd zelf weer aan de slag willen gaan, is
het bijna onmogelijk om als oudere werknemer én persoon met een beperking of chronische ziekte nog aan
een job te geraken. Ook na een lange periode van thuis
zorg opnemen, is weer aan de slag gaan niet evident.
Een aantal respondenten wijst op een gebrek aan begrip
voor de eigen handicap/ziekte of voor de zorgsituatie in
het gezin bij zowel de werkgever als bij collega’s: sommige mensen melden ontslag of minder carrièrekansen;
geen mogelijkheid krijgen om aangepast werk uit te voeren
of aangepaste uren te krijgen; te weinig flexibiliteit in de
job; problemen met leidinggevenden. Sommigen gewagen
zelfs van pestgedrag… Soms ook het gevoel dat van hen
E-dossier Zorgende gezinnen | 26
WERK
geprofiteerd wordt door de werkgever of dat de werkgever
hen enkel aanneemt omwille van de premies die hij kan
opstrijken.
“Niet elke werkgever heeft begrip of is bereid begrip te
vertalen naar flexibiliteit.
Sommige werkgevers zijn argwanend bij thuiswerk,
tolereren geen flexibele uren of
vooraf afgesproken uitzonderlijke uurregeling…”
“Je kan niet altijd op evenveel begrip rekenen. Mijn man
zit in een functie waarin hij die ‘zwakte’ niet mag tonen, dus
moet hij die gewoon ‘absorberen’. Dit is mentaal soms heel
zwaar om dragen. Ook sommige collega’s tonen niet het
begrip dat je hoopt te krijgen.”
“Mijn werkgever profiteert van mijn hooggeschooldheid,
maar betaalt mij maar als een uitvoerende bediende.”
“Aangepast werk is niet te vinden. Weinig begrip en
kennis over de aandoening bij werkgevers. Een werkgever
verkiest nog steeds een gezonde werknemer boven iemand
waarvan hij weet dat de “rendabiliteit” lager ligt.”
“Er worden aan mij dezelfde hoge eisen gesteld, maar ik
heb nooit vrije tijd of tijd om batterijen op te laden.”
“Een kind met zorg thuis opvangen verhindert eigenlijk
wel een ambitieuze carrière.”
Werkgevers en collega’s beschouwen het vele afwezig zijn
op het werk als plantrekkerij of zelfs als profiteren.
“Ik ervaar toch soms ook weinig begrip
omwille van het feit
dat de beperking niet altijd gezien wordt.”
“Moeilijk aan de slag geraken, moeilijkheden om het
werk te blijven volhouden, verkeerde keuzes, plagerijen.”
“Werken is bijna onmogelijk en als de werkgever aangeeft dat hij mensen aanwerft met een arbeidshandicap
wordt hier geen rekening mee gehouden.
De werkgever doet dit enkel voor de premie die hij krijgt.”
“Ieder jaar krijg ik commentaar omdat ik onderpresteer,
deze negatieve evaluatie heeft een negatieve invloed
op mijn verloning en op mijn zelfzekerheid.”
“Ook niet iedereen verstaat dat de zorg en de opvolging
van je kind nodig is, ook al zijn ze dan al 19 en 22 jaar.”
“Ik ervaar jaloezie van sommige collega’s
vanwege het recht op medisch zorgverlof.”
“Ik had leidinggevende functies, maar omdat ik minder
ging werken en tijdskrediet opnam ,
was dat niet meer mogelijk.”
“Door de medische situatie van ons kind, moeten mijn
partner en ik vaak onverwacht verlof nemen. Dit wordt in de
werkomgeving niet altijd geapprecieerd omdat men dit associeert met niet kunnen rekenen op de werknemer.”
“Ik ben door mijn werkgever op ziektepensioen gestuurd
omwille van slecht functioneren in mijn huidige job en het
niet vinden van een andere job die
ik wel nog zou kunnen doen.”
Een aantal gezinnen waarin iemand met een beperking
leeft, hebben het gevoel zich meer te moeten bewijzen en
vinden dat de vele inspanningen die ze leveren om toch
te kunnen werken niet naar waarde worden geschat. Ze
hebben het gevoel minder carrièrekansen te krijgen.
“Weinig begrip op het werk van mijn partner voor zijn
beperking en weinig waardering voor
de inspanningen die worden geleverd.”
27 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Ik moest altijd speciale aanpassingen vragen
en de eerste directeur maakte
daar geen probleem van,
terwijl zijn opvolger vond dat ik profiteerde.
Opvallend is dat er op de negatieve houding van werkgevers en collega’s met een zekere gelatenheid wordt gereageerd. Een aantal respondenten hebben er begrip voor.
“Ik ben regelmatig een maand of langer uit.
Dat is niet evident voor een werkgever.”
“Geen enkele werkgever heeft interesse als hij niet
op je kan rekenen doordat je te veel pijn hebt
en niet kan functioneren.”
Gezinsbond – september 2015
WERK
“Ik moet regelmatig op gesprek naar school of op controle bij de arts en dat is soms wel eens moeilijk te begrijpen
op het werk, maar uiteindelijk mag ik niet te veel klagen.”
Soms is die beperking net een meerwaarde wat
betreft mensenkennis en empathie.”
“Het spontaan rekening houden met de beperking door
bijvoorbeeld een aangepaste locatie uit te zoeken voor
vergaderingen, door parkeerproblemen te vermijden…
zonder het zelf te moeten vragen.”
“Door mijn beperking kan ik niet elke job aan en mag ik
van geluk spreken dat er toch
een baas is die me een kans geeft.”
Verplaatsingen van en naar het werk en op het werk
zorgen bij personen met een handicap of chronische ziekte
voor problemen.
“De gebouwen zijn niet aangepast voor een
rolstoelpatiënt en er is geen aangepast sanitair.”
Een groep ouders van kinderen met een beperking spreken
hier ook over de ‘toekomstige’ tewerkstelling van hun kind
en uiten hun bezorgdheid over de mogelijkheden die hun
kind zal krijgen.
“Vooral zijzelf ervaart moeilijkheden op het vlak van
tewerkstelling en inkomen waardoor het onmogelijk is
geworden om een zelfstandig leven uit te bouwen
en te werken aan een toekomst.”
“Ze worden steeds op hun beperking gepakt.”
“Onze zonen kunnen geen werk houden door
hun handicap. Talenten in overvloed, maar werkgevers
vinden het toch te zwaar.”
“Meeleven van collega’s en af en toe een compliment
krijgen over hoe goed we het aanpakken doet deugd.
Ook het ‘durven vragen hoe het gaat’ is belangrijk.”
Volwassenen met een beperking of chronische ziekte die
(deeltijds) werken vinden het positief dat ze het gevoel
hebben nuttig te zijn en bij te dragen aan de samenleving. Hierdoor zijn ze minder bezig met ziek zijn. Ze hebben
meer sociale contacten en ze halen veel voldoening uit het
werk, wat zelfvertrouwen geeft en de eigenwaarde positief
beïnvloedt. Ook het financiële plaatje oogt rooskleuriger.
Ook ouders van een volwassen kind met een beperking die
werken, sommen deze positieve ervaringen op.
“Sociale contacten hebben is iedere dag
iets om naar uit te kijken.”
“Door te kunnen blijven werken heb je een doel en kan
je bijdragen aan de maatschappij. Dat heeft absoluut een
impact op hoe je je voelt. Je hebt ook minder tijd om bezig te
zijn met ‘ziek’ zijn. Ook de sociale contacten die je kan onderhouden zijn van groot belang.”
Positieve ervaringen
Gelukkig zijn er ook mooie en positieve ervaringen op het
vlak van werk en tewerkstelling. Positieve en negatieve ervaringen houden elkaar ongeveer in evenwicht. Tegenover
de gezinnen die weinig tot geen begrip ervaren van werkgever en collega’s staan gezinnen die getuigen over het
medeleven, het begrip en de flexibiliteit die ze ervaren
bij collega’s en werkgevers. Mensen prijzen zich gelukkig
dat ze een flexibele werkgever hebben, die wel voor een
aangepaste opdracht of uren zorgt of collega’s die graag
inspringen bij afwezigheid.
“Mijn werkgever heeft me nog niet ontslagen,
ook al ben ik al sinds 2009 volledig arbeidsongeschikt.”
“Iets kunnen betekenen voor een ander.
Gewaardeerd worden door een leidinggevende.
Een makkelijkere financiële situatie.
Zelfwaarde. Erbij horen.”
“Onze zoon is heel blij met zijn job, heeft eindelijk het
gevoel dat hij ook een plekje in deze maatschappij
heeft gevonden.”
Voor werkende ouders die zorgen voor een kind met een
beperking of chronische ziekte betekent werk dat ze er
eens uit zijn, dat ze de zorg eens achter zich kunnen
laten.
“Door 19 uur te werken kan ik toch de cirkel van
dokters en ziekenhuizen eens doorbreken.”
“Mensen die wel openstaan voor de beperking
kunnen je aardig verrassen.
Gezinsbond – september 2015
“Even een uitlaatklep.”
E-dossier Zorgende gezinnen | 28
WERK
“Tewerkstelling is ontspanning, is eigen leven.”
“Door het buitenshuis werken heb ik afleiding. Je hebt
hierbij ook andere sociale contacten, waar de zorg voor
onze zoon niet altijd het gespreksonderwerp is.”
alle ouders voldoende zijn om de zorg voor hun kind te
kunnen opnemen. Maar vaak zijn ouders wel tevreden met
de verlofstelsels die het mogelijk maken om tijdelijk volledig of gedeeltelijk met werken te stoppen.
“Ik heb kans gekregen om tijdskrediet te nemen.”
Omgekeerd betekent minder of niet werken dat er meer
tijd is om door te brengen met de kinderen en het gezin,
meer tijd om zelf zorg op te nemen en aandacht te hebben
voor het gezinsleven. Het betekent voor sommigen ook
dat ze, naast de zorg, meer tijd heeft voor andere dingen:
vrijwilligerswerk, droom realiseren (boek schrijven), terug
gaan studeren, een andere invulling geven aan mijn job,
zich herscholen.
“Toen ik minder uren wilde gaan werken omwille van
onze dochter, mocht ik meteen mijn landingsbaan starten.”
“Dat we toch al een jaar thuis kunnen blijven.”
Tot slot spreken respondenten over de mooie herinneringen aan het werk. Herinneringen die ze echt koesteren.
“Ik heb nu meer controle over de thuissituatie en we zijn
niet langer volledig afhankelijk van grootouders die weliswaar graag bijspringen maar zelf ook al 70-plussers zijn.”
“Ik ben altijd onderhoudsman geweest op het OCMW en
dat staat in mijn geheugen gegrift,
als ik maar iets kan doen voor anderen, dan leef ik.”
“Door mijn thuisblijven kan ik veel
intensievere zorg geven.”
“Ik werkte bij mensen met een beperking en had al heel
veel fantastische mensen ontmoet. Maar door de geboorte
van mijn zoon met een beperking is voor mij
de “wereld van gehandicapten” opengegaan. Ik had
daar een totaal verkeerd beeld van. Wat een krachtige mensen mocht ik ontmoeten. Dit laat mij als mens groeien.
“Wanneer je je gedragen voelt in je werkomgeving
ben je tot veel meer in staat.”
“Door mijn ziekte breng ik meer tijd door met mijn kind
dan ik wellicht zou doorgebracht hebben
indien ik niet ziek was geweest.”
“Als zelfstandige kan ik zelf de opvang doen, ik moet hem
niet wegdoen. Ik heb graag m’n kind bij mij.”
“Ik heb mezelf totaal geheroriënteerd
qua inhoud van wat ik doe.
Geen stress meer, geen druk meer, geen deadlines meer.
… Ik werk ook minder per week, enkel wat ik aankan. Ik heb
het gevoel dat ik me veel breder heb mogen en kunnen ontwikkelen dan dat ik dat anders ooit zou hebben
kunnen doen.”
“Door mijn eigen ervaringen ben ik nu beter in staat om
andere mensen te begeleiden.”
“De ervaringen met mijn kind maakten mij warm voor
de sociale sector en daarom schoolde ik me op mijn 37ste om
tot zorgkundige en dit werk doe ik veel liever.”
We zagen reeds dat de bestaande verlofstelsels niet voor
29 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
SCHOOL EN OPVANG
Thema school en
opvang
Voor gezinnen met opgroeiende kinderen is school een
buitengewoon belangrijk levensdomein. Een opleiding
legt immers de kiemen voor het latere volwassen leven.
In het kader van de combinatie van een gezinsleven
met een betaalde baan zijn ook voorschoolse en later
buitenschoolse opvang voor veel gezinnen onontbeerlijk.
School en opvang stellen zorgende gezinnen echter voor
heel wat uitdagingen. Kan mijn kind met een beperking
in de opvang terecht? Gaan we voor inclusief of voor
buitengewoon onderwijs? Wat met de schoolloopbaan
van de andere kinderen? Dit soort vragen komen in dit
hoofdstuk aan bod. Opnieuw doen we dit voor twee
verschillende groepen respondenten, naargelang wie in
het gezin de beperking heeft. De gezinnen waarin een kind
met een beperking of chronische ziekte woont, kregen
over dit onderwerp meer vragen voorgeschoteld dan de
zorgende gezinnen met een volwassene met een beperking
of chronische ziekte.
Zorgende gezinnen met een kind met
een beperking of chronische ziekte
Grosso modo zijn er twee vormen van onderwijs en opvang
voor kinderen met een beperking. Enerzijds is er de
inclusie van kinderen met een beperking in het reguliere
opvangcircuit en het gewone onderwijs. Anderzijds bestaat
er onderwijs en opvang, expliciet gericht op kinderen met
een beperking. In de huidige Vlaamse samenleving is het
voor kinderen met een beperking nog niet evident om deel
te nemen aan het gewone onderwijs. Het M-decreet wil hier
vanaf het schooljaar 2015-2016 verandering in brengen en
geeft kinderen met een beperking het recht op inschrijving
in het regulier onderwijs, tenzij de aanpassingen die de
school moet doen niet redelijk zijn.
In de tabel hieronder geven we telkens weer welk
percentage kinderen van het gewone dan wel van het
buitengewone systeem gebruik maakt of gemaakt heeft.
Van de kinderen die gebruik maken of gemaakt hebben
van voorschoolse opvang, kon 64 % terecht in de reguliere
opvang en deed of doet 36 % een beroep op bijzondere
opvang gericht op kinderen met een handicap. In het
kleuter-, basis- en secundair onderwijs zijn de kinderen
gelijk verdeeld over de beide schoolsystemen. In het
hoger onderwijs volgde de meerderheid van de kinderen
een specifieke opleiding gericht op personen met een
beperking. De respondenten hebben kinderen van alle
leeftijden: van baby’s tot jongvolwassenen. Daardoor
kunnen nog niet alle kinderen hoger onderwijs gevolgd
hebben: slechts 172 van de 623 kinderen waarover we
gegevens hebben, hebben reeds hoger onderwijs of een
opleiding gevolg.
Aandeel kinderen dat gebruik maakt/maakte van verschillende opvang- en schoolvormen
Opvang- en schoolvormen
Percentage
Opvang
* Reguliere opvang
* Bijzondere opvang
64 %
36 %
Onderwijs
* Reguliere school
* Buitengewoon onderwijs
Hoger onderwijs
* Reguliere hoger onderwijs
* Opleiding gericht op personen met beperking
Gezinsbond – september 2015
52 %
48 %
31 %
69 %
E-dossier Zorgende gezinnen | 30
SCHOOL EN OPVANG
We vroegen aan de respondenten in welke mate ze
moeilijkheden ervaren op het vlak van onderwijs
en opvang. We specifieerden echter niet om welke
moeilijkheden het gaat. Het kan dan ook om allerlei
problemen gaan: moeilijke communicatie met de school,
problemen om ingeschreven te geraken, problemen om
aanvaard te worden in de klas… Opnieuw konden ze
antwoorden op een schaal van 1 tot 5 waarbij 1 betekent
dat ze geen moeilijkheden ervaren en 5 dat ze veel
moeilijkheden ervaren. De antwoorden zijn gelijk verdeeld
over de verschillende categorieën: 39 % geeft één van de
twee laagste scores, 37 % geeft één van de twee hoogste
scores.
Mate van moeilijkheden op het vlak van opvang en school
Moeilijkheden
Percentage
1 Geen moeilijkheden
21 %
2
18 %
3
24 %
4
24 %
5 Veel moeilijkheden
13 %
Voor het thema school hebben we bij gezinnen met een
kind met een beperking gevraagd naar mooie of positieve
ervaringen op het vlak van opvoeding en onderwijs. Zo
ja, welke er dan het meest zijn bijgebleven? Ongeveer de
helft van de respondenten gaf een antwoord op deze open
vraag. Het valt daarbij op dat de respondenten in hun antwoorden vaak positieve en negatieve ervaringen in één
adem noemen. De volgende twee antwoorden illustreren
dit:
“Een leraar die ook het positieve in het kind wist te waarderen en haar helemaal liet openbloeien in de klas.
Helaas is dat inmiddels ongedaan gemaakt
door de volgende leerkracht.”
“Naast de onvermijdelijke negatieve ervaringen, was er
ook heel wat begrip. Sommige leerkrachten zagen het
probleem als een uitdaging. Andere vonden dat onze
zoon maar beter in het gewone onderwijs kon zitten (in
kleuter). Goed dat we het niet opgaven, zodat hij alle
mogelijke kansen krijgt.”
31 | E-dossier Zorgende gezinnen
Uit de positieve ervaringen blijkt dat de tevredenheid over
school of opvang vaak voortvloeit uit de tijd en aandacht
die uitgetrokken wordt voor de ouders én hun kinderen met
een handicap. Tevreden ouders loven de samenwerking
met, de betrokkenheid en de medewerking die ze krijgen
binnen de opvang en de school. Dit zowel van crèchemedewerkers, onthaalmoeders, leerkrachten, directie en het
hele schoolteam. Tijd en aandacht zorgen zowel voor tevredenheid in bijzondere opvang en school als in de reguliere
opvang en het reguliere onderwijs.
“De kinderverzorgsters die zo lief en mooi met onze
dochter omgaan, alles uit de kast halen om te kunnen
communiceren met haar en
gebarentaal leren in hun vrije tijd!”
“De onthaalmoeder ontving ons kind
met open armen en open mind.”
“Dat sommige leerkrachten en ook de directie echt bereid zijn om te luisteren naar de problemen van het kind
en helpen om oplossingen en aanpassingen te zoeken
zodat het voor het kind leefbaarder wordt.”
Gezinsbond – september 2015
SCHOOL EN OPVANG
“De school waar onze kinderen gaan, is een zeer zorgzame school: bij het melden van de ontwikkelingsstoornis
aan de school, ging men onmiddellijk op zoek naar de
mogelijkheden om ons kind te integreren in het gewoon
onderwijs. Zowel de directeur, juf, zorgjuf…”
“Het bijzonder onderwijs is een schot in de roos, alsook
het internaat voor kinderen met autisme.”
“De onvoorwaardelijke inzet van alle juffen en
andere medewerkers in de school.”
“De GON-juf sinds dit schooljaar is een prachtmens!”
“De kleuterjuf van vorig schooljaar stak veel extra tijd in
onze zoon, om tijdens de speeltijd, middagobservaties
te maken en deze thuis uit te schrijven
voor de kinderpsychiater.”
“Dat er nu toch een juf is die zonder dat zijzelf het beseft,
veel inspanningen doet voor mijn kind.
Ik ga nooit vergeten wat ze heeft gedaan.”
“De betrokkenheid van de leerkrachten
op school is erg groot.”
“Er is een proefproject op school voor opvang van
kinderen van type 2, kleinschalig en
aangepast aan de kinderen.”
Helaas hebben ouders vaak vaak een lange zoektocht achter de rug vooraleer ze terechtkunnen op de school of in het
opvanginitiatief waarover ze echt tevreden zijn.
“Onze zoon volgt inclusief onderwijs in een gewone
school. Hij zit in het 6de leerjaar… De directeur die zegt:
“Gelukkig dat we dit aangedurfd hebben.”
“De hulp en empathie, de steun en toeverlaat van alle
onderdelen van het bijzonder onderwijs, het netwerk
waar ons kinderen uiteindelijk zijn in terechtgekomen.
We hebben een enorme bewondering voor al deze mensen die ons meehelpen in de vorming en de ontplooiing
van onze kinderen en ons gezin.”
Bij de rapportering van de ouders over hun positieve ervaringen met opvang en school valt het op dat individuele
trajecten op maat van het kind zeer belangrijk zijn. Want
een geschikte opvang of school doet kinderen openbloeien
en maakt hen gelukkig, één van de belangrijkste streefdoelen van ouders.
“We zijn met onze jongste dochter overgegaan naar
methode-onderwijs, nl. Dalton. Dit is zeer kindgericht en
een veel persoonlijkere aanpak. Er wordt op maat van
het kind gewerkt, er is veel minder prestatiedruk dan in
het klassiek onderwijs.”
“Zijn schoolloopbaan in BuSO heeft gezorgd voor doorstroming naar de beschutte werkplaats en
hij is zeer gelukkig in zijn werksituatie.”
“Sinds dit schooljaar gaat onze zoon met een verstandelijke beperking naar een andere school.
Hij bloeit nu helemaal open. Er zijn grote verschillen
tussen de scholen onderling.
Ook tussen scholen in het bijzonder onderwijs.”
“Eindelijk echt op zijn plek in het buitengewoon onderwijs. Fantastische school. Ook kribbe ging heel goed
vroeger, gewone school was minder.”
De positieve ervaringen hangen vaak samen met individuele personen, tijdelijke initiatieven en toevalligheden.
Het is een kwestie van de juiste persoon op de juiste plaats
tegenkomen of zoals een ouder zegt: “Alles staat of valt bij
de inspanning van school, leerkrachten en wijzelf of het kan
slagen ja of nee.” Hierdoor zijn ouders soms het ene schooljaar in een school zeer tevreden, maar het volgende schooljaar in dezelfde school niet meer.
Gezinsbond – september 2015
“Hij is nu op internaat en gaat naar het buitengewoon
onderwijs. Ondanks de moeilijke overstap is hij er nu
graag en geniet hij van zijn dagen daar. Dat doet deugd.
Hij is thuis ook meer ontspannen en aangenamer in de
omgang. We hebben elkaar beter leren waarderen.”
“Als je voelt dat je kind graag naar school gaat, niet wil
thuisblijven als ze ziek is, naar verjaardagsfeestjes mag
gaan en mag gaan spelen. Als ze zich goed voelt in het
gewoon onderwijs, als kinderen van de klas haar zien als
een gewoon kind en niet als het ‘mongooltje’. Als ze zelf
fier is op wat ze allemaal leert en dit ook effectief gebruikt in de praktijk. Als je zelf ziet dat ze veel meer leert
in het gewoon onderwijs en zich hierbij heel goed voelt!”
“De manier waarop ze met mijn zoon omgaan, als ik zie
dat het MPI zijn tweede thuis is… dan voelt het minder
aan alsof ik hem in de steek laat. Ik heb mijn zoon zien
veranderen van een stille neerslachtige jongen in een
kerel die zich goed voelt in zijn vel.”
E-dossier Zorgende gezinnen | 32
SCHOOL EN OPVANG
Uit de positieve ervaringen blijkt ten slotte het belang van
sociale contacten met anderen voor zorgende gezinnen:
met leerkrachten, ouders en kinderen. Het is opvallend
hoeveel kracht zowel ouders als kinderen putten uit die
ervaringen en contacten. In het inclusief onderwijs zijn ouders dankbaar voor de openheid van andere ouders, leerkrachten en leerlingen ten aanzien van hun kind met een
beperking. In het bijzonder onderwijs vindt men lotgenoten
die gelijkaardige zorgen delen.
“In de loop der jaren leer je via de school andere ouders
kennen die in een gelijkaardige situatie zitten
en dat creëert een band.”
“De solidariteit die ik mag ervaren
tussen ouders en leerkrachten.”
“Onze zoon volgt inclusief onderwijs in een gewone
school. Hij zit in het 6de leerjaar. Het is ongelooflijk welke
stimulans er van de andere kinderen uitgaat.
Hij wordt er gewaardeerd. Bv. een klasgenootje knutselde aparte lettertjes en vormde de zin:
X is supertof. Zalig gewoon…”
“Positieve reacties van medeleerlingen. Erbij horen!!!
Ze leerde heel veel van medeleerlingen…”
“De open houding van andere kinderen en hun ouders is
hartverwarmend!”
“Ontmoetingen met bijzondere mensen die ook een kind
met een beperking opvoeden. Bijzondere ontmoetingen
met mensen op straat die altijd zeer positief en soms
zelfs emotioneel zijn.
We leren veel van ons kind met een beperking.”
Zorgende gezinnen met een volwassen
persoon met een beperking of chronische ziekte
Slechts een kleine groep van de zorgende gezinnen met
een volwassen persoon met een beperking antwoordt
bevestigend op de vraag of ze problemen ervaren op het
vlak van school of opvang. Het gaat om iets minder dan
10 % van de respondenten met thuiswonende kinderen.
33 | E-dossier Zorgende gezinnen
Bij de toelichting over de aard van de problemen
vermelden deze respondenten ten eerste een aantal
praktische moeilijkheden. Als ouder met een beperking
of chronische ziekte is het bijvoorbeeld niet evident om
kinderen tijdig naar de school te brengen en ze tijdig weer
op te halen of aanwezig te zijn op oudercontact… In geval
van een ziekenhuisopname is dit helemaal problematisch.
Zorgende gezinnen moeten op dergelijke momenten hun
sociale netwerk inschakelen: (groot)ouders, familie en
vrienden springen de gezonde partner dan bij. Zorgende
gezinnen met een klein of onvoldoende beschikbaar
netwerk, komen in de problemen.
“Ik kan mijn kinderen niet de begeleiding geven die ik
zou willen geven, ook bij school en oudercontact.”
“Mijn partner moet steeds flexibele uren hebben of
we moeten beroep doen op familie.”
“’Ik kan niet altijd zelf mijn dochter afhalen, ik moet
extra beroep doen op anderen.
Hiervoor krijgen we van onze ouders zeer veel steun.”
Een tweede probleem is het gebrek aan (betaalbare)
opvang voor de kinderen. Een aantal respondenten zegt
dat de zorg voor de kinderen voor de ouder met een
beperking of chronische ziekte te zwaar is. Zij ervaren
een nood aan meer opvang voor de kinderen, zowel
naschoolse, buitenschoolse als in de vakantie. Aangezien
er meer opvang nodig is, terwijl maar een van de ouders
gaat werken is de kost van opvang vaak een probleem.
Hetzelfde geldt voor de onderwijskosten.
“De schoolvakanties zijn moeilijk overbrugbaar. Het is te
zwaar om de kinderen de hele periode thuis te houden,
maar ik kan minder beroep doen op opvang
omdat ik toch aanwezig ben.”
“Door de ziekte laat ik mijn kinderen soms in de opvang,
maar dit is eigenlijk te duur.”
“Op de school zelf ervaren we geen problemen, maar
bij de opvang wel. We hebben het sociaal tarief
aangevraagd voor de naschoolse opvang maar we
werden er scheef bekeken. Ik weet dat we er recht op
hebben, maar we betalen al een paar jaar de volle
pot. Niet dat ze er alle dagen zitten maar sporadisch
wanneer mijn man bijvoorbeeld met ons tweede kind
naar de tandarts moet
en niet op tijd aan school kan zijn.”
Gezinsbond – september 2015
SCHOOL EN OPVANG
“Het is niet haalbaar financieel om opvang te betalen.”
“Ik kon voor mijn dochter niet de computer en
internetverbinding betalen die de leraar
op school nodig vond.”
“Door minder inkomen te hebben, is het niet
gemakkelijk om opvang te vinden die betaalbaar
is of om schoolfacturen te betalen, ook al is er een
maximumfactuur, er zijn nog veel kosten daarbuiten…”
“Studietoelage en bijkomende studiefinanciering vangen
de grootste kosten op, zodat mijn kinderen de kans
hebben verder te studeren
en nadien hopelijk een job te vinden.”
Tot slot houden scholen volgens een aantal respondenten
onvoldoende rekening met kinderen die in een zorgend
gezin opgroeien.
“De kinderen praten niet over hun vader, maar de ziekte
heeft wel degelijk een invloed op hun welbevinden en
ook op hun schoolresultaten. De school staat niet open
voor moeilijkheden waarmee kinderen geconfronteerd
worden, ze houdt er ook geen rekening mee.”
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 34
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
Thema vakantie en
vrije tijd
“Bij de inschrijving voor een sportkamp tennis, zonder
overnachting, reageerde de monitor op de melding dat onze
zoon syndroom van Down had met: “Ok, waar moet ik op
letten? Je voelde onmiddellijk dat hij aanvaard werd zoals hij
is. Dit in tegenstelling tot andere reacties in de zin van: “Tja,
dat weet ik niet, die mensen vragen toch speciale aandacht,
onze begeleiding is daar niet voor opgeleid, gaat hij zichzelf
goed voelen…”
Alle gezinnen hebben nood aan vrije tijd en vakantie. Hoe
ze dat invullen, hangt af van de behoeften van de gezinsleden en de mogelijkheden die gezinnen hebben om daaraan
te voldoen. Financiële beperkingen spelen een rol, maar
ook de combinatie met betaalde arbeid heeft een invloed
op de vrijetijdsbesteding. Voor zorgende gezinnen krijgt
de invulling van de vrije tijd een extra dimensie want de
zorgen voor het gezinslid met een beperking blijven doorlopen. Hoe ga je daar als gezin mee om?
Zorgende gezinnen met een kind met
een beperking of chronische ziekte
De respondenten gaven aan in welke mate ze op het vlak
van vrije tijd en vakantie moeilijkheden ervaren, door de
aanwezigheid van een persoon met een beperking of chronische ziekte in hun gezin.
Dit kon aan de hand van een score gaande van 1 tot 5.
Waarbij 1 betekent “geen moeilijkheden” en 5 betekent
“veel moeilijkheden”. Deze score kon elk gezin in een open
vraag vervolgens duiden en toelichten.
Mate van moeilijkheden op het vlak van vrije tijd en vakantie
Waardeschaal
Percentage
1 Geen moeilijkheden
11 %
2
17 %
3
22 %
4
28 %
5 Veel moeilijkheden
23 %
35 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
Veel gezinnen waarin een kind met een beperking leeft,
ervaren heel wat moeilijkheden op het vlak van vrije tijd
en vakantie: meer dan de helft van de gezinnen geven een
score 4 of 5. Slechts 11 % van de gezinnen ervaren geen
moeilijkheden en 17 % geeft de tweede laagste score. Vrije
tijd en vakantie is daarmee het levensdomein waarop het
grootste aandeel zorgende gezinnen moeilijkheden ervaart. Hoe zwaarder de handicap, hoe groter het aandeel
gezinnen dat veel moeilijkheden ervaart: van de gezinnen
die zeggen dat de handicap van hun kind een grote impact
heeft op het functioneren van hun gezin, ervaart bijna 60 %
veel moeilijkheden (score 5).
Moeilijkheden voor zorgende gezinnen
men die aangepaste zorg ook op vakantie kan bieden. De
onvoorspelbaarheid van de zorgsituatie kan daarbij soms
roet in het eten gooien zoals bij het volgende gezin:
“Vakanties en activiteiten gaan niet door omwille van
onverwachte ziekte en ziekenhuisopname. Ook beperking voor buitenlandse vakanties gelet op de mogelijkheid van onverwachte ziekteopstoten.”
In hun zoektocht naar een aangepaste vakantie stuiten zorgende gezinnen op praktische problemen in verband met
de toegankelijkheid van opvang- en vrijetijdsinitiatieven
en accommodaties. Het reizen (afstand tot bestemming
overbruggen) is op zich niet evident en aangepaste accommodatie is moeilijk te vinden.
De volgende drie getuigenissen zijn tekenend voor de zorgende gezinnen die veel problemen ervaren. Vakantie en
vrije tijd zijn voor hen geen rustpunt, geen bron van ontspanning, geen moment om de batterijen weer op te laden,
maar net een bron van veel frustraties, stress en extra
belasting voor het gezin.
“Bijna alle vrije tijd is verbonden met stress en belasting
voor het gezin en voelt niet aan als vrije tijd, maar als
werktijd. Vakantie met hem kan bijna niet meer genomen worden. Dit is zeer zwaar voor ons als gezin.”
“Het is zeer moeilijk om rolstoelvriendelijke locaties
te vinden die ook nog eens kindvriendelijk zijn. Weinig
aangepaste vakantiehuisjes of te weinig waardoor vlug
volgeboekt. Geen of bijna geen mogelijkheid
om een last minute te doen.”
“Niet makkelijk om bijvoorbeeld met het vliegtuig weg te
gaan omdat je te veel bagage moet meenemen.”
“Een vliegtuigreis naar een zonnige bestemming met
een kind in een zitorthese is om problemen vragen. Kan
niet comfortabel zitten in het vliegtuig, plus hotels zijn
niet aangepast. Vaak is het gebouw wel rolstoeltoegankelijk, maar bijvoorbeeld geen aangepaste douche of
zwembadlift… Rolstoeltoegankelijk betekent niet dat
je er met je kind in een zitschaal comfortabel bent. We
plannen korte reisjes van een paar dagen naar echte
aangepaste vakantieverblijven in de buurt.”
“Vakantie is stress! We kunnen niet meer als gezin op
vakantie omwille van onze dochter. Stressloze vakanties
en genieten kennen wij niet.”
“Als alleenstaande moeder is vakantie even vermoeiend
of vermoeiender dan het gewone dagelijkse leven.”
Ook in gezinnen die geen zorg dragen voor een persoon
met een handicap, kan vakantie- en vrijetijdsstress de kop
opduiken. In zorgende gezinnen kan deze stress nog veel
intenser zijn. Bovendien zijn er specifieke moeilijkheden die
samenhangen met de zorg in het gezin. Aan de hand van de
toelichting in een open vraag krijgen we zicht op de aard
van de moeilijkheden en de oorzaken ervan.
Een eerste reeks problemen hebben te maken met het
gebrek aan vakantiemogelijkheden die aangepast zijn
aan de behoeften van de persoon met een handicap. De
mogelijkheden zijn beperkter omwille van de zorgsituatie
en soms is op vakantie gaan zelfs niet mogelijk omwille van
de beperking. Sommige gezinnen proberen hun gading te
vinden in het reguliere vakantieaanbod. Dit vergt veel planning en voorbereiding zodat men er zeker van kan zijn dat
Gezinsbond – september 2015
“Accommodatie moet op gelijkvloers zijn en rolstoeltoegankelijk. Domein rondom moet vlak zijn. Bepaalde
activiteiten zijn niet geschikt.”
“Vakanties met kinderopvang zijn niet voorzien op kinderen met een verstandelijke beperking.”
“Tevens is het steeds een grote gok of het hotel wel
degelijk is aangepast voor mensen in een rolstoel.”
Er zijn (ernstige) medische problemen: “…we dienden
ons op voorhand te informeren over de aanwezigheid van
een specialist en ziekenhuis in de buurt, die op de hoogte
was van de eerder zelden voorkomende ziekte
van onze zoon.”
E-dossier Zorgende gezinnen | 36
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
Hoe ernstiger de beperking, hoe moeilijker het voor
zorgende gezinnen is om aansluiting te krijgen in het
regulier aanbod. Het volgende gezin heeft bijvoorbeeld
nood aan constante ondersteuning en toezicht, die niet
altijd voorhanden is:
“Onze zoon heeft het altijd moeilijk gehad om zijn vrije
tijd nuttig in te vullen. Er zijn weinig of geen clubs, academies, jeugdbewegingen of sportverenigingen op maat
van jongeren met een beperking
en een normale intelligentie.”
“Naar het buitenland gaan met mijn zoon is onmogelijk.
In het binnenland kan het alleen als mensen meegaan
om te helpen. En daar heeft niemand zin in.”
“Er zijn niet veel kampen of speelpleinwerkingen waar
ik echt terecht kan. Er is tegenwoordig wel bijna overal
‘inclusiewerking’ maar ik heb daar toch mijn vragen bij.
Het loop echt heel moeilijk. Ik kan ook wel terecht op
school in de vakantie maar dat zijn dan meestal maar
een paar dagen in de week en de rest moet je je plan
maar trekken. Maar als wij voltijds werken is dat niet
evident en moet je continu (groot)ouders inschakelen…
Er zou echt veel meer echt aangepaste opvang moeten
komen. Vrije tijd is hetzelfde probleem. Ik heb mijn zoon
al van alles laten doen maar niets lukt.”
Maar ook binnen het gespecialiseerde aanbod kunnen
zorgende gezinnen niet altijd terecht. De plaatsen zijn
beperkt of aan voorwaarden verbonden. In het eerste citaat
getuigt de ouder bijvoorbeeld dat hun zoon zich nergens
thuis voelt, noch in reguliere, noch in gespecialiseerde
vakantiekampen. De tweede ouder vindt het moeilijk om
voor een volwassen kind met een beperking een vakantieinitiatief te vinden.
“Voor onze zoon met een verstandelijke beperking is het
zeer moeilijk om geschikte vrijetijdsbesteding te vinden
en zeker op het vlak van jongerenvakanties… meestal is
hij net niet goed genoeg om mee te draaien in een gewone werking maar wanneer hij dan naar een werking
gaat voor kinderen met een beperking komt hij meestal
met veel zwaardere beperkingen in een groep en
vraagt hij zich af waarom hij daar zit
en niet in het gewone circuit… heel moeilijk!”
“Nu ze volwassen is, is het soms moeilijk om
aangepaste vakantiekampen van
gespecialiseerde instellingen te vinden.”
Dat geldt niet alleen voor de vakantieperiode, maar ook
voor de vrijetijdsbesteding doorheen het ganse jaar waarbij sommige ouders niet of slechts na een lange zoektocht het aanbod vinden dat bij hun kind past.
“De oudste ondervond steeds enige problemen bij de
reguliere jeugdbeweging. Na verschillende clubs te
hebben geprobeerd, voelt ze zich helemaal thuis in de
3de reguliere sportclub van haar lievelingssport waar ze
achtereenvolgens lid van was.”
“Onze zoon vindt geen aansluiting in het reguliere aanbod. Voor het aangepast aanbod
valt hij ook soms uit de boot.”
37 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinnen waarin beide ouders werken gebruiken (al dan
niet residentiële) vakantiekampen als opvang voor hun kinderen om de vakantieperiode te overbruggen. Deze laatste
getuigenis maakt duidelijk dat dat voor zorgende gezinnen
veel minder vanzelfsprekend is als voor gezinnen waarin de
kinderen geen beperking hebben.
Ouders doen veel moeite om hun kind met een beperking
te laten participeren aan vrijetijdsinitiatieven. Hoe ouder
de kinderen worden, hoe groter het verschil met gezinnen
waar geen van de kinderen een beperking heeft. Ouders
beseffen dat hun kind ook in de toekomst niet zelfstandig zal worden en dat hun kind hen voor vrijetijdsactiviteiten steeds nodig zal hebben. De blijvende nood aan
ondersteuning weegt op zorgende gezinnen.
“Als ze een hobby heeft, moet je haar
altijd wegbrengen en halen
wat bij een normaal kind van 17 jaar
niet steeds meer het geval is.”
“Ook met sportactiviteiten moeten we zorgen
dat we als ouders zoveel mogelijk aanwezig zijn
en dat is niet altijd evident.”
“Als hij ouder wordt is het moeilijker om hem in te passen in je vriendenkring. Kinderen van vrienden worden
ouder en gaan niet meer mee met ouders,
maar onze zoon dus wel en blijvend.”
Gezinsbond – september 2015
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
“De kinderen worden groter, maar je blijft steeds met
een zorgenkind op vakantie.”
“… Toen jongere zus en broer nog klein waren , namen
we steeds een zelf betaalde assistent mee (minder privacy dus). Nu ze al wat ouder zijn, wensen ze soms eens
andere activiteiten te doen, die met de oudste zus niet
haalbaar zijn. We moeten ons als ouders
vaak opsplitsen.”
Naast de moeilijke zoektocht naar aangepaste vrije tijd- en
vakantie-initiatieven, vermelden zorgende gezinnen financiële drempels. Aangepaste accommodatie en initiatieven
zijn immers vaak duurder zoals de volgende getuigenissen
illustreren:
“Weinig plaatsen en verblijven zijn aangepast voor een
kind met een beperking. Wij gaan al 7 jaar naar hetzelfde! Voor onze andere kinderen is dit nu erg saai!”
“Dikwijls wordt er veel meer gevraagd,
omdat de kamer aangepast is.”
“Aangepaste vakanties zijn vaak ook duurder.”
“Reizen voor mensen met een handicap
zijn er niet zoveel en zijn direct volzet.
Ze zijn ook heel duur.”
Sommige gezinnen gaan op vakantie zonder het kind
met een beperking (of overwegen dit) omdat een gezinsvakantie onmogelijk is. Ook dat vergt veel voorbereiding
en planning en ouders laten hun kind niet graag achter.
“Een vakantie inplannen met ons kind is zo goed als
onmogelijk door alle zorgen die hij nodig heeft. Met de
partner op vakantie gaan is emotioneel zeer moeilijk. Er
is altijd een gevoel van het kind achter te laten.”
“Onze kinderen gaan apart op auti-vakantie, waardoor
wijzelf dan niet echt op vakantie kunnen gaan,
want auti-vakanties zijn prijzig!”
“Zelfs als we toch eens zonder hem genieten, is dit met
een wrange nasmaak of wroeging.”
Het is voor zorgende gezinnen niet altijd evident om een
evenwicht te vinden tussen de wensen van elk gezinslid.
Ouders houden rekening met hun kind met een beperking
of chronische ziekte, maar willen ook aan hun andere kinderen denken. Ze moeten vaak schipperen en compromissen zoeken. Dit gaat vaak met schuldgevoelens gepaard.
“Sinds de puberteit van onze dochter zijn de zaken er
niet eenvoudiger op geworden. Ze is heel moeilijk in de
omgang. Ze wil nergens meer mee naar toe en elke dag
moet zijn zoals zij het zou willen, maar onze jongens
hebben ook wensen en verlangens.”
“Voor oudere personen met autisme zijn er haast geen
vakantiemogelijkheden en wij zouden heel graag een
keertje een aantal dagen als koppel op verlof willen
gaan zonder angst dat er wat fout gaat.”
Gezinnen worden geconfronteerd met onbegrip van de
omgeving. Kinderen met een beperking worden geplaagd
of uitgelachen, mensen reageren boos wanneer je als zorgend gezin voorrang krijgt zoals de volgende ouders getuigen:
“We nemen sowieso voornamelijk vakantie thuis. Een
dagje erop uit trekken met het hele gezin vraagt meer
voorbereiding en organisatie en niet alle interessante
activiteiten zijn geschikt voor alle gezinsleden.”
“Altijd en overal is er onbegrip, vaak ook te veel drukte
voor de jongens en iedereen die het blijkbaar maar de
gewoonste zaak van de wereld vindt om de jongens uit
te lachen en/of te plagen.”
“Onze jongste zoon zou graag eens vliegen,
maar we weten niet hoe onze oudste zoon
(met beperking) hierop gaat reageren.”
“…Meer begrip van deze maatschappij zou meer dan
welkom zijn. Wij vinden het fantastisch dat wij in pretparken voorrang krijgen en niet moeten aanschuiven.
Maar het duurt nooit lang vooraleer wij boze opmerkingen mogen ontvangen van mensen die staan aan
te schuiven?? Juist, telkens opnieuw hebben wij bij de
eerste attractie al prijs. Telkens voelt er iemand zich
geroepen om boos te reageren.”
“Hij wil steeds naar dezelfde plaats op vakantie. Als
echtpaar hebben wij weinig privacy en kunnen praktisch
nooit spontaan een activiteit ondernemen. Alles moet
met hem besproken en voorbereid worden.”
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 38
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
Enkele zorgende gezinnen getuigen dat ze geen of minder vrije tijd hebben omdat heel wat vakantiedagen al
tijdens het jaar opgesoupeerd worden aan revalidatie,
behandelingen en ziekenhuisbezoeken.
“Er is absoluut minder vrije tijd, het opofferen van veel
vakantiedagen voor begeleiding en ziekenhuisbezoeken
zodat er in de zomer minder verlof overschiet.”
“Vrije tijd is veel schaarser. Er kruipt heel veel tijd in de
zorg en begeleiding van onze kinderen.”
“Geen vrije tijd, geen sociaal leven, geen reizen.”
Tot slot halen enkele zorgende gezinnen ook problemen
met verzekeringen aan waardoor het uitoefenen van bepaald hobby’s of op vakantie gaan moeilijk wordt. Omwille
van een medisch verleden wordt er bijvoorbeeld geen
verzekering toegekend. Een annulatieverzekering telt niet
altijd.
“Onze dochter krijgt geen verzekeringen omwille van
medisch verleden. Dit is een probleem voor bijvoorbeeld
sporten in een club, annulatieverzekering
voor het buitenland…”
“Door problemen en onverwachte ziekenhuisopname,
reis moeten annuleren met alle gevolgen van dien. Annulatie- en hospitalisatieverzekeringen doen vaak heel
moeilijk als het om psychiatrie gaat.”
Positieve ervaringen van zorgende gezinnen
Wij polsten bij alle gezinnen eveneens met een open
vraag naar goede ervaringen. “Zijn er ook mooie en
positieve ervaringen op het vlak van vakantie en vrije tijd?
Zo ja, welke blijft jou het meeste bij?”. Tegenover de 374
negatieve ervaringen, vertellen ook 246 zorgende gezinnen
ons over de positieve ervaren en mooie herinneringen in
hun vrije tijd en tijdens de vakantie.
Zorgende gezinnen vertellen ons dat ze genieten van
kleine dingen of alternatieve vakanties en het samenzijn
op zich. Ze hoeven geen grote luxe en zijn tevreden over
wat wel kan:
39 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Het is fijn om als gezin eens samen te zijn.”
“Alles gaat trager, je leert genieten en langer stilstaan
bij de dingen en de reiservaringen.”
“Tevreden zijn met wat wel kan, af en toe met één kind
apart iets doen, geen ‘grand lux’ vakanties, maar gezellig samen in een huisje. Klagen brengt je geen stap verder, dus proberen we te genieten van kleine dingen van
elke dag.”
“Ik heb dan wel alle tijd voor hem.”
Sommige gezinnen maken gebruik van vakantie-initiatieven waar er aangepaste opvang of activiteiten worden
aangeboden aan het kind met een beperking. Zo kunnen
de ouders de zorg delen of uit handen geven en kunnen de
andere gezinsleden ook activiteiten ondernemen.
“Zorgboerderij met snoezelruimte, aangepast zwembad
met douchebrancard, kinderboerderij,
is heel fijn om even weg te zijn.”
“Wij halen kracht uit onze vakanties
in Villa Rozenrood en ‘t Mechels bos.”
Er is bovendien een groep ouders die tevreden is over gewone vakantie-initiatieven waar de persoon met een
beperking of het gezin echt welkom is. De inspanningen
die mensen leveren om het zorgende gezin naar hun zin te
maken worden enorm geapprecieerd.
“Onze zoon is vele jaren mee geweest op kamp
met de Chiro die een afdeling Kastaars had.”
“Wij proberen zoveel mogelijk alles ‘normaal’ te doen.
We gaan jaar na jaar kamperen op een gewone camping
en zijn creatief om alles haalbaar te maken.
Ook onze zoon geniet erg van het ‘gewone’”.
“Onze zoon is hevige supporter van de plaatselijke voetbalploeg en hoe deze jongens zich inzetten en
hem nemen zoals hij is, is gewoonweg enorm.”
“In de zomervakantie keren we steeds terug naar
hetzelfde vakantieverblijf. Er is slechts 1 logement
en de eigenaars zijn op de hoogte van
de beperking van onze dochter.”
Gezinsbond – september 2015
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
Spontane hulp van zowel familie als vreemden en onverwachte leuke meevallers worden geapprecieerd. Zoals
niet hoeven aanschuiven in de rij in een pretpark, uitstappen of reizen die mogelijk worden door financiële tussenkomst van derden.
“Ons dochter heeft altijd mogen meedoen met de gewone kinderen in het knutselatelier en toen ze te oud werd
is ze gevraagd door de juf om als hulpjuf te helpen bij de
kleuters. Dit doet ze nog steeds, dus is zeer inclusief
en waardevol!!!!”
“Ik ben vaak positief verrast door de vele jongeren die
zich vrijblijvend inzetten voor inclusieve speelpleinwerking en jeugdbewegingen.”
“Mijn zus is steeds bereid om bij ons te komen wonen als
wij als koppel op reis gaan.
Dit loopt goed, mijn zoon en zij verstaan elkaar!!”
“Vakantie met ons gezin is een meerwaarde: we passen ons weliswaar aan aan zijn tempo, nood aan rust,
evenwicht tussen rust en activering… maar telkens de
moeite waard om als gezin toch positieve ervaringen
op te doen ondanks de vele moeilijkheden en negatieve
ervaringen doorheen het jaar.”
Heel veel energie halen zorgende gezinnen tenslotte ook
uit de kennismaking met andere mensen en uit nieuwe
initiatieven.
“Juist doordat ons dochter meegaat, hebben we vaak
sneller contact met mensen. Ze omarmt de wereld en geniet van contact met mensen, zonder enig voorbehoud.
Iedereen krijgt een lieve lach en een knuffel, waardoor
zelfs de meest stugge zakenman ontdooit. Op de vlieghaven krijgen we gegarandeerd voorrang
van eenieder die we passeren.”
“Andere ouders leren kennen in gelijkaardige situaties
tijdens georganiseerde activiteiten.”
“Veel hulp van verpleegkundigen en vrijwilligers.”
“Een extra kamer krijgen zodat onze jongste ‘s nachts
rustig verzorgd kan worden zonder dat de anderen in
het gezin dan ook wakker worden omdat je eigenlijk met
vier op een kamer hoort te liggen…”
“We hebben op vakantie ook al gezinnen ontmoet met
kinderen met beperkingen en dat lucht
toch een beetje op, we verstaan elkaar toch wel.”
“Ontdekking van gehandicaptensport: rolstoelbasket,
boccia… Bezoek aan Paralympics in London.”
“Als we dan eens uitzonderlijk naar een pretpark gingen,
vonden de kinderen het “oh zo geweldig” dat wij met de
rolstoel voorrang hadden en niet moesten aanschuiven
bij een attractie.”
Wanneer het kind met een beperking in het bijzonder, maar
ook alle andere gezinsleden genieten van een vakantie,
genieten de ouders ook. Daar doen gezinnen het voor. Het
vormt een tegengewicht voor de vele zorgen die zedragen.
“Onze zoon kan enorm genieten van de rust tijdens de
wandelingen in Oostenrijk. Onze zoon rijdt pony, tussen
de paarden voelt hij zich super! Een jaarlijks reisje naar
ponyparkcity is dan ook fantastisch!
Als hij geniet, genieten we allemaal!”
“Natuurlijk, daarvoor ga je op vakantie! Als er eenmaal
routine en voorspelbaarheid is, zijn er meestal geen of
weinig problemen meer. Als de kinderen zich amuseren,
is het voor ons allemaal leuk!”
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 40
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
Zorgende gezinnen met een volwassen
persoon met een beperking of
chronische ziekte
Ook de zorgende gezinnen waarin een volwassene leeft met
een beperking konden op een schaal van 1 tot 5 aangeven
in welke mate ze moeilijkheden ondervinden op het vlak
van vrije tijd en vakantie.
Meer dan één derde van de respondenten (37 %) geeft een
score 5 (veel moeilijkheden) of 4. Het aandeel respondenten dat geen of weinig moeilijkheden ondervindt (score 1
of 2) is kleiner. Het aandeel respondenten dat (veel) moeilijkheden heeft, is kleiner dan bij de zorgende gezinnen met
een kind met een handicap, maar toch is het nog een vrij
grote groep.
Mate van moeilijkheden op het vlak van vrije tijd en vakantie
Waardeschaal
Percentage
1 Geen moeilijkheden
14 %
2
18 %
3
31 %
4
23 %
5 Veel moeilijkheden
14 %
Moeilijkheden voor zorgende gezinnen
De problemen die zorgende gezinnen ervaren met een
volwassene met een beperking zijn vergelijkbaar met de
problemen die de ouders van kinderen met een beperking
rapporteren. Er zijn ten eerste moeilijkheden die eigen
zijn aan de beperking of chronische ziekte: de onvoorspelbaarheid van de ziekte, de nood aan opvang voor de
kinderen, de grote behoefte aan rust, niet mogelijk om
zware fysieke inspanningen te leveren, niet mobiel genoeg,
medische zorgen… Dit maakt plannen op voorhand vaak
onmogelijk. Te vaak moeten activiteiten afgezegd of geannuleerd worden. Dit is erg frustrerend en stresserend.
“Reizen is voor ons niet zo evident, ikzelf mag niet overal
naar toe, moet toelating vragen aan de prof van UZ, veel
medicatie die mee moet en mijn echtgenoot zijn blindengeleide hond is niet overal welkom.”
“Omdat mijn ziekte vrij onvoorspelbaar is, is het moeilijk
om te plannen op voorhand.
Meestal beslissen we op het moment zelf…”
41 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Altijd moeten vragen om gluten- en tarwevrije maaltijden en toch regelmatig nog ziek zijn ondanks alles.”
Er zijn bovendien praktische problemen i.v.m. toegankelijkheid van initiatieven en accommodaties. Geschikte
aangepaste accommodatie is moeilijk te vinden en bovendien erg duur.
“De medicatie is een 14-daagse inenting die tussen 5 en
15 graden moet bewaard worden. Niet altijd evident als
je op reis deze moet meenemen. Er moeten ook altijd
voldoende hygiënische garanties zijn
om infecties te vermijden.”
“Niet veel is echt aangepast, waardoor je als gezin het
gevoel krijgt weinig echt samen te doen. Moeilijk om
aangepaste accommodatie te vinden.”
“ Ik ben te vermoeid om ‘s avonds naar een lezing of een
toneelstuk te gaan. Maar er zijn praktisch geen culturele
activiteiten in de voormiddag. Er zijn weinig musea in
mijn buurt. Vaak is het te vermoeiend om naar Brussel,
Leuven of Antwerpen te gaan
voor een mooie tentoonstelling.”
Gezinsbond – september 2015
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
“Met een rolstoel buiten komen is niet altijd evident.
Soms kies je dan gemakshalve maar om het gezellig
thuis te houden. Goedkope vakantiehuizen zijn ook vaak
niet aangepast. De aangepaste huisjes zijn vaak
een stuk duurder.”
Veel meer dan bij de kinderen melden de volwassenen
problemen met de toegankelijkheid van het openbaar
vervoer. Volwassenen met een handicap willen zich immers zelfstandig kunnen verplaatsen, terwijl kinderen hulp
hebben van hun ouders.
“Het risico op een reumatische opstoot is heel groot…
dus ver op vakantie gaan zit er niet meer in. Wij gingen
graag kamperen, maar door de vochtige lucht en de
daaruit voortvloeiende opstoot met hospitalisatie en
repatriëring als gevolg, is dat ook niet meer mogelijk.
Vorig jaar tot in Nederland geraakt, maar daar dus anderhalve week enkel kunnen koken, boodschappen doen
en verder rusten. De kinderen hebben dus weeral niks
aan mij gehad, geen uitstappen kunnen maken.
Dat zal nooit meer mogelijk zijn, vrees ik.”
“Dat ik door de vermoeidheid minder actieve vakanties
kan doen dan we zouden willen met het gezin en dat het
hele gezin daar rekening mee moet houden.”
“Het is niet altijd eenvoudig om bijvoorbeeld de trein of
de bus te nemen, want ofwel zijn de opstappen van de
trein niet aangepast of is er niet voldoende tijd om de
volgende reisverbinding te halen. De meeste stations
beschikken niet altijd over liften en dan wordt het echt
een martelgang om al de trappen te overwinnen met
een persoon met beperkingen.”
“Niet alle treinstations zijn uitgerust om met een scooter
op de trein te kunnen. Bijvoorbeeld Berchem station
(Antwerpen) en waarschijnlijk ook veel kleine stations.”
Personen met een handicap maken zich soms zorgen over
de impact van hun beperking op de vrijetijdsbeleving
van de andere leden van het gezin. De persoon met een
handicap heeft het gevoel dat het volledige gezin gestraft
wordt en dat hij hiervoor verantwoordelijk is. Wat vroeger
wel kon, kan nu steeds minder of niet meer. Dit confronteert mensen enorm met hun ziek zijn. Niet langer samen
dingen kunnen doen met het gezin of met de kinderen is
een zware dobber voor de ouder met een beperking of
chronische ziekte. Wanneer de impact van de beperking of
ziekte zo groot wordt dat het gezin of bepaalde familieleden hierdoor niet langer vrije tijd hebben of verlof kunnen
nemen, weegt dit erg zwaar op de persoon met een handicap.
“…Als de kinderen vragen om mee te voetballen of andere spelletjes van die aard, is dat voor mij erg moeilijk.
Mentaal vind ik het heel moeilijk dat ik dikwijls tegen
mijn kinderen moet zeggen dat mama niet kan meedoen. Dat is echt het moeilijkste…”
“Alles moet gepland en op voorhand uitgekiend worden
en oh wee als er onverwachte zaken op het toneel komen. Dat vraagt dagen de tijd om te kunnen “resetten”
en eindelijk een beetje rust te vinden. Zowel op mij als de
kinderen weegt dit enorm zwaar.
Ook mijn man vindt dit verschrikkelijk”
Vakantie en activiteiten tijdens de vrije tijd zijn soms onmogelijk omwille van de handicap. Er is onvoldoende tijd
en geen fut meer voor vrijetijdsactiviteiten en vakantie.
Arbeid, zorg, gezin en huishoudelijke taken combineren
slorpt alle tijd op. De gezondheidsproblemen maken het
soms onmogelijk om het huis te verlaten.
“Op vakantie gaan, meedoen met daguitstappen… veel
te vermoeiend. Avondje weggaan… veel te vermoeiend.”
“Als ik terug ben van werken kan ik nergens naartoe
omdat ik te vermoeid ben.”
“We kunnen niet meer op reis gaan, mijn partner is al
jaren amper nog kunnen buitenkomen.”
“We zouden meer willen doen, maar in het weekend is
iedereen steendood, vermoeid.”
“Mijn inwonende zoon kan niet meer op reis, zoveel zorg
besteedt hij aan mij. Poetshulp komt maar 4 uur per
week. Mijn zoon gaat werken en doet bijna alles thuis.
Boodschappen, eten maken, herstellingen,
medicatie geven, enz.”
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 42
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
“Door de speciale voeding ‘s nachts moeten we al rond
17.30u terug thuis zijn. Er eens een weekend op uit trekken
wordt dus al zeer moeilijk. We weten niet op voorhand hoe
zijn toestand zal zijn en of we zullen kunnen vertrekken.
Op die basis iets boeken is niet mogelijk. Vooral omdat
we ook een verpleeghulp moeten regelen voor het aan en
afschakelen van de speciale voeding
via de poort van de katheder.”
“Voor mijn longtransplantatie ondervonden we heel wat
problemen. Zomaar een weekendje weg, was moeilijk
aangezien er steeds een zuurstofapparaat mee moest.
Ook moest er overal een degelijk ziekenhuis dicht in de
buurt zijn, voor het geval ik een longinfectie zou ontwikkelen. Sinds mijn transplantatie zijn veel problemen van
de baan maar nog steeds moeten we een bestemming
uitzoeken waar degelijke gezondheidszorg voorhanden
is. Ook nemen we steeds een zeer uitgebreide
annulerings- en bijstandsverzekering,
wat de kostprijs van de reis serieus de hoogte in jaagt.”
Gezinnen die problemen ervaren, vermelden regelmatig
financiële moeilijkheden om vrijetijdsactiviteiten en vakantie te realiseren.
“Ik ben te zwak en of te snel vermoeid, ik ben fysiek beperkt en heb omwille van veiligheidsredenen niet echt
veel keuze in sport. Ik ben financieel beperkt voor vakantie maar voel dit niet echt als een gemis.”
“Beperkt budget = minder mogelijkheden.”
“Het is heel erg moeilijk om een tijdje op vakantie te
gaan omdat ik dat lichamelijk moeilijk aankan. En ook financieel is het haast onmogelijk om vakantie te boeken.
“Aangepaste kamers voor gehandicapten zijn duur. Ook
vakanties zijn niet betaalbaar als je met een gezin
moet leven van een invaliditeitsinkomen.
Al de kinderen gingen met de mutualiteit op vakantie,
want die waren betaalbaar.”
“Er was gewoon geen euro over: geen reizen, geen bioscoop, geen theater, geen restaurantbezoek, geen terrasje… Onze drie kinderen zijn zeer sober moeten opgroeien in een periode dat er nog lang geen sprake was
van crisis. In de buitenwereld waren er maar weinigen
43 | E-dossier Zorgende gezinnen
die hier begrip konden opbrengen. Het moeilijkste om te
verteren was dat een deel van onze familie onze situatie
gewoonweg negeerden. Dit heeft tot een breuk geleid.
Dat doet nog altijd pijn.”
Een aantal gezinnen die veel problemen ervaren, getuigen
over de angst dat er iets verkeerd zal gaan op reis omdat de mogelijkheden van de persoon met een beperking
steeds verder afnemen.
“Individueel samen op reis gaan geeft te veel stress. Voor
groepsreizen is er de angst, het programma te zwaar te
vinden en niet aan te kunnen.”
“Wij durven niet meer op vakantie.”
Tot slot wordt een aantal keer ingegaan op het onbegrip
van andere mensen bij een beperking of aandoening die
niet direct zichtbaar is en aangestaard worden wanneer die
wel te zien is.
“Mijn gezin toont zeer veel begrip, maar het zijn de mensen zoals sommige collega’s, kennissen, familie die de
situatie niet goed kennen of inschatten.”
Positieve ervaringen
Ook bij de gezinnen waarin een volwassen persoon met
een beperking of chronische ziekte leeft, staan tegenover
de negatieve ervaringen (345), gelukkig ook positieve
ervaringen (235) met vrije tijd en vakantie.
Deze gezinnen rapporteren erg vaak dat ze hebben geleerd
tevreden en gelukkig te zijn met kleinere dingen in het
leven. Voldoening vinden in het feit dat het ondanks de
beperking of ziekte toch nog mogelijk is om op vakantie te
gaan in gezinsverband. Tevreden zijn over een accommodatie die perfect aansluit bij de behoeften en toegankelijk is
zoals in de brochure vermeld stond. Blij zijn met het begrip
van lesgevers voor de beperkte mogelijkheden die er nog
zijn en fier wanneer een activiteit toch nog eens kan of lukt.
Maar evengoed eenvoudig thuis genieten van het samenzijn of van op een terrasje zitten.
“De samenhorigheid binnen het gezin is groot,
ze houden rekening met mij!!!”
Gezinsbond – september 2015
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
“Als je een gepaste accommodatie gevonden hebt, die er
voor zorgt dat je partner alles alleen kan,
dan is dit echt als een hemel op aarde.”
“Wij genieten zowel thuis als op vakantie intenser van de
dagen die ons nog resten
en voelen ons daar gelukkig bij.”
Vakantie en vrije tijd zijn een moment om meer quality
time met de partner en de kinderen te hebben. Er is tijd
om zelf zorg op te nemen en men hoeft geen rekening te
houden met eventuele professionelen. Dit heeft een positieve impact op het gezin. Het doet de samenhorigheid
toenemen. Het gezin is een geheel waarin iedereen op iedereen kan rekenen en elkaar steunt. Alles kan en mag wat
trager, huishoudelijke taken vallen eens weg, de volwassene met een beperking kan zijn eigen tempo volgen.
“Door zijn ziekte is hij op ziekenkas, maar daardoor heeft
hij heel veel mooie momenten met ons zoontje kunnen
meemaken die hij anders gemist zou hebben. Hij heeft
vanaf de geboorte een band met hem kunnen opbouwen. En nu bij de volgende zwangerschap heb ik toch
nog een beetje extra hulp.”
Dochterlief van 15 jaar neemt al eens
de begeleiding van haar papa voor zich. Super!!”
Men ervaart het als positief om te kunnen rekenen op familie, vrienden en andere mensen om samen activiteiten
te doen op maat van het zorgende gezin of om samen op
vakantie te gaan. Als vrienden en familie dit voor je gezin
over hebben, bezorgt dit zorgende gezinnen een warm gevoel.
“Vrienden gaan jaarlijks met ons drie dagen weg en houden hierbij volledig rekening met onze mogelijkheden. Zij
rijden, een locatie dichtbij, activiteiten zeer rustig… Wij
kunnen ook genieten van de momenten samen thuis en
pinnen ons niet vast op hetgeen niet meer lukt.
De kinderen zijn volwassen en
kunnen zelf met vrienden hun vakanties regelen.
Geen gevoel dat we tekort schieten op dit vlak, dus.”
“Spontane aanbiedingen van een terug gevonden vriend
(via Twitter) om gratis
in zijn appartement te gaan logeren aan zee.”
“Door een rustvakantie te boeken in plaats van rond te
trekken zoals we vroeger deden, zijn we toevallig op een
hele leuk plek terechtgekomen waar we nu jaar na jaar
naar toe blijven gaan en ook veel contacten hebben met
de lokale bevolking. De hoteleigenaars weten ook dat
ik veel rust nodig heb,
zelfs de kuisploeg houdt er rekening mee.”
“De kinderen zijn blij als mama ergens mee naartoe
gaat. Voor mezelf dat zij nog onbezorgd kunnen genieten
met de papa terwijl mama rust op een bankje.”
“Dat ik mijn partner zelf kan verzorgen, zodat alle zorgen
op elk moment kunnen gegeven worden.”
“De kids vinden het heel leuk dat ik hen elke dag van
school kom halen. Ook dat ik er ben om hun met hun
huiswerk te helpen. En ook dat ik op school al eens kom
helpen. Tijdens de dag doe ik mijn huishouden, maar
van het moment dat de kids thuis zijn, is alle tijd voor
hun. Van kleiner dingen leer je ook meer genieten. Op
vakantie geniet ik dubbel zo hard, maar als je met mij op
vakantie gaat, is het een heel rustige vakantie.”
Zorgende gezinnen getuigen ook over het ontmoeten van
andere zorgende gezinnen, “gelijkgezinden” en het
leren kennen van nieuwe mogelijkheden en nieuwe hobby’s. Indien er binnen het gezin niemand een beperking
zou hebben, dan zou men deze wereld niet leren kennen.
“Je ontmoet lotgenoten, op vakantie leer je mensen op
een andere manier kennen.
Sommigen durven zich meer bloot te geven.”
“Onbezorgd samen zijn met rust voor partner en gezin.”
“Een stuk van onze vakantie doen we in een groepsreis
met mensen met een beperking of met vrienden en familie zodat mijn man dan ook fysieke dingen kan doen
zoals wandelen omdat dan de zorg voor onze zoon niet
enkel op zijn schouders valt.” (moeder en zoon hebben
een beperking.)
“Het doet me deugd dat mijn man me steunt, door de
opvang van de kindjes, zodat ik toch quality time met
hen kan doorbrengen.”
“Door een ander tempo van reizen en kijken, zien we
soms fantastische dingen die anderen niet zien.
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 44
VAKANTIE EN VRIJE TIJD
“Mijn vrije tijd wordt ingevuld met vrijwilligerswerk bij
een vzw die zich inzet voor lotgenoten. Ik haal hier veel
voldoening uit. Mijn ‘kunnen’ wordt geapprecieerd,
ik voel me nuttig en ik heb aangename contacten en
vriendschappen opgebouwd met lotgenoten. Dit terwijl
meer en meer gezonde ex-collega’s
en ‘vrienden’ van vroeger verdwenen.”
Het valt ten slotte op in de positieve verhalen dat de respondenten leren om creatief te zijn in het zoeken naar
betaalbare alternatieven voor vrije tijd en vakantie.
“Via ‘rap op stap’ kunnen we daguitstapjes maken aan
democratische prijzen. We gaan ook al een paar jaar
naar Hongarije, niet naar de toeristische gebieden, om
daar twee weken te kamperen. We halen eten in de supermarkt en koken zelf. Creatief zijn en alles uitpluizen
en veel op het internet opzoeken, dat loont. Maar voor
veel mensen is zo’n vakantie nog onbereikbaar en dat
beseffen we wel.”
“We ontdekken nieuwe vormen van reizen.”
45 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
Thema (gezins)relaties en
sociaal netwerk
“We zijn zeker dichter naar elkaar toe gegroeid (mama,
papa, zus, broer). Maar het heeft ook wel zoiets van
‘Wij tegen de rest van de wereld’.”
De personen met wie we ons leven delen en ons ruimer
netwerk van familie en vrienden, hebben een belangrijke
impact op ons welbevinden. Een goed sociaal netwerk kan
ook een buffer vormen voor kleine en grote problemen. De
draagkracht van een gezin vergroot wanneer ze een beroep
kan doen op familie en vrienden. Dit netwerk onderhouden
is echter niet altijd evident. Aan de respondenten vroegen
we of de aanwezigheid van een persoon met een beperking
in hun gezin een impact heeft op de gezinsrelaties en op
hun sociale netwerk. Ook hierin gingen we zowel op zoek
naar positieve als naar negatieve ervaringen.
Zorgende gezinnen met een kind met
een beperking
Spanningen in het gezin
In één gezin op tien leidt de aanwezigheid van een kind met
een beperking tot veel spanningen in de gezinsrelaties. Nog
eens 18 % van de respondenten geeft de op één na hoogste
score. Het aandeel gezinnen dat aangeeft dat er geen of
weinig spanningen zijn is wel groter: 45 % van de respondenten geeft de score 1 of 2.
Mate van spanningen met de gezinsrelaties
Waardeschaal
Percentage
1 Geen spanningen
20 %
2
25 %
3
27 %
4
18 %
5 Veel spanningen
10 %
Op basis van de toelichting bij deze vraag krijgen we een
zicht op de aard van de moeilijkheden in de zorgende gezinnen die op dit vlak problemen ervaren. Bij problemen
Ouders zijn het onderling niet steeds eens. Ze weten niet
hoe dingen aan te pakken omdat de situatie ook voor hen
nieuw is en ze weten niet welke oplossing te kiezen. Ze zit-
in de relatie tussen de ouders onderling, wijzen de respondenten op verschillende spanningsvelden en oorzaken van
de problemen in hun onderlinge relatie.
ten niet steeds op dezelfde golflengte i.v.m. de opvoeding
of wat keuzes voor de zorg betreft. Ook emotioneel voelen
ze dingen niet steeds hetzelfde aan.
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 46
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Soms weten we niet wat we best doen en die
vragen leiden tot spanningen.”
“Het is niet altijd gemakkelijk om als ouders in
dezelfde richting te lopen,
ook emotioneel ervaar je het soms anders.”
“Door de beperking van onze zoon zijn er meer
spanningen want we zitten niet altijd op dezelfde
golflengte i.v.m. straffen geven.”
“We hebben niet altijd dezelfde kijk
op de problemen of oplossingen.”
“We gaan er niet op dezelfde manier mee om.
Ik kan niets toekomstgericht bespreken met
mijn partner als het over de dochter gaat.”
De langdurige zorg leidt tot oververmoeidheid, is emotioneel zwaar en stressvol. Ouders zijn hierdoor meer prikkelbaar. De zorgsituatie zorgt eveneens voor een gebrek
aan tijd voor de partnerrelatie.
“Tussen ons als partners zijn er spanningen,
we hebben te weinig tijd voor elkaar.”
“Allebei vermoeid zijn, grote belasting van draagkracht, zoeken naar evenwicht tussen
zorgen en tijd als koppel.”
“Eigen relatie lijdt ook wel
onder het continue zorgen.”
“Door zijn autisme mag er niet veel veranderen,
niemand mag ziek worden of zich vergissen en hij
is snel in paniek. Hij kan lang blijven doorvragen,
waardoor wij vaak in tijdsnood komen (waar hij
écht geen begrip voor heeft), en vermoeid zijn (veel
nachtelijke gesprekken) en daardoor ons geduld
verliezen, met nog meer paniek enz. tot gevolg.
Soms een vicieuze cirkel.”
“Tussen mijn partner en mij, nooit tijd voor elkaar
en oververmoeid... teveel zorgen, te weinig geduld
met de andere kinderen, heel frustrerend.”
“Het is niet evident om er elke dag voor 100 % voor
te gaan, ook emotioneel is het wel zwaar.”
47 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Vermoeidheid bij mama en papa.
Door gebrek aan een opvangnet hebben we
geen tijd meer voor ons tweetjes.”
Zorgende gezinnen van wie de relaties onder druk staan
ervaren vaak onzekerheid en vragen over de toekomst
of er is angst voor wat nog zal komen. De onvoorspelbaarheid van het ziekteverloop kan leiden tot crisissituaties.
“Angst om wat volgt, geen zicht op perspectief,
angst om verwikkelingen.”
“Je weet nooit of we weer eens met onze zoon in
het ziekenhuis belanden. Niets is nog zeker
en steeds moet er iemand in de buurt
van onze zoon zijn.”
“Spanningen rond toekomstplanning
van ons kind”.
“Wisselend. Op dit moment zijn er geen spanningen. In periodes van uitval zijn er gigantisch veel
spanningen en enorm diepe crisis.”
“Het is niet altijd even gemakkelijk om, in crisissituaties, rustig te blijven,
maar het lukt ons meestal wel.”
Het verschillend ritme van aanvaarding van het kind met
een beperking. Ouders moeten als het ware een rouwproces doorlopen en doen dit niet steeds op hetzelfde tempo.
“Iedereen verwerkt zijn verdriet, gevoelens op zijn
eigen manier en iedereen heeft zijn eigen karakter
en soms (heel veel de laatste tijd) botst dit.”
“Vooral in de eerste levensjaren zorgde dit gegeven wel voor spanningen. Het op een andere manier verwerken van het krijgen van een kind met
handicap zorgt voor stress. We zijn toen ondersteund door een psychologe van het ziekenhuis en
door thuishulp. Nu zijn er soms nog lichte irritaties
door het anders bekijken van de zorg,
maar in veel mindere mate.”
“Het is moeilijk te aanvaarden dat je kind iets heeft
waar je niks aan kan doen, dan alleen proberen de
nodige zorg te geven en er mee naar
de logo, ergo, kine en psycholoog te gaan.”
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Niet iedereen kan de beperking aanvaarden
waardoor er zeer veel spanning is. Dit is onder
andere het geval bij de grootouders,
waardoor de band eveneens verslechtert.”
De soms moeilijke financiële toestand van het zorgende
gezin, dwingt het tot bepaalde keuzes die zorgen voor
spanningen in het gezin. Andere kinderen kunnen bepaalde hobby’s niet uitoefenen. Een gezinsvakantie moet
wijken voor andere prioriteiten.
“Dat er zoveel naar de dokters moet gegaan
worden, weegt op de financiën
en dat geeft spanningen.”
De respondenten met problemen getuigen niet alleen over
de relatie met de partner, maar ook over problemen in de
relatie van de ouders met de kinderen of in de relatie
tussen broers en zussen onderling. Het verdelen van de
aandacht over alle gezinsleden is een probleem. Het kind
met een beperking of chronische ziekte heeft meer aandacht nodig en krijgt dit ook van de ouders. De broers en
zussen van het kind met een beperking moeten hiervoor
steeds geduld en begrip opbrengen. Dit loopt niet steeds
van een leien dakje en leidt tot botsingen en ruzies tussen
de kinderen onderling. Ouders hebben hiermee problemen
want ze slagen er niet in om hun aandacht voldoende te
spreiden. Ze vinden dat ze onvoldoende aandacht geven
aan de andere kinderen. Ze vinden dit erg moeilijk voor de
andere kinderen en voelen zich hierover schuldig.
“Financieel zwaar en
te veel zorg op mijn schouders.”
“Extra tijd die wij aan haar geven,
kan niet naar de andere kinderen.”
De impact van de spanningen in de relatie kan zeer
groot zijn. Er zijn meerdere ouders die getuigen van een
relatiebreuk of een scheiding omwille van het feit dat er
in het gezin een zorgenkind is.
“De kinderen onderling maken ruzie omdat er
omwille van de beperking met twee maten en
gewichten moet gewerkt worden in het moeten
doen van taakjes en in het kunnen uitvoeren van
schoolopdrachten, enz.”
“Nu zijn er geen spanningen meer. De echtscheiding was al een feit toen mijn zoon vijf was. Te veel
stress. Geen sociaal leven meer. Geen steun van
niemand. Met een zwaar gehandicapt kind ben je
sociaal dood, zeker vóór het PAB bestond. Als we
dat eerder hadden gekregen, had ons huwelijk
misschien een kans gehad, maar we kregen het
pas toen hij zeven was.”
“Andere kinderen moeten soms wachten en broer
voorrang geven. Durven voor broer in vriendenkring niet uitkomen, anderen moeten dit niet
weten. Ze kunnen de reacties van broer niet relativeren zoals wij ouders.”
“De andere kinderen krijgen niet altijd
voldoende aandacht.”
“Ik ben gescheiden door de voortdurende ruzies
over de aanpak van onze zoon.”
“Je moet regelmatig een uitzondering maken voor
allerhande situaties en andere kinderen begrijpen
dat niet steeds. Andere kinderen hebben vaak het
gevoel dat ze op de tweede plaats komen.”
“De spanningen hebben geleid
tot een scheiding.”
“We zijn onlangs uit elkaar gegaan en dit ligt
waarschijnlijk voor een groot deel bij
de beperking van onze zoon.”
“Samenleven met en vaak rekening moeten houden met een kind met een beperking is alles behalve gemakkelijk, zeker voor broer en zussen. En
dat leidt vaak tot conflicten, elkaar niet begrijpen,
aandacht vaak ook voor de anderen, tijd voor
jezelf als ouder is er amper.”
“Toen mijn dochter vier jaar was, zijn haar papa
en ik gescheiden. Dit doordat we emotioneel anders omgingen met de handicap en ziekte. Nu is
dit doorheen jaren van co-ouderschap
meer in evenwicht.”
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 48
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Door de beperking van onze dochter, heeft ze
soms crisissen, woedeaanvallen. Om deze te
voorkomen of te verhelpen zijn we soms met twee
nodig. De andere drie kinderen worden dan even
“aan hun lot over gelaten.”
“Broers denken wel eens dat we hun zus liever
zien, omdat ze meer aandacht
nodig heeft en krijgt.”
We moeten daarbij opmerken dat in onze bevraging geen
getuigenissen van broers en zussen aan bod komen. We weten dus niet of deze kinderen zich door hun ouders tekort
gedaan voelen. Misschien vinden de ouders dit moeilijker
dan de kinderen zelf.
Verschillende gezinnen getuigen dat de puberteit van
het kind met een beperking of van de andere kinderen
in het gezin een moeilijke periode is. De puberteit drijft
net zoals in ‘gewone’ gezinnen de spanning op.
“Kinderen begrijpen elkaar niet. Het puberen van
de jongste wordt als zeer stresserend ervaren.
Vooral ons kind met een beperking
ziet dat moeilijk zitten.”
“De verschillen tussen de leefwerelden van de drie
kinderen zijn erg groot, vooral nu de oudste pubert. Dit maakt het moeilijk om gezinsactiviteiten
te vinden waar iedereen zich goed bij voelt.”
“Anders zijn geeft altijd spanningen vooral nu
puberteit de kop op steekt. Onze zoon ervaart dat
eens zo hevig.”
“Tijdens de puberteit van mijn dochter was ze vrij
jaloers op de broer, omdat we met hem meer bezig
waren (in haar ogen).”
Bemoeienissen, het beter weten of het gebrek aan inlevingsvermogen van de ruimere familie zoals grootouders, ooms en tantes zet het zorgende gezin eveneens
onder druk. De familie is dan geen steun voor het zorgende
gezin, maar net een bron van ergernis. Het draagvlak van
het zorgende gezin wordt daardoor beperkt.
49 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Vaak heeft iedereen een eigen mening over bepaalde behandelingen en die komen daar dan
elke keer op terug. Wij moeten geregeld sterker
zijn dan onze familieleden.”
“De naaste familie kan zich moeilijk inleven in
onze gezinssituatie.”
“Zeer veel onbegrip, mensen hebben weinig empathie voor mijn situatie. Autisme is nog zéér
ongekend en onbegrepen.”
Positieve ervaringen op het vlak van
gezinsrelaties
In bijna elk gezin zijn er wel eens spanningen of ruzies. Het
is pas wanneer deze spanningen de bovenhand nemen dat
ouders de impact op hun relatie negatief evalueren. Naast
de negatieve verhalen, kregen we veel positieve verhalen
vol hoop.
Veel ouders getuigen dat de zorg voor een kind met een
handicap weliswaar regelmatig voor spanningen zorgt
of gezorgd heeft, maar dat het hun relatie ook versterkt
heeft. Ze prijzen zich gelukkig dat ze de zorg met beide
partners kunnen opnemen.
“Toen het vermoeden bevestigd werd dat onze
oudste zoon ASS heeft, zijn we door een zware relationele crisis gegaan. Dat was veel minder toen
onze jongste met Down werd geboren.
We zijn daar door geraakt en staan nu
als koppel sterker dan ooit.”
“Daar het hier vaak heel moeilijk loopt, zorgt dit
regelmatig voor spanningen. Maar toch beseffen
we dat we samen sterk staan. Elk afzonderlijk
leven met onze gehandicapte zoon, zouden we
beiden niet aankunnen. We weten dat we elkaar
nodig hebben om de zorg te kunnen blijven bieden. En onze onvoorwaardelijke liefde voor
ons zoontje blijft ons binden.”
“Af en toe geeft dat frustratie, we zijn allebei maar
mensen hé! Maar na 25 jaar huwelijk mogen we
stellen dat we er nog altijd zijn voor elkaar!
Zonder mekaar is het niet vol te houden.”
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
Zorgende gezinnen appreciëren vooral de sterke verbondenheid tussen de gezinsleden. Ouders getuigen van
de hechte band die ze hebben met elkaar, met het kind met
een beperking en met hun andere kinderen.
“De twee broers die er zijn voor hun zus, haar graag
zien hoe ze is, spelen met haar en haar dingen leren.
Zus die zelf toont dat ze ons ook graag ziet.”
“Onze zoons kunnen wel rekening houden met de
anderen. Ze zijn als het er op aankomt zeer loyaal aan
hun broer met beperking.”
“We zijn een heel hecht gezin.”
“Als gezin zijn we er sterker uitgekomen.”
“We vormen een prachtkoppel in mijn ogen en
genieten bijzonder van de liefdevolle band
met onze geëngageerde dochter.”
“Mijn dochter en ik zijn heel hecht geworden omwille
van het begrip dat ik heb voor haar omdat ik zelf weet
hoe het is/voelt.”
In de positieve verhalen komt eveneens naar voren dat
sommige ouders ervaren dat zijzelf en hun kinderen
door de zorg in het gezin waardevolle vaardigheden
leren. Zorgende gezinnen relativeren bijvoorbeeld meer en
zien dat hun gezonde kinderen steviger in het leven staan,
want het opnemen van de zorg heeft hun (gezins)leven rijker gemaakt en heeft hen leren genieten van kleine dingen.
“Je leert beter te relativeren. Wij moeten soms lachen
als wij horen waar sommige mensen
problemen over maken. “
“Je groeit meer naar elkaar toe,
hebt elkaar meer nodig.”
“Wederzijds begrip voor mekaars gevoelens
en bezorgdheden.”
“We relativeren veel meer in vergelijking met doorsnee mensen, we maken van een mug geen olifant.
We genieten intens van het kleine geluk, zoals samen
gezellig aperitieven.”
“Door de menselijke problematieken binnen het gezin
zijn de banden tussen ouders en kinderen en kinderen
onderling intenser geworden. Als het er écht op aan
komt, tracht iedereen zoveel mogelijk rekening
met elkaar te houden.”
Het begrip, de verantwoordelijkheidszin, de solidariteit,
de empathie en de zorg van de brussen voor het kind
met een beperking is hartverwarmend.
Er is grote tevredenheid en blijheid wanneer er een stapje
vooruit kan gezet worden. In het gezin leert iedereen veel
meer rekening houden met elkaar. Ouders ervaren loyaliteit
van al hun kinderen.
“Toch zoveel mogelijk doen en samen zoeken naar
oplossingen. Dingen die voor anderen heel vanzelfsprekend zijn, voelen intenser en zijn ook een beloning
dat we doorgezet hebben.”
Gezinsbond – september 2015
“De leerschool die onze ‘gezonde’ kinderen meenemen is van onschatbare waarde.”
“We groeien dichter naar elkaar toe door de problemen, een verrijking voor de andere kinderen.”
“Wanneer je een kind met een beperking hebt, krijg je
opeens een heel andere kijk op de wereld. Je maakt je
veel minder druk in kleine dingen.”
Moeilijkheden met het sociaal netwerk
Ruim een derde van de gezinnen geeft score 4 of 5 op de
vraag in welke mate ze moeilijkheden ondervinden bij het
uitbouwen of onderhouden van een sociaal netwerk. Het
aandeel gezinnen dat (veel) problemen heeft op dit terrein
is groter dan het aandeel gezinnen dat zegt dat ze problemen hebben op het vlak van de gezinsrelaties.
E-dossier Zorgende gezinnen | 50
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
Mate van moeilijkheden met het sociaal netwerk
Waardeschaal
Percentage
1 Geen moeilijkheden
19 %
2
20 %
3
27 %
4
21 %
5 Veel moeilijkheden
14 %
We kregen van 259 respondenten toelichting bij hun score.
Ten gevolge van de problemen om sociale contacten te
onderhouden, ervaren sommige respondenten dat hun
sociale contacten zo sterk verschralen dat ze in een sociaal isolement terechtkomen of zoals één respondent het
zegt: “je raakt opgesloten, gevangen in je eigen huis.” De
respondenten met problemen geven hiervoor verschillende
oorzaken.
De mogelijkheden om samen met het kind met een handicap activiteiten te ondernemen met familie of vrienden zijn beperkter omwille van de aard of de ernst van
de handicap. Het feit dat het kind met een beperking nood
heeft aan routine, structuur, rust en stilte of voortdurend
toezicht, maakt sociale contacten moeilijk. Zelf thuis vrienden uitnodigen of een feestje geven is om dezelfde reden
moeilijk.
“Onze dochter kan niet tegen luide geluiden en veel volk,
dus feestjes zijn voor haar niet bepaald ontspannend ”
“Doordat het kindje op regelmaat staat, is het niet altijd
makkelijk om met andere mensen af te spreken.”
“Hij kan niet tegen drukte. Op familiefeesten is het een
ramp en kan het zijn dat hij na een kwartier zegt:
“Ik wil weg’. Idem bij vrienden.”
“Onze zoon heeft veel problemen en daarom kiezen we
nu sinds jaren om bijna geen bezoek meer te ontvangen. Bezoek brengt voor iedereen alleen stress en extra
spanningen. Ook vanwege de gezondheidsproblemen
van onze zoon is het beter zo weinig mogelijk bezoek te
hebben. Vaak kunnen mensen ook niet gepast met hem
omgaan omdat hij zo complex is.
Hij is ook moeilijk verstaanbaar.”
51 | E-dossier Zorgende gezinnen
De onvoorspelbaarheid van de zorgsituatie versterkt
ook de moeilijkheden met het sociaal netwerk. Als er
plannen gemaakt worden dan gebeurt het vaak dat deze
in de war worden gestuurd of dat afspraken op het laatste
moment afgezegd moeten worden. De omgeving apprecieert dit niet altijd en zeker niet wanneer het frequent het
geval is.
“Soms plan je dingen, die je dan op het laatste
moet afzeggen omdat het je niet lukt.”
“Vaak moeten activiteiten afgezegd worden wegens te
moe… moeilijk plannen maken.”
“De onzekerheid van de ziekte speelt parten
bij het maken van afspraken, het nieuwe van de situatie
is eveneens een nadeel.”
“Wij kunnen niet zomaar weg gaan en afspreken, want
heel vaak moeten we afspraken weer afzeggen.
Ook lange reizen als ouders alleen kan
op dit moment niet, wat je normaal wel kan doen
met een 26-jarige ‘student’.”
“Altijd onder voorbehoud iets afspreken,
er kan altijd iemand ziek zijn.”
Ouders worden geconfronteerd met problemen om opvang te vinden. Vaak is het erg moeilijk om een geschikte
oppas te vinden wanneer ouders samen, zonder hun kind
met een handicap, willen weggaan. Hetzelfde geldt voor alleenstaande ouders. Eens een avond, laat staan een weekend, weggaan is bijna onmogelijk. Reguliere babysitters zijn
in sommige gezinnen niet mogelijk omwille van de ernst
van de beperking waarbij medische zorgen moeten toegediend worden. Dit vraagt een gespecialiseerde oppas die
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
niet of moeilijk te vinden is. Soms bieden grootouders hier
soelaas, maar wanneer ook zij een dagje ouder worden,
willen zorgende gezinnen hen hiermee niet altijd belasten. In een koppel hebben de beide partners in een aantal
gevallen dan beurtelings sociale contacten en activiteiten
buitenshuis terwijl de andere partner thuis blijft.
“Wij kunnen moeilijk uit logeren omdat we enkel bij
één koppel grootouders met de jongens terechtkunnen.
Hierdoor is het soms moeilijk uitstapjes te organiseren
zonder kinderen. Een uitstap met de jongens is dan weer
geen ontspannende uitstap en
brengt ons regelmatig in verlegenheid.”
De zorg en beschikbaarheid maken dat ouders moe zijn
en geen fut meer hebben om buitenshuis activiteiten te
ondernemen met vrienden en familie. Om dezelfde reden
is thuis mensen uitnodigen een hele opgave waar sommige
zorgende gezinnen geen energie meer voor hebben.
“We zijn vaak heel moe (ook mijn partner) en dan is het
lastig om nog eens vrienden uit te nodigen of samen
naar een concert te gaan of zo.”
“Doordat er zoveel tijd naar de therapieën buitenshuis
gaat, zijn we blij om gewoon eens een avond thuis te blijven, maar zo missen we het contact met onze vrienden.”
“Als koppel ondernemen wij ook vaak aparte activiteiten,
vermits er altijd thuis een oppas moet zijn… Als koppel
afspreken met andere koppels gaat moeilijk.”
“Aangezien oppas vaak lastig te regelen is, blijft papa of
mama vaak thuis bij feestjes in de avonduren waarbij de
kinderen niet meegenomen kunnen worden.”
“Je kan niet zomaar eens afspreken met familie en
vrienden. Een thuiswacht die komt (ook al is het al jaren
dezelfde) blijft voor stress zorgen.
Gevolg: minder samen weg gaan met partner.”
“Ergens naartoe gaan, kan nooit met onze zoon erbij,
dan moeten we altijd opvang regelen en ook dit is niet
gemakkelijk. Daardoor haken we veel af
en geraken zo toch wat sociaal geïsoleerd.”
“Babysitters hebben geen ervaring met de beperkingen.
Je kan dit niet zomaar uitleggen. Het vertrouwen met het
kind moet groeien op een dagelijkse, wekelijkse basis.”
“Ik doe dit niet omdat ik er toch geen tijd voor heb. De
mensen zijn niet hulpvaardig meer en iedereen denkt
enkel aan zichzelf. Soms kom je eens iemand tegen in
een gelijkaardige situatie en klaag je eens en word je
begrepen en is er ook begrip voor elkaars probleem.”
Deze laatste getuigenis toont bovendien dat de reacties
van het sociaal netwerk een rem kunnen vormen op
sociale contacten. Vrienden en familie, reageren soms
met onbegrip. Dat onbegrip is vaak groter wanneer de
beperking van het kind niet direct zichtbaar is. Ze nemen
de handicap van het kind niet serieus en denken het beter
te weten. Ze menen dat een andere aanpak van het kind
wel een oplossing zou zijn. Deze “vrienden” en soms familieleden kunnen door zorgende gezinnen gemist worden
als kiespijn. Ze beschouwen deze mensen dan ook niet als
vrienden en nemen zelf afstand van hen. Omdat afstand
nemen van familie niet zo evident is, zorgt dit vaak voor
stress.
“Onze vrienden en familie hebben vaak weinig begrip
voor onze situatie en bijhorende keuzes. (bv. om samen
dingen te doen). Dat leidt tot wrijving en onbegrip.”
“Opvang voor de kinderen is vaak moeilijk te vinden.
Andere gezinnen vinden het vaak moeilijk om met ons
zorgenkind om te gaan en gaan
ons minder vlug of niet uitnodigen.”
“Doordat hun beperking zeer weinig gekend is, kan je
ook niet op begrip van je omgeving rekenen.”
“Onmogelijk om babysit te nemen vanwege de medische
handelingen, wat maakt dat ouders (wij dus) al zes jaar
niets samen buitenshuis kunnen ondernemen zonder
kinderen en dat weegt op de relatie. Er gaat steeds maar
één iemand van ons naar een feest. Ons sociaal netwerk
is serieus gekrompen omdat we aan huis gebonden zijn.”
Gezinsbond – september 2015
“Je bent niet overal welkom, mensen snappen het gedrag van je kinderen niet, veel vooroordelen ‘het zal wel
aan de opvoeding liggen’.
Autisme is geen zichtbare handicap.”
“Het gedrag van de oudste is vaak storend. Veel mensen
begrijpen dit niet, het zou bij mij niet waar zijn
en dergelijke opmerkingen.”
E-dossier Zorgende gezinnen | 52
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Veel mensen snappen niet wat het is of wat het inhoudt.
De grootouders aanvaarden het niet en bezien hem als
stout. Omdat hij niet altijd van de eerste keer luistert en
door de dwang het toch nog eens
een keertje moet over doen.”
“Soms onbegrip van bepaalde mensen van wie je dacht
dat het vrienden waren. Je kiest je relaties anders.”
“Bepaalde familieleden staan altijd klaar met kritiek (als
het de mijne was…). Er is nu een volledige breuk, maar
eigenlijk zien we dit als een verlossing. Als je altijd met
schrik op familiebezoek moet gaan (en de kinderen zijn
bijna nooit meer mee, trouwens ze weten zich echt wel
te gedragen) dan is de lol eraf! Ook de kritieken op mijn
gehandicaptenparking en parkeerkaart voor mensen
met een beperking heeft heel veel stress gebracht.
Dat kon echt niet vonden ze.
Ach ja, de beste stuurlui staan aan wal…”
Ook kunnen buitenstaanders de problemen van het
zorgende gezin niet altijd goed inschatten en weten
niet hoe ze moeten reageren. In plaats van een inspanning te doen naar zorgende gezinnen toe, kiezen ze voor
de gemakkelijkste weg. Ze haken af en verbreken de contacten. Ook deze vrienden worden niet als echte vrienden
beschouwd door zorgende gezinnen.
“Vaak begrijpen mensen niet wat er thuis achter de deur
soms zo moeilijk loopt. Onze kinderen kunnen zich in een
andere situatie heel anders voordoen,
waardoor er vaak onbegrip is voor ons.”
“Nieuwe contacten leggen is wel moeilijk, mensen lijken
toch een drempel te ervaren om ons aan te spreken.”
Soms ervaren zorgende gezinnen dat de verschillen met
normale gezinnen zo groot zijn, dat het lijkt alsof ze in
twee verschillende werelden leven.
“Je ervaart dat je leefwereld heel anders is dan die van
mensen met gezonde kindjes.
Het is moeilijk aansluiting te vinden…”
“Sociaal netwerk is onbestaande geworden… niemand
begrijpt wat je doormaakt ook al
probeer je het uit te leggen…”
“Je sociaal netwerk wordt anders. Je leert meer gezinnen kennen die dezelfde problemen hebben en merkt
tegelijkertijd dat je voor een stuk vervreemd van de
gezinnen waar het leven gewoon voortgaat. Mensen
begrijpen niet altijd dat je te moe bent, of dat je dochter
nu even niet kan op bezoek komen.”
Een aantal gezinnen vertelt niet over de moeilijkheden die
ze zelf hebben om sociale contacten te onderhouden, maar
wel over de problemen van hun kinderen met een beperking. Het is niet altijd evident om een eigen vriendenkring
uit te bouwen en aansluiting te vinden bij leeftijdsgenoten.
“Niet voor mij, voor mijn kinderen wel. Wegens hun
chronische ziekte is het niet altijd evident om contact
met leeftijdsgenoten te onderhouden.”
“Vrienden maken is moeilijk, ons dochter is anders.”
“Mensen blijven weg of ze bemoeien zich. Jarenlang hebben toenmalige “vrienden” geroepen dat onze kinderen
niks mankeerden en iedereen kende wel iemand die het
zogenaamd vele malen erger had dan ons…
ik denk een verhaal die de meeste ouders van een kind
met een handicap wel kennen!!! Verder heb ik de energie
niet meer om te vechten voor een vriendschap, telkens
weer die uitleg en dan de “ja maar”
en dan lopen ze toch weer weg…
We weten het na bijna 15 jaar nu wel!”
“Mensen in de omgeving bewonderen ons langs de ene
kant, maar aan de andere kant weten ze er zelf niet mee
om te gaan en dan kiezen ze meestal
de gemakkelijkste weg: de uitgang.”
53 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Hij wordt bijna nooit gevraagd naar feestjes of verjaardagen, omdat de ouders van die kinderen bang zijn iets
fout te doen met zijn dieet.”
“Vooral na beëindiging BuSO, is het moeilijk om een
nieuw sociaal netwerk op te starten
voor een kind met een beperking.”
“Niet elke activiteit is mogelijk. Gezinsuitstappen worden
gepland in functie van de mogelijkheden. Samen spelen
en gemeenschappelijke activiteiten vermoeien zeer.
Daar wordt rekening mee gehouden. Maar het is vooral
voor de persoon met de chronische ziekte zwaar op het
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
vlak van sociaal netwerk. Wekelijks weerkerende activiteiten zijn sowieso uitgesloten, waardoor alle contacten
nogal gratuit blijven. Daarbij komt nog dat er geen klasverband is omdat er geen aangepast onderwijs
voorhanden is en thuisonderwijs wordt georganiseerd.”
sparteld”.
“Vooral de contacten met de zelfhulpgroep en mensen
met zelfde ervaring zijn hartverwarmend, gewoon omdat je maar een half woord nodig hebt om iets uit te leggen, en omdat er erkenning is van het zwaardere leven
dat we hebben.”
Positieve ervaringen m.b.t. het sociaal netwerk
Uit de positieve verhalen blijkt duidelijk het belang van een
goed sociaal netwerk voor zorgende gezinnen, ook al is
het netwerk mogelijk kleiner omwille van de zorgsituatie.
Binnen het netwerk is het contact met ‘echte’ vrienden een
opsteker. Op “De vrienden die vrienden gebleven zijn”, kan
men steeds rekenen, zij tonen begrip. Op dit netwerk kunnen gezinnen terugvallen om (letterlijk of figuurlijk) de zorg
mee te dragen.
“De echt goede vrienden verstaan ons en houden van
hem zoals hij is. Met hen kan ik open over onze situatie
praten en ze begrijpen het en ondersteunen ons
op emotioneel vlak.”
“Warme reacties van familie en vrienden. Ze kunnen op
praktisch vlak niet zoveel doen, maar het doet deugd om
te merken dat ze respect en bewondering hebben, dat ze
het waarderen dat we er zelf
op een positieve manier mee omgaan…”
“Een groepje vrienden wil hun planning toch aanpassen
tot onze dochter klaar is voor de geplande uitstap. Ook
al hoeft dit niet van ons en mogen ze gerust zonder ons
gaan, ze staan erop dat we meegaan als de tijd rijp is.”
“Gelukkig zijn er ook vriend(inn)en die je quasi buiten
sleuren en je weer doen lachen en bij wie het wél kan,
even je hart luchten.”
“Door de handicap van mijn dochter is er een hele nieuwe wereld voor mij open gegaan. De kinesisten, de dokters, ouders van andere kinderen met een beperking…
Ze weten en begrijpen vooral wat je meemaakt en dat is
iets wat niet altijd het geval is bij mensen die niet weten
hoe het is om te leven
met een persoon met een beperking.”
“Je trekt automatisch vrienden aan die ook kinderen met
beperkingen hebben, die verstaan je en geven je steun,
geen praktische maar wel emotionele steun.”
Zorgende gezinnen met een volwassen
persoon met een beperking
Spanningen in het gezin
Meer dan de helft van de respondenten waarbij een volwassen persoon met een handicap deel uitmaakt van het gezin,
vindt dat dit tot weinig of geen spanningen leidt in het gezin. Een kleine groep van 7 % van de respondenten zegt dat
het voor veel spanningen zorgt in de gezinsrelaties en nog
eens 15 % geeft de op één na hoogste score. Deze groep is
kleiner dan bij de zorgende gezinnen met een kind met een
handicap. Bij de open vragen zijn er ook geen respondenten die gewag maken van een scheiding.
We kregen ook veel positieve getuigenissen over contacten
met lotgenoten. Door hun kind met een beperking bouwt
men nieuwe relaties op met gezinnen die ook een zorgsituatie kennen en die zelf “grote levenslessen hebben door-
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 54
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
Mate van spanningen met de gezinsrelaties
Waardeschaal
Percentage
1 Geen spanningen
24 %
2
29 %
3
25 %
4
15 %
5 Veel spanningen
Wanneer de respondenten zelf een handicap of chronische ziekte hebben, vertellen zij bij de open vraag vaak
over hun schuldgevoelens ten opzichte van hun kinderen en partner. Zij hebben het gevoel dat ze hun gezin al te
vaak tot last zijn. Hun beperking legt immers beperkingen
op aan het gezin. Ook bepaalde dingen niet kunnen doen
zoals volwassen kinderen helpen met de renovatie van hun
huis of niet in staat zijn met je jonge kinderen te spelen,
niet samen op reis kunnen gaan, leidt tot frustraties en
boosheid.
“Er is veel werk in huis en vaak te weinig energie.
Ziek zijn is enorm belastend voor partner
en de (stief)kinderen.”
“Het is moeilijk voor mijn partner om een vrouw in huis
te hebben die beperkte mogelijkheden heeft. En voor mij
is het psychologisch vaak zwaar om bepaalde dingen te
moeten missen doordat het te zwaar is om mee te doen
of door veel alleen thuis te zitten.”
“Mijn gezin ziet er ook van af dat
ik niet meer kan functioneren zoals vroeger.”
“…De kids hebben vrij vlug zichzelf moeten aankleden
en dergelijke. De oudste is elf en helpt al met veel dingen
zoals flessen en potten opendoen. De kleinste was een
jaar toen ik ziek werd, dus hij is er mee opgegroeid. Soms
komen ze om lego uit elkaar te laten halen, en dan zeggen ze: “O ja, jij krijgt dat niet uit elkaar” en dat doet wel
pijn. De pijn van de ziekte, de bijwerkingen van de medicatie, oké, maar dat je er niet 100 % kan zijn voor je kinderen en partner, is wel één van de moeilijkste dingen.”
55 | E-dossier Zorgende gezinnen
7%
“Partner wordt mee “beperkt”, dit is niet altijd evident.”
“Bij een opstoot schuldgevoelens van mijn kant omdat
ik mijn functie in het gezin niet voldoende kan opnemen,
frustratie bij mijn partner omdat we in die periodes nu
eenmaal niet kunnen functioneren als
een ‘normaal’ koppel en gezin.”
“De kinderen variëren in leeftijd van late puberteit tot
jongvolwassen. De energie die dat vraagt in discussies,
is dikwijls teveel. Jongvolwassenen helpen bij de opstart
van hun leven: wij kunnen weinig taken op ons nemen
(bv. verbouwingen) Samen met de kinderen
leuke dingen doen: vermoeiend voor ons.”
“De balans van geven en nemen is volledig weg. Ik ben
steeds de hulpvrager en mijn partner is steeds de
gevende en is gestopt met al haar activiteiten, omdat ik
heel zorgbehoevend ben. Als gezonde persoon je steeds
alles ontzeggen omwille van je partner
is een onderschat probleem.”
Een tweede groep respondenten die zelf een handicap
heeft, benadrukt het onbegrip van de andere gezinsleden. Zij hebben het gevoel niet begrepen te worden of aanvaard te worden zoals ze zijn.
“Aan de ene kant veroorzaakt de pijn en het bijna niets
kunnen, ontzettend veel spanningen. Aan de andere
kant soms het onbegrip.”
“Mijn echtgenoot begrijpt mijn ziekte nog steeds niet,
wat voor veel spanningen zorgt.”
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Soms word ik niet begrepen als ik eens wil uitrusten, en
gewoon eens niets wil doen.”
“Vooral het financiële aspect, doordat ik niet meer kan
werken en we nog een universitaire student hebben,
weegt soms heel zwaar.”
“Mijn zoon begrijpt niet steeds dat ik
bepaalde zaken niet kan zonder hulp,
doe ik ze wel, heb ik nadien veel pijn.”
“Er zijn veel zorgen. Het ontbreken van een volwaardig
loon als uitkeringsgerechtigde en de talrijke medische
kosten en daarbij geen zicht op beterschap, maakt ons
bang voor de toekomst. Daarnaast zijn er de extra zaken die op de schouders van mijn partner terechtkomen
waardoor hij er zelf vaak onderdoor dreigt te gaan. Wat
soms ook gebeurt. Het sociaal isolement en het gebrek
aan een luisterend oor. Het gebrek aan begrip
van buitenstaanders.”
“Soms wordt wel eens ‘vergeten’ dat ik mijn beperkingen
heb op het gebied van huishouden (strijken, boodschappen doen…) en dit kan dan discussies opleveren.”
“Meer ruzie over taken die niet uitgevoerd werden, verwijten dat ik de hele dag had, er blijven in het algemeen
meer taken liggen, vooral grotere klussen dan.”
“De ziekte is ook een beetje taboe en wordt min of meer
doodgezwegen, naar buiten toe, maar eigenlijk ook binnen ons gezin. Er wordt niet over gepraat tussen opstoten en tijdens opstoten wordt het onderwerp
ook zoveel mogelijk gemeden.”
“Weinig steun van schoonfamilie gehad. Ik heb het daar
heel moeilijk mee en kan daar met mijn partner
moeilijk over praten.”
De spanningen en het onbegrip kunnen zich op vele domeinen afspelen. Eén bijzonder domein is de seksualiteit.
De beperking of de chronische ziekte kan een negatieve
impact hebben op de seksuele partnerrelatie.
“Het begrip is moeilijk. Het is moeilijk in te beelden voor
de partner hoe de ziekte voelt. Ook dat wanneer activiteiten niet in duur beperkt worden, ik ‘s avonds totaal
uitgeput kan zijn. Ook op seksueel vlak is het niet zo gemakkelijk door de gewrichtspijnen, de bijwerkingen van
medicatie, de psoriasis…”
“De ziekenoppas, familiehulp etc. moet ook allemaal
betaald worden, ook financieel is chronisch ziek zijn
een zware dobber.”
De overgrote meerderheid van onze respondenten is niet
met een beperking geboren. Vaak is er in het gezin een periode vóór en na het ontstaan van de handicap. Wanneer
één van de partners een handicap krijgt of chronisch
ziek wordt, duurt het soms een tijd vooraleer je als koppel elkaar weer goed aanvoelt. De gevoeligheden moet je
opnieuw leren inschatten. Op praktisch vlak moet de taakverdeling ook vaak bijgestuurd worden. De spanningen in
de gezinsrelaties zijn daarom soms tijdelijk groter.
“Je moet elkaar terug leren aanvoelen, dat sommige
dingen niet meer zo vlot gaan. Maar ik mag niet klagen,
ons gezin is meelevend en zeer behulpzaam.”
De onzekerheid over de toekomst brengt ten slotte ook
spanningen mee. Kunnen we blijven wonen in het huis
waar we nu wonen? Welke veranderingen staan ons nog te
wachten in de toekomst? Hoe zal de ziekte verder evolueren? Wat als ik nog minder kan in de toekomst?...
“Op verschillende vlakken spanningen (financieel, seksueel, afreageren van frustraties, huishouden…)”
Een tweede domein dat regelmatig vermeld wordt is het
gezinskomen. Financiële moeilijkheden en problemen
leiden tot spanningen. Je kinderen iets moeten ontzeggen
of niet op vakantie kunnen gaan, maakt dat er vaak geen
momenten zijn waarop alle gezinsleden kunnen ontspannen.
“Naargelang de beperking levert dit wel spanningen op,
omdat je niet weet of het blijvend is,
en of het met medicijnen weg gaat of niet.’
“Blijven we wonen in een huis met een tuin, of een appartement, wat met huisdieren? Ik wil verandering, mijn
echtgenoot is mede door het ziektepatroon honkvast.
De kinderen zijn heel begripvol, maar altijd maar even…
zijn bezig hun eigen leven uit te bouwen.”
“Minder geld, huishouden moeilijker, meer rusten, minder spelen met de kinderen, enz.”
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 56
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
Moeilijkheden met het sociaal netwerk
Op de vraag “Ervaart je gezin, door de beperking of chronische ziekte van jezelf of je partner moeilijkheden bij het
uitbouwen en/of onderhouden van een sociaal netwerk?”
geeft bijna een derde van de respondenten een score 4 of
5. De groep die moeilijkheden ondervindt met het sociale
netwerk is dus groter dan de groep die spanningen ervaart
in het gezin zelf.
Er zijn heel wat parallellen met de gezinnen waarin een
kind met een beperking leeft. Bij een deel van de gezinnen
slorpen de chronische ziekte en de zorgsituatie zoveel energie op dat de persoon met een beperking en zijn partner de
fut en de tijd niet meer hebben om naast eventuele werk,
zorg voor kinderen en huishoudelijke taken nog sociale
contacten te onderhouden.
Mate van moeilijkheden met het sociaal netwerk
Waardeschaal
Percentage
1 Geen moeilijkheden
24 %
2
20 %
3
24 %
4
22 %
5 Veel moeilijkheden
10 %
Zorgende gezinnen gaan minder vrienden uitnodigen, ondernemen minder activiteiten met vrienden en gaan minder vaak in op uitnodigingen die ze ontvangen waardoor
hun sociaal netwerk verkleint. Bij een aantal gezinnen
leidt dit tot een sociaal isolement.
“Daar ik vaak moe of ziek ben, kunnen we zelden ingaan
op uitnodigingen voor feestjes of etentjes. Hierdoor krijgen we steeds minder uitnodigingen, terwijl we sociale
beestjes zijn. Een chronische ziekte isoleert je vaak snel
van je vriendenkring.”
“Als je ziek valt, heb je weinig energie. Energie heb je
nodig om je sociale contacten te onderhouden en dan
pas merk je wie je echte vrienden zijn.”
“Uitstapjes, op bezoek gaan… kost veel energie en is
dus beperkt tot een minimum wat een sociaal netwerk
onderhouden enorm beperkt.”
57 | E-dossier Zorgende gezinnen
“Voor mezelf is het moeilijker, omdat ik vaak niet weet
wanneer ik fit genoeg ben om een activiteit te ondernemen. Het huishouden vraagt veel tijd omdat ik niet veel
na elkaar kan doen en omdat bovendien ook alles trager
gaat door mijn ziekte. Mijn partner heeft meer sociale
contacten en is ook in de buurt
bij activiteiten betrokken.”
“Omdat we meer thuis blijven en ik vaak “nee” zeg tegen
uitnodigingen zijn we wel al enkele “vrienden” kwijt of
horen we ze minder. Maar de echte vrienden blijven en
hebben begrip voor mijn situatie.”
De onvoorspelbaarheid van de beperking of ziekte zorgt
ervoor dat afspraken vaak in het water vallen. Niet iedereen
kan hiervoor telkens begrip opbrengen. Bij degeneratieve
ziektes worden de mogelijkheden geleidelijk aan beperkter
en ook niet meer naar buiten gaan verloopt geleidelijk. Het
wordt steeds moeilijker om bepaalde drempels te overwinnen en de sociale contacten nemen vaak af.
Gezinsbond – september 2015
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Rechtstaan, lang zitten, enz. kan ik niet meer. Bijgevolg
blijf je meestal thuis. Ook iets plannen is zéér moeilijk…
Ik moet vaak afzeggen op de laatste minuut waardoor er
op den duur veel vrienden afhaken.”
“Wij kunnen nooit plannen. Iedereen uit onze nabije
omgeving weet dat er bij een afspraak steeds de kans
inzit dat we moeten afbellen. Dit is al verschillende keren
gebeurd. Reizen annuleren, trouwfeest moeten afzeggen, etentjes moeten afbellen, enz.”
“Na jaren van beperking zie je de vriendenkring veranderen en kleiner worden.”
De beperking zelf is vaak een hindernis. Niet meer met
de auto kunnen of mogen rijden zorgt voor een groter isolement. Je bent aan huis gebonden. Bepaalde sporten die
vroeger lukten en nu niet meer, kunnen zorgen voor minder
contacten...
Positieve ervaringen op het vlak van gezinsrelaties en sociaal netwerk
Ook gezinnen waarin een volwassene met een beperking
leeft, vermelden positieve ervaringen op het vlak van gezinsrelaties en sociaal netwerk. Ook hier lopen de ervaringen van de zorgende gezinnen met een volwassene met een
beperking parallel met de ervaringen van gezinnen waarin
een kind met een beperking of chronische ziekte leeft.
Bij de positieve ervaringen benadrukken ze het feit dat het
gezin sterk aan elkaar hangt en dat de verschillende
gezinsleden veel voor elkaar betekenen. Volwassenen
met een beperking of chronische ziekte die hierdoor niet
kunnen werken, zijn hierdoor wel thuis voor de opvang van
de kinderen (indien dit fysiek mogelijk is) en zeggen dat ze
daardoor een hechtere band hebben met hun kinderen.
Gezinnen leven meer in het moment zelf, ze koesteren de
gezinsmomenten en genieten van de kleine dingen.
“Aan veel dingen kunnen we niet meedoen:
wandelen, uitstapjes, kerstmarkten…”
“We leven nu intenser dan vroeger en genieten meer van
elke dag die komt.”
“Wanneer we eens weggaan, moeten we steeds rekening
houden ‘met het niet meer autorijden’ van mijn man en
zijn snelle vermoeidheid. Ook drukke omgevingen en
gesprekken volgen zijn moeilijk voor hem.”
“Ik heb een heel goede band met mijn 2 zussen en die is
nog intenser geworden sinds ik ziek ben.
Zij staan altijd klaar.”
“Je staat er als gezin samen voor en je moet er dus ook
samen door. Mijn kinderen zijn soms heel beschermend
voor mij. Oh wee als iemand mij te lang aanstaart.
Zij hebben het nooit anders geweten. Het is hartverwarmend als ze aan een ander kind de situatie uitleggen.”
Het onbegrip van andere, niet zorgende gezinnen, is
vaak pijnlijk.
“Mensen zien hem niet altijd als een volwaardige persoon, het is pas als ze ons beter leren kennen dat ze merken dat er geen verschil is, met of zonder rolstoel.”
“Positieve ervaringen? Jazeker, we zijn
een nog hechter gezin geworden.”
“Ik kan niemand laten komen spelen van de vriendjes
omdat ik het niet aankan en daar is soms weinig begrip
voor. Mensen zijn vrij afstandelijk en geloven je niet echt
omdat je er nog goed uitziet. Je ziet het niet fysiek.”
Gezinsbond – september 2015
“Anderzijds ligt in die beperking ook
een vrijheidsgroei verborgen.”
E-dossier Zorgende gezinnen | 58
(GEZINS)RELATIES EN SOCIAAL NETWERK
“Ik ben veel thuis dus dat heeft ook als voordeel dat je er
bent als de kinderen uit school komen of gedaan hebben
met examens. Er is tijd om lekker eten te koken…”
“De band met mijn ouders is veel sterker
door de extra hulp die ze bieden.”
De positieve getuigenissen over het sociaal netwerk gaan
vooral over de onvoorwaardelijke steun die zorgende
gezinnen mogen ontvangen van enkele echte vrienden,
buren, collega’s en familie. Vaak gaat dit niet over veel
mensen en gezinnen, maar iemand zegt: “Beter 3 goede
vrienden dan 30 oppervlakkige kennissen.”
“Op de momenten dat het iets beter gaat, wordt er intens geleefd. Kleine zaken als een etentje, een weekend,
worden niet meer uitgesteld. De contacten met de dochters zijn heel intens.”
“Tijdens mijn ziekte is mijn hele netwerk door een “zeef”
gehaald, net als bij een diamantzoeker, enkel de echte diamantjes schieten over, maar dat zijn dan ook
vrienden voor het leven.”
Veel gezinnen getuigen over een goede verstandhouding
tussen partners, net omdat ze meer tijd samen doorbrengen. Door de ziekte of beperking wordt een koppel op
zichzelf teruggeworpen en is het ook op elkaar aangewezen. Er wordt veel gepraat over zaken die er echt toe doen
en partners weten beter wat ze aan elkaar hebben. Binnen
deze gezinnen nemen de kinderen vaak sneller verantwoordelijkheden op en zijn ze tot tevredenheid en fierheid van
de ouders vroeg zelfstandig.
“De echte vrienden blijven en daar hebben we dan wel
meer leuke momenten mee.”
“Met mijn partner heb ik de eerste maanden na mijn ongeval veel extra tijd doorgebracht en dat heeft ons nog
veel dichter bij elkaar gebracht. Ik besef heel goed dat ik
een partner uit de duizend heb die voor mij
door een vuur gaat.”
“Ik heb veel mensen op een andere manier leren kennen:
voor sommigen was dit heel positief,
anderen hebben me teleurgesteld.”
“Een collega die al een paar keer is komen strijken, een
onverwacht bloemetje van een andere collega
en telefoontjes en sms’jes.”
“Dat er mama’s zijn die spontaan zeggen,
ik neem je kids wel mee naar school.”
“Door compromissen te sluiten ervaar je de liefde voor
elkaar intenser. We genieten ook meer van de dingen
die ons vreugde geven.”
“De kinderen hebben vooral zorg leren dragen voor anderen en zijn heel hulpvaardig
en helpen spontaan bij klusjes in huis.”
“Mijn zoon van 9 helpt mij waar hij kan, zonder morren.
Zo hoop ik toch dat ik hem door mijn situatie laat opgroeien tot een betrokken, behulpzame jongeman.”
“Onze kinderen zijn heel volwassen, heel verantwoordelijk. Wij hebben een hechte familieband.
Wij weten dat , ondanks de moeilijke omstandigheden, wij altijd op mekaar kunnen rekenen.
Er zijn zo vele mooie momenten waarop onze kinderen
tonen dat ze ons graag zien, dat het moeilijk is
om te zeggen welk mij het meeste bij blijft.”
59 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Thema (in)formele en
materiële ondersteuning
Informele ondersteuning
Zorgende gezinnen staan er gelukkig niet altijd alleen
voor. Afhankelijk van de aard en de ernst van de handicap
of chronische ziekte, doen ze in meerdere of mindere
mate een beroep op externe hulp, zowel informele
als professionele. Maar niet alle gezinnen hebben de
ondersteuning die ze nodig hebben. Niet iedereen heeft
een netwerk om op terug te vallen. De administratieve
rompslomp om formele en informele zorg op elkaar af te
stemmen is soms groot en ook financiële drempels spelen
een rol.
Onder informele ondersteuning verstaan we de hulp die
een zorgend gezin krijgt van enerzijds familie, vrienden
of buren en anderzijds van vrijwilligers. Gezinnen kunnen
op meerdere hulpbronnen een beroep doen, bijvoorbeeld
zowel op familie als op vrijwilligers. Ongeveer 45 % van
onze respondenten doet geen beroep op familie, buren,
vrienden of vrijwilligers.
Van wie uit de omgeving krijgt je gezin hulp en ondersteuning?
Gezinnen met een kind
met een beperking
Ruimere familie
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
42 %
40 %
9%
8%
19 %
16 %
Individuele vrijwilligers
4%
1%
Vrijwilligers in verenigingsverband
6%
2%
Buren
Vrienden
De zorgende gezinnen uit de bevraging krijgen op de eerste
plaats het meest hulp van de familie, op de tweede plaats
komen de vrienden en dan volgende de buren. Ze krijgen in
minimale mate hulp van vrijwilligers in verenigingsverband
en van individuele vrijwilligers. Minder dan de helft van de
zorgende gezinnen waarin een kind met een beperking
leeft, krijgt ondersteuning van familie (42 % of 229 gezinnen op 545). Iets minder dan 1 op 5 gezinnen met een kind
met een beperking krijgt hulp van vrienden (19,1 %). 9,2 %
kan rekenen op zijn buren. 6,1 % van de gezinnen met een
kind met een beperking doet beroep op het georganiseerd
vrijwilligerswerk en slechts een klein aantal gezinnen doet
beroep op individuele vrijwilligers.
Voor zorgende gezinnen waarin een volwassenen met
een beperking leeft, liggen de percentages over de hele
Gezinsbond – september 2015
lijn iets lager: 40 % krijgt ondersteuning van familie en 16 %
van vrienden. Verder zijn er weinig gezinnen waarin een
volwassene met een beperking leeft die hulp en ondersteuning krijgen van buren (8 %), georganiseerd vrijwilligerswerk (2 %) en individuele vrijwilligers (1 %).
Professionele hulp
Bij de professionele diensten vroegen we onder meer naar
het gebruik van allerlei soorten poetshulp, huishoudelijke
hulp en medische diensten. Ongeveer 38 % van de gezinnen met kinderen en 47 % van de andere zorgende gezinnen maken geen gebruik van één van de door ons opgesomde professionele hulpbronnen. Zij maken ofwel gebruik
van andere professionele hulp, ofwel doen ze geen beroep
op hulp.
E-dossier Zorgende gezinnen | 60
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Op welke diensten doet je gezin beroep?
Gezinnen met een kind
met een beperking
Poetshulp met dienstencheques
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
37 %
36 %
Poetshulp zonder dienstencheques
4%
5%
Thuisverpleging voor medische verzorging
5%
8%
Thuiszorg voor huishoudhulp en
persoonlijke verzorging
2%
4%
18 %
1%
11 %
1%
8%
1%
Thuisbegeleiding
Dagcentrum
Residentiële opvang
Poetshulp met dienstencheques wordt het meest gebruikt
van alle opgesomde professionele diensten, zowel door
gezinnen waarin een kind met een beperking leeft (37 %
van de gezinnen), als door gezinnen waarin een volwassene
leeft met een chronische ziekte of handicap (36 % van de
gezinnen). Nog een kleine groep doet beroep op poetshulp
zonder dienstencheques.
Bij de gezinnen waarin een kind met een beperking leeft,
doet 18 % beroep op thuisbegeleiding, 11 % op een dagcentrum en 8 % op residentiële opvang. Thuisverpleging en
thuiszorg komen slechts beperkt voor.
61 | E-dossier Zorgende gezinnen
Bij de gezinnen waarin een volwassene leeft met een
beperking wordt, buiten poetshulp, geen enkele van de
professionele diensten door meer dan 10 % van de gezinnen gebruikt.
Intensiteit van de ondersteuning
We vroegen aan de respondenten om voor een aantal
formele en informele bronnen van ondersteuning aan te
geven in welke mate ze van hen praktische en emotionele
ondersteuning ontvangen, aan de hand van een score van 1
(geen steun) tot 5 (veel steun). In de volgende tabel hebben
we het aandeel gezinnen opgenomen dat de twee hoogste
scores geeft en dus veel ondersteuning ervaart.
Gezinsbond – september 2015
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Mate van emotionele en praktische ondersteuning:
aandeel respondenten dat veel ondersteuning krijgt (score 4 of 5)
Gezinnen met een kind
met een beperking
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
Grootouders/ouders
38 %
22 %
Nonkels en tantes/broers en zussen
14 %
23 %
Vrienden
20 %
19 %
Buren
8%
8%
14 %
5%
Collega’s
9%
7%
Werkgever
10 %
7%
Huisdokter
21 %
25 %
5%
4%
Organisaties
Zelfhulpgroep
Zorgende gezinnen met een kind met een beperking
ervaren in de eerste plaats erg veel emotionele en praktische steun van grootouders, gevolgd door de huisarts en
op de derde plaats vrienden.
Zorgende gezinnen met een volwassen persoon met een
beperking krijgen het meest steun van de huisarts. Hun
ouders staan niet op de eerste plaats. Dit heeft waarschijnlijk te maken hebben met het feit dat hun ouders zelf al
ouder zijn en in sommige gevallen overleden. Op de tweede
plaats komen broers en zussen.
Opvallend is dat de huisarts voor veel zorgende gezinnen
(respectievelijk 21 % van de gezinnen met een kind met een
beperking en 25 % van de gezinnen met een volwassene
met een beperking) een grote steun is.
Gezinsbond – september 2015
Drempels
Wanneer gezinnen geen beroep doen op financiële ondersteuning en professionele diensten, betekent dit niet noodzakelijk dat ze deze niet willen of niet kunnen gebruiken. Er
kunnen financiële drempels zijn, maar ook de administratieve rompslomp kan een rem vormen op de toegang tot
bepaalde diensten.
We vroegen daarom op een schaal van 1 (geen problemen)
tot 5 (te ingewikkeld) aan de respondenten hoe zij de administratieve formaliteiten ervaren wanneer ze een beroep
willen doen op financiële ondersteuning of gespecialiseerde dienstverlening.
E-dossier Zorgende gezinnen | 62
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Mate van administratieve drempels bij financiële ondersteuning
of professionele dienstverlening
Gezinnen met een kind
met een beperking
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
9%
15 %
2
10 %
12 %
3
22 %
21 %
4
32 %
26 %
5 Te ingewikkeld
27 %
26 %
Problemen
1 Geen problemen
We zien dat meer dan de helft van de gezinnen één van de
twee hoogste scores geeft (59 % van de gezinnen met een
kind met een beperking en 52 % van de gezinnen met een
volwassene met een beperking).
Uit de antwoorden blijkt dat de kostprijs van professionele
ondersteuning voor de gezinnen met een volwassene met
een beperking een belangrijk obstakel vormt: voor 30 %
van deze gezinnen is deze drempel groot. Dit verklaart uiteraard voor een deel de opvallend lage percentages in de
vorige paragraaf.
Veel gezinnen vinden de administratieve vereisten behoorlijk ingewikkeld. Bij de toelichting klagen gezinnen
vooral dat ze hun rechten steeds zelf moeten opeisen:
weinig voordelen worden automatisch toegekend. Wanneer je achterhaald hebt waarop je recht hebt, moet je
vaak een hele papierwinkel doorworstelen en is de bewijslast zwaar.
Bij de gezinnen met een kind met een beperking ervaart
nog één gezin op tien grote financiële drempels. Zorg blijft
een dure zaak en mensen moeten vaak keuzes maken. Uit
de toelichting bij de vraag blijkt dat gezinnen soms gaan
besparen op andere dingen, zoals op vrijetijdsactiviteiten
en vakantie of kleine (kledij en schoenen) of grote aankopen (vervanging van een huishoudapparaat) uitstellen.
We vroegen aan de respondenten ook of er financiële
drempels zijn om beroep te doen op professionele zorg en
ondersteuning. De respondenten met een kind met een beperking werden bevraagd met een drie-punten schaal, de
andere respondenten op een vijf-puntenschaal. In de tabel
zijn daarom de scores 1 en 2 samengevoegd (grote drempels) en de scores 4 en 5 (weinig of geen drempels).
Gezinnen waarin een volwassene met een beperking
leeft, hebben het financieel moeilijker omdat er vaak
slechts één inkomen is uit arbeid.
Financiële drempels om beroep te doen op diensten die zorg verlenen
Gezinnen met een kind
met een beperking
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
9%
30 %
Soms drempels (score 3)
42 %
27 %
Weinig of geen drempels (score 4 - 5)
49 %
44 %
Waardeschaal
Grote drempels (score 1 - 2)
63 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Financiële en materiële
tegemoetkomingen
Er bestaan verschillende financiële tegemoetkomingen
voor personen met een handicap. Mede dankzij de
Gezinsbond werd het systeem van de verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een handicap in 2003 grondig
hervormd. Het puur medische citerium van 66 % medische
ongeschiktheid werd vervangen door een medische schaal
met 3 pijlers. Naast het medische aspect evalueert deze
schaal ook de activiteit en de participatie van het kind en
de familiale belasting. Deze hervorming leidde tevens tot
gedifferentieerde bedragen zodat ook kinderen met een
‘lichte’ handicap een tegemoetkoming kunnen krijgen.
Aandeel respondenten dat recht heeft op een financiële tussenkomst
van verschillende instanties
Tegemoetkomingen
Gezinnen met een kind
met een beperking
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
Verhoogde kinderbijslag
50 %
Vlaams Agentschap voor Personen
met een Handicap (VAPH)
37 %
13 %
Rijksdienst voor Ziekte en
Invaliditeitsverzekering (RIZIV)
13 %
18 %
Vlaamse zorgverzekering
13 %
8%
9%
13 %
Andere financiële of materiële
ondersteuning
En toch krijgt slechts de helft van de gezinnen uit ons
onderzoek, waarin een kind met een beperking leeft, verhoogde kinderbijslag. Deze gezinnen krijgen eveneens
tussenkomsten van het VAPH (37 %), het RIZIV (13 %) en de
Vlaamse zorgverzekering (13 %).
Een aantal gezinnen combineert verschillende tegemoetkomingen. Sommige gezinnen krijgen geen enkele tegemoetkoming en andere gezinnen hebben een aanvraag
ingediend, maar wachten nog op antwoord. De rubriek
“andere” omvat bijkomende tegemoetkomingen vanuit de
aanvullende ziekteverzekering van de mutualiteit, gratis
busvervoer, specifieke medische begeleiding, speciale bijlessen op school, een zorgpremie van een lokale overheid...
Respondenten sommen hier ook bepaalde tegemoetkomingen of ondersteuning op die eigenlijk onder het VAPH of
het RIZIV vallen.
De gezinnen met een volwassene met een beperking
ontvangen uiteraard geen verhoogde kinderbijslag. De
grootste groep krijgt hier een tegemoetkoming van het RIZIV (18 %) en een tussenkomst van het VAPH (13 %). Slechts
8 % van deze respondent-gezinnen ontvangt een premie
van de Vlaamse zorgverzekering.
13 % zegt nog een andere financiële of materiële ondersteuning te ontvangen, vaak ondersteuning die toch onder
een van de mogelijkheden kan geplaatst worden. Het gaat
om PAB, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen die via de mutualiteit worden uitbetaald, hospitalisatieverzekeringen,
groepsverzekeringen, maximumfactuur... Gezinnen weten
niet altijd goed waar de uitkering die ze ontvangen precies
vandaan komt.
De integratietegemoetkoming vervangt op 21 jaar de verhoogde kinderbijslag (RIZIV). Een PAB of persoonlijk assistentiebudget wordt uitbetaald door het VAPH.
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 64
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Mate waarin de financiële en materiële ondersteuning volstaat
Gezinnen met een kind
met een beperking
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
1 Voldoende
23 %
16 %
2
16 %
15 %
3
31 %
29 %
4
13 %
15 %
5 Onvoldoende
17 %
24 %
Waardeschaal
Volstaat de financiële steun die zorgende gezinnen krijgen
van de overheid om de bijkomende kosten en mogelijk
dalende inkomsten van zorgende gezinnen op te vangen?
We vroegen aan de respondenten om dit te beoordelen op
een schaal van 1 (de steun is voldoende) tot 5 (de steun is
onvoldoende).
Van gezinnen waarin een kind met een beperking leeft
is bijna 40 % van de gezinnen tevreden of min of meer
tevreden met de ontvangen ondersteuning: zij vinden de
financiële steun voldoende. 30 % van de gezinnen vindt de
steun onvoldoende en geeft de score 4 of 5. We vroegen in
een open vraag om de score te verduidelijken.
Er zijn klachten over:
•
de beperking in tijd van paramedische hulp;
•
de lage tegemoetkomingen wanneer het kind meerderjarig wordt waardoor het niet mogelijk is om een
zelfstandig leven uit te bouwen en alleen te gaan wonen. Veel gezinnen geven aan dat er geen probleem is
zolang het kind met de beperking thuis blijft wonen;
•
de vele extra’s die erbij komen waarvoor geen tussenkomsten zijn voorzien of die slechts gedeeltelijk worden terugbetaald, bijvoorbeeld noodzakelijk verbouwingen aan de woning, noodzaak een tweede wagen
aan te schaffen, sondevoeding, luiers...;
•
de psychotherapie die niet wordt terugbetaald;
•
zonder bijkomende verzekeringen zoals hospitalisatie
of steun van familie zou het gezin financieel niet rond
komen.
65 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinnen waarin een volwassene met een beperking
leeft zijn minder tevreden: iets meer dan 30 % vindt de
financiële steun min of meer voldoende. Bijna 40 % vindt
de steun niet voldoende. De belangrijkste klacht bij gezinnen waarin een volwassenen leeft, is het grote verschil
tussen het vroegere verdiende loon en de ziekteuitkering of
het vervangingsinkomen. Deze gezinnen moeten zien rond
te komen met een veel kleiner inkomen uit arbeid. De zieke
partner werkt vaak minder of ziet zich verplicht te stoppen.
De gezonde partner moet de zorg en werk zien te combineren. Dit allemaal terwijl er in het gezin veel meer kosten
zijn voor ziekenhuisopnames, doktersbezoeken en medicatie en er vaak ook nog studerende kinderen zijn. Om beroep
te kunnen doen op extra ondersteuning blijkt het inkomen
soms toch te hoog te zijn en vallen ze voor verschillende
sociale tarieven uit de boot.
Financiële moeilijkheden
We vroegen aan de respondenten in welke mate het gezin
financiële moeilijkheden heeft ten gevolge van de zorg. De
gezinnen met kinderen met een beperking kregen drie antwoordcategorieën, gezinnen met een volwassenen met een
handicap kregen vijf antwoordmogelijkheden.
Gezinsbond – september 2015
(IN)FORMELE EN MATERIËLE ONDERSTEUNING
Financiële moeilijkheden
Gezinnen met een kind
met een beperking
Grote moeilijkheden
Gezinnen met een volwassene
met een beperking
7%
20 %
Soms in moeilijkheden
36 %
22 %
Weinig moeilijkheden
58 %
58 %
7 % van de gezinnen waarin een kind met een beperking
leeft, rapporteert grote moeilijkheden op financieel vlak
ten gevolge van de zorgsituatie. Bij de volwassenen met
een beperking stijgt het aandeel gezinnen met grote moeilijkheden tot 20 %. Voor deze groep respondenten komt het
water duidelijk aan de lippen.
Hoe zwaarder de zorgsituatie in een gezin hoe meer kans
dat het gezin omwille van financiële redenen keuzes moet
maken om al dan niet op bepaalde diensten voor zorg en
ondersteuning beroep te doen. Tevens is er meer kans dat
er financiële problemen ontstaan door de zorgsituatie. Een
zware zorgsituatie gaat vaak samen met minder inkomen
uit arbeid. Ofwel is er een volwassen persoon met een beperking die minder of geen beroepsinkomen heeft ofwel
moet een van de ouders of beide hun beroepscarrière op
een lager pitje zetten om de zorg thuis te kunnen opnemen.
We vroegen eveneens aan de gezinnen hoe zij op financieel vlak naar de toekomst kijken. In welke mate denkt
men financieel in staat te zijn om de zorg te blijven opnemen. 17 % van de gezinnen met een kind met een beperking en 15 % van de gezinnen met een volwassene met een
beperking verwachten financiële problemen.
Uit de toelichting bij deze vraag blijkt dat respondenten
met een kind met een beperking, een onzekere toekomst
en de dag dat hun kind 21 jaar wordt vrezen. Voor velen
Gezinsbond – september 2015
komt er dan een einde aan de schoolloopbaan of moet het
gezin op zoek naar een (andere) instelling. Ze weten niet of
ze het dan nog financieel zullen redden. Sowieso getuigen
gezinnen dat het niet altijd eenvoudig is om alles rond te
krijgen. In de loop der jaren hebben ze vaak met vallen en
opstaan geleerd om met beperkte middelen toe te komen.
Ze maken zich vooral zorgen om hun kind met een beperking. Wat als zij er later niet meer zijn? Zal hun zorgenkind
ooit in staat zijn om zelf een volwaardig inkomen te verdienen? Zullen er voldoende tussenkomsten zijn zodat hun
kind niet in armoede moet leven? Deze onzekerheid over de
toekomst zorgt ook voor veel mentale druk bij gezinnen.
Bij de zorgende gezinnen waarin een volwassene een beperking leeft, hangen de verwachte financiële problemen
sterk af van het feit of de persoon met een beperking nog in
staat is om (mogelijk deeltijds) te werken.
Zolang het voor beide partners mogelijk blijft om te gaan
werken, gaan gezinnen er van uit dat ze het wel redden.
Gezinnen hebben wel schrik voor het ogenblik dat werken niet meer kan voor de persoon met een beperking of
voor werkverlies van de valide partner.
E-dossier Zorgende gezinnen | 66
Tot slot
men. We deden dit aan de hand van de volgende schaal:
1 = ik weet het niet, 2 = zeer zeker wel, 3 =waarschijnlijk wel,
4 = waarschijnlijk niet en 5 = zeer zeker niet.
Naast de vraag hoe zorgende gezinnen op financieel vlak
naar de toekomst kijken, polsten we ook naar de mate
waarin deze gezinnen zich in staat achten om op emotioneel en fysiek vlak de zorg in de toekomst te blijven opne-
Aandeel gezinnen dat (grote) problemen verwacht (score 4 + 5)
Gezinnen met
een kind met
een beperking
Gezinnen met
een volwassene
met een beperking
Mentaal
23 %
11 %
Fysiek
24 %
18 %
Financieel
17 %
15 %
Zowel gezinnen met een kind als gezinnen met een volwassenen met een beperking, verwachten het meest problemen op fysiek vlak.
Voor de gezinnen met een kind met beperking denkt 1
op 4 de zorg in de toekomst fysiek niet meer aan te kunnen. Mentale problemen staan op de tweede plaats, maar
verwachten ze bijna evenveel als lichamelijke problemen.
Financiële problemen in de toekomst worden door gezinnen met een kind met een beperking het laagst ingeschat,
maar toch vrezen bijna 1 op 5 van de bevraagde gezinnen
hiervoor. (zie hierboven)
Het is logisch dat gezinnen met een kind met een beperking
het meest fysieke problemen verwachten aangezien een
kind groeit. Waar een baby of peuter overal gemakkelijk
mee naar toe kan worden genomen in een buggy of een
obstakel kan worden opgedragen, is dit met een (jong) volwassene niet meer mogelijk. De zorg wordt effectief fysiek
zwaarder terwijl je als ouder ouder wordt en aan fysieke
kracht inboet. Bovendien stapelt de vermoeidheid zich in
de loop der jaren op. Het niet meer in staat zijn om de zorg
fysiek op te nemen gaat vaak gepaard met schuldgevoe-
67 | E-dossier Zorgende gezinnen
lens. De idee dat je als ouder je kind te kort doet, het zelfs
een beetje in de steek laat. Fysieke en mentale problemen
gaan dus vaak hand in hand.
Voor gezinnen met een volwassene met een beperking ziet
het plaatje er enigszins anders uit. Ze vrezen na fysieke
problemen, eerder de financiële moeilijkheden. Mentaal
verwachten zij veel minder problemen, 1 op de 10 gezinnen
vreest hiervoor.
Het verwachten van fysieke problemen in de toekomst
hangt voor gezinnen waarin een volwassene met een beperking leeft, voor een groot deel af van het feit dat heel
wat chronische ziektes evolueren in de tijd en vaak een
grillig verloop hebben. In de bevraging gaat het vaak om
degeneratieve ziektes (MS, Parkinson, reuma…) dus de
fysieke mogelijkheden van de persoon met een beperking
zullen in de toekomst verder afnemen. Voor de partner, die
ook ouder wordt en het gezin zal de zorg bijgevolg fysiek
effectief zwaarder worden.
Gezinsbond – september 2015
ALGEMEEN BESLUIT
Algemeen besluit
De oprechte antwoorden van de vele zorgende gezinnen
die aan de online bevraging hebben deelgenomen, leverden ons heel wat inzichten op. Zorgende gezinnen bestaan
in alle maten en gewichten. Volwassenen en kinderen met
heel diverse beperkingen leven in heel erg verschillende
gezinssituaties. De impact van de bijzondere zorgsituatie
op het dagelijks functioneren van het gezin is bijgevolg niet
in één gemiddelde cijfer te vatten. Een levensdomein waar
het ene gezin grote drempels ervaart, kan voor een ander
gezin positieve ervaringen naar boven brengen. Een levensdomein kan met andere woorden voor het ene gezin een
bron van problemen zijn en voor een ander niet.
De vele reacties maken wel duidelijk dat er op de verschillende levensdomeinen nog heel wat obstakels liggen voor
zorgende gezinnen om tot volwaardige participatie te komen, de juiste omkadering te vinden en de nodige redelijke
aanpassingen te verkrijgen die ze nodig hebben. Zorgende
gezinnen signaleren ons dat deelnemen aan het maatschappelijk leven niet lukt op automatische piloot. Het
blijft hard knokken om een plekje te verwerven.
Werk
De combinatie werk, gezin en zorg blijft voor veel gezinnen een echte opgave. Voor de tewerkstellingssituatie in
gezinnen geldt vaak de regel: “Tussen droom en daad staan
wetten en praktische bezwaren”. En dit geldt voor zorgende
gezinnen des te meer.
Gezinnen met een kind met een beperking zijn blij dat
er verschillende verlofmogelijkheden bestaan. Ze maken
hiervan dankbaar gebruik, maar stippen ook aan dat de
zorgperiode vaak de verlofmogelijkheden overstijgt.
Wanneer hun rechten zijn uitgeput, is de mogelijkheid
voor een flexibele combinatie van werk en zorg nog teveel
afhankelijk van de goodwill van bepaalde personen op bepaalde momenten. Sommige werkgevers en collega’s zijn
begripvol tegenover hun werknemer of collega met een
bijzondere zorgsituatie, andere niet.
Bij volwassenen met een beperking of chronische ziekte
valt dan weer de luide roep naar gepast werk op. Zij willen
graag werken, maar krijgen hiertoe weinig kansen of niet
dezelfde kansen als een valide persoon. Ze worden te snel
Gezinsbond – september 2015
afgeschreven en er wordt vaak op hun beperktheden gefocust en niet op hun kwaliteiten. Mensen met een beperking
of chronische ziekte willen zich nuttig voelen. Ze hebben
nood aan meer sociale contacten, maar ze willen bovenal
meer bijdragen aan het gezinsinkomen.
Al dan niet tijdelijk minder gaan werken of volledig stoppen
om een zorgsituatie in het gezin het hoofd te bieden, betekent minder financiële ademruimte om professionele zorg
in te schakelen. Hierdoor moet meer zorg zelf opgenomen
worden. Gezinnen met een kind met een beperking, waarvan één van de ouders noodgedwongen thuis blijft, omdat
geschikte professionele zorg niet voor handen is, verwachten hiervoor de nodige financiële compensatie nu en in
de toekomst.
School en opvang
Het levensdomein opvang en school werd benaderd vanuit
een positieve invalshoek. Belangrijke rode draad in deze
verhalen is de tevredenheid over het goede contact en de
aandacht die zowel ouders als hun kind met een beperking
krijgen in het opvanginitiatief of de school waar ze met hun
kind zijn terechtgekomen, of het nu gaat over inclusieve
opvang of onderwijs, dan wel over buitengewone opvang
en onderwijs.
Maar vaak komen gezinnen pas na een lange zoektocht
terecht op de school of in het opvanginitiatief waarover ze
echt tevreden zijn. Bovendien hangen de positieve ervaringen vaak samen met individuele personen, tijdelijke initiatieven en toevalligheden. Het is belangrijk om de juiste
persoon, op de juiste plaats en op het juiste moment
tegen te komen.
Vakantie en vrije tijd
Waar vakantie en vrije tijd voor gewone gezinnen vaak een
mogelijkheid zijn om te ontspannen en de batterijen weer
op te laden, zijn ze voor zorgende gezinnen meestal een
bron van frustratie en stress. Er is voor zorgende gezinnen eerst en vooral vaak minder vrije tijd net door de vele
zorgtaken. Ten tweede zijn er heel wat minder financiële
mogelijkheden omwille van de vele kosten die de zorg met
E-dossier Zorgende gezinnen | 68
ALGEMEEN BESLUIT
zich kan meebrengen en ten derde vragen vrije tijd en vakantie zoveel planning op voorhand en brengen ze zoveel
onzekerheden met zich mee dat vrije tijd uiteindelijk werktijd of voor enkele gezinnen zelfs “een hel” wordt.
Het is vaak schipperen tussen de noden van alle gezinsleden waarbij schuldgevoelens de kop op steken. Doe ik de
andere kinderen tekort? Heeft het kind met een beperking
wel iets aan de vakantie? Als vrije tijd en vakantie zo veel
energie opslorpen, waarom beginnen we er dan aan?
De stress neemt ook toe en de vakantie- en vrijetijdsmogelijkheden af wanneer in het gezin meerdere kinderen met
een beperking leven of wanneer zowel een volwassen als
een kind met een beperking deel uitmaken van het gezin.
(Gezins)relaties en sociaal netwerk
In sommige zorgende gezinnen zet de zorg gezinsrelaties
onder enorme druk en is er van een hechte band geen sprake. Opvallend veel ouders van een kind met een beperking of ernstige ziekte getuigen over een relatiebreuk of
een scheiding. Een verschillend tempo van aanvaarding,
meningsverschillen over de opvoeding en de in te schakelen zorg drijven een koppel na de geboorte van een kind
met een beperking uiteen.
Maar de zorg kan ook net leiden tot warme relaties in een
zorgend gezin. Samen leren omgaan met de zorgsituatie
maakt het gezin hechter. Alle gezinsleden weten erg goed
wat ze aan elkaar hebben en hebben erg veel voor elkaar
over. Die sterke band wordt geleidelijk aan met vallen en
opstaan opgebouwd. Soms resulteert dit wel in een houding van één tegen allen, het zorgend gezin tegenover de
buitenwereld.
Voor gezinnen met een kind met een beperking is de
puberteit van het kind met een beperking of van een broer
of zus een extra moeilijk periode die de onderlinge relaties
onder druk zet.
Bij gezinnen waarin een volwassenen leeft met een chronische ziekte, zijn het dan weer de ziekte-opstoten en
de vaak in de tijd afnemende fysieke mogelijkheden van
de zieke, die voor moeilijke momenten zorgen. Bestaande
evenwichten worden hierdoor verstoord en kunnen tot een
crisis leiden. Voor alle zorgende gezinnen strooit de opgestapelde vermoeidheid ook wel eens roet in het eten.
nen vaak de vicieuze cirkel waarin ze verzeilen.
Gezinnen met een kind met een beperking hebben het
moeilijk om de zorg uit handen te geven en het kind
achter te laten om zelf een sociaal leven uit te bouwen.
De onvoorspelbaarheid van een beperking of chronische
ziekte zorgt bij zowel gezinnen met een volwassene of een
kind met een beperking vaak voor afzeggingen op het allerlaatste nippertje. De dagelijkse zorgsituatie vraagt bovendien zoveel energie, dat gezinnen liever gewoon thuis
blijven. Zelf gaan zorgende gezinnen minder vrienden uitnodigen en komen ze steeds minder buiten om contacten
te leggen. Deze gezinnen zien hun sociale contacten geleidelijk verminderen en ze raken ze steeds meer geïsoleerd.
Er komt een schifting tussen de ‘zogezegde’ vrienden en
de ‘echte’ vrienden. De ‘zogezegde’ haken af, uit onbegrip
of omdat ze niet weten hoe met de situatie om te gaan.
Gelukkig blijven er echte vrienden over, of komen er zelfs
vrienden bij die een echte steun en toeverlaat zijn voor de
zorgende gezinnen. Nieuwe vrienden zijn meestal gezinnen
die ook een zorgsituatie kennen. Zorgende gezinnen hanteren daarom vaak het motto: “In nood leert men zijn echte
vrienden kennen”.
Hoe ernstiger de zorgsituatie, hoe groter vaak het sociaal
isolement. Gezinnen waarin zowel een volwassene als een
kind of meerdere kinderen met een beperking leven, moeten immers vaak met nog meer factoren en hindernissen
rekening houden, waardoor naar buiten komen om contacten te leggen helemaal niet evident is. Sommige van deze
gezinnen spreken over een gebrek aan contacten en totaal
isolement.
(In)formele en materiële ondersteuning
Voor extra hulp en ondersteuning doen zorgende gezinnen
in de eerste plaats beroep op familie, vrienden en buren. Grootouders zijn voor gezinnen met een kind met een
beperking de grootste steun en toeverlaat.
Van de professionele diensten is poetshulp met dienstencheques het populairst en een opvallende professionele
steunfiguur voor veel zorgend gezinnen is de huisarts.
Bijna 38 % van de zorgende gezinnen met kinderen en 47 %
met een volwassene maken geen gebruik van de door ons
opgesomde professionele diensten. Ofwel maken zij gebruik van andere hulp ofwel doen ze geen beroep op professionele hulp.
Wat het sociale netwerk betreft beschrijven zorgende gezin-
69 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
ALGEMEEN BESLUIT
Heel wat zorgende gezinnen ontvangen weinig financiële
ondersteuning. Zo krijgt slechts de helft van de gezinnen, waarin een kind met een beperking leeft, verhoogde
kinderbijslag. Nochtans wordt, sinds de hervorming van
de verhoogde kinderbijslag in 2003, naast het medische
aspect, de activiteit en de participatie van het kind en de
familiale belasting in rekening gebracht.
Ook de Vlaamse zorgverzekering scoort laag. Slechts
13 % van de gezinnen met een kind met een beperking
en amper 8 % van de gezinnen met een volwassene met
een beperking of chronische ziekte ontvangen de maandelijkse premie. Dit resulteert in een moeilijke financiële
situatie voor een groep gezinnen, van wie het water aan de
lippen komt.
Gezinnen klagen dat ze hun rechten steeds zelf moeten
opeisen, weinig voordelen of procedures verlopen automatisch. Gezinnen moeten alles zelf uitzoeken, moeten
vaak een hele papierwinkel doorworstelen en vinden de
bewijslast zwaar.
Ook de toekomst wordt niet al te rooskleurig bekeken.
Gezinsbond – september 2015
Gezinnen met een kind met een beperking getuigen dat
ze vaak in de loop der jaren hebben geleerd om met beperkte middelen rond te komen. Ouders vrezen vooral de
dag dat hun kind 21 jaar wordt en ze de verdere toekomst
moeten plannen. Ze weten niet of ze het dan nog financieel,
emotioneel en fysiek zullen redden. Hun fysieke mogelijkheden nemen immers af met ouder worden en ze zijn bang
voor de dag dat zij er niet meer zullen zijn.
Voor gezinnen waarin een volwassene met een beperking leeft, worden de verwachtingen voor de toekomst
vooral bepaald door het feit of de persoon met een beperking nog in staat is om al dan niet deeltijds te werken.
Zolang beide partners aan de slag kunnen blijven, gaan
deze gezinnen er vanuit dat ze het financieel wel redden.
Met het ouder worden hebben ze vooral schrik om het
fysiek te laten afweten.
E-dossier Zorgende gezinnen | 70
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
Tot je recht komen
in de zorg
Standpunt van de Gezinsbond
Binnen gezinnen is zorg dragen voor het welzijn van ieder
gezinslid een voor de hand liggend aandachtspunt. De
Gezinsbond krijgt duidelijke signalen dat mensen nog
steeds veel over hebben voor elkaar en bereid zijn om voor
elkaar te zorgen. Veel hulp wordt nog steeds binnen het
gezin en de ruime familie verstrekt. Daarom gaan mensen
bij plotse zorgsituaties vaak onvoorbereid aan de slag. Hun
gezins- of familielid, goede vriend of buur heeft hen immers
nodig. Ze rollen als het ware in hun rol van mantelzorger.
Achteraf blijken ze hier weinig tot geen erkenning voor te
krijgen en worden ze geconfronteerd met onzekerheid over
hun toekomst.
Mantelzorg omvat álle bovennormale informele zorg
die in gezinnen, families of bredere netwerken wordt
verleend. Normale zorg, zoals de dagelijkse zorg voor
kinderen of de tijdelijke zorg voor een partner of ouder
met griep, is geen mantelzorg. Mantelzorg in gezinnen
gebeurt binnen een bijzondere zorgsituatie.
Zorgende gezinnen
De bijzondere zorgsituaties en de informele zorg binnen
gezinnen zijn enorm gevarieerd. Het zijn volwassenen van
alle leeftijden, maar evengoed jongeren en kinderen, die
bovennormale zorg dragen of zorg krijgen. Deze zorg kan
nodig zijn omwille van fysieke en/of psychische problemen.
Binnen een gezin vormt elk lid een schakel die geeft en
neemt. Door deze wisselwerking kan het gezin zelfstandig
functioneren en blijft de redzaamheid voldoende groot.
Maar zorgende gezinnen moeten vaak naar een nieuw
evenwicht zoeken. De gezinsleden nemen taken op die zijzelf niet altijd als zorg zien, maar die wel essentieel zijn binnen het gezin. Zorgen voor elkaar is meer dan de was en de
plas en ruimer dan medische verzorging. Het gaat ook over
71 | E-dossier Zorgende gezinnen
helpen met dagelijkse huishoudelijke taken, schoonmaken, onderhoud van de tuin, boodschappen doen, elkaar
emotioneel ondersteunen, oppassen of aanwezig zijn… Elk
zorgend gezin heeft zijn eigen verhaal.
Wie zijn deze gezinnen?
Het zijn Jean, 85 jaar, en Irma, 84 jaar, die zo lang mogelijk
thuis wensen te blijven. Steeds vaker drukken ouderen,
zowel koppels als alleenstaanden, deze wens uit. Verhuizen naar een woonzorgcentrum zou betekenen dat ze hun
eigen vertrouwde omgeving en soms zelfs hun gemeente
moeten achterlaten. Om thuis te kunnen blijven wonen,
doen zij vaak beroep op hun volwassen kinderen om hen
bij te staan.
Het is een jong gezin dat Bas, hun zoontje met een beperking, thuis laat opgroeien, samen met zijn broer en zus. De
ouders vinden in het bestaande zorgaanbod in hun buurt
niet de zorg die bij hun gezin past.
Het is een gezin dat geconfronteerd wordt met een ernstige
ziekte of aandoening, maar dat samen verder wil. Het kan
een (stief)mama zijn die psychisch ziek wordt of kampt met
een verslaving, een (stief)papa die de diagnose van een
chronische ziekte krijgt of door een ongeval een handicap
krijgt.
Het is een jong koppel waarvan de ene partner een beperking heeft en dat een ‘gewoon’ gezinsleven wenst uit te
bouwen met kinderen.
Het is een alleenstaande vader met een langdurige of chronische ziekte, waarbij zijn kinderen noodgedwongen bijspringen om het gezin draaiende te houden.
Het is Sofie, een alleenstaande vrouw met een psychische
stoornis, die een netwerk van vrienden heeft om haar te
ondersteunen.
Gezinsbond – september 2015
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
Maar ook Bart en zijn vrouw Eva, samen pleegouders van
Fien, een meisje van 8 jaar uit een kansarm gezin. Pleegouders die hun deur openzetten voor kwetsbare kinderen of
jongeren en volwassenen om hen een warme thuis en toekomstkansen te bieden.
Heel wat gezinnen zijn bereid om zorg op te nemen, waarbij
elk gezinslid naar eigen vermogen zijn steentje bijdraagt.
Maar er zijn heel wat evoluties in onze maatschappij zoals
de oproep tot langer werken, de groep alleenstaanden die
almaar groter wordt, families die verder van elkaar wonen… die ‘het zorgen’ onder druk zetten. En het lijkt alsof
de solidariteit tussen familieleden, buren en vrienden meer
en meer verdwijnt.
De Gezinsbond is ervan overtuigd dat er altijd mensen zullen zijn, die kiezen om te zorgen voor iemand, maar evenzeer mensen die deze keuze liever niet maken.
 Mantelzorg hoort steeds een vrijwillige en positieve keuze te zijn, zowel voor de zorgdrager als de
zorgvrager. Deze keuze moet vertrekken vanuit de
eigen unieke gezinssituatie en met het welzijn van
elk familielid voor ogen. Heeft het gezin voldoende
draagkracht? Is de draaglast niet te hoog? Hoe zit
het met de mentale weerbaarheid van de zorgdragers? Wat zijn de financiële mogelijkheden van het
gezin?…
 De overheid noch de omgeving mag druk uitoefenen opdat iemand deze of een andere keuze zou
maken. Verplicht het stadium van informele zorg
doorlopen, m.a.w. zelf de zorg opnemen om toegang te krijgen tot formele zorg, is uit den boze.
 Zelf zorg opnemen, mag evenmin een gedwongen
‘alternatief’ zijn bij gebrek aan plaatsen binnen de
reguliere zorg. Mantelzorg mag ook niet als alibi
dienen om de kosten voor ondersteuning af te
schuiven op de zorgbehoevende persoon en zijn
omgeving.
Doelstellingen op elkaar afstemmen
De doelstellingen van de overheid en de samenleving verzoenen met de verwachtingen van gezinnen is van groot
belang. De overheid en de samenleving kunnen niet vragen
om enerzijds meer en langer te werken en anderzijds zorg
op te nemen die het ‘normale’ gezinsleven overstijgt.
Economische crisis, beperkte overheidsmiddelen en lange
wachtlijsten maken dat de overheid er een zeker belang bij
heeft om de hulpvrager en zijn omgeving steeds nadrukkelijker als cruciale partners in het zorgproces naar voren
te schuiven. Uitsluitend professionelen inschakelen, is budgettair niet haalbaar, en gezinnen geven dikwijls zelf aan
dat ze zorg willen opnemen. Soms zijn ze zelfs tevreden dat
ze dit kunnen doen. Ze vragen van hun omgeving en van
professionelen begrip en respect voor hun keuze, ook voor
die keuzes waarover er onenigheid is.
 Formele, professionele zorg en informele mantelzorg moeten in wisselwerking met elkaar een
zorgende samenleving realiseren. Het gaat om
een én-én verhaal. Gezinnen verdienen hierbij
ondersteuning van de brede samenleving en de
overheid.
 Op alle beleidsniveaus maatregelen voorzien om
de informele zorg te mobiliseren en zijn rol te laten
spelen. De overheid moet het opnemen van mantelzorg mogelijk maken en niet als vanzelfsprekend beschouwen.
 Goede ondersteuning en gepaste erkenning van
zorgarbeid. Het duidelijkste signaal om de
waardering voor mantelzorg uit te drukken, is
deze zorg erkennen als een officiële zorgvorm.
Mantelzorg op eenzelfde niveau plaatsen als alle
andere formele zorgvormen opent heel wat perspectieven:
bij de opstart van een zorgtraject in een bijzondere zorgsituatie, wordt de mogelijkheid van
mantelzorg steeds in overweging genomen;
 Het kunnen rekenen op goede ondersteuning en
gepaste erkenning voor de geleverde zorgarbeid
speelt een belangrijke rol bij het al dan niet kiezen
voor mantelzorg. Mensen willen zorg opnemen,
indien ze vrij kunnen kiezen. Indien er respect is
voor hun keuze en ze hierdoor hun toekomst niet
hypothekeren.
Gezinsbond – september 2015
het zorgende gezin krijgt zijn rechtmatige
plaats binnen het zorgverhaal en wordt erkend
in zijn deskundigheid;
vraaggericht werken, wordt gerealiseerd. De
vragen, wensen en dromen van de zorgvrager
en zijn gezin worden beluisterd en zijn het
E-dossier Zorgende gezinnen | 72
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
uitgangspunt voor ondersteuning. Na overleg
wordt het meest passende antwoord geformuleerd;
de bijzondere zorgsituatie wordt officieel geregistreerd en àlle mantelzorgers in het gezin
(ook de jonge kinderen) worden erkend als een
belangrijke schakel in het zorgproces;
registratie betekent identificatie, wat mogelijkheden biedt tot wetenschappelijk onderzoek
naar de noden en behoeften van deze groep
(jong en oud).
 De informele mantelzorger moet zijn weg vinden in
het brede zorgveld. Zicht krijgen op de vele zorgen ondersteuningsmogelijkheden die er bestaan,
achterhalen waarop je recht hebt, de administratieve mallemolen doorstaan… het blijft een
tijdrovende en moeilijke opgave voor de informele
zorgers. Tijd die de zorgdrager liever spendeert
aan de zorgbehoevende.
 De lokale overheid is, via het Sociaal Huis, verantwoordelijk voor de registratie van zorggezinnen
op haar grondgebied. Hiertoe opent zij een zorgregister of -kadaster. Het Sociaal Huis neemt zelf
initiatieven om zorgende gezinnen te registreren,
ze zoekt hiervoor aansluiting bij het lokaal gezondheidsoverleg en onderzoekt aanmeldingen door
derden. De keuzevrijheid en privacy van zorgende
gezinnen dienen hierbij steeds gerespecteerd te
worden.
 De Vlaamse overheid promoot in een sensibiliseringscampagnes het belang van registratie als
zorgend gezin.
 De Vlaamse overheid garandeert aan lokale besturen ondersteuning op lange termijn, op verschillende actieterreinen die leiden tot meer toegankelijke dienst- en hulpverlening in het Sociaal Huis,
zodat elke burger zich ongeacht zijn woonplaats
op een kwalitatief hoogstaande dienstverlening
kan beroepen.
 Bij elke nieuwe registratie van een zorggezin met
de betrokkenen, kijken in de Rechtenverkenner op
welke zorg, ondersteuning en tegemoetkomingen
het gezin beroep kan doen. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de arbeidssituatie van
de mantelzorger(s). Welke langetermijnperspectie-
73 | E-dossier Zorgende gezinnen
ven zijn er om zorg en werk te combineren?
 Waar mogelijk moeten voordelen en tegemoetkomingen automatisch worden toegekend.
 Bij elke nieuwe registratie van een zorggezin kijken
of een trajectbegeleider nodig is. Deze begeleider
brengt de noden van alle gezins- en familieleden in
kaart, niet enkel deze van de zorgvrager. Naargelang de leeftijd van de mantelzorgers is er bv. een
verschil in fysieke mogelijkheden om zorg op te nemen. In alle regio’s bouwt men hiertoe voldoende
begeleidingsdiensten uit.
Vraaggerichte ondersteuning voor het gezin
Vragen aan gezinnen om zorg op te nemen en deze keuze
stimuleren moet leiden tot het meer centraal plaatsen van
de zorgvrager en zijn omgeving. De noden, wensen en dromen van de zorgvrager en zijn gezin dienen het uitgangspunt te zijn wanneer zich een zorgsituatie voordoet. De geboden zorg en ondersteuning sluit aan bij de vraag van het
gezin en er is niet alleen ondersteuning voorhanden voor
de ‘patiënt’, maar eveneens voor zijn volledige entourage.
Persoonsgebonden financiering waarbij de zorgvrager, die
dit zelf wenst, een budget in handen krijgt om de zorg die
het best bij zijn gezinssituatie past, zelf te organiseren, is
een belangrijke hefboom voor vraaggericht werken. Het
inkomen van het gezin en het persoonsgebonden budget
moeten voldoende hoog zijn zodat er ook kan tegemoet
gekomen worden aan de zorgnoden van elk gezinslid.
 Het gezin en elk gezinslid kunnen beroep doen op
een gevarieerd aanbod aan ondersteuning. Denk
aan gezinstherapie, psychologische begeleiding
van individuele gezinsleden, mogelijkheid tot
lotgenotencontact, financiële hulp, studiebegeleiding, respijtzorg1, vakantiemogelijkheden,
poetshulp, klusjesdienst, praktische hulp bij o.a.
verplaatsingen...
 De overheid subsidieert, net zoals voor volwassen
mantelzorgers, organisaties die ontmoetingen
voor jonge mantelzorgers organiseren waar ze ervaringen kunnen delen met lotgenoten, informatie
vinden en deelnemen aan vormingen.
 Substantiële uitbreiding van Persoonlijk Assistentie Budgetten (PAB) en Persoonsgebonden Budget-
Gezinsbond – september 2015
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
ten (PGB), waardoor meer mensen er beroep op
kunnen doen. Bij de bepaling van de budgetgrootte ook ondersteunende maatregelen voor de mantelzorgers in rekening brengen (bv. psychologische
ondersteuning, mogelijkheid tot respijtzorg, vrije
tijd en vakantiemogelijkheden).
 Inkomensvervangende tegemoetkomingen, inkomensgarantie voor ouderen en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen zijn voldoende hoog zodat ook
zorgnoden van mantelzorgers kunnen gelenigd
worden.
 Een wettelijke regeling voor de uitoefening van
klinische psychologie en psychotherapie om terugbetaling binnen de verplichte ziekteverzekering
mogelijk te maken.
Het belang van buurt- en thuisdiensten
Mantelzorg in thuissituaties creëert een grote nood aan
laagdrempelige en bereikbare diensten waarop mensen
een beroep kunnen doen. Er is nood aan een ruime waaier
van professionele zorg die op een flexibele manier de mantelzorg in thuissituaties kan ondersteunen of indien nodig,
tijdelijk overnemen. Mantelzorg heeft zijn grenzen en het
is nodig dat deze de draagkracht van het gezin niet overschrijdt. Van tijd tot tijd op adem kunnen komen, is daarbij
een hulpmiddel. Wanneer mantelzorgers eronderdoor
gaan, is meer ingrijpende, duurdere professionele zorg niet
te vermijden en nog de enige oplossing.
In het belang van de overheid en noodzakelijk voor het
welbevinden van elke mantelzorger is de beschikbaarheid
van professionele of vrijwillige buurt- en thuisdiensten die
hen ondersteunen en af en toe de zorg uit handen nemen.
Het tijdig en regelmatig overnemen van de zorg is noodzakelijk zodat mantelzorgers de zorg langer op zich kunnen
nemen. Allerlei diensten die tijdig hulp bieden aan huis
of die een tijdelijke opname van de zorgbehoevende in
een zorgvoorziening mogelijk maken op vaste tijdstippen
overdag of ‘s nachts of gedurende een langere periode, zijn
reële opties voor ondersteuning. Ook voor lokale overheden ligt hier een belangrijke taak. Niets staat de gemeente
in de weg om buurtdiensten te ontwikkelen die gezinnen
en mantelzorg ondersteunen. Bij voorkeur zijn dit reguliere
diensten waar iedereen beroep op kan doen, zoals poets-,
klusjes- en oppasdiensten of maaltijden aan huis... Pas
wanneer er meer nood aan ondersteuning ontstaat, worden meer gespecialiseerde diensten ingeschakeld. Dus…
inclusief waar mogelijk, bijzonder als het moet.
Gezinsbond – september 2015
 Lokale overheden stimuleren of ontwikkelen zelf
initiatieven op gemeentelijk, buurt- of wijkniveau.
 Het Sociaal Huis biedt laagdrempelige informatie
voor iedereen. Het is één duidelijk herkenbare
plaats waar de burger terechtkan met om het even
welke vraag over welzijn of sociale administratie.
Het is de plek waar een zorgend gezin zich kan
laten registreren.
 De gemeente betaalt een mantelzorgpremie uit
aan het zorggezin.
 Om het langer thuis wonen te bevorderen, kan
een gemeente eveneens subsidies geven voor
aanpassingen of verbouwen van de gezinswoning
in het kader van zorg. Bv. een tussenkomst bij het
plaatsen van een traplift of het renoveren van een
badkamer.
 Bij het inventariseren van alle bestaande diensten
en ondersteuningsmaatregelen op het grondgebied van de gemeente, zit een lokaal bestuur in
een unieke positie om tekorten in deze dienstverlening op te sporen en zo naar een oplossing te
zoeken. Bv. zelf diensten aanbieden, partners stimuleren om dit te doen of een gezamenlijke actie
opzetten. Het lokaal bestuur heeft ook een signaalfunctie naar de hogere overheid toe.
 De Vlaamse zorgverzekering automatisch toekennen. Bij de registratie in het zorgkadaster gebeurt
een inschaling van de zorgzwaarte. Indien deze
voldoende hoog is, geeft de gemeente dit door aan
de zorgkassen voor automatische toekenning (zie
gezinszorg en aanvullende thuiszorg).
 De Vlaamse overheid blijft voldoende middelen
investeren om een flexibel en ruim aanbod te realiseren (zowel gewoon als gespecialiseerd). Zo zijn
er geen lange wachtlijsten.
 De Vlaamse overheid blijft de motor voor zorgvernieuwing2. Ze maakt dat zorgaanbieders het
aanbod blijven afstemmen op de vragen van de
persoon met een zorgbehoefte en het gezin waarin
hij leeft.
E-dossier Zorgende gezinnen | 74
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
Kwaliteit van de geleverde zorg
Heel wat mantelzorgers zijn niet voorbereid. Sommigen
hebben een zorgberoep, maar anderen ook helemaal niet.
Bovendien kan een langdurige zorgsituatie de relaties tussen mensen enorm onder druk zetten. Dit kan een grote
invloed hebben op de kwaliteit van de verleende zorg. Als
we formele zorg en mantelzorg op hetzelfde niveau willen
plaatsen en een én-én verhaal willen aanmoedigen, dan
moet ook de mantelzorg kwalitatief goed zijn.
 Voldoende informatie en voorlichting, sensibilisering, coaching en opleiding van mantelzorgers èn
uitwisseling van ervaringen zijn noodzakelijk. Gebruikersorganisaties zijn de aangewezen partners
van de overheid.
Een toekomstperspectief na de zorg
Mantelzorgers willen erkenning en zoeken zekerheid op
langere termijn. Waardering voor de zorgarbeid en een toekomstperspectief voor later zijn hun belangrijkste vragen.
De beslissing om al dan niet mantelzorg op te nemen, moet
vaak snel en onverwacht genomen worden. Gezinnen staan
er op dat ogenblik vaak niet bij stil wat de gevolgen op
korte en lange termijn zijn.
Mantelzorgers in de leeftijdsgroep van 25 tot 65 jaar
De combinatie werk en gezin is een enorme uitdaging wanneer zich een bijzondere zorgsituatie in het gezin voordoet.
Heel vaak gaan mensen gedwongen hun job tijdelijk, volledig of gedeeltelijk opzeggen. Het al dan niet volledig doorknippen van de band met de arbeidsmarkt heeft meestal
grote gevolgen. In de eerste plaats financieel want terwijl
er zorgkosten bijkomen, daalt het gezinsinkomen. Gelukkig
bestaan er heel wat verlofstelsels die het voor werknemers
gemakkelijker moeten maken om werk en zorg te combineren. Helaas brengen deze verlofstelsels niet altijd verlichting: te weinig flexibiliteit, onvoldoende om zorgperiodes
te overbruggen en te weinig financieel houvast. Hoewel
de zorgverloven voorlopig gespaard blijven, zien we dat in
moeilijke economische tijden de verlofstelsels steeds meer
onder druk komen te staan.
 Voldoende vergoede en flexibele verlofmogelijkheden voor zorg die voor iedereen toegankelijk zijn,
ook voor leefloners en werklozen. Thematische
verloven moeten minstens vergoed zijn a rato van
het minimumloon.
75 | E-dossier Zorgende gezinnen
 Aanvullend voldoende, niet-vergoede onderbrekingsmogelijkheden die tegemoetkomen aan langdurige zorgsituaties, aangezien een gemiddelde
zorgsituatie 7 jaar duurt. Het in stand houden van
een band met de arbeidsmarkt is hierbij van belang.
Bovendien zien we dat voornamelijk hooggeschoolden en
mensen met hogere inkomens een beroep doen op dergelijke stelsels. Laaggeschoolden en mensen die in lagere
looncategorieën vallen, maken er veel minder gebruik van.
Er bestaat een reëel gevaar dat de keuze voor mantelzorg
voorbehouden blijft voor wie het zich financieel kan permitteren, en dat anderen bij gebrek aan een alternatief of
door te weinige financiële middelen, niet kunnen kiezen
voor mantelzorg.
Ook voor de toekomst brengt het kiezen voor zorgarbeid
heel wat onzekerheden met zich mee. Zij die kiezen voor
mantelzorg of informele zorgarbeid zijn erg kwetsbaar.
Gedurende de periodes dat een mantelzorger informele
zorg verleent, is er in de meerderheid van de gevallen geen
opbouw van pensioenrechten. Aangezien een mantelzorgsituatie vaak enkele levensjaren omvat, zal het ook nodig
zijn om na te denken over mogelijke tegemoetkomingen
wanneer de mantelzorger de pensioenleeftijd bereikt. Door
het opnemen van zorg heeft hij immers geen volledige
loopbaan gerealiseerd.
 Invoering van een pensioengelijkstelling; of
 Invoering van een pensioenbonus; of
 Garantie op een minimumpensioen, afhankelijk
van de gepresteerde en geregistreerde informele
zorgarbeid, en eventueel gefinancierd vanuit de
zorgverzekering.
Na een periode van zorgarbeid terugkeren naar de arbeidsmarkt (herintreden) is vaak erg moeilijk. Nochtans heeft de
mantelzorger dikwijls nieuwe competenties en vaardigheden verworven. Deze zou hij/zij wanneer de zorgsituatie in
intensiteit daalt of volledig wegvalt, eventueel op andere
plaatsen dan thuis kunnen inzetten. Nu de zorgsector snakt
naar nieuwe werknemers om aan de vele zorgnoden tegemoet te komen, kan men deze verworven competenties
ook op andere plaatsen inzetten.3 Op voorwaarde uiteraard
dat de mantelzorger zelf in de zorgsector actief wenst te
blijven en openstaat voor bijkomende opleiding en vorming.
Gezinsbond – september 2015
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
 Ervaringsbewijzen inzake informele zorg of familiale zorg (Elders Verworven Competenties) invoeren
waardoor mantelzorgers meer kansen krijgen op
een job bij een herintreden op de arbeidsmarkt.
 Nodige vorming en opleiding aanbieden.
 Promotie- en wervingscampagnes voor werknemers in zorgberoepen richten naar de groep van
ex-mantelzorgers.
Bij het erkennen en eventueel belonen van mantelzorg
denkt men in de eerste plaats aan een statuut dat mantelzorgers pensioenrechten toekent en aan het uitwerken
van flexibele en langdurige zorgverloven. Oplossingen die
vaak op de eerste plaats mantelzorgers in de leeftijdsgroep
van 25 tot 65 jaar ten goede komen. Maar wat met oudere
mantelzorgers die niet meer werken, de 65-plussers? Wat
met jonge mantelzorgers die nog niet werken, de min-25-jarigen? Hoe kunnen deze groepen erkenning krijgen voor de
zorgarbeid die ze leveren? Ook zij verdienen een rechtmatige plaats in het zorgverhaal.
Oudere mantelzorgers
 Ouderen die voor elkaar of voor een derde persoon
zorgen, terwijl ze al pensioengerechtigd zijn, kunnen bovenop hun bestaande pensioen een extra
uitkering krijgen.
 Ouderen die nog instaan voor de zorg voor een
volwassen kind met een handicap kunnen rekenen op voldoende ondersteuning. Samen met de
zorgtrajectbegeleider worden oplossingen gezocht
voor later wanneer zij er niet meer zullen zijn en
hun kind alleen verder moet.
Jonge mantelzorgers
Ook voor jonge mantelzorgers biedt de registratie van het
zorggezin waartoe zij behoren, mogelijkheden. Over deze
groep, waaronder ook minderjarigen, bestaan er tot nu toe
zeer weinig gegevens in Vlaanderen. Broers en zussen, de
zogenaamde brussen van kinderen met een beperking, zullen andere noden hebben dan jonge mantelzorgers waarvan een van de ouders een handicap of chronische ziekte
heeft. Een jonge mantelzorger die binnen een eenoudergezin de zorgverantwoordelijkheid volledig
opneemt omdat zijn ouder ziek is, zou hiervoor meer erkenning en ondersteuning moeten krijgen. Door de registratie
van een zorgend gezin in een zorgkadaster worden ook
Gezinsbond – september 2015
jonge mantelzorgers in een officieel gegevensbestand samengebracht.
 Informatie en ondersteuningsmaatregelen op
maat bevragen. Eens de noden gekend, een passend aanbod op maat van jongeren uitwerken.
 Emotionele en psychische ondersteuning ook voor
minderjarigen.
Jongeren uit een gezin in een zware zorgsituatie, die een
schakel in de zorg of zelfs centrale mantelzorger zijn, hebben het vaak erg moeilijk met studeren. Opdrachten en
taken geraken niet altijd tijdig klaar, zich voorbereiden op
toetsen en examens is niet evident, meerdaagse uitstappen
liggen moeilijk en op ouderavonden staan ze er wel eens
alleen voor. Om hun talenten ten volle te kunnen ontwikkelen en hun toekomst niet te hypothekeren, moeten zij
voldoende ondersteuning krijgen. Maatregelen binnen het
onderwijs lijken het meest aangewezen, maar uit de bevraging van jonge mantelzorgers door Kind en Samenleving4
blijkt dat jongeren (en soms ook hun ouders) niet willen
dat de school op de hoogte is van de zorgsituatie. Jongeren
hebben schrik dat hun zorgvragende of zorgdragende ouder ter verantwoording zal worden geroepen.
 Onderwijs voorziet mogelijkheden voor jonge
mantelzorgers en maakt deze bekend. Bv. examens spreiden, uitstel voor opdrachten en huistaken.
 In het hoger onderwijs het studiepuntensysteem
flexibel toepassen. Naast zelf ziek zijn, ook zorg
voor een familielid zien als een uitzonderlijke situatie. Indien jongeren hierdoor niet slagen, mag dit
niet leiden tot het verlies van studiepunten.
 Indien jongeren gebruik willen maken van deze
mogelijkheden, melden zij zich zelf aan.
 Jongeren uit een zorgend gezin verliezen hun
studietoelage niet wanneer zij een jaar overdoen
omwille van de zorgsituatie.
 Ontmoetingskansen creëren tussen jonge mantelzorgers onderling (fysiek en virtueel). Gebruikersorganisaties krijgen hierin een rol.
Voor minderjarigen die de enige mantelzorgers zijn van hun
alleenstaande ouder is er een bijkomend probleem, namelijk de handelingsbekwaamheid. Juridisch gezien kan de
minderjarige geen rechtsgeldige handelingen treffen. Min-
E-dossier Zorgende gezinnen | 76
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
derjarigen hebben in theorie een geringe zelfstandigheid en
verantwoordelijkheid. Maar in de realiteit houdt men wel
rekening met het zelfontplooiings- en zelfbeschikkingsrecht
van de minderjarige. Men aanvaardt dat minderjarigen,
reeds vanaf een relatief jonge leeftijd, kunnen beslissen
over zaken die henzelf aanbelangen en hiervoor de gewone
rechtshandelingen uit het dagelijkse leven kunnen stellen.
Maar wanneer zij mantelzorger zijn, gaat het niet om beslissingen nemen over zichzelf, maar om de verantwoordelijkheid voor een naaste, een persoon over wie de minderjarige juridisch geen enkel gezag heeft.
 Bij medische interventies de thuissituatie systematisch bevragen, zodat minderjarigen niet langer
onopgemerkt en zonder ruggensteun een huishouden dienen te beredderen. De minderjarige en zijn
zorgbehoevende ouder duiden samen een vertrouwenspersoon aan die het kind kan bijstaan.
Een sterker netwerk voor zorgende gezinnen
Een zorgend gezin kan en mag nooit volledig en uitsluitend
verantwoordelijk zijn voor de zorg in het gezin. Er is ook een
opdracht voor familie, vrienden, buren, de samenleving en
eigenlijk elke burger. Dat noemen we vermaatschappelijking van de zorg.
Wie informele zorg opneemt, moet enerzijds op begrip kunnen rekenen en anderzijds in zijn of haar nabijheid op zoveel mogelijk hulp en ondersteuning beroep kunnen doen.
En het zijn niet alleen professionelen die de zorgsituatie
ondersteunen.
Een groot familiaal en sociaal netwerk is goud waard. Niet
alleen de overheid moet het opnemen van informele zorg
officieel erkennen, maar ook de samenleving. Het gezin
en de zorgvrager blijven deel uitmaken van de gemeenschap waarin ze wonen. Het ondersteunen van sociale en
familiale netwerken is daarom een belangrijke taak van de
overheid. Stimuleren van sociaal-culturele activiteiten, activiteiten op wijk- of buurtniveau, inspraak en participatie
van buurtbewoners, goede bereikbare diensten, een goede
toegankelijkheid van de buurt… dit alles stimuleert het
gemeenschapsgevoel en kan mensen aanzetten om informele zorg op te nemen in hun omgeving. Deze maatregelen
kunnen er voor zorgen dat het zorgende gezin niet losstaat
van zijn directe omgeving.
Maar samen verantwoordelijk zijn voor zorg binnen een
ruimere familie, loopt niet altijd van een leien dakje. Er is
soms onenigheid over de aanpak van de situatie, wie al dan
77 | E-dossier Zorgende gezinnen
niet zorg opneemt, de vergoeding… Dat kan wel eens leiden tot heftige conflicten die familiale netwerken behoorlijk en zelfs definitief kunnen ontwrichten.
 De overheid voert een sensibiliseringscampagne
die het belang van het opnemen van informele
zorg benadrukt en spoort elke burger aan te participeren in het netwerk van zorgende gezinnen.
Hiertoe promoot ze de mogelijkheid van vrijwilligerswerk in o.a. gezelschaps- en oppasdiensten…
 De overheid ondersteunt sociaal-culturele activiteiten, activiteiten op wijk- of buurtniveau, inspraak en participatie van buurtbewoners, bouwt
goede bereikbare diensten uit en zorgt voor een
goede toegankelijkheid van buurten…
 De gemeente verzekert individuen die zorgende
gezinnen bijstaan en ondersteunen, maar geen
lid zijn van een erkende vrijwilligersorganisatie. In
geval van een ongeval, biedt dit het zorgende gezin
en de vrijwilliger de nodige zekerheid.
 Mantelzorgers die geen familiale band hebben met
de zorgvrager, eveneens in het zorgtraject betrekken. Zij hebben ook recht op info en inspraak.
 Wanneer mensen met een beperking gaan samenwonen of huwen, verandert hun inkomensvervangende en/of integratietegemoetkoming niet. De
‘prijs van de liefde’ verdwijnt.
 Wie een werkloosheidsuitkering, een leefloon of
een andere sociale uitkering krijgt, heeft ook recht
op het bieden van mantelzorg, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitkering.
 Vroegtijdige zorgplanning stimuleren, waarbij men
het familiale netwerk en sociale omgeving van
ouderen in kaart brengt.
 Bij het plots ontstaan van de zorgbehoefte (een
verkeersongeval, een onverwachte diagnose…)
brengt een trajectbegeleider de mogelijkheden
van het netwerk rond het gezin in kaart.
 De overheid promoot, o.a. via het Sociaal Huis,
eigen Kracht-conferenties5 en bemiddeling om
conflicten n.a.v. een bijzondere zorgsituatie op te
lossen.
 Ook de Gezinsbond neemt vandaag in sommige
regio’s zijn rol op in dit verhaal, bijvoorbeeld in de
Gezinsbond – september 2015
STANDPUNT VAN DE GEZINSBOND
vorm van een gezelschapsdienst voor senioren.
Via dergelijke initiatieven zetten lokale afdelingen
stappen naar zorgende gezinnen en participeren
vrijwilligers in het netwerk waarop het gezin beroep kan doen.
Samenvatting
Zorg en gezinnen, ze kunnen niet los van elkaar worden
gezien. De overheid roept alle burgers op om hun steentje
bij te dragen en spreekt over vermaatschappelijking van
de zorg. Informele zorg en thuiszorg zullen beslist mee
een antwoord moeten bieden op de verzilvering en de
toenemende zorgvragen. Maar is die zorg in familiekring
altijd wel zo vanzelfsprekend en krijgt die voldoende erkenning? De Gezinsbond vindt dat er te weinig aandacht
gaat naar het gezinsleven binnen die gezinnen die een
zorgtaak opnemen. De patiënt mag centraal staan, maar
vergeet zijn omgeving niet. Zeker als het jongere mantelzorgers betreft, is er extra aandacht nodig. Tot je recht
komen in de zorg, als zorggever én als zorgvrager, is nodig
om je levenskwaliteit te garanderen op momenten dat
er meer zorg nodig is in je gezin, familie of ruimer sociaal
netwerk.
Heel wat gezinnen zijn bereid om zorg op te nemen, maar
tegelijk staat het zorgen ook onder druk onder meer door
de roep om langer te werken, door de kleinere familienetwerken of door de grotere afstand tussen familieleden. De
Gezinsbond wil het zorg dragen voor elkaar ondersteunen,
maar heeft evenzeer respect voor mensen die deze keuze
om allerlei redenen liever niet maken. Mantelzorg hoort
steeds een positieve keuze te zijn, zowel voor de mantelzorger zelf als voor de zorgvrager, een keuze die men
maakt zonder druk vanuit de overheid of de omgeving.
De overheid moet het opnemen van mantelzorg mogelijk
maken en niet als vanzelfsprekend beschouwen. Voor de
Gezinsbond is het daarbij belangrijk om mantelzorg te erkennen als een officiële zorgvorm en om zorggezinnen te
registeren in een zorgregister via het lokaal Sociaal Huis.
Professionele zorg en mantelzorg moeten daarenboven
maximaal op elkaar afgestemd worden. Dat kan via een
trajectbegeleider die zowel de noden van de zorgvrager
als de noden van de andere gezins- en familieleden in
kaart brengt.
Ondersteuning van mantelzorgers betekent ook dat zij
voldoende informatie, coaching en opleiding moeten krij-
Gezinsbond – september 2015
gen om de kwaliteit van de zorg te garanderen. De noden,
wensen en dromen van de zorgvrager, zijn gezin en zijn
omgeving moeten steeds centraal staan. Een gevarieerd
aanbod aan ondersteuning is vereist en ook de zorgnoden
van de mantelzorgers zelf moeten de nodige aandacht
krijgen. Laagdrempelige en bereikbare buurt- en thuisdiensten ondersteunen de mantelzorger en kunnen af
en toe de zorg uit handen nemen. Een specifiek aanbod
op maat van jonge mantelzorgers dient te worden uitgewerkt. Zowel de lokale overheden als de Vlaamse overheid hebben hierin een rol te vervullen. Op lokaal niveau
gaat het bijvoorbeeld over het opsporen en opvullen van
leemtes in de buurtgerichte dienstverlening of het toekennen van een mantelzorgpremie. Op Vlaams niveau stelt de
Gezinsbond voor om de persoonsgebonden financiering
gevoelig uit te breiden zodat meer zorgvragers zelf het
budget kunnen beheren om de zorg te krijgen die het best
bij hun gezin past.
We vragen specifiek aandacht voor een toekomstperspectief na de zorg. De combinatie van werk en gezin is een
enorme uitdaging voor mantelzorgers, zeker wanneer het
om een langdurige zorgsituatie gaat. Verlofstelsels kunnen de combinatie vergemakkelijken, maar zijn niet altijd
voldoende om lange periodes te overbruggen. Daarom
vragen we voldoende lange niet-vergoede onderbrekingsmogelijkheden. Maatregelen die de invloed op het pensioen verkleinen en initiatieven voor herintreders na afloop
van de zorgperiode zijn noodzakelijk.
Voetnoten
1
Respijtzorg is het tijdelijk overnemen van de totale zorg ter
ontlasting van de mantelzorger, het kan gaan om dag- of nachtopvang, opvang tijdens een vakantieperiode…
2
Zorgvernieuwing heeft tot doel de mogelijkheden van personen
met een beperking te optimaliseren met het oog op een kwaliteitsvol leven, meer zelfbeschikking en een betere participatie in
de samenleving. De zorgvernieuwing biedt zorgaanbieders meer
vrijheid om zorg op maat te realiseren en het aanbod beter af te
stemmen op de vragen van de persoon met een beperking.
3
Zie www.famcompass.eu of publicatie ‘Focus op herintreders.
Een job na Thuiswerk’, Studiedienst Gezinsbond, Brussel, september 2009.
4
Lauwers, H., Jonge mantelzorgers? Kinderen van ouders met een
chronische ziekte of handicap. Een kwalitatief onderzoek naar het
perspectief van kinderen en jongeren, Brussel, 2013.
5
http://www.eigen-kracht.be
E-dossier Zorgende gezinnen | 78
BIJLAGE
“Het belang van welzijns- en zorgvoorzieningen op het lokale niveau.
Algemene beschouwing vanuit een gezinsorganisatie”1
In deze bijdrage gaan we eerst dieper in op de bevraging
‘gezinsvriendelijke gemeente’, waarmee de Gezinsbond
naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen peilde
naar de mening van gezinnen over het gemeentelijke beleid
in al zijn facetten. Wat gezinnen denken over de verschillende aspecten van het gemeentelijke beleid, staat in het
eerste deel.
Daarna presenteren we de visie van de Gezinsbond op het
gemeentelijk welzijns- en zorgbeleid. In deel twee hebben
we het niet langer over de ruime waaier aan gemeentelijke beleidsbevoegdheden die een impact hebben op het
welzijn van gezinnen, maar focussen we specifiek op het
welzijns- en zorgbeleid in de gemeenten. Welke richting
gaat ons welzijns- en zorgbeleid uit? Wie is waar voor verantwoordelijk? Wat zijn verwachtingen ten aanzien van
gezinnen? Welke rol krijgen lokale besturen? Welke mogelijkheden zien we voor de toekomst? Belangrijke vragen,
die we proberen te beantwoorden.
Een bevraging van de Gezinsbond over
de gezinsvriendelijkheid van de
gemeente2
Inleiding
De Gezinsbond is in Vlaanderen, met zijn 273.000 leden-gezinnen en 13.500 vrijwilligers in ruim 900 lokale afdelingen,
een grote, betekenisvolle en lokaal sterk verankerde sociaal-culturele middenveldorganisatie. Naast vormingswerk,
verenigingsleven en dienstverlening voor zijn leden, vormt
de gezinspolitieke actie een belangrijke werkingspijler van
de Gezinsbond. We lobbyen regelmatig bij overheden voor
verschillende dossiers, waarbij we ons telkens afvragen hoe
de beleidsmaatregelen eruit moeten zien opdat ze gezinnen ten goede komen. De Gezinsbond heeft bij de uitwerking van zijn standpunten en eisen een duidelijk doel voor
ogen: de leefwereld van gezinnen verrijken, verbeteren en
versterken.
Gezinsbeleid wordt gevoerd op verschillende beleidsniveaus, ook het gemeentelijk en daarom organiseerde de
Gezinsbond naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 een grootschalige online bevra-
ging van gezinnen om hun tevredenheid over verschillende
aspecten van het gemeentebeleid na te gaan. We willen de
gemeentebesturen immers wijzen op hun verantwoordelijkheid om het lokale beleid gezinsvriendelijk in te kleuren
en zo het welzijn van alle gezinnen te vergroten.
Wat is een gezinsvriendelijke gemeente?
Er bestaat geen vaste definitie, afgewogen lijst van criteria
of modelformule die bepaalt wat een gezinsvriendelijke
gemeente is. Een mix van verschillende aspecten samen
bepaalt de leefkwaliteit en het welzijn van mensen. Aandacht voor gezinnen is voor gemeenten belangrijk, want
een woonplaats kiezen hangt heel nauw samen met gezinsvorming en familieverbanden. Waar mensen hun kinderen
willen grootbrengen, vestigen ze zich. Een goede leefkwaliteit maakt dat ze er graag wonen en blijven. Weggaan doen
ze wanneer ze minder tevreden zijn over bepaalde aspecten van hun woonplaats.
Deze vaststelling inspireerde de Gezinsbond om bij zijn
achterban te peilen naar de tevredenheid over het gemeentebeleid. Zeven thema’s die ons iets kunnen zeggen over de
mate van gezinsvriendelijkheid van de woonplaats en het
welzijn van gezinnen werden bevraagd: wonen en woonomgeving, vrije tijd en samenleven, verkeersveiligheid en
mobiliteit, dienstverlening, school en opvang, milieu en
gezondheid, inspraak en participatie.
Hoe gezinsvriendelijk zijn onze Vlaamse steden en gemeenten? Hoe ervaren de gezinnen het gezinsklimaat in hun
gemeente? Hierna staan we kort stil bij de voornaamste
resultaten.
De belangrijkste resultaten uit de bevraging ‘gezinsvriendelijke gemeente’
Ongeveer 10.000 respondenten, hoofdzakelijk leden van de
Gezinsbond en in meerderheid vrouwen met jonge kinderen, vulden de bevraging in. Representativiteit in de strikte
zin streefden we niet na. Wel maakten we gebruik van
onze sterkste troef: onze lokale verankering in de Vlaamse
Uit “Welzijn en Zorg in Vlaanderen. Wegwijzer voor de sociale sector”, Lieve Declerck, studiedienst Gezinsbond, april 2013.
Een uitgebreide verwerking van de resultaten van deze bevraging werd gebundeld in de publicatie ‘Focus op gezinsvriendelijke gemeenten. Speerpunten
volgens gezinnen.’, Studiedienst Gezinsbond, Brussel, oktober 2012.
1
2
79 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BIJLAGE
gemeenten. De analyse van de globale pool van gegevens
steunt vooral op de kracht van het getal, wat toelaat de
grote lijnen én specifieke verbanden naar voren te schuiven, los van de voor de hand liggende verschillen die er op
het lokale vlak qua beleidsvoering bestaan.
Een beoordeling door individuele gezinnen van het gevoerde lokale beleid blijft echter een momentopname en
is per definitie subjectief. Ook willen we onderstrepen dat
een gemeente weliswaar veel kan realiseren voor gezinnen,
maar voor veel zaken afhankelijk is van andere spelers,
hogere overheden, regelgeving én van haar financiële mogelijkheden.
Om hun mate van tevredenheid weer te geven, gaven de
respondenten scores aan op een schaal gaande van uiterst
tevreden, erg tevreden, tevreden, ontevreden, erg ontevreden tot uiterst ontevreden. De vele losse commentaren die
gezinnen bij de bevraging meegaven, kunnen een bepaalde
score verduidelijken. Aan de hand van de score ‘geen mening’ kregen de respondenten de mogelijkheid zich in een
aantal gevallen niet uit te spreken. Bijvoorbeeld bij te weinig kennis over het gevoerde beleid, wanneer hij nauwelijks
te maken krijgt met dit beleid, of wanneer hij het beleid op
dat punt noch goed, noch slecht vindt.
Bij sommige deelthema’s, waar ook bepaalde items blanco
konden worden gelaten, heeft dit geresulteerd in erg hoge
percentages ‘geen mening’. In deze gevallen moeten we ons
afvragen of het gevoerde beleid op dat punt te licht weegt?
Of door onvoldoende communicatie de gezinnen niet bereikt?
Algemene tevredenheid: de globale tevredenheid over de
zeven thema’s heen is groot. Ook het antwoord op de algemene vraag in hoeverre men tevreden is over het beleid dat
de gemeente voert ten aanzien van gezinnen en kinderen,
is voor de gemeenten positief. De grote meerderheid van de
respondenten toont zich tevreden tot uiterst tevreden over
het gezinsbeleid in de gemeente.
Tevredenheid van gezinnen over school en opvang: in
de bevraging duiden gezinnen het thema school en opvang
aan als het belangrijkste voor een gezinsvriendelijk klimaat. Dit thema scoort hoog op tevredenheid. Toch geeft
meer dan een kwart van de gezinnen te kennen ‘geen mening’ te hebben over het aanbod en kwaliteit van de voorschoolse opvang, de buitenschoolse opvang in vakantieperiodes en de opvang na schooltijd. Dit is logisch aangezien
deze items vooral gezinnen met kinderen in een bepaalde
Gezinsbond – september 2015
leeftijdscategorie aanbelangen.
Wanneer we peilen naar de mate waarin de school en de
buurt op elkaar afgestemd zijn, zien we een minder grote
tevredenheid. Op de vraag of plaatselijke verkeersoverlast
aan de schoolpoort op een goede manier wordt aangepakt,
of kinderen in hun eigen buurt naar school kunnen, in
welke mate het schoolgebouw een plaats is waar ook buitenschoolse activiteiten kunnen plaatsvinden, zegt één op
vijf respondenten geen mening te hebben. Binnen de groep
die zich wel uitspreekt zegt 35 % ontevreden te zijn.
Ondanks de rol van het privé-initiatief en de Vlaamse
overheid vinden gezinnen school en opvang ook een
verantwoordelijkheid van de gemeente. Lokale besturen
hebben een belangrijke rol in het stimuleren en ondersteunen van een zo groot mogelijk aanbod.
De gemeente moet oog hebben voor de inbedding van
de opvanginitiatieven en scholen in de leefgemeenschap. School en buurt staan niet los van elkaar en
concepten als de ‘brede school’ kunnen samenlevingsbevorderend werken. De gemeente kan hier een coördinerende rol opnemen.
Tevredenheid van gezinnen over vrije tijd en samenleven: gemeentelijke vrijetijdsinitiatieven en de aandacht
voor het samenlevingsklimaat worden positief geëvalueerd
door de gezinnen. Dit blijkt uit de zeer grote tevredenheidsscore en uit het belang dat ze aan dit onderwerp hechten.
De tevredenheid is vooral te verklaren door het aanbod
aan initiatieven en ontmoetingsplaatsen voor kinderen en
jongeren. Meer dan drie vierde van de respondenten is hierover tevreden. Stadsbewoners laten zich positiever uit over
dit item dan inwoners van landelijke gemeenten. Misschien
hebben grotere steden bewuster de ‘anonimiteit’ van de
stad doorbroken met initiatieven die het samenleven ten
goede komen?
De resultaten tonen ook de waardering van gezinnen aan
wanneer een gemeente het verenigingsleven ondersteunt.
Bijna 83 % is hierover tevreden. Een bloeiend verenigingsleven leidt uiteraard ook tot een levendige gemeente en
versterkt de sociale cohesie, waardoor mensen zich beter
voelen.
Opvallend veel respondenten hebben ‘geen mening’ over
het onthaalbeleid voor nieuwe inwoners in de gemeente.
Het lijkt evident dat mensen die er zelf al langer wonen
hierover geen mening hebben. Nochtans kan het interessant zijn om zij die de gemeente en de buurt reeds zeer lang
E-dossier Zorgende gezinnen | 80
BIJLAGE
kennen, te betrekken bij het onthaalbeleid voor nieuwkomers. Het hoge ‘geen mening’-cijfer, doet vermoeden dat
dit nu weinig gebeurt.
Ten slotte is het opmerkelijk dat de tevredenheid over de
aanpak van samenlevingsproblemen veel lager is dan die
over het vrijetijdsaanbod.
Gezinnen wensen een goed samenlevingsklimaat en
verwachten inspanningen hiervoor van hun gemeente.
Ze kijken uit naar een gevarieerd vrijetijdsaanbod voor
elke leeftijdsgroep en verwachten ondersteuning van
het buurt- en verenigingsleven. De manier waarop een
gemeente omgaat met sociale spanningen, bepaalt volgens gezinnen mee de sociale samenhang.
Tevredenheid van gezinnen over verkeer en mobiliteit:
de algemene positieve teneur uit de bevraging valt nagenoeg weg als we kijken naar de tevredenheid over de plaatselijke verkeerssituatie en mobiliteit. We zien erg verdeelde
meningen en nauwelijks iets meer dan de helft tevreden
respondenten. Het verkeer is een thema dat enorm ‘leeft’
bij de gezinnen. Wanneer de vragen heel direct de eigen
veiligheid en het eigen rijcomfort betreffen, heeft bijna iedereen een mening. Tegelijk zijn dit de items waar de ontevredenheid hoog oploopt. Ook de scores ‘erg’ en ‘uiterst’
ontevreden komen vaker voor dan de positieve extremen.
De grote mate van ontevredenheid lijkt vooral verband te
houden met het gebrek aan aandacht voor voetgangers en
fietsers. Slechts de helft van de respondenten zegt tevreden te zijn over de maatregelen die de gemeente neemt
om plaatsen waar veel ouderen en kinderen wandelen en
fietsen, veilig te maken. Uit de open antwoorden blijkt het
grote belang van fiets- en wandelpaden, maar meer dan
de helft van de respondenten is ontevreden over het onderhoud ervan. Eveneens grote ontevredenheid is er over
de organisatie van de verkeerscirculatie. Gezinnen vragen
expliciet meer aandacht voor de veiligheid en het comfort
van voetgangers en fietsers. Gezinnen met kinderen in het
lager of secundair onderwijs en 65-plussers zijn hier erg
gevoelig voor.
De slechte scores inzake verkeer worden een beetje goedgemaakt door ten eerste de behoorlijke tevredenheid
inzake sensibilisering en verkeerseducatie via scholen en
verenigingen en ten tweede door de relatieve tevredenheid over de spreiding van het openbaar vervoer in tijd en
afstand. Een kwart van de respondenten heeft geen mening over de spreiding van het openbaar vervoer en maar
liefst 40 % heeft geen mening over de inspanningen die de
gemeente levert om het openbaar vervoer goedkoper te
81 | E-dossier Zorgende gezinnen
maken. Dit kan doen vermoeden dat een groot deel van de
(jonge) gezinnen om diverse redenen zelden of nooit gebruik maakt van het openbaar vervoer en daardoor niet op
de hoogte is van het gemeentelijk beleid ter zake.
Voor verplaatsingen in hun gemeente willen gezinnen
veiliger en beter onderhouden wandelpaden en fietswegen en vragen ze aan hun gemeente meer inspanningen.
Buurten verkeersluw maken en kindlinten voorzien
tussen belangrijke plaatsen kunnen al een verschil maken. Bij de uitwerking van de mobiliteitsplannen is het
belangrijk dat de verkeerscirculatie logisch, duidelijk en
veilig blijft voor alle weggebruikers. Initiatieven zijn in
elk geval nodig om de verkeersonveiligheid te verminderen.
Tevredenheid van gezinnen over milieu en gezondheid:
ondanks de groeiende media-aandacht voor milieu en gezondheid is dit niet meteen het meest uitgesproken thema
in onze bevraging. Misschien wordt het weinig met lokaal
beleid geassocieerd of merken de bewoners amper dat
hun gemeente op dit vlak actief is? Heel veel respondenten
hebben ‘geen mening’ over de aandacht van hun gemeente
voor milieu en gezondheid. Van zij die wel een mening hebben is driekwart tevreden. Aandachtspunten vanuit het
lokaal beleid, zoals inspanningen om woonwijken leefbaar
te maken of de aanpak van duurzaam waterbeheer, roepen
weinig op bij de respondenten. Het aandeel ‘geen mening’
ligt erg hoog.
Gezinnen houden hun gemeente niet direct verantwoordelijk voor milieubeheer. Er zijn inderdaad vele betrokken actoren en de regelgeving speelt zich voor een groot
deel af op het regionaal niveau. Bijgevolg zijn gezinnen
weinig bekend met de inspanningen die hun gemeente
op dit terrein levert, toch willen ze leven in een propere
en gezonde omgeving. Gezinnen zijn vatbaar voor positieve en sensibiliserende initiatieven. De gemeente heeft
hier ruimte voor een assertiever lokaal beleid en een
betere communicatie over hun aanpak inzake milieu en
duurzaamheid.
Tevredenheid van gezinnen over wonen en de woonomgeving: de grote meerderheid van de respondenten is globaal tevreden over de aandacht voor wonen, alhoewel de
antwoorden op de onderliggende vragen een genuanceerd
beeld opleveren. Gevraagd naar de tevredenheid over het
aanbod en de betaalbaarheid van woningen in de gemeente, heeft een derde van de respondenten ‘geen mening’.
Gezinsbond – september 2015
BIJLAGE
Misschien verdwijnt de betrokkenheid bij dit onderwerp
van zodra gezinnen over een woning beschikken? Wie wel
een mening heeft, is slechts bescheiden positief en bijna
twee vijfde van hen zegt ontevreden te zijn. Binnen dit thema is het aantal mensen dat ‘geen mening’ heeft over de
beschikbare premies (45 %) opvallend. De premiestelsels
lijken nog steeds weinig gekend bij gezinnen, of misschien
hebben de gemeenten deze vorm van woonondersteuning
deels afgebouwd?
Over de publieke ruimte - zoals aandacht, onderhoud
en bereikbaarheid van de voorzieningen en het publieke
domein - hebben dan weer bijna alle respondenten een
mening en zien we zeer grote tevredenheid. Gezinnen zijn
bovendien vragende partij voor méér aanbod en wensen
mogelijkheden tot ontmoeting in de publieke ruimte. Ze
zijn gevoelig voor de aanwezigheid van een voldoende aanbod en voor de netheid van het openbaar domein.
Als een gemeente jonge gezinnen wil aantrekken en
behouden, moet zij ervoor zorgen dat er een betaalbaar
aanbod gezinswoningen beschikbaar is. Maar de gemeente moet zich er van bewust zijn dat dit niet volstaat
om een aangenaam woonklimaat te creëren. Gezinnen
zijn heel gevoelig voor gemeenschapsvorming. Daarvoor
is nood aan een aangename publieke ruimte, die bij het
wonen hoort zoals een huis.
Een woning kiezen, blijft een privézaak, waarbij de gemeente ondersteuning kan bieden. De publieke ruimte
is echter haar verantwoordelijkheid. De gemeente mag
straten, pleintjes en ander openbaar domein niet verwaarlozen, maar doet er goed aan deze uit te spelen als
troef!
Tevredenheid van gezinnen over de dienstverlening: een
kwart van de respondenten heeft ‘geen mening’ over de
aandacht van hun gemeente voor de dienstverlening aan
gezinnen, ook bij de onderliggende vragen ligt het aandeel
‘geen mening’ vrij hoog. Bovendien rangschikken gezinnen
dit aspect niet als erg belangrijk voor hun tevredenheid
over de gemeente.
Op basis van een inkijk op de antwoorden van de ‘open
vraag’ vermoeden we dat vele inwoners niet goed op de
hoogte zijn van de diensten die in hun gemeente beschik-
baar zijn of misschien hebben ze er nog geen beroep moeten op doen.
Opvoedingsondersteuning en hulp bij de begeleiding van
kinderen lijken vrij onbekend op het lokale niveau. Er is een
relatief hoog aandeel ‘geen mening’, maar een vrij hoge
tevredenheid bij wie er wel een mening over heeft.
De sociale en medische diensten zijn bekender bij de gezinnen, en we zien een bijzonder hoge tevredenheid over de
bereikbaarheid ervan, quasi unaniem over de verschillende
respondentengroepen heen.
De premies om zorg betaalbaar te houden zijn beter gekend
dan die om wonen betaalbaar te houden, maar toch scoort
het aandeel ‘geen mening’ nog vrij hoog. Aangezien het
respondentenpubliek een vrij jonge groep is, kunnen we
dit misschien verklaren door hun doorgaans lagere zorgbehoefte in deze levensfase.
De bestrijding van kinderarmoede lijkt de grote onbekende:
maar liefst 62 % gaf aan hierover ‘geen mening’ te hebben!
43 % van zij die wel hun mening uitdrukken, is bovendien
ontevreden over de genomen maatregelen. Dit is een
belangrijke vaststelling in het licht van de ernst van deze
problematiek en de alarmerende stijgende cijfers van kinderarmoede. Het lijkt alsof armoede en armoedebestrijding
in de gemeente een moeilijk te bespreken thema blijft bij
gezinnen.
Gezinnen vinden het evident dat er in de gemeente sociale en medische diensten zijn. Deze zijn toegankelijk
en goed gekend. Het aanbod aan zorg en ondersteuning
leidt tot quasi de hoogste tevredenheidsgraad onder de
gezinnen. Maar als we het aanbod van de ‘klassieke’ zorg
verlaten en specifieke vragen stellen over de materiële
of psychosociale ondersteuning van gezinnen met kinderen, wordt het beeld veel minder rooskleurig. Vele jonge
gezinnen hebben misschien op dit moment geen nood
aan opvoedingsondersteuning of ze moeten hun kinderen niets ontzeggen. Maar weten ze waar naartoe indien
die nood zich wél voordoet? De gemeente kan over het
beschikbare aanbod zeker een proactiever of alleszins
communicatiever beleid voeren.
Tevredenheid van gezinnen over inspraak en participatie: dit is niet meteen het thema waar gezinnen van
wakker liggen. Gezinnen rangschikken dit thema als minst
belangrijk voor een gezinsvriendelijke gemeente. Bij de
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 82
BIJLAGE
respondenten die wel een mening hebben, is er geen uitgesproken tevredenheid, hoewel de onderliggende vragen dit
een beetje nuanceren. De helft van de respondenten heeft
‘geen mening’ over de werking van adviesraden. Over de
inspraakmogelijkheden bij belangrijke ingrepen in de wijk,
heeft maar een vierde van de respondenten ‘geen mening’
en is er grote ontevredenheid. Meer dan de helft van de
mensen die hun mening meedelen, menen dat het niet
goed gesteld is met de inspraakmogelijkheden bij infrastructuurwerken.
We zien een hoog cijfer ‘geen mening’ en een grote ontevredenheid bij de vraag over de mate waarin hun gemeente de
gevolgen van haar beslissingen voor gezinnen nagaat.
Nagenoeg hetzelfde beeld verschijnt bij de vraag naar de
gezinsmodulering3 bij gemeentelijke tussenkomsten en
toelagen. Gezinnen weten niet wat er gebeurt op deze
vlakken, en wie het wel weet is er niet erg tevreden over.
Over de werking van adviesraden en de directe communicatie van de gemeente naar kinderen en jongeren zijn iets
meer respondenten tevreden.
De vrij negatieve kijk van gezinnen op inspraak en participatie wijst op weinig betrokkenheid tussen de gemeente en haar inwoners. De klassieke inspraakmechanismen
zijn volgens gezinnen niet essentieel voor een gezinsvriendelijk klimaat, wel willen ze meer betrokkenheid bij
ingrepen in de directe leefomgeving. De vraag om met
hen rekening te houden, leeft wel degelijk: gezinnen willen gezien en gehoord worden. En toch tonen ze zich niet
altijd als actieve burgers die willen meespreken over alle
aspecten van het beleid…
De klassieke adviesraden volstaan niet. De gemeente
dient op andere manieren voor meer betrokkenheid tussen burger en bestuur te zorgen. Voor ingrepen in de directe leefomgeving, hebben gezinnen nood aan inspraak
en een goede, duidelijke communicatie. De gemeente
kan bijvoorbeeld het initiatief nemen voor bewonersbijeenkomsten, spreekrecht verzekeren of individuele inspraak voorzien via haar website. Natuurlijk kan ook een
delegatie van een vereniging, zoals de lokale afdeling
van de Gezinsbond, als spreekbuis optreden.
Visie van de Gezinsbond op de rol van
het lokale beleidsniveau in het uitbouwen van welzijns- en zorgvoorzieningen
Een mix van factoren bepaalt het welzijn van mensen. De
Gezinsbond is op erg veel beleidsterreinen actief, die in min
of meerdere mate bijdragen tot het welzijn van gezinnen. In
het kader van het tweede deel van dit artikel benaderen we
welzijn voornamelijk vanuit het element zorg, mantelzorg
plaatsen we hierbij centraal.
Mantelzorg is voor de Gezinsbond alle bovennormale informele zorg die in gezinnen, families of bredere netwerken
wordt verleend. Normale zorg, zoals de gewone dagelijkse
zorg voor kinderen of de tijdelijke zorg voor een partner
of ouder met bijvoorbeeld griep beschouwen wij niet als
mantelzorg. Mantelzorg grijpt plaats binnen een bijzondere
zorgsituatie.
Een zorgende samenleving. Een nieuw concept?
Zorg dragen voor kinderen, jongeren, mensen met een beperking, zieken of ouderen heeft steeds een plaats gehad
binnen families, gezinnen, ruimere vriendenkring of een gemeenschap. Iets voor elkaar betekenen, er voor elkaar zijn
en elkaar steunen zijn net eigenschappen van menselijke
relaties en kenmerkend voor familie- en vriendschapsbanden. De Gezinsbond ziet het als zijn taak om de familiale
context steeds centraal te plaatsen in het zorgverhaal, want
veel hulp wordt – gelukkig – nog steeds binnen het gezin en
de ruime familie verstrekt. Dat verdient erkenning en aanmoediging.
De zorg voor en het welzijn van ieder gezinslid, zijn binnen
gezinnen voor de hand liggende aandachtspunten. Wanneer zich een zorgsituatie voordoet, rekenen we dan niet
allemaal in de eerste plaats op onze partner, onze ouders,
onze kinderen, een goede vriend of een naaste buur? We
zoeken in eerste instantie in onze directe omgeving naar
ondersteuning en hulp en pas later kloppen we bij ‘onbekenden’ aan.
Heel wat maatschappelijke evoluties zetten dit zorgen voor
elkaar onder druk, waardoor de perceptie ontstaat dat de
solidariteit op microniveau zal verdwijnen. Maar is dit wel
zo? Zal solidariteit tussen familieleden, buren en vrienden
3
Gezinsmodulering betekent dat per gezinslid ten laste de bedragen (o.a. inkomensgrenzen, premies, uitkeringen en toelagen), hoeveelheden (nutsvoorzieningen), oppervlakten (aantal m2) worden verhoogd waardoor er beter rekening gehouden wordt met de draagkracht van het gezin. Niet alleen het
inkomen, maar het aantal gezinsleden dat van dit inkomen moet leven en de samenstelling van het gezin bepalen het recht op en de hoogte van overheidstussenkomsten.
De overheid kan deze modulering ook toepassen op bedragen of bijdragen die zij ten laste van de gezinnen int. Zo wordt het aantal gezinsleden in mindering gebracht bij het betalen van een belasting, een bijdrage, een rentevoet of een te betalen dienstverlening. Gezinnen krijgen m.a.w. een bonus op hun
voordeel of een korting op hun bijdrage. Hoe meer personen in het gezin, hoe groter de bonus of de korting.
83 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BIJLAGE
verdwijnen gegeven - onder meer - de oproep tot langer
werken? De Gezinsbond krijgt duidelijke signalen dat de
wil om zelf zorg op te nemen in familie- en/of buurtverband
blijft bestaan. Mensen hebben nog steeds veel over voor
elkaar. Er zullen steeds mensen kiezen om te zorgen voor
iemand, in familie- of netwerkverband, maar evengoed
mensen die de keuze voor mantelzorg liever niet zullen
maken. Toch bestaat er een reëel gevaar dat bij gebrek
aan goede ondersteuning en gepaste erkenning van de
geleverde zorgarbeid door mantelzorgers, er steeds meer
mensen het geven van mantelzorg in vraag zullen stellen. In
een samenleving waar alle sociale zekerheidsrechten gebaseerd zijn op betaalde arbeid, zijn mensen die kiezen voor
mantelzorg immers erg kwetsbaar.
Welzijn, gezondheid en zorg… hebben ook
gemeenten hier een taak?
‘Volgens de Belgische grondwet heeft elke burger recht op
gezondheid. Elk beleidsniveau, van federaal tot lokaal, heeft
daarin een eigen opdracht. Zo stelt de Nieuwe Gemeentewet
de gemeenten verantwoordelijk voor de bescherming van de
burgers tegen schadelijke stoffen en omstandigheden. Deze
bescherming van de openbare gezondheid houdt eveneens
het voorkomen en het bestrijden van epidemieën in.
Het garanderen van het recht op welzijn en gezondheid staat
ook ingeschreven in de organieke OCMW-wet. Het OCMW kan
curatieve, maar ook preventieve hulp aanbieden of in het
bereik brengen van de hulpvrager.’4
Ook de interne staatshervorming heeft gevolgen voor de
taken en opdrachten van de gemeenten. Het witboek beschrijft vijf concrete uitvoeringslijnen waarlangs de interne
staatshervorming vorm zal krijgen: de versterking van de
bestuurskracht van de gemeenten, meer autonomie en bevoegdheden voor de gemeenten, performantere processen
(minder interveniërende niveaus), afbakening van de provinciale taakstelling en vereenvoudiging van de intermediaire
ruimte.5
De interne staatshervorming legt meer verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken bij lokale besturen. Nu
hebben de drie bestuursniveaus (Vlaanderen, provincie
en gemeente) nog steeds een open taakstelling. Dit heeft
in de praktijk geleid tot een situatie waarin elk niveau
eigen beleidsinitiatieven neemt, zonder een duidelijke
afbakening van taken en verantwoordelijkheden.
Vanaf 2014 zullen de provincies zich vooral richten op
grondgebonden taken en kunnen ze zich slechts profileren
in een beperkte gesloten lijst van persoonsgebonden taken.
De gemeenten zullen dus meer verantwoordelijkheid in
persoonsgebonden materies kunnen opnemen.
Gezinnen koesteren in elke geval grote verwachtingen ten
opzichte van hun gemeente om hun welzijn te verzekeren.
Ze rekenen op hun lokale bestuur voor een betaalbare woning, een aangename en propere leefomgeving, voldoende
scholen en kwalitatief goede kinderopvang, een degelijke
en veilige wegeninfrastructuur en een vlotte en goede
dienstverlening die flexibel inspeelt op complexe (zorg)
vragen vanuit heel wat verschillende gezinsvormen…
Al lijkt het op het eerste zicht niet evident voor een gemeente om verschillende zorgsituaties te ondersteunen,
toch heeft zij via haar lokaal sociaal beleid heel wat mogelijkheden. Het hoofddoel van het decreet Lokaal Sociaal
Beleid (19 maart 2004) is immers de sociale grondrechten
voor iedere burger garanderen. De gemeente, als meest
burgernabije beleidsniveau dient hiertoe samen met het
OCMW, andere overheden, semi-publieke, private en privéorganisaties acties te ondernemen en alle inwoners wegwijs te maken in het vaak complexe kluwen van diensten
en ondersteuningsmaatregelen die er bestaan. Het lokale
bestuur zal, meestal in een regierol, een sociaal beleid op
maat van de noden van haar inwoners ontwikkelen. Hiertoe heeft ze als taak in een netwerkverband het bestaande
aanbod overzichtelijk te maken, laagdrempelige informatie
te verstrekken en de hulp- en dienstverlening te coördineren, onderling af te stemmen en toegankelijk te maken voor
de burgers in het algemeen en de maatschappelijk kwetsbare inwoners in het bijzonder. Naast deze regierol kunnen
gemeenten ook als actor tussen andere actoren optreden.
Hierbij moet ze oog hebben voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de dienstverlening.
Het Sociaal Huis: laagdrempelige informatie
voor iedereen
Een belangrijke opdracht voor elke gemeente is volgens
het decreet Lokaal Sociaal beleid, één duidelijk herkenbare plaats inrichten waar de burger terecht kan met om
het even welke vraag over welzijn of sociale administratie.
Het Sociaal Huis in de gemeente is de plek bij uitstek voor
4
Uit Cahier Gezondheidskloof - Terzake, een praktijkblad over lokaal beleid. November 2011, door Sabine Van Cauwenberge, stafmedewerker Vereniging
van Vlaamse Steden en Gemeenten.
5
http://binnenland.vlaanderen.be/interne-staatshervorming/witboek en http://binnenland.vlaanderen.be/sites/
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 84
BIJLAGE
vragen over sociale- en welzijnsmateries. Hoe moet ik
bepaalde formulieren invullen? Waar kan ik terecht voor
de verzorging van mijn bejaarde ouders? Hoe zit het met
kinderopvang in mijn buurt of gemeente? Welke stappen
moet ik nemen bij een echtscheiding? Ik heb een conflict
met mijn huisbaas, wat moet ik doen? Het Sociaal Huis zou
al de nodige informatie moeten verstrekken en zou indien
nodig moeten doorverwijzen naar andere diensten die verder kunnen helpen.
De gemeente als regisseur en actor
Een gemeente kan het best de noden en de behoeften van
de bevolking inschatten. Het is immers het beleidsniveau
dat het dichtst bij de mensen staat. Wanneer alle bestaande diensten en ondersteuningsmaatregelen op het grondgebied van de gemeente worden geïnventariseerd, dan zit
een lokaal bestuur in een unieke positie om tekorten in
deze dienstverlening te detecteren en er op in te spelen. Ze
kan zelf diensten aanbieden, partners stimuleren om dit te
doen of gezamenlijke actie opzetten.
Niets staat de gemeente in de weg om diensten te ontwikkelen die gezinnen en mantelzorg ondersteunen. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld investeren in thuiszorg. Er zijn
gemeenten die voor personen die geen gebruik kunnen
maken van het openbaar vervoer een vervoerdienst uitbouwen. Andere gaan binnen de gemeentelijke diensten
een klusjesdienst installeren waarop ouderen die thuis
blijven wonen beroep kunnen doen. Een lokaal diensten- of
buurtcentrum kan ingepland worden in een woonwijk. De
gemeente is de aangewezen partner om samenwerking
tussen vrijwilligers, mantelzorgers en professionelen te
realiseren. Ze kan vormingsessies organiseren voor babysits die willen oppassen voor kinderen met een beperking.
Of ze stampen zelf een oppasdienst voor volwassen uit de
grond, zodat gezinnen die zorg opnemen de mogelijkheid
krijgen om eventjes op adem te komen. Ze bieden voor- en
buitenschoolse kinderopvang aan en hebben een gedegen
speelplein– en jeugdwerking.
Ook op het vlak van gezondheidszorg kan de gemeente de
handen uit de mouwen steken. Mee preventiecampagnes
ondersteunen in het kader van gezondheidspromotie, extra
aandacht besteden aan eerstelijnsgezondheidszorg of het
uitbouwen van een huisartsenwachtpost behoren allemaal
tot de mogelijkheden.
85 | E-dossier Zorgende gezinnen
Flankerend beleid
Een degelijk sociaal beleid mag echter niet alleen focussen
op de aanwezigheid van diensten. Er moet ook aandacht
zijn voor hun toegankelijkheid. Hoe zit het met de financiële ondersteuning in de gemeente? Worden er gemeentelijk
mantelzorgpremies uitbetaald aan de mantelzorger? Deze
staat immers los van de zorgpremie in het kader van de
zorgverzekering die door de Vlaamse Overheid aan de zorgbehoevenden wordt uitgekeerd.
Om het langer thuis wonen te bevorderen, kan een gemeente eveneens subsidies geven voor aanpassingen of
verbouwen van de gezinswoning in het kader van zorg. Een
tussenkomst bij het plaatsen van een traplift of het renoveren van een badkamer bijvoorbeeld.
Heel veel beleidsdomeinen die in het lokaal sociaal beleid
aan bod komen zoals mobiliteit, milieu, sport, cultuur,
wonen, werken, onderwijs, jeugd en kinderopvang hebben
een invloed op het bevorderen van welzijn en gezondheid.
Als iedereen die zorg krijgt die hij verkiest en die het best bij
zijn gezin past, verhoogt dit het welbevinden. Als de zorg en
opvang binnen het eigen lokale netwerk kan georganiseerd
worden, versterkt dit het sociale weefsel tussen mensen.
Een belangrijke opdracht dus voor alle lokale besturen.
De interne staatshervorming en het decreet lokaal sociaal
beleid schuiven de gemeenten echter meer verantwoordelijkheden toe. De bestaande dienstverlening op peil houden
tijdens een economische crisis is voor de gemeenten niet
evident, laat staan een verder uitbreiding van die diensten
en voorzieningen.
Vermaatschappelijking van zorg
Vermaatschappelijking van zorg in een zorgende samenleving
Waar de term vermaatschappelijking van zorg in het
begin werd omschreven als: “zorg terug onder de mensen
brengen”, vinden we in de Beleidsbrief 2012-2013 van
Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Jo Vandeurzen volgende definitie: ‘Vermaatschappelijking
van de zorg is de verschuiving binnen de zorg waarbij
ernaar gestreefd wordt om mensen met beperkingen (van
lichamelijke, verstandelijke of psychische aard), chronisch
zieken, kwetsbare ouderen, jongeren met gedrags- en
emotionele problemen, mensen die in armoede leven…
met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen
Gezinsbond – september 2015
BIJLAGE
zinvolle plek in de samenleving te laten innemen en de zorg
zoveel mogelijk geïntegreerd in de gemeenschap te laten
verlopen. Begrippen die hierbij een rol spelen zijn onder meer
extramuralisering, community care, empowerment, krachten contextgericht werken, vraagsturing en respijtzorg’.6
Er wordt vervolgd met: ”De schaarste aan personele en budgettaire middelen doet ons ook zoeken naar innovatie op het
vlak van zorg en op het vlak van ruimte, onder andere met
het oog op zoveel mogelijk stimuleren van mantelzorg”7.
Ook de Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en
Gezin (SAR WGG) gaat in haar visienota Integrale zorg en
ondersteuning in Vlaanderen8 dieper in op de rol van de
informele en mantelzorg binnen de zorgende samenleving.
“Een zorgmodel dat enkel focust op acute, curatieve
professionele zorg schiet hier tekort. Bijzondere aandacht
moet gaan naar alle vormen van zorg en ondersteuning die
ook buiten de formele of professionele zorg en ondersteuning
worden opgenomen en die vaak ook preventief van aard
zijn. Zelfzorg, informele en formele zorg situeren zich
op een continuüm van zorg en ondersteuning, waarbij
wederzijdse communicatie en samenwerking zeer belangrijk
zijn. Professionele zorg en ondersteuning moet vertrekken
vanuit de preventieve grondgedachte dat ondersteuning en
begeleiding van zelfzorg en informele zorg nodig is.
Onder meer de verminderde draagkracht van gezinnen en
de grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt
zetten de informele zorg onder druk. Beleidsmakers en de
professionals moeten inzetten op het activeren en vergroten
van de informele zorgcapaciteit waarbij zowel mannen
als vrouwen worden aangesproken om een zorgende
samenleving te realiseren. Ook de sociale cohesie en het
sociaal kapitaal van mensen moet worden versterkt.”
En verder pleit de Adviesraad:
“…om bij de organisatie van een continuüm van informele
zorg tot formele zorg en ondersteuning de idee van subsidiariteit of getrapte zorg te hanteren. Gaande van zelfzorg,
over mantelzorg en wijk- en buurtzorg naar de professionele
eerstelijnszorg en ondersteuning tot de gespecialiseerde zorg
en ondersteuning. Subsidiariteit betekent in deze context dat
men alle kansen wil geven aan zelfzorg, mantelzorg en informele zorg en dit professioneel mee zal ondersteunen...
…voor een wisselwerking tussen de verschillende vormen
van zorg en ondersteuning. Informele zorg moet steeds een
vrije keuze kunnen zijn. Door het ondersteunen en aanvullen van die informele zorg met andere vormen van zorg en
ondersteuning, zal ze in veel gevallen ook beter haalbaar
worden. ‘Het streefdoel is een gedeelde zorg en ondersteuning op maat van de persoon met zorgbehoefte, waarbij niet
automatisch uitgegaan wordt van het maximale aanbod.
Getrapte zorg bevordert de autonomie van de persoon met
zorgbehoefte en vermijdt zorgafhankelijkheid’ (Everaert S.,
Scheerder G., De Coster I. en Van Audenhove Ch., 2007, p.
14)…
… dat de samenwerking tussen informele zorg en formele
zorg en ondersteuning best op een lokaal niveau dicht bij de
dagelijkse leefwereld van mensen plaatsvindt.”
Doelstellingen van de overheid versus verwachtingen van
gezinnen
In de zoektocht naar een passend antwoord op de vele
zorgvragen schuift de Vlaamse overheid de hulpvrager zelf,
zijn mantelzorgers en de vrijwilligers dus steeds nadrukkelijker naar voor als cruciale partners. De overheid lijkt
overtuigd dat de informele zorg door mantelzorgers, met
ondersteuning van professionele krachten erin kan slagen
om op alle zorgvragen een antwoord te bieden. Het is een
nobel streven om als samenleving verantwoordelijk te zijn
voor zorg en samen zorg te dragen. Mantelzorgers, vrijwilligers en het sociale netwerk rond de zorgbehoevenden
krijgen hierbinnen terecht een bijzondere plaats. Maar verplicht het stadium van informele zorg doorlopen en dus zelf
de zorg opnemen mag geen voorwaarde zijn om toegang te
krijgen tot professionele, formele zorg. Zelf zorg opnemen,
mag evenmin een gedwongen ‘alternatief’ zijn bij gebrek
aan plaatsen binnen de reguliere zorg. Mantelzorg kan niet
als alibi gebruikt worden om de kosten voor ondersteuning
af te schuiven op de persoon met een zorgbehoefte en zijn
omgeving.
Mantelzorg moet dus een positieve keuze blijven en mantelzorgers moeten kunnen rekenen op ondersteuning van
de overheid. Daarom verwacht de Gezinsbond dat de overheid op alle beleidsniveaus maatregelen treft om het welzijn en de gezondheid van alle burgers te garanderen. Heel
6
Beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Beleidsprioriteiten 2012-2013, Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
p.7.
7
Idem voetnoot 5.
8
http://www.sarwgg.be/sites/default/files/documenten/SARWGG_ADV_20121207_Visienota_IntegraleZorgEnOndersteuning.pdf
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 86
BIJLAGE
wat ouderen drukken steeds nadrukkelijker de wens uit om
zo lang als mogelijk thuis te blijven wonen. Vaak omdat er
geen alternatief is en een verhuis naar een woonzorgcentrum zou betekenen dat de eigen vertrouwde omgeving en
soms zelfs gemeente zal moeten worden achtergelaten. Ouders kiezen er voor om hun kind met een beperking thuis te
laten opgroeien, samen met zijn broertjes en zusjes. In het
bestaande zorgaanbod vinden ze in hun nabijheid niet die
zorg die het best bij hun gezin past. Partners waarvan een
van beiden een chronische ziekte of een beperking heeft
willen een gewoon gezinsleven uitbouwen of verder zetten.
Ze willen als gezin samen verder. Pleegouders zetten hun
deur open om kwetsbare kinderen, jongeren en volwassenen een warme thuis en toekomstkansen te bieden.
De overheid en de samenleving in zijn geheel kunnen niet
vragen aan burgers om enerzijds meer en langer te werken
en anderzijds verlangen dat diezelfde burgers zorg opnemen die het ‘normale’ gezinsleven overstijgt. Mensen willen
ongetwijfeld zorg opnemen als ze hiermee hun toekomst
niet hypothekeren en als ze door hun omgeving niet met de
vinger worden gewezen omwille van die keuze.
Vermaatschappelijking van zorg refereert in de eerste
plaats naar een aanpak die maximaal en prioritair gebruik
maakt van de eigen krachten en mogelijkheden van de
zorgvrager en zijn directe omgeving. Maar op de tweede
plaats vraagt vermaatschappelijking een grotere betrokkenheid van de lokale samenleving en dus van de lokale
overheden. Ondersteunen van vrijwilligers- en buurtwerk
zijn hiertoe mogelijkheden. Maar ook gewone, nabije
hulp- en dienstverlening die snel, flexibel en gericht kan
ingezet worden. In een omzendbrief van maart 2012 schuift
de Vlaamse overheid vermaatschappelijking van zorg als
Vlaamse beleidsdoelstelling naar voren bij de uitvoering
van het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid voor
de periode 2014-2019. Ze nodigt lokale besturen uit om
vanuit een eigen omgevingsanalyse het Vlaamse beleid ter
zake aan te vullen te versterken en lokaal te vertalen.9
Belangrijke elementen voor de realisatie van een zorgende samenleving
Mantelzorg en thuiszorg zullen mee een antwoord moeten
bieden op het fenomeen van de vergrijzing en de toene-
9
mende zorgvragen, dat is zeker. De moeilijke budgettaire
omstandigheden maken dat vermaatschappelijking van
zorg meer is dan een nobel streven. De overheid heeft er
alle belang bij om de zorg terug onder de mensen te brengen en doet deels uit noodzaak een appèl op de gezinnen
om mee een antwoord te bieden op de vele zorgvragen.
Enkel en alleen een professioneel antwoord geven is niet
mogelijk en ook niet wenselijk. Binnen gezinnen, families
en ruimere netwerken is er nog steeds bereidheid om zelf
zorg op te nemen. Formele en informele zorg, mantelzorg
en professionele zorg moeten daarom in wisselwerking met
elkaar een zorgende samenleving realiseren. Het gaat om
een én-én verhaal.
Om de informele zorg te mobiliseren en zijn rol te laten
spelen is het essentieel dat mantelzorg een vrije keuze is
en blijft. Elk gezin moet die zorg kunnen kiezen die het best
bij zijn gezin past. Het individueel opnemen van mantelzorg
voor een familielid of kennis kan nooit verplicht worden,
het mag geen voorwaarde zijn om op professionele zorg beroep te kunnen doen of een verplichte keuze zijn bij gebrek
aan alternatief. Kiezen voor mantelzorg dient een positieve,
vrijwillige keuze te zijn omwille van de emotionele band die
er is met de zorgvrager. De gezinsdraagkracht zou bepalend
moeten zijn voor het al dan niet opnemen van mantelzorg.
Gezinsdraagkracht heeft helaas haar grenzen, die alle
betrokkenen, zorgvrager, mantelzorger en hulpverlening,
maar ook de overheid dienen te respecteren.
De overheid heeft als taak het opnemen van mantelzorg te
faciliteren en niet als vanzelfsprekend te beschouwen.
Zorg op maat en vraaggerichte zorg: appelleren aan elke
burger om zorg op te nemen en deze keuze stimuleren,
vraagt het centraal plaatsen van de zorgvrager en zijn omgeving. De vragen, wensen en dromen van de zorgvrager en
zijn gezin dienen het uitgangspunt te zijn wanneer zich een
zorgnood voordoet. Niet alle vragen zullen een antwoord
krijgen en niet alle individuele wensen zullen worden gerealiseerd. Dus niet het principe: ‘u vraagt, wij draaien’,
maar wel de persoon met een zorgvraag en zijn omgeving
beluisteren en na overleg het best passende antwoord op
de vraag formuleren. De zorgvrager en zijn mantelzorger,
elk gezins- en familielid moeten hierbij de nodige aandacht
krijgen.
http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/lokaalsociaalbeleid/Documents/OZB_2012_03_beleidsdoelstellingen_LSB.pdf
87 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BIJLAGE
Vraaggestuurde zorg en ondersteuning dienen op basis van
de zorgbehoefte aangeboden te worden. Dit impliceert een
gestandaardiseerde, multidisciplinaire inschaling van de
zorgbehoefte door een neutrale instantie, onafhankelijk
van de zorgaanbieders. Een belangrijke hefboom om vraaggestuurde zorg en ondersteuning te realiseren is persoonsgebonden financiering: de zorgvrager die dit zelf wenst een
budget in handen geven om de zorg die het best bij zijn
gezinssituatie past zelf te organiseren.
Nabijheid van diensten: het belang van buurt- en thuisdiensten: mantelzorg in thuissituaties creëert een grote
nood aan laagdrempelige en bereikbare diensten waarop
mensen een beroep kunnen doen. Hier ligt een belangrijke
taak voor de lokale besturen via het lokaal sociaal beleid.
Zij weten het best waar de noden zich situeren of kunnen
deze het best bevragen. Ze dienen op gemeentelijk, buurtof wijkniveau initiatieven te stimuleren of zelf te ontwikkelen. Er is nood aan een ruime waaier van professionele zorg
die op een flexibele manier de mantelzorg in thuissituaties
kan ondersteunen of indien nodig, tijdelijk overnemen.
Mantelzorg heeft zijn grenzen en het is nodig dat de mantelzorger van tijd tot tijd op adem kan komen. Tijdig signalen
opvangen en vervolgens de hulp aan huis of een tijdelijke
opname van de zorgbehoevende gedurende een langere
periode, op vaste wekelijkse tijdstippen of ’s nachts zijn
reële opties voor ondersteuning. Het tijdig en regelmatig
ontlasten van mantelzorgers is noodzakelijk zodat zij de
zorg langer kunnen opnemen.
Sociale en familiale netwerken: zorg terug onder de
mensen brengen, kan niet betekenen dat de zorg volledig
en uitsluitend in het gezin wordt ondergebracht en louter
een verantwoordelijkheid wordt van dit gezin. Vermaatschappelijking van zorg creëert ook een opdracht voor de
samenleving. Wie informele zorg opneemt, moet op begrip
en ondersteuning kunnen rekenen, en dit niet alleen van
professionelen die de zorgsituatie ondersteunen, maar
van iedereen in zijn omgeving. Het opnemen van informele
zorg moet als maatschappelijk belangrijk worden erkend.
Het gezin en de persoon met een zorgbehoefte blijven deel
uitmaken van de gemeenschap waarin ze wonen. Ze blijven
buiten het gezin contacten en medestanders hebben. Daarom is het ondersteunen van sociale en familiale netwerken
een belangrijke taak van de overheid, in de eerste plaats
van de lokale besturen. Stimuleren van sociaal-culturele
activiteiten, activiteiten op wijk- of buurtniveau, inspraak
en participatie van buurtbewoners, goede bereikbare diensten, een goede ontsluiting van de buurt, dit alles stimuleert het gemeenschapsgevoel en kan leiden tot het ontgin-
Gezinsbond – september 2015
nen van heel wat tot nu toe onaangeroerd sociaal kapitaal.
Het zorgende gezin staat niet los van zijn directe omgeving.
Kwaliteit van de geleverde zorg: een langdurige zorgsituatie kan de relaties tussen mensen enorm onder druk zetten. Dit kan een grote impact hebben op de kwaliteit van
de verleende zorg. Als we formele zorg en mantelzorg op
eenzelfde niveau willen plaatsen en we een én-én verhaal
willen aanmoedigen, dan moet ook de mantelzorg kwalitatief goed zijn. Voldoende informatie en voorlichting, sensibilisering en opleiding van mantelzorgers èn uitwisseling
van ervaringen zijn hiertoe noodzakelijk. Een neutraal kenniscentrum en gebruikersverenigingen onafhankelijk van
zorgverstrekkers, moeten hierin een rol spelen.
Een toekomstperspectief na de zorg: de beslissing om al
dan niet mantelzorg op te nemen, moet vaak snel en onverwacht genomen worden. Gezinnen staan er dan ook niet bij
stil wat de gevolgen op korte en lange termijn zijn.
De combinatie werk-gezin wordt een enorme uitdaging
wanneer er zich een bijzondere zorgsituaties in het gezin
voordoet. Heel vaak gaan mensen gedwongen hun job
tijdelijk, volledig of gedeeltelijk opzeggen. Financieel heeft
dit meestal grote gevolgen, want terwijl er zorgkosten bijkomen, daalt het gezinsinkomen. Gelukkig bestaan er heel
wat verlofstelsels die het voor werknemers gemakkelijker
moeten maken om werk en zorg te combineren. Helaas
brengen deze verlofstelsels niet altijd soelaas: te weinig
flexibiliteit, onvoldoende om zorgperiodes te overbruggen
en te weinig financiëel houvast. Alhoewel de verloven voor
zorg voorlopig gespaard zijn gebleven, zien we dat in moeilijke financieel economische tijden de verlofstelsels bovendien steeds meer onder druk komen te staan.
Daarenboven zien we dat voornamelijk hooggeschoolden
en mensen met hogere inkomens een beroep doen op dergelijke stelsels om zorg te kunnen verlenen en zo de impact
op hun loopbaan kunnen beperken. Laaggeschoolden en
mensen die in lagere looncategorieën vallen, maken er veel
minder gebruik van. We moeten er dus alert voor zijn dat de
keuze voor mantelzorg niet voorbehouden is aan wie het
zich financieel kan permitteren, en anderen, die bij gebrek
aan een alternatief of door te weinige financiële middelen,
geen keuzevrijheid hebben.
Ook voor de toekomst, brengt het kiezen voor zorgarbeid
heel wat onzekerheden met zich mee. Zolang sociale zekerheidsrechten enkel toegekend worden aan mensen die
betaalde arbeid verrichten, zijn zij die kiezen voor mantelzorg of informele zorgarbeid erg kwetsbaar. Gedurende
E-dossier Zorgende gezinnen | 88
BIJLAGE
de periodes dat een mantelzorger informele zorg verleent,
bouwt hij, in de meerderheid van de gevallen, geen pensioenrechten op.
Na een periode van zorgarbeid herintreden op de arbeidsmarkt is vaak erg moeilijk. Nochtans heeft de mantelzorger
vaak nieuwe competenties en vaardigheden verworven.
Deze zouden ze wanneer de zorgsituatie in intensiteit daalt
of volledig wegvalt, eventueel op andere plaatsen dan thuis
kunnen inzetten. Nu de zorgsector snakt naar nieuwe werknemers om de vele zorgnoden te lenigen, kunnen deze verworven competenties misschien ook op andere plaatsen
ingezet worden. (cf. FamCompass10)
Bij het erkennen en eventueel belonen van mantelzorg
wordt meestal in de eerste plaats gedacht aan een statuut
dat mantelzorgers pensioenrechten toekent en aan het
uitwerken van flexibele en langdurige zorgverloven. Oplossingen die vaak op de eerste plaats mantelzorgers in de
leeftijdsgroep van 25 tot 65 jaar ten goede komen.
Maar wat met jonge mantelzorgers die nog niet werken, de
min 25-jarigen?
Wat met oudere mantelzorgers die niet meer werken, de
65-plussers?
Hoe kunnen deze groepen erkenning krijgen voor de zorgarbeid die ze leveren?. Ook zij verdienen een rechtmatige
plaats in het zorgverhaal. Moeten we geen creatievere oplossingen bedenken?
Denkpiste voor de toekomst
Mantelzorg is arbeid. Vaak 24 uur op 24 uur, 7 dagen op 7
ter beschikking zijn. Het is dus hard werken. Bovendien is
mantelzorg onontbeerlijk om een zorgende samenleving
te realiseren. Iedereen lijkt het hiermee eens te zijn, maar
toch krijgen mantelzorgers bijna geen maatschappelijke
erkenning en/of beloning.
Een schuchtere poging om mantelzorgers te erkennen, zien
we in maart 2013, wanneer de Federale ministerraad een
voorontwerp van wet goedkeurt, betreffende de erkenning van de mantelzorger die een persoon met een grote
zorgbehoefte bijstaat. De juridische erkenning van de mantelzorger is hiermee eindelijk een stap vooruit, maar in de
feiten dient nog een lange weg afgelegd. De goedgekeurde
tekst bakent af wie men onder mantelzorger verstaat. Het is
10
een meerderjarige die een naaste verwant is van en/of een
nauwe affectieve relatie heeft met de geholpen persoon. Hij
of zij verleent kosteloos en op niet-professionele wijze bijstand, samen met minstens één professionele zorgverlener.
Hij of zij draagt gemiddeld 20 uur per week zorg gedurende
een periode van 6 maanden, vooraleer hij met het akkoord
van de zorgvrager een erkenningsaanvraag kan indienen bij
het ziekenfonds.
De definitie roept heel wat vragen op. Vallen minderjarige
mantelzorgers dan uit de boot? Mensen die geen beroep
doen op professionele hulp en alles alleen bolwerken komen dan niet in aanmerking? Erkenning krijg je alleen als je
minstens een halftijdse job opneemt?
Volgens de Gezinsbond kunnen we maatschappelijke erkenning van mantelzorg pas realiseren wanneer hun zorgarbeid als gelijkwaardig wordt beschouwd aan elke andere
vorm van betaalde arbeid. Een mantelzorger mag niet met
de vinger gewezen worden, noch door de overheid, noch
door zijn omgeving, omdat hij thuis zorg opneemt. Gezinnen kiezen niet voor een zorgsituatie, het overkomt hen. Ze
worstelen om gezin, zorg en werk te combineren. Wanneer
ze omwille van de zorgsituatie hun beroepsloopbaan tijdelijk of definitief, geheel of gedeeltelijk stopzetten, moeten
ze een toekomstperspectief behouden. De samenleving
kan en mag niet reageren met ‘eigen schuld, dikke bult’.
Mantelzorg opnemen is maatschappelijk relevant en nodig
om ons zorgsysteem draaiende te houden.
Mantelzorgers vragen erkenning en zoeken zekerheid op
langere termijn. Waardering voor de zorgarbeid en een toekomstperspectief voor later zijn hun belangrijkste vragen.
Maatschappelijke erkenning: het duidelijkste signaal om
de waardering voor mantelzorg uit te drukken, is deze zorg
erkennen als een officiële zorgvorm. Mantelzorg op eenzelfde niveau plaatsen als alle andere formele zorgvormen
opent heel wat perspectieven:
 wanneer er zich een bijzondere zorgsituatie voordoet
in een gezin en er een zorgtraject wordt opgestart,
wordt de mogelijkheid van mantelzorg steeds in overweging genomen;
 de mantelzorger krijgt zijn rechtmatige plaats binnen
het zorgteam en wordt erkend in zijn deskundigheid,
vraaggericht werken wordt gerealiseerd;
Zie www.famcompass.eu of publicatie ‘Focus op herintreders. Een job na Thuiswerk’, Studiedienst Gezinsbond, Brussel, september 2009.
89 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
BIJLAGE
 de zorgsituatie wordt officieel geregistreerd en de
mantelzorger wordt erkend als verzorgende, een persoon die zorgarbeid verricht.
Via bijvoorbeeld het Sociaal Huis houdt de lokale overheid,
een zorgregister of -kadaster bij. In dat register worden
mantelzorgers van alle leeftijden en de zorg die ze verlenen,
geregistreerd. Wie is de centrale mantelzorger? Welke zorg
neemt hij op? Hoeveel uren per week? Hoe lang duurt de
zorgsituatie? Zijn er minderjarige kinderen en jongeren in
het gezin aanwezig? Dat alles wordt het best bijgehouden.
Een toekomstperspectief: een zorgkadaster biedt nieuwe
mogelijkheden om mantelzorgers te informeren en opleidingen aan te bieden, wat de kwaliteit van de zorg ten
goede komt. Net als andere formele zorgvormen dient bij
mantelzorg een goede kwaliteit verzekerd te zijn. Het identificeren van de groep mantelzorgers via registratie biedt
eveneens mogelijkheden tot wetenschappelijk onderzoek
naar de noden en behoeften van deze groep. Een officieel
gegevensbestand opent verder perspectieven om ervaringsbewijzen (elders verworven competenties) in te voeren
waardoor mantelzorgers meer kansen krijgen op een job
bij een herintreden op de arbeidsmarkt, als de zorgsituatie
minder intens wordt of ophoudt. Gezien de grote nood aan
extra zorgpersoneel binnen de formele zorg kan dit mantelzorgers, binnen de actieve leeftijdsgroep, een mooi toekomstperspectief bieden. Op voorwaarde uiteraard dat de
mantelzorger zelf in de zorgsector actief wenst te blijven en
open staat voor bijkomende opleiding en vorming.
Ook ouderen die voor elkaar zorgen, terwijl ze al pensioengerechtigd zijn, zouden misschien een extra uitkering kunnen krijgen bovenop hun bestaande pensioen?
Ook voor jonge mantelzorgers kan een zorgkadaster mogelijkheden bieden. Over deze groep, waaronder ook minderjarigen, bestaan er tot nu toe zeer weinig gegevens in
Vlaanderen. Broers en zussen, de zogenaamde brussen van
kinderen met een beperking, zullen andere noden hebben
dan jonge mantelzorgers waarvan een van de ouders een
handicap of chronische ziekte heeft. Een jonge mantelzorger die binnen een eenoudergezin de zorgverantwoordelijkheid volledig opneemt omdat zijn ouder ziek is, zou hiervoor meer erkenning en ondersteuning moeten krijgen.
Door hen samen te brengen in een officieel gegevensbestand kunnen we de nood aan ondersteuningsmaatregelen
op maat bestuderen en uitwerken, en ontmoetingskansen
creëren. Jongeren die in een zware zorgsituatie meedraaien
of zelf centrale mantelzorger zijn, moeten tijdens hun
studies voldoende ondersteuning krijgen zodat zij hun toekomst niet hypothekeren.
Het onderwijs zou voor jonge mantelzorgers betere faciliteiten kunnen voorzien zoals de mogelijkheid om examens
te spreiden of een meer flexibele toepassing van het studiepuntensysteem.
Met deze beschouwingen wil de Gezinsbond een voorzet
geven en oproepen tot een maatschappelijk debat over
mantelzorg.
Aangezien een mantelzorgsituatie vaak enkele levensjaren omvat, zal het ook nodig zijn om na te denken over
mogelijke compensaties wanneer de mantelzorger de
pensioenleeftijd bereikt. Door het opnemen van zorg heeft
hij immers geen volledige loopbaan gerealiseerd. De invoering van een pensioengelijkstelling, pensioenbonus of
de garantie op een minimumpensioen, afhankelijk van de
gepresteerde en geregistreerde informele zorgarbeid, en
gefinancierd vanuit de zorgverzekering is misschien een
mogelijkheid?
Gezinsbond – september 2015
E-dossier Zorgende gezinnen | 90
INHOUD
Inhoud
Inleiding
p. 2
Hoofdstuk 1: bevraging “het perspectief van de buitenwereld”
p. 3
Hoofdstuk 2: bevraging “het perspectief van zorgende gezinnen”
p. 16
Thema werk
p. 20
Thema school en opvang
p. 30
Thema vakantie en vrije tijd
p. 35
Thema (gezins)relaties en sociaal netwerk
p. 46
Thema (in)formele en materiële ondersteuning
p. 60
Algemeen besluit
p. 68
Hoofdstuk 3: standpunt van de Gezinsbond
p. 71
Bijlage
p. 79
Dit e-dossier is een uitgave van de Studiedienst van de Gezinsbond.
Werkten mee: Siska Baert, Els Craessaerts, Lieve Declerck, Femke Muylaert, Elke Valgaeren en Christel Verhas
Lay-out: Danny Brams
91 | E-dossier Zorgende gezinnen
Gezinsbond – september 2015
Gezinsbond vzw – Studiedienst | Troonstraat 125 | 1050 Brussel
T 02-507.88.77 | F 02-511.90.65 | [email protected]
www.gezinsbond.be
Download