Huisstijlsjablonen VVKSO - VVKSO - ICT

advertisement
ELEKTRISCHE INSTALLATIES
DERDE GRAAD BSO
september 2004
LICAP – BRUSSEL D/2004/0279/051
ELEKTRISCHE INSTALLATIES
DERDE GRAAD BSO
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
LICAP – BRUSSEL D/2004/0279/051
September 2004
(vervangt D/1992/0279/036B)
ISBN-nummer: 90-6858-392-1
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Guimardstraat 1, 1040 Brussel
Inhoud
Lessentabel ........................................................................................................................ 5
1
Inleiding ................................................................................................................. 6
2
Situering van de studierichting............................................................................ 6
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Vormingscomponenten en algemene doelstellingen van de studierichting .............................. 6
Instroom en beginsituatie ................................................................................................................ 8
Uitstroom ........................................................................................................................................... 8
Algemene pedagogisch-didactische wenken ................................................................................ 8
Projectmatig werken volgens een concentrisch vormingsconcept ..........................................10
3
Belangrijke aandachtspunten ............................................................................ 14
3.1
3.2
3.3
Het gebruik van Informatie en Communicatie Technologie (ICT) ..............................................14
De geïntegreerde proef ...................................................................................................................15
Welzijn op het werk en VCA ...........................................................................................................17
4
Evaluatie .............................................................................................................. 18
4.1
4.2
4.3
Procesevaluatie ...............................................................................................................................18
Productevaluatie .............................................................................................................................19
Evaluatiemiddelen ...........................................................................................................................19
5
Elektriciteit en lab: leerplandoelstellingen, leerinhouden,
pedagogisch-didactische wenken ..................................................................... 21
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
Het magnetisme...............................................................................................................................21
Het elektromagnetisme ...................................................................................................................22
Beweegbare stroomvoerende geleiders geplaatst in magnetische velden ..............................24
Inductieverschijnselen ...................................................................................................................25
Eenfasige wisselstroom .................................................................................................................26
Driefasennetten ...............................................................................................................................33
Draaistroommotoren .......................................................................................................................35
6
Uitvoeringsmethoden: leerplandoelstellingen, leerinhouden,
pedagogisch-didactische wenken ..................................................................... 38
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
6.7
6.8
6.9
6.10
Residentiële en industriële verlichting .........................................................................................38
Comfort- en communicatieschakelingen ......................................................................................40
Domotica ..........................................................................................................................................40
Residentiële en industriële elektrische verwarming ...................................................................41
Opwekken, transporteren en verdelen van elektrische energie .................................................41
Componenten voor industriële installaties ..................................................................................43
Industriële schakel- en verdeelborden..........................................................................................45
Motoren en motorsturingen ...........................................................................................................45
Pneumatica ......................................................................................................................................46
Programmeerbare logische sturingen ..........................................................................................47
7
Realisaties elektriciteit: leerplandoelstellingen, leerinhouden,
pedagogisch-didactische wenken ..................................................................... 48
7.1
7.2
Het eigen werk organiseren in een industriële omgeving ..........................................................48
Specifieke stagedoelstellingen ......................................................................................................49
3de graad BSO
Elektrische installaties
3
D/2004/0279/051
7.3
7.4
7.5
7.6
7.7
7.8
7.9
7.10
7.11
7.12
7.13
7.14
Residentiële en industriële verlichting plaatsen en aansluiten .................................................51
Comfort- en communicatieschakelingen plaatsen en aansluiten ..............................................52
Een domotica installatie plaatsen en aansluiten .........................................................................52
Residentiële en industriële elektrische verwarming monteren, plaatsen en aansluiten .........53
Verdelen van elektrische energie ..................................................................................................54
Componenten voor industriële installaties plaatsen en aansluiten ..........................................54
Een industrieel schakelbord plaatsen en aansluiten ..................................................................54
Motoren en motorsturingen plaatsen en aansluiten ...................................................................55
Pneumatica ......................................................................................................................................56
Programmeerbare logische sturingen plaatsen en aansluiten ..................................................57
Fouten opsporen en herstellingen uitvoeren ...............................................................................57
Ruwbouwwerken .............................................................................................................................58
8
Minimale materiële vereisten ............................................................................. 59
8.1
8.2
8.3
8.4
Infrastructuur ...................................................................................................................................59
Algemeen .........................................................................................................................................59
Aangepaste kleding en algemene beschermingsmiddelen ........................................................59
Specifiek ...........................................................................................................................................59
9
Bibliografie .......................................................................................................... 64
10
Nuttige adressen ................................................................................................. 67
4
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Lessentabel
r
Pedagogische
vakbenaming
Minimum-maximum
uren/week
Administratieve
vakbenaming
30-36
30-36
Godsdienst
2
2
AV Godsdienst
Lichamelijke opvoeding
2
2
AV Lichamelijke opvoeding
Maatschappelijke vorming
0/2
0/2
AV Maatschappelijke vorming
Nederlands
0/2
0/2
AV Nederlands
Project algemene vakken
4/0
4/0
AV Project algemene vakken
Elektriciteit en lab
3-4
3-4
TV Elektriciteit/Elektromechanica/ Elektronica
Realisaties elektriciteit
14-16
14-16
Uitvoeringsmethoden
5-8
5-8
PV Praktijk of PV/TV Stage (1)
Elektriciteit
TV Elektriciteit/Elektromechanica/Elektronica
Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen.
–
(1)
Aantal uren stage: in het 1ste leerjaar: geen; in het 2de leerjaar: minimum 2
3de graad BSO
Elektrische installaties
5
D/2004/0279/051
1
Inleiding
Volgende impulsen liggen aan de basis van het nieuwe leerplan:
•
Een duidelijke visie op de studierichting.
•
Vernieuwde pedagogisch-didactische inzichten op het vlak van het geïntegreerd en projectmatig werken.
•
De beroepsprofielen van de SERV en de beroepsopleidingsprofielen van de Vlor.
•
Implementeren van nieuwe technieken, technologieën, normen en voorschriften.
•
De toenemende aandacht voor veiligheid, gezondheid, hygiëne, milieu, ergonomie en certificeringen.
•
Het geintegreerde gebruik van ICT, zowel inhoudelijk als pedagogisch-didactisch.
•
Verticale samenhang met het leerplan van de tweede graad.
•
De leerplandoelstellingen geven door hun formulering het beoogde niveau weer.
•
Zoveel mogelijk wegwerken van de versnippering tengevolge van vakken van 1 uur.
•
De optie om in de leerplannen het totale lestijdenpakket van basisvorming en fundamenteel gedeelte op 30
uur te brengen, zodat het complementair gedeelte tot 36 uur kan worden uitgebreid.
2
Situering van de studierichting
2.1
Vormingscomponenten en algemene doelstellingen van de studierichting
Het uitgangspunt voor het opstellen van beroepsprofielen was: “Een door de sector gevalideerd instrument
ontwikkelen om de vakopleiding te doen aansluiten met de realiteit van de arbeidsmarkt”.
Deze beroepsprofielen beschrijven de verwachtingen die door de industrie worden gesteld aan een geoefend
beroepsbeoefenaar.
In deze beroepsprofielen is de volgende informatie opgenomen: omschrijving van het beroep, beroepsinhoud,
taken en activiteiten (voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken), kennis en vaardigheden,
beroepshoudingen, bijzondere arbeidsomstandigheden, arbeidsorganisatie, specifieke kwalificatieproblemen en
toekomstige evoluties.
De beroepsprofielen die in meer of mindere mate van invloed zijn op dit leerplan van de derde graad zijn:
“Residentieel elektrotechnisch installateur” (kwam ook al aan bod in de tweede graad BSO “Elektrische
installaties”) en vooral “Industrieel elektrotechnisch installateur”.
Op basis van de beroepsprofielen werden in de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) beroepsopleidingsprofielen
ontwikkeld met als doelstellingen:
•
De uitbouw van het onderwijs optimaal verzekeren.
•
De opleiding beter laten aansluiten bij de eisen van de arbeidsmarkt.
•
De uitstroom van gekwalificeerde arbeiders verhogen.
In deze beroepsopleidingsprofielen worden de vereiste vaardigheden en de ondersteunende kennis beschreven
waarover een beginnend beroepsbeoefenaar dient te beschikken.
Ook de beheersingsniveau’s worden vermeld. De vaardigheden en de ondersteunende kennis werden
gegroepeerd in vaardigheidsclusters.
Relevante beroeps- en beroepsopleidingsprofielen kunnen in belangrijke mate een leertraject bepalen. Een
afgestudeerde uit de BSO-studierichting “Elektrische installaties” kan na de derde graad, als beginnend
beroepsbeoefenaar:
6
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Elektriciteit in een nieuw gebouwde woning installeren en/of de elektrische installatie herstellen en/of de
elektrische installatie renoveren in een bestaande woning. “Woning” dient hier ruim te worden
geïnterpreteerd.
•
Elektriciteit in een industriële nieuwbouw installeren en/of de elektrische installatie herstellen en/of de
elektrische installatie renoveren in een bestaand industrieel gebouw, meer bepaald in een bedrijf waar de
productie centraal staat.
Deze leerling wordt gevormd om in de arbeidswereld te stappen als beginnend installateur van “residentiële” of
“industriële” installaties, bij een elektrotechnisch installatiebedrijf. Wat de afbakening van de beroepen betreft zijn
beide kwalificaties complementair. De bedrijven die zich bezighouden met industriële installaties zijn dikwijls
ook actief in de utiliteitssector. Het gaat dan over appartementen, winkelpanden, kantoren en grote openbare
gebouwen zoals scholen en ziekenhuizen. Dergelijke installaties zijn deels als residentieel, deels als industrieel
te beschouwen.
Beide kwalificaties omvatten vooral praktisch werk, dat zelfstandig kan worden uitgevoerd binnen de grenzen
van de aangeleerde technieken, met inachtneming van de voorschriften rond veiligheid, gezondheid en milieu.
Het takenpakket bestaat voor een belangrijk deel uit het correct toepassen van routines en standaardprocedures.
Afhankelijk van de grootte van het bedrijf zal de arbeidsdifferentiatie verschillen. Installateurs werken alleen of in
kleine ploegen. Op grotere werven kunnen ploegen worden samengevoegd. Een werfverantwoordelijke met een
andere kwalificatie superviseert en coördineert de taken.
Na de tweede graad van de BSO-studierichting “Elektrische installaties” werd het grootste deel van de
vaardigheden en de beroepsgebonden kennis van de vorming tot “Residentieel installateur” verworven. Deze
vormden echter tegelijk een voorbereiding en een grondige basis voor het verwerven van de beroepsgebonden
kennis van een “Industrieel installateur” in de derde graad van deze studierichting. Aan het aanleren van de
ondersteunende kennis en het verwerven van de bijzonder belangrijke beroepshoudingen noodzakelijk voor
beide beroepen wordt, omwille van de mate van verantwoordelijkheid, complexiteit en transfer en de leeftijd van
de leerlingen, zowel in de tweede als de derde graad gewerkt.
De BSO-studierichting “Elektrische installaties” heeft het uitvoeren van de realisatie als studieobject heeft, met
als doelstellingen:
•
Via technisch tekenen communiceren om tot de gewenste uitvoering te komen.
•
Gepast handelen op basis van de gevraagde kwaliteitscriteria.
•
De uitvoering realiseren op basis van de gevraagde kwaliteitscriteria.
Uitgaande van bovenstaande profilering is het specifieke studieobject voor de derde graad “Elektrische
installatietechnieken” de uit te voeren realisatie van een nieuwe industriële elektrische installatie, of de
renovatie of herstelling daarvan.
In de tweede graad van de studierichting “Elektrische installaties” werd er vooral gewerkt rond de beperkte
installatie van een residentiële woning. In de derde graad “Elektrische installaties” komen naast de reeds
vermelde industriële installatie ook de meer complexe aspecten van een residentiële installatie aan bod.
Bovenvermelde doelstellingen worden in alle vakken nagestreefd. Ook de geïntegreerde proef, in relatie
met elk van deze vakken, dient daar toe bij te dragen.
De TSO-studierichting “Elektrische installatietechnieken” heeft daarentegen doelstellingen op een ander
niveau. Deze studierichting biedt, binnen het brede domein van de toegepaste elektriciteit een theoretischtechnische vorming aan eigen aan het arbeidsveld van de technicus. De TSO-vorming is erop gericht
werknemers te vormen die zich op het niveau tussen de opdrachtgever-ontwerper en de zuivere uitvoerder
kunnen bewegen. Een studierichting op dit niveau heeft dus als studieobject de uit te voeren realisatie waarvan
de doelstellingen zijn:
•
Via technisch tekenen communiceren om het concept van de realisatie te begrijpen en de uitvoering voor te
bereiden.
•
De noodzakelijke uitvoeringsrichtlijnen formuleren om de gevraagde kwaliteitscriteria te bereiken.
•
Meewerken aan de uitvoering en coördinerend en leidinggevend kunnen optreden.
3de graad BSO
Elektrische installaties
7
D/2004/0279/051
De klemtoon ligt, in tegenstelling met het BSO, op het herkennen, toelichten en verwerken van de
ontwerpaspecten om te komen tot de praktische realisaties. Er blijft echter ook voldoende aandacht voor de
uitvoeringsgerichte vaardigheden. De taak van dergelijke technicus is dus zowel uitvoerend als coördinerend of
leidinggevend.
2.2
Instroom en beginsituatie
De logische instroom voor het eerste leerjaar van de derde graad van de BSO-studierichting “Elektrische
installaties” komt uit de studierichting “Elektrische installaties” van de tweede graad BSO. De tweede graad TSO
“Elektrotechnieken” kan ook als relevante vooropleiding worden beschouwd. Instroom vanuit andere
studierichtingen is eerder zeldzaam.
De volgende vormingscomponenten worden als voorkennis beschouwd:
•
Basiskennis van theoretische elektriciteit.
•
Begrippen en kennis van uitvoeringsmethoden voor elementaire residentiële elektrische installaties.
•
Praktische vaardigheden bij het realiseren van elementaire residentiële elektrische installaties.
•
Beschikken over een voldoend ruimtelijk waarnemings- en voorstellingsvermogen.
Typische attitudes (houdingen) die van de leerlingen worden verwacht en waar tijdens hun vorming verder
aandacht wordt gegeven zijn:
•
Interesse hebben voor op de studierichting aansluitende beroepen.
•
Blijk geven van voldoende verantwoordelijkheidszin.
•
Uitvoeringsgericht kunnen communiceren.
•
Aandacht voor aspecten die het welzijn op het werk bevorderen.
•
Bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden (flexibiliteit).
•
Richtlijnen, voorschriften en normen correct willen toepassen.
2.3
Uitstroom
Na het beëindigen van de derde graad van de BSO-studierichting “Elektrische installaties”, zijn de
tewerkstellingsmogelijkheden onder meer:
•
Installateur residentiële elektrotechnische installaties.
•
Installateur industriële elektrotechnische installaties.
•
…
Eventuele verdere studies die het meest voor de hand liggen zijn:
•
BSO derde graad derde leerjaar: “Industriële elektriciteit”.
•
Opleidingen binnen het zelfde domein in het volwassenenonderwijs.
2.4
Algemene pedagogisch-didactische wenken
Het leerplan is in hoofdzaak bedoeld als leidraad. De doelstellingen en leerinhouden betekenen een
referentiekader. De wenken zijn bedoeld als suggesties, als tips.
8
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Het leerplan mag in geen geval een excuus zijn om niet naar de noden van de maatschappij en de
verwachtingen van de leerlingen te luisteren. Er moet naast opleiding voldoende aandacht blijven bestaan voor
opvoeding.
De vorming moet zo sterk mogelijk aanleunen op wat typisch en attractief is voor het betreffende arbeidsveld. De
leerlingen dienen tot het inzicht te komen dat er een samenhang is tussen het lesgebeuren en het arbeidsproces
in het dagelijkse leven. Het is de bedoeling om beroepsfiere installateurs te vormen.
Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang tussen de
vakken te realiseren. Een eerste stap om op dit vlak goede resultaten te bereiken is vertrekken vanuit een
geïntegreerd leerplan.
Een geïntegreerd leerplan houdt in dat er zo weinig mogelijk onderverdeling is in vakken.
Dit betekent bijvoorbeeld voor het vak “Uitvoeringsmethoden” dat er geen afzonderlijke leerplanonderdelen
bestaan voor tekenen, installatieleer en werkmethoden. De leerplandoelstellingen en leerinhouden worden
zodanig aangeboden dat deze elementen door de leerlingen als één geheel worden ervaren, waardoor ook de
relatie met de vakken “Elektriciteit en lab”, “Realisaties elektriciteit” en met de “Geïntegreerde proef”
optimaal wordt.
In dit vak komen heel wat technologische aspecten van elektrische installaties aan bod. Het is niet de bedoeling
dat de leerlingen een encyclopedische kennis verwerven, maar vooral dat zij de attitude en de methode
ontwikkelen om, aan de hand van de juiste documenten (schema’s, aansluitgegevens, richtlijnen …), de
betreffende materialen en componenten op een correcte manier te verwerken en te installeren.
Door de leerplandoelstellingen en leerinhouden te groeperen ontstaat er een referentiekader om, zoveel
mogelijk, projectmatig te werken in nauwe samenwerking (zelfde projectdossiers) met de andere
hierboven reeds vermelde vakken en in het kader van de geïntegreerde proef.
In de context van dit leerplan werken kan een globaal project bijvoorbeeld zijn: het realiseren van de
elektrische installatie van een klein bedrijf met bureel en residentiële woning, het studieobject waarvan
reeds sprake was in paragraaf 2.1 van deze inleiding waarin de vormingscomponenten en algemene
doelstellingen van de studierichting werden omschreven.
Dergelijke aanpak (zie par. 2.5) bevordert sterk het “just in time” leren, de succeservaring en het
welbevinden van de leerlingen,
De nogal abstracte leerinhouden van deze discipline verplichten de leerkrachten constant te overwegen welke
werkvorm zij zullen gebruiken in elke specifieke leersituatie.
Een leerkracht kan werkvormen hanteren waarbij hij/zij doceert, demonstreert of delegeert. In deze laatste
situatie heeft de leerkracht vooral een begeleidende taak.
De leerlingen schetsen, tekenen, voeren uit, schakelen, stellen in werking, monteren, demonteren, testen en
evalueren.
De doelstellingen die vooral een theoretische onderbouw bieden voor de derde graad zelf bieden, maar ook een
belangrijke ondersteunende kennis nastreven voor doorstroming naar specialisatie of vervolgonderwijs, worden
in het vak “Elektriciteit en lab” gegroepeerd. Zij dienen echter de samenhang met de meer praktisch
georiënteerde vakken zoveel mogelijk te bewaren.
De leerlingen verwerven inzichten om eenvoudige berekeningen en metingen uit te voeren in verband met
elektrische grootheden. Er wordt gewerkt met de basisgrootheden en afgeleide grootheden van het SI-stelsel,
waarbij ook steeds de correcte eenheden worden gebruikt.
Het niveau wordt progressief opgebouwd.
Binnen dit vak wordt eveneens integratie nagestreefd. De theorie en de meetoefeningen dienen geïntegreerd
aan bod te komen. Een vaklokaal dat, door zijn concept en uitrusting, de mogelijkheden daartoe biedt kan
daarbij bijzonder nuttig zijn. De verschillende activiteiten van de leerlingen zoals het volgen van theorie, het
maken van oefeningen en het meten aan proefopstellingen, kunnen plaatsvinden in dit lokaal. Bepaalde
leerinhouden die niet als meetopstelling door de leerlingen worden uitgevoerd, kunnen via klassikale opstellingen
gehanteerd door de leraar, didactisch worden ondersteund. Ook didactische- en simulatiesoftware. zal daartoe
worden aangewend.
3de graad BSO
Elektrische installaties
9
D/2004/0279/051
De metingen en proeven worden zoveel mogelijk aansluitend op de theorie door de leerlingen zelf uitgevoerd.
Zij leren, wanneer mogelijk via ICT-hulpmiddelen, gestructureerd te rapporteren over de resultaten daarvan
onder de vorm van een kort verslag. Om de lessen efficiënt te laten verlopen wordt aanbevolen minimaal twee
lesuren na elkaar te voorzien voor dit vak.
2.5
Projectmatig werken volgens een concentrisch vormingsconcept
2.5.1
Wat is een project?
In de context van dit leerplan werken kan een globaal project bijvoorbeeld zijn: het realiseren van de
elektrische installatie van een klein bedrijf met bureel, bedrijfsgebouw en residentiële woning. (zie par.
2.4 Algemene pedagogisch-didactische wenken),
Binnen een project komen zowel conceptuele doelstellingen, uitvoeringsgerichte doelstellingen, evaluatie,
bijsturen en attitudevorming inspelend op elkaar aan bod.
Conceptuele doelstellingen verwijzen naar: te verwerven kennis; begrippen en inzichten om een opgedragen
taak inzichtelijk te kunnen uitvoeren. Dit betekent eenvoudig gezegd: het denken voor het doen, voorkennis en
voorbereiding.
Uitvoeringsgerichte doelstellingen verwijzen naar de praktische vaardigheden om tot realisatie te komen.
Deze doelstellingen slaan dus op het praktisch uitvoeren, het materiaal en component-gebonden doen, het
realiseren.
Evaluatie slaat zowel op het proces als op het product met als bedoeling om de eigen kennis en vaardigheden
bij te sturen en aldus te komen tot kwaliteitsverbetering.
Onder attitudes worden verstaan: resultaatsgerichtheid, initiatief nemen, kostenbewustzijn, doorzetting,
klantgerichtheid, kwaliteitszorg, werkmethodiek, discipline, interesse, aandacht voor welzijn (veiligheid,
gezondheid, milieu), sociale houding, …
Ook hier is het verband met het realiseren van een geïntegreerde proef duidelijk (zie par. 3.2).
2.5.2
Projectmatig werken
“Projectmatig werken” berust op een vormingsconcept waarbij diverse projecten elkaar opvolgen.
Elk project wordt ondermeer gekenmerkt door:
•
Kennis, vaardigheden en attitudes uit vorige projecten.
•
Nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes.
•
Specifieke aandachtspunten.
•
Stijgend in moeilijkheidsgraad.
•
Aspecten uit diverse takenclusters.
•
Proces- en productevaluatie.
•
Het verloop volgens het technologisch proces.
Pn
P3
P2
P1
Tijdens de realisatie van het globaal project worden zinvolle deelprojecten - bijvoorbeeld de elektrische
installaties in de verschillende ruimtes van de gebouwen – telkens gekaderd in het betreffende elektrisch
dossier. Het is daarom belangrijk te werken in een omgeving die de realiteit zo goed mogelijk benadert.
10
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
2.5.3
Werken volgens het technologisch proces
Elk project dient in min of meerdere mate te verlopen volgens het technologische proces. Onderstaande
flowchart licht dit proces toe.
Opdrachtbeschrijving vanuit een reële behoefte en formuleren van de eisen
Opdoen van de relevante voorkennis en
verzamelen van de nodige gegevens
bijsturen
evaluatie
OK
Voorbereiding, planning en organisatie
evaluatie
bijsturen
OK
Uitvoeren, realiseren
bijsturen
evaluatie
bijsturen
OK
Einde project
3de graad BSO
Elektrische installaties
11
D/2004/0279/051
2.5.4
De keuze van projecten
De grootste uitdaging is het kiezen van geschikte projecten in een logisch en pedagogisch verantwoord
continuüm, die ook nog binnen de gestelde tijd- en plaatsruimte en met de ter beschikking gestelde middelen
kunnen worden gerealiseerd. Belangrijke richtlijnen hierbij zijn:
•
De projecten dienen om de leerplandoelstellingen te realiseren.
•
De projecten zijn zinvol of worden zinvol in, vermijd in ieder geval men opdrachten waar enkel de
“vaardigheid op zich” centraal staat.
•
Elk project schenkt aandacht aan het technologisch proces. Zij het dat niet elk onderdeel ervan “kunstmatig”
dient te worden beklemtoond.
•
Elk project vertrekt steeds vanuit een voorbereiding en planning.
•
De moeilijkheidsgraad van de projecten neemt geleidelijk toe.
•
Bewaak de leerlijn, zowel voor de theoretische als de praktische doelstellingen.
•
Elk nieuw project refereert enerzijds naar kennis en vaardigheden uit vorige projecten maar biedt anderzijds
ook telkens iets nieuws aan.
•
Breng voldoende verscheidenheid in.
•
Beperk de projecten in de tijd.
2.5.5
Een dossier van projecten
Het globale projectdossier bevat o.a. het reglementair elektrisch dossier van de betreffende gebouwen, dat alle
documenten bevat die noodzakelijk zijn om de installatie te realiseren en te laten controleren door een erkend
keuringsorganisme.
Omwille van de pedagogisch-didactische aanpak kan de leerling, volgens het profiel van de studierichting, een
“dossier van (deel)projecten” opstellen of aanvullen en bijhouden. Dit biedt heel wat voordelen: gans de
leerstof kan erin worden gebundeld, het kan het persoonlijk werk van de leerling bevatten en het kan aangeven
hoe de leerling heeft gepresteerd er werd geëvalueerd.
Mogelijke dossierinhouden:
•
Een omschrijving van de opdrachten en de gestelde kwaliteitseisen.
•
Verwijzingen naar informatiebronnen,… (brochures, handboeken, technische fiches, cd-rom’s, websites, …).
•
Verwerkingsdocumenten in verband met de voorkennis (résumé’s, geformuleerde oplossingen,
verantwoording van gemaakte keuzes …).
•
Documenten in verband met de voorbereiding (schetsen, tekeningen, schema’s, materiaalhoeveelheden,
componenten, kostprijs …).
•
Planning van de uitvoering (werkvolgorde, tijdsbesteding …).
•
Opvolgingsfiche van de uitvoering.
•
Documenten in verband met evaluatie en rapportering.
•
Foto’s van de realisatie.
•
…
12
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
2.5.6
Hoe vertalen in een jaarplan?
Wanneer alle projecten afgewerkt zijn dienen alle leerplandoelstellingen één of meerdere malen aan bod te zijn
gekomen. Om het overzicht te behouden worden de leerplandoelstellingen het best opgelijst, wordt bijgehouden
in welke projecten ze aan bod komen, welke diepgang er wordt gevraagd en bereikt, welke evaluatiemethoden er
worden gehanteerd, welke elementen van belang zijn voor bijsturing, welke punten in een volgend project extra
aandacht vragen... Diverse methodes zijn hiervoor geschikt. Worden deze gegevens in matrixvorm geclusterd
dan kan men ze op relatief eenvoudige wijze zowel manueel, als elektronisch (rekenblad, database) gebruiken.
Tevens is het een belangrijk werkinstrument voor het opstellen en bijhouden van een jaarplanning. In dat
verband is het belangrijk voor ogen te houden dat het hier om een graadleerplan gaat.
2.5.7
Wat is een concentrisch vormingsconcept?
In de vorige paragrafen werd reeds aangegeven wat we onder projectmatig werken verstaan en waarom
projectmatig werken een aantrekkelijke methode is voor de leerlingen.
Aangezien elk nieuw (deel)project dat wordt gerealiseerd, behalve nieuwe doelstellingen, ook herhalende en
verdiepende doelstellingen bevat – en men bovendien ook aandacht moet hebben voor de specifieke
contextgebonden kenmerken van het project – kan dit worden voorgesteld als een concentrische aanpak.
De moeilijkheid hierbij is het bewaken van de diverse leerlijnen. Om na te gaan of alle vormingscomponenten
(VC) wel aan bod zijn gekomen, kan onderstaande schematische voorstelling helpen.
Als voorbeeld nemen we 5 vormingsclusters (maar dezelfde redenering geldt natuurlijk ook voor 5 doelstellingen
die men aan bod wil laten komen…).
Voor elke vormingscluster worden op een as de te bereiken einddoelstellingen voorgesteld. 100% stelt het
maximum voor. Noteren we daarbij enkel de einddoelstellingen die van elkaar verschillen dan krijgt men het
volgende:
3de graad BSO
Elektrische installaties
13
D/2004/0279/051
Met project 1 bereikt men voor elk van de vijf voorgestelde vormingsclusters (doelstellingen) een bepaald
percentage van het einddoel.
Met project 2 bereikt men eveneens voor de vijf voorgestelde vormingsclusters (doelstellingen) een bepaald
percentage van het einddoel.
De voorgestelde percentages van het einddoel in het project 2 zijn verschillend van deze die bereikt worden in
project 1.
Project 1 en project 2 geven tezamen het gecumuleerde percentage weer van de einddoelstellingen die worden
bereikt.
Worden alle einddoelstellingen voor 100% bereikt dan krijgt men een regelmatige veelhoek. Voor de vijf
voorgestelde vormingsclusters is dit dus een regelmatige vijfhoek.
2.5.8
Randvoorwaarden
Hieronder sommen enkele essentiële voorwaarden op die deze leerplanvisie ondersteunen:
•
Deze visie vraagt een zorgvuldige keuze en opbouw van de diverse (deel)projecten.
•
De meest geschikte concentrische opbouw van de leerstofonderdelen wordt bestudeerd en door het
lerarenteam gedragen. Alle actoren dienen deze vormingsvisie te steunen en blijvend te stimuleren.
•
Een aangepaste infrastructuur met voldoende ruimte om aan projecten te werken. Een werkplaatsklas is
hiervoor zeer goed geschikt. Een werkplaats met in de nabijheid een klas – waar regelmatig
ondersteunende theorie kan worden gegeven – uiteraard ook.
•
De leerkrachten dienen eerder als coach op te treden.
•
Aangepaste leermiddelen en evaluatie-instrumenten moeten worden ontwikkeld.
•
Beperkte klasgroepen om via differentiatie recht te doen aan elke individuele leerling.
3
Belangrijke aandachtspunten
3.1
Het gebruik van Informatie en Communicatie Technologie (ICT)
Het is evident dat van de mogelijkheden die de computer, op het didactisch vlak biedt, optimaal gebruik moet
worden gemaakt. Typische mogelijkheden die op dit leerplan betrekking hebben zijn:
•
Het opzoeken van onder meer: kenmerken van materialen, gereedschappen en uitvoeringstechnieken via
Internet, cd-rom’s, …
•
Het gebruik van educatieve programma’s in verband met theoretische elektriciteit, simulatie,het lezen van
tekeningen, ruimtelijk voorstellings- en waarnemingsvermogen …
•
Eenvoudige rekenbladen of geprogrammeerde formulieren om de kostprijs te berekenen.
•
Programma’s ter ondersteuning van zelfevaluatie.
•
Eenvoudige software om op een actieve manier kennis en inzichten te verwerken.
•
In het vak “Uitvoeringsmethoden” wordt de computer, met CAE-software, als tekenhulp geïntegreerd
aangewend.
Er dient opgemerkt dat de programma’s die men aanwendt dermate gebruiksvriendelijk zijn dat de klemtoon ligt
op de te verwerven leerplandoelstellingen en zeker niet op de beheersing van één of ander softwarepakket.
14
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
De geïntegreerde proef
3.2
De geïntegreerde proef vormt een belangrijk onderwerp van het 2de leerjaar van de derde graad. Deze proef is
enerzijds bedoeld als onderdeel van evaluatie, maar maakt anderzijds ook deel uit van de vorming, de opleiding.
Voor de concretisering van de geïntegreerde proef verwijzen we naar:
•
De omzendbrief SO 64 van 25 juni 1999 punt 8 “Evaluatie en bekrachtiging van de studies”.
•
Het algemeen kader in verband met de geïntegreerde proef van het VVKSO, te raadplegen via de website
http://www.vsko.be/vvkso/.
•
Een algemeen model voor de geïntegreerde proef voor deze en andere studierichtingen, te downloaden (in
PDF-formaat) via de website http://www.vsko.be/vvkso/.
•
Voor de studierichting “Elektrische installatietechnieken” is deze specifieke invulling in deze paragraaf ook
integraal opgenomen.
3.2.1
Visie op de studierichting
Een afgestudeerde uit deze studierichting beschikt over de startkwalificatie van installateur van residentiële en
industriële elektrische installaties. Dit is een kwalificatie die vooral praktisch werk omvat dat zelfstandig kan
worden uitgevoerd binnen de grenzen van de aangeleerde technieken met inachtneming van de voorschriften
rond veiligheid, gezondheid en milieu.
•
De vorming gebeurt binnen een geïntegreerd aanbod van theorie en praktijk. Er wordt gewerkt via een
projectmatige aanpak waarbij telkens de volgende aspecten aan bod komen:
•
Aspecten in verband met voorbereiding van de uitvoering: het maken van aanvullende schetsen en het
tekenen van aanvullende schema’s, het opstellen van een werkvolgorde, het berekenen van de
materiaalkostprijs, …,
•
Aspecten in verband met de uitvoering: verantwoord kiezen van gereedschappen, efficiënt en deskundig
toepassen van technieken, methodisch en veilig werken, …,
•
De kwaliteitscontrole: (zelf)evaluatie, rapportering en bijsturing van de aspecten uit de voorbereiding, het
uitvoeringsproces en de kwaliteit van de gerealiseerde installatie.
3.2.2
Opvatting van de geïntegreerde proef
De geïntegreerde proef verloopt in dezelfde lijn als de vorming, via een projectmatige aanpak. De proef kan
worden opgevat als één specifiek project of als de verzameling van enkele projecten.
Een project is een realiteitsgebonden uit te voeren elektrotechnische installatie of een deel daarvan, waarbij
men vertrekt van een goed uitgewerkt voorontwerp.
Bij kleine projecten kan de proef als een individuele opdracht worden opgevat; bij grotere en meer complexe
projecten kan de proef als een groepsopdracht worden opgevat.
Het gaat vooral om de voorbereiding van de uitvoering en de uitvoering zelf, waarbij verwacht wordt dat de
leerling zijn handelen kan verantwoorden.
De belangrijkste theoretisch-technische en praktische vormingscomponenten uit het studie-richtingsprofiel
komen aan bod. Waar mogelijk worden ook componenten uit de algemene vorming bij de proef betrokken.
Opdracht(en) die tijdens de stage worden gerealiseerd vormen uiteraard een meerwaarde.
3de graad BSO
Elektrische installaties
15
D/2004/0279/051
3.2.3
Opdracht en inhoud
Op het einde van het eerste leerjaar of bij het begin van het tweede leerjaar worden de leerlingen op de hoogte
gebracht van de opdracht(en), de inhoud en de wijze van evalueren.
De opdracht(en) worden omschreven, afgebakend in onderdelen en gepland in de tijd. Alle juryleden worden van
bij de start betrokken en er worden afspraken en taakverdelingen in verband met opvolging (procesbegeleiding)
gemaakt.
3.2.3.1
Opdracht
De concrete opdracht dient hoofdzakelijk te bestaan uit twee componenten:
•
Een of meerdere praktische realisaties.
•
Het samenstellen van een dossier van de uitgevoerde realisatie(s).
3.2.3.2
Inhoud
Inhoud van de realisatie
Eén of meerdere gerealiseerde elektrische deel(installaties). Deze installaties kunnen residen-tieel, industrieel of
gemengd van aard zijn. Zij kunnen nieuw zijn of deel uitmaken van een renovatieopdracht.
Inhoud van een dossier
•
Een dossier kan de volgende elementen te bevatten:
•
Omschrijving van de opdracht.
•
De vooropgestelde criteria en planning.
•
De beschikbare voorontwerpen.
•
Verwerkingsdocumenten in verband met de voorkennis (résumés van technische beschrijvingen,
geformuleerde oplossingen, verantwoording van gemaakte keuzes, …).
•
Documenten in verband met de voorbereiding: (uitvoeringsschema’s en schetsen, materiaalkostprijsberekening, verwijzingen naar aspecten in verband met veiligheid, hygiëne, milieu, … ).
•
Relevante elementen uit de stageverslagen of verslagen van bedrijfsbezoeken.
•
De opgestelde werkvolgorde of werkmethode.
•
Opvolgingsdocumenten (opvolgingsfiche van de uitvoering, tussentijdse evaluatie en bijsturing.
•
Eventueel foto’s genomen tijdens het realisatieproces.
•
Stagedocumenten, stageschrift, stage-evaluatie,…
•
...
Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van ICT om het dossier te realiseren.
3.2.4
Evaluatie
In de loop van het schooljaar gebeuren tussentijdse evaluaties waarvan minstens één met de jury. Dergelijke
evaluaties kunnen leiden tot adviezen en bijsturing.
16
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Op het einde van het schooljaar volgt een globale evaluatie waarbij de jury samen met de leerling reflecteert op
de realisatie(s).
De eindevaluatie en beoordeling mag zich niet beperken tot één momentopname op het einde van het
schooljaar maar is gebaseerd op het volledige proces.
Het grootste gewicht dient toegekend aan aspecten in verband met het inzichtelijk kunnen handelen in de
context van het beroep van elektrotechnisch installateur.
3.3
Welzijn op het werk en VCA
V: Veiligheids-, gezondheids-, en milieumaatregelen.
C Checklist of vragenlijst
A: Aannemers
In het kader van de certificatie VCA2000/03 moet elke werknemer een opleiding basisveiligheid (B-VCA) volgen.
De verplichte opleiding is gebaseerd op de plicht om te voorzien in informatie en vorming, zoals bepaald wordt in
het K.B. van 27 maart 1998 over het welzijnsbeleid tegenover werknemers.
Deze vorming komt overeen met vraag 4.2 van VCA2000/03. Dit is dus een verplichte vraag om het
VCA-certificaat te behalen, namelijk: “Zijn alle operationele medewerkers (langer dan 3 maanden in dienst) in het
bezit van een VCA-erkend diploma, certificaat of attest dat niet ouder is dan 10 jaar.
In dit leerplan werden de betreffende doelstellingen en inhouden samen opgenomen in het vak “Realisaties
elektriciteit”. Het is echter evident dat deze ook in de andere vakken zullen aan bod komen wanneer dit
noodzakelijk is. Het zou een meerwaarde voor de leerlingen inhouden indien zij dit attest kunnen verwerven bij
het einde van het eerste jaar van de derde graad. Dit in het kader van een eventuele stage tijdens het tweede
jaar.
Voor de modaliteiten om het attest - dat 10 jaar geldig is - te behalen, verwijzen we naar de bevoegde
organisaties en instanties.
Provinciaal Veiligheidsinstituut,
Jezustraat 28, 2000 Antwerpen.
Tel.: 03 203 42 00 - Fax: 03 203 42 30 – E-mail: [email protected]
Vormelek VZW
Heizel Esplanade, BDC 35
1020 Brussel
Tel.: 02 476 16 76 - Fax: 02 476 26 76 - E-mail: [email protected]
3de graad BSO
Elektrische installaties
17
D/2004/0279/051

Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en
eventueel externe deskundigen samenwerken.
Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief
als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail ([email protected]) of per
brief (Dienst Leerplannen VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel).
Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, licapnummer.
Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie.
In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.
4
Evaluatie
De evaluatie is geen doel op zich en dient meer om de leerlingen te oriënteren, hen vooruit te helpen en het
leerproces te sturen dan om hen terecht te wijzen. Evaluatiemomenten zijn meer leermomenten dan
beoordelingsmomenten.
Evalueren is meestal geen afzonderlijke activiteit meer maar word sterk geïntegreerd in het leerproces. Het
geloofwaardigheid en het succes van onderwijsvernieuwingen zoals “geïntegreerd” en “projectmatig” werken
neemt toe indien leerlingen ervaren dat de evaluatie op een “aangepaste wijze” verloopt, zij passen hun
leergedrag aan.
De prestaties van de leerlingen dienen globaal gewaardeerd te worden en vanuit de meest diverse standpunten
benaderd. Er dient op een evenwichtige wijze rekening gehouden te worden met zowel het proces als het
product.
Bij de evaluatie worden de volgende aspecten in een verantwoord evenwicht in rekening gebracht, in
overeenstemming met het profiel van de studierichting:
•
Cognitieve aspecten: kennen, begrijpen, inzien, toepassen …
•
Psychomotorische aspecten (vaardigheden): nadoen, beheersen, oog-hand-coördinatie, ritme, snelheid
nauwkeurigheid
•
Attitudes: doorzetting, efficiëntie, sociale gerichtheid, …
4.1
Procesevaluatie
De procesevaluatie kan gebeuren:
•
Aan de hand van een opvolging van de door de leerling geleverde prestaties waarin de neerslag
(verwerking, reflectie en kritiek) ligt van het verwerkingsproces.
•
Door een regelmatige individuele begeleiding van de leerling die moet leiden naar zelfevaluatie waardoor
de leerling zijn eigen handelen kan bijsturen om tot kwalteitsverbetering te komen.
•
Langsheen de verschillende opeenvolgende oefeningen en opdrachten waaraan het inzicht en de
persoonlijke vorming van de leerling kan getoetst worden.
Enkele indicaties in verband met procesevaluatie:
18
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Gaat de leerling logische,gestructureerd en zorgvuldig te werk.
•
Ontwikkelt de leerling zelfredzaamheid en groeit hij/zij naar meer zelfstandigheid.
•
Maakt de leerling efficiënt gebruik van de ter beschikking gestelde gereedschappen en leermiddelen.
•
Voert de leerling een opdracht volgens voorschrift uit.
•
Voert de leerling spontaan controleberekeningen uit.
•
…
4.2
Productevaluatie
De productevaluatie kan gebeuren:
•
In de vorm van rechtstreekse communicatie: individuele gesprekken, groepsbesprekingen en overleg.
•
Als onrechtstreekse communicatie: bespreking van het werk van de leerling, onderlinge vergelijkingen en
tegenstellingen, …
•
…
Enkele indicaties in verband met productevaluatie:
•
Is een tekening conform de normen.
•
Is het resultaat van een berekening correct.
•
Voldoet de uitvoering van een installatie aan de vooropgestelde eisen.
•
…
4.3
Evaluatiemiddelen
Permanente- en zelfevaluatie zijn sterk aangewezen bij een geïntegreerde en projectmatige aanpak bij de
realisatie van het leerplan. Hiervoor dienen specifieke evaluatie-instrumenten te worden ontwikkeld.
Evaluatiemomenten waarbij men gebruik maakt van meer “klassieke” evaluatiemiddelen zijn echter nog steeds
verantwoord binnen deze benadering, maar ook hier dienen de evaluatiecriteria en –elementen op voorhand bij
de leerlingen gekend te zijn.
Oefeningen en huistaken
Na het oplossen van voorbeeldoefeningen in klasverband, moeten de leerlingen in staat zijn gelijkaardige
opgaven individueel op te lossen.
Het verdient aanbeveling hierbij een vaste structuur aan te houden waardoor de leerlingen de probleemstelling
correct interpreteren (gegeven, gevraagde, figuur ...). Bij de eenvoudigste opgaven volstaat het invullen van de
gegevens in een basisformule. In andere gevallen dienen de leerlingen via een aantal tussenstappen het
gevraagde uit de gegevens af te leiden.
Verslagen
De leerlingen moeten de meetresultaten uit de meetoefeningen correct kunnen weergeven en verwerken in een
gestructureerd verslag en er de gepaste interpretatie kunnen aan geven. Ook hier is het aangewezen om een
duidelijk vooropgesteld stramien te hanteren. Deze evaluatie mag zich niet beperken tot dit verslag, maar dient
ook de activiteiten van de leerlingen tijdens de meetsessies in rekening te brengen (persoonlijke inzet, zin voor
zelfstandigheid en nauwkeurigheid, aandacht voor veiligheid, kritische ingesteldheid, bereidheid tot teamwork ...).
3de graad BSO
Elektrische installaties
19
D/2004/0279/051
Mondelinge overhoring
Tijdens het aanbrengen van de leerstof kan men regelmatig duidelijk geformuleerde en doel-gerichte vragen
stellen. Uit de antwoorden van de leerlingen kunnen aandacht, inzet, inzicht en het begrijpen van de leerstof
worden afgeleid.
Overhoringen
•
Regelmatige schriftelijke overhoringen kunnen noodzakelijk zijn. Een aantal vormen kunnen hierbij worden
gebruikt:
•
Korte, eventueel onaangekondigde overhoringen op het einde van een les of bij het begin van de volgende
les, over enkele hoofdelementen van de beperkte leerstof.
•
Aangekondigde, summatieve overhoringen waarbij alle elementen van een reeks lessen aan bod komen en
waaruit ook moet blijken of de leerlingen de opgaven in hun juiste context kunnen plaatsen.
Toetsen en examens
Hiermee evalueert men of de leerlingen in staat zijn grotere pakketten leerstof te assimileren en ook dan de
opgaven juist kunnen situeren in dit groter geheel.
20
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
5
Elektriciteit en lab: leerplandoelstellingen, leerinhouden,
pedagogisch-didactische wenken
Doelstellingen met de vermelding (U) kunnen bij uitbreiding worden nagestreefd. Alle andere doelstellingen
moeten worden bereikt.
5.1
Het magnetisme
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De natuurlijke en de kunstmagneten van elkaar
onderscheiden.
De natuurlijke magneten
De kunstmagneten
2
Het geografische van het magnetische noorden
onderscheiden.
Geografisch noorden
Kompas
3
Enkele magneetvormen opnoemen.
De naaldvormige magneet
De staafvormige magneet
De hoefijzervormige magneet
De cirkelvormige magneet
De elektromagneet
4
De delen van een magneet aanduiden en
benoemen.
De polen van een magneet
De poolas en het neutraal vlak
5
Het afstoten en het aantrekken van magneten
herkennen als krachtwerking tussen magneten.
Afstoten van gelijknamige polen
Aantrekken van ongelijknamige polen
Hoofdwet van de magneten
6
Het magneetveld rond een magneet tekenen.
Het magnetisch veld rond een magneet
7
De magnetische materialen onderscheiden van de
niet-magnetische.
De magnetische materialen
8
Eigenschappen en de zin van magnetische
veldlijnen weergeven.
Eigenschappen van veldlijnen
9
De krachtwerking tussen magneten aantonen via
een proef.
Definitie van krachtwerking
10 De begrippen magnetisch veld, magnetische
veldsterkte, magnetische flux; magnetiseren,
demagnetiseren, magnetische inductie, permanente
magneten en remanent magnetisme verduidelijken.
11 Toepassingen op magnetisme weergeven.
3de graad BSO
Elektrische installaties
Magnetische veldsterkte (H)
Ampère per meter (A/m)
Magnetische flux ()
Eenheid de weber (Wb)
Magnetiseren,
demagnetiseren,
magneten en remanent magnetisme
permanente
Luidspreker, magneetstrip
21
D/2004/0279/051
DIDACTISCHE WENKEN
We gebruiken praktische voorbeelden van magneten zoals kastsluitingen, luidsprekers, sluiting van handtassen,
memobord, …
Demonstratief magneetvormen bij elektrische toestellen tonen.
Begrippen toelichten en aanduiden op een figuur.
Laten opzoeken van documentatie: luidsprekers, kastsluitingen, magn. detectoren, magneetschakelaars (reedrelais)
Demonstratieve proeven doen op aantrekken en afstoten.
Proef met ijzervijlsel op een transparant of plexiglas.
De magnetische materialen uit hun omgeving gebruiken zoals floppy’s, videobanden, cassettes, harde schijven,
…
De leerlingen proefondervindelijk de magnetische eigenschappen van materialen laten ontdekken.
1
Praktische voorbeelden tonen.
2
Praktische voorbeelden tonen. Gebruik maken van wereldkaart.
3
Demonstratie met permanente magneten.
4
De leerlingen de polen laten ontdekken. Gebruik magneten en een kompas.
5
De leerlingen aantrekken en afstoten zelf laten ontdekken.
6
De leerlingen de proef met ijzervijlsel laten uitvoeren.
7
Leerlingen deze proef laten doen met diverse materialen
8
Leerlingen doen deze proef.
9
Leerlingen doen deze proef
5.2
Het elektromagnetisme
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Uit een proef besluiten dat er een magnetisch veld
rond een stroomvoerende geleider bestaat.
De proef van Oersted
2
De vorm, de zin en de grootte van het magnetisch
veld aantonen.
De zin en de sterkte van het magnetisch veld
De rechterhandregel en de kurkentrekkerregel
3
Het magnetisch veld in een winding waarnemen.
Het magnetisch veld in een winding
4
Het magnetisch veld in een spoel waarnemen.
Het magnetisch veld in een spoel
5
De rechterhandgreep gebruiken om de zin van het
magnetisch veld te bepalen.
De rechterhandregel
De kurkentrekkerregel
22
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
6
De gevolgen van het aanbrengen van een ijzeren
kern in een spoel verklaren.
De elektromagneet
7
Factoren die de sterkte van een elektromagneet
beïnvloeden aanduiden.
Invloed van I,N de kwaliteit en de constructie van de
kern op een elektromagneet
8
Aan de hand van schema’s de werking
verduidelijken van een bel, impulsschakelaar,
contactor,
hefmagneten,
elektromagnetische
beveiliging.
Het praktisch gebruik van elektromagnetisme
DIDACTISCHE WENKEN
Een demoproef met een stroomvoerende geleider en een kompasnaald toont het magneetveld rond een geleider
aan.
Praktische toepassingen geven zoals afscherming rond signaaldragers, de stroomtang, magneetkaarten in een
omgeving waar zeer grote stromen vloeien zoals bij elektronovens.
Demoproeven met kompas en ijzervijlsel
De leerlingen zelfstandig een elektromagneet laten vervaardigen en die aansluiten op een gelijkstroomvoeding
met stroombegrenzing.
Zoveel mogelijk verwijzen naar de praktijkles: impulsschakelingen, contactoren.
Multimedia gebruiken voor een visuele voorstelling.
Proeven
1
Geleider in de omgeving van een kompasnaald brengen en de invloed op de kompasnaald onderzoeken.
Geleider evenwijdig plaatsen naast een kompasnaald en een heel kleine stroom door de geleider sturen.
Geleidelijk de stroom opvoeren tot de kompasnaald haaks op de geleider staat. ( Nadien de stroom nog wat
opvoeren)
Idem als vorige proef maar met omgekeerde stroomzin.
Kompasnaald onder de geleider plaatsen en stroom door de geleider sturen.
Kompasnaald boven de geleider plaatsen en stroom door de geleider sturen.
Idem als vorige proeven maar met omgekeerde stroomzin.
2
Magnetisch spectrum en zin van het magnetische veld rond een rechte stroomvoerende geleider aantonen
met 2 magneetnaaldjes.
Idem maar met omgekeerde stroomzin.
Magnetisch spectrum rond een rechte stroomvoerende geleider aantonen met ijzervijlsel.
3
Het elektromagnetische veld en de zin van het magnetische veld in een lus aantonen met magneetnaaldjes.
Idem maar met ijzervijlsel.
4
Het elektromagnetische veld van een spoel aantonen met magneetnaaldjes.
Idem maar met ijzervijlsel.
5
Bij een geleider en spoel de zin van het magnetische veld bepalen.
6

met rechterhand en kurkentrekker de zin van het magnetisch veld bepalen bij een rechte
stroomvoerende geleider.

met rechterhand en kurkentrekker de zin van het magnetisch veld bepalen bij een spoel.
Magneetnaald juist buiten de aantrekkingskracht van een spoel plaatsen. Breng een zacht stalen kern in de
spoel.
3de graad BSO
Elektrische installaties
23
D/2004/0279/051
7
Idem als vorige maar met dubbel aantal windingen van de spoel
Idem maar vervang I- door een U-kern.
Idem maar verhoog de stroom
Aantonen van de sterkte van een elektromagneet t.o.v. een gewone magneet (hoefmagneet met sluitstuk en
een elektromagneet met sluitstuk).
8
Demonstratie met relais (contactor).
5.3
Beweegbare stroomvoerende geleiders geplaatst in magnetische velden
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Uit de waarnemingen bij een proef het gedrag van
een stroomvoerende geleider in een magnetisch
veld omschrijven
Het gedrag van een stroomvoerende geleider
geplaatst in een magnetisch veld.
2
De richting en zin van de lorentzkracht aantonen.
Lorentzkracht
3
De linkerhandregel gebruiken om de zin van de
beweging te bepalen.
Zin van de beweging.
4
De factoren die de sterkte van de lorentzkracht
beïnvloeden aanduiden.
Invloed van B, l en I
5
Uit een proefopstelling de invloed van twee
stroomvoerende geleiders op elkaar omschrijven.
Inwerking van twee stroomvoerende geleiders op
elkaar
6
Aan de hand van schema’s de werking
verduidelijken van toepassingen van beweegbare
stroomvoerende geleiders in een magnetisch veld.
Principe draaispoelsinstrument, motor
DIDACTISCHE WENKEN
Vanuit een demoproeven de begrippen aanbrengen.
De invloed van B, l en I proefondervindelijk laten vaststellen. De lorentzkracht niet laten berekenen.
Steeds verwijzen naar leerstofonderdelen uit uitvoeringsmethoden.
Proeven
1
Eerst de proef van Oersted(2.1) herhalen.
Onder een beweegbare geleider een zware staafmagneet plaatsen in dezelfde stand als het
magneetnaaldje. Bij stroomdoorgang door de geleider aantonen dat de draad zich loodrecht op het
magnetisch veld van de magneet probeert te plaatsen.
2+3 Tussen de polen van een hoefmagneet een geleider aanbrengen. De geleider moet vrij kunnen bewegen
tussen de polen. De stroomsterkte laten variëren en hieruit de nodige conclusies trekken. De stroom
ompolen en hieruit de nodige conclusies trekken.
De hoefmagneet omkeren en hieruit de nodige conclusies trekken. Bij deze proeven de linkerhandregel
toepassen en bewijzen.
4
Bij de vorige proefopstellingen de B, l en I laten variëren, hieruit het verband met de krachtwerking afleiden.
24
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
5
De gevolgen van een grote kortsluitstroom op het barenstelsel van een industriële verdeelkast
proefondervindelijk aantonen met twee stroomvoerende geleiders die beweegbaar zijn opgesteld.
De zin van de stroom door de twee geleiders veranderen ( zelfde zin en tegengestelde zin)
6
Aan de hand van een proefopstelling de principewerking van een draadspoelinstrument en motor aantonen.
5.4
Inductieverschijnselen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Het verschijnsel inductie aantonen.
Het verschijnsel inductie
2
Vanuit de proefopstelling door waarneming de
invloed van:
Invloed van volgende factoren:
•
grootte van de stroom
•
de stroomsterkte op de inductie verklaren
•
aantal windingen
•
het aantal windingen op de inductie verklaren
•
snelheid van bewegen
•
de snelheid van beweging aantonen.
•
bewegingszin
•
sterkte van het magnetisch veld.
3
De regels
toepassen.
4
Vanuit de proefopstelling door waarneming het
verschijnsel wederzijdse inductie omschrijven.
Het verschijnsel wederzijdse inductie
5
Het verschijnsel
aantonen.
Ballast
In- en uitschakelen van motor en de invloed op de
contacten van een relais.
Vonkvorming
6
De principiële werking van de transfo verklaren.
Principiële werking transformator.
Invloed aantal windingen prim./ Sec.
7
Voorbeelden
opsommen.
Ballast, transfo,..
die
van
de
bewegingszin
inductie
inductie
zonder
zonder
aanduiden
beweging
beweging
Rechterhandregel
DIDACTISCHE WENKEN
Geen formules toepassen. Door middel van proeven de leerlingen zelf de begrippen en invloeden van de diverse
factoren laten ontdekken en verwoorden.
Principiële werking generator demonstreren
Principiële werking transformator demonstreren
Proeven
1
Staafmagneet met noordpool bewegen in een spoel waarop een ampèremeter met nulstand in het midden
aangesloten is.
Idem maar staafmagneet stil houden.
Idem maar spoel over de staafmagneet bewegen.
Staafmagneet met zuidpool inbrengen in de spoel.
3de graad BSO
Elektrische installaties
25
D/2004/0279/051
2
Idem maar met grotere snelheid.
Idem maar meer windingen op de spoel
Idem met dezelfde snelheid maar met twee staafmagneten.
3
Tussen de polen van een hoefmagneet een geleider plaatsen met daarop een ampèremeter met nul in het
midden. Geleider evenwijdig en niet- evenwijdig bewegen. Stroomzin bepalen.
Rechterhandregel toepassen.
Proefopstelling generator.
4
Proefopstelling transfo.
5
Idem met meer wikkelingen op primaire
Idem met meer wikkelingen op secundaire.
5.5
Eenfasige wisselstroom
5.5.1
Vectoriële voorstelling (U)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De wisselstroombegrippen vectorieel voorstellen.
(U) Vectoriële voorstelling
5.5.2
Benamingen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
LEERINHOUDEN
De begrippen periode, frequentie, maximumwaarde, Wisselstroombenamingen:
effectieve waarde en ogenblikkelijke waarde
•
periode
toelichten.
2
Het verband tussen periode
experimenteel vaststellen.
en
frequentie
3
Het verband tussen maximum en effectieve waarde
experimenteel vaststellen.
•
frequentie
•
maximum waarde
•
effectieve waarde
•
ogenblikkelijke waarde
Verband tussen periode en frequentie
Verband tussen maximum en effectieve waarde
DIDACTISCHE WENKEN
Met de scoop visueel de diverse wisselstroom benamingen aanbrengen.
Op de grafische voorstelling van wisselstroom de diverse benamingen aanbrengen.
Op grafische wijze het verband tussen periode/ frequentie en maximum, effectieve waarde aantonen.
Voorbeelden op internet gebruiken.
Duidelijke figuren ter beschikking van de leerlingen stellen.
26
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Laboefeningen
1
Stroom laten meten in gelijkspanningskring.

Via wisselschakelaar de spanning ompolen in een gelijkspanningskring en stroom meten met
ampèremeter met nulstand in het midden.

Vorige twee tonen op oscilloscoop en grafisch voorstellen (blokgolf) door leerlingen.

Wisselspanning meten met oscilloscoop die correct ingesteld is door de leerkracht.
2
Frequentie laten variëren en meten met oscilloscoop + grafisch voorstellen.
3
Via scoop en multimeter het verband vaststellen + grafisch voorstellen
5.5.3
Enkelvoudige wisselstroomketens
5.5.3.1
Zuiver ohms
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Experimenteel vaststellen dat de stroom door een
zuiver ohmse weerstand op wissel- en
gelijkspanning gelijk is.
Vergelijking gedrag DC-AC
2
Experimenteel vaststellen dat P= S is.
Actief vermogen (P)
Schijnbaar vermogen (S)
3
Experimenteel vaststellen dat R= Z is.
Gelijkstroom-(R) en wisselstroomweerstand (Z)
4
Grafisch spanning en stroom voorstellen bij zuiver
ohmse weerstand.
5
R en Z berekenen vanuit gemeten spanning en
stroom.
Gelijkstroom- (R) en wisselstroomweerstand (Z)
6
Het begrip in fase toelichten.
Begrip in fase
DIDACTISCHE WENKEN
Door middel van labo- oefeningen de leerlingen de diverse begrippen laten ontdekken.
Startende uit de vergelijking van het gedrag op DC en AC tot de diverse conclusies komen.
Hier komen ook onmiddellijk de begrippen P en S aan bod. Aantonen door meten met VA –methode en
Wattmeter dat P≠S bij condensator en spoel.
De begrippen grafisch voorstellen.
Formules beperken tot P, S, R en Z
Laboefeningen
•
Stroom bij DC en AC laten meten door een zuiver ohmse weerstand.
•
Vermogen meten bij DC en AC.
•
Uit gemeten stroom en spanning R en Z bepalen.
•
Het begrip in fase grafisch laten voorstellen vanuit demo-opstelling met scoop.
3de graad BSO
Elektrische installaties
27
D/2004/0279/051
•
Vermogen laten meten met wattmeter en VA-methode.
•
Alle meetresultaten in een overzichtelijke tabel laten noteren.
5.5.3.2
Spoel
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Experimenteel vaststellen dat I DC ≠ I AC.
Vergelijking gedrag DC-AC
2
Het verschil tussen R en Z aantonen.
Gelijkstroom- (R) en wisselstroomweerstand (Z)
3
Experimenteel vaststellen dat P≠ S is.
Actief vermogen (P)
Schijnbaar vermogen (S)
4
Grafisch spanning en stroom voorstellen bij een
spoel.
Grafische voorstelling
5
Het begrip naijlen toelichten.
Begrip naijlen
Voorbeeld inductie: TL-lamp
DIDACTISCHE WENKEN
Door middel van labo-oefeningen de leerlingen de diverse begrippen laten ontdekken.
Startende uit de vergelijking van het gedrag op DC en AC tot de diverse conclusies komen.
Hier komen ook onmiddellijk de begrippen P en S aan bod. Aantonen door meten met VA –methode en
Wattmeter dat P≠S bij condensator en spoel.
De begrippen grafisch voorstellen.
Formules beperken tot P, S, R en Z
Laboefeningen
•
Stroom bij DC en AC laten meten door een spoel in U-vormige kern met en zonder sluitstuk.
Vermogen meten bij DC en AC
•
Uit gemeten stroom en spanning R en Z bepalen.
•
Het begrip in fase grafisch laten voorstellen vanuit demo-opstelling met scoop.
•
Vermogen laten meten met wattmeter en VA-methode.
•
Alle meetresultaten in een overzichtelijke tabel laten noteren.
5.5.3.3
Condensator
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De opbouw vaneen condensator omschrijven.
Opbouw condensator
2
Het begrip capaciteit toelichten.
Capaciteit
3
Experimenteel vaststellen dat I DC ≠ I AC.
4
Het verschil tussen R en Z aantonen.
Gelijkstroom- (R) en wisselstroomweerstand (Z)
5
Experimenteel vaststellen dat P≠ S is
Actief vermogen (P)
Schijnbaar vermogen (S)
28
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
6
Grafisch spanning en stroom voorstellen bij een
condensator.
Grafische voorstelling
7
Het begrip voorijlen toelichten.
Begrip voorijlen
DIDACTISCHE WENKEN
Door middel van labo-oefeningen de leerlingen de diverse begrippen laten ontdekken.
Startende uit de vergelijking van het gedrag op DC en AC tot de diverse conclusies komen.
Hier komen ook onmiddellijk de begrippen P en S aan bod. Aantonen door meten met VA –methode en
Wattmeter dat P≠S bij condensator en spoel.
De begrippen grafisch voorstellen.
Formules beperken tot P, S, R en Z
Laboefeningen
•
Een condensator op een bron aansluiten in serie met een ampèremeter met nulstand en het laden
vaststellen. Met dezelfde opstelling het ontladen vaststellen.
•
Door een didactische opstelling de diverse factoren die de capaciteit beïnvloeden laten vaststellen voor een
zelfgemaakte condensator.
•
Stroom bij DC en AC laten meten door een condensator.
•
Vermogen meten bij DC en AC
•
Uit gemeten stroom en spanning R en Z bepalen.
•
Het begrip in fase grafisch laten voorstellen vanuit demo-opstelling met scoop.
•
Vermogen laten meten met wattmeter en VA-methode.
•
Alle meetresultaten in een overzichtelijke tabel laten noteren.
5.5.4
Eenfasige transformator
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De principiële werking van een transformator
verwoorden.
Werking transfo
Verband tussen spanning en aantal wikkelingen
2
De gegevens op het kenplaatje van een transfo
toelichten.
Kenplaatje symbolen herkennen
3
De voor- en nadelen van de diverse soorten
transfo’s omschrijven.
Soorten tranfo en voor- en nadelen:
4
De correcte beveiliging voor een transfo bepalen.
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Autotransfo
•
Scheidingstransfo
•
Veiligheidstransfo
•
Meettransfo—stroomtang
•
Elektronische transfo
•
Kortsluitvast
Begrip ICC en zijn invloed op zekeringkeuze
29
D/2004/0279/051
5
De bruggelijkrichter schakelen.
Gelijkrichting: bruggelijkrichting
6
(U) Experimenteel de invloed van een condensator
op de rimpel van de gelijkspanning vaststellen.
(U) Afvlakking
Bv. Parlofoon
DIDACTISCHE WENKEN
Door een didactische opstelling de leerlingen zelf de werking van een transfo laten ontdekken.
Gebruik maken van veelgebruikte modellen en de gegevens van de kenplaatjes laten noteren.
De link leggen naar het magnetisme uit elektriciteit en lab en beveiligingen uit installatiemethoden.
Bruggelijkrichter aantonen met oscilloscoop voor en na de gelijkrichting
Laboefeningen
•
Op een U-vormige kern twee spoelen met gelijke windingen plaatsen. De U-kern met een Juk sluiten.
Op de primaire DC aansluiten via drukknop. Op de sec. een ampèremeter met nulstand.
Keten sluiten = uitwijking van de naald.
Keten openen = omgekeerde uitwijking van de naald.
•
De secundaire spoel vervangen door één met meer windingen. Vaststelling: grotere uitwijking van het
meettoestel.
•
Verschillende malen na elkaar de kring openen en sluiten. De lln. grafisch het rechts en links uitwijken van
het meettoestel als een wisselspanning laten voorstellen.
•
De drukknop vervangen door een regelbare weerstand. Vaststellen dat bij een voortdurende wijziging in
stroom een spanning in de secundaire opgewekt wordt.
•
De gelijkspanningsbron vervangen door een wisselspanningsbron en de spanning op de secundaire meten
met een universeel meettoestel en visualiseren met een oscilloscoop.
•
Beide kernen terug gelijk nemen en een wisselspanningsbron aansluiten. U
voltmeter.
•
Idem maar met meer windingen op secundaire t.o.v. primaire.
•
Idem maar met meer windingen op de primaire t.o.v. de primaire.
•
Zelfde proeven als bovenstaand maar met belaste transfo. Naast spanning ook stroom in primaire en
secundaire meten.
•
Van bestaande transformatoren de maximum belasting bepalen.
3
Het onderscheid tussen een scheidings- en autotransfo door meting laten vaststellen.
5
De bruggelijkrichter schakelen en proefondervindelijk d.m.v. oscilloscoop de gelijkrichting laten vaststellen.
30
D/2004/0279/051
prim.
+ U
sec.
Meten met
3de graad BSO
Elektrische installaties
5.5.5
Samengestelde wisselstroomketens
5.5.5.1
R-L serie en parallel
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Experimenteel de invloed van een spoel op een
zuiver ohmse keten vaststellen.
RL op DC en AC
2
Deelspanningen en stromen in een RL-teken Meten van deelspanningen
meten.
Meten van vermogen V-A
(energiemeter)
en
Wattmeter
3
Experimenteel vaststellen dat PPs en RZ
Gelijkstroom (R)- en wisselstroomweerstand (Z)
Actief vermogen (P)
Schijnbaar vermogen (Ps)
4
Cos meten
Cos
5
Cos berekenen uit P en Ps.
Berekenen van cos.
Praktijkvoorbeelden R-L in serie en parallel
DIDACTISCHE WENKEN
Vertrekkende vanuit RL de C toevoegen. Invloed van C op RL
Vertrekkende vanuit RC de L toevoegen. Invloed van L op RC
XL en Xc niet berekenen.
Voor de metingen componenten gebruiken die de leerlingen vanuit de praktijk kennen.
Laboefeningen
•
Een RL keten opbouwen (bv. gloeilamp en ballast) en de deelstromen en –spanningen meten
•
De waarden van R en L laten variëren en opnieuw de deelsstromen en –spanningen meten.
•
De P en Ps meten met wattmeter of energiemeter en hieruit de cos afleiden.
•
De cos meten in bovenstaande RL ketens.
•
Dezelfde ketens aansluiten op gelijkspanning en de deelspanningen en -stromen meten.
5.5.5.2
R-C in serie en parallel
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Experimenteel de invloed van een condensator op
een zuiver ohmse keten vaststellen.
RC op DC en AC
2
Deelspanningen en stromen in een RC-keten Meten van deelspanningen
meten.
Meten van vermogen V-A
(energiemeter)
en
Wattmeter
3
Experimenteel vaststellen dat PS en RZ
Gelijkstroom- (R) en wisselstroomweerstand (Z)
Actief vermogen (P)
Schijnbaar vermogen (S)
4
Cos meten.
Cos
3de graad BSO
Elektrische installaties
31
D/2004/0279/051
5
Cos berekenen uit P en Ps
Berekenen van cos
Praktijkvoorbeelden R-C in serie en parallel
DIDACTISCHE WENKEN
Vertrekkende vanuit RL de C toevoegen. Invloed van C op RL
Vertrekkende vanuit RC de L toevoegen. Invloed van L op RC
XL en Xc niet berekenen.
Voor de metingen componenten gebruiken die de leerlingen vanuit de praktijk kennen.
Laboefeningen
•
Een RC-keten opbouwen (bv. gloeilamp en condensator) en de deelstromen en –spanningen laten meten.
De waarden van R en C laten variëren en opnieuw de deelsstromen en –spanningen meten.
De P en Ps meten met wattmeter of energiemeter en hieruit de cos afleiden.
•
De cos meten in bovenstaande RC ketens.
•
Dezelfde ketens aansluiten op gelijkspanning en de deelspanningen en -stromen meten.
5.5.5.3
R-L-C in serie en parallel (U)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
(U) Experimenteel de invloed van een condensator
op een zuiver RL-keten en van een spoel op een
RC-keten vaststellen.
RLC op DC en AC
2
(U) Deelspanningen en stromen in een RLC-keten Meten van deelspanningen
meten.
Meten van vermogen V-A
(energiemeter)
en
Wattmeter
3
(U) Experimenteel vaststellen dat PS en RZ
Gelijkstroom- (R) en wisselstroomweerstand (Z)
Actief vermogen (P)
Schijnbaar vermogen (S)
4
(U) Cos meten.
Cos
5
(U) Cos berekenen uit P en Ps.
Berekenen van cos
Praktijkvoorbeelden R-L-C in serie en parallel
DIDACTISCHE WENKEN
Vertrekkende vanuit RL de C toevoegen. Invloed van C op RL
Vertrekkende vanuit RC de L toevoegen. Invloed van L op RC
XL en Xc niet berekenen.
Voor de metingen componenten gebruiken die de leerlingen vanuit de praktijk kennen.
Laboefeningen
•
Een RLC keten opbouwen (bv. gloeilamp, ballast en condensator) en de deelstromen en –spanningen laten
meten.
•
De waarden van R,L en C laten variëren en opnieuw de deelsstromen en –spanningen meten.
De P en Ps meten met wattmeter of energiemeter en hieruit de cos afleiden.
•
De cos meten in bovenstaande RLC ketens.
32
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Dezelfde ketens aansluiten op gelijkspanning en de deelspanningen en -stromen meten.
5.5.6
Verbeteren van de cos
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Nadelen van een slechte cos  formuleren.
Nadelen van slechte cos 
Invloed van de cos  om de stroom
2
Proefondervindelijk de juiste condensator voor het
verbeteren van de cos  vaststellen.
Voorbeelden van verbetering
3
Via tabellen de juiste condensator bepalen.
Tabellen voor verbetering cos  bv. TL-lampen
DIDACTISCHE WENKEN
Tabellen gebruiken om de condensator vast te stellen. De condensator niet berekenen.
Door meting de noodzaak van een goede cos proefondervindelijk laten vaststellen.
Cos aanbrengen als de verhouding tussen het actief vermogen tot het schijnbaar vermogen.
Kenplaatjes van motoren laten noteren ( cos) en daaruit P en PS berekenen.
Laboefeningen
•
Bij een klassieke TL –schakeling(en) verschillende condensatoren in serie en parallel schakelen en P, Ps,
de stroom en cos meten.
•
Proefondervindelijk tot de juiste condensator voor compensatie komen.
5.6
Driefasennetten
5.6.1
Lijn en fasenspanning en –stroom
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Lijn- en fasespanning van elkaar onderscheiden.
Lijn- en fasespanning en –stroom
2
Lijn en fasespanning grafisch voorstellen.
Lijn- en fasespanning en –stroom
Grafische voorstelling
3
Verband tussen lijn en fasespanning afleiden.
Lijn- en fasespanning en –stroom
Factor 1,73
4
De zin van een driefasig net verwoorden.
Voordelen van een driefasig net
DIDACTISCHE WENKEN
Laboefeningen
•
Op een driefasennet de lijn- en fasespanning meten. Hieruit het verband tussen lijn- en fasespanning
afleiden.
•
Eénfasige verbruikers correct aansluiten op een driefasennet.
•
Bij een bestaand net door meting het soort net laten vaststellen.
3de graad BSO
Elektrische installaties
33
D/2004/0279/051
5.6.2
Driefasentransfo
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Principiële werking van een driefasentransfo
verwoorden.
Principiële werking
Kenplaatje
2
De ster- en driehoekschakeling van een transfo
tekenen.
Aansluiting ster-driehoek
3
Het kenplaatje van een driefasige transfo toelichten.
Bouw
Verliezen en rendement
ICC
Kenplaatje transfo
4
De diverse spanningen aanduiden in een sterk- en Lijn- en fasespanning
driehoekschakeling.
5
De transfo schakelen in sterk en driehoek.
Aansluiting ster-driehoek
DIDACTISCHE WENKEN
Bij de verdere leerstof enkel nog de secundaire van de nettransfo tekenen.
Laboefeningen
•
Een driefasige transfo schakelen in de diverse combinaties van ster en driehoek.
•
De lijn- en fasespanning meten bij de diverse combinaties en grafisch voorstellen.
5.6.3
Driefasenbelasting
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Juiste
keuze
maken
tussen
steren
driehoekschakeling voor gebruikers volgens het net.
Ster- en driehoekschakeling
Lijn en fasespanningen en stromen meten
2
Ster- en driehoekschakeling
voorstellen.
Ster- en driehoekschakeling
3
Vermogen en stroom meten bij gelijke en ongelijke
belasting.
van
gebruikers
Vermogen.
Actief vermogen meten
Wattmeter of power analyser
4
De gevolgen van het wegvallen van de nulleider
door meting vaststellen.
Lijn- en fasespanning.
Grote en kleine vermogen bij enkelfasige gebruikers
na wegvallen van de nulleider.
Meten van spanningen op enkelfasige verbruikers op
3-fasig net na wegvallen van de nulleider.
5
Een IT, TN en TT net van elkaar onderscheiden.
Soorten netten IT, TN, TT
6
De voor- en nadelen van de diverse netten
verwoorden.
Kenmerken IT-, TN- en TT-net
34
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
7
De nodige beveiligingen per net opsommen.
Zekering
Verliesstroomschakelaars
Isolatiewachter
Aardspreidingsweerstand
DIDACTISCHE WENKEN
Voldoende aandacht besteden aan het veiligheidsaspect bij de diverse netsystemen.
Vermogenmetingen gebeuren volgens een opgegeven schema dat klassikaal kan opgebouwd worden.
De invloed van de aardspreidingsweerstand op de contactspanning bij elektrocutie door didactische opstelling
aantonen.
Laboefeningen
•
Verbruikers met diverse spanningen aansluiten ( in ster en driehoek) op het aanwezige net.
•
De lijn- en fasespanning en stroom bij diverse verbruikers (zowel motoren als klassieke verbruikers) meten.
•
De spanning over monofasige verbruikers ( groot en klein vermogen) meten voor- en na het weglaten van
de nulleider. Hieruit het gevaar afleiden van het wegvallen van de nulleider bij een driefasig net.
•
Door een didactische opstelling de leerlingen de diverse netten ( IT,TN en TT) laten onderscheiden.
•
Door meting de gevaren van directe en indirecte aanraking voor de verschillende netten laten vaststellen.
•
Op een didactische opstelling de correcte beveiligingen ( zekeringen, verliesstroomschakelaars,
isolatiewachter) opstellen afhankelijk van het soort net ( IT,TN en TT).
5.7
Draaistroommotoren
5.7.1
Asynchroon
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Gegevens van een kenplaatje opnemen.
2
Principiële werking van een elektromotor door
proefopstelling aantonen.
Principiële werking
Herkennen
Aansluiten
3
Onderdelen van een elektromotor benoemen.
Onderdelen van een elektromotor
4
Eigenschappen van de diverse soorten weergeven.
Kooianker
5
Gebruik van de diverse soorten toelichten.
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Dubbelkooianker
•
Sleepringmotor
•
2- toerental ( Dahlander)
Waar gebruiken
•
Kooianker
•
Dubbelkooianker
•
Sleepringmotor
35
D/2004/0279/051
•
2- toerental ( Dahlander)
6
Aansluitklemmen bepalen.
Aansluitklemmen
7
Lijnstroom door meting vaststellen.
Lijnstroom
8
Het verloop van de aanloopstroom bij de meest
voorkomende aanloopmethodes vaststellen.
Aanloop in ster-driehoek, met rotoraanzetweerstand,
softstarters, frequentiesturing
9
Arbeidsfactor meten bij diverse belastingen
Arbeidsfactor meten
DIDACTISCHE WENKEN
Vertrekkende van een didactische opstelling de werking van een asynchrone motor uitleggen. Zich beperken tot
de principiële motorwerking via didactische leermiddelen.
De nadruk leggen op het herkennen van het soort motor en het aansluiten ervan.
Laboefeningen
•
Van de diverse soorten motoren het kenplaatje laten opnemen en de aansluitklemmen bepalen.
•
De motoren aansluiten in overeenstemming met de netspanning.
•
De lijnstroom bij de diverse types meten.
•
De cos bij de diverse types meten.
5.7.2
Eénfasige asynchrone motor
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De principiële werking van een éénfasige
wisselstroommotor door proefopstelling aantonen.
Principiële werking
2
De eigenschappen van een éénfasige asynchrone
motor opsommen.
Herkennen
Aansluiten
Waar gebruiken
3
Schematisch tekenen hoe de draaizin van de
éénfasige asynchrone motor kan omgekeerd
worden.
Aansluitschema
Omkeren draaizin
4
Een driefasige asynchrone motor schakelen op een
monofasig niet.
Condensator
Tabel voor bepalen condensator
DIDACTISCHE WENKEN
Vertrekkende van een didactische opstelling de werking van de éénfasige asynchrone motor uitleggen.
Zich beperken tot de principiële motorwerking via didactische leermiddelen.
36
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Laboefeningen
•
Van een motor het kenplaatje laten opnemen en de aansluitklemmen bepalen.
•
De motor aansluiten in overeenstemming met de netspanning.
•
De lijnstroom meten.
•
De cos bij de diverse types meten.
•
Een driefasige asynchrone motor éénfasig aanschakelen met behulp van een tabel met de
condensatorwaarden.
5.7.3
De universele motor
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Onderdelen van de universele motor benoemen.
Principiële werking
Gebruik
2
Schematisch tekenen hoe de draaizin van de
universele motor kan omgekeerd worden.
Aansluitschema
3
De functie van de ontstoringscondensator verklaren.
Ontstoren van universle motor
DIDACTISCHE WENKEN
Vertrekkende van een didactische opstelling de werking van de universele motor uitleggen. Hiervoor motoren uit
huishoudelijke toestellen (bv. mixer) gebruiken.
Zich beperken tot de principiële motorwerking via didactische leermiddelen.
Laboefeningen
•
Van diverse motoren het kenplaatje laten opnemen en de aansluitklemmen bepalen.
•
De motor aansluiten in overeenstemming met de netspanning.
•
De lijnstroom bij de diverse types meten.
•
De cos bij de diverse types meten.
3de graad BSO
Elektrische installaties
37
D/2004/0279/051
6
Uitvoeringsmethoden: leerplandoelstellingen, leerinhouden,
pedagogisch-didactische wenken
Doelstellingen met de vermelding (U) kunnen bij uitbreiding worden nagestreefd. Alle andere doelstellingen
moeten worden bereikt.
De cursief gedrukte doelstellingen houden verband met het lezen, aanvullen of tekenen van schema’s.
Sommige van deze schema’s worden geheel of gedeeltelijk uitgevoerd in het vak “Realisaties elektriciteit”.
Residentiële en industriële verlichting
6.1
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De begrippen in verband met verlichting herkennen.
Verlichting: grootheden, eenheden
2
Het principe van de gasontladingslampen verklaren Fluorescentielamp,
kwikdamplamp,
en hun kenmerken en gebruik toelichten.
natriumdamplamp, metaalhalogeenlamp
3
(U)
Het
stroboscopisch
effect
bij
gasontladingslampen herkennen en toelichten hoe
dit kan voorkomen worden.
4
Fluorescentieverlichting: BSO studierichting tweede Fluorescentieverlichting
graad “Elektrische installaties”: eenvoudige
residentiële toepassingen.
5
In verband met TL-lampen en in functie van de
(industriële) toepassing:

de functie van starter, veiligheidsstarter,
condensator
en
diverse
types
voorschakelapparaten toelichten,

de soorten lampen en hun kenmerken
herkennen,

compacte fluorescentielampen / spaarlampen
herkennen,

diverse
(industriële)
railsystemen herkennen,

automatische lichtsturing herkennen.
armaturen
Stroboscopisch effect
TL-schakelingen
Types,
diameters,
verlichtingssterkte
Toepassingen
kleurtemperatuur,
Industriële armaturen
Automatisering van (industriële) verlichting
en
6
Halogeenverlichting: BSO studierichting tweede
graad “Elektrische installaties”: eenvoudige
residentiële toepassingen.
Halogeenverlichting
7
In verband met halogeenlampen en in functie van
de toepassing:
Schakelingen met halogeenlampen

de soorten en hun kenmerken herkennen

de soorten armaturen herkennen,

de soorten transformatoren herkennen,

de bijbehorende dimmers herkennen,
38
D/2004/0279/051
KWI,
3de graad BSO
Elektrische installaties

e correcte beveiliging en draaddiameter
herkennen,

diverse (industriële) armaturen herkennen.
8
Het principe en de voordelen van LED-verlichting
herkennen en een toepassing beschrijven.
LED-verlichting
9
(U)
Buislampen
voor
hoogspanning
(neonverlichting) herkennen en hun gebruik
toelichten.
Neonverlichting
10 Een
noodverlichting
en
de
betreffende
voorschriften, de plaatsingstechniek en de
pictogrammen voor de noodverlichting herkennen.
Noodverlichting: voorschriften, systemen, kabels,
plaatsingstechniek, pictogrammen
11 De uitvoeringsvormen van industriële verlichting
kiezen in functie van de gevarenzone’s en de
plaatsingstechnieken toelichten.
Industriële
verlichting:
gevarenzones,
uitvoeringsvormen, ex armaturen, buitenarmaturen,
plaatsingstechnieken
12 De componenten voor (industriële) verlichting
herkennen en toepassen in een aantal elektrische
schema’s en daarbij de genormeerde symbolen en
coderingen gebruiken. De veiligheidsvoorschriften
bij de diverse plaatsingstechnieken herkennen.
Schema’s van (industriële) installaties
13 Technische
informatie
(eigenschappen,
karakteristieken, aansluitgegevens) over de
componenten voor (industriële) verlichting zoeken
via catalogi, cd-rom’s en internet en een correcte
keuze maken, met aandacht voor kwaliteit en
kostprijs.
Technische informatie
DIDACTISCHE WENKEN
Behandel de leerinhouden in een concrete context en met nadruk op de aspecten die voor de correcte en
kwaliteitsvolle uitvoering van de installatie van belang zijn.
5 elektronische ballast, HF-ballast, elektronisch voorschakelapparaat, parallelcompensatie en duoschakeling,
DCF-klok, schemer- en naderingsschakelaar …
3de graad BSO
Elektrische installaties
39
D/2004/0279/051
6.2
Comfort- en communicatieschakelingen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De
bijsluiter
van
een
parlofoonen
videofooninstallatie lezen en het stroomkring-,
leiding- en bedradingschema interpreteren.
Parlofoon- en videofooninstallatie van een utilitair
gebouw
2
(U) De bijsluiter lezen en het stroomkring-, leidingen bedradingschema van een camerabewaking
interpreteren.
Camerabewaking
3
De
kabels
voor
communicatiebewakingssystemen herkennen.
Specifieke kabels
4
De specifieke componenten, kabels en connectoren Netwerken
voor netwerkverbindingen herkennen.
en
DIDACTISCHE WENKEN
3 en 4 Svt, vvt, UTP, STP en coax, RJ 45-aansluitingen (perstechnieken).
6.3
Domotica
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Het schema van een ‘klassieke’ installatie
omvormen naar een domotica-uitvoering en de
betreffende schema’s interpreteren.
‘Stand-alone’ oplossing, bussysteem
2
De noodzakelijke componenten voor de domoticainstallatie herkennen.
Componenten, materiaallijst
3
(U) Aan de hand van een situatieschema een deel
van een nieuwe installatie samenstellen ontwerpen
en de betreffende schema’s tekenen.
Bussysteem
DIDACTISCHE WENKEN
In de tweede graad is een begin gemaakt met eenvoudige domotica (‘stand alone oplossing’). Een korte
herhaling kan noodzakelijk zijn vanwege de vrij recente ontwikkelingen. In de derde graad kan een bussysteem
aan bod komen
Mogelijke modules: verlichting, afstandsdimmers, schemerschakeling, rolluikbediening, automatische
zonnewering, schakelklokken, signalisatie, hek of poort, vaste en mobiele zenders en ontvangers, …
Het is niet noodzakelijk de interne werking van de modules te behandelen.
Kies een gangbaar en betaalbaar systeem.
40
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
6.4
Residentiële en industriële elektrische verwarming
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De begrippen in verband met warmteoverdracht
herkennen.
Materie, temperatuur, eenheden, warmteoverdracht,
comforttemperatuur
2
Het verschil tussen straling, stroming en geleiding
verklaren.
Straling, stroming (convectie), geleiding (conductie)
3
De verschillende mogelijkheden om elektrisch te
verwarmen opsommen en de diverse toestellen en
componenten
van
een
elektrische
verwarmingsinstallatie herkennen.
Verwarmingssystemen, thermostaat, oplaadautomaat,
pomp
4
De constructie en de plaatsingstechnieken van de
apparaten voor elektrische verwarming en de
andere componenten van de verwarmingsinstallatie
herkennen
Constructie, plaatsingstechnieken
5
De plaatsingstechnieken voor een aantal elektrische
systemen voor warmwaterbereiding herkennen.
Warmwaterbereiding
6
De aansluitgegevens van een constructeur lezen.
Aansluitingen
7
De
(deel)schema’s
van
een
elektrische
verwarmingsinstallatie tekenen of aanvullen en
interpreteren.
Schema’s
DIDACTISCHE WENKEN
3 De opsomming van systemen beperken: straling-, plafond- of vloerverwarming, statische, dynamische of
gemengde accumulatie.
4 De inwendige opbouw verklaren aan de hand van doorsnedetekeningen.
6.5
Opwekken, transporteren en verdelen van elektrische energie
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
(U) Diverse types elektriciteitscentrales aan de hand
van een blokschema herkennen.
Elektriciteitscentrales
2
(U)
De
kenmerken
productiemethoden voor
toelichten.
Alternatieve productiemethoden
3
(U) Verklaren waarom het transport van elektrische
stroom op een hoge spanning gebeurt en de
verdeling over HS-, MS- naar LS-netten naar de
verbruiker omschrijven.
Transport en verdeling
4
Aan de hand van een schema de functie van de
onderdelen van een distributie- of klantenpost
Distributiepost
3de graad BSO
Elektrische installaties
van
alternatieve
elektrische energie
41
D/2004/0279/051
herkennen.
5
De procedures voor het deskundig uit- en
inschakelen
van
het
laagen
hoogspanningsgedeelte
van
een
hoogspanningspost herkennen.
Uit- en inschakelprocedures
6
De specifieke toegankelijkheids- en veiligheidseisen
voor het werken in een hoogspanningsomgeving en
de persoonlijke beschermingsmaatregelen in
verband daarmee herkennen.
Specifieke veiligheidsmaatregelen (BA-regeling,
spanningloos
werken,
isolatiegereedschap,
pictogrammen)
7
De structuur en de voor- en nadelen van de
verschillende netten herkennen in een schema.
Netstructuren: IT, TT en TN
8
De nadelige effecten van de afnamepieken
verklaren en de eisen van de leverancier in verband
met de arbeidsfactor en de gevolgen bij het niet
naleven herkennen.
Afnamepieken, arbeidsfactor, sancties
9
(U) Technieken om de arbeidsfactor te verbeteren
opsommen.
Compensatietechnieken
10 De constructieve kenmerken van
energiekabels herkennen.
industriële
Kenmerken van industriële kabels
11 De specifieke gereedschappen en hulpmiddelen
voor het plaatsen van kabels herkennen.
Gereedschappen en hulpmiddelen
12 De verschillende soorten geleidersystemen voor
industriële installaties en hun montagetoebehoren
herkennen.
Geleidersystemen
DIDACTISCHE WENKEN
1
Aan de hand van documentatie (foto’s, posters, cd-rom’s, videofilm, …) van de elektriciteitsproducent, de
types van de Belgische centrales vergelijken. STEG-centrale en warmtekrachtkoppeling vermelden.
2
Informatie over windmolens en windmolenparken zoeken, bijvoorbeeld via internet. Informatie over zonneenergie en warmtepomp verzamelen.
3
Het elektrisch energietransport vanaf de centrale tot aan de school reconstrueren via landkaarten,
stafkaarten en schema’s.
4
Enkel de belangrijkste onderdelen van de post.
5 en 6 De “vitale vijf” om te schakelen omschrijven.
9
Compensatietechnieken, condensatorbatterijen (aantal mogelijkheden beperken).
10, 11 en 12 Kabels, verbindingen en kanalen als didactisch materiaal gebruiken, foto’s volstaan niet; beperken
tot enkele types gebruikt door de elektriciteitsverdeler; EVAVB, EVAVVB, EAXVB, EVVB, EXVB;
integreer de kabeltypes met het lezen en tekenen van schema’s uit de verschillende
leerplanonderdelen, wat meteen een beperking van het aantal betekent; gebruik catalogi, cdrom’s, internet; leg hier zeker het verband met het vak “Realisaties elektriciteit”.
42
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Componenten voor industriële installaties
6.6
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De volgende componenten voor industriële
installaties herkennen en toepassen in een aantal
elektrische schema’s en daarbij de genormeerde
symbolen en coderingen gebruiken.
Schema’s van industriële installaties
2
Technische
informatie
(eigenschappen,
karakteristieken, aansluitgegevens) over de
volgende componenten voor industriële installaties
zoeken via catalogi, cd-rom’s en internet.
Technische informatie
3
Aan de hand van de kleur de spanning van
industriële stopcontacten herkennen en een
verantwoorde keuze maken.
Spanning
4
De beschikbare types van industriële stopcontacten
voor verschillende stroomsterkten herkennen.
Stroom
5
De verschillende bouwvormen en plaatsingswijzen
van industriële stopcontacten toelichten.
Bouwvormen, vergrendelingen, plaatsingstechnieken
6
De vereiste aansluitkabel bij een industrieel
stopcontact voor een specifieke toepassing
herkennen.
Aansluitkabel, type en sectie
7
Diverse types van scheidings-, last- en vermogenschakelaars, hun bouw en hun toepassingsgebied
in schema’s herkennen.
Scheidings-, last- en vermogenschakelaars
8
Diverse types van drukknoppen, signaallampen
noodstopschakelaars herkennen aan de hand van
hun vorm en toepassingsgebied.
Drukknoppen, noodstopschakelaars, signaallampen
9
Diverse types van industriële eindeloopschakelaars
herkennen aan de hand van hun vorm en toepassingsgebied.
Eindeloopschakelaars (NO, NC)
10 (U) Diverse speciale schakelaars herkennen aan de
hand van hun vorm en toepassingsgebied.
Standenschakelaar,
microschakelaar,
vlotterschakelaar, drukschakelaar, tijdschakelaar
11 De onderdelen van een contactor herkennen en het Contactor (magneetvermogenschakelaar)
onderscheid tussen een vermogen- en een
stuurcontactor toelichten.
12 De inbouwmaten van een contactor en de geschikte Inbouw van contactoren
montagewijze herkennen.
13 De elementen van een nokkenschakelaar
herkennen en een schema tekenen aan de hand
van een schakeldiagram.
Bouw en schakeldiagram van nokkenschakelaars
14 De functie en het gebruik van sensoren in hun
toepassingsgebied herkennen.
Sensoren
15 Het
Optische
basisprincipe,
3de graad BSO
Elektrische installaties
de
kenmerken
en
de
43
D/2004/0279/051
verschillende
toelichten.
aansluitsystemen van sensoren
Capacitief
Inductief
Ultrasoon (U)
Druk, kracht, temperatuur
Analoog, digitaal (U)
16 (U) De specifieke schakelaars, de bijbehorende
montage- en plaatsingstechnieken en de
gereedschappen voor gebruik in gevarenzones
(explosiegevaar) herkennen.
Ex schakelaars
17 Het onderscheid tussen de beveiliging van een
installatie en de beveiliging van personen toelichten.
Installatie- en personenbeveiliging
18 Het verschil tussen residentiële en industriële
beveiligingen toelichten.
Residentiële en industriële beveiliging
19 Industriële
schroef-,
pen-,
patroonen
meszekeringen en hun uitschakelkarakteristieken
herkennen.
Industriële
zekeringen,
uitschakelkarakteristieken
20 De
principes,
uitvoeringsvormen
en
uitschakelkarakteristieken
van
industriële
elektromagnetische
en
elektrothermische
beveiligingsautomaten
omschrijven
in
hun
toepassingsgebied.
Industriële beveiligingsautomaten
21 De oorzaken van abnormale stroomtoename en
overbelasting bij motoren opsommen en toelichten
waarom smeltveiligheden niet gebruikt worden om
motoren te beveiligen.
Overbelasting
22 De componenten voor specifieke motorbeveiliging,
hun kenmerken en karakteristieken herkennen en
de principiële werking omschrijven aan de hand van
schema’s
Motorbeveiligers
en
vermogenautomaten,
elektromagnetisch,
thermisch,
elektronisch,
gecombineerde beveiliging kortsluiting/overbelasting,
overstroom, minimumspanning, veiligheidsrelais
23 De principiële werking van een (industriële)
differentieelschakelaar en een automatische
aardstroomschakelaar met differentieelinrichting
herkennen.
Principe, werking
24 De types herkennen en rekening houden met
specifieke eisen voor een bepaalde toepassing en
de industriële regelgeving.
Types differentieelschakelaars en –automaten
HOV,
DIDACTISCHE WENKEN
Industriële componenten als didactisch materiaal gebruiken, foto’s volstaan niet.
6 Ook industriële verlengkabels vermelden.
7 In, Un, polen, afschakelvermogen, schakelfrequentie, mechanische en elektrische duurzaamheid.
13 Keuze nokkenschakelaars: uit, aan-uit, omkeer, ster-driehoek, omschakelaar, lijnspanningsschakelaar,
veiligheidsschakelaar.
44
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
19 tot 24 Een gestructureerd overzicht van de beveiligingen ter beschikking stellen en rekening houden met de
Europese machinerichtlijn.
6.7
Industriële schakel- en verdeelborden
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Het onderscheid tussen industriële schakel- en
verdeelkasten en tussen enkelvoudige en
samengestelde kasten herkennen.
Industriële schakel- en verdeelkasten, enkelvoudige
en samengestelde kasten, soorten, IP-waarden
2
De opbouw, de hulpstukken en de gereedschappen
voor het bouwen van kasten herkennen.
Kastenbouw
3
Plaatsingstechnieken voor werf- en industriële
kasten en de hierbij noodzakelijke gereedschappen
omschrijven.
Plaatsingstechnieken, maten, wanddoorboringen,
gereedschappen
4
Rekening houden met de eisen van de plaatselijke
stroomleverancier en de veiligheidsvoorschriften.
Voorschriften.
5
Het bedradingsschema en de draad- en
kabelnummering van een industriële (werf)kast
tekenen rekening houdend met het net.
Bedradingsschema
DIDACTISCHE WENKEN
AREI artikelnummers 17, 41, 134 en 135
2 Let bij de opbouw ook op: planhouder, deuraarding, ventilatieroosters, kastverwarming, kastverlichting,
werkstopcontact en equipotentiaalverbinding.
6.8
Motoren en motorsturingen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
LEERINHOUDEN
Elektrische motoren, hun sturingen en beveiligingen Schema’s met elektrische motoren en hun sturingen
en genormeerde symbolen en coderingen en beveiligingen
herkennen in een aantal elektrische schema’s.
•
start-stop
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
ster-driehoek
•
omkeer
•
poolomschakeling
•
dahlander
•
softstarter (aansluiten, parametreren)
•
frequentieregelaar (aansluiten, parametreren)
•
koppeling met PLC (U)
•
veiligheidsvoorzieningen (machinerichtlijn)
•
voedingskabels (tabel)
45
D/2004/0279/051
•
meerdere motoren op één voeding (U)
2
Technische
informatie
(eigenschappen,
karakteristieken, aansluitgegevens, beveiligingen)
over elektrische motoren en hun sturingen zoeken
via catalogi, cd-rom’s en internet.
3
De bouw van een motor en de functie van de Bouw en onderdelen
mechanische en elektrische onderdelen herkennen
in samenstellingstekeningen.
4
De verschillende kenmerken die op de kenplaat van
een motor voorkomen en het motortype herkennen.
Motorkenplaat
5
Een
motoraansluitbord
en
de
diverse
aansluitmethoden van een aantal motortypes
herkennen, rekening houdend met diverse
motorsturingen
(aanloopschakelingen,
snelheidsregelingen,
remsystemen
,
veiligheidsrelais…)
Motoraansluitingen
6
De werkgang en de gereedschappen om motoren
te monteren en te demonteren, vlak te plaatsen en
uit te lijnen in functie van een koppeling omschrijven
Plaatsen, monteren, demonteren en uitlijnen van
motoren, kogellagers vervangen
Technische informatie
DIDACTISCHE WENKEN
De theoretische werking en eigenschappen van, en het meten aan motoren en hun diverse sturingen (aanloop,
snelheid, remmen, veiligheid …) worden vooral behandeld in het vak “Elektriciteit en labo”. Anderzijds blijft de
link naar het vak “Realisaties elektriciteit” noodzakelijk, waar de meer praktijkgerichte aspecten van motoren en
hun sturingen aan bod komen.
1, 2 Gebruik zeker ook de gegevens van motoren die in labo en/of werkplaats aanwezig zijn.
6
6.9
Gereedschappen: meetklok, lamellen, diktepasser, dikteplaten, haarliniaal, winkelhaak, schuifmaat, sleutels,
riemschijftrekkers, kettingblokken, koevoeten, zachte hamers, vulblokken,…
Pneumatica
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De componenten met hun genormeerde symbolen
en coderingen en hun functie in een aantal
(elektro)pneumatische schema’s herkennen.
Schema’s van (elektro)pneumatische installaties
- enkel- en dubbelwerkende cilinders
- mono- en bistabiele ventielen (2/2, 3/2, 4/2 en 5/2)
2
Technische informatie (eigenschappen,
karakteristieken, aansluitgegevens …) over
(elektro)
pneumatische componenten zoeken via catalogi,
cd-rom’s en internet
Technische informatie
46
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
6.10
Programmeerbare logische sturingen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
In een blokschema de verschillende delen van een
programmeerbare logische sturing herkennen.
Blokschema
2
De in- en uitgangen van een programmeerbare
sturing in een schema lokaliseren en daarin de
signaalgevers (sensoren) en vermogenelementen
aansluiten.
In- en uitgangen aansluiten
DIDACTISCHE WENKEN
Het correct aansluiten van de componenten van een industriële installatie op de programmeerbare logische
sturingen, dus niet het programmeren, staat centraal. Gebruik voor het realiseren van deze doelstellingen een
specifiek (klein) project of een gedeelte van een groter industrieel project.
3de graad BSO
Elektrische installaties
47
D/2004/0279/051
7
Realisaties elektriciteit: leerplandoelstellingen, leerinhouden,
pedagogisch-didactische wenken
Doelstellingen met de vermelding (U) kunnen bij uitbreiding worden nagestreefd. Alle andere doelstellingen
moeten worden bereikt.
7.1
Het eigen werk organiseren in een industriële omgeving
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
2
3
4
LEERINHOUDEN
•
struikelen, vallen, uitglijden
•
ergonomische werkhouding bij tillen, dragen en
hijsen van lasten
•
werken in besloten ruimten
•
gevaarlijke producten
•
brand- en ontploffingsgevaar
•
tijdelijke installaties
•
AREI,
ARAB,
machinerichtlijn,
laagspanningsrichtlijn, EMC richtlijn
•
kortsluiting,
overbelasting,
elektrocutie
(rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking),
blikseminslag, isolatie, aarding
•
materialen, gereedschappen, machines en
hulpmiddelen (ladders, stellingen, hoogtewerker,
hijstoestellen, verlengkabels, …)
•
signalisatie, gebods- en verbodstekens
•
collectieve beschermingsmiddelen
•
persoonlijke beschermingsmiddelen
•
werkvergunningen, VCA, BA4, BA5
•
Hygiëne
•
koel- en smeermiddelen
•
reinigings- en poetsproducten
•
behandelen, bewerken, verwerken
•
opruimen en afval sorteren
•
opslaan en beschermen
•
verpakkingen (symbolen, instructies, gebreken)
•
recycleren
De nodige maatregelen kennen en toepassen die
men in noodsituaties kan en mag nemen.
•
EHBO (bedrijfsapotheek)
•
Hulpdiensten
Aandacht hebben voor sociale aspecten tijdens het
werk.
•
Teamwerk
•
communicatie
•
gedrag
Maatregelen treffen om risico’s voor zichzelf en voor
anderen uit te schakelen en ongevallen te
voorkomen.
De richtlijnen in verband met de zorg voor het milieu
naleven.
48
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
5
Het eigen werk plannen.
•
schema’s en werkopgaven
•
materiaal en gereedschappen
•
eigen administratie
6
Bij nieuwe installaties de plaats van de toestellen en Nieuwe installaties (meten, smetkoord, waterpas,
de leidingtracé’s uitzetten aan de hand van pasdarm, laser)
situatieschema’s en een kabelplan.
7
Bij renovatie de installatie demonteren.
Renovatie, voorzorgen, technieken
DIDACTISCHE WENKEN
Deze doelstellingen dienen als een rode draad te worden meegenomen tijdens alle werkzaamheden en bij de
keuze en het gebruik van materialen, componenten en gereedschappen. Ook in de vakken “Elektriciteit en lab”
en “Uitvoeringsmethoden” komen ze ten gepaste tijde aan bod. Maak eventueel gebruik van videofilms over
veiligheid.
In dit verband werd in paragraaf 3.3 informatie over de VCA-attestering opgenomen. Er dient ook aandacht te
zijn voor de bekwaamheid van personen: BA4 (gewaarschuwd persoon), BA5 (bevoegd persoon).
Het is van groot belang een duidelijk en ondubbelzinnig geformuleerd werkplaatsreglement te hanteren.
7.2
Specifieke stagedoelstellingen
7.2.1
In verband met voorkennis en voorbereiding
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
2
3
4
5
LEERINHOUDEN
•
contact met bedrijfsleiders
•
solliciteren
•
contractuele afspraken
Inzicht verwerven in de structuur en de werking van
een bedrijf.
•
bedrijfsorganisatie
•
leidinggevende personen
Kennismaken met de bedrijfscultuur
•
bedrijfscultuur
•
bedrijfscomplexiteit
•
Werkuren
•
verplaatsing
•
veiligheid en kledij
•
stageschrift
•
stageverslag
Contacten leggen
bedrijfsleiders.
en
communiceren
met
Praktische afspraken maken met de werkgever
Samenvatten en neerschrijven van de dagtaak
3de graad BSO
Elektrische installaties
49
D/2004/0279/051
7.2.2
In verband met de uitvoering van het werk
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Samenwerken met onder- en bovenbeschikten.
Teamwerk
2
In de school verworven inzichten, vaardigheden en
attitudes in de praktijk toepassen.
transfer school – bedrijf
3
Praktische vaardigheden verwerven die in de school
niet kunnen gerealiseerd worden.
•
andere installaties
•
andere machines
•
andere
materialen,
gereedschappen
•
nieuwe technieken
•
arbeidsritme, rendement, efficiëntie
•
voorschriften naleven
•
weerbaarheid en flexibiliteit
4
Zich leren inpassen in het methodisch en
procesmatig handelen in een bedrijf.
7.2.3
componenten
en
methodisch en procesmatig handelen
In verband met evalueren, rapporteren en bijsturen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Het onderscheid ervaren tussen opleidingssfeer en
bedrijfssfeer en zich bijsturen.
onderscheid opleiding – bedrijf
2
Tijdens de stage zijn zwakke en sterke kanten
ontdekken en daaruit de nood aan bijkomende
opleiding voorzien.
levenslang leren
3
De veiligheidsvoorschriften op de stageplaats naar
waarde evalueren.
welzijn op het werk
4
Een evaluatierapport maken
•
stageboekje
•
stageverslag
DIDACTISCHE WENKEN
De leerlingen worden gestimuleerd om tijdens en na de stageperiode(s) zelfstandig de verworven inzichten en
vaardigheden te verwerken. Zij kunnen daarbij over checklists, invulbladen, vragenlijsten, voorbeelden enz…
beschikken die bij voorkeur via de pc worden ingevuld.
50
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
7.3
Residentiële en industriële verlichting plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
Aan de hand van uitvoeringsschema’s een aantal
installaties met fluorescentielampen voor industriële
toepassingen plaatsen en aansluiten, gebruik
makend van diverse industriële armaturen, TLlampen en bijbehorende componenten.
LEERINHOUDEN
•
Enkelvoudig
•
duo
•
tandem
•
geïntegreerde noodverlichting
•
voorschakelapparatuur
•
dimmer
•
driefasig net
2
Een TL-verlichting automatisch aansturen
Automatisering
3
Aan de hand van een uitvoeringsschema een
industriële verlichting plaatsen en aansluiten,
gebruik makend van de specifieke materialen en
componenten voor deze toepassing.
Industriële
lampen,
kwikdamplampen,
natriumdamplampen, metaalhalogeenlampen
4
Aan de hand van uitvoeringsschema’s een aantal
installaties met halogeenlampen voor industriële
toepassingen plaatsen en aansluiten, gebruik
makend van diverse uitvoeringsvormen, halogeenlampen en bijbehorende componenten.
•
12 V / 230 V
•
transformator, draaddoorsnede
•
dimmer (stuur, parallel, afstand)
•
detector, sensor
5
(U) Aan de hand van een uitvoeringsschema een
eenvoudige lichtinstallatie met LED’s plaatsen en
aansluiten
LED-verlichting
6
(U) Aan de hand van een uitvoeringsschema een
eenvoudige neonlichtinstallatie plaatsen en
aansluiten.
Neonverlichting
7
Aan de hand van een uitvoeringsschema een
noodverlichting plaatsen en aansluiten, gebruik
makend van de specifieke materialen en
componenten voor deze toepassing.
Noodverlichting
8
(U) Aan de hand van een uitvoeringsschema een
industriële verlichting voor gevarenzones plaatsen
en aansluiten, gebruik makend van de specifieke
materialen en componenten voor deze toepassing.
Industriële verlichting in gevarenzones
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
3de graad BSO
Elektrische installaties
51
D/2004/0279/051
3 en 4 Het aantal schakelingen beperken en up-to-date materiaal gebruiken.
7.4
Comfort- en communicatieschakelingen plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Aan de hand van een uitvoeringsschema een
parlofooninstallatie voor een utilitair gebouw
plaatsen en aansluiten.
Parlofooninstallatie
2
Aan de hand van een uitvoeringsschema een
videofoonstallatie voor een utilitair gebouw plaatsen
en aansluiten.
Videofooninstallatie
3
(U) Aan de hand van een uitvoeringsschema een
camerabewakingssysteem plaatsen en aansluiten.
Camerabewaking
4
Aan de hand van een uitvoeringsschema en gebruik
makend van de specifieke kabels, connectoren en
componenten, een eenvoudig netwerk met
gestructureerde bekabeling aanleggen.
Netwerk, gestructureerde bekabeling
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”.
In dat vak worden ook de kenmerken, eigenschappen en technische specificaties van de materialen en
componenten voor de realisaties voorafgaand aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties
elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties
elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken
geslaagd.
1, 2, 3 Up-to-date materiaal gebruiken (analoog, digitaal). Digitale uitvoeringen hebben meestal een eenvoudige
tweedraadsaansluiting.
4
7.5
Bijvoorbeeld een eenvoudig computernetwerk voor enkele pc’s.
Een domotica installatie plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
5
•
‘stand-alone’ oplossing
•
modulair
•
bussysteem
Aan de hand van een uitvoeringsschema en gebruik
makend van de specifieke componenten, een
domotica installatie afgeleid van een ‘klassieke’
installatie plaatsen, aansluiten en in dienst stellen.
52
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
In de tweede graad is een begin gemaakt met eenvoudige domotica (‘stand alone oplossing’). Een korte
herhaling kan noodzakelijk zijn vanwege de vrij recente ontwikkelingen. In de derde graad kan een bussysteem
aan bod komen.
Mogelijke modules: verlichting, afstandsdimmers, schemerschakeling, rolluikbediening, automatische
zonnewering, schakelklokken, signalisatie, hek of poort, vaste en mobiele zenders en ontvangers, …
Kies een gangbaar en betaalbaar systeem.
7.6
Residentiële en industriële elektrische verwarming monteren, plaatsen en
aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Aan de hand van de gegevens van de fabrikant, de
toestellen voor directe- en accumulatieverwarming
monteren.
Montage van toestellen voor elektrische verwarming
2
Aan de hand van een uitvoeringsschema en gebruik
makend van de specifieke componenten, een
installatie met directe elektrische verwarming met
bijbehorend regelsysteem plaatsen, aansluiten en in
dienst stellen.
Installatie met directe elektrische verwarming
3
Aan de hand van een uitvoeringsschema en gebruik
makend van de specifieke componenten, een
installatie met accumulatieverwarming met
bijbehorend regelsysteem plaatsen, aansluiten en in
dienst stellen.
Installatie met elektrische accumulatieverwarming
4
Aan de hand van uitvoeringsschema’s en gebruik
makend van de specifieke componenten, diverse
installatie’s voor warmwaterbereiding aansluiten en
in dienst stellen.
•
direct, leegloop, lage druk
•
accumulatie
•
doorstroom (U)
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
3de graad BSO
Elektrische installaties
53
D/2004/0279/051
7.7
Verdelen van elektrische energie
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
Voor een aantal netsystemen, de industriële
geleidersystemen monteren, de energiekabels
aanleggen en verbindingen realiseren, gebruik
makend van de specifieke materialen en
gereedschappen.
LEERINHOUDEN
Industriële kabels en geleidersystemen
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
7.8
Componenten voor industriële installaties plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Industriële installaties
Gebruikmakend van een aantal relevante
uitvoeringsschema’s, de componenten voor
industriële
installaties
uit
het
vak
“Uitvoeringsmethoden” plaatsen en aansluiten.
Toepassen bij 7.9, en 7.10.
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
7.9
Een industrieel schakelbord plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
LEERINHOUDEN
De gepaste industriële laagspanningsverdeelkast / Schakel/verdeelkast
schakelkast monteren en plaatsen.
54
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
2
Aan de hand van schema’s en lijsten de
componenten
in
een
industriële
laagspanningsverdeelkast / schakelkast monteren.
Componenten
3
(U) De gepaste industriële werfkast monteren en
plaatsen.
Werfkast
4
(U) Aan de hand van schema’s en lijsten, de
componenten in een industriële werfkast monteren.
Componenten
5
Aan de hand van schema’s en lijsten en gebruik
makend van het gepaste hulmateriaal een
industriële laagspanningsverdeelkast / schakelkast /
werfkast bedraden en de voedingskabels
aansluiten. Zie 7.8.1.
Bedraden, aansluiten
6
De kabels en draden (aders) correct van labels en
etiketten voorzien.
Etiketteren
7
(U) Een batterijkast voor verschillende uurtarieven
plaatsen en aansluiten.
Batterijkast
8
De aardingsweerstand van een industriële installatie
meten en verbeteren
Spreidingsweerstand
9
De isolatieweerstand van een industriële installatie
controleren
Isolatieweerstand
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
Het verband leggen met het betreffende netsysteem.
2 tot 5 Zeer ordelijk tewerk gaan en verbindingsrails gebruiken (geen draadbruggen).
7.10
Motoren en motorsturingen plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Motoren monteren en demonteren, gebruik makend
van specifieke gereedschappen.
Montage en demontage
2
Motoren (vlak) plaatsen en uitlijnen in functie van
een koppeling gebruik makend van specifieke
gereedschappen.
Plaatsing en uitlijning
3
Remsystemen voor motoren plaatsen en aansluiten.
Remsystemen
3de graad BSO
Elektrische installaties
55
D/2004/0279/051
4
Motoren via hun aansluitbord en rekening houdend Aansluitingen
met de gegevens op de kenplaat, aansluiten op de
voeding en verbinden met motorsturingen en
beveiligingssystemen in verschillende configuraties.
Zie 7.8.1.
5
Een softstarter en frequentieregelaar plaatsen en
aansluiten volgens de gegevens van de fabrikant.
Softstarter, frequentieregelaar
6
(U)
De
standaardinstellingen
van
een
frequentieregelaar controleren en wijzigen volgens
instructies.
Instellingen van een frequentieregelaar
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
1, tot 4: (3f) asynchrone en synchrone motoren en universele motoren.
7.11
Pneumatica
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
(U) Een luchtverzorgingseenheid installeren.
Conditioneringseenheid
2
Gebruikmakend
van
een
relevant
uitvoeringsschema’s, een (elektro)pneumatische
schakeling met cilinders en ventielen realiseren.
(Elektro)pneumatische schakeling
3
(U) Een (elektro)pneumatische
uitbreiden
met
een
tijdfunctie
snelheidsregeling.
Tijdfunctie, snelheidsregeling
schakeling
en
een
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
56
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
7.12
Programmeerbare logische sturingen plaatsen en aansluiten
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
Aan de hand van schema’s en lijsten een
programmeerbare logische sturing plaatsen en op
de in- en uitgangen signaalgevers (sensoren) en
vermogenelementen aansluiten.
Plaatsen, aansluiten
2
Een eenvoudig programma invoeren, starten en in
bestaande programma’s bepaalde parameters
aanpassen.
Programma’s
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
7.13
Fouten opsporen en herstellingen uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
2
LEERINHOUDEN
Aan de hand van een gedocumenteerd dossier en •
gebruik makend van meetapparatuur en specifieke
•
gereedschappen, onder begeleiding fouten
•
opsporen in en herstellingen uitvoeren.
foutzoeken en herstellen
•
huishoudelijke toestellen
•
elektrische handgereedschappen
residentiële installaties
industriële installaties
Onder begeleiding onderhouds- en renovatiewerken Onderhoud en renovatie
uitvoeren in residentiële en industriële installaties.
DIDACTISCHE WENKEN
Bij het uitvoeren van de realisaties (projecten) zoveel mogelijk gebruik maken van de plaatsings- en
aansluittechnieken en de schema’s uit het vak “Uitvoeringsmethoden”. In dat vak worden ook de kenmerken,
eigenschappen en technische specificaties van de materialen en componenten voor de realisaties voorafgaand
aan de uitvoering verzameld en verwerkt. In het vak “Realisaties elektriciteit” staat vooral de uitvoering zelf
centraal. Wanneer in de vakken “Uitvoeringsmethoden” en “Realisaties elektriciteit” zoveel mogelijk met dezelfde
projectdossiers wordt gewerkt is de integratie van beide vakken geslaagd.
3de graad BSO
Elektrische installaties
57
D/2004/0279/051
7.14
Ruwbouwwerken
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De slijpmachine hanteren.
Haakse slijper
Tafelslijpmachine
2
Keuze van de juiste bouwwerkmachine in functie
van het materiaal dat moet bewerkt worden.
Eigenschappen van materialen
Eigenschappen van snijgereedschap
Eigenschappen van bouwwerkgereedschappen
3
Gaten voor inbouwdozen of centrale aftakdozen
maken in steunen muren en holle wanden.
Gaten voor inbouwdozen en aftakdozen
4
Maken van sleuven in stenen muren met het
gepaste gereedschap, rekening houdend met de
veiligheidsvoorschriften.
Keuze van het gereedschap voor het maken van
sleuven
DIDACTISCHE WENKEN
Om veiligheidsredenen wordt het gebruik van diamantschijven sterk aangeraden.
58
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
8
Minimale materiële vereisten
8.1
Infrastructuur
Voor de BSO-studierichting “Elektrische installaties” beschikt men best over een werkplaatsklas, die beantwoordt
aan de reglementaire eisen op het vlak van veiligheid, gezondheid, ergonomie en milieu en met voldoende
opbergruimte voor materialen, gereedschappen, onderhoudsmateriaal, leermiddelen en apparatuur. Er wordt
aandacht gevraagd voor het verfraaien en (her)inrichten van verouderde lokalen. Zij bepalen immers in
belangrijke mate het leer- en leefklimaat van de leerlingen. Voor alle betrokkenen blijft het een belangrijke
uitdaging om een aangename leeromgeving te creëren.
Daarnaast zijn de volgende lokalen, liefst in de buurt van de werkplaatsklas gelegen, geen overbodige luxe:
•
Een goed uitgerust lokaal met documentatiecentrum.
•
Een goed uitgerust informaticalokaal.
•
Een wasplaats en kleedkamer.
8.2
Algemeen
•
Schoolmeubilair en borden.
•
PC’s met aangepaste randapparatuur (bijvoorbeeld printers) en breedband-internetaansluiting.
•
Aangepaste software (CAE, simulatie, didactische software, burotica-software …).
•
Projectiesysteem.
8.3
Aangepaste kleding en algemene beschermingsmiddelen
Rekening houdend met de reglementering terzake.
8.4
Specifiek
8.4.1
Elektriciteit en lab
Klassikaal
•
Componenten voor proeven in verband met het magnetisme: magneten, kompas, ijzervijlsel, magnetisch en
niet-magnetisch materiaal, geleiders, windingen, spoelen met en zonder kern
•
Didactische modellen in verband met het elektromagnetisme: Lorentzkracht, elektromagnetische inductie,
genereren van EMK, wervelstromen, relais, contactor, draaispoelinstrument
•
DC voeding
•
Zware, niet gestabiliseerde voeding (20 A)
•
Didactische meettoestellen voor stroom en spanning (goed klassikaal af te lezen)
•
LF generator (eventueel met goed waarneembare digitale uitlezing)
•
Oscilloscoop
3de graad BSO
Elektrische installaties
59
D/2004/0279/051
•
Stroom-meettransformator
•
Watt meter
•
kWh meter
•
Cos fi meter
•
Frequentiemeter
•
Rotatiefrequentiemeter
•
Softstarter
•
Frequentieregelaar
•
Dimmerschakeling of vermogenregelaar
•
Didactisch paneel met bouwstenen voor demonstratieproeven
•
Didactisch materiaal omtrent netsystemen
•
Transformatoren met verschillende transformatieverhoudingen, transformator met aftakkingen
•
Driefasige asynchrone motor (eventueel een didactische uitvoering)
•
Motorremsysteem
•
Dahlandermotor
•
Eenfasige inductiemotor
•
Universele motor
•
Voldoende opbergkasten
•
Bord met krijt of stiften
•
Overheadprojector
•
Multimedia-pc met Internetaansluiting, printer en toepassingssoftware
•
Dataprojector (U)
•
Technische documentatie (catalogi, cd-rom’s, normen, tabellen ...)
Per individuele meetgroep
•
Componenten voor diverse metingen met een verbindingssysteem:: weerstanden, condensatoren, spoelen,
dioden
•
Driefasige spanning met nulleider
•
Multimeters (bij voorkeur digitaal, C-meting is wenselijk)
•
Een regelbare kortsluitvaste voeding (30 V – 2A)
•
Een eenvoudige LF-generator
•
Een eenvoudige oscilloscoop
•
Set aansluitsnoeren
8.4.2
Uitvoeringsmethoden
Klassikaal
•
Bord met krijt of stiften
•
Overheadprojector
•
Multimedia-pc met Internetaansluiting, printer en toepassingssoftware
60
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Dataprojector (U)
•
Voldoende opbergkasten
•
Technische documentatie (catalogi, cd-rom’s, normen, tabellen, lijsten, fiches rond gereedschappen en
plaatsingstechnieken, aansluitgegevens, pictogrammen ...)
•
ARAB, AREI
•
Projectdossiers, schema’s
•
Residentieel en industrieel installatiemateriaal, componenten en hulpmiddelen voor didactische
ondersteuning bij het realiseren van de doelstellingen in verband met:

verlichting

comfort- en communicatieschakelingen

domotica

verwarming en warmwaterbereiding

schakelen, signaleren, beveiligingen, detecteren

schakel- en verdeelborden

motoren en motorsturingen

(elektro)pneumatische cilinders, ventielen en toebehoren

programmeerbare logische sturingen
Per leerling
•
Technische documentatie (uittreksels van: catalogi, normen, tabellen, lijsten, fiches rond gereedschappen
en plaatsingstechnieken, aansluitgegevens...)
•
Projectdossiers, schema’s
•
De mogelijkheid om telkens wanneer dat noodzakelijk is over pc’s met CAE-tekensoftware te beschikken
8.4.3
Realisaties elektriciteit
Klassikaal
•
Eén- en driefasige, regelbare wisselspanningsvoeding
•
Regelbare gelijkspanningsvoedingen 24 V / 5 A
•
Analoge en digitale universele meters
•
Ampèretang
•
Spanningstester
•
Inductiemeter
•
Wattmeter
•
Kwh meter
•
Aardingsmeter
•
Isolatiemeter
•
Cos  meter
•
Meter voor draaizin (L1, L2, L3)
•
Tachometer
•
Lux meter
3de graad BSO
Elektrische installaties
61
D/2004/0279/051
•
Oscilloscoop (eventueel ook handmodel)
•
Vaste en regelbare weerstanden
•
Diverse lampen en lampenhouders (armaturen)
•
Parlofoon- en videofoonsystemen
•
Domoticasysteem
•
Elektrische verwarmingstoestellen direct- en accumulatie) met thermostaten en regelsysteem
•
Elektrische boiler(s)
•
Diverse aansluitsnoeren met stekkers voor enkel- en driefasige spanningen 230 V / 400 V en voor de
veiligheidsspanning van 24 V.
•
Industriële kabels en geleidingen
•
Diverse industriële schakelaars en contactoren
•
Sensoren
•
Universele snoeren voor diverse toepassingen
•
Driefasige verdeelkast / werfkast met diverse componenten
•
Diverse types motoren, motorsturingen en beveiligingen (kleine en grotere vermogens)
•
Motorremsysteem
•
Frequentieregelaars
•
Softstarters
•
Programmeerbare logische sturingen met pc-koppeling en specifieke software
•
Persluchtaansluiting
•
(elektro)peumatische cilinders en ventielen met installatietoebehoren
•
Diverse specifieke gereedschappen en elektrische handgereedschappen
•
Goed uitgeruste en beveiligde werkposten
•
Voldoende opbergkasten
•
Bord met krijt of stiften
•
Overheadprojector
•
Multimedia-pc met Internetaansluiting, printer en toepassingssoftware
•
Dataprojector (U)
•
Digitaal fototoestel (U)
•
ARAB, AREI
•
Technische documentatie (catalogi, cd-rom’s, normen, tabellen, lijsten, fiches rond gereedschappen en
plaatsingstechnieken, aansluitgegevens, pictogrammen ...)
•
Projectdossiers, schema’s
•
Haakse slijper
•
Steenboren
•
Klokboren
•
Baksteen
•
Cellenbeton
Per leerling
62
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
•
Een persoonlijke gereedschapsset
•
Technische documentatie (uittreksels van: catalogi, normen, tabellen, lijsten, fiches rond gereedschappen
en plaatsingstechnieken, aansluitgegevens...)
•
Projectdossiers, schema’s
3de graad BSO
Elektrische installaties
63
D/2004/0279/051
9
Bibliografie
Gedifferentieerd leerpakket elektriciteit
K. Standaert, F. Van der Borght
Uitgeverij De Boeck, Antwerpen
Basiselektriciteit
P. Goes
Uitgeverij Die Keure, Brugge
Serie Elektra
D. Baele, W. Boodts, F. Clerbout
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Serie Elektrotechnische begrippen
L. Claerhout
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Serie Elektriciteit
L. Claerhout, V. Dekelver, F. De Schepper, J. Librecht, I. Maesen
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Watt nu!?
A.Michils
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Serie Elektriciteit
M.A.J. op ’t Roodt
Uitgeverij Van In, Wommelgem
Serie Elektrotechniek
W. Dekie
Uitgeverij Story – Scientia, Gent
Serie Elektrotechniek, vaktheorie
F. Teunissen
Uitgeverij W.J. Thieme en Cie, Zutphen Nederland
Elektrotechniek, vaktheorie
J. Last
Uitgeverij Educaboek, Culemborg Nederland
Algemene Elektriciteit
Prof. Dr. Ir. W. Geysen, Prof. Dr. Ir. R. Belmans
Uitgeverij Garant, Leuven – Apeldoorn
Serie Elektrische machines
H. Vandenheede, L. Verschaeve
Uitgeverij Die Keure, Brugge
Elektrische machines en aandrijvingen
R. Bemans, W. Geysen
Uitgeverij Garant, Leuven – Apeldoorn
64
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Vermogenelektronica
J. Pollefliet
Uitgeverij Die Keure, Brugge
Het installatieboek
GE Power Controls – Vynckier, Gent
Watt met Elektriciteit
B. De Donder, P. Hellemans
Uitgeverij De Boeck, Antwerpen
Serie Technologie Installatieleer
V. Dekelver, J.M. Fichefet, J.E. Van Opstal
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Domotica, intelligentie in het gebouw
F. Jacobs
Uitgeverij De Boeck, Antwerpen
I-PLC-Q
H. Mariën
Uitgeverij Die Keure, Brugge
Handboek Elektrotechniek
Uitgeverij Kluwer Techniek, Deventer
Handboek Verlichtingstechniek
Uitgeverij Kluwer Techniek, Deventer
Elektrotechnische meettechniek
Voight
Uitgeverij Kluwer Bedrijfsinformatie, Deventer
Serie Elektrotechnisch tekenen
M. De Bruyn, H. Cooreman, V. Dekelver, F. De Schepper, J. Librecht, I. Maesen, J. Van Ocken
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Elektrotechnisch Tekenen met ePLAN 5.40, deel 1 (NY-2510-02)
J.P. Stragier
VVKSO, Brussel
Elektrotechnisch Tekenen met ePLAN 5.40, deel 2 (NY-2512-02)
L. Ost
VVKSO, Brussel
Elektrotechnische schema's (NY-2505-2)
Europese norm EN 60204-1, invloed van de machinerichtlijn, oefening met noodstoprelais
Werkgroep Technisch Tekenen Elektriciteit – VVKSO, Brussel
Elektrotechnische schema's (NY-2516-01)
Oefeningen op netsystemen en hun aardverbindingen
Werkgroep Technisch Tekenen Elektriciteit – VVKSO, Brussel
3de graad BSO
Elektrische installaties
65
D/2004/0279/051
Tekenen van elektrotechnische Schema's met ePLAN (NY-2511-01)
Driefasen-motoren start-stopschakelingen
Werkgroep Technisch Tekenen Elektriciteit – VVKSO, Brussel
Tekenen van elektrotechnische schema's met ePLAN (NY-2513-01)
Driefasenmotoren: omkeerschakelingen
Werkgroep Technisch Tekenen Elektriciteit – VVKSO, Brussel
Tekenen van elektrotechnische schema's met ePLAN (NY-2514-01)
Driefasenmotoren: ster-driehoekschakeling
Werkgroep Technisch Tekenen Elektriciteit – VVKSO, Brussel
Tekenen van elektrotechnische schema's met ePLAN (NY-2515-01)
Driefasenmotoren: poolomschakelingen
Werkgroep Technisch Tekenen Elektriciteit – VVKSO, Brussel
EDA voor Windows, didactische toepassingen met multiSIM 2001 (NY-3517-01)
A. Struyven
VVKSO, Brussel
Serie Programmeerbare Logische Sturingen
H. Mariën
Uitgeverij Die Keure, Brugge
Opnemers van fysische grootheden
P. Cuperus
Uitgeverij Wolters Noordhoff, Nederland
Werken met Grootheden en Wettelijke Eenheden
A .Angenon
Uitgeverij Die Keure, Brugge
Algemeen reglement op de Elektrische installaties
AREI, AIB-Vinçotte Brussel, CED-Samson Brussel, Kluwer Techniek Deventer
Basisveiligheid VCA (boek, cdrom, transparanten voor lesgevers)
Provinciaal Veiligheidsinstituut, Antwerpen
Tabellenboek voor Elektrotechniek
P. Hap
Uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen
Tabellenboek Elektrotechniek
J.P. Nederveen
Uitgeverij Educaboek, Culemborg Nederland
Zakboekje Elektrotechniek, formules en tabellen
P. Böttle, G. Fehmel
Uitgeverij Kluwer Techniek, Deventer
Zakboekje Elektro-installatie
Uitgeverij Kluwer Techniek, Deventer
66
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
Normen
EN 60617 - 2/13: grafische symbolen
EN-61346 - 1/2: codering
EN-60204 - elektrische uitrusting van machines
98/37/EG - machinerichtlijn
EN 1050 - gevaar- en risicoanalyse
93/68/EEG - laagspanningsrichtlijn
89/336 EG - EMC richtlijn
Software
ePLAN (CAE elektriciteit)
ePLAN Lummen, België / VVKSO, Brussel
CADdy ++ (CAE elektriciteit)
IGE+XAO B.V., Hoensbroeck Nederland / VVKSO Brussel
Multisim (simulatie elektriciteit-elektronica-regeltechniek)
EWB Europe, Naarden Nederland / VVKSO Brussel
Libra (zelfevaluatie)
VVKSO, Brussel
Deal (beheer stagegevens)
VVKSO, Brussel
10
Nuttige adressen
Agoria Vlaanderen
Diamantbuilding
Reyerslaan 80
1030 Brussel
Tel.: 02 706 78 00
Fax: 02 706 78 01
E-mail: [email protected]
Website: http://www.agoria.be
AIB-Vinçotte Group
Business Class Kantorenpark
Jan Olieslagerslaan 35
1800 Vilvoorde
Tel 02 674 5711
Fax +32.(0)2.674.59.59
Website: : http:// www.aib-vincotte.com
E-mail: [email protected]
BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie)
Brabançonnelaan 29
1040 Brussel
Tel.: 02 520 22 33
E-mail: [email protected]
Website: http://www.bin.be/nl/index.htm
3de graad BSO
Elektrische installaties
67
D/2004/0279/051
DBO (Dienst voor Beroepsopleidingen)
Koningsstraat 93 bus 3
1000 Brussel
Tel.: 02 227 14 11
Fax: 02 227 14 00
E-mail: [email protected]
Website: http://www.ond.vlaanderen.be/dbo
Electrabel
Regentlaan 8
1000 Brussel
Website: http://www.electrabel.be
Provinciaal Veiligheidsinstituut
Jezusstraat 28,
2000 Antwerpen.
Tel.: 03 203 42 00
Fax: 03 203 42 30
E-mail: [email protected]
Website: http://www.provant.be
KVIV (Koninklijke Vlaamse Ingenieurs Vereniging)
Desguinlei 214
2018 Antwerpen
Tel.: 03 216 09 96
E-mail: [email protected]
Website: http://www.ti.kviv.be/critto
VKW (Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden)
Tervurenlaan 463
1160 Brussel
Tel.: 02 773 16 80
Fax: 02 773 16 00
E-mail: [email protected]
Website: http://www.vkw.be
VLOR (Vlaamse Onderwijsraad)
Leuvenseplein 4
1000 Brussel
Tel.: 02 219 42 99
Fax: 02 219 81 18
E-mail: [email protected]
Website: http://www.vlor.be
Vormelek VZW
Heizel Esplanade
BDC 35
1020 Brussel
Tel.: 02 476 16 76
Fax: 02 476 26 76
E-mail: [email protected]
Website: http://www.vormelek.be
68
D/2004/0279/051
3de graad BSO
Elektrische installaties
VIK (Vlaamse Ingenieurskamer)
Herentalsebaan 643
2160 Wommelgem
Tel.: 03 259 11 00
Fax: 03 259 11 01
E-mail: [email protected]
Website: http://www.vik.be
VMM (Vlaamse Milieumaatschappij)
A. Van De Maelestraat 96
9320 Erembodegem
Tel.: 05372 64 45
E-mail: [email protected]
Website: http://www.vmm.be
VVKSO (Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs)
Guimardstraat 1
1040 Brussel
Tel.: 02 507 07 30
Fax: 02 511 33 57
E-mail: [email protected]
Website: http://www.vsko.be/vvkso/
WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf)
Maatschappelijke zetel
Violetstraat 21-23
1000 Brussel
Tel.: 02 502.66.90
E-mail: [email protected]
Website: http://www.bbri.be/wtcb.htm
3de graad BSO
Elektrische installaties
69
D/2004/0279/051
Download