3 Energie in ons dagelijks leven

advertisement
Onze energiebronnen veranderen voortdurend. Achter
de hoogspanningskabels van het elektriciteitsnetwerk
ligt een hele wereld van exploratie, onderzoek en
ontwikkeling. Elke dag zijn miljoenen mensen aan
het werk om energiebronnen als steenkool, aardolie
en aardgas te delven. En duizenden wetenschappers
ontwikkelen nieuwe energiebronnen, die nodig zijn om
de energie die we gebruiken schoner en duurzamer te
maken.
“Energie, motor van jouw wereld” maakt deel uit van
het educatieve programma van de European Fusion Development Agreement (EFDA). Extra gedrukte exemplaren (ook in het engels) kunnen worden verkregen via
de website www.efda.org/education/energy.html, waar
het complete boekje bovendien in elektronisch formaat beschikbaar is. In de loop van 2006 zullen duitse,
franse, spaanse, en italiaanse vertalingen beschikbaar
worden gemaakt op de zelfde website.
Dit boekje geeft een brede introductie in de wereld
van de energie. Energie in ons dagelijks leven, de vele
manieren waarop we het gebruiken, waar het vandaan
komt, de invloed van ons energiegebruik op het milieu
en onze gezondheid, en de manier waarop we in de
toekomst aan onze energiebehoeften kunnen voldoen.
Het boekje werd geschreven voor gebruik in middelbare
scholen.
Het materiaal in dit boekje of delen daarvan mag
worden gereproduceerd en gedistribueerd voor nietcommercieel educatief gebruik in scholen, mits de bron
wordt vermeld. Alle moeite is gedaan om de rechtmatige eigenaren van fotografisch materiaal te vinden
en bij de afbeeldingen te vermelden. Mochten we toch
iets hebben gemist, dan horen we dat graag.
We willen graag Federico Casci, Simon Kuyvenhoven,
Chris Warrick, Jennifer Hay, Niek Lopes Cardozo,
Vagn O. Jensen, Rosa Antidormi, GianCarlo Tosato, en
alle anderen bedanken die met informatie of commentaar aan dit boekje hebben bijgedragen. Suggesties ter
verbetering zijn van harte welkom.
Deze publicatie, die met financiële steun van de Europese Commissie tot stand is gekomen, is geproduceerd binnen het raamwerk van de European Fusion Development Agreement (EFDA). De EFDA-partners zijn de Europese
Commissie en de partijen die aan het Europese fusieprogramma zijn geassocieerd. Het Europese fusieprogramma
wordt gecoördineerd door de Commissie.
Omslagfoto: De aarde s’nachts. De afbeelding is samengesteld uit foto’s gemaakt door satellieten. Met dank
aan C. Mayhew & R. Simmon (NASA/GSFC), NOAA/
NGDC, DMSP Digital Archive.
Energie, motor van jouw wereld.
Copyright © 2005, FOM – Instituut voor Plasmafysica
Rijnhuizen, te Nieuwegein
Tekst en illustraties: Mark Tiele Westra
([email protected])
Vertaling uit het engels: Saskia Maassen, Utrecht
Grafisch ontwerp en lay-out: Karen Jens
Druk: Weber Offset GmbH, München, Duitsland
Geproduceerd met de financiële steun van de Europese
Commissie.
Noch de Commissie, noch de Geassocieerde Partijen of iemand die voor hen optreed, kan verantwoordelijk worden
gehouden voor schade die voortvloeit uit het gebruik van de informatie in deze publicatie. De meningen en opinies
die naar voren worden gebracht komen niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de Europese Commissie. Het
copyright van tekst, afbeeldingen en lay-out ligt, indien anders vermeld, bij de EFDA-partners.
Inhoud
1 4
2
5
3
6
Wat is energie? .................................................. 2
Energie is de motor van onze wereld .................. 2
Wat is energie en waarom hebben we het nodig? 2
Waar komt energie vandaan? ............................. 2
1
Een korte geschiedenis van energie .......... 4
2
4
De oudheid ....................................................... 4
Energie in de zeventiende eeuw ......................... 5
Energie in de achtiende eeuw ............................ 5
Energie in de negentiende eeuw ........................ 7
Energie in de twintigste eeuw ............................ 9
De moderne tijd ................................................ 9
Energie in ons dagelijks leven ................... 12
3
De bronnen van energie ............................. 24
Koelen en verwarmen ...................................... 12
Transport ........................................................ 12
Industrieel energiegebruik ............................... 13
Andere toepassingen ........................................ 13
Elektriciteit ..................................................... 13
Hoe meet je energie? ....................................... 14
Vermogen ........................................................ 16
Energie in huis ................................................ 16
Hoeveel energie gebruiken we? ........................ 18
Primair energiegebruik .................................... 20
Zuinig met energie .......................................... 22
Energiegebruik in de industrie ......................... 22
Energie uit fossiele brandstoffen ...................... 24
Wat doen we met fossiele brandstoffen? .......... 26
Kernsplijting ................................................... 28
Kernfusie ........................................................ 30
Waterkracht .................................................... 32
Energie uit de oceaan ...................................... 34
Zonne-energie ................................................ 35
Windenergie ................................................... 37
Energie uit biomassa ....................................... 38
Geothermische energie ................................... 39
Een vergelijking tussen de verschillende
energiebronnen ............................................... 41
Energie, gezondheid en milieu ................ 42
Het huishoudniveau ....................................... 42
Het gemeenschapsniveau ................................ 44
Het regionale niveau ....................................... 45
Het mondiale niveau ...................................... 46
Mogelijke energiebronnen en het broeikaseffect 49
5
De toekomst van onze
energievoorziening ....................................... 50
6
Huidige problemen ......................................... 50
Het doel van duurzame energie ....................... 51
Duurzame energiebronnen ............................. 52
Hoe kies je een energiebron ............................ 53
De toekomstige energiemix ............................. 56
Energie-onderzoek .......................................... 58
Waterstof: de energiedrager van de toekomst? .. 59
Conclusie ........................................................ 60
1
1
Wat is energie?
Energie is de motor van onze wereld
Wat is energie en waarom hebben
Energie is in ons dagelijks leven zo ge- we het nodig?
woon, dat we er nauwelijks aandacht
aan schenken. Als je ‘s ochtends onder
de douche stapt, gebruik je energie om
het water te verwarmen. De zeep en je
handdoek zijn gemaakt in fabrieken die
energie gebruiken. Maar ook de stenen,
het beton en de ramen van de badkamer
zijn gemaakt met energie. Hetzelfde geldt
voor je kleren en je schoenen. En dat is
nog maar het begin van de dag.
Zonder energie zou ons leven een stuk
minder aangenaam zijn. Stel je voor dat
je je eigen hout zou moeten sprokkelen
om te koken en je huis te verwarmen, dat
je water zou moeten halen uit een put,
dat je overal te voet naar toe zou moeten
gaan… En natuurlijk zouden er geen radio en tv zijn, geen computers, geen telefoons. Onze maatschappij heeft energie
nodig om te blijven draaien.
Een aantal energiediensten: schoon
water, koken, warm water, transport,
computers, licht, telecommunicatie.
© www.freeimages.co.uk, Adam Hart-Davis / DHD photo gallery
En niet zo’n klein beetje ook. Als we alle
energie die we per persoon gebruiken
(inclusief elektriciteit, brandstof voor
vervoer, enzovoorts) zouden moeten opwekken met behulp van spierkracht, dan
zouden we honderd mensen voor ons
moeten laten werken, of ongeveer tien
sterke paarden. Dag en nacht, zeven dagen per week.
2
Energie kan verschillende gedaantes aannemen, zoals beweging, warmte, licht,
chemische verbindingen en elektriciteit.
We zeggen dat er energie zit in energiebronnen, zoals hout, wind, voedsel, aardgas, steenkolen en olie. Al deze vormen
van energie hebben één ding met elkaar
gemeen: we kunnen ze gebruiken om
iets voor elkaar te krijgen. We gebruiken
energie bijvoorbeeld om voorwerpen in
beweging te brengen, om temperaturen
te veranderen, en om licht en geluid te
maken. Kortom: energie is het vermogen
om nuttige arbeid te verrichten.
Energie is belangrijk omdat we er dingen
mee kunnen doen die we nodig hebben:
de energiediensten. Daaronder vallen bijvoorbeeld koelen en vriezen, verwarming
van huizen, voedselverwerking, waterzuivering, mobiel bellen, autorijden, licht en
geluid maken, producten fabriceren, en
nog veel meer. Voor al deze activiteiten
hebben we energie nodig in een bruikbare
vorm, op de juiste plaats en op het juiste
moment.
Waar komt energie vandaan?
Deze overvloedige beschikbaarheid van
energie vinden we de normaalste zaak
van de wereld. Alleen zo nu en dan, als de
stroom uitvalt, realiseren we ons hoe afhankelijk we zijn geworden – terwijl we op
zoek gaan naar de kaarsen en de lucifers.
Normaal gesproken denk je er niet over
na wat er achter het stopcontact gebeurt,
of waar de benzine uit de benzinepomp
vandaan komt. Als je radio het maar doet
wanneer je de stekker in het stopcontact
steekt, en er benzine uit de pomp komt
als we dat nodig hebben. Maar om onze
apparaten te laten werken, is een hele keten van technologieën nodig, die samen
de benodigde energie leveren.
Dit boekje gaat over energie: waar het
vandaan komt, hoe we het gebruiken en
wat voor invloed het heeft op ons milieu,
onze gezondheid en onze samenleving.
De energieketen begint met het opsporen
en winnen van energie in de meest basale
vorm, zoals aardgas, olie, zonneschijn,
wind of steenkool. Aan deze primaire
energie hebben we nog niet zo veel. We
moeten het eerst omzetten in een vorm
die eenvoudig te gebruiken is, zoals elektriciteit of benzine. Dat noemen we finale
energie. Dat is de energie die wordt getransporteerd, verdeeld en afgeleverd bij
de gebruikers. Een voorbeeld van deze
stap is de omzetting van kolen in elektriciteit in een kolencentrale.
Tenslotte gebruiken apparaten als lampen,
tv’s, ovens, auto’s en brommers de finale
energie om er iets nuttigs mee te doen,
en om zo de energiediensten te leveren.
Een voorbeeld van deze hele energieketen
– beginnend met de winning van steenkool en eindigend met een tv-programma
– vind je in onderstaande tekening.
Energie staat aan de basis van alles wat
we doen: voor bijna al onze activiteiten
is brandstof of elektriciteit nodig. Om
alle energie te leveren die we gebruiken,
hebben we kolenmijnen, pijpleidingen,
transport van olie en gas in grote olietankers, energiecentrales, hoogspanningsleidingen, benzinestations, en nog veel
meer. Samen vormen die een ingewikkeld
en grootschalig systeem dat we het energiesysteem noemen.
Transport
Centrale
Voorbeeld van
een energieketen:
van kolenmijn tot
tv-programma.
Kolenmijn
Distributie
Today!
News
Energiedienst: een tv-programma
Transformatie
3
2
Een korte geschiedenis van
energie
Veel dingen die we in ons dagelijks leven
niet meer kunnen missen, zoals warm
water, vervoer en telecommunicatie, gebruiken energie. De mens ontdekte door
de eeuwen heen steeds meer nieuwe energiebronnen, en leerde die te gebruiken
om zijn leven aangenamer en comfortabeler te maken. De geschiedenis van onze
energie is een fascinerend verhaal met een
duidelijke trend: we gaan er steeds meer
van gebruiken.
Uit archeologisch vondsten weten we dat
de mens al 500.000 jaar geleden leerde om
vuur te maken, en misschien zelfs al veel
eerder dan dat. In die prehistorische tijden had de mens nog maar weinig energie
nodig. De zon gaf de benodigde warmte,
en als de zon niet scheen verbrandde men
hout, stro of gedroogde mest. Op oude
wandschilderingen die gevonden zijn in
grotten, kunnen we zien dat de mensen
in het Stenen Tijdperk (ongeveer 30.000
© Bruno Girin / DHD photo gallery
De oudheid
Met windenergie kun je de oceaan
oversteken.
jaar geleden) brandhout gebruikten om
eten te koken en hun grotten en hutten
te verwarmen en te verlichten. De namen
van de verschillende prehistorische tijdperken – Stenen Tijdperk, Bronzen Tijdperk en het IJzeren Tijdperk – verwijzen
naar het vermogen van de mens om met
behulp van energie metalen voorwerpen
en wapens te maken.
In India wordt nog steeds veel gebruik
gemaakt van dierkracht.
© Ross Taylor (Images of the World)
Toen de mensheid besloot het nomadenleven op te geven en zich op een vaste plaats
te vestigen, veranderde er veel in het gebruik
van energie. De mens leerde landbouw te
bedrijven, en kon daarmee de energie van
de zon direct omzetten in voedsel.
4
Een andere oude bron van energie, die
ook nu nog veel wordt gebruikt, is de
kracht van dieren. Paarden, ossen, kamelen, olifanten: hun kracht kan goed worden ingezet voor transport en akkerbouw,
en voor het aandrijven van machines om
graan te malen of water op te pompen.
In ontwikkelingslanden wordt dierkracht
nog steeds voor veel doeleinden gebruikt.
Elk dier heeft z’n eigen specialiteit: ossen
zijn bijvoorbeeld heel sterk en worden
vooral gebruikt om akkers te ploegen,
terwijl paarden veel sneller zijn, en daardoor meer geschikt voor transport. Ook
‘menskracht’ werd vroeger veel gebruikt:
in 260 voor Christus werden Romeinse
oorlogsschepen aangedreven door 170
goedgetrainde roeiers. Een vloot bestond
vaak uit een stuk of honderd van dit soort
schepen!
Al in 5000 voor Christus gebruikten de
Egyptenaren windenergie als aandrijving
voor schepen op de Nijl, en een paar eeuwen voor Christus werden in China windmolens gebruikt om water op te pompen.
Rond 600 na Chr. gebruikten de Perzen
windmolens om graan te malen.
Ook de kracht van vallend water kent een
lange geschiedenis. Al in 4000 voor Christus gebruikten de Grieken waterraderen als
aandrijving voor kleine molens, waarmee
zij graan maalden, dorpen van drinkwater
voorzagen en verschillende soorten machines aandreven, zoals zaagmolens, pompen
en blaasbalgen in smederijen.
Eén van de eerst toepassingen van zonneenergie vinden we in het leger: er wordt
beweerd dat Archimedes tijdens de aanval
op Syracuse (rond 240 voor Christus) een
grote spiegel gebruikte om Romeinse oorlogsschepen in brand te zetten.
Van de fossiele brandstoffen heeft steenkool de langste en meest gevarieerde
geschiedenis. De Chinezen gebruikten
steenkool al 3.000 jaar gelden, en er zijn
aanwijzingen dat de Romeinen in Engeland in de eerste en tweede eeuw na
Christus steenkool gebruikten om op te
koken. In 1298 publiceerde de beroemde
ontdekkingsreiziger Marco Polo een boek
over zijn reizen naar China. Daarin vertelt hij over “grote zwarte stenen die …
branden als houtskool”. Nu is steenkool
al eeuwenlang één van onze belangrijkste
brandstoffen.
Energie in de zeventiende eeuw
Toen de Europeanen eenmaal ontdekt
hadden hoe handig het was om steenkool
te gebruiken voor verwarming, gingen ze
snel op zoek naar meer. En ze vonden het
overal om zich heen! In 1660 was het in
Engeland echt een ‘booming business’,
en de steenkool werd over de hele wereld
geëxporteerd. Hoewel de Engelse steden
snel vervuilden door al die kolenverbranding, gingen de Engelsen er toch mee
door, omdat ze hun hout nodig hadden
om houtskool van te maken. Dat houtskool gebruikten ze om ijzer te smelten en
andere metalen te bewerken. Ook werden
grote hoeveelheden hout gebruikt om
oorlogsschepen te bouwen.
In 1630 brak voor het eerst in de geschiedenis een energiecrisis uit, omdat het hout
dat gebruikt werd om houtskool van te
maken, opraakte. Steenkool uit kolenmijnen kon niet voor het smelten van metaal
worden gebruikt, omdat het te veel water
en zwavel bevatte. Door het water brandde
de steenkool op een lagere temperatuur, en
door de zwavel werd het metaal bros. Om
het tekort op te lossen, werden grote delen
van de bossen in Zweden en Rusland omgezet in houtskool. Rond 1700 ontdekte
men in Engeland een manier om zwavel
uit steenkool te verwijderen, zodat ook
steenkool voor metaalbewerking gebruikt
kon gaan worden.
Energie in de achttiende eeuw
Aan het begin van de 18e eeuw had
Europa, en met name Engeland, het
grootste deel van haar bossen gekapt.
De vraag naar steenkool groeide snel,
omdat de mensen steeds meer afhankelijk werden van steenkool als brandstof.
Een andere reden was de uitvinding van
de stoommachine door Thomas Newcomen in 1712. De stoommachine
werd gebruikt om grondwater uit diepe
kolenmijnen te pompen. Tot die tijd
takelden paarden het water met behulp
van een emmer en een touw uit de mijnen omhoog, wat niet erg efficiënt was.
James Watt verbeterde de stoommachi-
De stoommachine van James Watt
(1765).
5
James Watt en de stoommachine
De uitvinding van de
elektriciteit
De ontdekking van de elektriciteit
wordt toegeschreven aan de Griekse
filosoof Thales van Milete. Hij merkte dat als je met een dierenvacht over
een stuk barnsteen wrijft, het barnsteen lichte stukjes materiaal aantrekt, zoals veertjes of stukjes stro.
Het Griekse woord voor barnsteen is
“elektron”, vandaar het woord “elektriciteit”. Nu weten we dat deze aantrekkende kracht wordt veroorzaakt
door statische elektriciteit.
Eén enkele stoommachine kon het
werk doen van een flink aantal paarden. James Watt vergeleek de kracht
van zijn stoommachines met het
aantal paarden dat de machine kon
vervangen: een machine van twintig
paardenkrachten kon evenveel werk
verzetten als twintig paarden. Watt
berekende hoeveel een bedrijf kon
besparen door zijn stoommachine te
gebruiken in plaats van paarden. Het
bedrijf moest hem vervolgens elk jaar
eenderde van dat bedrag betalen, vijfentwintig jaar lang.
Oorspronkelijk definieerde James Watt
één paardenkracht als de hoeveelheid
energie die nodig is om een gewicht
van 33.000 Engelse ponden in één
minuut over een afstand van één voet
te verplaatsen (oftewel 15,000 kg over
een afstand van 30 cm in één minuut).
In moderne eenheden staat één paardenkracht gelijk aan 746 watt.
ne in 1765 zondanig, dat hij niet alleen
gebruikt kon worden om water op te
pompen, maar ook om andere machines aan te drijven.
De stoommachine was vooral belangrijk omdat de energie die vrijkwam bij
verbranding, de thermische energie, kon
worden omgezet in een andere vorm:
mechanische energie. Door deze nieuwe
uitvinding konden machines worden ‘gevoed’ met steenkool, terwijl er voor die
tijd altijd een windmolen of vallend water
in de buurt moest zijn. Omdat er meer
dan genoeg steenkool aanwezig was, werd
het veel gemakkelijker om grote aantallen
machines aan te drijven.
In 1799 ontwikkelde de Italiaanse uitvinder Alessandro Volta de eerste batterij,
en kreeg de wereld voor het eerst te maken met elektrische energie. Volta’s naam
wordt tot op de dag van vandaag nog
steeds gebruikt: de stopcontacten in onze
huizen leveren elektriciteit bij 230 of 110
Volt (of ‘V’ in het kort).
Een meisje ontdekt
elektriciteit.
© Brookhaven National Laboratory
Een stoomlocomotief.
6
Energie in de negentiende eeuw: het
tijdperk van de stoommachine
In de negentiende eeuw kwam de moderne
wereld in een stroomversnelling. Eén enkele stoommachine leverde in die tijd de
kracht van tweehonderd mensen. In heel
Engeland verrezen fabrieken die draaiden
op stoommachines. Ze produceerden textiel, meubels, en allerlei andere zaken die
voorheen met de hand werden gemaakt.
Door de massaproductie konden steeds
meer mensen zich de producten veroorloven. De markt groeide en de export floreerde. De Industriële Revolutie – de periode waarin de industriële bedrijvigheid
explosief groeide – verspreidde zich snel
over West-Europa en Noord-Amerika.
Voor het eerst in de geschiedenis kon
energie worden gebruikt op elk gewenst
moment, op elke plek en in elke hoeveel-
heid. Tot die tijd waren mensen afhankelijk van de kracht van wind en water om
hun fabrieken te laten draaien. Die energiebronnen waren lang niet altijd en overal beschikbaar. Langzamerhand ging men
energie beschouwen als een hulpmiddel
dat beschikbaar was op het moment dat
je het nodig had.
Stoomkracht
De stoommachine werd niet alleen ingezet in fabrieken. In 1804 werd de eerste
stoomlocomotief gebouwd, en in 1807 de
eerste stoomboot. Tegelijkertijd ontdekte
men dat je uit steenkool ook gas kunt
winnen. Dit steenkoolgas werd gebruikt
voor verlichting in fabrieken, straten en
huizen. In 1807 werd de eerste kolengasverlichting geïnstalleerd in de straten
van Londen, rond 1823 hadden alle grote
steden in Engeland gasverlichting in de
straten.
In de negentiende eeuw verrezen
er veel fabrieken die draaiden op
stoommachines. Een sterke centrale
stoommachine met een groot vliegwiel leverde de kracht voor een hele
fabriek. Een systeem van leren riemen
droeg de kracht van de stoommachine over aan de kleinere machines in
de fabriek. Op onderstaande foto is
deze drijfriem zichtbaar op de achtergrond.
Een katoenfabriek aangedreven met
een stoommachine (19e eeuw).
© Charles Edison Fund
© S.M. Prokudin-Gorskii, Library of Congress
De eerste elektrische gloeilamp van
Thomas Edison (1879).
7
© DaimlerChrystler
De eerste vierwielige automobiel van Gottlieb Daimler (1886).
In de loop van de eeuw werd de stoommachine verbeterd, waardoor ze steeds
krachtiger werden. Aan het eind van de
eeuw kon één enkele stoommachine het
werk doen van zesduizend mensen.
Halverwege de negentiende eeuw begon
men ook dammen te bouwen om met
behulp van waterkracht elektriciteit op
te wekken, en aan het eind van de eeuw
Het eerste gemotoriseerde vliegtuig van de
gebroeders Wright (1903).
experimenteerde men met het opwekken
van elektriciteit in windmolens. Zonneenergie werd in 1860 slim gebruikt door
de fransman Auguste Mouchout: uit geconcentreerd zonlicht maakte hij stoom,
waarmee hij een kleine stoommachine
aandreef.
In 1880 werd voor het eerst een stoommachine (op steenkool) aan een elektrische generator gekoppeld. De elektriciteitscentrale van Thomas Alva Edison
leverde het eerste elektrische licht aan de
Amerikaanse effectenbeurs op Wall Street
en de New York Times.
© John T. Daniels, Library of Congres
In 1859 werd in Pennsylvania in de VS
voor het eerst petroleum uit de grond opgepompt. Tot die tijd was petroleum de
mensen alleen maar tot last, omdat het de
drinkwaterbronnen vervuilde. Een tijdje
werd het verkocht als medicijn, maar de
mensen realiseerden zich al snel dat ze het
ook konden gebruiken als brandstof voor
verwarming en verlichting. Kort daarna
leerde men de olie te bewerken tot benzine en dieselolie, die werden gebruikt als
brandstof in een nieuwe uitvinding: de
verbrandingmotor.
8
Energie in de twintigste eeuw: het
tijdperk van de verbrandingsmotor
Toen de nieuwe brandstof benzine eenmaal beschikbaar was, bedacht de Franse
uitvinder Etienne Lenoir de eerste praktisch bruikbare “interne verbrandingsmotor”, die de hitte van brandende benzine gebruikt om een zuiger in de motor
aan te drijven. Zestien jaar later maakte
de Duitse uitvinder Nikolaus August
Otto een betere. In 1885 zette de Duitse
ingenieur Benz de motor van Otto op
wielen, en creëerde daarmee de eerste
auto (een driewieler). Het jaar daarop
bouwde de Duitse ingenieur Daimler
een auto met vier wielen, aangedreven
door een verbrandingsmotor. Die eerste auto’s waren uiteraard erg duur, en
daarom vooral leuke speeltjes voor rijke
heren.
Maar daar kwam snel verandering in. In
de Verenigde Staten bedacht Henry Ford
een slimme manier om snel een heleboel
auto’s te maken: de lopende band. Elke
arbeider stond de hele dag op dezelfde
plaats in de fabriek, en plaatste hetzelfde
onderdeel op elke auto die voorbij kwam.
In 1913 produceerde zijn autofabriek
duizend auto’s per dag. Auto’s werden
goedkoper, en steeds meer mensen konden er één betalen.
ting – het proces waarbij zware atomen
uiteenvallen in kleinere stukjes – enorme
hoeveelheden energie vrijkomen. In 1942
bouwde de Italiaanse natuurkundige Enrico Fermi de eerste kernreactor in de Verenigde Staten, en in 1954 werd de eerste
kernreactor in de Sovjet-Unie in gebruik
genomen.
De moderne tijd
Al in 1929 hadden wetenschappers ontdekt dat de zon zijn energie ontleent aan
kernfusie: het proces waarbij de kernen
van kleine atomen samensmelten, en
daarbij een grote hoeveelheid energie afgeven. In 1950 begonnen wetenschappers
te onderzoeken hoe je dit proces op aarde
zou kunnen gebruiken als energiebron.
Moderne problemen…
In iets meer dan 150 jaar hebben we geleerd hoe we energie in ons voordeel kunnen gebruiken, en ons leven is er voorgoed
door veranderd. Door de ruime beschikbaarheid van betaalbare energie is ons leven
aangenaam, zijn we mobiel en productief.
Maar energie kent ook z’n prijs.
Het energieverbruik groeide in deze eeuw
razendsnel, en verdubbelde ongeveer elke
25 jaar. De kosten voor de productie van
energie namen af, en daardoor werd energie in veel westerse landen, inclusief de VS,
een goedkoop en alom aanwezig hulpmiddel. Energiebesparing was toen nog niet
nodig, want er was ruim voldoende beschikbaar.
In 1973 stopte de Arabische olieproducerende landen om politieke redenen met het
leveren van olie aan westerse landen en de
VS. In één dag verdrievoudigden de olieprijzen. Er ontstond een oliecrisis, waarin
auto’s in lange rijen bij de benzinepomp
stonden te wachten om benzine te kopen.
Voor het eerst realiseerden de mensen zich
hoe afhankelijk ze waren geworden van
Vervuiling neemt vele vormen aan:
aangespoelde olievaten op Antarctica.
Halverwege de twintigste eeuw, tijdens
en na de Tweede Wereldoorlog, ontdekte
men hoe je de kracht van het atoom kunt
benutten. Lise Meitner, een Oostenrijkse
onderzoekster, ontdekte dat bij kernsplij-
© European Community, 2005
In 1903 stopten twee Amerikaanse broers,
Wilbur en Orville Wright, de verbrandingsmotor in een vliegende machine:
het eerste vliegtuig dat kon vliegen op
brandstof. Ongeveer tegelijkertijd werd
in Italië de eerste geothermische elektriciteitscentrale – een centrale die gebruik
maakt van de warmte in het binnenste
van de aarde – in gebruik genomen. En in
1905 publiceerde Einstein zijn beroemde
theorie die uitlegt dat massa kan worden
omgezet in energie.
9
energie, en hoe belangrijk het is om er verstandig mee om te gaan. In 1979 stegen
de olieprijzen voor de tweede keer explosief. De prijs van een vat olie steeg tot 60$
per vat, terwijl in 2003 de prijs van een vat
olie ongeveer 25$ was (beide prijzen uitgedrukt in dollars uit het jaar 2000). De
laatste jaren stijgt de olieprijs weer flink.
In 1979 vond er een ongeluk plaats in de
kernreactor van Three Mile Island in de
VS. Het ongeluk ontstond door een opeenvolging van mechanische storingen en
menselijke fouten. Het publiek was geschokt, omdat het jarenlang had gehoord
dat er nooit een nucleair ongeluk zou kun-
nen gebeuren. Het ongeluk versterkte het
algemeen heersende crisisgevoel. Een nog
ernstiger ongeluk vond plaats in Chernobyl (in het huidige Ukraïne) in 1986.
Hoewel het ongeluk veroorzaakt werd
door een combinatie van slecht ontwerp
en het negeren van veiligheidsregels, en in
een moderne kerncentrale uitgesloten zou
zijn, veranderden veel mensen van mening over het gebruik van kernenergie.
Maar ook fossiele brandstoffen, zoals
steenkool, olie en aardgas, vormen een
bedreiging voor het milieu. Tijdens de
verbranding produceren alle fossiele
brandstoffen verschillende milieuvervuilende stoffen. Een aantal van deze gassen,
waaronder kooldioxide (CO2), vormen
in de atmosfeer een soort deken die de
warmte van de aarde vasthoudt: het broeikaseffect. Door dit effect stijgen de temperaturen op aarde, met alle mogelijke
negatieve gevolgen van dien, zoals meer
extreme weersomstandigheden. Sinds de
Industriële Revolutie is de temperatuur
op aarde al met 0,6 graden Celsius gestegen. Andere verbrandingsgassen veroorzaken luchtvervuiling en smog.
Een ander probleem is het feit dat energie
niet beschikbaar is voor iedereen. Ongeveer twee miljard mensen (eenderde van
de wereldbevolking) hebben geen toegang
tot moderne vormen van energie. Deze
mensen hebben dus ook niet het comfort, de gezondheid, de mobiliteit en de
productiviteit die je met moderne energie
kunt verkrijgen.
Onze energieconsumptie stijgt razendsnel. Wetenschappers verwachten dat er
in het jaar 2050 negen miljard mensen
op aarde leven, terwijl dat er nu nog zes
miljard zijn. Al die nieuwe mensen hebben energie nodig. Bovendien gaan mensen in zich ontwikkelende landen steeds
Kernfusie is de energiebron van de zon. Wetenschappers onderzoeken hoe je deze energiebron op aarde kunt gebruiken.
10
© NASA
© European Community, 2005
Elektriciteit opwekken met windenergie.
…en moderne oplossingen.
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen komt het broeikasgas kooldioxide vrij.
Om te voorkomen dat het gas in de atmosfeer terecht komt, zou je het kunnen
opslaan in lege gas- of olievelden, of in
waterhoudende lagen. Deze ondergrondse opslag van CO2 zou gebruikt kunnen
worden als tijdelijke maatregel om het
broeikaseffect te vertragen. Als aardgas
miljoenen jaren onder de grond in een
gasveld blijft zitten, dan zou de geïnjecteerde kooldioxide dat ook moeten doen,
zo luidt de redenering. Op dit moment
wordt nog onderzocht of deze techniek
veilig, praktisch en rendabel is. Ondergrondse opslag is een voorbeeld van een
hele reeks technieken waarmee we kunnen proberen fossiele brandstoffen op een
schone manier te gebruiken.
Een belangrijk doel voor de toekomst is
om elektriciteit op een CO2-vrije manier
te maken. Op dit moment produceren
waterkracht, kernsplijting en biomassa
35% van de wereldwijde elektriciteitconsumptie zonder CO2 te maken. Andere
technieken die duurzame energiebronnen
zoals wind, zon, getijden-energie en aardwarmte gebruiken, produceren nu slechts
0.7% van de wereldwijde elektriciteit.
Maar deze technieken ontwikkelen zich
snel, en er is goede hoop dat dit aandeel
rond 2050 flink hoger zal liggen.
© Warren Gretz (PIX DOE/NREL)
Zonnepanelen zetten zonlicht om elektriciteit.
Ook wordt er veel onderzoek gedaan om
de huidige problemen rond kernsplijting
– zoals de opslag van radioactief materiaal
en de veiligheid van kernreactoren – op te
lossen, en om nieuwe, veilige kernreactoren te bouwen.
Kernfusie, het proces waarbij energie vrijkomt door het samensmelten van atomen
(de energiebron van de zon en de sterren), kan rond 2040 schone en CO2-vrije
energie gaan produceren. Op dit moment
doen wetenschappers over de hele wereld
onderzoek om deze energiebron op aarde
te leren gebruiken.
Fossiele brandstoffen die worden
verbrand, zorgen voor de uitstoot van
broeikasgassen in de atmosfeer.
© European Community, 2005
meer energie gebruiken, en de verwachting is daarom dat we in 2050 minstens
twee maal zoveel energie nodig hebben
als nu. Als we energie blijven maken op
de manier waarop we dat nu doen, dus
voornamelijk met fossiele brandstoffen,
dan zal ons milieu sterk achteruitgaan.
Fossiele brandstoffen zullen bovendien
steeds duurder worden en uiteindelijk
opraken, hoewel dat nu nog lang niet
het geval is.
11
3
Energie in ons dagelijks leven
In ons dagelijks leven gebruiken we verschillende soorten energie, zoals aardgas,
elektriciteit en benzine. Kunnen we niet
gewoon één vorm van energie gebruiken,
bijvoorbeeld elektriciteit? Ja en nee. Zoals we verderop zullen zien is elektriciteit
soms niet zo handig, en heb je meer aan
een vloeibare brandstof. Welke vorm van
energie je nodig hebt hangt sterk af van
de toepassing. De dingen waar we energie
voor nodig hebben kunnen we als volgt
verdelen: verwarmen (huizen, eten, water),
koelen (eten, kamers), voorwerpen en materialen produceren (industrie), transporteren (auto’s, vrachtwagens, schepen, treinen, vliegtuigen) en andere toepassingen
(muziek maken, verlichten, enzovoorts).
Koelen en verwarmen
Koelen en verwarmen doen we vooral om
de temperatuur in onze huizen en kantoren
aangenaam te houden: in de winter verwarmen we de lucht in onze kamers, en in
de zomer maken we het graag koeler. Het
hangt er natuurlijk wel vanaf waar je woont:
mensen in koude streken gebruiken meer
brandstoffen voor verwarming dan mensen in warme landen. Bewoners van warme
streken gebruiken liever airconditioners om
de temperatuur laag te houden.
© European Community, 2005
De luchtvaart verbruikt veel kerosine.
12
Daarnaast gebruiken we warmte om te
koken, te douchen of een warm bad te
nemen. We gebruiken koelkasten en diepvriezers om te voorkomen dat ons eten
bederft, en om dranken koud te maken.
Ook de industrie maakt in veel processen
gebruik van koeling en verwarming.
Welke vorm van energie is hiervoor het
meest geschikt? Om ruimtes, water of
voedsel te verwarmen verbranden we
meestal aardgas, olie of kolen in één of andere brander. Er zijn verschillende soorten
branders: van de oven in de keuken tot
enorme gasketels voor de verwarming van
grote gebouwen. Maar je kunt ook verwarmen met elektriciteit: denk maar aan
een waterketel of een elektrische oven.
De meeste koelapparaten, zoals koelkasten,
diepvriezers en airconditioners, gebruiken
elektriciteit, hoewel er ook koelkasten bestaan die op aardgas draaien. In de meeste
huishoudens zijn de koelkast en de diepvries de grootste elektriciteitsverbruikers.
Transport
Transportenergie is nodig om iets van de
ene plek naar de andere te verplaatsen. Als
je een tas draagt, is je lichaam de machine
die de tas vervoert. Het voedsel dat je eet
levert de energie voor het transport. Elke
dag worden miljarden kilo’s goederen getransporteerd over de weg, het water of
door de lucht, door vrachtwagens, treinen, schepen en vliegtuigen. Bijna al deze
machines worden aangedreven met benzine, aardgas, olie of kerosine. Alleen de
trein (en vergelijkbare vervoersystemen
zoals de tram en de metro) wordt grotendeels aangedreven met elektriciteit.
Ook elektrische motoren, die bijvoorbeeld
worden gebruikt in fabrieken, pompen,
en ventilatoren, worden aangedreven met
elektriciteit. In huis vind je waarschijnlijk
wel twintig tot veertig elektromotoren die
allerlei dingen aandrijven. In een koelkast
zit bijvoorbeeld een pomp, en een magnetron gebruikt twee motoren: één voor de
ventilator en één voor de ronddraaiende
Industrieel energiegebruik
De industrie produceert veel van de alledaagse producten die we gebruiken, zoals
kleren, voedsel, plastic verpakkingsmaterialen en schoon water. Bovendien maakt
de industrie de constructiematerialen die
nodig zijn om straten, huizen, flats, bruggen en spoorwegen mee te bouwen. Het
maken van al die materialen en producten
kost enorme hoeveelheden energie, zowel
in de vorm van warmte (bijvoorbeeld
stoom) als elektriciteit. Omdat fabrieken meestal warmte én elektriciteit nodig
hebben, wordt de elektriciteit vaak in de
fabriek zelf opgewekt, zodat de warmte
die overblijft gebruikt kan worden in een
industrieel proces. Op die manier wordt
de energie zo optimaal mogelijk benut.
duur landelijk distributienetwerk nodig
om de elektriciteit naar een huis te brengen, waarvan de hoogspanningsmasten
het meest zichtbare onderdeel vormen.
Hierdoor gaat gemiddeld 10% van de
energie verloren. Bovendien is het moeilijk elektriciteit in grote hoeveelheden op
te slaan. Om een redelijke hoeveelheid
elektrische energie op te slaan, heb je
grote, zware accu’s nodig, wat elektriciteit
meestal niet geschikt maakt voor gebruik
in transport. Treinen lossen dit probleem
op met bovenleidingen, die in feite functioneren als extreem lange verlengsnoeren.
Wereldwijd neemt het gebruik van elektriciteit razendsnel toe. Onderzoekers
voorspellen dat het elektriciteitsgebruik
tussen 2002 en 2030 zal verdubbelen,
en dat de snelste groei plaats zal vinden
in ontwikkelingslanden. Op dit moment
© www.freeimages.co.uk
plaat. In een stereo-installatie zitten misschien wel zeven kleine elektromotortjes,
een computer heeft er een stuk of acht, en
een videorecorder heeft er minstens twee.
Alle elektronische apparaten zoals video’s,
tv’s en computers, zijn afhankelijk van
elektriciteit.
Andere toepassingen
Bijna alles in en om het huis wat energie
verbruikt, doet dat in de vorm van elektriciteit. Surfen over internet of het typen van
een tekst op een computer vergen elektriciteit. Het zelfde geld voor het luisteren naar
muziek of het kijken naar een tv-programma. De kamer stofzuigen, kleren wassen,
strijken: allemaal zaken die elektriciteit gebruiken. Sommige mensen gebruiken zelfs
elektriciteit om brood te snijden, sinaasappels te persen of hun tanden te poetsen.
Elektriciteit
Elektriciteit is de meest flexibele vorm van
energie – het kan voor vrijwel alle toepassingen worden gebruikt. Op de plek waar
elektriciteit wordt gebruikt, worden geen
hinderlijk lawaai en afvalstoffen geproduceerd, en bovendien heb je geen brandstoftank nodig om je computer of stereo-installatie van energie te voorzien. Elektriciteit is
er op het moment dat je het nodig hebt, en
in de vorm waarin je het wilt hebben.
Maar er zijn ook nadelen. Omdat elektriciteit centraal wordt opgewekt, is er een
Elektriciteit is de meest flexibele vorm van energie.
13
heeft een kwart van de wereldbevolking
nog geen toegang tot elektriciteit.
Hoe meet je energie?
Tabel 1.
De energie-inhoud van verschillende
voedingsmiddelen.
Type voedsel
Portiegrootte
Energie kan vele vormen aannemen: we
gebruiken elektriciteit voor licht, koken
op gas, en zo nu en dan maken we een
vuurtje van brandhout. Als we willen weten hoeveel energie we gebruiken, hebben
we een manier nodig om al deze soorten
energie met elkaar te vergelijken. In welke
eenheden meten we energie?
Gewicht
(gr)
Energieinhoud
(kJ)
Energieinhoud
(kJ/gr)
Boter / margarine
1 theel.
14
419
30
Pindakaas
1 theel.
16
398
25
PindaÕs
1 kopje
145
3.520
24
Melkchocolade
1 stuk
30
629
21
Chips
10 chips
20
440
22
Chocoladetaart
1 taartpunt
100
1.827
18
Kaas
1 stuk
17
293
17
Karbonade
1 stuk
87
1.152
13
Appeltaart
1 taartpunt
158
1.697
11
Hamburger
1 stuks
98
1.027
10
Bruin brood
1 snede
28
293
10
Roomijs
1 kopje
148
1.467
10
Kip, gegrild
1 stuk
86
587
7
Ei, gekookt
1 ei
50
314
6
Rijst, gekookt
1 kopje
205
943
5
Banaan
1 stuks
114
440
4
Koemelk (vol)
1 kopje
244
629
3
Yoghurt (vol)
1 kopje
227
587
3
Cola
1 kopje
369
670
2
Appel
1 stuks
138
335
2
Wortel
1 stuks
72
126
2
Sinaasappel
1 stuks
131
251
2
Watermeloen
1 punt
160
210
1
Komkommer
6 plakjes
28
21
1
14
Energie is het vermogen om arbeid te verrichten. Dit vermogen kan worden vergeleken met een standaard situatie waarin
arbeid wordt verricht, zoals het optillen
van een gewicht. Daarom wordt energie
gemeten in joules (J), waarbij 1 joule gelijk is aan de energie die nodig is om over
een afstand van 1 meter een kracht van 1
newton uit te oefenen (de newton is de
eenheid van kracht). Om een idee te geven
hoeveel dat is: een kracht van 1 newton is
net genoeg om een appel van 100 gram op
te tillen. Dus als je een appel van 100 gram
één meter optilt, heb je 1 joule nodig om
dat te doen. En zo kun je doorgaan: voor
Om precies te zijn…
De formule die precies berekent hoeveel energie je nodig hebt om een
massa op te tillen is: Energie = Massa
x Zwaartekrachtsversnelling x Hoogte,
of: E = m·g·h. Op aarde is de zwaartekrachtsversnelling g = 9,8 m/s2. Dus
om 100 gram (0,1 kilogram) tot een
hoogte van 1 meter op te tillen, heb
je E = 0,1 · 9,8 · 1 = 0,98 joule nodig.
Dat is bijna 1 joule.
De calorie
De energie in voedingsmiddelen wordt
meestal uitgedrukt in een andere eenheid, namelijk de calorie. Eén calorie
is de energie die je nodig hebt om één
gram water één graad Celsius op te
warmen. Een calorie is gelijk aan 4,19
joule. Vaak wordt een grotere eenheid
gebruikt, de kilocalorie (kcal): 1 kcal=
1.000 cal = 4.190 joule.
De gemiddelde voedselbehoefte van
een volwassen man is 2.300 kcal en
voor een vrouw 2.000 kcal, maar die
getallen hangen erg af van leeftijd, gewicht, en hoe actief je bent.
twee meter heb je 2 joule nodig, en om een
gewicht van 1 kilo (1.000 gram) één meter
op te tillen, heb je 10 joule nodig.
Eén joule is maar heel weinig energie, en
meestal praten we daarom over kilojoule
(1 kJ = 1.000 J) of megajoule (1MJ =
1.000.000 J). Alle vormen van energie
kunnen worden uitgedrukt in joule. Als je
bijvoorbeeld een liter benzine verbrandt,
komt er 28 MJ energie vrij.
Ook ons lichaam heeft energie nodig. We
verwerken voedsel om arbeid te verrichten, zoals lopen, spieren bewegen, groeien
en schade repareren. Een banaan bevat
ongeveer 180 kJ energie, en een reep chocola ongeveer 1400 kJ. Op verpakkingen
van voedingsmiddelen staat meestal vermeld hoeveel energie het voedsel bevat.
Als je een minuut hardloopt, verbruik je
Energie-eenheid
Symbool
Equivalente hoeveelheid
joules
Kilojoule
kJ
1.000 J (= 103 J)
Megajoule
MJ
Kilowatt-uur
kWh
Ton olie equivalent
toe
41,87á109 J
Calorie
cal
4,190 J
Kilocalorie
kcal
4.190 J
1.000.000 J (= 106 J)
3.600.000 J (= 3.6 á106 J)
Tabel 2. Veelgebruikte eenheden van energie.
De ton aardolie-equivalent
Voedsel bevat veel energie: deze drie paprika’s bevatten in totaal ongeveer 300 kilojoule (72 kcal).
Een andere eenheid die veel wordt gebruikt om hoeveelheden energie in uit
te drukken is de ton aardolie-equivalent
(in het Engels ton of oil equivalent of
toe). Een toe is gelijk aan de gemiddelde warmte-inhoud van 1 ton ruwe
aardolie, ofwel 41.868 megajoule. Deze
eenheid wordt vaak gebruikt in overzichten waarin verschillende energiebronnen voorkomen, zoals steenkool,
olie, aardgas, kernenergie, enzovoorts.
© www.freeimages.co.uk
Grote getallen
In dit boekje gebruiken we de exponentiële notatie om grote getallen op
te schrijven. Het idee is dat je het aantal nullen in een getal telt, in plaats
van ze allemaal op te schrijven. Dus
5000 kun je schrijven als 5,0·103.
Op die manier schrijf je 1.000.000
als 1,0·106 en 5.124.000.000 wordt
5,124·109.
15
ongeveer 150 kJ, en voor een minuut fietsen heb je 50 kJ nodig. Zelf als je slaapt
gebruik je nog 4 kJ per minuut. Dus met
één reep chocola kun je ongeveer tien
minuten hardlopen of zes uur slapen. In
tabel 1 vind je de voedingswaarde van een
groot aantal levensmiddelen.
De paardenkracht wordt nog steeds
gebruikt om de sterkte van verbrandingsmotoren uit te drukken. Eén
paardenkracht (1 pk) is gelijk aan
746 watt. Gek genoeg is dat ongeveer
50% meer dan wat een gemiddeld
paard gedurende een hele werkdag
aankan. Een snelle, moderne auto
heeft een vermogen van maar liefst
200 tot 300 pk!
Eenheden van vermogen
1 watt = 1 joule / seconde
1 kW = 1000 watt
1 pk (paardenkracht) = 746 watt
Met één
kilowattuur
kun je je
stereo-installatie twintig
tot dertig uur
gebruiken.
16
Vermogen
Behalve energie komen we ook vaak het
begrip vermogen tegen. Vermogen is de
hoeveelheid energie die per tijdseenheid
wordt gebruikt of opgewekt. Vermogen
wordt daarom gemeten in joule per seconde (J/s), ook wel watt (W) genoemd. Een
lamp van 100 watt gebruikt elke seconde
100 joule aan energie. Per minuut gebruikt
deze lamp dus 6.000 joule. Op de meeste
apparaten, zoals een tv of magnetron, staat
het vermogen vermeld. Een magnetron
verbruikt bijvoorbeeld 1.000 watt, en een
wekkerradio ongeveer 10 watt.
Hoeveel is dat, 1.000 watt, of 10 watt?
Laten we ons eigen lichaam als voorbeeld nemen. Als je een trap oploopt,
heb je een bepaalde hoeveelheid vermogen nodig. Stel dat Linda (50 kg) drie
trappen oprent en daarbij een hoogte
van ongeveer 10 meter overbrugt. Daarvoor heeft ze 4.900 joule energie nodig
(50 kilogram x 9,8 joule per kilogram
per meter x 10 meter). Als ze dat in 20
© www.freeimages.co.uk
De paardenkracht
seconden doet, heeft ze in die 20 seconden 4.900/20= 245 watt verbruikt. Dat
is behoorlijk vermoeiend!
Een gezond mens kan met zijn handen
gedurende langere tijd maar 50 watt produceren zonder moe te worden. Gebruik
je je voeten, bijvoorbeeld op de fiets, dan
kun je gedurende lange tijd 75 tot 125
watt produceren. Dat betekent dat je tien
fietsende mensen nodig hebt om het vermogen van een magnetron te leveren! In
een sprint kan je lichaam wel 1.000 watt
produceren, maar dat hou je dan maar
ongeveer 30 seconden vol.
Energie en vermogen worden vaak door elkaar gebruikt, maar ze betekenen iets totaal
anders. Vermogen is een maat voor hoe snel
er energie wordt verbruikt. Als je 10 joule
gebruikt gedurende 5 seconden, of 10 joule
gedurende 10 seconden, heb je in beide gevallen evenveel energie verbruikt. Maar het
vermogen was in het eerste geval 10/5 = 2
watt, en in het tweede geval 10/10 = 1 watt.
In het tweede geval was de snelheid waarmee
de energie werd gebruikt dus lager.
Energie in huis
In huis gebruiken we energie in verschillende vormen. De meest bekende is de
energie uit het stopcontact: elektriciteit.
Elektrische energie wordt geleverd door
een stroombron, zoals een batterij of
een generator. De meeste mensen kopen
elektriciteit bij een stroombedrijf, dat beschikt over een aantal grote generatoren.
De energie die in die generatoren wordt
opgewekt wordt naar de huizen getransporteerd via hoogspanningsleidingen. De
eenheid van energie die aan huishoudens
wordt verkocht is 1.000 watt gedurende 1
uur, ofwel de kilowattuur (kWh).
Hoeveel energie is 1 kWh? 1.000 watt
gedurende één uur is gelijk aan 1.000
joule per seconde x 3.600 seconden =
3.600.000 joule. Voor die energie betaal
je ongeveer 13 eurocent (de gemiddelde
prijs in de EU). Stel je voor dat je een eersteklas atleet inhuurt om die energie voor
je op te wekken, bijvoorbeeld door op een
fiets een dynamo aan te drijven. Een atleet kan gedurende een paar uur 300 watt
produceren, dus hij of zij is drie uur hard
aan het werk om die ene kWh op te wekken! En waarschijnlijk moet je wat meer
betalen dan 13 eurocent.
Behalve elektriciteit gebruiken we in ons
dagelijks leven ook energie in de vorm van
fossiele brandstoffen, zoals aardgas, olie,
en benzine. Olie en gas worden gebruikt
om op te koken, en om in de winter huizen te verwarmen. We gebruiken benzine
om motoren en auto’s aan te drijven. Veel
landen hebben een ondergronds netwerk
van pijpleidingen om het aardgas te distribueren. Ook is gas te koop in vaten van
verschillende afmetingen, bijvoorbeeld
voor op de camping. Tabel 3 maakt dui-
Energievorm
Eenheidgrootte
1 kWh
0,11
1
0,11
1 m3
0,11
10
0,01
Benzine
1 liter
1,1
8
0,13
Batterij
1 AA penlight
1,0
0,001
900
Tabel 3.
Energie-inhoud en kosten van verschillende vormen van energie in
Nederland, in het jaar 2002.
Gemiddeld
energieverbruik per
maand
(kWh)
4.500
89
400
Koelkast (500 l)
450
333
150
Airconditioner (kamer)
700
200
140
3.500
17
59,5
375
256
96
1.500
40
60
Luchtbevochtiger
177
230
40,7
Televisie
200
183
36,6
Afwasmachine
1.000
25
25
Magnetron
1.500
11
16,5
Computer (met printer en monitor)
200
75
15
Stereo-installatie
250
60
15
Vrieskist (150 l)
100
125
12,5
1.500
8
12
80
150
12
1.560
6
9,4
500
17
8,5
75
100
7,5
1.165
4
4,7
Wasdroger
Waterbed verwarmer
Elektrisch kacheltje
Hete-lucht oven
Plafondventilator
Stofzuiger
Wasmachine
Gloeilamp
KofÞezetapparaat
Kosten
per kWh
(Euro)
Natural gas
Gemiddeld
gebruik per
maand
(uren)
Boiler
Energieinhoud per
eenheid
(kWh)
Elektriciteit
Energieverbruik
(watt)
Apparaat
Kosten per eenheid
(Euro)
Tabel 4.
Energieverbruik van huishoudelijke apparatuur
(tabel gaat verder op de volgende pagina).
Wat kun je doen met 1 kilowattuur?
• Je eten gedurende één dag bewaren in een energiezuinige koelkast
• De Eiffeltoren 4 centimeter optillen
• 1 kubieke meter water met 1 graad
Celsius verwarmen
• Een gemiddelde elektrische auto
1,6 kilometer laten rijden
• Je stereo-installatie 20 tot 30 uur
laten spelen
• Een spaarlamp van 18 watt 55 uur
laten branden
17
Ander gebruik (5%)
Stand-by (6%)
Waterverwarming
Verwarmen/
koelen (28%)
Koken (9%)
Elektronische
apparatuur (6%)
De energierekening en de
elektriciteitsmeter
Op de energierekening staat hoeveel
kilowattuur elektriciteit en hoeveel
kubieke meter aardgas een huishouden in een bepaalde periode heeft
gebruikt. Om te zien hoeveel elektrisch vermogen je op een bepaald
moment gebruikt, kun je op de elektriciteitsmeter kijken. Sommige elektriciteitsmeters hebben een schijf die
je kunt zien ronddraaien. Hoe meer
vermogen wordt gebruikt, hoe sneller
de schijf ronddraait. Op een teller is
zichtbaar hoeveel kilowattuur in totaal is verbruikt. Op dezelfde manier
kun je op de gasmeter aflezen hoeveel
aardgas je gebruikt. Zo kun je meten
hoeveel energie je per uur, per dag, of
per maand gebruikt.
Verlichting (12%)
Huishoudelijke apparatuur (24%)
Figuur 1. Het elektriciteitsverbruik van
huishoudens in Europa in 2002. Verwarming en koeling vormen de grootste
fractie, terwijl verlichting slechts 12%
van het totaal uitmaakt. (bron: IEA).
delijk dat gas veel energie voor weinig geld
oplevert. Daarom is gas de eerste keus om
op te koken en het huis te verwarmen, als
het beschikbaar is.
Ten slotte kunnen we ook kleine hoeveelheden draagbare energie kopen in
de vorm van batterijen. Die zijn wel het
duurst: een kleine batterij voor je horloge
lijkt goedkoop, maar de prijs per kWh is
ongeveer 900 euro!
Apparaat
Soms gebruikt een klok (van 5 W) per maand meer energie
dan een elektrisch broodrooster (van 1.400 W). Dat komt
doordat de klok de hele maand aan staat, terwijl het broodrooster steeds maar kort wordt gebruikt.
18
Spaarlamp
Klok
Broodrooster
Haardroger
Boormachine
Elektrische
tandenborstel
Hoeveel energie gebruiken we?
Elke dag gebruiken we energie, maar hoeveel precies? Dat hangt ervan af waar je
woont, hoe je leeft en wat je doet. Laten we
eens kijken hoeveel kilowattuur we in een
maand gebruiken. Op de meeste apparaten
zit een label waarop staat hoeveel vermo-
Energieverbruik
(watt)
Gemiddeld
gebruik per
maand
(uren)
40
5
1.400
1.000
300
100
730
2
2,5
3
Gemiddeld
energieverbruik per
maand
(kWh)
4.0
3.7
2,8
2,5
1
1
730
1
Tabel 4. Energieverbruik van huishoudelijke apparatuur (vervolg van vorige pagina).
gen het apparaat nodig heeft. Een tv heeft
bijvoorbeeld zo’n 200 watt nodig, en een
broodrooster gebruikt ongeveer 1400 watt.
Als je wilt weten hoeveel energie je verbruikt, moet je natuurlijk ook weten hoe
lang je een elektrisch apparaat gebruikt.
Een elektrische klok van 5 watt die de
hele maand aan staat, gebruikt 3,7 kWh
per maand, terwijl een broodrooster van
1.400 watt, die in totaal maar twee uur
per maand aan staat, minder dan 3 kWh
per maand gebruikt! Kleine apparaten,
die maar weinig vermogen nodig lijken
te hebben, kunnen dus ongemerkt toch
een heleboel elektriciteit gebruiken. De
lijst in tabel 4 laat zien hoeveel vermogen
verschillende huishoudelijke apparaten
nodig hebben, hoe lang ze gemiddeld
worden gebruikt, en hoeveel energie ze
per maand gebruiken.
precieze gebruik varieert van land tot
land. Het Europese gemiddelde elektriciteitsgebruik van een gezin is 4.100 kWh
per jaar, oftewel 340 kWh per maand. Er
bestaat een eenvoudige manier om uit te
Land
Bevolking in
miljoenen
Totaal elektriciteitsverbruik door alle
huishoudens
(1000 GWh per jaar)
Elektriciteitsverbruik
per person
(kWh per persoon per
jaar)
Zweden
8,9
41,4
4.700
Finland
5,2
19,9
3.800
Belgi‘
10,3
25,9
2.500
Frankrijk
59,5
133,0
2.200
5,4
10,2
1.900
59,2
114,5
1.900
3,9
7,4
1.900
Denemarken
Verenigd
Koninkrijk
Ierland
Welke apparaten zijn de grootste energieverslinders? In de tabel zien we dat koelkasten, diepvriezers, airconditioners, centrale
verwarming en waterkokers veel energie
gebruiken. Met andere woorden: het zijn
precies de apparaten die iets te maken hebben met koelen of verwarmen die in een
huishouden de meeste stroom verbruiken.
Oostenrijk
8,1
15,7
1.900
Luxemburg
0,4
0,7
1.800
379,4
663,6
1.700
Figuur 1 laat zien hoe elektriciteit wordt
gebruikt in Europese huishoudens. Het
Stand-by
Veel elektrische apparaten staan nooit
helemaal uit, maar staan op stand-by.
In deze stand gebruiken ze nog steeds
energie: een gemiddeld huis gebruikt
ongeveer 100 watt aan vermogen
voor apparaten die stand-by staan.
Ook opladers voor mobiele telefoons
gebruiken energie als ze in het stopcontact blijven zitten terwijl je ze niet
gebruikt. Je kunt het in je eigen huis
proberen: als alle elektrische apparatuur ‘uit’ staat, draait de meter dan
nog steeds?
EU-15
Cyprus
0,7
1,2
1.700
EU-25
453,8
723,8
1.600
82,5
131,1
1.600
Duitsland
Tsjechi‘
10,2
14,1
1.400
Nederland
16,1
22,8
1.400
Griekenland
11,0
15,8
1.400
Sloveni‘
2,0
2,7
1.400
Malta
0,4
0,5
1.300
Spanje
41,2
50,6
1.200
Itali‘
57,1
63,0
1.100
Portugal
10,4
11,4
1.100
Estland
1,4
1,6
1.100
Hongarije
10,2
10,4
1.000
Slowakije
5,4
4,9
910
Polen
38,4
21,7
570
Letland
2,3
1,3
570
Litouwen
3,5
1,8
510
Tabel 5.
Elektriciteitsgebruik in huishoudens in verschillende Europese landen in
2002. Zweden en Finland gebruiken goedkope waterkracht, waarmee
ze ook hun huis verwarmen. België, Frankrijk en Zwitserland gebruiken
veel kernenergie. Het gemiddeld aantal personen in een Europees huishouden bedraagt 2,6. (bron: Eurostat).
19
Elektriciteit in
huishoudens (6%)
Transport (31%)
Gas, benzine, etc., in
huishoudens, (20%)
Figuur 2.
Het Europese gebruik van finale
energie in verschillende sectoren, in
het jaar 2002. De totale hoeveelheid
finale energie die werd verbruikt is
1080 Mtoe. Voor het verschil tussen
primaire en finale energie, zie hoofdstuk 1. (bron: Eurostat).
Commerciële
diensten (15%)
Industrie (28%)
vinden hoeveel elektriciteit je precies gebruikt: de elektriciteitsrekening! Daarop
staat precies hoeveel kWh elektriciteit in
een jaar of maand zijn gebruikt.
Tabel 6.
Het totale primaire energiegebruik
per jaar in verschillende delen van de
wereld, in 2002. (bron: IEA).
Land
India
In tabel 5 staat het elektriciteitsverbruik
per persoon in alle Europese landen. Het
is duidelijk dat er grote verschillen zijn
tussen de verschillende landen. Daar zijn
een aantal redenen voor: in Zweden is
Bevolking in
miljoenen
Totaal primair
energiegebruik
(miljoen toe
per jaar)
Primair
energiegebruik per
persoon
(toe per jaar)
1.049
539
0,51
Afrika
832
540
0,65
China
1.287
1.245
0,97
Brazili‘
174
191
1,10
Europese Unie
(EU-25)
455
1.692
3,72
Verenigde Staten
287
2.290
7,98
6.196
10.231
1,65
Wereld
20
bijvoorbeeld maar 1% van de bevolking
aangesloten op het landelijke gasnet. In
plaats van gas heeft Zweden veel goedkope waterkracht. Daarom gebruiken Zweden elektriciteit voor bijna alles, inclusief
het verwarmen van hun huis. Daarvoor is
veel elektrisch vermogen nodig.
Primair energiegebruik
Tot nu toe hebben we het alleen gehad
over de hoeveelheid elektriciteit die we
gebruiken. Maar we gebruiken natuurlijk ook gas om op te koken en voor de
verwarming. Auto’s, treinen en vliegtuigen gebruiken benzine of andere fossiele
brandstoffen. En fabrieken gebruiken
energie om hun producten of materialen
te maken. Laten we nu eens kijken hoeveel energie een heel land gebruikt.
Elk land gebruikt zijn energiebronnen
op een andere manier, met verschillende
technologieën. Ook gaat dat niet overal
even efficiënt. Het is dus moeilijk om het
ene land met het andere te vergelijken, en
de ene vorm van energie met de andere.
Toch kunnen we dat als volgt doen: we
drukken alle liters olie, kubieke meters
aardgas, enzovoorts, uit in de hoeveelheid
energie die ze bevatten, en tellen dat bij
elkaar op. Als eenheid gebruiken we de
ton aardolie-equivalent (de toe, een afkorting van het engelse ton of oil equivalent).
Eén toe is gelijk aan 41.868 megajoule.
Het is de gemiddelde energie-inhoud van
één ton ruwe olie (ongeveer 7,5 vaten).
Met primaire energie bedoelen we energie in
zijn meest ruwe vorm. Deze energie wordt
gedeeltelijk omgezet in elektriciteit, gedeeltelijk in bijvoorbeeld benzine voor transport, en gedeeltelijk direct worden gebruikt
in industriële processen. Laten we de cijfers
van de Europese Unie eens vergelijken met
die van andere delen in de wereld. Tabel 6
laat zien hoeveel primaire energie er wordt
gebruikt in verschillende delen van de wereld, en hoeveel dat is per inwoner.
In de tabel zie je dat een gemiddelde inwoner van Europa 3,7 ton aardolie-equivalent per jaar gebruikt. Hoeveel is dat?
De energie-inhoud van 3,7 ton olie is ongeveer 1,5·1011 joule. Als je alleen spierkracht zou gebruiken, hoeveel mensen
heb je dan nodig om zo veel energie te
produceren? Een gemiddeld persoon kan
zonder te stoppen ongeveer 50 watt produceren, wat overeenkomt met 1,58·109
joule per jaar (als hij of zij dag en nacht
doorwerkt, zeven dagen per week, het
hele jaar door). Dus je hebt bijna honderd
mensen nodig om de energie te produceren die elk van ons gebruikt. Iedereen zou
honderd ‘energieslaven’ nodig hebben om
zijn of haar energie te produceren.
Hoe zit dat in de rest van de wereld? Het
energieverbruik verschilt enorm per regio.
Uit tabel 6 blijkt dat inwoners van de VS
meer dan tien keer zoveel energie gebruiken
als mensen in India en Afrika, en meer dan
twee keer zo veel als mensen in Europa.
Het is moeilijk om precies aan te geven
hoe al deze primaire energie wordt gebruikt, omdat de primaire energie verschillende veranderingen ondergaat voor
het finale energie wordt. Kolen die als primaire energiebron worden geïmporteerd
worden gebruikt als elektriciteit, en geimporteerde ruwe olie wordt geraffineerd
en gebruikt als benzine. Maar we kunnen
wel een idee krijgen van het gebruik door
© European Community, 2005
Kinderen in Benin, Afrika. Mensen in de VS gebruiken 13 keer zoveel
energie als mensen in Afrika.
Van primaire energie naar elektriciteit
Om elektriciteit te maken heb je
primaire energie nodig, zoals steenkool, aardgas, wind of zonlicht. Fossiele brandstoffen, die nog steeds het
grootse deel van de elektrische energie opwekken, worden verbrand om
stoom te maken. De stoom wordt
gebruikt om een stoomturbine aan
te drijven, en de stoomturbine drijft
een elektrische generator aan. Niet
alle energie uit de primaire fossiele
brandstof wordt omgezet in elektrische energie: een groot deel gaat verloren in de vorm van warmte.
Het deel van de energie in de fossiele brandstof dat wordt omgezet in
elektrische energie hangt sterk af van
de soort brandstof en de gebruikte
technologie. Gemiddeld wordt in een
centrale ongeveer 33% van de energie in een fossiele brandstof omgezet
in elektrische energie. Het rendement
van de centrale is dus 33%. Dat betekent dat je voor één joule elektrische
energie ongeveer drie joule aan fossiele brandstof nodig hebt.
Hetzelfde geld voor zonne-energie.
Een gemiddeld commercieel verkrijgbaar zonnepaneel zet ongeveer 15%
van de energie in het zonlicht om in
elektrische energie, de rest gaat verloren als warmte. Dus een zonnepaneel
zet zonlicht om in elektriciteit met
een rendement van 15%.
21
Uit de figuur zien we dat transport en industrie elk ongeveer een derde van het totale energiegebruik van een land uitmaken,
en dat de rest is verdeeld tussen huishoudens en commerciële diensten. Fabrieken
hebben veel energie nodig om producten
te maken, en het transport van mensen,
producten, grondstoffen en andere zaken
kost ook veel energie. Verassend genoeg is
het elektriciteitsgebruik van huishoudens
maar 6% van het finale energiegebruik.
Zuinig met energie
Natuurlijk is het slim om zuinig met
energie om te gaan. Als je weinig energie
Tabel 7.
De energie-inhoud van enkele veelgebruikte constructiematerialen. (bron:
CSIRO, Australië).
Materiaal
Ingesloten Ingesloten
energie
energie
(MJ per kg) (toe per ton)
Aluminium
(nieuw)
PVC
Hardboard
Aluminium
(gerecycled)
Staal
Timmerhout
Bakstenen
Beton
170
80
24,2
17
38
3,0
2,5
1,9
22
4,06
1,91
0,58
0,40
0,90
0,07
0,06
0,05
Gloeilampen zetten slechts ongeveer 5%
van hun energie om in licht, de rest wordt
omgezet in warmte. Een gloeilamp is in
feite een klein kacheltje, dat ook nog wat
licht geeft. TL-lampen doen het in dat opzicht veel beter: vergeleken met gloeilampen zetten ze 4 tot 6 keer meer energie om
in licht, afhankelijk van het type. Dus als je
tl-lampen (ook wel spaarlampen genoemd)
gebruikt, heb je vijf keer zo weinig energie
nodig voor dezelfde hoeveelheid licht. En
ze gaan nog langer mee ook.
Ook vliegen kost veel energie. De hoeveelheid energie die nodig is om één persoon op en neer naar New York te laten
vliegen, is evenveel als de elektriciteit die
een huishouden in een heel jaar gebruikt.
Bovendien zijn de uitlaatgassen van vliegtuigen erg slecht voor het milieu.
Tegenwoordig proberen veel fabrieken over
te schakelen op productiemethoden die
minder energie gebruiken. Slimme productieprocessen hergebruiken de warmte die
vroeger door de schoorsteen naar buiten
vloog. Van biologisch afval kun je biogas
maken, dat vervolgens weer gebruikt kan
worden als brandstof. Door goed na te den-
© Matt Bridger / DHD photo gallery
te kijken naar hoeveel finale energie er in
verschillende sectoren – zoals transport,
industrie en huishoudens – wordt gebruikt. Dat is te zien in figuur 2.
gebruikt, hoef je minder te betalen, en
wordt ook het milieu minder belast. Als
we dezelfde energiediensten willen bereiken met minder energie, moeten we de
energie efficiënter gebruiken. Uiteraard
kun je de grootste besparingen halen op
plekken waar het meeste gebruikt wordt,
dus bij verwarmen, koelen en transport.
Een goede isolatie van je huis is niet duur,
en bespaart behoorlijk wat energie voor
de verwarming (en eventueel de airco in
de zomer). Als je de koelkast open doet
stroomt er veel koude lucht naar buiten,
en het is daarom verstandig om de koelkast zo veel mogelijk dicht te houden.
Ook kun je de verwarming en de airco ‘s
nachts wat lager zetten. Over het algemeen
gebruiken nieuwe apparaten minder energie dan oudere, ook al doen ze hetzelfde.
Oude koelkasten gebruiken soms wel drie
keer zoveel energie als nieuwe.
Manhattan bij nacht. (New York, VS)
ken over productieprocessen, kan een fabriek soms wel tot 30% energie besparen.
Op het moment schat men dat apparaten die in stand-by mode staan, 6% van
alle elektriciteit in Europese huishoudens
gebruikt. De Europese Unie probeert nu
een verplicht maximum aan dit stand-by
energiegebruik te stellen van 1 watt voor
alle elektronische apparatuur.
Energiegebruik in de industrie
Voor elk materiaal dat kunstmatig wordt
gemaakt, is een bepaalde hoeveelheid
energie nodig. Dit noemen we de ingesloten energie. Bovendien worden sommige
materialen, zoals plastic, gemaakt van
olieproducten. In tabel 7 staat de ingesloten energie (in megajoule per kilogram)
van een aantal veelgebruikte constructiematerialen. Vooral voor aluminium
en PVC (gebruikt voor plastic buizen) is
erg veel energie nodig. Beton, stenen en
timmerhout hebben de laagste ingesloten energie. Een gemiddeld huis bevat
al gauw 900.000 megajoule aan ingesloten energie, wat gelijk staat aan 250,000
kWh. Dat is evenveel als zestig jaar elektriciteitsgebruik van een gemiddeld Europees huishouden!
Sommige takken van de industrie verbruiken meer energie dan andere, en er
zijn vijf sectoren die de grootste verbruikers zijn. De eerste is de energiesector zelf:
elektriciteitscentrales, olieraffinaderijen,
en bijvoorbeeld kolentransport hebben
grote hoeveelheden energie nodig om de
ruwe vormen van energie als kolen en olie
te winnen, te transporteren, en om te zetten in energievormen die de consument
wil. De metaalindustrie gebruikt energie
om staal, koper en aluminium te maken
uit erts of schroot. Vooral de productie
van aluminium uit erts verbruikt veel
energie, en daarom staan aluminiumfa-
brieken vaak in de buurt van een goedkope bron van elektriciteit, zoals een grote
waterkrachtcentrale.
De chemische industrie heeft energie nodig om basischemicaliën te maken die
elders in de industrie worden gebruikt,
plastics en synthetische vezels als nylon,
en producten als medicijnen, cosmetica
en kunstmest. De productie van papier
uit houtpulp of andere vezels vraagt veel
energie voor verhitten en drogen. En tenslotte hebben niet-metalen zoals cement,
glas en bakstenen energie nodig omdat ze
in speciale ovens worden gemaakt.
Over het algemeen gebruikt de industrie
in een land een groot deel van de totale
energie. In Europa gebruikt de industrie
28% van alle finale energie, zoals te zien
in figuur 2.
De industrie gebruikt veel energie.
23
4
De bronnen van energie
Er zijn veel verschillende energiebronnen.
We gebruiken fossiele brandstoffen als
steenkool, olie en aardgas, we gebruiken
de kracht van de wind en het licht van de
zon, we bouwen kernreactoren en grote
waterkrachtcentrales. Onderzoekers proberen energie te maken met behulp van
kernfusie: de energiebron die ook de zon
van energie voorziet.
en dierlijke resten onderworpen aan hoge
druk en hoge temperaturen, waardoor
ze langzaam veranderden in de fossiele
brandstoffen die we vandaag de dag gebruiken. Verschillende typen brandstof –
zoals olie, gas en kolen – werden gevormd
afhankelijk van wat voor soort materiaal
begraven werd, en welke temperatuur en
druk het materiaal onderging.
In 2002 gebruikte de wereld 10,230 miljoen ton aardolie-equivalent (toe). Deze
enorme hoeveelheid energie wordt geleverd
door veel verschillende energiebronnen,
zoals te zien in figuur 3. In dit hoofdstuk
nemen we al deze verschillende energiebronnen één voor één onder de loep.
Olie
Olie houdt een land in beweging. Bijna
de hele transportvloot – auto’s, vrachtwagens, dieseltreinen en vliegtuigen
– wordt aangedreven door brandstoffen
die gemaakt zijn van olie. De olie die uit
de grond komt (‘ruwe’ olie), is een zeer
complex materiaal, en tijdens het raffinageproces worden er ongeveer 30 verschillende soorten brandstof uit gewonnen, zoals benzine, kerosine, diesel, etc.).
Smeermiddelen die gemaakt zijn van olie
houden de machines in fabrieken draaiende. Bijproducten van olie-raffinage
worden gebruikt voor kunstmest, om
meer voedsel te kunnen verbouwen.
Energie uit fossiele brandstoffen
Figuur 3.
De bronnen van primaire energie in
het jaar 2002, wereldwijd. De totale
hoeveelheid energie die werd gebruikt
is 10,230 Mtoe. De categorie ‘anders’
bevat geothermisch, zonne- en windenergie, etc. (bron: IEA)
Kolen (23,5%)
Steenkool, olie en aardgas leveren meer
dan 80% van de wereldwijde energie. Ze
heten fossiele brandstoffen omdat ze gevormd zijn uit prehistorische planten en
beestjes die 300 miljoen jaar geleden op
aarde leefden. Deze levende organismen
gingen dood, en werden bedolven onder
dikke lagen zand en modder. Gedurende
miljoenen jaren werden de plantaardige
Anders (0,5%)
Biomassa
en afval (10,9%)
Waterkracht (2,2%)
Kernsplijting
(6,8%)
Gas
(21,2%)
Olie (34,9%)
24
Olie en aardgas ontstaan uit zee-organismen die worden bedolven onder oceaansediment wanneer ze naar de bodem van de
zee zinken. Diep onder de grond bestaat
olie uit kleine druppeltjes die in de open
ruimtes (poriën) in het gesteente zitten.
De poriën en de oliedruppeltjes zijn alleen
zichtbaar onder een microscoop. De olie
zelf bestaat uit koolwaterstoffen: lange
ketens van koolstofatomen, waaraan
waterstofatomen vastzitten.
Aardgas
Aardgas bestaat voor het grootste
deel uit methaan (CH4), een gas
dat bestaat uit één koolstofatoom
en vier waterstofatomen. Methaan
is uiterst brandbaar, en verbrandt onder de juiste omstandigheden vrijwel
volledig. Daardoor levert de verbranding geen as op, en weinig vervuilende
stoffen zoals zwaveldioxide en stikstofoxides. Aardgas is kleurloos en in pure vorm
ook geurloos.
Tegenwoordig levert aardgas een vijfde van
alle energie in de wereld. Het is vooral belangrijk in huizen, waar het bijna de helft
van de energie levert die we gebruiken
voor de centrale verwarming, om water te
verwarmen en om op te koken. Omdat
aardgas van nature geen geur heeft, voegen de energiebedrijven een chemische
stof toe die je wel kunt ruiken. De geur
maakt het gemakkelijker om een gaslek in
huis op te sporen.
ste geschiedenis. Het wordt eigenlijk al
sinds het begin van de mensheid gebruikt
voor verwarming, tegenwoordig wordt
het vooral gebruikt om elektriciteit op te
wekken. Steenkool is ontstaan uit de dode
overblijfselen van bomen, varens, en andere planten die driehonderd tot vierhonderd
miljoen jaar gelden op aarde groeiden.
Er bestaan verschillende soorten steenkool die elk verschillende eigenschappen
hebben. Het zeer harde antraciet produ-
© Mark Tiele Westra
Een zogenaamde ‘jaknikker’, die olie
uit de grond pompt.
Elke dag gebruiken we wereldwijd 84 miljoen vaten olie.
Een voordeel van gas is dat je het eenvoudig door een buis van de ene plaats naar
de andere kunt transporteren. Bovendien
heeft het een schone en efficiënte verbranding. Elektriciteitscentrales gebruiken gas
om elektriciteit te maken, en in fabrieken
wordt het gebruikt als brandstof en als
ingrediënt voor een groot aantal chemicaliën, zoals kunstmest.
ceert veel warmte, maar weinig vlammen
en rook. Over het algemeen geldt dat hoe
harder de steenkool, hoe meer energie het
bevat, tot wel 31 MJ per kilogram. Ketelkool, dat voornamelijk wordt gebruikt
in elektriciteitscentrales, heeft een lagere
energie-inhoud van 25 MJ per kilogram.
Sommige landen gebruiken ook bruinkool, dat nog minder energie bevat.
Steenkool
Steenkool komt van alle fossiele brandstoffen het meeste voor, en heeft ook de lang-
Steenkool wordt in elektriciteitscentrales
verbrand om elektriciteit te produceren.
Als de elektriciteit die een gemiddeld Eu25
ropees huishouden gebruikt (4.100 kWh
per jaar) alleen met kolen zou worden opgewekt, zou elke familie 1.800 kg kolen
per jaar gebruiken. Ook al zie je nooit
steenkool, je gebruikt het iedere dag!
Wat doen we met fossiele
brandstoffen?
Figuur 4.
Elektriciteitsproductie door verschillende bronnen in het jaar 2002,
wereldwijd. De totale hoeveelheid
elektriciteit die werd opgewekt was
15.476 TWh. De categorie ‘anders’
bevat geothermisch, zonne- en windenergie, biomassa en afval, etc. (bron:
IEA).
We gebruiken steenkool, olie en aardgas
voornamelijk voor vervoer, verwarmen
van ruimtes, en het opwekken van elektriciteit. Olie wordt vooral gebruikt voor
het maken van transportbrandstoffen,
gas wordt vooral voor verwarming van
gebouwen gebruikt en voor elektriciteitsproductie, en de meeste kolen worden
ook gebruikt om elektriciteit te maken,
zoals te zien in figuur 4.
Elk jaar gebruiken we wereldwijd een hoeveelheid fossiele brandstoffen die de natuur
een miljoen jaar heeft gekost om te maken.
De voorraden kolen zijn groot genoeg om
onze vraag nog zeker tweehonderd jaar te
dekken. Maar er kleven een aantal problemen aan het verbranden van fossiele
brandstoffen. Op de eerste plaats komen
er bij de verbranding veel vervuilende stof-
Gas (19%)
Olie (7%)
Kernsplijting
(17%)
Waterkracht
(16%)
Kolen (39%)
26
Anders (2%)
Hoe maak je elektriciteit?
Met uitzondering van zonnecellen en
brandstofcellen, die verderop aan bod
komen, wordt alle elektriciteit gemaakt
met een elektrische generator. In een
elektrische generator draait een spoel in
een magnetisch veld. Het veranderende
magnetisch veld drijft een elektrische
stroom door de spoel en door een extern circuit, waar de stroom iets nuttigs
kan doen, zoals een lamp laten branden. Er zijn veel verschillende manieren
om de generator te laten draaien, zoals
stoomturbines, gasturbines, windturbines, of waterkracht.
Bij een stoomturbine wordt een
warmtebron – bijvoorbeeld een fossiele brandstof, of de warmte uit
kernreacties – gebruikt om stoom te
maken. De stoom wordt dan door
een stoomturbine geleid, die aan een
elektrische generator vastzit. De generator produceert dan elektriciteit,
zoals te zien in figuur 5.
Een gasturbine werkt op een vergelijkbare manier: gas wordt ontstoken
en gaat branden, en de expanderende
rookgassen worden gebruikt om een
turbine aan te drijven, die weer gekoppeld is aan een elektrische generator.
Soms wordt de warmte van het brandende gas gebruikt om stoom te maken, die een stoomturbine aandrijft.
Dit proces wordt gecombineerde cyclus
genoemd, en is erg efficiënt. Wordt
ook de restwarmte van de stoomturbine opnieuw gebruikt, bijvoorbeeld
voor een fabriek, of voor het verwarmen van huizen, dan spreken we van
een warmtekrachtcentrale.
Bij een windturbine drijven de draaiende wieken een elektrische generator
aan, en bij een waterkrachtcentrale
laat snel stromend water een schoepenrad draaien, die op zijn beurt een
elektrische generator aandrijft. In dit
hoofdstuk nemen we al deze manieren
om elektriciteit op te wekken onder de
loep.
Het door elektriciteitscentrales opgewekte vermogen wordt verspreid
door het elektriciteitsnetwerk, een
groot landelijk netwerk van kabels.
Het is belangrijk om te beseffen dat
de elektriciteit niet wordt opgeslagen in het netwerk: elk klein beetje
elektrisch vermogen dat je op een
gegeven moment gebruikt is een
fractie van een seconde eerder opgewekt in een centrale. Dat betekent
dat zodra je het licht aandoet in
een kamer, er ergens een elektriciteitscentrale een beetje harder moet
gaan draaien, en dus iets meer kolen of gas verbruikt.
De meeste landen hebben een aantal grote elektriciteitscentrales, die
elk 500 tot 1.000 MW elektriciteit
opwekken. De meeste centrales gebruiken kolen of gas, of kernsplijting.
Kleinere generatoren gebruiken diesel, wat gemaakt wordt uit olie. Deze
gemakkelijke transporteerbare dieselgeneratoren zijn er in alle maten: van
1 kW tot 10 MW.
Bij de overgang van primaire energie,
zoals steenkool of aardolie, naar de uiteindelijke energiedienst, zoals verlichting of warm water, gaat veel energie
verloren. Wanneer elektriciteit wordt
opgewekt in een kolencentrale wordt
maar zo’n 33% van de energie in de
kolen omgezet in elektriciteit, de rest
gaat verloren als warmte. Tijdens de
distributie met hoogspanningsmasten gaat nog eens 10% verloren. Ten
slotte wordt de elektriciteit gebruikt
voor een energiedienst, waarbij weer
een deel verloren gaat. De figuur op
de volgende pagina laat zien hoe dat
gaat bij een gewone gloeilamp.
Figuur 5.
Een elektriciteitscentrale die gebruik maakt van fossiele brandstoffen:
steenkool, aardolie of aardgas. Het vuur in de ketel verhit het water
tot stoom, dat vervolgens door een stoomturbine stroomt. De stoomturbine drijft een elektrische generator aan. De elektriciteit wordt
gedistribueerd via een elektriciteitsnetwerk.
Schoorsteen
Ketelhuis
Stoomturbine
Distributienetwerk
Elektrische
generator
Gas
Olie
Kolen
Koelwater
27
fen in de lucht terecht, zoals zwaveldioxide
(SO2), stikstofoxides (NOx) en fijn stof.
Op de tweede plaats wordt er kooldioxide
(CO2) gevormd – fossiele brandstoffen
bestaan immers voor het grootste deel uit
koolstof. Dit CO2 vormt een deken rond
de aarde, en versterkt daarmee het zogenaamde broeikaseffect. In het volgende
hoofdstuk zullen we zien welke problemen
dat met zich meebrengt.
Een derde probleem is dat fossiele brandstoffen niet gelijkmatig over de aarde zijn
verspreid. Ongeveer 80% van alle oliereserves liggen in het Midden-Oosten, en
over zo’n 30 jaar zullen de meeste Europese gasreserves leeg zijn. Veel landen willen minder afhankelijk worden van buitenlandse bronnen van energie.
Kernsplijting
Tot nu toe hebben we het gehad over fossiele brandstoffen. Het verbranden van
kolen, olie en gas is een chemische reactie
waarbij de atomen in de brandstof samen
met zuurstof uit de lucht nieuwe moleculen vormen. De atomen vormen nieuwe,
stabielere combinaties, en daar komt energie bij vrij. Zo’n herordening is ook mogelijk tussen de elementaire deeltjes –protonen en neutronen – in de kern van atomen.
Bijna alle vormen van transport zijn
afhankelijk van olie.
1,5 J
Licht
100 J
Brandstofinvoer
65 J
Warmte (in centrale)
3,5 J
Distributieverlies
30 J
Warmte (lamp)
Figuur 6.
Energieverliezen van de bron tot het eindgebruik in een gloeilamp. Van de oorspronkelijke 100 joule gaat 65 joule verloren als
restwarmte in de elektriciteitscentrale. Tijdens de distributie in het elektriciteitsnetwerk gaat nog eens 3,5 joule verloren. In
de gloeilamp wordt slechts 5% van de energie, oftewel 1,5 joule, omgezet in zichtbaar licht. De lamp produceert 30 joule aan
warmte. Fluorescerende lampen (tl-lampen, spaarlampen) doen het in dit opzicht veel beter: in plaats van 1,5 joule, zetten ze 8
(van de 100) joule om in licht.
28
Omdat de krachten in een atoomkern veel
sterker zijn dan de chemische krachten
tussen atomen onderling, is de energie die
bij zo’n atoomreactie vrijkomt miljoenen
malen groter dan bij een chemische reactie. Uit een kilo atoombrandstof komt
dus ook miljoenen malen meer energie vrij
dan uit een kilo chemische brandstof zoals
kolen, zodat een elektriciteitscentrale die
dit principe gebruikt slechts heel weinig
brandstof nodig heeft.
Er zijn twee soorten kernreacties waarbij
energie kan vrijkomen: het splijten van
hele zware atoomkernen zoals uranium
– het proces dat wordt gebruikt in kernreactoren – en het samensmelten van hele
lichte atoomkernen, zoals waterstof. Dit
laatste gebeurt in de zon en in sterren, en
in de toekomst ook in fusiereactoren.
Natuurlijk uranium bestaat uit twee soorten: uranium-235 (U-235) en uranium238 (U-238), waarbij het getal staat voor
het totale aantal protonen en neutronen
in de kern. U-238 heeft drie extra neutronen in de kern en is stabiel, terwijl U-235
onstabiel is en daardoor radioactief. Zo
nu en dan valt een U-235 kern spontaan
uit elkaar in brokstukken, waarbij het ook
nog twee of drie losse neutronen uitzendt.
Als zo’n neutron wordt geabsorbeerd
door een andere U-235 kern, valt ook
die spontaan uit elkaar, waarbij opnieuw
twee of drie neutronen vrijkomen. Als er
genoeg U-235 aanwezig is in een kleine
ruimte, komt een kettingreactie op gang
waarbij heel veel energie vrijkomt.
Kernsplijting wordt al veel toegepast. Op
dit moment produceren kerncentrales
17% van alle elektriciteit wereldwijd. De
brandstof die nodig is voor kernsplijting,
uranium, wordt in mijnen gewonnen in
de vorm van uraniumerts. Uraniumerts
bestaat vooral uit het stabiele U-238, en
het moet worden ‘opgewerkt’ voordat het
genoeg U-235 bevat. Een klein beetje
uranium bevat enorm veel energie: een
stukje zo groot als een golfbal kan evenveel elektriciteit produceren als twintig
treinwagons vol met steenkool. En dat
zonder zure regen, kooldioxide of andere
luchtvervuilende stoffen te produceren.
Eén van de problemen van kernsplijting is dat de eindproducten van een
splijtingsreactie zelf ook radioactief zijn.
Deze afvalstoffen moeten heel behoedzaam worden behandeld, en worden opgeslagen op een plek waar ze gedurende
lange tijd (soms wel tienduizenden jaren)
© Stichting Borssele 2004+
De kerncentrale in Borssele (Nederland).
Einstein en kernenergie
Einstein ontdekte dat massa kan worden omgezet in energie, en andersom.
Hij drukte dit uit in zijn beroemde
formule E=mc2, waarbij E staat voor
energie, de m voor massa en c voor de
lichtsnelheid. De formule beschrijft
hoeveel energie je krijgt als je een massa m omzet in energie. De lichtsnelheid is een groot getal: 299.972.458
meter per seconde. Het kwadraat
daarvan is een heel groot getal. Als je
500 kilogram massa om zou zetten in
energie, krijg je 4,5·1019 joule. Dat
is genoeg om de hele wereld een jaar
van elektriciteit te voorzien. Dat is de
kracht van kernenergie.
Maar helaas is het niet mogelijk om
een massa geheel in energie om te zetten. Bij een typische kernreactie wordt
maar een klein percentage van de
massa van de atoomkern omgezet in
energie. In de zon smelten vier waterstofkernen samen om uiteindelijk één
heliumkern te vormen. De heliumkern is 0,7% lichter dan de vier waterstofkernen; de ontbrekende massa is in
energie omgezet.
29
niet met het milieu in aanraking kunnen
komen. Over het algemeen worden stabiele geologische formaties, zoals ondergrondse zoutgrotten, beschouwd als veilige opslagplaatsen. Een ander probleem
is dat je met de grondstoffen voor kernenergie, zoals uranium, ook kernwapens
kunt maken.
© Stichting Borssele 2004+
Moderne kernreactoren zijn zeer goed beveiligd tegen ongelukken als het weglekken van radioactief materiaal of het uit de
hand lopen van de reactie, bijvoorbeeld
door het gebruik van zeer sterke veiligheidsbarrières. De centrales gebruiken
meerdere onafhankelijke veiligheidssystemen, wat betekend dat zelfs als er een
component stuk gaat, de veiligheid van
het hele systeem niet veranderd.
Het vervangen van een brandstofstaaf
in het centrale deel van de reactor.
Na een tijdelijke stop in de bouw van
nieuwe kerncentrales, overwegen veel landen nu weer om nieuwe kerncentrales te
bouwen. Ondanks het soms problematische imago van kernenergie, is het op dit
moment, samen met waterkracht, de enige
grootschalige energiebron waarbij geen
CO2 vrijkomt. Kernenergie is één van
onze belangrijkste energiebronnen.
Het is dus zeker de moeite waard om
te proberen de problemen met veiligheid en kernafval op te lossen, en de
energie uit kernsplijting zo goed mogelijk te gebruiken.
Kernfusie
Kernfusie is het proces waarbij twee atomen samensmelten. Daarbij komt een
enorme hoeveelheid energie vrij. Kernfusie
is de energiebron van de zon en de sterren, en is daarom de meest voorkomende
energiebron in het heelal. In de zon fuseert
600 miljoen ton van het lichtste element,
waterstof, tot helium. Bij het fusieproces
komen geen broeikasgassen vrij.
Veiligheidsbarriëre
Distributienetwerk
Regelstaven
Stoomturbine
Elektrische
generator
Kern
Brandstofstaven
Warmtewisselaar
Koelwater
30
Mantel
Magneten
Plasma
Om de energie uit kernfusie ook direct
op aarde te kunnen gebruiken, onderzoeken wetenschappers hoe je een fusiereactor kunt bouwen. Zo’n reactor bestaat uit
Figuur 7 (links).
Het principe van een kerncentrale.
Brandstofstaven van uranium worden in het centrale deel van de reactor geplaatst. De staven worden heet
door kernreacties, en staan via een
warmtewisselaar hun warmte af aan
water, zodat stoom wordt gevormd.
De stoom drijft een stoomturbine
aan die elektriciteit genereert. Het
centrale deel van de reactor wordt om
veiligheidsredenen omringd door een
dikke muur van beton.
Hete
koelvloeistof
een autoband-vormig vat (ook wel torus
genoemd, zie figuur 8), waarin een gas
wordt verwarmd tot de ongelofelijk hoge
temperatuur van 150 miljoen graden, tien
maal zo heet als het binnenste van de zon.
Bij die hoge temperatuur smelten de atomen samen. De warmte die vrijkomt bij
het fusieproces wordt gebruikt om stoom
te maken, en de stoom drijft een stoom-
Figuur 8.
Het principe van een kernfusiecentrale. In het plasma smelten deuterium en tritium samen, waarbij veel
warmte vrijkomt. Het plasma wordt
met behulp van een sterk magneetveld – gemaakt door D-vormige
magneten – in een autoband-vormig
vat opgesloten. In de wand van het
vat circuleert een koelvloeistof, die de
geproduceerde warmte afvoert, en er
stoom van maakt. De stoom drijft een
stoomturbine aan.
Een fusieplasma.
© EFDA - JET
In zekere zin komt bijna alle energie die
wij gebruiken uit kernfusie. Fossiele brandstoffen waren immers ooit planten, die
groeiden met behulp van zonlicht. Wind
wordt veroorzaakt door temperatuurverschillen in de atmosfeer, die ontstaan door
de zon. Energie uit waterkracht is alleen
mogelijk doordat water verdampt onder
invloed van zonnewarmte. En de energiebron van de zon is kernfusie.
Koude
koelvloeistof
31
turbine aan. De verwachting is dat een toekomstige fusiereactor ongeveer 1.000 MW
elektriciteit zal produceren, net zoveel als
een grote moderne elektriciteitscentrale.
De brandstoffen die op aarde voor kernfusie gebruikt gaan worden zijn deuterium en tritium, twee zogenaamde isotopen van waterstof. Deuterium (zware
waterstof ) heeft een extra neutron in de
kern, en is aanwezig in gewoon zeewater:
iedere kubieke meter zeewater bevat 33
gram deuterium. Tritium, wat twee extra
neutronen heeft, is een radioactieve stof
met een halfwaardetijd van 12,3 jaar, zodat het niet in de natuur voorkomt. Het
wordt binnen de fusiereactor gemaakt uit
lithium, een veel voorkomend metaal. In
het fusieproces smelten één deuteriumkern en één tritium-kern samen tot een
helium-kern en een los neutron.
In fusiebrandstof zit heel veel energie: het
deuterium in een liter zeewater, samen
De binnenkant van de torus in een fusieractor. De torus op de foto is een
onderdeel van het fusie-experiment JET (Joint European Torus), vlakbij
Oxford in Engeland. Aan de persoon kun je zien wat de afmetingen zijn.
met een even grote hoeveelheid tritium,
bevat evenveel energie als 340 liter benzine. Een typische fusiecentrale van 1.000
MW zou elk jaar slechts 250 kg brandstof
nodig hebben. En er zit genoeg deuterium
in de wereldzeeën om de ons miljoenen
jaren van energie te voorzien.
Maar: het is niet eenvoudig om een zon
op aarde te maken. Als je een gas heel
heet maakt laten de elektronen los van de
atoomkernen, om samen een gas van geladen deeltjes te vormen dat plasma wordt
genoemd. Omdat de wand van het plasmavat veel kouder is, mag het plasma de
wand niet raken, omdat het plasma anders
te veel zou afkoelen. Daarom wordt het
plasma op zijn plek gehouden met sterke
magneetvelden. Op dit moment wordt er
wereldwijd onderzoek gedaan naar kernfusie, en het is de verwachting dat fusie
in de tweede helft van deze eeuw flink
kan gaan bijdragen aan de energievoorziening. Het volgende grote wetenschappelijk fusie-experiment, ITER, zal naar
verwachting rond 2015 in bedrijf worden
genomen. ITER, die bij het Zuid-Franse
Cadarache gebouwd zal worden, moet
aantonen dat fusie technisch en wetenschappelijk mogelijk is.
Hoewel het fusieproces zelf geen afval
oplevert, wordt de binnenkant van het
reactorvat wel radioactief door de neutronen die bij het fusieproces vrijkomen.
Aan het eind van de levensduur moeten
die onderdelen ongeveer 50-100 jaar worden opgeslagen, waarna het materiaal kan
worden hergebruikt of als gewoon afval
opgeslagen. Als de goede bouwmaterialen
worden gekozen, maken fusiecentrales
dus geen langlevend radioactief afval.
Waterkracht
© EFDA - JET
Voor elektriciteit uit waterkracht gebruikt
men de energie van vallend water om een
elektriciteitsgenerator aan te drijven. In
bergachtige landen, zoals Nepal, levert
een smal stroompje soms genoeg energie voor een of twee huishoudens. Deze
waterkrachtsystemen leveren soms maar
32
Duurzame energiebronnen
Onder een duurzame energiebron
wordt meestal een bron verstaan die
zijn energie continu opnieuw aanvult, en daardoor nooit opraakt, bijvoorbeeld zon, wind en waterkracht.
Biomassa, zoals bomen en planten,
is een duurzame energiebron als de
vegetatie de kans krijgt om steeds
opnieuw aan te groeien. Energie uit
aardwarmte noemen we ook duurzaam, omdat er zoveel voorhanden
is dat het nooit op zal raken zo lang
er mensen op aarde leven. Het zelfde
geld voor fusie-energie: daarvoor is
genoeg brandstof beschikbaar om de
mensheid miljoenen jaren van energie te voorzien.
beschikbaar, hoewel de beschikbare
hoeveelheid afhangt van de locatie.
Duurzame energie wordt vaak door
kleine eenheden opgewekt, zoals zonnepanelen of windmolens. Dat maakt
het mogelijk om de elektriciteit vlak
bij de plek waar het wordt gebruikt
op te wekken, wat wel gedecentrali-
seerde of gedistribueerde opwekking
van elektriciteit wordt genoemd. Dat
staat tegenover gecentraliseerde elektriciteitsopwekking, waarbij grote centrales elektriciteit opwekken die met
een distributienetwerk wordt naar de
gebruiker wordt gebracht.
© PIX DOE/NREL
Sommige duurzame bronnen, zoals
de zon en de wind, zijn bijna overal
Energie uit
waterkracht:
water uit het
stuwmeer
achter de dam
stroomt door
waterturbines.
Reservoir
Figuur 9.
Het principe van een waterkrachtcentrale.
Het water in een reservoir stroomt langs
een turbine, die elektriciteit opwekt.
Dam
Distributienetwerk
Inname
Generator
Rivier
Turbine
33
100 watt, en hebben geen dam of opslagreservoir nodig. Ze worden voornamelijk
gebruikt op het platteland, waar de locale
energiebehoefte vaak niet erg groot is.
Een andere optie is om een stuwdam te
bouwen, die het water tegenhoudt en zo
een kunstmatig meer vormt. Het water
stroomt door gaten in de dam naar beneden, en drijft tijdens het vallen een aantal
grote turbines aan (zie figuur 9). Dit soort
systemen is vaak groot genoeg om een aantal grote steden van elektriciteit te voorzien. De grootste stuwdam ter wereld is de
Itapu-dam op de grens tussen Brazilië en
Paraguay, vlakbij de grens met Argentinië.
Deze dam, die sinds 1984 in bedrijf is, genereert 9.000 MW elektriciteit.
Hoewel kleine waterkrachtsystemen niet
veel invloed hebben op het milieu, zijn
grote stuwdammen met een meer erachter
niet zo onschuldig als ze eruit zien. Wanneer er een nieuwe dam gebouwd wordt in
een gebied waar mensen wonen, moeten
vaak veel mensen hun huis verlaten omdat
hun huizen in het stuwmeer verdwijnen.
In China moeten bijna twee miljoen mensen verhuizen voor de bouw van de Drie
Kloven Dam in de rivier de Yangtze. In totaal zijn in de vorige eeuw tussen de 40 en
Figuur 10.
Energie uit golven: een op en neer bewegende waterkolom perst
lucht door een smalle opening naar buiten. De samengeperste
lucht drijft een turbine aan.
Golftop
Dalende
waterkolom
34
Steigende
waterkolom
80 miljoen mensen verplaatst in verband
met waterkrachtprojecten.
Bovendien verstoren grote stuwdammen
het milieu in het overstroomde gebied, en
komt er vaak veel methaan vrij door rottende planten in het meer. Methaan is een
krachtig broeikasgas, en draagt daarom
bij aan de opwarming van de aarde.
Wanneer er in een rivier een dam geplaatst
wordt, verandert de oorspronkelijke rivierstroming drastisch. Dat kan grote gevolgen hebben voor het gebied stroomafwaarts van de dam. Ongeveer 60% van de
rivieren op aarde is beïnvloed door stuwdammen. Zoetwatervissen die normaal
gesproken in de loop van een jaar de rivier
op en af zwemmen, stuiten plotseling op
een dam. Men schat dat éénvijfde van de
zoetwaterdieren en –planten in grote mate
wordt beïnvloed door stuwdammen.
Op dit moment wordt ongeveer 16% van
de elektriciteit op aarde opgewekt met
behulp van waterkracht, voornamelijk
in grote waterkrachtcentrales. Zo langzamerhand zijn veel van de geschikte locaties al in gebruik, zodat deze energiebron
in de toekomst niet meer veel kan uitbreiden. Om te voldoen aan onze groeiende
energiehonger zullen we andere bronnen
moeten aanboren.
Energie uit de oceaan: golven en
getijden
Op een aantal plaatsen op aarde is het
hoogteverschil tussen eb en vloed van
de zee groot genoeg om een elektriciteitscentrale aan te drijven. Het water
wordt bij hoogwater opgespaard achter
een dam. Bij laagwater stroomt het weer
naar buiten door een aantal generatoren,
die elektriciteit produceren. De eerste getijdencentrale werd in 1968 in Frankrijk
in gebruik genomen. In 1984 werd in de
Novia Scotia baai in Canada een getijdencentrale geopend met een vermogen van
20 MW. Over de hele wereld zijn zo’n
veertig plaatsen geschikt voor getijdencentrales.
© Robb Williamson (PIX DOE/NREL)
Maar er zijn meer manieren om energie uit de oceaan te halen. Eén van de
technieken maakt gebruik van een soort
onderwater-windmolen, die elektriciteit
opwekt als er water doorheen stroomt. Er
zijn ook verschillende technieken om de
energie uit golven te benutten. Sommige
gebruiken taps toelopende kanalen om
de golven te versterken en vervolgens een
turbine aan te drijven. Andere gebruiken
drijvende systemen die op en neer bewe-
het Schotse eiland Islay staat een generator van dit type met een vermogen van
500 kW.
Zonne-energie
Als de zon schijnt, ontvangt elke vierkante meter die loodrecht op het invallende zonlicht staat ongeveer 1000 watt
zonne-energie. Gemiddeld over een jaar is
dat 100 tot 200 watt per vierkante meter,
afhankelijk van de locatie op aarde. Ieder-
Energie uit de zon met behulp van
zonnepanelen.
gen met het wateroppervlak, en daarbij
zuigers aandrijven die lucht samenpersen.
De samengeperste lucht wordt door een
turbine geleid die elektriciteit opwekt.
Een andere veelbelovende techniek bestaat
uit een gedeeltelijk afgezonken betonnen
kamer op de kustlijn, met een opening in
de bodem. De inkomende golven duwen
de luchtkolom in de kamer omhoog door
een turbine (zie figuur 10). Als het water
weer omlaag gaat, wordt er lucht aangezogen door de turbine. De draaiende turbine drijft een generator aan, die elektriciteit opwekt. In Schotland wordt met dit
soort constructies geëxperimenteerd: op
een die wel eens met een vergrootglas in
de zon heeft geëxperimenteerd, weet dat
er veel warmte zit in zonlicht: zelfs met
een klein vergrootglas kun je gemakkelijk
iets in brand steken.
De hoeveelheid zonlicht die op een oppervlak terecht komt, hangt af van de plek op
aarde. Vlakbij de polen staat de zon laag, en
bereiken de zonnestralen het aardoppervlak
onder een kleine hoek. Een vierkante meter
op de noord- of zuidpool krijgt dus minder
zonne-energie dan een vierkante meter op
de evenaar, waar het zonlicht bijna loodrecht op het aardoppervlak valt. Bovendien
legt het zonlicht op de polen een veel lan35
gere weg af door de dampkring, waardoor
de kracht van de zon verminderd.
Zonlicht kan worden omgezet in elektriciteit met behulp van fotovoltaïsche
panelen, meestal zonnepanelen genoemd.
Deze panelen worden gemaakt van halfgeleidermateriaal: het zelfde materiaal
dat wordt gebruikt om computerchips
van te maken. Zonlicht bestaat uit
kleine pakketjes energie, de fotonen. Als
fotonen een zonnecel raken, wordt hun
energie overgedragen aan de elektronen
in het halfgeleidermateriaal. Met deze
extra energie kunnen de elektronen zich
vrijmaken van de atomen waar ze aan
vast zitten. De vrijgemaakte elektronen
36
Tegenwoordig worden de meeste zonnecellen gemaakt van silicium. Deze zonnecellen zetten ongeveer 10-15% van het
invallende zonlicht om in elektriciteit.
In Nederland produceert een zonnepaneel van één vierkante meter ongeveer 80
kWh per jaar, in Zuid-Europa is dat 140
kWh. Op dit moment wordt minder dan
0,01% van de elektriciteit op aarde opgewekt met zonne-energie.
Zonnecellen hebben normaal gesproken geen bewegende delen, en hebben
dus ook niet veel onderhoud nodig. Ze
moeten alleen af en toe worden schoongemaakt om te voorkomen dat het zonlicht wordt tegengehouden, en ze gaan
ongeveer 25 jaar mee. Het grote probleem is dat ze nog steeds erg duur zijn.
Een zonnepaneel dat 100 W levert bij
volle zon (100 Wp) kost inclusief installatie ongeveer 500 euro en levert in
centraal Europa ongeveer 120 kWh per
jaar. Voor het gemiddelde elektriciteitsverbruik van een huishouden (ongeveer
4.100 kWh per jaar) heb je in Europa
dus zo’n 35 zonnepanelen nodig. Die
kosten ongeveer 17.500 euro. Dezelfde
hoeveelheid elektriciteit uit een centrale
kost nu zo’n 500 euro per jaar.
© PIX DOE/NREL
In rijen opgestelde parabolische spiegels
concentreren
zonlicht op
buizen in het
midden van
de spiegels. In
de buizen zit
olie. De hete
olie wordt
gebruikt om
stoom te maken, waarmee
elektriciteit
wordt opgewekt.
stromen als een elektrische stroom door
een extern elektrische circuit, waar ze
bijvoorbeeld een lamp laten branden, of
een accu opladen.
Omdat zonne-energie nu nog zo duur is,
doen wetenschappers hun uiterste best
om zonnecellen efficiënter en goedkoper
te maken. Op dit moment worden zonnecellen nog vooral gebruikt op plaatsen
waar men niet zo makkelijk op een andere manier aan elektriciteit kan komen,
bijvoorbeeld op het platteland in ontwikkelingslanden, of op zee. Maar ook in de
gebouwde omgeving verschijnen steeds
meer zonnepanelen op daken.
Behalve voor zonnecellen kun je de energie van de zon ook gebruiken om elektriciteit op te wekken met een thermisch
systeem. Daarvoor wordt het zonlicht
weerkaatst door spiegels, die de stand van
de zon volgen. De spiegels concentreren
het zonlicht op een ontvanger, bijvoorbeeld een hoge toren of een absorberende
buis, die de warmte overdraagt aan een
vloeistof. De hete vloeistof wordt gebruikt
om stoom te maken, die vervolgens een
stoomturbine aandrijft. De stoomturbine
is aangesloten op een generator, die elektriciteit produceert.
Ook kun je de energie van zonlicht omzetten in warmte, en die warmte gebruiken
om water op te warmen. Het hete water
kun je meteen gebruiken voor een bad of
een warme douche, of om een gebouw te
verwarmen. Deze methode is relatief goedkoop, en je ziet dan ook steeds meer van
deze zonnecollectoren op daken. Ook zwembaden, die veel water moeten verwarmen,
gebruiken soms zonnecollectoren.
Windenergie
© European Community, 2005
Al sinds vele eeuwen voor Christus gebruikt de mensheid windmolens om de
kracht van de wind om te zetten in mechanische energie. Deze energie werd
gebruikt om water op te pompen, graan
te malen of eenvoudige mechanische apparaten aan te drijven. Tegenwoordig
gebruiken veel buitenlandse boeren nog
steeds windmolens om water op te pompen. Een andere zeer oude toepassing van
windenergie, die tegenwoordig weer erg
populair is, is de zeilboot.
In de moderne tijd worden windturbines
gebruikt om elektriciteit op te wekken.
Een windturbine bestaat uit een grote,
meestal drie-bladige rotor, die wordt aangedreven door de wind. De rotor is bevestigd aan een elektrische generator. Op
het moment wordt slechts 0,3% van de
wereldwijde elektriciteit opgewekt met
behulp van windenergie, maar de capaciteit groeit. In Denemarken genereert de
wind ongeveer 14% van de elektriciteit,
en in Duitsland rond de 3%.
Ook windturbines hebben hun problemen. Niet iedereen vindt de grote aantallen windmolens in het landschap even
mooi. Er zijn aanwijzingen dat de snel
ronddraaiende rotorbladen gevaarlijk zijn
voor vogels. Wie vlak naast een windmolen woont, vindt misschien dat ze veel
herrie maken. Bovendien gebeuren er
Windturbines op een heuvel.
De capaciteitsfactor van windturbines
Op elke windturbine zit een label
waarop staat hoeveel vermogen de
turbine kan opwekken. Zo zijn er
turbines van 750 kW, grotere van 1,5
MW en hele grote van 3 MW. Dit
getal is het piekvermogen of maximale
capaciteit van de turbine: de hoeveelheid vermogen die de turbine levert
als de wind optimaal is. Als gesproken
wordt over de “geïnstalleerde capaciteit”, dan gebruikt men deze cijfers.
De energie die een windturbine levert
hangt af van het aantal uren dat de
turbine per jaar in bedrijf is. En dat
hangt natuurlijk af van het weer. De
meeste windmolens produceren per
jaar ongeveer 30% van wat ze zouden
opwekken als de wind het hele jaar
maximaal zou zijn. Het verschil tussen de daadwerkelijke jaarlijkse opbrengst en het theoretische maximum
heet de capaciteitsfactor. Een windturbine met een piekvermogen van 3
MW en een capaciteitsfactor van 0,3
levert dus gemiddeld 0,9 MW.
Hetzelfde geld voor zonnepanelen,
die ook worden beschreven met hun
piekvermogen: het vermogen dat een
paneel opwekt als de volle zon er loodrecht op schijnt. Dat gebeurt natuurlijk alleen rond 12 uur s’middags als
het zonnig is, en gemiddeld over dag
en nacht en over de seizoenen levert
een zonnepaneel ongeveer 10% op van
zijn piekvermogen. Dus een zonnepaneel met een piekvermogen van 100
watt produceert gemiddeld 10 watt.
37
Een windmolen in Nicaragua. Windenergie hoeft niet high-tech te zijn:
in veel ontwikkelingslanden worden
eenvoudige windmolens gebruikt om
water op te pompen.
Een ander probleem van windmolens is dat
er soms geen wind is. Deze situatie kan wel
dagen duren, en treedt soms in een groot
deel van Europa tegelijkertijd op. Een andere manier om dit te zeggen is dat windenergie, en ook zonne-energie, fluctuerende
energiebronnen zijn. Dat betekent dat de
elektriciteit op onregelmatige tijden wordt
geproduceerd. Naarmate het aandeel van
wind- en zonne-energie verder toeneemt in
de elektriciteitsproductie, moeten er meer
maatregelen worden genomen om de elektriciteitsvoorziening stabiel te houden. In
de meeste gevallen zijn back-up systemen
nodig, gevoed door fossiele brandstoffen,
die de productie over kunnen nemen als
er geen wind of zon is. Ook doet met onderzoek naar verschillende technieken om
de fluctuerende energie van wind en zon
op te slaan.
© European Community, 2005
Biodiesel kan worden gemaakt uit koolzaadolie.
38
Energie uit biomassa
Biomassa is een ander woord voor organisch materiaal. Het omvat houtresten en
zaagsel uit de houtindustrie, reststromen
uit de landbouw en de levensmiddelenindustrie, huishoudelijk afval en andere
organische materialen. Biomassa was een
van de eerste energiebronnen die door de
mens werd gebruikt en het is nog steeds
de belangrijkste energiebron in veel ontwikkelingslanden, vooral in de vorm van
brandhout dat lokaal wordt gesprokkeld.
In organisch materiaal ligt zonlicht opgeslagen in de vorm van chemische energie.
Er zijn twee manieren om deze energie te
gebruiken, waarvan de eenvoudigste directe
verbranding is. De droge biomassa wordt
verbrand, en gebruikt voor het verwarmen
van water tot stoom, waarmee bijvoorbeeld
elektriciteit kan worden opgewekt. De
tweede manier is ontbinding door bacteriën. Hierbij komt methaangas vrij, dat ook
wel biogas wordt genoemd. Het proces is
een soort gisting, waarbij bacteriën de biomassa afbreken in kleinere componenten.
De gisting is anaëroob, wat wil zeggen dat
er geen zuurstof bij nodig is. Ook afvalstortplaatsen, waar het gemeentelijke huisvuil
Houtsnippers die worden
gebruikt om elektriciteit op
te wekken.
© Warren Gretz (PIX DOE/NREL)
© Mark Tiele Westra
soms ongelukken als een van de bladen
losschiet. Om deze redenen denkt men
erover meer windmolens in zee te plaatsen. De wind waait daar regelmatiger
en krachtiger. Aan de andere kant is het
bouwen, onderhouden en bedienen van
windmolens op zee wel duurder.
wordt gedumpt, produceren biogas dat als
brandstof kan worden gebruikt.
Als biomassa wordt verbrand, komt het
broeikasgas kooldioxide vrij. Maar zolang
het biomassa-gewas groeit, nemen ze een
even grote hoeveelheid kooldioxide op uit
de omgeving. Zo lang de gebruikte gewassen steeds opnieuw worden aangeplant,
is er dus geen netto uitstoot van kooldioxide. Deze gewassen, zoals snelgroeiende
bomen en grassen, worden kortweg energiegewassen genoemd.
Geothermische energie
De term geothermische energie is afgeleid
van de Griekse woorden geo (aarde) en ther-
me (hitte). Deze vorm van energie gebruikt
de warmte in het binnenste van de aarde
om elektriciteit op te wekken. De kern van
de aarde is gloeiend heet: ongeveer vijfduizend graden Celsius. Zo nu en dan, tijdens
een vulkaanuitbarsting, komt er gesmolten
gesteente of magma aan het aardoppervlak.
Geothermische centrales proberen deze
enorme energiebron te benutten voor de
productie van warmte of elektriciteit.
Als je een gat graaft in de aarde, neemt de
temperatuur per kilometer diepte ongeveer 17 tot 30 graden Celsius toe. Een geothermische put is soms wel 2.500 meter
diep. Het water (meestal gewoon regenwater) dat door de put wordt gepompt,
Figuur 11.
Het principe van geothermische energie. De warmte uit het binnenste van de aarde verwarmt het gesteente diep onder het aardoppervlak. In diepe putten wordt koud water geïnjecteerd, en in de productieput wordt heet water naar boven gepompt. Het hete
water wordt gebruikt om stoom te maken, dat een stoomturbine aandrijft.
Koelwater
Elektrische
generator
Distributienetwerk
Stoomgeneratie
Koud
water
Stoomturbine
Koud
water
Warmtestroming
(convectie)
Heet
water
Geothermisch
reservoir
Hete kern
39
wordt verwarmd tot stoom, en kan gebruikt worden om elektriciteit op te wekken (zie tekening). Ook kan het warme
water direct worden gebruikt om huizen
en gebouwen te verwarmen.
In de hele wereld staan meer dan 250 geothermische centrales, verspreid over twintig
landen. In de Verenigde Staten voorziet een
geothermische centrale de stad San Francisco van energie, en in El Salvador wordt
40% van de elektriciteit opgewekt met
behulp van geothermische energie. IJsland
gebruikt zelfs uitsluitend geothermische
energie om elektriciteit op te wekken. Wereldwijd wordt zo’n 8.000 MW geothermische elektriciteit opgewekt. Daarnaast
wordt nog eens 10.000 MW aan directe
geothermische warmte gebruikt. De ideale
condities om geothermische energie te gebruiken komen maar op een paar plaatsen
op aarde voor, waardoor de hoeveelheid
energie die met deze energiebron kan worden opgewekt, beperkt is.
Productie van bruinkool in Duitsland.
Een kolencentrale van 1.000 MW heeft
per jaar 2,5 miljoen ton kolen nodig!
Tabel 8.
De benodigde hoeveelheid brandstof voor verschillende energiebronnen. De tabel toont het jaarlijkse brandstofverbruik van een energiecentrale met een vermogen van 1.000 MW (totale energieproductie per jaar:
ongeveer 7.000 miljoen kWh). Windenergie, zonne-energie en energie uit biomassa hebben veel ruimte nodig.
Kernsplijting en kernfusie hebben slechts zeer weinig brandstof nodig.
Energiebron
40
Brandstofbehoefte van een
1.000MW centrale,
gedurende ŽŽn jaar
Benodigde oppervlakte voor
een 1.000MW centrale
(km2)
Opmerkingen
Biomassa
30.000 km2 of woods
Wind
2.700 windturbines van
1,5MW
30.000
Zon PV
23 km2 zonnepanelen
Biogas
60 miljoen varkens
Gas
1,2 km3
1
Olie
1.400.000 ton
1
10.000.000 olievaten
of 100 olietankers
Kolen
2.500.000 ton
1+ mijnen
26.260 waggonladingen
Kernsplijting
35 ton uraniumoxide
1+ mijnen
uit 210 ton
uraniumerts
Kernfusie
100 kg deuterium en 150 kg
tritium
1+ mijnen
uit 2.850 m3 zeewater
en 10 tons lithiumerts
490
23
geplaatst in een land
bij de evenaar
600
varkens worden gehouden voor
voedsel, energie is extra.
Een andere techniek om de warmte van
de aarde te benutten maakt gebruik van
heet gesteente dat bijna overal op een zekere diepte onder het aardoppervlak te
vinden is. In deze techniek stroomt water
door een put de grond in, sijpelt door het
hete gesteente naar een andere put in de
buurt, en stroomt daar weer naar boven.
Aan het oppervlak wordt de warmte die
het water heeft opgepikt eruit gehaald,
waarna het water weer de grond in kan
om nieuwe warmte op te halen.
Een vergelijking tussen de
verschillende energiebronnen
Alle energiebronnen die we in dit hoofdstuk hebben genoemd, hebben verschil-
lende eigenschappen wat betreft hoeveelheid en soort brandstof, de oppervlakte
die ze innemen, en de kosten. In tabel
8 hebben we op een rijtje gezet hoeveel
brandstof een elektriciteitscentrale van
1.000 MW in al deze gevallen gebruikt.
Uit de tabel blijkt dat vooral biomassa-,
wind- en zonne-energie veel ruimte nodig hebben. Dat komt doordat deze energiebronnen niet erg geconcentreerd zijn:
fossiele brandstoffen bevatten per volume
veel meer energie. Kernsplijting en kernfusie hebben van alle energiebronnen de
minste brandstof nodig.
Onze energiebronnen veranderen
voortdurend. Achter de hoogspanningskabels van het elektriciteitsnetwerk ligt een hele wereld van exploratie, onderzoek en ontwikkeling. Elke
dag zijn honderdduizenden mensen
aan het werk om energiebronnen
als steenkool, aardolie en aardgas te
delven. En duizenden wetenschappers proberen nieuwe energiebronnen
zoals windenergie, zonne-energie
en kernfusie, verder te ontwikkelen.
Deze nieuwe bronnen zijn nodig
om in de toekomst voldoende schone
energie op te wekken.
41
5 Energie, gezondheid en milieu
De almaar toenemende productie en gebruik van energie heeft ernstige gevolgen
voor het milieu. En voor onze gezondheid. Als hout verbrandt, worden er veel
giftige gassen en fijn stof gevormd, die
gevaarlijk zijn bij inademing. De zwaveldioxide die vrijkomt bij de verbranding
van olie en steenkool veroorzaakt zure
regen. Kooldioxide, dat vrijkomt bij de
verbranding van alle fossiele brandstoffen, versterkt het broeikaseffect, waardoor
de aarde opwarmt. Mensen moeten soms
verhuizen als in de buurt een grote waterkrachtcentrale wordt gebouwd, en veel
bossen worden gekapt voor brandhout,
wat leidt tot bodemerosie.
De problemen ontstaan op verschillende niveaus. Als je thuis hout verbrandt,
adem jij de rook in, maar je buurman
niet. Dat is het huishoudniveau. In een
stad zorgen de uitlaatgassen van auto’s
soms voor smog, die iedereen in die stad
inademt. Dat is het gemeenschapsniveau.
Fijn stof, zwaveldioxide en ozon kunnen
zelfs honderden kilometers van hun bron
nog effect hebben. Dat is het regionale niveau. En het broeikaseffect, dat de aarde
opwarmt, beïnvloedt ons allemaal. Dat is
het mondiale niveau. Laten we deze verschillende niveaus eens één voor één bekijken.
Het huishoudniveau
In westerse landen worden niet veel vervuilende stoffen geproduceerd in huishoudens. De meeste van ons koken op elektriciteit, gas, of een vloeibare brandstof, wat
allemaal redelijk schoon is. De helft van
de huishoudens op aarde is echter afhankelijk van brandhout en houtskool om op
te koken en het huis te verwarmen. Het
is moeilijk om dit soort vaste brandstoffen op een schone manier te verbranden,
omdat de brandstof in een eenvoudige
kachel niet goed met lucht mengt. Bij
koken op een houtkachel komt slechts 5
tot 20% van de energie in het brandhout
uiteindelijk in de pan terecht, de rest gaat
verloren. Bovendien wordt bij incomplete verbranding van vaste brandstoffen
een heel scala aan vervuilende stoffen gevormd, die slecht zijn voor de gezondheid
(zie tabel 9).
Dat is geen klein probleem. Men schat
dat per jaar ongeveer twee miljoen vrouwen en kinderen vroegtijdig sterven
door het gebruik van vaste brandstof42
fen, en dat het in ontwikkelingslanden
verantwoordelijk is voor 5 tot 6% van
alle ziektes. Het gezondheidsrisico is zo
hoog, omdat de brandstoffen precies
dáár worden gebruikt waar mensen in de
buurt zijn: elke dag, in de keuken en in
de woonkamer.
Het gebruik van energie in een huishouden kan worden gezien als een energieladder, met op de onderste trede eenvoudige
brandstoffen als biomassa (mest, hout),
hogerop de vloeibare fossiele brandstoffen
als kerosine en gas, en helemaal bovenaan
de meest moderne vorm van energie: elektriciteit. Van beneden naar boven op de
ladder worden de bijbehorende ovens en
kachels steeds schoner en efficiënter. Als al-
Koolstofmonoxide
Fijn stof
Benzeen
1,3-Butadieen
Formaldehyde
Tabel 9.
De concentratie gevaarlijke stoffen in de lucht veroorzaakt
door een houtkachel om op te koken. De eenheid mg/m3 staat
voor milligram per kubieke meter. In de rechterkolom staan
de maximaal aanvaardbare waarden die zijn vastgesteld om
de gezondheid te beschermen. In de rook van verbrand hout
zitten nog tientallen andere vervuilende stoffen die gevaarlijk
zijn voor de gezondheid. (bron: WAE, UNDP).
Elektriciteit
Figuur 12.
De energieladder.
Figuur 13.
De gemiddelde energievraag in Brazilië, per inkomen (1988). Eén minimumloon is vijftig dollar per maand.
Hoe meer mensen verdienen, hoe meer
elektriciteit en vloeibare brandstoffen ze
gebruiken. (bron: WAE, UNDP).
Gas
Benzine
Hout
Landbouw
afval
Mest, gras
Gigajoules per jaar per huishouden
120
Kolen
Concentratie bij
Maximaal toelaat1 kg hout per uur
bare concentratie
(mg/m3)
(mg/m3)
150
10
3,3
0,1
0,8
0,002
0,15
0,0003
0,7
0,1
Vervuilende stof
100
80
60
Vloeibare
brandstoffen
40
20
Gas
Brandhout
0
<1
1-2
Elektriciteit
2-5
5 - 10
10 - 20
20 - 30
Aantal verdiende minimumlonen
43
> 30
ternatieven hoger op de ladder beschikbaar
en betaalbaar zijn, hebben mensen over het
algemeen de neiging hoger op de ladder te
klimmen, zoals te zien in figuur 13.
Vroeger was de hele mensheid afhankelijk
van hout, maar tegenwoordig is ruwweg
de helft van de wereldbevolking een of
meer treden op de energieladder gestegen. De andere helft is nog steeds afhankelijk van hout. In gebieden waar hout
schaars is geworden, is men zelfs een trede
gedaald naar mest en landbouwresten. In
extreme gevallen gebruiken mensen zelfs
de allerslechtste kwaliteit brandstoffen,
zoals struiken en gras.
Onderaan de ladder gebruiken mensen
ook meer van hun eigen (lichaams)energie,
bijvoorbeeld om hout te verzamelen. Het
verzamelen van brandstof is gewoonlijk
een taak voor vrouwen en kinderen, voor
wie het een zware belasting is omdat het
veel tijd kost en omdat de brandstoffen erg
zwaar zijn. In ontwikkelingslanden besteden vrouwen en kinderen vaak negen tot
twaalf uur per week aan het verzamelen
© European Community, 2005
In grote steden zorgt het drukke verkeer
voor smog.
44
van brandhout. In Nepal zijn vrouwen
daar zelfs twee en een half uur per dag mee
bezig.
Arme mensen besteden dus een groot
deel van hun tijd aan het verzamelen van
de benodigde energie. Deze tijd kunnen
ze niet besteden aan het produceren van
goederen die ze kunnen verkopen, op het
land werken of onderwijs volgen. Dit noemen we de armoedespiraal: als je eenmaal
arm bent is het moeilijk om daar weer uit
te komen, omdat je al je tijd nodig hebt
om te overleven.
Het gemeenschapsniveau
Bijna iedereen heeft wel eens te maken
met stedelijke vervuiling. Als je op een
warme, windstille dag vanaf een hoog
punt over een stad uitkijkt, zie je vaak een
geelachtige nevel boven de stad hangen.
Deze nevel noemen we smog: een mengsel van fijn stof en uitlaatgassen van auto’s
en motoren. In steden met veel auto’s, zoals Athene (Griekenland) en Los Angeles
(Californië), krijgen de inwoners longproblemen door de smog. De concentratie
van schadelijke stoffen als stikstofoxiden
en ozon ligt in deze steden vaak boven het
niveau van wat nog veilig is.
Hoewel ozon van nature voorkomt in de
bovenste lagen van de atmosfeer (waar
het ons beschermt tegen UV-straling), is
het op het lagere hoogte gevaarlijk voor
onze gezondheid. Ozon ontstaat als stikstofoxiden reageren met onvolledig verbrande brandstoffen uit de motoren van
auto’s en vrachtwagens. Het veroorzaakt
soms ademhalingsproblemen en ontstekingen in de longen, en verergert de
klachten van astmapatiënten. Ozon kan
ook ons afweersysteem aantasten, waardoor we eerder vatbaar zijn voor ziektes
als bronchitis en longontsteking. Vooral
kinderen en ouderen zijn hier vatbaar
voor. In de meeste grote steden wordt
continu de luchtkwaliteit gecontroleerd,
waarbij de concentraties ozon, koolmonoxide, nitraatoxiden en fijn stof worden
gemeten.
Andere problemen op gemeenschapsniveau hebben te maken met de winning
van energie. In elke gemeenschap moet
een groep mensen de benodigde energie
binnenhalen. Ze werken in een kolenmijn,
boren naar olie op zee, kappen bossen voor
hout, verzamelen biomassa of construeren
grote dammen voor waterkrachtenergie.
Het winnen van energie is vaak gevaarlijk en zwaar werk, met een hoog risico
op ziektes en verwondingen. Volgens de
Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)
werken er over de hele wereld ongeveer
tien miljoen mensen in steenkolenmijnen
(ongeveer 0,3% van de beroepsbevolking).
De productie en distributie van energie
veroorzaken wereldwijd naar schatting
70.000 tot 300.000 doden per jaar, en veel
© Ken Hammond (USDA)
Ook herkauwers produceren broeikasgassen.
meer verwondingen. Dat is de prijs die we
voor onze energie betalen.
Het regionale niveau
Een ander groot milieuprobleem is zure
regen. Het wordt veroorzaakt door zwaveldioxide, dat vrijkomt bij de verbranding steenkool en olieproducten, en door
stikstofoxides. Het zuur, dat wordt achtergelaten door regenwater, beschadigt
stenen constructies zoals gebouwen en
standbeelden. Als de bodem het zuur niet
kan neutraliseren, worden ook planten
en bomen beschadigd. Als een meer te
zuur wordt, kan de hele vissenpopulatie
sterven. Op den duur kunnen hele ecosystemen worden aangetast. Gelukkig kan
zwavel uit rook worden verwijderd, maar
nog lang niet alle elektriciteitscentrales
maken daar gebruik van.
Maar niet alleen fossiele brandstoffen
hebben grote invloed. Zoals eerder vermeld, moesten voor de Drie Kloven Dam
in China twee miljoen mensen hun land
verlaten, omdat dat door de dam onder
water zal komen te staan. Soortgelijke
projecten hebben in het verleden voor
grote sociale problemen gezorgd.
© Adam Hart-Davis / DHD photo gallery
Soms nemen locale autoriteiten strenge
maatregelen om luchtvervuiling tegen te
gaan. Als in Teheran (de hoofdstad van
Iran) de luchtkwaliteit te slecht wordt, mogen automobilisten alleen om de dag door
de stad rijden: de ene dag alleen de auto’s
met een nummerbord dat begint met een
even nummer, de andere dag de oneven
nummers. Ook in sommige westerse steden, zoals Milaan (Italië) en Athene, wordt
dit soort maatregelen getroffen; soms wordt
het verkeer zelfs een hele dag stilgezet.
Zure regen kan gebouwen, beelden en
bruggen aantasten.
Vee en methaan
Ongeveer 20% van de uitstoot van
methaan naar de atmosfeer is afkomstig van dieren zoals koeien, ossen en
schapen. Koeien kunnen hun voedsel
alleen verteren door een gistingsproces, waarbij bacteriën in de koeienmaag methaangas produceren. Ongeveer 2- tot 12% van de energie in
het voedsel van een koe komt in de
vorm van methaan in de atmosfeer
terecht. De wereldwijde veestapel van
1,3 miljard dieren maken met zijn
allen honderden miljoenen tonnen
methaan per jaar, wat een duidelijk
effect heeft op de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer. Van alle
methaan die op aarde wordt gemaakt,
is ongeveer 60% afkomstig van menselijke activiteiten als energieproductie, landbouw en veeteelt. Ongeveer
een derde daarvan, dus 20% van de
totale methaanuitstoot, wordt geproduceerd door vee.
45
Het mondiale niveau
Sommige gassen in de atmosfeer vormen
een soort warme deken rond de aarde. Dit
noemen we het broeikaseffect. De gassen
absorberen een deel van de warmtestraling van het aardoppervlak, en sturen een
deel van die straling weer terug naar de
aarde. Een broeikas werkt op dezelfde
manier: het zonlicht schijnt door het glas
naar binnen, maar de straling van de warme aarde in de kas wordt door het glas
tegengehouden, zodat de kas warm blijft.
Het broeikaseffect is zeer krachtig: zonder
dit effect zou het op aarde 33 graden Celsius kouder zijn. Dat betekent dat de gemiddelde temperatuur onder het vriespunt zou
liggen! Zonder het broeikaseffect zou er op
de aarde geen leven kunnen bestaan.
Eenheden van concentratie:
de ppm
Om lage concentraties van een stof
te meten, gebruiken we de eenheid
parts per million (ppm). Deze eenheid
geeft aan hoeveel deeltjes van de te
meten stof aanwezig zijn in een totale
hoeveelheid van een miljoen deeltjes,
bijvoorbeeld de concentratie van een
giftige stof in voedsel, of de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer.
Alle gassen die aan dit effect bijdragen
worden broeikasgassen genoemd. De gassen die het sterkst bijdragen aan de opwarming van de atmosfeer zijn waterdamp, kooldioxide (CO2) en methaan
(CH4). Kooldioxide komt vrij bij de verbranding van hout, steenkool, aardgas en
olie. Methaan komt vrij bij het rotten van
planten, bij mijnbouw en bij veeteelt.
Niet alle gassen hebben hetzelfde effect
op de atmosfeer. Methaan houdt bijvoorbeeld 21 keer zoveel warmte vast als
kooldioxide. Dus 1 gram methaan en 21
gram kooldioxide hebben beide dezelfde
invloed op de opwarming van de aarde.
Zowel kooldioxide als methaan verdwijnen langzaam uit de atmosfeer. Kooldioxide wordt uiteindelijk opgenomen
door de oceanen, en methaan verdwijnt
uit de atmosfeer door chemische reacties.
Dat zijn allebei zeer langzame processen:
voor een CO2-molecuul duurt het gemiddeld honderd jaar voor dat het uit de
atmosfeer verdwijnt, en voor een CH4molecuul gemiddeld twaalf jaar. Dat betekent dat alles wat we nu met de atmosfeer doen, nog tenminste honderd jaar
merkbaar zal zijn. Zelfs als we nu stoppen met de productie van kooldioxide,
duurt het nog honderd jaar voordat de
concentratie kooldioxide in de atmosfeer
omlaag gaat. Het is dus alsof we met z’n
allen een grootschalig wetenschappelijk
experiment met de aarde aan het doen
zijn, terwijl we zelf in de testopstelling
zitten…
Directe
metingen
IJskerndata
Voorspellingen
1000
Figuur 14.
Toename van de CO2-concentratie
in de afgelopen 1.200 jaar. Rond
het jaar 1800 begon de concentratie duidelijk fors toe te nemen, wat
word toegeschreven aan veranderend
bodemgebruik en de enorme toename
van het gebruik van fossiele brandstoffen. De concentratie wordt uitgedrukt in ‘parts per million’ (ppm).
CO2-concentratie (ppm)
900
800
700
600
500
400
300
200
100
0
1000
1200
1400
1600
Jaar (A.D.)
46
1800
2000
2100
In de jaren negentig van de vorige
eeuw begonnen wetenschappers over
de hele wereld te waarschuwen voor
de gevaarlijke effecten van de uitstoot
van broeikasgassen. Volgens verschillende studies uitgevoerd in diverse
landen, zorgt de snelle toename van
broeikasgassen in de atmosfeer voor
een kleine, maar gestage toename
van de temperatuur op aarde. Om
het probleem te bespreken werden er
speciale internationale commissies en
panels opgericht, die tot de conclusie
kwamen dat er dringend maatregelen
genomen moesten worden tegen de
bedreiging van het versterkte broeikaseffect. Het belangrijkste panel is
het Intergovernmental Panel for Climate Change (IPCC), waarin een paar
honderd experts uit honderd verschillende landen samenwerken.
Sinds de jaren ’90 zijn er verschillende
initiatieven ontwikkeld om de voorspelde gevolgen – zoals een toename
In de afgelopen 150 jaar hebben we veel
fossiele brandstoffen verbrand, en daarmee
grote hoeveelheden kooldioxide in de atmosfeer gepompt. De productie en het gebruik van energie veroorzaken tweederde
van alle broeikasgassen die door de mens
worden gemaakt. Zoals je kunt zien in figuur 14, is de concentratie kooldioxide in
de atmosfeer 1800 met 35% toegenomen.
Ook daarvoor fluctueerde de concentratie, maar nog nooit zo snel als nu. Als
een verandering zich over duizenden jaren
uitstrekt, heeft het ecosysteem tijd genoeg
om zich aan te passen. Maar aan de snelle
verandering die nu optreedt, kan het ecosysteem zich misschien helemaal niet aanpassen, zodat het gevaar bestaat dat veel
dieren en planten uitsterven.
van de gemiddelde temperatuur, stijging van de zeespiegel, veranderingen
in neerslagpatronen, enzovoorts – te
voorkomen. Eén van de belangrijkste
initiatieven werd ontwikkeld door de
Verenigde Naties, de internationale
organisatie die als doel heeft de vrede,
veiligheid en vriendschappelijke relaties tussen landen te bewaken, en
internationale economische, sociale,
humanitaire en milieuproblemen op
te lossen.
Tijdens een internationale milieuconferentie die werd gehouden in
Rio de Janeiro (Brazilië) in mei 1992,
stelden de regeringen van bijna alle
landen ter wereld een document op
met de titel “United Nations Framework Convention on Climate Change” (UNFCCC). Daarin spraken ze
af om informatie over broeikasgasemissies te verzamelen en onderling te
delen, en om nationale strategieën te
bedenken om de uitstoot te beperken.
In het document wordt het doel zo
geformuleerd: “de concentratie broei-
kasgassen in de atmosfeer te stabiliseren
op een niveau dat een gevaarlijke, door
de mens veroorzaakte verstoring van het
klimaatsysteem zal voorkomen”. Na de
conferentie werd de conventie door
193 landen ondertekend en is nu van
kracht, wat wil zeggen dat de landen
die hebben ondertekend verplicht
zijn zich aan de doelstelling van het
verdrag te houden.
Toen ze de conventie ondertekenden
wisten de deelnemende regeringen dat
het niet voldoende zou zijn om een
echt effect te hebben op klimaatverandering. Tijdens een internationale
milieuconferentie van de Verenigde
Naties in Kyoto (Japan, in 1997),
spraken daarom een aantal grote ge-
Een stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde zal leiden tot een
hoger zeeniveau.
© European Community, 2005
Het Kyoto-protocol
47
© NASA Goddard Space Flight Center
industrialiseerde landen met elkaar
af om de uitstoot van broeikasgassen echt te beperken. Na langdurige
en moeizame onderhandelingen over
hoe veel, waar, en wanneer de uitstoot
verminderd zou moeten worden, en
wie er voor zou gaan betalen, werd er
een verdrag ondertekend. Het doel
van het verdrag was
dat de uitstoot van CO2 in de ontwikkelde landen tussen 2008 en 2012
5,2% lager moet zijn dan het niveau
in 1992. Voor de Europese Unie geldt
zelfs een reductie van 8%. Zich ontwikkelende landen als China en India hoeven nog niks te reduceren. Dit
verdrag heet het Kyoto-protocol.
De afspraken van het Kyoto-protocol
zijn echter pas verplicht in álle landen als voldoende landen het verdrag
hebben ondertekend (de ratificatie
van het protocol). Het verdrag wordt
van kracht als het is ondertekend
48
door landen die in 1990 gezamenlijk
55% van de totale uitstoot van broeikasgassen in de ontwikkelde landen
produceerden. Het probleem is dat
de VS heeft verklaard het verdrag niet
te zullen tekenen, terwijl de VS alleen
al 36% van de broeikasgassen in de
ontwikkelde landen produceert. Rusland had lang het zelfde standpunt,
maar in november 2004 veranderden
ze van gedachten en ondertekenden
het protocol. Na acht jaar wachten is
het Kyoto-protocol in februari 2005
eindelijk van kracht geworden.
Op dit moment denken veel landen
erover na hoe ze de reductie kunnen realiseren, en welke methodes
het meest praktisch zijn. Moeten we
energie efficiënter gebruiken, of moeten we meer elektriciteit maken met
behulp van duurzame bronnen, zoals
zonnepanelen? Moeten we meer kerncentrales bouwen, omdat die geen
broeikasgassen uitstoten? En moeten
we investeren in windmolens of in
kernfusie-onderzoek? Of moeten we
misschien alles doen wat we kunnen
bedenken, omdat het probleem dat
op ons afkomt zo groot is?
Wat is het gevolg van al die extra CO2? In
de vorige eeuw is de gemiddelde temperatuur 0,6 graden gestegen. De tien warmste
jaren sinds men in de 19e eeuw temperaturen begon bij te houden hebben zich allemaal na 1990 voorgedaan. Over de hele
wereld zijn gletsjers geslonken, en is de hoeveelheid regen en bewolking toegenomen.
Men verwacht dat de gemiddelde luchttemperatuur deze eeuw 1,4 tot 5,8 graden
Celsius zal stijgen, en dat het zeeniveau 9 tot
88 centimeter kan stijgen, afhankelijk van
het toekomstscenario. Ter vergelijking: het
temperatuurverschil tussen de laatste ijstijd,
duizenden jaren geleden, en het huidige klimaat, is slechts 6 graden Celsius.
In eerste instantie lijkt het misschien of
paar graden warmer of kouder niet zo veel
uitmaakt, maar dat doet het wel degelijk.
Ten eerste zorgt een temperatuurstijging
van een paar graden al voor een stijging
van het gemiddelde zeeniveau, waardoor
in veel kustgebieden problemen ontstaan.
Ten tweede stijgen temperaturen landinwaarts veel sterker dan het gemiddelde,
en zullen vooral extreme weerssituaties
– droogtes, orkanen, overstromingen – in
het algemeen veel vaker voorkomen.
Wetenschappers verwachten dat het CO2niveau deze eeuw in het gunstigste geval
twee keer zo hoog zal worden als het niveau
van voor 1860, en in het meest ongunstige
geval vier keer zo hoog. Als het CO2-niveau
vier keer zo hoog wordt als in het voor-industriële tijdperk, zal de wereld er totaal
anders uitzien. De zeespiegel kan met een
meter stijgen, temperaturen kunnen lokaal
vijftien tot twintig graden toenemen, en de
gemiddelde temperatuur zes graden. Er zijn
genoeg goedkope fossiele brandstoffen om
dat scenario mogelijk te maken.
Wat kunnen we er aan doen? De enige manier om de schadelijke effecten van extra
CO2 tegen te gaan is te stoppen met de
productie ervan. Dat betekent: stoppen
met het gebruik van fossiele brandstoffen,
of de kooldioxide die vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen op een
veilige manier opslaan. Uiteraard is dat op
dit moment geen optie. Maar zelfs als we
het CO2-niveau willen stabiliseren op twee
maal het voor-industriële niveau, moeten
we de huidige CO2-productie met onmiddellijke ingang tot éénderde terugbrengen.
Maar in plaats daarvan neemt de CO2productie nog elk jaar toe.
Mogelijke energiebronnen en het
broeikaseffect
Niet alle energiebronnen produceren
broeikasgassen. Zonnepanelen, windenergie en waterkracht zijn alledrie voorbeelden van energiebronnen die elektriciteit
produceren, maar geen CO2. Maar zelfs
dat is niet helemaal waar. Om de materialen voor wind- en zonne-energie te maken, is energie nodig. Die wordt voornamelijk geleverd door fossiele brandstoffen.
En op plaatsen waar waterkrachtdammen
worden gebouwd, produceren de rottende planten methaan: een zeer krachtig
broeikasgas.
Kunnen we al onze energie opwekken
zonder broeikasgassen te produceren? Ja,
maar dan moeten we wel heel hard aan
de slag. Wind- en zonne-energie spelen
nu nog een zeer kleine rol, en het zal nog
tientallen jaren en een heleboel onderzoek
en geld kosten voordat deze bronnen een
substantiële hoeveelheid energie produceren. Nieuwe, veilige types kernsplijtingscentrales kunnen op termijn ook een deel
van de oplossing vormen. De techniek om
CO2 terug te stoppen in de grond heeft
een groot potentieel, maar verkeert nog
in een experimenteel stadium. Het zal
nog zeker tientallen jaren duren voordat
kernfusie een redelijk deel van de energieproductie kan beginnen te leveren. Als
we de klimaatproblemen serieus nemen,
moeten we alle schone energiebronnen
die we kunnen bedenken ontwikkelen.
En wel zo snel mogelijk.
Eén van de gevolgenden van klimaatverandering is het vaker voorkomen
van extreme weersomstandigheden
zoals stormen, droogtes en overstromingen.
49
6 De toekomst van onze energievoorziening
We leven in een wereld die nog maar net
is begonnen met het gebruiken van energie.
De toename van de wereldbevolking – van
zes miljard nu naar 9 miljard in 2050 – gecombineerd met de enorme economische
ontwikkeling van landen als China en India, zorgt voor een snelle toename van onze
energiebehoefte. In de komende 50 jaar zal
Ons toekomstige energiesysteem wordt
bepaald door de beslissingen die we
vandaag nemen.
de mensheid evenveel energie gebruiken als
gedurende haar gehele geschiedenis. Figuur
15 toont de ontwikkeling van de wereldwijde energiebehoefte in verschillende regio’s.
Omdat de uitstoot van CO2 ons milieu
bedreigt, moet de wereld een enorme omslag maken naar schonere bronnen van
energie. Nieuwe oplossingen zijn nodig,
zowel om aan de stijgende vraag te kunnen voldoen, als om de problemen van
ons huidige energiesysteem op te lossen.
50
Huidige problemen
De verwachting is dat over 50 jaar het wereldenergieverbruik zeker twee keer zo hoog
zal zijn als nu het geval is. Deze groei leidt
tot minstens vier serieuze problemen. Ten
eerste zullen gemakkelijk verkrijgbare en
goedkope fossiele brandstoffen langzaam
opraken. Hoewel er nog genoeg kolen zijn
voor tweehonderd jaar, is de natuur niet zo gul geweest met
olie en gas. Voorspellingen door
verschillende wetenschappelijke
instituten gaan er van uit dat de
piek van de wereld-olieproductie
– het moment waarna de olieproductie wereldwijd terug begint te
lopen – over 5 tot 20 jaar
te verwachten is. Voor
gas komt die piek ongeveer twintig jaar na
die van olie.
Een tweede probleem is dat olie- en
gasreserves niet gelijkmatig over de
aarde zijn verdeeld:
80% van de reserves
bevinden zich in het
Midden Oosten en
de voormalige SovjetUnie. Dus als we afhankelijk
blijven van fossiele brandstoffen, worden we steeds sterker
afhankelijk van deze landen.
Op dit moment importeert de
Europese Unie 50% van haar
energie, vooral in de vorm van
gas, olie en kolen. De verwachting is dat als er geen maatregelen worden genomen, Europa over twintig tot
dertig jaar 70% van haar energie moet
importeren. Om die reden onderzoeken
veel landen mogelijkheden om minder
afhankelijk te worden van andere landen, zoals windenergie en kernsplijting.
Het derde probleem is de milieuschade.
Eén van de fossiele brandstoffen die
ruimschoots voorradig is, is steenkool.
Maar de verbranding van deze grondstof
van de huidige generatie, zonder toekomstige
generaties te beperken in hun mogelijkheden
om aan hun behoeftes te voldoen”. Met andere woorden, we zouden niet meer dan
een eerlijk deel van de energievoorraad op
moeten maken, en we zouden de toekomstige generaties de mogelijkheid moeten
bieden om aan hun behoeften te voldoen,
bijvoorbeeld door hen zo veel mogelijk
Tenslotte het probleem van de energie- duurzame energiebronnen na te laten.
armoede. Momenteel zijn ongeveer 1.6
miljard mensen nog steeds afhankelijk Wat betekent deze doelstelling van duurzavan brandhout voor verwarming en om me ontwikkeling voor de energieproductie?
op te koken. Hun gebrekkige toegang tot We willen energie produceren en gebruimoderne vormen van energie vormt een ken op een manier die de menselijke ontsterke belemmering voor hun ontwikke- wikkeling op lange termijn ondersteunt,
ling. De sterk gestegen olieprijs is ook een inclusief alle sociale, economische en mibelemmering: rijke landen kunnen dure lieuaspecten. Dat noemen we duurzame
energie. Deze term verwijst naar de proolie betalen, maar arme landen niet.
ductie en het gebruik van energiebronnen
Het doel van duurzame energie
op een manier die het welzijn van mens en
Welk doel moeten we nastreven voor ons dier op de lange termijn respecteert.
energiesysteem? Hoe willen we over bijvoorbeeld honderd jaar onze energie op- Om dit doel op termijn te bereiken, hebwekken? In een ideale wereld willen we ben we duurzame energiebronnen nodig.
graag duurzame ontwikkeling. Toen die Daaronder wordt meestal verstaan: enerterm voor het eerst werd geïntroduceerd giebronnen die nooit opraken omdat ze
(in het Brundtland rapport, dat werd ge- hun energie steeds weer aanvullen. Dat
publiceerd in 1987), werd duurzaamheid zijn bijvoorbeeld wind, waterkracht,
gedefinieerd als: ”voldoen aan de behoeften zonne-energie, en biomassa. Maar ook
veroorzaakt veel vervuiling. Als grote landen als China en India afhankelijk blijven
van steenkool, zal het lokale milieu veel te
verduren krijgen, wat in feite nu al het geval is. Bovendien blijft CO2 niet binnen
de landsgrenzen: vanwege het broeikaseffect is CO2 die waar ook ter wereld wordt
geproduceerd, ook ons probleem.
Figuur 15.
Het totale primaire energiegebruik
in verschillende regio’s in de wereld,
in Mtoe per jaar. De grafiek laat het
energiegebruik in drie verschillende
jaren zien: 1973, 2002, en de voorspellingen voor 2030. (bron: World
Energy Outlook 2004, IEA).
2002
3565
2030
3316
1973
2540
Jaar
2048
1692
1096
1026
223
Latijns-Amerika
1211
587
540
450
1784
1735
211
Afrika
Europese Unie
VS + Canada
China + India
51
kernfusie kan onder de duurzame bronnen gerekend worden: hoewel kernfusie
brandstof verbruikt, is er zoveel van op
aarde beschikbaar dat het praktisch gezien onuitputtelijk is.
Uiteraard zijn we op dit moment nog ver
van een duurzame wereld verwijderd. Volgens de International Energy Agency kwam
in 2002 slechts 14% van onze energie, en
18% van onze elektriciteit, uit duurzame
bronnen. De meeste duurzame energie
komt nu uit waterkracht en de verbranding
van afval en biomassa. Hoewel de hoeveelheid energie die op een duurzame manier
wordt opgewekt stijgt, groeit de wereldwijde vraag naar energie nog veel harder.
Duurzame energiebronnen
Waarom gebruiken we dan niet nu al
meer duurzame energie? Daarvoor zijn
verschillende redenen. Op de eerste plaats
begint de wereld zich pas sinds kort te realiseren hoe groot het energieprobleem is,
en wat de risico’s van klimaatverandering
zijn. Een gevoel van urgentie heeft tot nu
toe ontbroken. Op het moment groeien
energiebronnen zoals wind, zon en biomassa zeer snel, omdat veel regeringen
zijn begonnen het gebruik van deze bronnen actief te stimuleren.
© www.freeimages.co.uk
Het gebruik
van efficiëntere lichtbronnen bespaart
energie.
52
De tweede reden is dat technologieën
voor duurzame energie nog steeds duurder zijn dan het gebruik van fossiele
brandstoffen, ondanks vele jaren van
onderzoek en ontwikkeling. Natuurlijk
is het ook erg moeilijk om te concurreren met een brandstof die je bij wijze van
spreken zo van de grond kunt oprapen.
We zullen er aan moeten wennen dat we
langzamerhand méér moeten gaan betalen voor onze energievoorziening. Fossiele brandstoffen hebben overigens wel
‘verborgen’ kosten, zoals de toekomstige
kosten van de gevolgen van het broeikaseffect, en de medische kosten van ziektes
veroorzaakt door luchtvervuiling. Als je al
deze kosten in rekening brengt, verandert
het beeld misschien wel in het voordeel
van de duurzame energiebronnen.
De derde reden is dat vooral wind- en zonne-energie fluctuerende energiebronnen
zijn. Dat betekent dat ze niet op afroep
energie kunnen leveren. Je hebt dus altijd
een bepaald back-up vermogen nodig, zoals een gascentrale, of een manier om de
opgewekte energie op te slaan voor tijden
waarop er geen zon of wind is. Dit verhoogt de kosten van fluctuerende energiebronnen. Bovendien zijn wind- en zonneenergie (en geothermische bronnen) niet
gelijkmatig over de aarde verdeeld.
Ten slotte heb je voor duurzame bronnen als wind, zon en biomassa een groot
landoppervlak nodig. Stel dat je in NoordAfrika, waar de zonne-instraling 250 W per
vierkante meter is, een stuk land bedekt met
zonnecellen met een rendement van 14%.
Dan heb je 30 tot 40 vierkante kilometer
land nodig om evenveel energie op te wekken als een 1.000 MW elektriciteitscentrale,
als je rekening houdt met de schuine inval
van het zonlicht. Hoewel dat zeker mogelijk
is, is het goed niet te onderschatten hoeveel
ruimte je nodig hebt om op grote schaal
duurzame energie op te wekken.
Een ander voorbeeld: om 1.000 MW
elektriciteit op te wekken met biomassa
heb je 2.000 vierkante kilometer goede
landbouwgrond nodig om energiegewassen op te laten groeien. De productie van
kunstmest kost veel energie, zodat het
gebruik van kunstmest zo laag mogelijk
moet worden gehouden, wat de productie
kan verminderen.
Hoe kies je een energiebron?
© Warren Gretz (PIX DOE/NREL)
Welke energiebron voor een bepaalde situatie en een bepaalde locatie het meest
geschikt is, hangt af van veel verschillende
worden uitgedrukt in euro’s per MW
vermogen. Maar er zijn ook andere kosten: een centrale heeft brandstof nodig,
personeel, en aan het eind van zijn levensduur moet hij worden afgebroken.
Als je al deze kosten bij elkaar optelt,
en dat getal deelt door het totale aantal kilowattuur dat de centrale in zijn
leven produceert, krijg je de prijs per
kilowattuur, ofwel de productiekosten.
Voor een kolencentrale is dat ongeveer
Onderzoek naar energie uit
zonlicht.
factoren. Sommige energiebronnen, zoals
steenkool, zijn wel goedkoop, maar als je
geen kolenmijnen hebt ben je afhankelijk
van andere landen. Bovendien komen er
broeikasgassen bij vrij. Bronnen zoals zonne-energie zijn over de hele wereld beschikbaar (voor verschillende prijzen, afhankelijk
van het klimaat), maar ze zijn nog steeds erg
duur, en nemen veel ruimte in beslag. Laten
we eens kijken welke factoren de keuze van
een energiebron bepalen.
Op de eerste plaats: wat kost de energie? De zogenaamde kapitale kosten zijn
de kosten die nodig zijn om de energiebron te bouwen: de constructie van
een elektriciteitscentrale, het kopen van
zonnepanelen, enzovoort. Die kosten
3 eurocent per kilowattuur. Het bedrag
dat de consument betaalt – ongeveer 13
eurocent per kWh – is veel hoger omdat
daarin ook de kosten voor het distributienetwerk en belastingen zitten.
Naast de kosten zijn er nog andere factoren, zoals de benodigde capaciteit. Als je
maar één kilowatt vermogen nodig hebt,
heb je veel keuzemogelijkheden, zoals een
kleine windmolen, zonnecellen, of een
dieselgenerator. Maar als je 1.000 megawatt nodig hebt, bijvoorbeeld voor een
hele stad, dan moet je denken aan elektriciteitscentrales die gestookt worden met
steenkool of aardgas, of misschien een
kerncentrale.
53
nesnem nav eitacoler kaav
mad rethca edahcsueilim
raabkihcseb larevo tein
raabkihcseb larevo tein
ruud gon leetnemom
gidon kalvreppodnal leev
raabkihcseb larevo tein
gidon galspoeigrene
gidon kalvreppodnal leev
ruutluconom ocisir
gidon kalvreppodnal leev
nedehnee etorg
netsok elatipak egoh
raabkihcseb tein gon
fotsdnarb epokdeog
lavfa tcapmoc
nessagsakieorb neeg
nessagsakieorb giniew
maazruud
mad wuob an pookdeog
dreeubirtsideg
kjilegom tezni egilahcstoorg
maazruud
nessagsakieorb neeg
dreeubirtsideg
maazruud
nessagsakieorb neeg
maazruud
lavfa dnevel-trok neella
fotsdnarb egideolvrevo
nessagsakieorb neeg
C
C
C
D
D
D
C
gooh
gooh
dleddimeg
neeg
neeg
neeg
dleddimeg
neeg
een
een
een
een
aj
aj
een
een
WG1 - WM1
WG1 - WM1
WG1
- WM052
WG02
- WM01
WM01
- W01
WM001
- W001
WM051
- Wk1
WG2 - WG1
30,0
30,0
50,0
50,0
06,0
70,0
40,0
70,0
001.1 - 008
006 - 003
005.1 000.1
004.1
000.6 000.4
002.1 - 007
007.1 003.1
000.6
neloK
saG
gnitjilpsnreK
)toorg(
thcarkretaW
Tabel 10. Enkele eigenschappen van verschillende energiebronnen.(bronnen: : Energy Information Administration, SAGE project, NEMS).
1) De vermelde kapitale kosten gelden voor de piekbelasting. Als de capaciteitsfactor in rekening wordt gebracht, wordt windenergie drie tot vier keer zo duur,
en zonne-energie ongeveer tien keer.
2) De kapitale kosten voor kernfusie zijn schattingen voor het jaar 2050, wanneer verwacht wordt dat fusie commercieel beschikbaar komt.
ocisireitarefilorp
lavfa feitcaoidar dnevel-gnal
netsok elatipak egoh
noohcs feitaler
nedarroov etorg
neretropsnart et kjilekkameg
C
000.1
dniW
1
norbeigrenE
eilO
VP noZ
1
assamoiB
2
eisufnreK
nedarroov egidnie
gnirednarevtaamilk tkaazroorev
nenniw et kjilekkameg
pookdeog
nedarroov etorg
52,0
gniliuvrevthcul
meetsystropsnart ruud
neger eruz ,gnirednarevtaamilk
WM01
- Wk1
)Wk
rep oruE(
netsok
elatipaK
een
negomreV
)hWk
rep oruE(
netsok
-eitcudorP
gooh
?dner
-eutculF
edieb
neretropsnart et kjilekkameg
meetsyseitubirtsid deog
duohni-eigrene egoh
neledrooV
nedarroov egidnie
negninnaps
ekeitilop tkaazroorev
gnirednarevtaamilk tkaazroorev
neledaN
?)D( drees
?nednal
-ilartnecedeg
eredna nav
fo )C( drees
diehkjileknahfA
-ilartneceG
54
Ook het grondgebruik is soms belangrijk.
Als je besluit om energie uit biomassa te
maken, heb je een groot stuk landbouwgrond nodig om de gewassen te telen.
Met een groeiende wereldbevolking die
gevoed moet worden, is dat steeds moeilijker te vinden. Dat geldt ook voor het
bouwen van windmolens in dichtbevolkte landen, hoewel voor windmolens op
zee veel plaats is.
Zoals bij elke technologie is ook veiligheid
een belangrijk aspect. Als een stuwdam
doorbreekt, of er gebeurt een ongeluk
in een kerncentrale, dan moet een groot
aantal mensen onmiddellijk geëvacueerd
worden. En je wilt ook niet naast een
windmolen staan op het moment dat die
één van zijn bladen verliest. Veel mensen
komen om in kolenmijnen, door stof-
explosies in elektriciteitscentrales of bij
ongelukken tijdens het boren naar olie.
Hoewel ‘veilige energie’ niet bestaat (dat
is hetzelfde als vragen om benzine die niet
kan branden), zijn sommige energiebronnen wel gevaarlijker dan andere.
Duurzame energiebronnen als wind en
zonne-energie leveren fluctuerende energie.
Bij een groot aandeel fluctuerende energiebronnen is een vorm van back-up vermogen
nodig, of opslag van energie.
Sommige energiebronnen, zoals kolen- en
kerncentrales, lenen
zich het beste voor
gecentraliseerde
energieopwekking, waarbij het
vermogen met een
distributienetwerk
naar de consument
wordt gebracht. Andere bronnen zijn
meer geschikt voor
gedecentraliseerde
opwekking: opwekking op de plek waar
© ITER
En dan zijn er ook nog de milieufactoren,
zoals het broeikaseffect. Je kunt ervoor kiezen om elektriciteit CO2-vrij op te wekken, bijvoorbeeld door duurzame energie
of kernenergie te gebruiken, of om de CO2
op te slaan onder de grond, of met schone
brandstoffen. De uitstoot van broeikasgassen is dus een ook belangrijke factor.
Spaarlampen gebruiken vijf keer zo weinig energie als
gewone gloeilampen.
© Damon Hart-Davis / DHD photo gallery
Het volgende grootschalige fusie-experiment, ITER, wordt in
Zuid-Frankrijk gebouwd, en zal rond 2015 klaar zijn. De
olifant rechtsonder in het plaatje laat de afmeting zien.
55
de energie wordt gebruikt. Dus het is be- bedrijven en onderzoekslangrijk of een energiebron gecentraliseerd of instituten hebben andere
meningen.
gedecentraliseerd is.
Ten slotte maakt het nog uit of er brandstof, zoals olie, geïmporteerd moet worden. In dat geval kan een land sterk afhankelijk worden van andere landen, wat
onwenselijk kan zijn. Dus ook de afhankelijkheid van andere landen is een aspect
in de keuze van energiebronnen.
In tabel 11 worden alle energiebronnen
met elkaar vergeleken aan de hand van
een aantal van de genoemde factoren. Het
is duidelijk dat welke energiebron in een
gegeven situatie geschikt is, sterk afhankelijk is van behoeftes en voorkeuren.
De toekomstige energiemix
Onderzoekers bestuderen de toekomst van
ons energiesysteem aan de hand van energiescenario’s. Elk scenario kun je zien als
één specifieke schets van hoe de toekomst
eruit zou kunnen zien. In figuur 15 zie je
een voorbeeld van zo’n scenario, opgesteld
door de IIASA, samen met de World Energy Council (WEC). Dit is natuurlijk maar
één mogelijk scenario: andere organisaties,
Figuur 16.
Energiescenario voor de wereldwijde
consumptie van primaire energie tot
het jaar 2100. (bron: World Energy
Council en IIASA, 1998, middelste
scenario)
2002
De IIASA/WEC studie
is gepubliceerd in
1998, en bevat zes
verschillende
scenario’s, elk
met verschillende aanna2030
mes op het
gebied van
technische en
economische
ontwikkeling,
en maatregelen
om het milieu te
beschermen. Het scenario waar we hier naar
Kolen (72,4
kijken is het ‘middelste’ scenario,
dat uitgaat van gemiddelde technologische
ontwikkelingen en economische groei.
Wat dit scenario een beetje moeilijk te
interpreteren maakt, is dat verschillende
energiebronnen onder één noemer worden
gepresenteerd, zoals windenergie, geothermische energie en afval onder het kopje
Primair energieverbruik (Mtoe per jaar)
40000
35000
Anders
30000
Zon
Biomassa (niet-commercieel)
Biomassa (commercieel)
Waterkracht
25000
20000
Kernenergie
15000
Gas
Olie
10000
Kolen
5000
0
1990
56
2000
2010
2020
2030
2040
2050
Jaar
2060
2070
2080
2090
2100
‘overig’. Ook vallen kernsplijting en kernfusie samen onder het kopje ‘kernenergie’.
Olie (0,9%)
Gas (5,6%)
Kernsplijting
(5,0%)
Energie uit kernfusie wordt meestal niet
meegenomen in energiescenario’s tot
2050, omdat fusie naar verwachting pas
rond 2040-2050 commercieel beschikbaar zal zijn. Na die tijd kan fusie-energie een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de productie van energie en
het terugdringen van de uitstoot van
broeikasgassen.
Uit figuur 16 blijkt dat dit scenario
uitgaat van een grote toename in het
Waterkracht (13,2%)
gebruik van kolen, gas, kernenergie,
en biomassa. Bovendien leveren zonneenergie en de ‘overige’ duurzame bronnen
aan het eind van deze eeuw 16% van de
Biomassa en afval (1,5%)
wereld-energiebehoefte. Wat betreft de
Andere duurzame bronnen (1,3%)
%)
elektriciteitsproductie verwacht dit scenario een grote toename van duurzame energie en kernenergie.
Figure 17.
De voorspelde groei van het Chinese elektriciteitsverbruik over de komende 25 jaar. Het
huidige gebruik (1675 TWh in 2002), zal
waarschijnlijk groeien tot 5573 TWh in het
jaar 2030. De groei zal voornamelijk worden
gerealiseerd met kolencentrales. (bron World
Energy Outlook 2004, IEA).
Natuurlijk is dit slechts één mogelijke scenario, en in werkelijkheid kan het er wel
eens heel anders gaan uitzien. Het is heel
moeilijk om 50 jaar vooruit te kijken, laat
staan 100 jaar. Maar wat we wél weten is
dat veranderingen van het energiesysteem
heel langzaam gaan. Als er een nieuwe energiebron wordt uitgevonden, duurt het minstens vijftig jaar voordat de bron een substantieel aandeel van de energiemix levert.
Fabrieken en centrales moeten worden gebouwd, onderzoek moet worden gedaan,
en mensen moeten worden opgeleid.
Volle kracht vooruit
Stel dat we in het jaar 2050 tien procent van het wereldwijde energiegebruik door windturbines willen laten
opwekken. Laten we aannemen dat
de energiebehoefte tegen die tijd is
verdubbeld tot 22.000 Mtoe per jaar,
wat gelijk is aan 920 EJ (1 EJ=1018
joule). Een windturbine van 3 MW
met een capaciteitsfactor van 33%
produceert 3.1 ·1013 J per jaar. Dus als
we met wind 92 EJ per jaar willen opwekken (10% van de wereldbehoefte),
dan hebben we in 2050 bijna 3 miljoen windmolens nodig, wat betekend
dat we vanaf nu zeven windturbines
per uur moeten bouwen tot aan 2050.
En dat is om slechts 10% van de wereldenergiebehoefte te dekken. Dit
voorbeeld laat zien dat we alle schone
energiebronnen moeten ontwikkelen,
en dat er niet één energiebron in zijn
eentje het energieprobleem kan oplossen.
Of ons energiesysteem duurzaam wordt of niet, hangt af
van de hoeveelheid geld die we willen besteden aan schone
energiebronnen.
57
te maken van nieuwe meetmethoden en
geavanceerde computermodellen. Ze
proberen ook meer olie en gas te halen
uit bestaande bronnen, door technieken
zoals het injecteren van stoom of CO2.
Een andere veld van actief onderzoek
is CO2-opslag: om de uitstoot naar de
atmosfeer tegen te gaan kan CO2, afkomstig van het verbranden van fossiele brandstoffen, worden opgeslagen in
oude gasvelden of waterhoudende lagen.
Kolenbedrijven proberen methaan (het
belangrijkste bestanddeel van aardgas) te
winnen uit ondergrondse kolenlagen, of
zelfs onder de grond kolen in gas om te
zetten.
Om de snelheid waarmee de energiebehoefte groeit te illustreren, laat figuur 17
de verwachte toename van het Chinese
elektriciteitsgebruik zien voor de komende
25 jaar. Chinese energieplanners denken
dat het grootste gedeelte van deze groei gerealiseerd zal worden met kolencentrales.
Energie-onderzoek
In de toekomst zullen we alle mogelijke
en beschikbare energiebronnen zeer hard
nodig hebben. Op dit moment wordt dan
ook veel wetenschappelijk onderzoek gedaan met als doel nieuwe energiebronnen
te ontwikkelen, de bestaande bronnen te
verbeteren, en ons energieverbruik efficiënter te maken. Bedrijven in rijke landen
besteden veel geld aan het verbeteren van
bestaande commerciële energietechnologie. Publieke organisaties zoals universiteiten en onderzoeksinstituten proberen
energietechnologieën te ontwikkelen die
nog geen geld opleveren.
De bedrijven die ruwe olie bewerken tot
brandstoffen als benzine en kerosine, proberen de hoeveelheid zwavel en andere
schadelijke stoffen in hun producten te
verminderen. Bedrijven die elektriciteitscentrales bouwen proberen de efficiëntie te
verbeteren, en vervuiling te verminderen.
Veel bedrijven en publieke organisaties
zoals universiteiten ontwikkelen nieuwe
technologie om duurzame energie, zoals
Olie- en gasproducenten proberen nieuwe voorraden aan te boren door gebruik
© Shell Hydrogen - www.shell.com/hydrogen
Een bus in Amsterdam die rijdt op
waterstof. De bus maakt gebruik van
brandstofcellen en een elektromotor.
58
wind en zon, op steeds goedkopere en efficiëntere manier te kunnen gebruiken.
In de sector van de eindgebruikers loopt
het onderzoek nog sterker uiteen. De
meeste energieverbruikende apparaten,
van koelkasten, gloeilampen, auto’s en
motoren, tot industriële ovens en boilers,
worden steeds efficiënter. De lijst van projecten voor onderzoek en ontwikkeling
die de laatste jaren zijn uitgevoerd op het
gebied van energietechnologie is lang, en
er zijn veel goede resultaten geboekt.
waterstof. Van al deze stoffen biedt waterstof
de meeste voordelen. Waterstof kan worden
gemaakt uit een groot aantal primaire energiebronnen, zoals aardgas, steenkool, olie,
biomassa, zonlicht, wind, kernsplijting en
kernfusie. Het kan op de plek waar het nodig is op een efficiënte manier worden verbrand of worden omgezet in elektriciteit,
waarbij alleen water vrijkomt. Als waterstof
wordt gemaakt met behulp van duurzame
energiebronnen, kernenergie of kernfusie,
of met fossiele brandstoffen waarvan de
CO2 wordt opgeslagen, komen er geen vervuilende stoffen of broeikasgassen bij vrij.
Een aantal energiebronnen die in hoofdstuk 4 aan de orde kwamen worden nog
steeds actief onderzocht. Zo is er een wereldwijd onderzoeksprogramma om energie
uit kernfusie te ontwikkelen, wat al veel resultaten heeft opgeleverd. De onderzoekers
verwachten dat fusie-energie rond 2040
commercieel beschikbaar zal komen.
In het ideale geval zouden we voor alle
toepassingen elektriciteit willen gebruiken, omdat het gemakkelijk te transporteren is en schoon in het gebruik. We hebben echter al gezien dat elektriciteit een
aantal nadelen heeft, met name het feit
dat je het moeilijk op kunt slaan. Daarom
gebruiken we meestal fossiele brandstoffen zoals benzine voor transport: benzine
is gemakkelijk op te slaan, en bevat een
grote hoeveelheid energie in een klein volume. Voor de toekomst zouden we dus
graag een stof willen hebben die je gemakkelijk kunt opslaan en transporteren,
die veel energie bevat, geen vervuiling
veroorzaakt, geen CO2 produceert, en
die, zodra we dat willen, op een efficiënte
manier kan worden omgezet in bijvoorbeeld elektriciteit. Kortom: we willen een
efficiënte en schone energiedrager.
Voor dit doel zijn in het verleden verschillende brandstoffen voorgesteld zoals methanol, ethanol, speciale kunstmatige vloeistoffen als dimethyl-ether (gemaakt van aardgas
of steenkool), gecomprimeerd aardgas, en
© Fraunhofer ISE
Waterstof: de energiedrager van de
toekomst?
Een kleine brandstofcel als voedingsbron voor een laptop. In de dunne
cilinder zit het waterstof.
Waterstof is dus beslist geen nieuwe energiebron: het is alleen een handige tussenvorm van energie. We hebben eerst
energie nodig om water om te zetten in
waterstof, bijvoorbeeld met behulp van
elektrolyse of een chemische reactie. Om
één kilo waterstof te maken, heb je ongeveer 50 kWh elektriciteit nodig.
Het gebruik van waterstof als all-round
energiedrager leid tot het idee van een
waterstofeconomie. In een waterstofeconomie zijn waterstof en elektriciteit de
belangrijkste energiedragers, en het hele
energiesysteem is hieromheen georganiseerd. Het idee van een waterstofecono59
mie is al vaak onderzocht. De eerste onderzoeken werden gedaan in de jaren ‘50
en ‘60, toen waterstof werd beschouwd
als aanvulling op een grootschalig energiesysteem gebaseerd op kernsplijting.
Het waterstof zou gebruikt worden om
de elektriciteit van kerncentrales buiten
de piekuren op te slaan. Later werd het
gebruik van waterstof onderzocht als opslagmedium voor de fluctuerende energie
uit duurzame bronnen, of om een tweede
energienetwerk te bouwen als aanvulling
op het bestaande elektriciteitsnetwerk.
Sinds kort bestaat het idee om waterstof
te maken van fossiele brandstoffen, en het
vrijkomende CO2 op te slaan in oude gasof olievelden, of in ondergrondse waterhoudende lagen.
Conclusie
Alle grootschalige energiebronnen hebben
hun voordelen en hun nadelen. Bij fossiele brandstoffen komen broeikasgassen
en andere vervuilende stoffen vrij, nieuwe
stuwdammen hebben grote invloed op het
Ondergaande zon boven een olieveld
milieu en lokale bevolking, biomassa heeft
veel land nodig. Kerncentrales stoten geen
vervuilende stoffen uit, maar produceren
radioactief afval. Het gebruik van fossiele
brandstoffen maakt een land vaak sterk
afhankelijk van andere landen. Kennelijk
kunnen we niet iets goeds hebben, zonder
dat er ook iets slechts bij komt kijken. Het
is daarom het beste om een gemengd energiesysteem te hebben, waarin alle mogelijke energiebronnen worden gebruikt. Op
die manier blijven de risico’s en negatieve
gevolgen van alle bronnen beperkt.
Maar er zijn nog meer argumenten voor
een gevarieerde energiemix. Mensen die in
een grote stad wonen, hebben het meest
aan gecentraliseerde energieopwekking in
elektriciteitscentrales van 1000 MW of
meer, gecombineerd met een sterk elektriciteitsnetwerk. Gebieden in het platteland hebben echter meer aan gedecentraliseerde energiebronnen die in kleine
eenheden gebruikt kunnen worden, zoals
wind- en zonne-energie.
Het energiesysteem verandert slechts
langzaam omdat het erg groot is. De beslissingen die we nu nemen over welke
technologieën we moeten gaan ontwikkelen en ondersteunen, bepalen voor een
groot deel hoe ons energiesysteem er over
vijftig jaar en verder uit zal zien. We moeten ervoor zorgen dat de generaties die
na ons komen de mogelijkheid hebben
om hun energie op een schone, duurzame manier op te wekken. Omdat er nog
zoveel onduidelijk is over de toekomst,
lijkt het verstandig om in ieder geval alle
denkbare energiebronnen te ontwikkelen,
zodat ze beschikbaar zijn op het moment
dat de wereld ze nodig heeft.
Onderzoek naar duurzame energiebronnen, een veilige en schone manier om
kernenergie te gebruiken, en de ontwikkeling van nieuwe bronnen als kernfusie
zijn allemaal nodig om ons energiegebruik tot in de verre toekomst zeker te
stellen. De toekomst van de energie begint vandaag.
60
Onze energiebronnen veranderen voortdurend. Achter
de hoogspanningskabels van het elektriciteitsnetwerk
ligt een hele wereld van exploratie, onderzoek en
ontwikkeling. Elke dag zijn miljoenen mensen aan
het werk om energiebronnen als steenkool, aardolie
en aardgas te delven. En duizenden wetenschappers
ontwikkelen nieuwe energiebronnen, die nodig zijn om
de energie die we gebruiken schoner en duurzamer te
maken.
“Energie, motor van jouw wereld” maakt deel uit van
het educatieve programma van de European Fusion Development Agreement (EFDA). Extra gedrukte exemplaren (ook in het engels) kunnen worden verkregen via
de website www.efda.org/education/energy.html, waar
het complete boekje bovendien in elektronisch formaat beschikbaar is. In de loop van 2006 zullen duitse,
franse, spaanse, en italiaanse vertalingen beschikbaar
worden gemaakt op de zelfde website.
Dit boekje geeft een brede introductie in de wereld
van de energie. Energie in ons dagelijks leven, de vele
manieren waarop we het gebruiken, waar het vandaan
komt, de invloed van ons energiegebruik op het milieu
en onze gezondheid, en de manier waarop we in de
toekomst aan onze energiebehoeften kunnen voldoen.
Het boekje werd geschreven voor gebruik in middelbare
scholen.
Het materiaal in dit boekje of delen daarvan mag
worden gereproduceerd en gedistribueerd voor nietcommercieel educatief gebruik in scholen, mits de bron
wordt vermeld. Alle moeite is gedaan om de rechtmatige eigenaren van fotografisch materiaal te vinden
en bij de afbeeldingen te vermelden. Mochten we toch
iets hebben gemist, dan horen we dat graag.
We willen graag Federico Casci, Simon Kuyvenhoven,
Chris Warrick, Jennifer Hay, Niek Lopes Cardozo,
Vagn O. Jensen, Rosa Antidormi, GianCarlo Tosato, en
alle anderen bedanken die met informatie of commentaar aan dit boekje hebben bijgedragen. Suggesties ter
verbetering zijn van harte welkom.
Deze publicatie, die met financiële steun van de Europese Commissie tot stand is gekomen, is geproduceerd binnen het raamwerk van de European Fusion Development Agreement (EFDA). De EFDA-partners zijn de Europese
Commissie en de partijen die aan het Europese fusieprogramma zijn geassocieerd. Het Europese fusieprogramma
wordt gecoördineerd door de Commissie.
Omslagfoto: De aarde s’nachts. De afbeelding is samengesteld uit foto’s gemaakt door satellieten. Met dank
aan C. Mayhew & R. Simmon (NASA/GSFC), NOAA/
NGDC, DMSP Digital Archive.
Energie, motor van jouw wereld.
Copyright © 2005, FOM – Instituut voor Plasmafysica
Rijnhuizen, te Nieuwegein
Tekst en illustraties: Mark Tiele Westra
([email protected])
Vertaling uit het engels: Saskia Maassen, Utrecht
Grafisch ontwerp en lay-out: Karen Jens
Druk: Weber Offset GmbH, München, Duitsland
Geproduceerd met de financiële steun van de Europese
Commissie.
Noch de Commissie, noch de Geassocieerde Partijen of iemand die voor hen optreed, kan verantwoordelijk worden
gehouden voor schade die voortvloeit uit het gebruik van de informatie in deze publicatie. De meningen en opinies
die naar voren worden gebracht komen niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de Europese Commissie. Het
copyright van tekst, afbeeldingen en lay-out ligt, indien anders vermeld, bij de EFDA-partners.
Download