Hoofdstuk VI: De Middeleeuwen Les 4: De Middeleeuwse samenleving – De geestelijkheid 1 H6: §2; p103-4 Kerstening van Noordwest-Europa 1100 1200 1300 Zowel de Kerk als de meeste lokale vorsten hadden dus belang bij de kerstening 1000 – Schonken vaak land voor kloosters – Beschermden de kloosterlingen 900 • Regionale machthebbers 700 – Stichtten een klooster – Trachtten gewone mensen in de buurt te bekeren – Trachtten de machthebbers te bekeren – Wierven nieuwe monniken – Stichtten een eindje verderop weer een klooster 600 – Voor kerstening moest hij zich verlaten op Frankische vorsten – Deze vorsten konden hun inwoners dwingen christen te worden en/of monniken het werk laten doen • De monniken werkten als volgt 500 • Na het verval van het Romeinse Rijk had de paus geen greep meer op Noordwest-Europa 400 - werkwijze 600 700 900 1000 1100 • Zo stichtte Willibrord – na een mislukte kerstening bij de Friezen – in Utrecht een klooster en werd zelfs tot bisschop benoemd (695) • Minder goed verging het Bonifatius een aantal decennia later. In 754 werd hij bij Dokkum vermoord. Friezen zagen in hem een handlanger van de Franken (!). 500 – De bewoners van het noorden van “Nederland” waren te koppig om zich te laten bekeren, maar in het zuidelijk gebied ging het voorspoedig 400 • Onder leiding van monniken uit Engeland, Ierland en Schotland werd een groot deel van Noordwest-Europa gekerstend. 1 Hoe werd men christelijk? - praktijk 1200 1300 500 700 • Seculiere geestelijken Aarstbisschoppen 1000 Bisschoppen 1200 Dorpspriesters 1100 – Leefden in afzondering – Nonnen en Monniken Paus 900 • Reguliere geestelijken 800 – Zij stonden tussen de mensen – Van dorppriesters tot de Paus 600 Seculiere en Reguliere Geestelijken 1300 1400 500 1200 1300 – Vertalen geschriften; aanleggen dijken; herberg zijn; vee houden; bier bouwen; zorgen voor de armen in de buurt; enz. – Hierdoor belangrijke economische functie in de samenleving 1100 • Kon zeer uiteenlopend zijn 1000 – Naast het zich weiden aan God verrichtte men binnen/om het klooster ook veel werk 900 • Oudste: die van Benedictus, de Benedictijnen (529) • Strikte regels binnen zo’n orde/abdij 800 – Stond de abt (of abdis) – De abdij viel onder een bepaalde orde 700 • Aan het hoofd van een abdij 600 Monniken/Nonnen en Ordes 1400 Monnik aan het werk Een klooster in de Middeleeuwen bestond uit een aantal onderdelen, namelijk een bibliotheek, een school, een kerk, een schijfzaal, begraafplaats en een aantal akkers. 2. 1000 1100 4. Zij waren voor de lokale gemeenschap de link naar de rest van de wereld Onmisbaar voor het bestuur (lezen/schrijven) Konden ook leenheer/leenman zijn ► 900 3. Dopen, bidden, vergeven, preken, huwelijken sluiten 800 • 700 Het werk van/voor God 600 1. 500 Geestelijkheid als essentieel onderdeel van de maatschappij 1200 1300 1400 500 1300 Medio 13e eeuw was de Kerk op de top van haar macht 1200 – Geestelijken bestudeerden meestal alleen maar wat voor de Kerk zinnig was 1100 • De Kerk controleerde heel lang de wetenschap 1000 – Zij liet veel bouwen, houwen en schilderen – Zij bepaalde veelal waarover geschreven werd 900 • De Kerk bezat enorm veel land en rijkdom uit inkomsten van dat land en allerlei kerkelijke belastingen en giften • De Kerk had grote invloed op de kunst 800 – Hetgeen ook zo nu en dan gebeurde 700 • Een Paus kon koningen in de ban doen 600 Voorbeelden van hun invloed 1400 Huiswerk • 24 mei • Lees & maak: De bekering van de Germanen (HB: 126-7)