Behe*s Theorie Onder de Loep

advertisement
Behe’s Theorie Onder de Loep
Inleiding op het evolutie-creatiedebat
De argumenten tegen macro-evolutie: Intelligent ontwerp
Creationisten(en sommige andere wetenschappers) beweren dat mutaties niet
in staat zijn om genoeg genetische variatie aan te brengen waaruit door
natuurlijke selectie zo geselecteerd zou kunnen worden dat macro-evolutie
tot stand gebracht zou kunnen komen
In plaats van te zeggen dat de variatie door mutaties tot stand is gekomen,
beweren sommigen dat er sprake is van intelligent ontwerp.
Argumenten die hiervoor worden aangedragen zijn onder andere
onherleidbare systemen, compleet optimaal ontwerp en toegevoegde
schoonheid.
Een onherleidbaar systeem is een systeem dat een bepaald aantal onderdelen
moet bevatten, die op de goede manier samenwerken en geplaatst zijn, om
een nuttige functie te hebben. Meestal heeft ook elk onderdeel verschillende
kenmerken die essentieel zijn voor het systeem om te kunnen werken. Als
een van deze essentiële onderdelen mist (dus als je er een zou weghalen) in
het systeem, kan het systeem niet werken.
Een onherleidbaar systeem kan niet voortkomen uit een evolutionair proces
omdat een evolutionair proces alleen stap voor stap veranderingen kan
aanbrengen in een systeem.
Als een verandering geen voordeel geeft, fixeert de verandering zich niet in
de populatie en kan dus niet samen met een tweede verandering, die zich
ook niet kan fixeren om dezelfde reden, een dubbele verandering vormen die
weleen voordeel geeft.
Makkelijker gezegd, als verandering B en C samen een
voordeel hebben ten opzichte van de oorspronkelijke situatie A, maar
afzonderlijk niet, zullen B en C zich nooit fixeren in een populatie omdat B
enC dan exact gelijktijdig zouden moeten plaatsvinden in een organisme,
waarop de kans verwerpelijk klein is.
Als mutaties noch een voordeel noch een nadeel opleveren, kunnen ze wel
deel uitmaken van een evolutionaire route, zolang er geen sprake is van meer
dan twee of drie van deze neutrale mutaties na elkaar,omdat de kans daarop
te klein is, gegeven het feit dat neutrale mutaties zich niet fixeren in een
populatie en de kans dus veel kleiner is dat hier nog een neutrale mutatie
overheen komt.
Dus als het kniegewricht een onherleidbaar systeem zou zijn, met als
essentiële onderdelen dijbeen, scheenbeen, de kruisbanden en de twee
aanhechtingspunten, zou dit systeem volgens deze creationisten niet kunnen
zijn ontstaan door een evolutionair proces.
Michael Behe heeft dit argument toegepast op biochemische systemen, die
veel complexer zijn dan mechanische systemen als het kniegewricht.
In het volgende hoofdstuk zal ik verder op zijn theorie ingaan.
Een systeem is compleet optimaal ontworpen als het de best mogelijke
mechanismen en materialen heeft om een serie functies tot stand te brengen
en als er geen onnodige onderdelen zijn. Een intelligente ontwerper is in
staat om compleet optimaal ontwerp te bereiken door de best passende
mechanismen en materialen te selecteren en onnodige delen weg te laten.
Evolutie kan dat niet, want het enige doel van evolutie is een systeem te
creëren dat overleeft. Volgens de evolutie zouden veel soorten nog niet
volledig aangepast moeten zijn aan hun nieuwe omgeving, maar nog bezig
zijn zich aan te passen.
Dit is, zo zeggen de voorstanders van dit argument, niet te zien.
Een voorbeeld:
de veren van vogelsbestaan uit perfect sluitende haken en vertakkingen
hiervan. Maar als evolutie had plaatsgevonden, zouden we niet verwachten
dat alle vogelsoorten dit perfecte systeem hadden, maar dat er ook soorten
zouden zijn met een systeem dat nog in ontwikkeling is.
Deze soorten zijn er nu niet, en ze zijn ook niet gevonden in de fossielen.
Ikv ind dit op zichzelf geen sterk argument, omdat het ook zo zou kunnen
zijn datdit perfecte systeem de enige manier is om vogels een voordeel te
geven geven door het feit dat ze dan kunnen vliegen.
Compleet optimaal ontwerp bijvogelveren
Ikmoet echter toegeven dat dit weer leidt tot een nieuw probleem, namelijk
datdit nieuwe systeem om te vliegen onherleidbaar word, omdat er dus geen
tussenvorm zou zijn, en er geen manier zou zijn om voordeel uit vleugels te
halen, voordat je er ook daadwerkelijk mee zou kunnen vliegen. Dus indirect
leidt dit argument soms weer terug naar het vorige.
Een ander argument voor intelligent ontwerp is toegevoegde schoonheid.
Onderzoek heeft aangetoond dat de menselijke hersenen specifieke gebieden
bevat waardoor mensen schoonheid kunnen waarderen in onder andere
muziek.
Het is erg moeilijkom een evolutionair voordeel hierin te vinden, omdat dit
geen grotere overlevingskans biedt. En waarom zouden onderdelen van
organismen mooi zijn,als dit geen voordeel biedt?
CharlesDarwin was zich hiervan al bewust:
"Ik word er ziek van om naar de veer van een pauw te kijken."
Sommige mensen zeggen dat bijvoorbeeld de veren van de pauw dienen om
indruk te makenop de partner.
Dit zou echter betekenen dat eerst de partner de eigenschap moet hebben
ontwikkeld om dit mooi te vinden, terwijl tegelijkertijd deze pauw zelfde
eigenschap van deze schoonheid moet hebben ontwikkeld.
Dit kan dus nooit door evolutie tot stand zijn gebracht.
Ik vind dit een erg moeilijk te weerleggen argument, maar we moeten eerst
eens kijken naar de essentie van schoonheid.
Als wij iets zien, vinden wij het vaak mooi als iets symmetrisch is, wat duidt
op orde. Daardoor is het dus logisch dat het voordelig is dat wij een
voorkeur hebben voor mooie dingen, omdat die geordender zijn.
Een mooie en gezonde partner zorgt voor een mooi en gezond kind. Mooi en
gezond hangt met elkaar samen, omdat orde ‘gezond zijn’impliceert.
Als pauwen om deze reden hun partner kiezen, kan evolutie daar dusop
inspelen door die veren mooi symmetrisch te maken, zodat deze pauw
grotere kans krijgt om een partner te krijgen, hoewel de doorgedreven
symmetrie ondertussen niet meer duidt op een gezonder individu. De kans
op overleven is misschien kleiner, maar de kans op het verkrijgen van een
partner is groter, en dus kan deze eigenschap zich fixeren.
Maar als we kijken naar de mogelijkheid van de mens om muziek mooi te
vinden, wordthet een stuk moeilijker omdat dit niet samenhangt met
bepaalde voordelen.
Daarom blijft dit argument in sommige gevallen toch lastiger te weerleggen.
Inhet volgende hoofdstuk zal ik ingaan op de onherleidbare complexiteit van
biochemische systemen, zoals die werd voorgesteld door Michael J.
Behe,professor biochemie aan Lehigh University in de VS.
Ik heb dit specifieke deel onderwerp gekozen omdat dit een van de meest
recente en bekendste publicaties van hoog wetenschappelijk niveau is die
kritiek levert op macro-evolutie in het geheel.
Onherleidbarecomplexiteit en intelligent ontwerp
OverPaley, Dawkins en Behe
Voorhet eerste begin van het argument van de complexiteit moeten we
teruggaan naar1802, het jaar waarin Paley het boek schreef met de titel
Natural Theology. De stellingdie hij in dit boek verdedigt, is dat de structuur
van de wereld om ons heen dehand van een Intelligente Ontwerper laat zien.
Heel bekend is zijn analogie methet horloge:
"Wanneerwe een horloge onderzoeken, nemen we waar dat alle onderdelen
zo gevormd en bijelkaar gebracht zijn dat ze een doel dienen, namelijk een
beweging voortbrengendie resulteert in het aanwijzen van het uur van de
dag [...].De gevolgtrekkingis onvermijdelijk dat het horloge een maker moet
hebben gehad."
Hijgaat uitvoerig in op ingewikkelde biologische organen als het oog, het
hart ende spieren, waarvan hij gelooft dat ze ophouden met functioneren als
een van deonderdelen zou ontbreken. Net als bij het horloge, wijst dit er
volgens hem opdat ze als één geheel ontworpen moeten zijn. Dat is de
essentie van het'argument from design'.
Paleyis echter niet hoofdzakelijk beroemd omdat zijn betoog zo overtuigend
was dathet door de hele wetenschap aanvaard werd, maar juist omdat de hele
wetenschapdacht dat dit argument met de lancering van Darwin's
evolutietheorie omvergeworpen was.
In1986 kwam het boek "The Blind Watchmaker" uit, geschreven
doorRichard Dawkins, waarschijnlijk de bekendste voorstander en
popularisator vanhet neodarwinisme.
Dawkinsredeneerde als volgt:
"...de enige horlogemaker in de natuur bestaat uit de blinde krachten van
denatuur, die allen op een zeer speciale manier gebruikt worden. Een
echtehorlogemaker heeft een vooruitziende blik: hij ontwerpt zijn veren
entandwielen, en verzint van tevoren de manier waarop ze zullen
samenwerken, enhij heeft voor elk onderdeel een toekomstig doel voor ogen.
Natuurlijkeselectie, het blinde, onbewuste, automatische proces dat Darwin
ontdekte, en datwij kennen als de verklaring van het bestaan en de
schijnbaar doelgerichte vormvan alle leven, heeft geen doel voor ogen. Het
heeft geen gedachten en geenvooruitziende blik. Het maakt geen plannen
voor de toekomst. Het heeft geenvisie, geen vooruitziende blik, het heeft
nergens zicht op. Als het al gezegdkan worden dat het de rol speelt van een
horlogemaker in de natuur, is het eenblinde horlogemaker."
Hetverschil met de intelligente ontwerper - de horlogemaker van Paley - is
dus datnatuurlijke selectie niet vooruit kan plannen richting een volgend
systeem ofeen toekomstig voordeel van een systeem.
Dawkinsgebruikt de volgende analogie voor mutaties:
"Steltu zich eens een apparaat voor dat lijkt op een combinatieslot. Het
bestaat uiteen reeks naast elkaar geplaatste schuiven. Op de randen van de
schijven staande zesentwintig letters van het alfabet. De schijven kunnen
afzonderlijk wordengedraaid, zodat in het raampje steeds verschillende
reeksen letters kunnenverschijnen.
Hoeveelverschillende lettercombinaties kunnen in het raampje verschijnen?
Elke schijfbiedt zesentwintig mogelijkheden en in totaal zijn er negentien
schijven. Duszijn 2619 verschillende reeksen mogelijk. Een van deze
isIKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS... De kans dat er
IKDENKDATHIJEENGLUIPERDISverschijnt nadat alle schijven gedraaid
zijn, is 1/2619, wat wel eenzeer klein getal is...
Maarstelt u zich nu eens voor dat een schijf vast wordt gezet op het moment
datdeze een letter voor het raampje plaatst die overeenkomt met de letter in
debeoogde boodschap. De overige schijven, die niet de beoogde letter
hebben latenzien, worden weer in beweging gezet en het proces wordt
herhaald. [...] Deboodschap zal nu naar alle waarschijnlijkheid verschijnen
na eenverbazingwekkend klein aantal van de bovengenoemde herhalingen
van het proces.Variatie komt willekeurig tot stand, maar selectie van de
varianten is eenniet-willekeurig proces.
Dawkinsverwerpt hiermee dus Paley's theorie nog maar eens. Een andere
mogelijke titelvoor Behe's boek De Zwarte Doos van Darwin zou echter zijn
Paleyhad toch gelijk.
Beheis een theïstische evolutionist: Hij accepteert dat evolutie
heeftplaatsgevonden en hij accepteert de theorie van gemeenschappelijke
afkomst, detheorie die o.a. inhoud dat wij mensen van de aap afstammen en
uiteindelijkdezelfde voorouders hebben als bijvoorbeeld bacteriën. Hij denkt
echter wel datevolutie gestuurd is door God (de God van zijn katholieke
geloof).
Beheis het niet eens met Dawkins. Dawkins zegt namelijk dat de blinde
horlogemakernatuurlijke selectie geen vooruitziende blik heeft. Vervolgens
gebruikt hijbovenstaande analogie die een vergelijking moet vormen met
natuurlijkeselectie. Natuurlijke selectie vereist een functie die geselecteerd
moetworden. Stel nu dat we de schijven een tijdje rondgedraaid hebben en
de helftvan de letters op de goede plek hebben, zoiets als
UKRECKGALIOEUNMLKINEBDHS. Deanalogie stelt dat dit een
verbetering is ten opzichte van eenwillekeurige reeks letters en dat dit ons
dichter bij het moment brengt dat wijhet combinatieslot kunnen openen.
Maar als je niet meer weet danUKRECKGALIOEUNMLKINEBDHS dan is
het hiervandaan onmogelijk af te leiden dat deuiteindelijke combinatie
IKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS moet zijn. Als devoortplanting van
een soort afhankelijk zou zijn van het openen van dit slot,zouden er geen
nakomelingen zijn. Evolutie is niet doelgericht, zo zegt Dawkins(en alle
andere aanhangers van de neodarwinistische evolutietheorie). Maar alswe
uitgaan van een willekeurige letterreeks, waarom eindigen we dan
metIKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS, en niet met een compleet andere
zin? Er is immersgeen doel! Als de schijven draaien, wie bepaalt dan welke
vastgezet moetenworden en waarom? Behe wijst naar een Intelligente
Ontwerper.
Hetcombinatieslot is een goed voorbeeld van een onherleidbaar complex
systeem (zieeerste hoofdstuk). Darwin besefte al dat dit het zwakke punt van
zijn theoriewas:
"Alskan worden aangetoond dat er een complex systeem bestaat dat met
geenmogelijkheid gevormd had kunnen worden door talrijke
opeenvolgendeveranderingen, dan zou mijn theorie absoluut in elkaar
storten."
Voorhet ontstaan van onherleidbaar complexe systemen kan de functie niet
worden verbeterddoor kleine, elkaar opvolgende veranderingen van een
voorafgaand systeem, omdatmeerdere mutaties nodig zijn voordat een
voordeel is bereikt.
Eenvoorbeeld is de volgende evolutionaire route:
SysteemA -> verandering 1 + verandering 2 -> Systeem B (verbetering op
systeem A)
Alsverandering 1 en 2 afzonderlijk geen voordeel bieden voor systeem A,
dan hebbenze elkaar nodig om een voordeel te bereiken en systeem A in
systeem B teveranderen. Dus natuurlijke selectie zal een van de twee
veranderingen nooitafzonderlijk selecteren, omdat dit geen voordeel biedt.
Die verandering kanzich dus niet fixeren in de populatie, laat staan dat de
tweede veranderingdaar later nog overheen kan komen om tot een voordeel
te komen en systeem B tecreëren. Als er dus een systeem B wordt
aangetroffen, kan systeem B nooit uitsysteem A zijn voortgekomen. Het kan
natuurlijk ook zijn dat verandering 1 geenvoordeel heeft, maar ook geen
nadeel: een neutrale mutatie. Hoewel neutralemutaties zich niet fixeren in de
populatie, is het mogelijk dat hier bovenopeen voordelige mutatie komt.
Door het gebrek aan fixatie is de kans hieropechter erg klein en als er meer
dan 2 of 3 neutrale mutaties in een route vooreen systeem voorkomen, is de
kans zo klein dat dit gebeurt, dat dit scenarioverworpen kan worden. Maar
als verandering 1 en 2 nadelig zijn, kan systeem Bdus sowieso niet bereikt
worden.
Opdezelfde manier kan de lettercombinatie
IKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS nooit doorlosse veranderingen zijn
ontstaan, omdat een losse verandering nog geen enkelvoordeel biedt. Het
'systeem' IKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS heeft dus 26afzonderlijke
opeenvolgende mutaties nodig om door evolutie tot stand te komen.Deze
mutaties bieden afzonderlijk echter geen enkelvoordeel. Hieruit kunnen we
concluderen dat dit systeem nooit door eenevolutionair proces tot stand kan
zijn gekomen.
Onherleidbarecomplexiteit: de analogie en de definitie
Eenonherleidbaar complex systeem zal samengesteld zijn uit
verschillendeonderdelen die stuk voor stuk bijdragen aan de werking. Een
goed voorbeeld, datBehe als analogie gebruikt, is de muizenval. De
muizenval bestaat uit eenaantal onderdelen, namelijk: 1) een houten
platform als basis; 2) een metalenhamer die de muis vermorzelt; 3) een veer
met uitstekende delen die tegen hethout en de klem drukken als de val
dichtklapt; 4) een pal die de hamertegenhoudt zolang hij nog tegengehouden
wordt door het metalen plaatje 5) eenmetalen plaatje waaronder de pal is
bevestigt, dat door een kleine druk erop zobeweegt dat de pal loskomt en de
val dichtklapt. Het geheel wordt bij elkaargehouden door speciale krammen.
Ineen onherleidbaar systeem moeten alle bestanddelen essentieel zijn voor
hetfunctioneren van het systeem. Ook hieraan voldoet de muizenval.
Eenonherleidbaar complex systeem heeft geen functionele materiële
voorlopers,maar kan wel functionele conceptuele voorlopers hebben, zozegt
Behe. Een materiële voorloper is een voorloper van een systeem dat
bestaatuit dezelfde, maar uit een kleinere hoeveelheid onderdelen van het
systeemwaarvan het een voorloper is. Een conceptuele voorloper is een
voorloper datdezelfde functie heeft maar uit andere onderdelen bestaat. Een
voorbeeld in deanalogie van de muizenval hiervoor is een muizenval die
werkt door lijm op eenplank, waar de muizen op blijven vastzitten.
Ookheeft een onherleidbaar complex systeem een minimale werking.
Vrijwel elkapparaat dat bestaat uit de vijf onderdelen van een muizenval zal
niet werken.Het materiaal, de grootte, het gewicht en de plaatsing van de
onderdelen moetenprecies op elkaar aansluiten om te zorgen dat de
muizenval goed functioneert.Om in aanmerking te komen voor natuurlijke
selectie moet het systeem eenminimale werking tot stand brengen. De
precieze minimale werking is somsmoeilijk te bepalen, maar het principe is
wel essentieel in de evolutie vanbiologische structuren. Bijvoorbeeld:
hoeveel licht is er nodig voor eenlichtgevoelige cel om dit licht ook
daadwerkelijk waar te nemen?
Eenbekend voorbeeld: het oog van Darwin
Beheziet deze onherleidbaar complexe systemen in de biochemische details
vanbiologische systemen, de details die Darwin nog niet kende toen hij
zijntheorie in elkaar schroefde.
Darwinbehandelde in The Origin of Species vele bezwaren tegen zijn
theorie vanevolutie door natuurlijke selectie. Hierbij besprak hij ook het
probleem vanhet oog in een deel van het boek dat hij de toepasselijke titel
'Uiterstvolmaakte en ingewikkelde organen' gaf. Darwin zag in dat er voor
radicalevernieuwingen zoals het oog vele generaties van organismen nodig
zijn om denuttige veranderingen geleidelijk bijeen te brengen. Hij besefte
dat als eencomplex orgaan zoals het oog plotseling verscheen, dat wil
zeggen van de enegeneratie op de andere, het weinig anders zou zijn dan een
wonder. Maar eengeleidelijke ontwikkeling van het menselijk oog leek
onmogelijk gezien zijnvele onderling afhankelijke eigenschappen. Maar
Darwin bedacht een briljanteoplossing. Hij zocht geen route die de evolutie
gekozen zou hebben voor hetmaken van het oog, maar in plaats daarvan
wees hij op bestaande dieren metverschillende ogen, van eenvoudig tot
ingewikkeld, en stelde dat soortgelijkeorganen als 'tussenproducten' deel
uitgemaakt konden hebben van de evolutie vanhet menselijk oog.
het oog van Darwin
Darwinredeneerde als volgt:
"Demens heeft ingewikkelde, camera-achtige ogen, maar veel dieren doen
het metminder. Sommige kleine schepsels bezitten gewoon een aantal
pigmentcellen, nietmeer dan een lichtgevoelige plek. Deze eenvoudige
constructie kunnen wenauwelijks gelijkstellen aan het gezichtsvermogen,
maar daarmee kan welonderscheid gemaakt worden tussen licht en donker
zodat de behoefte van hetdier wordt bevredigd. Het lichtgevoelige orgaan
van sommige zeesterren zit watingewikkelder in elkaar. Hun oog is dieper
gelegen. Hierdoor kan het dierbepalen uit welke richting het licht afkomstig
is, omdat de kromming van deholte het licht uit bepaalde richtingen
tegenhoudt. Als de kromming sterkerwordt, kan het oog beter bepalen van
welke kant het licht komt. Maar door eensterkere kromming neem de
inkomende hoeveelheid licht af, wat leidt tot eengeringere gevoeligheid. De
gevoeligheid kan toenemen door een transparante stofin de holte te brengen
die dan fungeert als een lens. Sommige bestaande dierenhebben inderdaad
ogen met zulke primitieve lenzen. Een geleidelijke verbeteringvan de lens
zou vervolgens een steeds scherper beeld kunnen opleveren, alnaargelang
de leefomgeving van de dieren dat vereist.
Darwinwist met deze redenering velen te overtuigen. Maar hij gaf geen
enkeleverklaring voor de oorsprong van het uitgangspunt - de
'eenvoudige'lichtgevoelige plek. Hij zei:
"Hoeeen zenuw gevoelig wordt voor licht is een vraag die ons nauwelijks
meerbezighoudt dan die betreffende de oorsprong van het leven zelf."
Hetwas absoluut logisch waarom Darwin hier geen verklaring voor gaf. De
kennis waser toen nu eenmaal niet toereikend voor. Er bestond nog niet
zoiets alsbiochemie. In het echt is de gevoeligheid voor licht van
oogzenuwen eeningewikkeld systeem, waarvan de werking afhangt van een
nauwkeurigewisselwerking van de eiwitten 11-cis-retinal, trans-retinal,
rodopsine,metarodopsine II, transducine, GDP, GTP, fosfodiësterase,
cGMP,rodopsinekinase, arrestine en guanylcyclase, en ook natrium- en
calciumionen.Ik zal niet verder op het systeem ingaan, want dat bestaat
slechts uitingewikkelde biochemische details. De opsomming van benodigde
stoffen toontechter duidelijk aan dat dit systeem niet ontstaan kan zijn door
een enkelemutatie. De simpele veranderingen die Darwin voorstelde zijn dus
niet zo simpelals ze lijken. Anatomie is niet relevant als je de vraag wil
beantwoorden ofeen orgaan of een biochemisch systeem door mutaties tot
stand is gekomen. Hetis noodzakelijk om binnen het biochemische
perspectief verklaringen te vindenvoor de evolutionaire stappen.
RichardDawkins legt het probleem nog eens helder uit:
"Hetis zeer goed mogelijk dat de evolutie in feite niet altijd geleidelijk is.
Maarzij moet wel geleidelijk zijn indien zij gebruikt wordt ter verklaring van
hetontstaan van ingewikkelde, schijnbaar onontworpen objecten, zoals de
ogen. Wantals zij in die gevallen niet geleidelijk is, heeft zij niet langer een
verklarendvermogen. Als er in deze gevallen geen sprake is van
geleidelijkheid, keren weterug naar het wonder, hetgeen hetzelfde is als de
volledige afwezigheid vaneen verklaring."
Hetis bij het oog echter (nog) niet mogelijk om precies na te gaan of het
mogelijkis om dit orgaan via een evolutionair pad te bereiken. Behe zegt
hierover:
"Endaarom [...] is de vraag: kunnen de talloze anatomische veranderingen
wordenverklaard door vele kleine mutaties? En het frustrerende antwoord
luidt: datweten we niet. [...] Het oog bevat een zo groot aantal bestanddelen
(in de ordevan duizenden verschillende soorten moleculen), dat hun
inventarisatie en hetspeculeren over eventuele mutaties waaruit ze zijn
voortgekomen momenteelonmogelijk is. Maar [...] het feit dat we de evolutie
van het oog [...] nogniet kunnen evalueren betekent niet dat we ook de
darwinistische verklaringvoor elke biologische structuur niet kunnen
beoordelen. Wanneer we afdalen[...] naar het niveau van de moleculen,
kunnen we in veel gevallen wel eenoordeel vellen over de evolutie, omdat
van vele afzonderlijke moleculairesystemen alle onderdelen bekend zijn."
Duswe zullen andere biochemische systemen moeten vinden, die we wel
kunnenbestuderen. Want als er ook maar van één biochemisch systeem
aangetoond kanworden dat het niet door een opeenhoping van mutaties
ontstaan kan zijn,betekent dat dus dat hier een andere reden voor gezocht
moet worden. Behe noemthier Intelligent Ontwerp.
Uiteindelijkgaat Behe dus uit van de volgende neodarwinistische
standpunten:
1.
Elkorganisme en elk systeem in een organisme is het resultaat
van natuurlijkeselectie. Er is geen alternatief. Hoe complex het systeem of
organisme ook is,het neodarwinisme zou het moeten kunnen uitleggen.
2.
Elkcomplex systeem moet toegankelijk zijn door kleine mutatiestappen. Dit is debasis van de genetische theorie van natuurlijke selectie.
3.
Elkestap moet een voordeel opleveren voor het organisme om een
genoeg kans tehebben om te worden geselecteerd. Neutrale mutaties zijn
slechts in zeerbeperkte mate toegestaan.
Hijprobeert het volgende te bewijzen:
Premisse1: Onherleidbare complexe systemen kunnen niet op een
darwinistische maniergeëvolueerd zijn.
Premisse2: Er bestaan biochemische systemen die onherleidbaar complex
zijn.
ConclusieA: Deze biochemische systemen kunnen niet op een
darwinistische manier zijngeëvolueerd.
Premisse3: Als een systeem niet geëvolueerd is, moet het zijn ontworpen.
ConclusieB: Deze biochemische systemen moeten zijn ontworpen.
Hetbloedstollingssysteem
Eenvan de complexe biochemische systemen waarvan we wel alle
bestanddelen kennen,is het bloedstollingssysteem. Het bloedstollingssysteem
is een zeer complexsysteem dat zeer precies moet werken. Het bloed moet
snel genoeg stollen:anders bloedt het dier dood. Het bloed mag niet op de
verkeerde plek of op hetverkeerde moment stollen, omdat dat een blokkade
in de bloedstroom kanveroorzaken, wat onder andere kan leiden tot een
hartinfarct. Bovendien moeteen stolling de gehele wond dichten geen enkele
opening laten en zich alleenbeperken tot de wond, want anders vinden in de
hele bloedbaan stollingenplaats, waardoor het dier sterft. De bloedstolling
moet dus strikt beheerstworden, anders werkt hij niet.
Hiervolgt een (korte en versimpelde!) weergave van de werking van
hetbloedstollingssysteem. Dit is een door mij bewerkte versie (beknopter,
maar metmeer duidelijke uitleg) van de versie die Behe geeft in zijn boek.
Soms is het behoorlijkingewikkeld, maar dit illustreert slechts de
ongelooflijke complexiteit van hetbloedstollingssysteem. Ik voeg dit echter
wel toe, omdat het essentieel is voorde argumentatie om te laten zien dat er
echt onherleidbare complexebiochemische systemen bestaan
(eerdergenoemde premisse 2). Ook zijn de namenvan de eiwitten niet
belangrijk. Het effect zou hetzelfde zijn als je ze Eiwit1, Eiwit 2, enzovoorts
zou noemen. Het belangrijkste is te zien hoe de stappenvan elkaar
afhankelijk zijn.
Hethoofdsysteem
Zo'ntwee tot drie procent van het eiwit in het bloedplasma bestaat uit
eeneiwitcomplex met de naam fibrinogeen. Dit eiwit maakt de vezels
(fibrillen) diehet stolsel vormen. Maar dit fibrinogeen is slechts het
potentiëlestollingsmateriaal, dat altijd klaar staat om gebruikt te worden.
Vrijwel alleeiwitten die bij de bloedstolling een rol spelen, controleren de
tijd enlocatie van de stolling.
Fibrinogeenis samengesteld uit zes eiwitketens: twee identieke exemplaren
van drieverschillende eiwitten. Fibrinogeen is een staafvormig molecuul met
twee rondebobbels aan elk uiteinde en een in het midden, een soort halter
met een extragewicht in het midden.
Normaalgesproken lost fibrinogeen op in het bloedplasma. Het blijft in
oplossingzonder iets te doen, totdat een wond een bloeding veroorzaakt. Dan
snijdt eenander eiwit, trombine, een aantal kleine stukjes af van twee of drie
paren vande eiwitketens in het fibrinogeen. Trombine is dus de activator
vanfibrinogeen. Het nieuwe, 'geknipte' eiwit, dat nu fibrine heet, heeft een
soortkleverige lapjes op zijn oppervlak, precies op de plekken waar eerst de
stukkenzaten die nu weggesneden zijn. Deze 'lapjes' zijn exact
complementair met delenvan andere fibrinemoleculen. Ze passen dus precies
in elkaar. De complementaire vormen zorgen ervoordat een groot aantal
fibrinen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Maar defibrinen verbinden
zich niet op willekeurige wijze met elkaar; zij maken eenspecifieke vorm.
Vanwege de vorm van de fibrinemoleculen worden er langedraadachtige
vormen gemaakt die op een net lijken. In dit eiwitnet wordenbloedcellen
opgevangen. Dit is de eerste fase van de stolling.
Hetmaaswerk bedekt een groot gebied met een minimale hoeveelheid
eiwitten. Dit isnatuurlijk een voordeel op een systeem dat simpelweg een
kluit fibrinen zouvormen, omdat de stolling nu sneller een volledig gesloten
net kan maken: erzijn minder eiwitten nodig, die sneller aangevoerd kunnen
worden.
Trombine,het eiwit dat de stukken van het fibrinogeen snijdt, zet de laatste
fase vaneen gecontroleerd proces in werking. Dit gecontroleerde proces is
nodig omdathet proces zo precies moet werken (zie het gedeelte bovenaan
deze paragraaf).Als trombine en fibrinogeen de enige eiwitten waren die bij
de stolling betrokkenwaren, zou het bloedstollingsproces onbeheersbaar zijn.
In de gehele bloedbaanvan het dier zouden zich reusachtige klonten vormen,
die de doorstromingvolledig zouden blokkeren. Hierdoor zouden deze dieren
snel uitsterven. Om ditte voorkomen, moet een organisme controle
uitoefenen over de activiteit vantrombine.
Decascade
Doorgaansslaat het lichaam enzymen op in een inactieve vorm om die later
te kunnengebruiken. Een ander bekend voorbeeld - naast fibrinogeen hiervan ispepsinogeen, de inactieve vorm van pepsine, het enzym dat
eiwitten afbreekt bijde vertering van voedsel. Dezeinactieve vormen
noemen we pro-enzymen. Wanneer het signaal wordt ontvangen dateen
bepaald enzym nodig is, wordt het pro-enzym geactiveerd door een
activatorwaardoor het enzym vrijkomt. Net als bij de omzetting van
fibrinogeen naarfibrine, worden pro-enzymen vaak geactiveerd doordat een
stukje van hetpro-enzym wordt afgeknipt dat een cruciaal gebied blokkeert.
Dit crucialegebied kan zich vervolgens verbinden met andere eiwitten. Deze
strategie wordtook vaak toegepast in de spijsverteringsenzymen. Er kunnen
grote hoeveelhedeninactieve pro-enzymen worden opgeslagen, die snel
geactiveerd worden als devolgende maaltijd arriveert.
Ooktrombine bestaat in eerste instantie als een inactief pro-enzym,
protrombinegeheten. Omdat het inactief is, kan protrombine fibrinogeen niet
splijten,waardoor het dier niet sterft door een massale stolling van al het
bloed.Niettemin hebben we nog steeds te maken met het dilemma van de
controle. Alsfibrinogeen en protrombine de enige eiwitten waren in het
bloedstollingsproces,zou ons dier het wederom niet overleven. Dat is
simpelweg zo omdat nochprotrombine, noch fibrinogeen geactiveerd wordt,
ook niet als er een echtebloeding is. Er is dus iets nodig om protrombine te
activeren. Hetbloedstollingssysteem is dus een kleine cascade - een systeem
waarin het enebestanddeel het andere activeert, dat op zijn beurt weer een
derde bestanddeelactiveert, enz.
Protrombinewordt gespleten door een eiwit genaamd 'de Stuart-factor', zodat
zich actieftrombine vormt dat op zijn beurt weer fibrinogeen kan omzetten in
fibrine,waardoor het bloed stolt. Maar hier houdt het natuurlijk nog niet op.
Als deStuar-factor, protrombine en fibrinogeen de enige
bloedstollingseiwitten waren,zou de Stuart-factor de cascade zonder enige
aanleiding in beweging zetten,waardoor al het bloed van het organisme zou
stollen. Dus ook de Stuar-factorbestaat in een inactieve vorm die geactiveerd
moet worden.
Maarer is nog een probleem. Zelfs een geactiveerde Stuart-factor kan
hetprotrombine niet op gang helpen. Het heeft een katalysator nodig:
accelerine.Deze twee eiwitten - Stuart-factor en accelerine - splijten het
protrombinesnel genoeg om het bloedende dier daadwerkelijk te helpen. In
deze fase zijn erdus twee afzonderlijke eiwitten nodig om een pro-enzym te
activeren.
Ookaccelerine bestaat eerst in een inactieve vorm, proaccelerine. En
waardoorwordt dit geactiveerd? Trombine! Maar trombine bevindt zich,
zoals we eerderzagen, lager in de cascade dan proaccelerine! Als gevolg van
de zeer geringemate waarin protrombine door de Stuart-factor wordt
gespleten zonder deaanwezigheid van de katalysator accelerine, zijn er
echter altijd genoeg sporenvan trombine in de bloedbaan aanwezig. De
bloedstolling is dus een zogenaamd'autokatalytisch' systeem: eiwitten in de
cascade versnellen de productie vanmeer van dezelfde eiwitten.
Maar eerst moeten we een stapje terugdoen, want het blijkt dat het
protrombine dat in eerste instantie door de celwordt gemaakt niet omgezet
kan worden in trombine, zelfs niet in aanwezigheidvan de geactiveerde
Stuart-factor en accelerine. Protrombine moet eerst wordengewijzigd door
tien exemplaren van een specifiek aminozuur, namelijkglutaminezuur (Glu),
om te kunnen worden omgezet in gamma-carboxyglutamaat(Gla). 'Gla' kan
zich verbinden met calcium door calcium tussen zichzelf enprotrombine in
te klemmen. Doordat protrombine zich samen met 'Gla' nu dus kanverbinden
met calcium kan het protrombine zich aan het oppervlak van cellenhechten.
Alleen het volledige, gewijzigde calcium-protrombinecomplex datgehecht is
aan een celmembraan kan gespleten worden door de geactiveerdeStuartfactor en accelerine, waardoor trombine wordt geproduceerd.
Demodificatie van protrombine is geen toeval. Net als vrijwel alle
biochemischereacties is er een katalyse door een specifiek enzym vereist.
Maar behalve ditenzym is er voor de omzetting van Glu naar Gla een ander
bestanddeel nodig:Vitamine K. Vitamine K is geen eiwit; het is een klein
molecuul, dat ook eenvereiste is voor het gezichtsvermogen.
Nugaan we even terug, om te kijken waardoor de Stuart-factor wordt
geactiveerd.Dit blijkt op twee manieren te kunnen: via de zogenaamde
'intrinsieke' route ende zogenaamde 'extrinsieke' route. Op de intrinsieke
route bevinden zicheiwitten die voor de bloedstolling nodig zijn in het
bloedplasma; op deextrinsieke route bevinden zich enkele stollingseiwitten
op cellen. Eerstrichten we onze aandacht op de intrinsieke route.
Indieneen dier zich verwondt, hecht een eiwit genaamd de Hageman-factor
zich aan hetoppervlak van de cellen in de buurt van de wond. Deze
gebonden Hageman-factorwordt gespleten in een ander eiwit, HMK,
waardoor er een geactiveerdeHageman-factor ontstaat. Deze geactiveerde
Hageman-factor zet onmiddellijk eenander eiwit, prekallikreïne, om in zijn
actieve vorm, kallikreïne. Kallikreïnehelpt HMK om de omzetting van de
Hageman-factor in zijn actieve vorm teversnellen. Er is hier dus weer sprake
van een autokatalytisch proces. Degeactiveerde Hageman-factor en HMK
zetten gezamenlijk een ander eiwit, PTA, omin zijn actieve vorm. Dit
geactiveerde PTA zorgt er samen met de geactiveerdevorm van een ander
eiwit, convertine (dat hierna besproken wordt), voor dat eeneiwit genaamd
de Christmas-factor wordt veranderd in zijn actieve vorm.Tenslotte zet de
geactiveerde Christmas-factor samen met deantihemofilie-factor (die zelf
door trombine wordt geactiveerd op dezelfde wijzeals proaccelerine) de
Stuart-factor om in zijn actieve vorm.
Netals de intrinsieke route is de extrinsieke route een cascade. De
extrinsiekeroute begint wanneer een eiwit genaamd proconvertine verandert
in convertineonder invloed van de Hageman-factor en trombine. Bij de
aanwezigheid van eenander eiwit, de weefselfactor, zet convertine de Stuartfactor om in zijnactieve vorm. Maar de weefselfactor verschijnt alleen aan
de buitenkant vancellen die doorgaans niet met bloed in contact komen. Dus
alleen wanneer eenverwonding de weefselfactor in contact brengt met bloed
zal het extrinsiekeproces op gang komen.
Deintrinsieke route en de extrinsieke route kruisen elkaar op een aantal
punten.De door de intrinsieke route geactiveerde Hageman-factor kan het
proconvertinevan de extrinsieke route in beweging zetten. Convertine kan
vervolgens op deintrinsieke route het geactiveerde PTA helpen bij het
activeren van deChristmas-factor. Trombine kan zelf beide takken van de
bloedstollingscascadestarten door het activeren van de antihemofiliefactor,
die nodig is om degeactiveerde Christmas-factor te helpen bij de omzetting
van de Stuart-factorin zijn actieve vorm, als ook door het activeren van
proconvertine.
Wanneerwe dat deel van het systeem negeren dat voor de splitsing tussen de
intrinsiekeen de extrinsieke route ligt - daarvan zijn niet alle details bekend sluithet bloedstollingssysteem goed aan bij Behe's definitie van
onherleidbarecomplexiteit. Het is een systeem dat bestaat uit verscheidene
interactieveonderdelen die allen bijdragen aan de basiswerking. Als een van
deze onderdelenwordt verwijderd, functioneert het hele systeem niet meer.
En omdat elke stapnoodzakelijkerwijs verscheidene onderdelen vereist, is
niet alleen hetvolledige bloedstollingssysteem onherleidbaar complex, maar
ook elke stap op deroute. Elk controlepunt van het bloedstollingssysteem
heeft zowel een inactiefpro-enzym nodig als een afzonderlijk enzym dat het
inactieve pro-enzymactiveert.
Maarwe zijn er nog niet. Waneer de stolling eenmaal is begonnen, moet zij
ook weertot stilstand worden gebracht (ver) voordat al het bloed in het dier
een vastevorm heeft aangenomen. Op een aantal manieren beperkt de
stolling zich tot hetgebied van de verwonding. Ook deze stappen staan
aangegeven in het schema aande hand waarvan het stollingsproces werd
uitgelegd.
Teneerste hecht een plasma-eiwit genaamd antitrombine zich aan de actieve
vormenvan de meeste stollingseiwitten en deactiveert die. Maar
antitrombine zelf is betrekkelijk inactief, tenzij hetzich bindt aan de stof
heparine. Heparine treffen we aan in cellen enonbeschadigde bloedcellen.
Een tweede manier waarop stollingen zich op eenbepaalde plek concentreren
is door de acties van Proteïne C. Na door trombinegeactiveerd te zijn,
vernietigt Proteïne C de accelerine en de geactiveerdeantihemofiliefactor.
Tenslotte vestigt een eiwit genaamd trombomoduline zichaan de buitenkant
van de cellen in de aderen. Dit trombomoduline bindt hettrombine, dat
hierdoor minder goed in staat is fibrinogeen te splijten maarProteïne C beter
kan activeren.
Depas gevormde stolling is niet bijzonder stevig: wanneer er iets tegen de
versewond stoot, kan de stolling gemakkelijk worden onderbroken en de
wond weer gaanbloeden. Om dit te voorkomen heeft het lichaam een middel
gevonden om hetstolsel direct na zijn vorming sterker te maken. De
verzamelde fibrine wordt'gebonden' door een geactiveerd eiwit genaamd
FSF (fibrine stabiliserendefactor), dat verscheidene chemische verbindingen
tussen de verschillendefibrinemoleculen tot stand brengt. Uiteindelijk zal het
stolsel echter van degenezen wond moeten worden verwijderd. Het eiwit
plasmine functioneert als eenschaar die tot taak heeft de fibrineklonters in
stukjes te knippen. Gelukkig heeftdit plasmine geen enkele invloed op het
fibrinogeen. Plasmine moet zijn werkechter niet te snel doen, want de wond
heeft tijd nodig om volledig te genezen.Daarom bestaat het in eerste
instantie in een inactieve vorm, plasminogeen. Deomzetting van
plasminogeen in plasmine wordt gekatalyseerd door een eiwitgenaamd t-PA.
Er zijn ook andere eiwitten die de oplossing van het stolselcontroleren, zoals
alpha-2-antiplasmine, dat zich bindt aan plasmine om tevoorkomen dat dit
de fibrineklonters vernietigt.
Debloedstolling is een biologisch systeem waarin de factoren
signalering,vorming, beperking, versnelling, versterking en verwijdering van
hetbloedstolsel samen geïntegreerd zijn.
Hiervolgt een schema waarin aangegeven wordt door welke eiwitten deze
functies totstand komen. In het andere schema en in bovenstaande tekst heeft
u kunnen zienhoe deze eiwitten met elkaar samenwerken in een systeem.
Signalering:
-Hageman-factor (inactief+actief) + kallikreïne, prekallikreïne en HMK:
gevenaan de intrinsieke route het 'signaal' door dat er een wond is
-convertine/preconvertine en weefselfactor: nadat het door Hageman-factor
isgeactiveerd geven deze eiwitten een signaal door aan de extrinsieke route
Vorming:
-fibrinogeen dat wordt geactiveerd door trombine tot fibrine: zorgt
voorfibrinenetten waardoor het bloed stolt
Beperking:
-de inactieve vormen van trombine, Stuart-factor, Christmas-factor, PTA
enHageman-factor (cascade): zorgen ervoor dat niet al het bloed in het
helelichaam stolt
-antitrombine, heparine: zorgen ervoor dat de stollingseiwitten
wordengedeactiveerd in de buurt van onbeschadigde cellen
-Proteïne C, trombomoduline: zorgen ervoor dat trombine fibrinogeen niet
meeractiveert
-Gla-Calcium-systeem (Glu + Vitamine K): maakt productie van trombine
mogelijkdoor zich te hechten aan onbeschadigde cellen waar Stuart-factor en
accelerineprotrombine activeren
Versnelling:
-alle inactieve pro-enzymen en hun activators in de cascade: door een
cascadewordt een biochemisch proces versneld
-autokatalytisch systeem met anithemofilie-factor en proaccelerine
diegeactiveerd worden door trombine: positieve terugkoppeling
Versterking:
-FSF: versterkt het stolsel
Verwijdering:
-t-PA, plasmine en plasminogeen, alpha-2-antiplasmine: gecontroleerd
afknippenen verwijderen van oude stolsels
Alseen van deze onderdelen niet volledig functioneert, dus als slechts een
van aldeze eiwitten mist, zullen bij het desbetreffende organisme
ernstigegezondsheidproblemen voordoen, die in de meeste gevallen leiden
tot de dood.Deze factoren kunnen dus niet los na elkaar zijn verschenen in
de evolutionairetijdsbalk. De veranderingen moeten tegelijkertijd hebben
plaatsgevonden, omdathet systeem anders niet zou werken. Een voorbeeld
van een probleem hiervan isdat het deel van het systeem dat zorgt dat de
stolling tot stilstand wordtgebracht en verwijderd en het deel van het
systeem dat zorgt voor debloedstolling zelf niet tegelijkertijd zouden hebben
kunnen evolueren. Wat voorvoordeel zou het immers hebben voor een
organisme om een deelsysteem te hebbendat de bloedstolling tot stilstand
brengt als de bloedstolling nog niet eenswerkt? En dit deel van het totale
systeem zou nooit kunnen ontstaan nadat de anderedelen zijn ontstaan,
omdat in dat geval eerst nadat fibrine geactiveerd zouworden al het bloed in
het hele lichaam van het organisme zou stollen, of inieder geval in zoverre
dat het ernstige problemen oplevert. Hierdoor is hetbloedstollingssysteem op
dat punt slechts een nadeel. Er is hier dus nietalleen sprake van een
onherleidbaar complex systeem op micro-niveau (zoweltussen de
biochemische stappen als in de biochemische stappen) maar ook van
eenonherleidbaar complex systeem op macro-niveau (tussen de
deelsystemen van hetbloedstollingssysteem). Behe ging hier in zijn boek niet
op in maar beperktezich tot het micro-niveau, omdat dit de evolutie al
onmogelijk zou maken, maarhet was niet moeilijk in te zien dat het systeem
ook op dit hogere niveauonherleidbaar complex is.
Ikdenk echter dat dit een essentieel punt is aangaande de onherleidbaarheid
vanhet hele systeem. In het volgende hoofdstuk zal ik hier verder op ingaan.
Hetontwerp
Tenslottestelt Behe dat in dit geval (en in alle andere onherleidbare
complexe systemen)er sprake van ontwerp geweest moet zijn. Om te zorgen
dat een aantalcomponenten, die van elkaar afhankelijk zijn in hun werking,
exact in de goedeverhoudingen en op de goede manier kunnen
samenwerken, is een intelligentienodig die deze componenten zodanig
rangschikt. Deze componenten zouden nooituit zichzelf samengevoegd
kunnen zijn, omdat dit volledig indruist tegen hetprincipe van de entropie:
uit chaos komt geen orde. Evolutie is hier eenuitzondering op, door de
werking van de niet-willekeurige natuurlijke selectie.Maar als evolutie geen
oplossing kan zijn, is volgens Behe de enige mogelijkeoplossing Intelligent
Ontwerp. Evolutie is immers niet doelgericht, enontwerp wel. Deze
onafhankelijke onderdelen kunnen dus door ontwerp doelgerichtgeordend
zijn.
Behegeeft in zijn hypothese geen identiteit aan de ontwerper. De onwerper
hoeftgeen god te zijn. Er zijn ook atheïstische wetenschappers die geloven
inontwerp. Een voorbeeld is Francis Crick, Nobelprijswinnaar en medeontdekkervan de dubbele schroefvormige vorm van het DNA. Hij vindt dat
we demogelijkheid serieus moeten nemen dat buitenaardse wezens een
ruimteschip naarde aarde hebben gestuurd om er de beginselen van het leven
uit te zetten. Hijdenkt dat deze aliens het leven op aarde zouden kunnen
hebben ontworpen.
Hetgrootste probleem van Intelligent Ontwerp is dat het geen
wetenschappelijk alternatiefis. Het is niet mogelijk om deze theorie in het
laboratorium te toetsen. Allesis feitelijk heel vaag, en het is niet concreet in
wetenschappelijke termen uitte drukken. Daarom is het ook onmogelijk om
dit alternatief als de waarheidnaar voren te schuiven. Iedereen moet
uiteindelijk zelf uitmaken of hij voordit alternatief kiest, of dat hij wacht op
een eventueel nieuw alternatief.Creationisten zullen zeggen dat er geen
nieuw darwinistisch alternatief komt,en dat is hun goed recht, zolang dat
alternatief nog niet is gevonden.
De wetenschap reageert
Dehernieuwing van het complexiteitsdebat
Nade komst van Darwin's evolutietheorie dacht iedereen dat het debat over
decomplexiteit van biologische systemen tot een einde was gekomen. Aan
het eindevan de twintigste eeuw barstte dit debat - mede dankzij Behe's boek
-onverwachts weer los. Op Behe's theorie van onherleidbaar complexe
systemen diezouden leiden tot een conclusie aangaande intelligent ontwerp
werd veelvuldiggereageerd. Argumenten werden weerlegd door
tegenargumenten en tegenargumentenwerden weer weerlegd door nieuwe
tegenargumenten. Uiteindelijk denken beide 'partijen'dat ze gewonnen
hebben. Dit zijn naar mijn mening de twee belangrijkstekritiekpunten op
Behe's idee:
-John McDonald, professor aan de universiteit van Georgia, ontwierp een
seriemuizenvallen die door een darwinistisch proces zouden hebben kunnen
ontstaan.Hierdoor zou het hele principe onherleidbare complexiteit worden
gereduceerdtot de onkundigheid van Behe om een indirecte route te vinden.
-Kenneth Miller ontwierp een model voor een evolutionaire route voor
hetbloedstollingssysteem.
Ookwerden er mogelijke evolutionaire routes verzonnen voor een paar
anderebiochemische systemen waarvan Behe denkt dat ze onherleidbaar
complex zijn.
Hiergaan we echter verder niet op in, omdat ik die andere systemen ook niet
hebbesproken. Bovendien zouden nog meer lange biochemische
uiteenzettingen vansystemen het er niet per se interessanter op maken.
Opbeide kritiekpunten zal ik in dit hoofdstuk ingaan.
Deanalogie: een muizenval als onherleidbaar complex systeem
Alsvoorbeeld en analogie voor het principe van onherleidbaar complexe
systemengebruikt Behe de muizenval. In plaats van diep in de biochemische
details vanbijvoorbeeld de bloedstolling te duiken koos John McDonald,
professor aan deuniversiteit van Georgia, ervoor om deze analogie aan te
vallen en te kijken ofdit systeem herleidbaar was naar simpelere versies van
hetzelfde systeem metminder onderdelen, zonder dat nieuwe onderdelen
aangedragen zouden worden. Ookzouden deze 'evolutionaire voorlopers' op
een darwinistische manier in elkaarmoeten overgaan. Elke stap in de
evolutie van de muizenval mocht dus maar éénmutatie nodig hebben. Hierin
slaagde hij op briljante wijze. Hij zegt dat hetfeit dat Behe geen
evolutionaire route kon vinden voor zijn systemen nietbetekent dat er geen
evolutionaire route mogelijk is. Bovendien laat hij ziendat een onderdeel van
een systeem dat eerst slechts optioneel is voor hetsysteem, door latere
veranderingen van een aantal andere onderdelen essentieel kan wordenvoor
het systeem. Hierdoor zouden de onderdelen van een onherleidbaar
complexsysteem, die allen essentieel zijn voor de werking van het systeem,
eerderslechts optioneel geweest kunnen zijn. Hierdoor zou volgens hem
eenevolutionair proces richting deze systemen mogelijk zijn.
Hiervolgt eerst de serie muizenvallen die McDonald heeft ontworpen.
Hetbegin is een veerkrachtig stuk ijzerdraad, dat zo gebogen is dat het
opengehouden kan worden door de uiteinden nauwkeurig tegen elkaar aan te
houden.Als een muis er op stapt, raken de uiteinden los en klikt de
muizenvaldicht, waardoor de muis wordt gevangen.
Dooreen spiraal aan de muizenval toe te voegen klapt de val met meer kracht
dicht.Elke kromming die wordt toegevoegd zorgt ervoor dat de muizenval
harderdichtklapt, waardoor de hoeveelheid muizen die wordt gedood erdoor
toeneemt.
Dooraas aan de muizenval toe te voegen wordt deze efficiënter omdat hij
hierdoormeer muizen naar zich toe lokt. Aas in een optioneel onderdeel van
alle muizenvallendie hier worden laten zien; alle muizenvallen zouden
muizen vangen als dezetoevallig op de goede plek liepen.
Devoorgaande muizenvallen moesten nauwkeurig tegen de muur of tegen
een anderobject geplaatst worden, wat grenzen stelt aan de plaatsen waar ze
gebruiktkunnen worden en wat de mogelijkheid laat dat de muizenval
omvalt of door demuizen omver wordt gelopen. Door het ijzerdraad met een
of twee krammen aan devloer te bevestigen wordt de muizenval verbeterd,
omdat het nu overal bevestigtkan worden waar de vloer van hout is, en het
niet (door muizen) kan omvallen.De krammen zijn hier nog optioneel.
Hetis nog beter om het ijzerdraad op een stuk hout te bevestigen, omdat het
danmakkelijker te verplaatsen is, geen gaten in de vloer achterlaat, en
opbetonnen vloeren gebruikt kan worden. Het stuk hout en de krammen zijn
echteroptioneel; de muizenval zou ook werken zonder deze onderdelen.
Doorhet uiteinde van de draad (de 'hamer') langer te maken wordt de kans
groter dathij een muis zal raken, dus zal de hamer langzaam van I-vormig
naar L-vormignaar U-vormig verworden, waardoor hij effectiever wordt.
Het losse uiteinde vande U-vormige hamer zou misschien zo flexibel zijn dat
de hamer niet alle muizenzou doden. Door dit uiteinde in de spiraal te steken
zou dit worden verbeterd.
Bijde vorige muizenval was de hamer bevestigd aan een verticaal geplaatst
stukijzerdraad. Dit moet erg precies gedaan worden, zodat een muis die
ertegenaanloopt de hamer zal lanceren. Door nog een stuk ijzerdraad toe te
voegen als paldie de hamer tegenhoudt, wordt het makkelijker om de val te
zetten enmakkelijker voor een muis om hem af te laten gaan. Het ene
uiteinde van de palis in het houten platform geslagen, terwijl het andere
uiteinde aan de hoek vande hamer is gehaakt. Als een muis de pal in
beweging brengt, wordt de hamergelanceerd. Omdat de pal werkt als een
hefboom houdt het de hamer met veelminder kracht tegen dan het stuk
ijzerdraad in de vorige muizenval, waardoorhet minder kracht kost om hem
te lanceren.
Dehouten basis van de vorige muizenval zal uiteindelijk versplinterd
wordendoordat de pal erin geslagen moet worden om de muizenval te zetten.
Door eenkram toe te voegen die het uiteinde van de pal tegenhoudt krijgt de
muizenvaleen langere levensduur.
Nuer een pal wordt gebruikt om de hamer tegen te houden, is het verticale
deelvan het ijzerdraad niet meer nodig en zou het zelfs in de weg kunnen
zitten.Door het korter te maken wordt er minder ijzerdraad gebruikt,
waardoor demuizenval goedkoper wordt. Deze verandering heeft echter
dramatischebijwerkingen. Plotseling zijn de pal en de krammen essentiële
onderdelen voorde muizenval, in plaats van optionele verbeteringen. Als de
pal of de krammenverwijderd zouden worden zou deze versie van de
muizenval geen muizen kunnenvangen. Dit is een analogie voor de manier
waarop een aanvankelijk optioneeleiwit in een biochemische evolutionaire
route later essentieel kan worden ineen verbeterd systeem verder op deze
route. Dit vindt zijn oorzaak in het feitdat andere eiwitten zich aanpassen
door middel van verschillende mutaties.
Inde vorige versie van de muizenval rust er veel opwaartse kracht op de
meestlinkse kram, wat de muizenval uiteindelijk kan opbreken. Door deze
kram teverwijderen wordt de muizenval iets goedkoper en verkrijgt zij een
langerelevensduur.
Bijde voorgaande muizenvallen worden alleen de muizen gevangen die de
pal naarbuiten duwen; muizen die de pal richting de veer duwen zullen hem
niet losmaken. Het is efficiënter om het uiteinde van de pal onder de
dwarslat van eenvoorovergebogen kram te laten rusten; nu zullen muizen de
val ook laten afgaanals ze de pal de andere kant op duwen.
Veerkrachtigijzerdraad is moeilijker om mee te werken dan gewoon
ijzerdraad, en het is ookduurder. Door gewoon ijzerdraad te gebruiken voor
de rechthoekige hamer en hetveerkrachtige ijzerdraad alleen voor de veer te
gebruiken wordt de muizenvaliets goedkoper en iets makkelijker om te
bouwen. Dit is een analogie voor demanier dat een schijnbaar 'onherleidbaar'
systeem zou kunnen ontstaan: eenenkel eiwit dat twee functies vervuld zou
kunnen evolueren in twee eiwitten,die elk een aparte essentiële functie
vervullen.
Opde pal in de vorige muizenvallen moest nog steeds behoorlijker wat
kracht gezetwoorden om hem van de voorovergebogen kram los te maken.
Door een plaatje om dekram heen te buigen dat het aas kan houden, en
tegelijkertijd de pal tegenhoud,wordt het veel gemakkelijker om de val te
laten afgaan; een zeer kleinebeweging van het plaatje zal de pal losmaken,
waardoor de hamer gelanceerdwordt en de muis doodt. Als dit plaatje op de
voorovergebogen kram van devorige muizenval zou worden geplaatst, zou
het plaatje kunnen worden verwijderden zou de pal onder de kram kunnen
worden geplaatst. Zodra het plaatje echterin gebruik wordt genomen is er
geen voordeel meer om een gebogen kram tehebben; een kram met rechte
poten zou makkelijker kunnen worden aangebracht enzou minder metaal
verbruiken. Nu echter een rechte kram wordt gebruikt om hetplaatje aan te
bevestigen, zou het misschien niet meer mogelijk zijn om de palonder de
kram te bevestigen. Het plaatje zou dan een essentieel onderdeel vande
muizenval zijn.
Delaatste muizenval ziet er exact hetzelfde uit als de muizenval die
Behevoorstelde. De val zou nog steeds kunnen worden gebruikt als de
houten basisverwijderd zou zijn; de overgebleven delen zouden dan in de
vloer moeten wordenbevestigd. Alle andere delen - veer, hamer, pal, plaatje
en krammen - zouden'onherleidbaar' lijken: als een van deze onderdelen
verwijderd zou worden zoude muizenval niet meer functioneren.
Deserie muizenvallen nader bekeken
Wasdit het einde van de onherleidbare complexiteit? Bestaat zoiets
überhaupt wel?
Behebeweerde in een reactie op een email die ik hem over dit onderwerp
stuurde datMcDonald in zijn serie muizenvallen informatie toevoegt aan de
muizenvallen endat hij daardoor zelf de Intelligente Ontwerper is. Het
probleem is echter datnatuurlijke selectie precies op dezelfde manier precies
zo zou selecteren alsdat McDonald hier doet. Dit argument van Behe gaat
hier dus niet op.
McDonaldzegt:
Naasthet feit dat ik laat zien dat een muizenval niet onherleidbaar complex
is,breng ik ook een ander groot bezwaar van 'onherleidbare complexiteit'
aan hetlicht als zijnde bewijs voor 'intelligent ontwerp': een onderdeel dat in
eenbepaalde fase van complexiteit optioneel is kan later essentieel worden
vanwegeveranderingen in de andere onderdelen.
Webekijken de muizenval nog eens goed en kijken eens of er misschien
denkfoutenzitten in de redenering van McDonald. Waar moeten de stappen
aan voldoen? AldusBehe:
Alseen aantal afzonderlijke mutaties moeten plaatsvinden voordat we van de
enefunctionele muizenval naar de andere gaan, dan is een Darwinistisch
proces geenoptie voor het ontstaan ervan, omdat de waarschijnlijkheid dat
meerdereongeselecteerde mutaties uiteindelijk leiden tot een specifieke
complexestructuur veel en veel te klein is.
Ookde Darwinisten geven dit toe. Er is dus maar een punt waaraan deze
seriemuizenvallen moet voldoen. Maar voldoet deze muizenval hieraan? Na
lang zoekenvond ik een fout.
Bijde laatste versie van McDonald's muizenvallenserie voegt hij een plaatje
toe,dat hij bevestigt aan de kram die de pal tegenhoudt. Hierdoor gaat de val
snelleraf. McDonald maakt hier echter, zonder dat hij er zich van bewust is,
tweeveranderingen in plaats van een. Hij voegt zowel een plaatje toe als dat
hij dekram verbreedt, waardoor het plaatje hierop bevestigt kan worden.
"Kon datplaatje dan eerst niet op de kram bevestigt worden?" denkt u
dannatuurlijk. Nee, dat kan niet. In de vorige versie van de muizenval zou
dedwarslat van de kram zo smal mogelijk geweest zijn, zodat de pal zo
makkelijkmogelijk los zou kunnen gaan. Hoe smaller immers de dwarslat
van de kram is,hoe minder ver de pal moet verschuiven om los te geraken,
en dus hoe minderkracht er gezet hoeft te worden. Hierdoor zou de dwarslat
van de kram dankzijnatuurlijke selectie zo smal worden, dat hierop geen
plaatje bevestigd zou kunnenworden. Dus is er een extra mutatie nodig,
namelijk het verbreden van dedwarslat van de kram. Voordat deze mutatie
heeft plaatsgevonden, en de dwarslatis verbreed, zou het plaatje niet kunnen
zijn bevestigd op de kram. Dus zoudeze afzonderlijke mutatie een nadeel
geven in plaats van een voordeel.
Wezetten het weer even in een schema.
SysteemA -> verandering 1 +verandering 2 -> Systeem B (verbetering op
Systeem A)
SysteemA
verandering1: verbreden dwarslat van kram (nadelig effect, want val gaat
moeilijker af, enmeer kosten)
verandering2: toevoegen plaatje (nadelig effect, want meer kosten en nog
niet nuttig)
SysteemB: verbetering op systeem A, omdat verandering 1 en verandering 2,
hoewel zeafzonderlijk nadelig zijn, samen voordelig zijn.
Wezien hier dus dat Systeem B, hoewel het een voordeel heeft op Systeem
A, nooitbereikt kan worden vanuit Systeem A door middel van een
evolutionair proces.
Dushier zit een essentiële fout in McDonald's muizenvallenserie. We kunnen
nietweten of het mogelijk is om vanuit dit Systeem A naar Systeem B te
komen, omdatwe niet weten of dit probleem is ontstaan vanwege de grenzen
aan McDonald'sdenkvermogen of aan de onherleidbaarheid van het systeem.
Ikheb McDonald over dit probleem een uitgebreide email gestuurd. Hij
stuurde mijeen uitgebreid antwoord terug met veel informatie die totaal niet
nieuw was, enmet maar drie zinnen over dit probleem:
Bijeen muizenval zijn het plaatje en de kram vaak behoorlijk klein, zo'n 1
cmbreed. En bij de vorige muizenval met een voorovergebogen kram kan de
dwarslatrecht zijn. Aan een voorovergebogen kram met een rechte dwarslat
kan eenplaatje bevestigd worden.
Ditzou in zekere zin kloppen, als je denkt dat een plaatje aan een kram met
eenminimale breedte (zeg maar net zo breed als het ijzerdraad zelf)
bevestigd kanworden. Deze minimale breedte wordt immers vanzelf door
middel van natuurlijkeselectie bereikt in de vorige muizenval, omdat de
gevoeligheid van de valhierdoor optimaal is. In de praktijk is het echter niet
mogelijk om op dezemanier het plaatje te bevestigen. En als het al mogelijk
zou zijn, dan zou erop dit plaatje onmogelijk genoeg aas kunnen worden
bevestigd om muizen telokken naar de val. Uiteindelijk zou dit plaatje dus
geen duidelijk selectiefvoordeel geven. Bovendien zegt McDonald zelf dat
de kram een centimeter breedzou moeten zijn, wat hij natuurlijk eerst nog
niet was. McDonald ziet duseigenlijk zelf ook wel in dat dit een fout is in
zijn muizenvallenserie.
Bovendienis er nog een ander groot probleem met zijn muizenvallenserie: de
muizenvallenmoeten vanaf de eerste versie goed genoeg werken om een
voordeel te behalen. Deeerste paar muizenvallen werken zo slecht (u mag
het proberen), dat het jarenzou duren voordat er een muis gevangen zou zijn
(als er al een gevangen wordt).Hierdoor zou dit systeem nooit geselecteerd
worden. Dit is een analogie voorbiochemische systemen met optionele
onderdelen die één functie ondersteunen, endie zonder deze optionele
onderdelen hun minimale werking niet zoudenbereiken.
Onherleidbarecomplexiteit: over de analogie en de definitie
Watvoor conclusie kunnen we hier dus uit trekken?
Weliswaarbevat McDonald's serie muizenvallen een fout in de laatste stap
die hij maakt,en zijn de eerste stappen niet functioneel, maar het feit blijft
dat demuizenval niet onherleidbaar complex is. Een onherleidbaar complex
systeemheeft immers geen materiële voorlopers. En John McDonald laat er
hierverschillende zien. Met dezelfde, maar minder onderdelen kunnen
werkende muizenvallengebouwd worden. Is onherleidbare complexiteit dus
slechts een leuk verzinselvan Behe?
Nee. John McDonald laat hier weliswaarzien dat de muizenval niet
onherleidbaar complex is, maar dit betekent niet dathet hele principe
onherleidbare complexiteit niet bestaat. Maar de analogie vande muizenval
voldoet toch precies aan de definitie die Behe gaf aan eenonherleidbaar
complex systeem? Inderdaad, en ik zal van de gelegenheid gebruikmaken
om te zeggen dat vanwege het feit dat binnen de oude definitie
indirecteevolutionaire routes mogelijk zijn, zoals McDonald hier heeft laten
zien, deoude dus niet klopt. Maar, als je kijkt naar de verschillen die de
muizenvalheeft met het bloedstollingssysteem, is er een belangrijk verschil.
Deonderdelen van het bloedstollingssysteem hebben meerdere
deelfuncties:signalering, vorming, beperking, versnelling, versterking en
verwijdering vanhet bloedstolsel, die samen de hoofdfunctie van de
bloedstollingbewerkstelligen. Van deze deelfuncties zijn er een aantal
essentieel voor hetsysteem om een evolutionair voordeel te krijgen. De
muizenval heeft echter maaréén (essentiële) functie: het doden/vangen van
de muis. En er is maar eenonderdeel voor nodig om deze functie ten uitvoer
te brengen: het stukijzerdraad. Alle andere onderdelen zijn slechts optioneel
en verbeteringen vande muizenval die slechts uit het stuk ijzerdraad bestaat
(we gaan er nu evenvanuit dat met het stuk ijzerdraad de minimale werking
behaald wordt). Tochlijken, volgens de oude definitie van Behe, alle
onderdelen in hetuiteindelijke systeem essentieel. Wat is nu het probleem?
In 2000 veranderdeBehe zijn definitie van onherleidbare complexiteit. Hij
zag dat er iets mis wasen dat er mensen waren die via een indirecte
evolutionaire route een systeemdat strookte met deze definitie konden
bereiken.
Hijzei het volgende:
Meteen onherleidbaar complex systeem bedoel ik een enkel systeem dat
bestaat uiteen aantal goed geordende, met elkaar samenwerkende
onderdelen die samen helpenbij het bereiken van de basisfunctie van het
systeem, en waarin door hetverwijderen van een van de onderdelen het
systeem zou ophouden te functioneren.(Behe, 1996)
Hoewelik denk dat dit een redelijke definitie is voor onherleidbare
complexiteit[...] zitten er een aantal bezwaren aan. Het gaat in op reeds
voltooidesystemen, in plaats van op het proces van het proberen te bouwen
van eensysteem, zoals natuurlijke selectie moet doen. Het legt de nadruk
op'onderdelen', maar zegt niets over de kenmerken ervan, hoe complex ze
zijn, ofhoe de onderdelen op hun plek komen. Het gaat over 'onderdelen die
bijdragenaan de basisfunctie', maar dit kan op andere manieren
geïnterpreteerd wordenals de manier waarop ik het bedoeld had. [...] Dus
hieraan denkende, heb ik eennieuwe 'evolutionaire' definitie van
onherleidbare complexiteit gemaakt:
Eenonherleidbaar complexe evolutionaire route is er een die een of
meerongeselecteerde stappen bevat (dat is, een of meer mutaties die nodig
zijn, maarechter niet geselecteerd zouden worden). De graad van
complexiteit is hetaantal ongeselecteerde stappen in de route.
Opsommige punten is Behe er dichtbij, maar uiteindelijk gooit hij zelf de
deurvan zijn theorie dicht, door een definitie te geven die onbewijsbaar is.
Het isimmers onmogelijk te bewijzen of een of meer van deze stappen niet
mogelijkzouden zijn, of simpelweg niet bedacht zouden kunnen worden.
Volgens dezetheorie is de muizenval tot nu toe dus toch onherleidbaar
complex, maar als iemandanders een verbeterde evolutionaire route zou
vinden zonder die ene fout erin,zou het dat niet meer zijn.
Tochziet Behe een aantal belangrijke gebreken in zijn definitie en weet ze
tebenoemen:
-de oude definitie zegt niets over de complexiteit van de onderdelen
-een onderdeel dat bijdraagt aan de basisfunctie is nog niet per se essentieel
Eris dus een nieuwe premisse nodig in de definitie. Ik breng de volgende
naarvoren, en ik zal uitleggen waarom.
"Vanelk onderdeel van een onherleidbaar complex systeem moet de functie
essentieelzijn. Niet de hoofdfunctie van het gehele systeem staat hier
voorop, maar dedeelfunctie van elk afzonderlijk onderdeel van het systeem.
Deze deelfunctiesmoeten hoe dan ook aanwezig zijn om de hoofdfunctie op
wat voor manier dan ookop gelijksoortige wijze te vervullen. Het aantal
onderdelen met essentiëlefuncties is minimaal twee (staat gelijk aan het
resultaat van het aantalongeselecteerde stappen van Behe's definitie)."
Zoalswe bij de toevoeging van de pal in de muizenvallenserie van
McDonald zien, kaneen onderdeel essentieel worden door een mutatie in een
ander onderdeel.We zullen dus moeten kijken naar de essentie van de
onderdelen voordat het systeemontstaat.
N.B.De systemen die volgens de oude systemen onherleidbaar complex zijn
en met dezeextra voorwaarde niet meer, kunnen niet vanzelfsprekend wel
doormiddel van een evolutionaire route worden bereikt. Het punt is echter
dat hetin deze gevallen niet bewijsbaar is. Je kan er dus inprincipe vanuit
gaan dat deze systemen niet door een evolutionair proces totstand hoeven te
zijn gekomen totdat de wetenschap bewezen heeft dat eenevolutionaire route
mogelijk is. Dus totdat iemand het probleem van de laatstestap in
McDonald's muizenval heeft opgelost, is in principe niet bewezen dat
demuizenval door evolutie zou kunnen zijn ontstaan.
Latenwe in dit perspectief de muizenval eens bekijken. De muizenval heeft
eenbasisfunctie: het doden van de muis. Als we kijken naar de onderdelen is
hetenige onderdeel dat deze functie uitvoert het stuk ijzerdraad. Alle
andereonderdelen zijn slechts optioneel en verbeteringen van de muizenval
die slechtsuit het stuk ijzerdraad bestaat. Deze onderdelen ondersteunen het
stukijzerdraad dus bij zijn taak, maar hebben geen essentiële functie. Als
weechter kijken naar een klok, is de basisfunctie het laten zien van de
juistetijd. Hier zijn er echter verschillende onderdelen die elk een eigen
essentiëlefunctie hebben. De wijzers hebben de functie van het laten zien
van de tijdzelf. De batterij levert de energie. Het raderwerk zorgt voor het
berekenen vande tijd en het doorgeven ervan aan de wijzers.
Hierbestaat de basisfunctie dus uit essentiële deelfuncties: functiesdie
essentieel zijn voor de uiteindelijke basisfunctie. Het is onmogelijk omeen
klok te verzinnen, hoe slim je ook bent, die niet minstens de
essentiëledeelfuncties benodigde energie, berekening en aangeving heeft.
Hierbij laten weexterne factoren, zoals de zon in het geval van een
zonnewijzer, even buitenbeschouwing: het gaat om een mechanische klok
die afzonderlijk moet kunnenfunctioneren. Dus is er een minimum van 3
systeemdelen. Daarom is een klok welonherleidbaarcomplex en een
muizenval niet. Dus: "Als twee of meerdere deelsystemenof onderdelen
elkaar nodig hebben om de hoofdfunctie oftewel het voordeel tebereiken,
moeten ze gelijktijdig zijn ontstaan. Als een van deze (deel)systemengeen
afzonderlijk voordeel heeft, kunnen al deze systemen niet door evolutiezijn
ontstaan."
Elkonderdeel van het systeem moet dus een afzonderlijke essentiële
deelfunctie hebben. Inplaats van "het onderdeel moet nodig zijn voor de
werking van het huidigesysteem", wat geïmpliceerd wordt door de oude
definitie, moet het zijn"het doel dat bereikt wordt door elk onderdeel moet
essentieel zijn om hethoofddoel te bereiken". Met de onderdelen die geen
afzonderlijkeessentiële deelfunctie hebben hoeft geen rekening gehouden te
worden als wordtgekeken naar het ontstaan van andere onderdelen door een
evolutionair proces ofmutatie, omdat die onderdelen daar geen wezenlijke
invloed op hebben.
Alsalle doelen van de onderdelen nodig zijn voor het einddoel is er
geenindirecte evolutionaire route mogelijk. Dus voor een systeemom
onherleidbaar complex te zijn, moet het systeem niet kunnen
functionerenzonder dat alle doelen van de onderdelen bereikt zijn. Ervan
uitgaande dat elkdoel door een onderdeel wordt vertegenwoordigd, is er dus
een minimum aantalonderdelen in het systeem. Alle doelen moeten
bewerkstelligd worden (lees: alleessentiële onderdelen moeten aanwezig
zijn) voor het bewerkstelligen van dehoofdfunctie. Als een van de
deelfuncties niet aanwezig is, is de hoofdfunctieof niet werkzaam of geeft hij
slechts een nadeel.
Hetherleiden van een muizenval wordt dus, uitgaande van de nieuwe
definitie, welerg lastig. De opdracht zou er dan zo uitzien: Ontwerp een
muizenval zonder eenhamer (dus het aantal afzonderlijke essentiële functies
min één) en zonder deandere onderdelen (zijn geen essentiële onderdelen
van het systeem in de nieuwedefinitie). Geen Einstein zou zo'n muizenval
kunnen bedenken: hij bestaatsimpelweg niet. We hoeven hier dus
wetenschappelijk niet meer te kijken naar devraag of het ligt aan ons
denkvermogen of dat de onherleidbaarheid een feit is.De waarschijnlijkheid
van de evolutie is in dit geval gewoon 0.0, omdat er geenmateriële
voorlopers bestaan (dus voorlopers die een van dezeafzonderlijke essentiële
functies niet hebben). Voor een muizenval is bovenstaanderedenering
natuurlijk onlogisch, omdat het aantal afzonderlijk essentieleonderdelen
kleiner is dan twee en het systeem dus niet onherleidbaar is. Maarvoor
systemen met twee of meer onderdelen geldt dezelfde wetmatigheid en
dusdezelfde kans dat het systeem door evolutie tot stand is gekomen.
Wekunnen dus concluderen dat de oude definitie en analogie van
onherleidbarecomplexiteit niet opgaan en dat er nieuwe nodig waren, die de
gebreken hiervanzouden teniet doen. Behe probeerde dit door een
onbewijsbare definitie op testellen, waarmee bovendien niet afgeleid kan
worden of een systeemonherleidbaar is door er naar te kijken. Het blijkt
echter toch mogelijk tezijn om een goede definitie en analogie op te stellen,
omdat Behe simpelwegniet zag dat het principe van afzonderlijke essentiële
functies van onderdelenessentieel was voor de onherleidbaarheid van een
systeem. Toch is er wel eenverandering teweeg gebracht. We moeten nu
gaan kijken naar de vraag ofbestaande biochemische systemen ook volgens
de nieuwe definitie onherleidbaarcomplex zijn. Om tot de conclusie te
komen dat bepaalde systemen ontworpenmoeten zijn, moeten we niet alleen
laten zien dat onherleidbare systemen nietdoor macro-evolutie kunnen zijn
ontstaan (wat ik in deze paragraaf hebbesproken), maar ook of die systemen
in de natuur voorkomen. We gaan dus weerterug naar het
bloedstollingssysteem.
Ishet bloedstollingssysteem ook nu nog onherleidbaar complex?
Wekijken weer even terug naar het schema uit het vorige hoofdstuk, waarin
dedeelfuncties van het bloedstollingssysteem zijn beschreven met de
bijbehorendeeiwitten. Nu kijken we bij elke functie of deze essentieel was
voordat hetevolutionaire proces begon. Ook kijken we (het verschil tussen
deonherleidbaarheid van een klok en van een biochemisch systeem) of deze
functieeventueel ook vervuld zou kunnen worden door een ander eiwit met
een anderebasisfunctie die toevallig ook zou kunnen zorgen voor die functie.
Signalering:
-Hageman-factor (inactief+actief) +kallikreïne, prekallikreïne en HMK:
geeft'signaal' door dat er een wond is aan de intrinsieke route
-convertine/preconvertine en weefselfactor: nadat het door Hageman-factor
isgeactiveerd geeft dit signaal door aan extrinsieke route
Hetprincipe van signalering is in principe essentieel. Het is echter mogelijk
datvroeger de activator van fibrine tegelijk ook de functie van
signaleringvervulde, doordat dit eiwit alleen in de onbeschadigde cellen zou
voorkomen.Hierdoor zou fibrine alleen worden geactiveerd als een aantal
cellen beschadigdzouden zijn. Dus deze functie hoeft niet geïntegreerd te
worden in aparteeiwitten indien er geen lange cascade is waarlangs een
signaal moet wordenmeegegeven. Daarom is het geen onderdeel met een
afzonderlijk essentiëlefunctie. Ook is er in het begin nog geen intrinsieke en
extrinsieke route, dusdat verschil doet niet ter zake.
Vorming:
-fibrinogeen dat wordt geactiveerd door trombine tot fibrine: zorgt
voorfibrinenetten waardoor het bloed stolt
Ditproces is essentieel voor de bloedstolling. Voor trombine zou ookeerst
een andere activator in de plaats kunnen zijn geweest, maar het systeemin
deze vorm moet bestaan om een werkend bloedstollingssysteem te krijgen.
Beperking:
-de inactieve vormen van trombine, Stuart-factor, Christmas-factor, PTA
enHageman-factor (cascade): zorgen ervoor dat niet al het bloed in het
helelichaam stolt
-antitrombine, heparine: zorgen ervoor dat de stollingseiwitten
wordengedeactiveerd in de buurt van onbeschadigde cellen
-Proteïne C en trombomoduline: zorgen ervoor dat trombine fibrinogeen niet
meeractiveert
-Gla-Calcium-systeem (Glu + Vitamine K): maakt productie trombine
mogelijk doorzich te hechten aan onbeschadigde cellen waar Stuart-factor en
accelerineprotrombine activeren
Deinactieve vormen van de cascade-eiwitten zijn niet essentieel in het begin
vande evolutionaire route, omdat er dan nog geen cascade is. Er moet echter
welvoor gezorgd worden dat de activator van fibrinogeen niet altijd
fibrinogeenkan bereiken. Dit kan bijvoorbeeld op de manier die ook bij het
gedeelte oversignalering staat: de activator bevindt zich dan slechts in
onbeschadigdecellen en komt vrij uit het cytoplasma als die cellen kapot
gaan.
Zonder het antitrombine-beperkingssysteem ontstaat ertrombose
Hetsysteem met antitrombine is essentieel. Zelfs al zou er maar eenklein
aantal activatoren vrijgekomen zijn, zullen ze tijdig moeten
wordengedeactiveerd. Als dit niet gebeurt, kunnen deze activatoren rustig
fibrinogeenblijven activeren tot dat al het bloed is gestold. Of er veel
activatoren zijnmaakt niet uit: uiteindelijk zullen ze alle fibrinogeen
activeren. In plaatsvan dit systeem zou ook het systeem met trombomoduline
en Proteïne C gebruiktkunnen worden, dat in principe dezelfde functie heeft.
Het belangrijkste is dater sowieso een systeem is met deze functie. Deze
eiwitten kunnen niet alvanzelfsprekend in de bloedbaan aanwezig geweest
zijn met een andere functie,omdat in dat geval het hele beginnende
bloedstollingssysteem nooit op gang zoukunnen komen, maar gelijk
gedeactiveerd zou worden.
HetGla-calcium-systeem is niet essentieel in het begin van de evolutionaire
route,omdat dan ook een minder goed werkende (dan trombine) activator
voor fibrinogeengebruikt zou kunnen worden.
Versnelling:
-alle inactieve pro-enzymen en hun activators in de cascade: door een
cascadewordt een biochemisch proces versneld
-autokatalytisch systeem met anithemofilie-factor en proaccelerine
diegeactiveerd worden door trombine: positieve terugkoppeling
Versterking:
-FSF: versterkt het stolsel
Versnellingen versterking zijn optionele functies voor het
bloedstollingssysteem. Hoewelhet zwakker en langzamer zou zijn zou het
proces zonder deze functies wel kunnenwerken.
Devraag kan dan nog gesteld worden of zonder de versterking van het
bloedstolselen de versnelling van het proces de minimale werking van
hetsysteem wordt bereikt. Deze 5 of 6 stappen in de cascade versterken het
biochemische signaal zo dat eenpaar miljoen keer zo sterk wordt. Het is dus
zeer twijfelachtig dat bij eenefficiëntie van een paar miljoen keer zo weinig
als het huidige systeem hetsysteem genoeg voordeel zou opleveren om
geselecteerd te worden. Immers, wordener dan nog wel genoeg fibrineeiwitten geactiveerd, zodat ze aan elkaar kunnenbinden? En als dat al zo is,
is dit uiterst minieme verschil dan groot genoegom de stoffen en ernergieeenheden die worden verbruikt bij het produceren vande benodigde eiwitten
te compenseren? Eigenlijk hebben we hier hetzelfdeprobleem als bij de
muizenval: het ziet ernaar uit dat deze optioneleonderdelen misschien wel
nodig zijn om de minimale werking überhaupt tebereiken.
Verwijdering:
-t-PA, plasmine en plasminogeen, alpha-2-antiplasmine: gecontroleerd
afknippenen verwijderen van oude stolsels
Verwijderingis essentieel voor het bloedstollingssysteem. Hoe weinig
activatoren erook zijn, hoe weinig stolsel er ook wordt geproduceerd per
keer dat er een wondis, uiteindelijk zou de al gauw enorme hoeveelheid
stolsels die niet wordenafgebroken het organisme opbreken. De
opeenstapelingen van stolsels in debloedbaan zou zeker zorgen voor
trombose. Als het bloedstollingssysteem zoubeginnen met zo'n lage werking
dat dit niet zou gebeuren, dan kan hieruitafgeleid worden dat dit hele
systeem ook geen enkel significant voordeel zoukunnen opleveren voor het
organisme, omdat er dan uiterst minieme hoeveelhedenfibrine moeten zijn
geactiveerd, die ook geen fibrinenetten zouden kunnenvormen. Hier komen
we dus weer terug bij het principe minimale werking. Destolsels moeten hoe
dan ook verwijderd worden, en als dit niet zou hoeven kanzonder enige
twijfel geconcludeerd worden dat de minimale werking van hetsysteem niet
bereikt wordt, omdat het dan een verwerpelijk lage functionaliteitzou
hebben. Het verwijderingssysteem is een zeer gecontroleerd proces dat
nietzomaar door willekeurige eiwitten gedaan kan worden.
Erzijn hier dus drie (is meer dan twee) afzonderlijke essentiële
deelfuncties.Het bloedstollingssysteem moet dus minimaal uit drie
deelsystemenbestaan die niet na elkaar geëvolueerd kunnen zijn, omdat ze
elkaar nodighebben om een voordeel te krijgen.
Hetonherleidbare systeem in het bloedstollingssysteem bestaat dus uit de
volgendeonderdelen:
Vorming:
-fibrinogeen dat wordt geactiveerd door trombine tot fibrine
Beperking:
-Proteïne C en trombomoduline of antitrombine en heparine
Hetantitrombine-beperkingssysteem is hiervan het belangrijkste.
Verwijdering:
-t-PA, plasmine en plasminogeen, alpha-2-antiplasmine
Ditis nodig om een goed functionerend bloedstollingssysteem met een
minimalewerking te creëren. Omdat deze drie factoren niet tegelijk kunnen
zijnontstaan, is het bloedstollingssysteem onherleidbaar complex, en kan het
dusniet door evolutie zijn ontstaan.
Echter,een groot probleem dat hier nog bovenop komt, is de regulering van
hetsysteem. De beperking, vorming, tot stilstand brenging,
verwijdering,versterking en versnelling moeten gedurende de gehele
evolutionaire route zeernauwkeurig op elkaar afgestemd zijn.
Hetgedeelte dat in principe niet onherleidbaar complex is, is de cascade
metzijn actieve en inactieve eiwitten, de autokatalytische factoren in de
cascade,FSF, het Gla-Calcium-systeem (Glu + Vitamine K), en het
signaleringssysteem.Hiermee is nog niet bewezen dat al deze factoren door
een evolutionair procestot stand kunnen zijn gekomen. Bij deze vraag is
zowel de regulatie van zeergroot belang als de vraag of er ergens in de
evolutionaire route tweemutatiestappen nodig zijn om een voordeel te
bereiken.
Conclusie:het bloedstollingsproces is niet door een evolutionair proces tot
standgekomen, omdat het drie afzonderlijke essentiële functies bevat die
daarom eenonherleidbaar complex systeem vormen. Deze functies zouden
geen voordeel gevenzonder de aanwezigheid van de andere functies. Daar
bovenop komen nog eens deenorme problemen van de minimale werking in
de beginfase van de evolutionaireroute van de overige functies en de zeer
nauwkeurige regulering die in allefasen is vereist.
Eenprofessionele poging
ProfessorKenneth Miller probeerde een evolutionaire route voor het
bloedstollingssysteemte vinden. Hij is een gerenommeerde wetenschapper,
die alles in het werk steldeom dit vraagstuk op te lossen. We bekijken zijn
poging nog eens goed, in hetlicht van de bevindingen die we net gedaan
hebben.
Ineen essay van 8 pagina's probeert Miller uit te leggen hoe volgens hem het
bloedstollingssysteemzou kunnen zijn ontstaan. Hij begint met een klein
gewerveld dier, zo'n 600miljoen jaar geleden. Hij laat zien dat in het
cytoplasma van de bij een wondbeschadigde cellen eiwitten voorkomen die,
doordat ze niet goed oplossen in water,een soort plakkaten kunnen vormen
die het bloed bij de wond gedeeltelijktegenhoudt. Dan gaat hij over naar de
theorie van duplicatie en divergentie.Duplicatie en divergentie betekent dat
een gen van een eiwit wordtgedupliceerd. Het oorspronkelijke eiwit houdt de
oorspronkelijke functie,terwijl het gen dat bij het nieuw gevormde eiwit
hoort, vrij kan muteren.Hierdoor kunnen eiwitten worden veranderd. Hij
zegt dat door deze duplicatie endivergentie van een eiwit-knippend enzym,
een protease, een enzym gevormd zoukunnen worden dat een bepaald eiwit,
EGF, dat aan onbeschadigde cellen isverbonden, kan binden en daardoor
zichzelf aan de cellen kan binden. Hierdoorzullen, als de cellen bij een wond
worden beschadigd, de vrijkomende eiwittenzich gaan binden aan de
protease waardoor de omgeving van de beschadigde cellenwordt afgesloten
voor bloed. Deze stoffen die aan de protease binden staanvervolgens onder
druk van natuurlijke selectie om hun mogelijkheden om zich aande protease
te binden te vergroten. Hierdoor zou volgens Miller fibrinogeenzijn ontstaan.
Nuhebben we het eerste systeem dat als voorloper kan gelden voor
hetbloedstollingssysteem van nu:
Vervolgenslaat Miller zien hoe vanuit dit systeem een cascade zou kunnen
ontstaan doorduplicatie en divergentie van de protease. A dupliceert tot A en
B.
Vervolgenszorgt een mutatie in B ervoor dat protease B protease A meer
activeert dan dathet fibrinogeen knipt. Hierdoor komt het systeem er in
essentie zo uit te zien:
Hierdoorzou volgens Miller de cascade kunnen ontstaan.
Vervolgenslegt hij in een paar zinnen uit hoe hierna door meerdere
opeenvolgende mutatieshet antitrombine-beperkingssysteem en het
plasminogeen-verwijderingssysteemzouden kunnen zijn ontstaan uit andere,
reeds aanwezige eiwitten. Hij zegt datdeze factoren in het kleine dier nog
niet gelijk nodig zouden zijn.
Watklopt er niet aan Miller's theorie als we kijken naar het feit dat
hetbloedstollingssysteem een onherleidbaar complex systeem zou zijn van
hetantitrombine-beperkingssysteem, het plasminogeenverwijderingssysteem, en hetvormingssysteem van fibrinogeen? Dat is niet
moeilijk te beantwoorden.
Millergaat er, in zijn poging om een evolutionaire route te vinden (hij wist
nogniets van de conclusies die ik net gedaan heb over het onherleidbaar
complexesysteem) gewoon vanuit dat het antitrombine-beperkingssysteem
en hetplasminogeen-verwijderingssysteem later ontstaan en in het begin nog
niet nodigzijn, omdat er anders geen evolutionaire route mogelijk is. Maar
watblijkt? Zoals we in de vorigeparagraaf gezien hebben, zijn deze
systemen vanaf het begin van het systeemnodig!
Heteerste begin van zijn bloedstollingssysteem kan dus nooit een voordeel
geweestzijn!
Eengoed voorbeeld is een onderzoek dat gedaan is bij muizen, kleine
gewerveldedieren, net zoals Miller's proefdier.
Degevolgen voor muizen zonder het plasminogeen-verwijderingssysteem
zijn:
-tromboses
-zweren
-hoog sterftecijfer
Degevolgen voor muizen zonder het antitrombine-beperkingssysteem zijn:
-geen bloedstolling
-ernstige bloedingen
-dood bij zwangerschap
-hoog sterftecijfer
bloedingen
trombose
zweren
DusMiller gaat ervan uit dat dit beperkte bloedstollingssysteem had kunnen
werkenzonder deze twee andere benodigde systemen? Helaas, dat kan zeker
niet. Hoewelhij een prachtig mooie theorie verzint over hoe de cascade tot
stand zou kunnenkomen (alleen jammer dat hij niet vertelt hoe de eiwitten
divergentieondergingen en waarom er sprake was van voordelen hierbij,
want eigenlijk wetenwe nog niets zeker), loopt zijn evolutionaire route al
dood na het allereerstebegin, het moment waarop zijn fibrinogeen-systeem
in actie komt. Het is daaromaan de ene kant jammer, maar ook begrijpelijk
dat Miller, een wetenschapper dieeen onherleidbaar complex systeem
probeert te herleiden, een leuke theorieverzint voor het herleiden van het
systeem, maar alleen vergeet dat deafzonderlijke essentiële onderdelen
essentieel zijn, wat toch de kern is als jeeen onherleidbaar complex systeem
probeert te herleiden.
Latenwe nog eens terug gaan naar de analogie van de klok, om het nog een
keerduidelijk te laten zien. Miller laat zien hoe de wijzers tot stand
zoudenkunnen komen, maar als die wijzers zijn ontstaan, hebben ze geen
enkelvoordeel, omdat je de tijd nog niet kan aflezen: die tijd wordt nog
nietberekend. Als de wijzers er zijn zegt hij pas dat de batterij en
hetradersysteem dat de tijd berekent nodig zijn. Hij vergeet dat de serie
mutatiesdie nodig waren om de wijzer te creëren, allen niet geselecteerd
zouden wordendoor natuurlijke selectie, omdat een wijzer zonder de andere
twee essentiëleonderdelen, nog geen enkel voordeel biedt.
Miller'spoging is dus leuk geprobeerd, maar neemt niet weg dat het
bloedstollingssysteemonherleidbaar complex is en dus niet door evolutie
ontstaan kan zijn.
Nogtwee andere wetenschappers probeerden een verklaring te geven voor
decomplexiteit van het bloedstollingssysteem. De ene was Russell Doolittle,
dieexact dezelfde fout maakte als Miller en een soortgelijke theorie opzette.
Deandere was Keith Robison, die een mooi verhaal hield over hoe een
cascade totstand kan komen, maar niet eens inging op de andere
deelsystemen van hetbloedstollingssysteem. Omdat deze theoriën geen
belangrijke nieuwe informatiebevatten, gaan we er verder niet op in.
Wegaan nog even terug naar de logica van Behe.
Premisse1: Onherleidbare complexe systemen kunnen niet op een
darwinistische maniergeëvolueerd zijn.
Premisse2: Er bestaan biochemische systemen die onherleidbaar complex
zijn.
ConclusieA: Deze biochemische systemen kunnen niet op een
darwinistische manier zijngeëvolueerd.
Premisse3: Als een systeem niet geëvolueerd is, moet het zijn ontworpen.
ConclusieB: Deze biochemische systemen moeten zijn ontworpen.
Deeerste twee premissen zijn nu getoetst. De derde premisse ligt een
stuklastiger. Het feit is dat intelligent ontwerp naar mijn weten tot nu toe
hetenige serieuze alternatief is voor macro-evolutie. Het is dus mogelijk
hiervanuit te gaan, hoewel dit geen wetenschappelijk alternatiefis. Maar er
kan natuurlijk altijd nog een keer een nieuwe wetenschappelijketheorie
verschijnen, die alles beter zou kunnen verklaren. Iedereen moet dus indit
geval zelf weten wat voor conclusies hij trekt.
Waarheid,wetenschap en religie
Nawoord
Dithele project heeft mij sterk aan het denken gezet over de mogelijkheid
vanmacro-evolutie. Van tevoren had ik er een neutrale kijk op: ik had me er
immersnog niet in verdiept en ik wist niet hoe groot en betrouwbaar de
bezwaren warendie tegen macro-evolutie werden ingebracht. Ik had geen
vooroordelen voor oftegen evolutie; ik wist slechts dat er argumenten voor
en tegen waren, maar hadze nooit verder bestudeerd. Toen ik het boek van
Behe gelezen had dacht ik dathij gelijk had, maar die mening veranderde
snel nadat ik McDonald'smuizenvallenserie had gezien. Op dat moment
dacht ik dat onherleidbarecomplexiteit toch een achterhaald principe was, en
dat door naar een systeem tekijken niet te bewijzen was dat het niet door een
evolutionair proces tot standzou kunnen zijn gekomen. Deze mening hield ik
enige maanden, en de oplossingleek toch bij macro-evolutie te liggen, totdat
ik opeens een eureka-momentkreeg, en snapte welk aspect er miste aan
Behe's definitie. Hierna heb ik hetverder uitgewerkt, er sterk van overtuigd
dat onherleidbare complexiteit tocheen echt argument was tegen macroevolutie. Het is onmogelijk om in een keeralle discussies te bespreken over
zo'n groot onderwerp, maar het was erginteressant om, door zo diep in een
specifiek aspect de duiken, echt mee tekunnen denken over een oplossing
van het 'probleem'. Het zou natuurlijk kunnendat er iemand komt die een
zinvol tegenargument heeft tegen mijn theorie, en indat geval zal ik daar
natuurlijk altijd voor openstaan. Het is namelijk nietmijn bedoeling om per
se te bewijzen dat mijn theorie klopt, maar veeleer omachter de waarheid te
komen aangaande dit onderwerp. Stel dat iemand met nieuwefeiten komt,
waaruit duidelijk blijkt dat mijn hoofdargument, de
onherleidbarecomplexiteit van een systeem met afzonderlijke essentiële
functies, niet meervoldoet, dan is het in ieder geval gelijk duidelijk dat
onherleidbarecomplexiteit onbewijsbaar is, en dat het dus weinig zin heeft
om te beweren dateen systeem onherleidbaar complex is. Als echter slechts
de onherleidbarecomplexiteit van de bloedstolling onderuit gehaald zou
worden, omdat uitonderzoek (dus niet uit speculaties!) zou blijken dat de
factoren die ikessentieel heb genoemd niet essentieel zijn, dan zou dat iets
betekenen voordit ene systeem, maar dit zou nog niets zeggen over alle
andere biochemischesystemen die misschien zouden voldoen aan de criteria.
In dit geval zou er dusmoeten worden gekeken of er andere biochemische
systemen zijn die aan dezecriteria voldoen. Dit is natuurlijk sowieso heel
zinvol, ook als deonherleidbaarheid van het bloedstollingssysteem
onaangetast blijft.
Waarheiden wetenschap
Uiteindelijkis het zeer moeilijk om uit de argumenten voor of de argumenten
tegenmacro-evolutie een sluitend bewijs te vinden. Daarom is evolutie ook
een theorie, en geennatuurwetenschappelijke wet. Het is dus niet mogelijk
om in wetenschappelijkezin macro-evolutie als absoluut waar of absoluut
onwaar te beschouwen. Daaromis het van groot belang dat iedereen die zich
met het onderwerp bezig houdtaltijd open staat voor nieuwe argumenten, en
ook bereid is concessies te doen,in plaats van krampachtig aan zijn eigen
theoriën vast te houden. Dat helpt dewetenschap immers niets verder. Het
grote probleem van macro-evolutie is danook dat de betrouwbaarheid ervan
vaak verwordt tot een strijd tussen deimplicaties die de juistheid of
onjuistheid ervan meebrengt. Als je echt eengoed oordeel wil vellen over de
vraag of macro-evolutie te verklaren is, is hetecht nodig om zelf de
verschillende aspecten ervan te gaan bestuderen. Het isdan in ieder geval
nodig om, net zoals ik heb gedaan, zowel voor- alstegenargumenten van elk
aspect goed te bestuderen, en zonder vooroordeel telezen. Pas dan is een
goede en wetenschappelijk juiste conclusie te trekken. Ikhoop dat ik hiermee
een goede aanzet hiertoe heb gegeven, want het is eenuiterst interessant
onderwerp, juist ook omdat de uitkomst ervan zoveelimplicaties heeft.
Bronnen
Schoolboeken:
Biologie voor Jou VWO B2 deel 1 - Gerard Smits en Ben Waas
Biologie voor Jou VWO B1 - Gerard Smits en Ben Waas
Boeken:
Degeneratie,het einde van de evolutietheorie - Peter Scheele;
Derde druk, UitgeverijBuiten en Schipperheijn - Amsterdam 1997 (239 blz.)
Dezwarte doos van Darwin - Prof. Michael J. Behe; vertaalduit het
Engels, oorspr. titel "Darwin's Black Box"; Eerste druk,Uitgeverij Ten Have
- Baarn (326 blz.)
Hallmarksof Design - Dr. Stuart Burgess; Tweede, herziene editie,
Day OnePublications - Epsom, UK 2002 (232 blz.)
Creationand Time - Dr. Hugh Ross; Eerste druk, Uitgeverij
NavPress - ColoradoSprings 1994 (180 blz.)
TheBlind Watchmaker: Why the Evidence of Evolution Reveals a
Universe WithoutDesign - Richard Dawkins, W.W. Norton & Company1986
(358 blz.)
Tijdschriften:
Ellips 4 - juli 2002 themanummer creationisme: Complexiteit:Ontwerp of
Evolutie - Evert van der Heide
Ellips 4 - juli 2002 themanummer creationisme: Het CreationismeGetoetst Jan van der Graaf
Internet:
The Evolution of a Skeptic - An Interviewwith Dr. Michael Behe, biochemist
and author of recent best-seller, Darwin'sBlack Box
http://www.origins.org/mc/resources/ri9602/behe.html
In Defense of the Irreducibility of theBlood Clotting Cascade: Response to
Russell Doolittle, Ken Miller and KeithRobison
Door Michael J. Behe, 31 juli 2000
http://www.discovery.org/crsc/CRSCrecentArticles.php3?id=442
http://www.arn.org/docs/behe/mb_indefenseofbloodclottingcascade.htm
Irreducible Complexity or IrreproducibleIrreducibility?
Door Keith Robison, 1996-1997
http://www.talkorigins.org/faqs/behe/review.html
The Evolution of Vertebrate Blood Clotting
Door Kenneth Miller
http://www.millerandlevine.com/km/evol/DI/clot/Clotting.html
A reducibly Complex Mousetrap
Door John McDonald
http://udel.edu/~mcdonald/mousetrap.html
Does Irreducible Complexity refuteneo-Darwinism?
Door Gert Korthof
http://home.planet.nl/~gkorthof/korthof8.htm
Comments on Ken Miller's Reply to MyEssays
Door Michael J. Behe, 8 januari 2001
http://www.arn.org/docs/behe/mb_responsetokmiller0101.htm
A Mousetrap Defended: Response to Critics
Door Michael J. Behe, 31 juli 2000
http://www.arn.org/behe/mb_response.htm
Complexity--Yes! Irreducible--Maybe!Unexplainable--No!
A Creationist Criticism of IrreducibleComplexity
Door Terry M. Gray
http://www.asa3.org/evolution/irred_compl.html
God and Evolution
Door Warren Kurt Von Roeschlaub, 1994-1998
http://www.talkorigins.org/faqs/faq-god.html
A rebuttal of Behe
Door Clare Stevens
http://www.btinternet.com/~clare.stevens/behenot.htm
A Critique of Behe's MousetrapIllustration,
and a Critique of Behe's Critics
Door Don Stoner, 28 december 2000
http://answers.org/newlook/behe2.html
Rebuttals to Common Criticisms of the BookDarwin's Black Box
Door Robert diSilvestro, 1999
http://www.leaderu.com/science/disilvestro-dbb.html#criticism8
Intelligent Design could offer fresh ideas on evolution
Door John G. West
http://seattlepi.nwsource.com/opinion/98810_idrebut06.shtml
L'évolution condamne Darwin
http://www.staune.fr/science/s2/S23/s231.html
Links
Dinoos.nl -een deel van Behe's boek in hetNederlands
McDonald's muizenvallen
Behe's eigen website met interessanteartikelen
Evolutie of creatie? - Een uitgebreide sitedoor Fedor Steeman over evolutie
en creatie, gezien vanuit evolutionistischperspectief
Degeneratie.nl - Ook creationist PeterScheele gebruikte Behe's ideeen in zijn
boek
Download