Behe’s Theorie Onder de Loep Inleiding op het evolutie-creatiedebat De argumenten tegen macro-evolutie: Intelligent ontwerp Creationisten(en sommige andere wetenschappers) beweren dat mutaties niet in staat zijn om genoeg genetische variatie aan te brengen waaruit door natuurlijke selectie zo geselecteerd zou kunnen worden dat macro-evolutie tot stand gebracht zou kunnen komen In plaats van te zeggen dat de variatie door mutaties tot stand is gekomen, beweren sommigen dat er sprake is van intelligent ontwerp. Argumenten die hiervoor worden aangedragen zijn onder andere onherleidbare systemen, compleet optimaal ontwerp en toegevoegde schoonheid. Een onherleidbaar systeem is een systeem dat een bepaald aantal onderdelen moet bevatten, die op de goede manier samenwerken en geplaatst zijn, om een nuttige functie te hebben. Meestal heeft ook elk onderdeel verschillende kenmerken die essentieel zijn voor het systeem om te kunnen werken. Als een van deze essentiële onderdelen mist (dus als je er een zou weghalen) in het systeem, kan het systeem niet werken. Een onherleidbaar systeem kan niet voortkomen uit een evolutionair proces omdat een evolutionair proces alleen stap voor stap veranderingen kan aanbrengen in een systeem. Als een verandering geen voordeel geeft, fixeert de verandering zich niet in de populatie en kan dus niet samen met een tweede verandering, die zich ook niet kan fixeren om dezelfde reden, een dubbele verandering vormen die weleen voordeel geeft. Makkelijker gezegd, als verandering B en C samen een voordeel hebben ten opzichte van de oorspronkelijke situatie A, maar afzonderlijk niet, zullen B en C zich nooit fixeren in een populatie omdat B enC dan exact gelijktijdig zouden moeten plaatsvinden in een organisme, waarop de kans verwerpelijk klein is. Als mutaties noch een voordeel noch een nadeel opleveren, kunnen ze wel deel uitmaken van een evolutionaire route, zolang er geen sprake is van meer dan twee of drie van deze neutrale mutaties na elkaar,omdat de kans daarop te klein is, gegeven het feit dat neutrale mutaties zich niet fixeren in een populatie en de kans dus veel kleiner is dat hier nog een neutrale mutatie overheen komt. Dus als het kniegewricht een onherleidbaar systeem zou zijn, met als essentiële onderdelen dijbeen, scheenbeen, de kruisbanden en de twee aanhechtingspunten, zou dit systeem volgens deze creationisten niet kunnen zijn ontstaan door een evolutionair proces. Michael Behe heeft dit argument toegepast op biochemische systemen, die veel complexer zijn dan mechanische systemen als het kniegewricht. In het volgende hoofdstuk zal ik verder op zijn theorie ingaan. Een systeem is compleet optimaal ontworpen als het de best mogelijke mechanismen en materialen heeft om een serie functies tot stand te brengen en als er geen onnodige onderdelen zijn. Een intelligente ontwerper is in staat om compleet optimaal ontwerp te bereiken door de best passende mechanismen en materialen te selecteren en onnodige delen weg te laten. Evolutie kan dat niet, want het enige doel van evolutie is een systeem te creëren dat overleeft. Volgens de evolutie zouden veel soorten nog niet volledig aangepast moeten zijn aan hun nieuwe omgeving, maar nog bezig zijn zich aan te passen. Dit is, zo zeggen de voorstanders van dit argument, niet te zien. Een voorbeeld: de veren van vogelsbestaan uit perfect sluitende haken en vertakkingen hiervan. Maar als evolutie had plaatsgevonden, zouden we niet verwachten dat alle vogelsoorten dit perfecte systeem hadden, maar dat er ook soorten zouden zijn met een systeem dat nog in ontwikkeling is. Deze soorten zijn er nu niet, en ze zijn ook niet gevonden in de fossielen. Ikv ind dit op zichzelf geen sterk argument, omdat het ook zo zou kunnen zijn datdit perfecte systeem de enige manier is om vogels een voordeel te geven geven door het feit dat ze dan kunnen vliegen. Compleet optimaal ontwerp bijvogelveren Ikmoet echter toegeven dat dit weer leidt tot een nieuw probleem, namelijk datdit nieuwe systeem om te vliegen onherleidbaar word, omdat er dus geen tussenvorm zou zijn, en er geen manier zou zijn om voordeel uit vleugels te halen, voordat je er ook daadwerkelijk mee zou kunnen vliegen. Dus indirect leidt dit argument soms weer terug naar het vorige. Een ander argument voor intelligent ontwerp is toegevoegde schoonheid. Onderzoek heeft aangetoond dat de menselijke hersenen specifieke gebieden bevat waardoor mensen schoonheid kunnen waarderen in onder andere muziek. Het is erg moeilijkom een evolutionair voordeel hierin te vinden, omdat dit geen grotere overlevingskans biedt. En waarom zouden onderdelen van organismen mooi zijn,als dit geen voordeel biedt? CharlesDarwin was zich hiervan al bewust: "Ik word er ziek van om naar de veer van een pauw te kijken." Sommige mensen zeggen dat bijvoorbeeld de veren van de pauw dienen om indruk te makenop de partner. Dit zou echter betekenen dat eerst de partner de eigenschap moet hebben ontwikkeld om dit mooi te vinden, terwijl tegelijkertijd deze pauw zelfde eigenschap van deze schoonheid moet hebben ontwikkeld. Dit kan dus nooit door evolutie tot stand zijn gebracht. Ik vind dit een erg moeilijk te weerleggen argument, maar we moeten eerst eens kijken naar de essentie van schoonheid. Als wij iets zien, vinden wij het vaak mooi als iets symmetrisch is, wat duidt op orde. Daardoor is het dus logisch dat het voordelig is dat wij een voorkeur hebben voor mooie dingen, omdat die geordender zijn. Een mooie en gezonde partner zorgt voor een mooi en gezond kind. Mooi en gezond hangt met elkaar samen, omdat orde ‘gezond zijn’impliceert. Als pauwen om deze reden hun partner kiezen, kan evolutie daar dusop inspelen door die veren mooi symmetrisch te maken, zodat deze pauw grotere kans krijgt om een partner te krijgen, hoewel de doorgedreven symmetrie ondertussen niet meer duidt op een gezonder individu. De kans op overleven is misschien kleiner, maar de kans op het verkrijgen van een partner is groter, en dus kan deze eigenschap zich fixeren. Maar als we kijken naar de mogelijkheid van de mens om muziek mooi te vinden, wordthet een stuk moeilijker omdat dit niet samenhangt met bepaalde voordelen. Daarom blijft dit argument in sommige gevallen toch lastiger te weerleggen. Inhet volgende hoofdstuk zal ik ingaan op de onherleidbare complexiteit van biochemische systemen, zoals die werd voorgesteld door Michael J. Behe,professor biochemie aan Lehigh University in de VS. Ik heb dit specifieke deel onderwerp gekozen omdat dit een van de meest recente en bekendste publicaties van hoog wetenschappelijk niveau is die kritiek levert op macro-evolutie in het geheel. Onherleidbarecomplexiteit en intelligent ontwerp OverPaley, Dawkins en Behe Voorhet eerste begin van het argument van de complexiteit moeten we teruggaan naar1802, het jaar waarin Paley het boek schreef met de titel Natural Theology. De stellingdie hij in dit boek verdedigt, is dat de structuur van de wereld om ons heen dehand van een Intelligente Ontwerper laat zien. Heel bekend is zijn analogie methet horloge: "Wanneerwe een horloge onderzoeken, nemen we waar dat alle onderdelen zo gevormd en bijelkaar gebracht zijn dat ze een doel dienen, namelijk een beweging voortbrengendie resulteert in het aanwijzen van het uur van de dag [...].De gevolgtrekkingis onvermijdelijk dat het horloge een maker moet hebben gehad." Hijgaat uitvoerig in op ingewikkelde biologische organen als het oog, het hart ende spieren, waarvan hij gelooft dat ze ophouden met functioneren als een van deonderdelen zou ontbreken. Net als bij het horloge, wijst dit er volgens hem opdat ze als één geheel ontworpen moeten zijn. Dat is de essentie van het'argument from design'. Paleyis echter niet hoofdzakelijk beroemd omdat zijn betoog zo overtuigend was dathet door de hele wetenschap aanvaard werd, maar juist omdat de hele wetenschapdacht dat dit argument met de lancering van Darwin's evolutietheorie omvergeworpen was. In1986 kwam het boek "The Blind Watchmaker" uit, geschreven doorRichard Dawkins, waarschijnlijk de bekendste voorstander en popularisator vanhet neodarwinisme. Dawkinsredeneerde als volgt: "...de enige horlogemaker in de natuur bestaat uit de blinde krachten van denatuur, die allen op een zeer speciale manier gebruikt worden. Een echtehorlogemaker heeft een vooruitziende blik: hij ontwerpt zijn veren entandwielen, en verzint van tevoren de manier waarop ze zullen samenwerken, enhij heeft voor elk onderdeel een toekomstig doel voor ogen. Natuurlijkeselectie, het blinde, onbewuste, automatische proces dat Darwin ontdekte, en datwij kennen als de verklaring van het bestaan en de schijnbaar doelgerichte vormvan alle leven, heeft geen doel voor ogen. Het heeft geen gedachten en geenvooruitziende blik. Het maakt geen plannen voor de toekomst. Het heeft geenvisie, geen vooruitziende blik, het heeft nergens zicht op. Als het al gezegdkan worden dat het de rol speelt van een horlogemaker in de natuur, is het eenblinde horlogemaker." Hetverschil met de intelligente ontwerper - de horlogemaker van Paley - is dus datnatuurlijke selectie niet vooruit kan plannen richting een volgend systeem ofeen toekomstig voordeel van een systeem. Dawkinsgebruikt de volgende analogie voor mutaties: "Steltu zich eens een apparaat voor dat lijkt op een combinatieslot. Het bestaat uiteen reeks naast elkaar geplaatste schuiven. Op de randen van de schijven staande zesentwintig letters van het alfabet. De schijven kunnen afzonderlijk wordengedraaid, zodat in het raampje steeds verschillende reeksen letters kunnenverschijnen. Hoeveelverschillende lettercombinaties kunnen in het raampje verschijnen? Elke schijfbiedt zesentwintig mogelijkheden en in totaal zijn er negentien schijven. Duszijn 2619 verschillende reeksen mogelijk. Een van deze isIKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS... De kans dat er IKDENKDATHIJEENGLUIPERDISverschijnt nadat alle schijven gedraaid zijn, is 1/2619, wat wel eenzeer klein getal is... Maarstelt u zich nu eens voor dat een schijf vast wordt gezet op het moment datdeze een letter voor het raampje plaatst die overeenkomt met de letter in debeoogde boodschap. De overige schijven, die niet de beoogde letter hebben latenzien, worden weer in beweging gezet en het proces wordt herhaald. [...] Deboodschap zal nu naar alle waarschijnlijkheid verschijnen na eenverbazingwekkend klein aantal van de bovengenoemde herhalingen van het proces.Variatie komt willekeurig tot stand, maar selectie van de varianten is eenniet-willekeurig proces. Dawkinsverwerpt hiermee dus Paley's theorie nog maar eens. Een andere mogelijke titelvoor Behe's boek De Zwarte Doos van Darwin zou echter zijn Paleyhad toch gelijk. Beheis een theïstische evolutionist: Hij accepteert dat evolutie heeftplaatsgevonden en hij accepteert de theorie van gemeenschappelijke afkomst, detheorie die o.a. inhoud dat wij mensen van de aap afstammen en uiteindelijkdezelfde voorouders hebben als bijvoorbeeld bacteriën. Hij denkt echter wel datevolutie gestuurd is door God (de God van zijn katholieke geloof). Beheis het niet eens met Dawkins. Dawkins zegt namelijk dat de blinde horlogemakernatuurlijke selectie geen vooruitziende blik heeft. Vervolgens gebruikt hijbovenstaande analogie die een vergelijking moet vormen met natuurlijkeselectie. Natuurlijke selectie vereist een functie die geselecteerd moetworden. Stel nu dat we de schijven een tijdje rondgedraaid hebben en de helftvan de letters op de goede plek hebben, zoiets als UKRECKGALIOEUNMLKINEBDHS. Deanalogie stelt dat dit een verbetering is ten opzichte van eenwillekeurige reeks letters en dat dit ons dichter bij het moment brengt dat wijhet combinatieslot kunnen openen. Maar als je niet meer weet danUKRECKGALIOEUNMLKINEBDHS dan is het hiervandaan onmogelijk af te leiden dat deuiteindelijke combinatie IKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS moet zijn. Als devoortplanting van een soort afhankelijk zou zijn van het openen van dit slot,zouden er geen nakomelingen zijn. Evolutie is niet doelgericht, zo zegt Dawkins(en alle andere aanhangers van de neodarwinistische evolutietheorie). Maar alswe uitgaan van een willekeurige letterreeks, waarom eindigen we dan metIKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS, en niet met een compleet andere zin? Er is immersgeen doel! Als de schijven draaien, wie bepaalt dan welke vastgezet moetenworden en waarom? Behe wijst naar een Intelligente Ontwerper. Hetcombinatieslot is een goed voorbeeld van een onherleidbaar complex systeem (zieeerste hoofdstuk). Darwin besefte al dat dit het zwakke punt van zijn theoriewas: "Alskan worden aangetoond dat er een complex systeem bestaat dat met geenmogelijkheid gevormd had kunnen worden door talrijke opeenvolgendeveranderingen, dan zou mijn theorie absoluut in elkaar storten." Voorhet ontstaan van onherleidbaar complexe systemen kan de functie niet worden verbeterddoor kleine, elkaar opvolgende veranderingen van een voorafgaand systeem, omdatmeerdere mutaties nodig zijn voordat een voordeel is bereikt. Eenvoorbeeld is de volgende evolutionaire route: SysteemA -> verandering 1 + verandering 2 -> Systeem B (verbetering op systeem A) Alsverandering 1 en 2 afzonderlijk geen voordeel bieden voor systeem A, dan hebbenze elkaar nodig om een voordeel te bereiken en systeem A in systeem B teveranderen. Dus natuurlijke selectie zal een van de twee veranderingen nooitafzonderlijk selecteren, omdat dit geen voordeel biedt. Die verandering kanzich dus niet fixeren in de populatie, laat staan dat de tweede veranderingdaar later nog overheen kan komen om tot een voordeel te komen en systeem B tecreëren. Als er dus een systeem B wordt aangetroffen, kan systeem B nooit uitsysteem A zijn voortgekomen. Het kan natuurlijk ook zijn dat verandering 1 geenvoordeel heeft, maar ook geen nadeel: een neutrale mutatie. Hoewel neutralemutaties zich niet fixeren in de populatie, is het mogelijk dat hier bovenopeen voordelige mutatie komt. Door het gebrek aan fixatie is de kans hieropechter erg klein en als er meer dan 2 of 3 neutrale mutaties in een route vooreen systeem voorkomen, is de kans zo klein dat dit gebeurt, dat dit scenarioverworpen kan worden. Maar als verandering 1 en 2 nadelig zijn, kan systeem Bdus sowieso niet bereikt worden. Opdezelfde manier kan de lettercombinatie IKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS nooit doorlosse veranderingen zijn ontstaan, omdat een losse verandering nog geen enkelvoordeel biedt. Het 'systeem' IKDENKDATHIJEENGLUIPERDIS heeft dus 26afzonderlijke opeenvolgende mutaties nodig om door evolutie tot stand te komen.Deze mutaties bieden afzonderlijk echter geen enkelvoordeel. Hieruit kunnen we concluderen dat dit systeem nooit door eenevolutionair proces tot stand kan zijn gekomen. Onherleidbarecomplexiteit: de analogie en de definitie Eenonherleidbaar complex systeem zal samengesteld zijn uit verschillendeonderdelen die stuk voor stuk bijdragen aan de werking. Een goed voorbeeld, datBehe als analogie gebruikt, is de muizenval. De muizenval bestaat uit eenaantal onderdelen, namelijk: 1) een houten platform als basis; 2) een metalenhamer die de muis vermorzelt; 3) een veer met uitstekende delen die tegen hethout en de klem drukken als de val dichtklapt; 4) een pal die de hamertegenhoudt zolang hij nog tegengehouden wordt door het metalen plaatje 5) eenmetalen plaatje waaronder de pal is bevestigt, dat door een kleine druk erop zobeweegt dat de pal loskomt en de val dichtklapt. Het geheel wordt bij elkaargehouden door speciale krammen. Ineen onherleidbaar systeem moeten alle bestanddelen essentieel zijn voor hetfunctioneren van het systeem. Ook hieraan voldoet de muizenval. Eenonherleidbaar complex systeem heeft geen functionele materiële voorlopers,maar kan wel functionele conceptuele voorlopers hebben, zozegt Behe. Een materiële voorloper is een voorloper van een systeem dat bestaatuit dezelfde, maar uit een kleinere hoeveelheid onderdelen van het systeemwaarvan het een voorloper is. Een conceptuele voorloper is een voorloper datdezelfde functie heeft maar uit andere onderdelen bestaat. Een voorbeeld in deanalogie van de muizenval hiervoor is een muizenval die werkt door lijm op eenplank, waar de muizen op blijven vastzitten. Ookheeft een onherleidbaar complex systeem een minimale werking. Vrijwel elkapparaat dat bestaat uit de vijf onderdelen van een muizenval zal niet werken.Het materiaal, de grootte, het gewicht en de plaatsing van de onderdelen moetenprecies op elkaar aansluiten om te zorgen dat de muizenval goed functioneert.Om in aanmerking te komen voor natuurlijke selectie moet het systeem eenminimale werking tot stand brengen. De precieze minimale werking is somsmoeilijk te bepalen, maar het principe is wel essentieel in de evolutie vanbiologische structuren. Bijvoorbeeld: hoeveel licht is er nodig voor eenlichtgevoelige cel om dit licht ook daadwerkelijk waar te nemen? Eenbekend voorbeeld: het oog van Darwin Beheziet deze onherleidbaar complexe systemen in de biochemische details vanbiologische systemen, de details die Darwin nog niet kende toen hij zijntheorie in elkaar schroefde. Darwinbehandelde in The Origin of Species vele bezwaren tegen zijn theorie vanevolutie door natuurlijke selectie. Hierbij besprak hij ook het probleem vanhet oog in een deel van het boek dat hij de toepasselijke titel 'Uiterstvolmaakte en ingewikkelde organen' gaf. Darwin zag in dat er voor radicalevernieuwingen zoals het oog vele generaties van organismen nodig zijn om denuttige veranderingen geleidelijk bijeen te brengen. Hij besefte dat als eencomplex orgaan zoals het oog plotseling verscheen, dat wil zeggen van de enegeneratie op de andere, het weinig anders zou zijn dan een wonder. Maar eengeleidelijke ontwikkeling van het menselijk oog leek onmogelijk gezien zijnvele onderling afhankelijke eigenschappen. Maar Darwin bedacht een briljanteoplossing. Hij zocht geen route die de evolutie gekozen zou hebben voor hetmaken van het oog, maar in plaats daarvan wees hij op bestaande dieren metverschillende ogen, van eenvoudig tot ingewikkeld, en stelde dat soortgelijkeorganen als 'tussenproducten' deel uitgemaakt konden hebben van de evolutie vanhet menselijk oog. het oog van Darwin Darwinredeneerde als volgt: "Demens heeft ingewikkelde, camera-achtige ogen, maar veel dieren doen het metminder. Sommige kleine schepsels bezitten gewoon een aantal pigmentcellen, nietmeer dan een lichtgevoelige plek. Deze eenvoudige constructie kunnen wenauwelijks gelijkstellen aan het gezichtsvermogen, maar daarmee kan welonderscheid gemaakt worden tussen licht en donker zodat de behoefte van hetdier wordt bevredigd. Het lichtgevoelige orgaan van sommige zeesterren zit watingewikkelder in elkaar. Hun oog is dieper gelegen. Hierdoor kan het dierbepalen uit welke richting het licht afkomstig is, omdat de kromming van deholte het licht uit bepaalde richtingen tegenhoudt. Als de kromming sterkerwordt, kan het oog beter bepalen van welke kant het licht komt. Maar door eensterkere kromming neem de inkomende hoeveelheid licht af, wat leidt tot eengeringere gevoeligheid. De gevoeligheid kan toenemen door een transparante stofin de holte te brengen die dan fungeert als een lens. Sommige bestaande dierenhebben inderdaad ogen met zulke primitieve lenzen. Een geleidelijke verbeteringvan de lens zou vervolgens een steeds scherper beeld kunnen opleveren, alnaargelang de leefomgeving van de dieren dat vereist. Darwinwist met deze redenering velen te overtuigen. Maar hij gaf geen enkeleverklaring voor de oorsprong van het uitgangspunt - de 'eenvoudige'lichtgevoelige plek. Hij zei: "Hoeeen zenuw gevoelig wordt voor licht is een vraag die ons nauwelijks meerbezighoudt dan die betreffende de oorsprong van het leven zelf." Hetwas absoluut logisch waarom Darwin hier geen verklaring voor gaf. De kennis waser toen nu eenmaal niet toereikend voor. Er bestond nog niet zoiets alsbiochemie. In het echt is de gevoeligheid voor licht van oogzenuwen eeningewikkeld systeem, waarvan de werking afhangt van een nauwkeurigewisselwerking van de eiwitten 11-cis-retinal, trans-retinal, rodopsine,metarodopsine II, transducine, GDP, GTP, fosfodiësterase, cGMP,rodopsinekinase, arrestine en guanylcyclase, en ook natrium- en calciumionen.Ik zal niet verder op het systeem ingaan, want dat bestaat slechts uitingewikkelde biochemische details. De opsomming van benodigde stoffen toontechter duidelijk aan dat dit systeem niet ontstaan kan zijn door een enkelemutatie. De simpele veranderingen die Darwin voorstelde zijn dus niet zo simpelals ze lijken. Anatomie is niet relevant als je de vraag wil beantwoorden ofeen orgaan of een biochemisch systeem door mutaties tot stand is gekomen. Hetis noodzakelijk om binnen het biochemische perspectief verklaringen te vindenvoor de evolutionaire stappen. RichardDawkins legt het probleem nog eens helder uit: "Hetis zeer goed mogelijk dat de evolutie in feite niet altijd geleidelijk is. Maarzij moet wel geleidelijk zijn indien zij gebruikt wordt ter verklaring van hetontstaan van ingewikkelde, schijnbaar onontworpen objecten, zoals de ogen. Wantals zij in die gevallen niet geleidelijk is, heeft zij niet langer een verklarendvermogen. Als er in deze gevallen geen sprake is van geleidelijkheid, keren weterug naar het wonder, hetgeen hetzelfde is als de volledige afwezigheid vaneen verklaring." Hetis bij het oog echter (nog) niet mogelijk om precies na te gaan of het mogelijkis om dit orgaan via een evolutionair pad te bereiken. Behe zegt hierover: "Endaarom [...] is de vraag: kunnen de talloze anatomische veranderingen wordenverklaard door vele kleine mutaties? En het frustrerende antwoord luidt: datweten we niet. [...] Het oog bevat een zo groot aantal bestanddelen (in de ordevan duizenden verschillende soorten moleculen), dat hun inventarisatie en hetspeculeren over eventuele mutaties waaruit ze zijn voortgekomen momenteelonmogelijk is. Maar [...] het feit dat we de evolutie van het oog [...] nogniet kunnen evalueren betekent niet dat we ook de darwinistische verklaringvoor elke biologische structuur niet kunnen beoordelen. Wanneer we afdalen[...] naar het niveau van de moleculen, kunnen we in veel gevallen wel eenoordeel vellen over de evolutie, omdat van vele afzonderlijke moleculairesystemen alle onderdelen bekend zijn." Duswe zullen andere biochemische systemen moeten vinden, die we wel kunnenbestuderen. Want als er ook maar van één biochemisch systeem aangetoond kanworden dat het niet door een opeenhoping van mutaties ontstaan kan zijn,betekent dat dus dat hier een andere reden voor gezocht moet worden. Behe noemthier Intelligent Ontwerp. Uiteindelijkgaat Behe dus uit van de volgende neodarwinistische standpunten: 1. Elkorganisme en elk systeem in een organisme is het resultaat van natuurlijkeselectie. Er is geen alternatief. Hoe complex het systeem of organisme ook is,het neodarwinisme zou het moeten kunnen uitleggen. 2. Elkcomplex systeem moet toegankelijk zijn door kleine mutatiestappen. Dit is debasis van de genetische theorie van natuurlijke selectie. 3. Elkestap moet een voordeel opleveren voor het organisme om een genoeg kans tehebben om te worden geselecteerd. Neutrale mutaties zijn slechts in zeerbeperkte mate toegestaan. Hijprobeert het volgende te bewijzen: Premisse1: Onherleidbare complexe systemen kunnen niet op een darwinistische maniergeëvolueerd zijn. Premisse2: Er bestaan biochemische systemen die onherleidbaar complex zijn. ConclusieA: Deze biochemische systemen kunnen niet op een darwinistische manier zijngeëvolueerd. Premisse3: Als een systeem niet geëvolueerd is, moet het zijn ontworpen. ConclusieB: Deze biochemische systemen moeten zijn ontworpen. Hetbloedstollingssysteem Eenvan de complexe biochemische systemen waarvan we wel alle bestanddelen kennen,is het bloedstollingssysteem. Het bloedstollingssysteem is een zeer complexsysteem dat zeer precies moet werken. Het bloed moet snel genoeg stollen:anders bloedt het dier dood. Het bloed mag niet op de verkeerde plek of op hetverkeerde moment stollen, omdat dat een blokkade in de bloedstroom kanveroorzaken, wat onder andere kan leiden tot een hartinfarct. Bovendien moeteen stolling de gehele wond dichten geen enkele opening laten en zich alleenbeperken tot de wond, want anders vinden in de hele bloedbaan stollingenplaats, waardoor het dier sterft. De bloedstolling moet dus strikt beheerstworden, anders werkt hij niet. Hiervolgt een (korte en versimpelde!) weergave van de werking van hetbloedstollingssysteem. Dit is een door mij bewerkte versie (beknopter, maar metmeer duidelijke uitleg) van de versie die Behe geeft in zijn boek. Soms is het behoorlijkingewikkeld, maar dit illustreert slechts de ongelooflijke complexiteit van hetbloedstollingssysteem. Ik voeg dit echter wel toe, omdat het essentieel is voorde argumentatie om te laten zien dat er echt onherleidbare complexebiochemische systemen bestaan (eerdergenoemde premisse 2). Ook zijn de namenvan de eiwitten niet belangrijk. Het effect zou hetzelfde zijn als je ze Eiwit1, Eiwit 2, enzovoorts zou noemen. Het belangrijkste is te zien hoe de stappenvan elkaar afhankelijk zijn. Hethoofdsysteem Zo'ntwee tot drie procent van het eiwit in het bloedplasma bestaat uit eeneiwitcomplex met de naam fibrinogeen. Dit eiwit maakt de vezels (fibrillen) diehet stolsel vormen. Maar dit fibrinogeen is slechts het potentiëlestollingsmateriaal, dat altijd klaar staat om gebruikt te worden. Vrijwel alleeiwitten die bij de bloedstolling een rol spelen, controleren de tijd enlocatie van de stolling. Fibrinogeenis samengesteld uit zes eiwitketens: twee identieke exemplaren van drieverschillende eiwitten. Fibrinogeen is een staafvormig molecuul met twee rondebobbels aan elk uiteinde en een in het midden, een soort halter met een extragewicht in het midden. Normaalgesproken lost fibrinogeen op in het bloedplasma. Het blijft in oplossingzonder iets te doen, totdat een wond een bloeding veroorzaakt. Dan snijdt eenander eiwit, trombine, een aantal kleine stukjes af van twee of drie paren vande eiwitketens in het fibrinogeen. Trombine is dus de activator vanfibrinogeen. Het nieuwe, 'geknipte' eiwit, dat nu fibrine heet, heeft een soortkleverige lapjes op zijn oppervlak, precies op de plekken waar eerst de stukkenzaten die nu weggesneden zijn. Deze 'lapjes' zijn exact complementair met delenvan andere fibrinemoleculen. Ze passen dus precies in elkaar. De complementaire vormen zorgen ervoordat een groot aantal fibrinen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Maar defibrinen verbinden zich niet op willekeurige wijze met elkaar; zij maken eenspecifieke vorm. Vanwege de vorm van de fibrinemoleculen worden er langedraadachtige vormen gemaakt die op een net lijken. In dit eiwitnet wordenbloedcellen opgevangen. Dit is de eerste fase van de stolling. Hetmaaswerk bedekt een groot gebied met een minimale hoeveelheid eiwitten. Dit isnatuurlijk een voordeel op een systeem dat simpelweg een kluit fibrinen zouvormen, omdat de stolling nu sneller een volledig gesloten net kan maken: erzijn minder eiwitten nodig, die sneller aangevoerd kunnen worden. Trombine,het eiwit dat de stukken van het fibrinogeen snijdt, zet de laatste fase vaneen gecontroleerd proces in werking. Dit gecontroleerde proces is nodig omdathet proces zo precies moet werken (zie het gedeelte bovenaan deze paragraaf).Als trombine en fibrinogeen de enige eiwitten waren die bij de stolling betrokkenwaren, zou het bloedstollingsproces onbeheersbaar zijn. In de gehele bloedbaanvan het dier zouden zich reusachtige klonten vormen, die de doorstromingvolledig zouden blokkeren. Hierdoor zouden deze dieren snel uitsterven. Om ditte voorkomen, moet een organisme controle uitoefenen over de activiteit vantrombine. Decascade Doorgaansslaat het lichaam enzymen op in een inactieve vorm om die later te kunnengebruiken. Een ander bekend voorbeeld - naast fibrinogeen hiervan ispepsinogeen, de inactieve vorm van pepsine, het enzym dat eiwitten afbreekt bijde vertering van voedsel. Dezeinactieve vormen noemen we pro-enzymen. Wanneer het signaal wordt ontvangen dateen bepaald enzym nodig is, wordt het pro-enzym geactiveerd door een activatorwaardoor het enzym vrijkomt. Net als bij de omzetting van fibrinogeen naarfibrine, worden pro-enzymen vaak geactiveerd doordat een stukje van hetpro-enzym wordt afgeknipt dat een cruciaal gebied blokkeert. Dit crucialegebied kan zich vervolgens verbinden met andere eiwitten. Deze strategie wordtook vaak toegepast in de spijsverteringsenzymen. Er kunnen grote hoeveelhedeninactieve pro-enzymen worden opgeslagen, die snel geactiveerd worden als devolgende maaltijd arriveert. Ooktrombine bestaat in eerste instantie als een inactief pro-enzym, protrombinegeheten. Omdat het inactief is, kan protrombine fibrinogeen niet splijten,waardoor het dier niet sterft door een massale stolling van al het bloed.Niettemin hebben we nog steeds te maken met het dilemma van de controle. Alsfibrinogeen en protrombine de enige eiwitten waren in het bloedstollingsproces,zou ons dier het wederom niet overleven. Dat is simpelweg zo omdat nochprotrombine, noch fibrinogeen geactiveerd wordt, ook niet als er een echtebloeding is. Er is dus iets nodig om protrombine te activeren. Hetbloedstollingssysteem is dus een kleine cascade - een systeem waarin het enebestanddeel het andere activeert, dat op zijn beurt weer een derde bestanddeelactiveert, enz. Protrombinewordt gespleten door een eiwit genaamd 'de Stuart-factor', zodat zich actieftrombine vormt dat op zijn beurt weer fibrinogeen kan omzetten in fibrine,waardoor het bloed stolt. Maar hier houdt het natuurlijk nog niet op. Als deStuar-factor, protrombine en fibrinogeen de enige bloedstollingseiwitten waren,zou de Stuart-factor de cascade zonder enige aanleiding in beweging zetten,waardoor al het bloed van het organisme zou stollen. Dus ook de Stuar-factorbestaat in een inactieve vorm die geactiveerd moet worden. Maarer is nog een probleem. Zelfs een geactiveerde Stuart-factor kan hetprotrombine niet op gang helpen. Het heeft een katalysator nodig: accelerine.Deze twee eiwitten - Stuart-factor en accelerine - splijten het protrombinesnel genoeg om het bloedende dier daadwerkelijk te helpen. In deze fase zijn erdus twee afzonderlijke eiwitten nodig om een pro-enzym te activeren. Ookaccelerine bestaat eerst in een inactieve vorm, proaccelerine. En waardoorwordt dit geactiveerd? Trombine! Maar trombine bevindt zich, zoals we eerderzagen, lager in de cascade dan proaccelerine! Als gevolg van de zeer geringemate waarin protrombine door de Stuart-factor wordt gespleten zonder deaanwezigheid van de katalysator accelerine, zijn er echter altijd genoeg sporenvan trombine in de bloedbaan aanwezig. De bloedstolling is dus een zogenaamd'autokatalytisch' systeem: eiwitten in de cascade versnellen de productie vanmeer van dezelfde eiwitten. Maar eerst moeten we een stapje terugdoen, want het blijkt dat het protrombine dat in eerste instantie door de celwordt gemaakt niet omgezet kan worden in trombine, zelfs niet in aanwezigheidvan de geactiveerde Stuart-factor en accelerine. Protrombine moet eerst wordengewijzigd door tien exemplaren van een specifiek aminozuur, namelijkglutaminezuur (Glu), om te kunnen worden omgezet in gamma-carboxyglutamaat(Gla). 'Gla' kan zich verbinden met calcium door calcium tussen zichzelf enprotrombine in te klemmen. Doordat protrombine zich samen met 'Gla' nu dus kanverbinden met calcium kan het protrombine zich aan het oppervlak van cellenhechten. Alleen het volledige, gewijzigde calcium-protrombinecomplex datgehecht is aan een celmembraan kan gespleten worden door de geactiveerdeStuartfactor en accelerine, waardoor trombine wordt geproduceerd. Demodificatie van protrombine is geen toeval. Net als vrijwel alle biochemischereacties is er een katalyse door een specifiek enzym vereist. Maar behalve ditenzym is er voor de omzetting van Glu naar Gla een ander bestanddeel nodig:Vitamine K. Vitamine K is geen eiwit; het is een klein molecuul, dat ook eenvereiste is voor het gezichtsvermogen. Nugaan we even terug, om te kijken waardoor de Stuart-factor wordt geactiveerd.Dit blijkt op twee manieren te kunnen: via de zogenaamde 'intrinsieke' route ende zogenaamde 'extrinsieke' route. Op de intrinsieke route bevinden zicheiwitten die voor de bloedstolling nodig zijn in het bloedplasma; op deextrinsieke route bevinden zich enkele stollingseiwitten op cellen. Eerstrichten we onze aandacht op de intrinsieke route. Indieneen dier zich verwondt, hecht een eiwit genaamd de Hageman-factor zich aan hetoppervlak van de cellen in de buurt van de wond. Deze gebonden Hageman-factorwordt gespleten in een ander eiwit, HMK, waardoor er een geactiveerdeHageman-factor ontstaat. Deze geactiveerde Hageman-factor zet onmiddellijk eenander eiwit, prekallikreïne, om in zijn actieve vorm, kallikreïne. Kallikreïnehelpt HMK om de omzetting van de Hageman-factor in zijn actieve vorm teversnellen. Er is hier dus weer sprake van een autokatalytisch proces. Degeactiveerde Hageman-factor en HMK zetten gezamenlijk een ander eiwit, PTA, omin zijn actieve vorm. Dit geactiveerde PTA zorgt er samen met de geactiveerdevorm van een ander eiwit, convertine (dat hierna besproken wordt), voor dat eeneiwit genaamd de Christmas-factor wordt veranderd in zijn actieve vorm.Tenslotte zet de geactiveerde Christmas-factor samen met deantihemofilie-factor (die zelf door trombine wordt geactiveerd op dezelfde wijzeals proaccelerine) de Stuart-factor om in zijn actieve vorm. Netals de intrinsieke route is de extrinsieke route een cascade. De extrinsiekeroute begint wanneer een eiwit genaamd proconvertine verandert in convertineonder invloed van de Hageman-factor en trombine. Bij de aanwezigheid van eenander eiwit, de weefselfactor, zet convertine de Stuartfactor om in zijnactieve vorm. Maar de weefselfactor verschijnt alleen aan de buitenkant vancellen die doorgaans niet met bloed in contact komen. Dus alleen wanneer eenverwonding de weefselfactor in contact brengt met bloed zal het extrinsiekeproces op gang komen. Deintrinsieke route en de extrinsieke route kruisen elkaar op een aantal punten.De door de intrinsieke route geactiveerde Hageman-factor kan het proconvertinevan de extrinsieke route in beweging zetten. Convertine kan vervolgens op deintrinsieke route het geactiveerde PTA helpen bij het activeren van deChristmas-factor. Trombine kan zelf beide takken van de bloedstollingscascadestarten door het activeren van de antihemofiliefactor, die nodig is om degeactiveerde Christmas-factor te helpen bij de omzetting van de Stuart-factorin zijn actieve vorm, als ook door het activeren van proconvertine. Wanneerwe dat deel van het systeem negeren dat voor de splitsing tussen de intrinsiekeen de extrinsieke route ligt - daarvan zijn niet alle details bekend sluithet bloedstollingssysteem goed aan bij Behe's definitie van onherleidbarecomplexiteit. Het is een systeem dat bestaat uit verscheidene interactieveonderdelen die allen bijdragen aan de basiswerking. Als een van deze onderdelenwordt verwijderd, functioneert het hele systeem niet meer. En omdat elke stapnoodzakelijkerwijs verscheidene onderdelen vereist, is niet alleen hetvolledige bloedstollingssysteem onherleidbaar complex, maar ook elke stap op deroute. Elk controlepunt van het bloedstollingssysteem heeft zowel een inactiefpro-enzym nodig als een afzonderlijk enzym dat het inactieve pro-enzymactiveert. Maarwe zijn er nog niet. Waneer de stolling eenmaal is begonnen, moet zij ook weertot stilstand worden gebracht (ver) voordat al het bloed in het dier een vastevorm heeft aangenomen. Op een aantal manieren beperkt de stolling zich tot hetgebied van de verwonding. Ook deze stappen staan aangegeven in het schema aande hand waarvan het stollingsproces werd uitgelegd. Teneerste hecht een plasma-eiwit genaamd antitrombine zich aan de actieve vormenvan de meeste stollingseiwitten en deactiveert die. Maar antitrombine zelf is betrekkelijk inactief, tenzij hetzich bindt aan de stof heparine. Heparine treffen we aan in cellen enonbeschadigde bloedcellen. Een tweede manier waarop stollingen zich op eenbepaalde plek concentreren is door de acties van Proteïne C. Na door trombinegeactiveerd te zijn, vernietigt Proteïne C de accelerine en de geactiveerdeantihemofiliefactor. Tenslotte vestigt een eiwit genaamd trombomoduline zichaan de buitenkant van de cellen in de aderen. Dit trombomoduline bindt hettrombine, dat hierdoor minder goed in staat is fibrinogeen te splijten maarProteïne C beter kan activeren. Depas gevormde stolling is niet bijzonder stevig: wanneer er iets tegen de versewond stoot, kan de stolling gemakkelijk worden onderbroken en de wond weer gaanbloeden. Om dit te voorkomen heeft het lichaam een middel gevonden om hetstolsel direct na zijn vorming sterker te maken. De verzamelde fibrine wordt'gebonden' door een geactiveerd eiwit genaamd FSF (fibrine stabiliserendefactor), dat verscheidene chemische verbindingen tussen de verschillendefibrinemoleculen tot stand brengt. Uiteindelijk zal het stolsel echter van degenezen wond moeten worden verwijderd. Het eiwit plasmine functioneert als eenschaar die tot taak heeft de fibrineklonters in stukjes te knippen. Gelukkig heeftdit plasmine geen enkele invloed op het fibrinogeen. Plasmine moet zijn werkechter niet te snel doen, want de wond heeft tijd nodig om volledig te genezen.Daarom bestaat het in eerste instantie in een inactieve vorm, plasminogeen. Deomzetting van plasminogeen in plasmine wordt gekatalyseerd door een eiwitgenaamd t-PA. Er zijn ook andere eiwitten die de oplossing van het stolselcontroleren, zoals alpha-2-antiplasmine, dat zich bindt aan plasmine om tevoorkomen dat dit de fibrineklonters vernietigt. Debloedstolling is een biologisch systeem waarin de factoren signalering,vorming, beperking, versnelling, versterking en verwijdering van hetbloedstolsel samen geïntegreerd zijn. Hiervolgt een schema waarin aangegeven wordt door welke eiwitten deze functies totstand komen. In het andere schema en in bovenstaande tekst heeft u kunnen zienhoe deze eiwitten met elkaar samenwerken in een systeem. Signalering: -Hageman-factor (inactief+actief) + kallikreïne, prekallikreïne en HMK: gevenaan de intrinsieke route het 'signaal' door dat er een wond is -convertine/preconvertine en weefselfactor: nadat het door Hageman-factor isgeactiveerd geven deze eiwitten een signaal door aan de extrinsieke route Vorming: -fibrinogeen dat wordt geactiveerd door trombine tot fibrine: zorgt voorfibrinenetten waardoor het bloed stolt Beperking: -de inactieve vormen van trombine, Stuart-factor, Christmas-factor, PTA enHageman-factor (cascade): zorgen ervoor dat niet al het bloed in het helelichaam stolt -antitrombine, heparine: zorgen ervoor dat de stollingseiwitten wordengedeactiveerd in de buurt van onbeschadigde cellen -Proteïne C, trombomoduline: zorgen ervoor dat trombine fibrinogeen niet meeractiveert -Gla-Calcium-systeem (Glu + Vitamine K): maakt productie van trombine mogelijkdoor zich te hechten aan onbeschadigde cellen waar Stuart-factor en accelerineprotrombine activeren Versnelling: -alle inactieve pro-enzymen en hun activators in de cascade: door een cascadewordt een biochemisch proces versneld -autokatalytisch systeem met anithemofilie-factor en proaccelerine diegeactiveerd worden door trombine: positieve terugkoppeling Versterking: -FSF: versterkt het stolsel Verwijdering: -t-PA, plasmine en plasminogeen, alpha-2-antiplasmine: gecontroleerd afknippenen verwijderen van oude stolsels Alseen van deze onderdelen niet volledig functioneert, dus als slechts een van aldeze eiwitten mist, zullen bij het desbetreffende organisme ernstigegezondsheidproblemen voordoen, die in de meeste gevallen leiden tot de dood.Deze factoren kunnen dus niet los na elkaar zijn verschenen in de evolutionairetijdsbalk. De veranderingen moeten tegelijkertijd hebben plaatsgevonden, omdathet systeem anders niet zou werken. Een voorbeeld van een probleem hiervan isdat het deel van het systeem dat zorgt dat de stolling tot stilstand wordtgebracht en verwijderd en het deel van het systeem dat zorgt voor debloedstolling zelf niet tegelijkertijd zouden hebben kunnen evolueren. Wat voorvoordeel zou het immers hebben voor een organisme om een deelsysteem te hebbendat de bloedstolling tot stilstand brengt als de bloedstolling nog niet eenswerkt? En dit deel van het totale systeem zou nooit kunnen ontstaan nadat de anderedelen zijn ontstaan, omdat in dat geval eerst nadat fibrine geactiveerd zouworden al het bloed in het hele lichaam van het organisme zou stollen, of inieder geval in zoverre dat het ernstige problemen oplevert. Hierdoor is hetbloedstollingssysteem op dat punt slechts een nadeel. Er is hier dus nietalleen sprake van een onherleidbaar complex systeem op micro-niveau (zoweltussen de biochemische stappen als in de biochemische stappen) maar ook van eenonherleidbaar complex systeem op macro-niveau (tussen de deelsystemen van hetbloedstollingssysteem). Behe ging hier in zijn boek niet op in maar beperktezich tot het micro-niveau, omdat dit de evolutie al onmogelijk zou maken, maarhet was niet moeilijk in te zien dat het systeem ook op dit hogere niveauonherleidbaar complex is. Ikdenk echter dat dit een essentieel punt is aangaande de onherleidbaarheid vanhet hele systeem. In het volgende hoofdstuk zal ik hier verder op ingaan. Hetontwerp Tenslottestelt Behe dat in dit geval (en in alle andere onherleidbare complexe systemen)er sprake van ontwerp geweest moet zijn. Om te zorgen dat een aantalcomponenten, die van elkaar afhankelijk zijn in hun werking, exact in de goedeverhoudingen en op de goede manier kunnen samenwerken, is een intelligentienodig die deze componenten zodanig rangschikt. Deze componenten zouden nooituit zichzelf samengevoegd kunnen zijn, omdat dit volledig indruist tegen hetprincipe van de entropie: uit chaos komt geen orde. Evolutie is hier eenuitzondering op, door de werking van de niet-willekeurige natuurlijke selectie.Maar als evolutie geen oplossing kan zijn, is volgens Behe de enige mogelijkeoplossing Intelligent Ontwerp. Evolutie is immers niet doelgericht, enontwerp wel. Deze onafhankelijke onderdelen kunnen dus door ontwerp doelgerichtgeordend zijn. Behegeeft in zijn hypothese geen identiteit aan de ontwerper. De onwerper hoeftgeen god te zijn. Er zijn ook atheïstische wetenschappers die geloven inontwerp. Een voorbeeld is Francis Crick, Nobelprijswinnaar en medeontdekkervan de dubbele schroefvormige vorm van het DNA. Hij vindt dat we demogelijkheid serieus moeten nemen dat buitenaardse wezens een ruimteschip naarde aarde hebben gestuurd om er de beginselen van het leven uit te zetten. Hijdenkt dat deze aliens het leven op aarde zouden kunnen hebben ontworpen. Hetgrootste probleem van Intelligent Ontwerp is dat het geen wetenschappelijk alternatiefis. Het is niet mogelijk om deze theorie in het laboratorium te toetsen. Allesis feitelijk heel vaag, en het is niet concreet in wetenschappelijke termen uitte drukken. Daarom is het ook onmogelijk om dit alternatief als de waarheidnaar voren te schuiven. Iedereen moet uiteindelijk zelf uitmaken of hij voordit alternatief kiest, of dat hij wacht op een eventueel nieuw alternatief.Creationisten zullen zeggen dat er geen nieuw darwinistisch alternatief komt,en dat is hun goed recht, zolang dat alternatief nog niet is gevonden. De wetenschap reageert Dehernieuwing van het complexiteitsdebat Nade komst van Darwin's evolutietheorie dacht iedereen dat het debat over decomplexiteit van biologische systemen tot een einde was gekomen. Aan het eindevan de twintigste eeuw barstte dit debat - mede dankzij Behe's boek -onverwachts weer los. Op Behe's theorie van onherleidbaar complexe systemen diezouden leiden tot een conclusie aangaande intelligent ontwerp werd veelvuldiggereageerd. Argumenten werden weerlegd door tegenargumenten en tegenargumentenwerden weer weerlegd door nieuwe tegenargumenten. Uiteindelijk denken beide 'partijen'dat ze gewonnen hebben. Dit zijn naar mijn mening de twee belangrijkstekritiekpunten op Behe's idee: -John McDonald, professor aan de universiteit van Georgia, ontwierp een seriemuizenvallen die door een darwinistisch proces zouden hebben kunnen ontstaan.Hierdoor zou het hele principe onherleidbare complexiteit worden gereduceerdtot de onkundigheid van Behe om een indirecte route te vinden. -Kenneth Miller ontwierp een model voor een evolutionaire route voor hetbloedstollingssysteem. Ookwerden er mogelijke evolutionaire routes verzonnen voor een paar anderebiochemische systemen waarvan Behe denkt dat ze onherleidbaar complex zijn. Hiergaan we echter verder niet op in, omdat ik die andere systemen ook niet hebbesproken. Bovendien zouden nog meer lange biochemische uiteenzettingen vansystemen het er niet per se interessanter op maken. Opbeide kritiekpunten zal ik in dit hoofdstuk ingaan. Deanalogie: een muizenval als onherleidbaar complex systeem Alsvoorbeeld en analogie voor het principe van onherleidbaar complexe systemengebruikt Behe de muizenval. In plaats van diep in de biochemische details vanbijvoorbeeld de bloedstolling te duiken koos John McDonald, professor aan deuniversiteit van Georgia, ervoor om deze analogie aan te vallen en te kijken ofdit systeem herleidbaar was naar simpelere versies van hetzelfde systeem metminder onderdelen, zonder dat nieuwe onderdelen aangedragen zouden worden. Ookzouden deze 'evolutionaire voorlopers' op een darwinistische manier in elkaarmoeten overgaan. Elke stap in de evolutie van de muizenval mocht dus maar éénmutatie nodig hebben. Hierin slaagde hij op briljante wijze. Hij zegt dat hetfeit dat Behe geen evolutionaire route kon vinden voor zijn systemen nietbetekent dat er geen evolutionaire route mogelijk is. Bovendien laat hij ziendat een onderdeel van een systeem dat eerst slechts optioneel is voor hetsysteem, door latere veranderingen van een aantal andere onderdelen essentieel kan wordenvoor het systeem. Hierdoor zouden de onderdelen van een onherleidbaar complexsysteem, die allen essentieel zijn voor de werking van het systeem, eerderslechts optioneel geweest kunnen zijn. Hierdoor zou volgens hem eenevolutionair proces richting deze systemen mogelijk zijn. Hiervolgt eerst de serie muizenvallen die McDonald heeft ontworpen. Hetbegin is een veerkrachtig stuk ijzerdraad, dat zo gebogen is dat het opengehouden kan worden door de uiteinden nauwkeurig tegen elkaar aan te houden.Als een muis er op stapt, raken de uiteinden los en klikt de muizenvaldicht, waardoor de muis wordt gevangen. Dooreen spiraal aan de muizenval toe te voegen klapt de val met meer kracht dicht.Elke kromming die wordt toegevoegd zorgt ervoor dat de muizenval harderdichtklapt, waardoor de hoeveelheid muizen die wordt gedood erdoor toeneemt. Dooraas aan de muizenval toe te voegen wordt deze efficiënter omdat hij hierdoormeer muizen naar zich toe lokt. Aas in een optioneel onderdeel van alle muizenvallendie hier worden laten zien; alle muizenvallen zouden muizen vangen als dezetoevallig op de goede plek liepen. Devoorgaande muizenvallen moesten nauwkeurig tegen de muur of tegen een anderobject geplaatst worden, wat grenzen stelt aan de plaatsen waar ze gebruiktkunnen worden en wat de mogelijkheid laat dat de muizenval omvalt of door demuizen omver wordt gelopen. Door het ijzerdraad met een of twee krammen aan devloer te bevestigen wordt de muizenval verbeterd, omdat het nu overal bevestigtkan worden waar de vloer van hout is, en het niet (door muizen) kan omvallen.De krammen zijn hier nog optioneel. Hetis nog beter om het ijzerdraad op een stuk hout te bevestigen, omdat het danmakkelijker te verplaatsen is, geen gaten in de vloer achterlaat, en opbetonnen vloeren gebruikt kan worden. Het stuk hout en de krammen zijn echteroptioneel; de muizenval zou ook werken zonder deze onderdelen. Doorhet uiteinde van de draad (de 'hamer') langer te maken wordt de kans groter dathij een muis zal raken, dus zal de hamer langzaam van I-vormig naar L-vormignaar U-vormig verworden, waardoor hij effectiever wordt. Het losse uiteinde vande U-vormige hamer zou misschien zo flexibel zijn dat de hamer niet alle muizenzou doden. Door dit uiteinde in de spiraal te steken zou dit worden verbeterd. Bijde vorige muizenval was de hamer bevestigd aan een verticaal geplaatst stukijzerdraad. Dit moet erg precies gedaan worden, zodat een muis die ertegenaanloopt de hamer zal lanceren. Door nog een stuk ijzerdraad toe te voegen als paldie de hamer tegenhoudt, wordt het makkelijker om de val te zetten enmakkelijker voor een muis om hem af te laten gaan. Het ene uiteinde van de palis in het houten platform geslagen, terwijl het andere uiteinde aan de hoek vande hamer is gehaakt. Als een muis de pal in beweging brengt, wordt de hamergelanceerd. Omdat de pal werkt als een hefboom houdt het de hamer met veelminder kracht tegen dan het stuk ijzerdraad in de vorige muizenval, waardoorhet minder kracht kost om hem te lanceren. Dehouten basis van de vorige muizenval zal uiteindelijk versplinterd wordendoordat de pal erin geslagen moet worden om de muizenval te zetten. Door eenkram toe te voegen die het uiteinde van de pal tegenhoudt krijgt de muizenvaleen langere levensduur. Nuer een pal wordt gebruikt om de hamer tegen te houden, is het verticale deelvan het ijzerdraad niet meer nodig en zou het zelfs in de weg kunnen zitten.Door het korter te maken wordt er minder ijzerdraad gebruikt, waardoor demuizenval goedkoper wordt. Deze verandering heeft echter dramatischebijwerkingen. Plotseling zijn de pal en de krammen essentiële onderdelen voorde muizenval, in plaats van optionele verbeteringen. Als de pal of de krammenverwijderd zouden worden zou deze versie van de muizenval geen muizen kunnenvangen. Dit is een analogie voor de manier waarop een aanvankelijk optioneeleiwit in een biochemische evolutionaire route later essentieel kan worden ineen verbeterd systeem verder op deze route. Dit vindt zijn oorzaak in het feitdat andere eiwitten zich aanpassen door middel van verschillende mutaties. Inde vorige versie van de muizenval rust er veel opwaartse kracht op de meestlinkse kram, wat de muizenval uiteindelijk kan opbreken. Door deze kram teverwijderen wordt de muizenval iets goedkoper en verkrijgt zij een langerelevensduur. Bijde voorgaande muizenvallen worden alleen de muizen gevangen die de pal naarbuiten duwen; muizen die de pal richting de veer duwen zullen hem niet losmaken. Het is efficiënter om het uiteinde van de pal onder de dwarslat van eenvoorovergebogen kram te laten rusten; nu zullen muizen de val ook laten afgaanals ze de pal de andere kant op duwen. Veerkrachtigijzerdraad is moeilijker om mee te werken dan gewoon ijzerdraad, en het is ookduurder. Door gewoon ijzerdraad te gebruiken voor de rechthoekige hamer en hetveerkrachtige ijzerdraad alleen voor de veer te gebruiken wordt de muizenvaliets goedkoper en iets makkelijker om te bouwen. Dit is een analogie voor demanier dat een schijnbaar 'onherleidbaar' systeem zou kunnen ontstaan: eenenkel eiwit dat twee functies vervuld zou kunnen evolueren in twee eiwitten,die elk een aparte essentiële functie vervullen. Opde pal in de vorige muizenvallen moest nog steeds behoorlijker wat kracht gezetwoorden om hem van de voorovergebogen kram los te maken. Door een plaatje om dekram heen te buigen dat het aas kan houden, en tegelijkertijd de pal tegenhoud,wordt het veel gemakkelijker om de val te laten afgaan; een zeer kleinebeweging van het plaatje zal de pal losmaken, waardoor de hamer gelanceerdwordt en de muis doodt. Als dit plaatje op de voorovergebogen kram van devorige muizenval zou worden geplaatst, zou het plaatje kunnen worden verwijderden zou de pal onder de kram kunnen worden geplaatst. Zodra het plaatje echterin gebruik wordt genomen is er geen voordeel meer om een gebogen kram tehebben; een kram met rechte poten zou makkelijker kunnen worden aangebracht enzou minder metaal verbruiken. Nu echter een rechte kram wordt gebruikt om hetplaatje aan te bevestigen, zou het misschien niet meer mogelijk zijn om de palonder de kram te bevestigen. Het plaatje zou dan een essentieel onderdeel vande muizenval zijn. Delaatste muizenval ziet er exact hetzelfde uit als de muizenval die Behevoorstelde. De val zou nog steeds kunnen worden gebruikt als de houten basisverwijderd zou zijn; de overgebleven delen zouden dan in de vloer moeten wordenbevestigd. Alle andere delen - veer, hamer, pal, plaatje en krammen - zouden'onherleidbaar' lijken: als een van deze onderdelen verwijderd zou worden zoude muizenval niet meer functioneren. Deserie muizenvallen nader bekeken Wasdit het einde van de onherleidbare complexiteit? Bestaat zoiets überhaupt wel? Behebeweerde in een reactie op een email die ik hem over dit onderwerp stuurde datMcDonald in zijn serie muizenvallen informatie toevoegt aan de muizenvallen endat hij daardoor zelf de Intelligente Ontwerper is. Het probleem is echter datnatuurlijke selectie precies op dezelfde manier precies zo zou selecteren alsdat McDonald hier doet. Dit argument van Behe gaat hier dus niet op. McDonaldzegt: Naasthet feit dat ik laat zien dat een muizenval niet onherleidbaar complex is,breng ik ook een ander groot bezwaar van 'onherleidbare complexiteit' aan hetlicht als zijnde bewijs voor 'intelligent ontwerp': een onderdeel dat in eenbepaalde fase van complexiteit optioneel is kan later essentieel worden vanwegeveranderingen in de andere onderdelen. Webekijken de muizenval nog eens goed en kijken eens of er misschien denkfoutenzitten in de redenering van McDonald. Waar moeten de stappen aan voldoen? AldusBehe: Alseen aantal afzonderlijke mutaties moeten plaatsvinden voordat we van de enefunctionele muizenval naar de andere gaan, dan is een Darwinistisch proces geenoptie voor het ontstaan ervan, omdat de waarschijnlijkheid dat meerdereongeselecteerde mutaties uiteindelijk leiden tot een specifieke complexestructuur veel en veel te klein is. Ookde Darwinisten geven dit toe. Er is dus maar een punt waaraan deze seriemuizenvallen moet voldoen. Maar voldoet deze muizenval hieraan? Na lang zoekenvond ik een fout. Bijde laatste versie van McDonald's muizenvallenserie voegt hij een plaatje toe,dat hij bevestigt aan de kram die de pal tegenhoudt. Hierdoor gaat de val snelleraf. McDonald maakt hier echter, zonder dat hij er zich van bewust is, tweeveranderingen in plaats van een. Hij voegt zowel een plaatje toe als dat hij dekram verbreedt, waardoor het plaatje hierop bevestigt kan worden. "Kon datplaatje dan eerst niet op de kram bevestigt worden?" denkt u dannatuurlijk. Nee, dat kan niet. In de vorige versie van de muizenval zou dedwarslat van de kram zo smal mogelijk geweest zijn, zodat de pal zo makkelijkmogelijk los zou kunnen gaan. Hoe smaller immers de dwarslat van de kram is,hoe minder ver de pal moet verschuiven om los te geraken, en dus hoe minderkracht er gezet hoeft te worden. Hierdoor zou de dwarslat van de kram dankzijnatuurlijke selectie zo smal worden, dat hierop geen plaatje bevestigd zou kunnenworden. Dus is er een extra mutatie nodig, namelijk het verbreden van dedwarslat van de kram. Voordat deze mutatie heeft plaatsgevonden, en de dwarslatis verbreed, zou het plaatje niet kunnen zijn bevestigd op de kram. Dus zoudeze afzonderlijke mutatie een nadeel geven in plaats van een voordeel. Wezetten het weer even in een schema. SysteemA -> verandering 1 +verandering 2 -> Systeem B (verbetering op Systeem A) SysteemA verandering1: verbreden dwarslat van kram (nadelig effect, want val gaat moeilijker af, enmeer kosten) verandering2: toevoegen plaatje (nadelig effect, want meer kosten en nog niet nuttig) SysteemB: verbetering op systeem A, omdat verandering 1 en verandering 2, hoewel zeafzonderlijk nadelig zijn, samen voordelig zijn. Wezien hier dus dat Systeem B, hoewel het een voordeel heeft op Systeem A, nooitbereikt kan worden vanuit Systeem A door middel van een evolutionair proces. Dushier zit een essentiële fout in McDonald's muizenvallenserie. We kunnen nietweten of het mogelijk is om vanuit dit Systeem A naar Systeem B te komen, omdatwe niet weten of dit probleem is ontstaan vanwege de grenzen aan McDonald'sdenkvermogen of aan de onherleidbaarheid van het systeem. Ikheb McDonald over dit probleem een uitgebreide email gestuurd. Hij stuurde mijeen uitgebreid antwoord terug met veel informatie die totaal niet nieuw was, enmet maar drie zinnen over dit probleem: Bijeen muizenval zijn het plaatje en de kram vaak behoorlijk klein, zo'n 1 cmbreed. En bij de vorige muizenval met een voorovergebogen kram kan de dwarslatrecht zijn. Aan een voorovergebogen kram met een rechte dwarslat kan eenplaatje bevestigd worden. Ditzou in zekere zin kloppen, als je denkt dat een plaatje aan een kram met eenminimale breedte (zeg maar net zo breed als het ijzerdraad zelf) bevestigd kanworden. Deze minimale breedte wordt immers vanzelf door middel van natuurlijkeselectie bereikt in de vorige muizenval, omdat de gevoeligheid van de valhierdoor optimaal is. In de praktijk is het echter niet mogelijk om op dezemanier het plaatje te bevestigen. En als het al mogelijk zou zijn, dan zou erop dit plaatje onmogelijk genoeg aas kunnen worden bevestigd om muizen telokken naar de val. Uiteindelijk zou dit plaatje dus geen duidelijk selectiefvoordeel geven. Bovendien zegt McDonald zelf dat de kram een centimeter breedzou moeten zijn, wat hij natuurlijk eerst nog niet was. McDonald ziet duseigenlijk zelf ook wel in dat dit een fout is in zijn muizenvallenserie. Bovendienis er nog een ander groot probleem met zijn muizenvallenserie: de muizenvallenmoeten vanaf de eerste versie goed genoeg werken om een voordeel te behalen. Deeerste paar muizenvallen werken zo slecht (u mag het proberen), dat het jarenzou duren voordat er een muis gevangen zou zijn (als er al een gevangen wordt).Hierdoor zou dit systeem nooit geselecteerd worden. Dit is een analogie voorbiochemische systemen met optionele onderdelen die één functie ondersteunen, endie zonder deze optionele onderdelen hun minimale werking niet zoudenbereiken. Onherleidbarecomplexiteit: over de analogie en de definitie Watvoor conclusie kunnen we hier dus uit trekken? Weliswaarbevat McDonald's serie muizenvallen een fout in de laatste stap die hij maakt,en zijn de eerste stappen niet functioneel, maar het feit blijft dat demuizenval niet onherleidbaar complex is. Een onherleidbaar complex systeemheeft immers geen materiële voorlopers. En John McDonald laat er hierverschillende zien. Met dezelfde, maar minder onderdelen kunnen werkende muizenvallengebouwd worden. Is onherleidbare complexiteit dus slechts een leuk verzinselvan Behe? Nee. John McDonald laat hier weliswaarzien dat de muizenval niet onherleidbaar complex is, maar dit betekent niet dathet hele principe onherleidbare complexiteit niet bestaat. Maar de analogie vande muizenval voldoet toch precies aan de definitie die Behe gaf aan eenonherleidbaar complex systeem? Inderdaad, en ik zal van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat vanwege het feit dat binnen de oude definitie indirecteevolutionaire routes mogelijk zijn, zoals McDonald hier heeft laten zien, deoude dus niet klopt. Maar, als je kijkt naar de verschillen die de muizenvalheeft met het bloedstollingssysteem, is er een belangrijk verschil. Deonderdelen van het bloedstollingssysteem hebben meerdere deelfuncties:signalering, vorming, beperking, versnelling, versterking en verwijdering vanhet bloedstolsel, die samen de hoofdfunctie van de bloedstollingbewerkstelligen. Van deze deelfuncties zijn er een aantal essentieel voor hetsysteem om een evolutionair voordeel te krijgen. De muizenval heeft echter maaréén (essentiële) functie: het doden/vangen van de muis. En er is maar eenonderdeel voor nodig om deze functie ten uitvoer te brengen: het stukijzerdraad. Alle andere onderdelen zijn slechts optioneel en verbeteringen vande muizenval die slechts uit het stuk ijzerdraad bestaat (we gaan er nu evenvanuit dat met het stuk ijzerdraad de minimale werking behaald wordt). Tochlijken, volgens de oude definitie van Behe, alle onderdelen in hetuiteindelijke systeem essentieel. Wat is nu het probleem? In 2000 veranderdeBehe zijn definitie van onherleidbare complexiteit. Hij zag dat er iets mis wasen dat er mensen waren die via een indirecte evolutionaire route een systeemdat strookte met deze definitie konden bereiken. Hijzei het volgende: Meteen onherleidbaar complex systeem bedoel ik een enkel systeem dat bestaat uiteen aantal goed geordende, met elkaar samenwerkende onderdelen die samen helpenbij het bereiken van de basisfunctie van het systeem, en waarin door hetverwijderen van een van de onderdelen het systeem zou ophouden te functioneren.(Behe, 1996) Hoewelik denk dat dit een redelijke definitie is voor onherleidbare complexiteit[...] zitten er een aantal bezwaren aan. Het gaat in op reeds voltooidesystemen, in plaats van op het proces van het proberen te bouwen van eensysteem, zoals natuurlijke selectie moet doen. Het legt de nadruk op'onderdelen', maar zegt niets over de kenmerken ervan, hoe complex ze zijn, ofhoe de onderdelen op hun plek komen. Het gaat over 'onderdelen die bijdragenaan de basisfunctie', maar dit kan op andere manieren geïnterpreteerd wordenals de manier waarop ik het bedoeld had. [...] Dus hieraan denkende, heb ik eennieuwe 'evolutionaire' definitie van onherleidbare complexiteit gemaakt: Eenonherleidbaar complexe evolutionaire route is er een die een of meerongeselecteerde stappen bevat (dat is, een of meer mutaties die nodig zijn, maarechter niet geselecteerd zouden worden). De graad van complexiteit is hetaantal ongeselecteerde stappen in de route. Opsommige punten is Behe er dichtbij, maar uiteindelijk gooit hij zelf de deurvan zijn theorie dicht, door een definitie te geven die onbewijsbaar is. Het isimmers onmogelijk te bewijzen of een of meer van deze stappen niet mogelijkzouden zijn, of simpelweg niet bedacht zouden kunnen worden. Volgens dezetheorie is de muizenval tot nu toe dus toch onherleidbaar complex, maar als iemandanders een verbeterde evolutionaire route zou vinden zonder die ene fout erin,zou het dat niet meer zijn. Tochziet Behe een aantal belangrijke gebreken in zijn definitie en weet ze tebenoemen: -de oude definitie zegt niets over de complexiteit van de onderdelen -een onderdeel dat bijdraagt aan de basisfunctie is nog niet per se essentieel Eris dus een nieuwe premisse nodig in de definitie. Ik breng de volgende naarvoren, en ik zal uitleggen waarom. "Vanelk onderdeel van een onherleidbaar complex systeem moet de functie essentieelzijn. Niet de hoofdfunctie van het gehele systeem staat hier voorop, maar dedeelfunctie van elk afzonderlijk onderdeel van het systeem. Deze deelfunctiesmoeten hoe dan ook aanwezig zijn om de hoofdfunctie op wat voor manier dan ookop gelijksoortige wijze te vervullen. Het aantal onderdelen met essentiëlefuncties is minimaal twee (staat gelijk aan het resultaat van het aantalongeselecteerde stappen van Behe's definitie)." Zoalswe bij de toevoeging van de pal in de muizenvallenserie van McDonald zien, kaneen onderdeel essentieel worden door een mutatie in een ander onderdeel.We zullen dus moeten kijken naar de essentie van de onderdelen voordat het systeemontstaat. N.B.De systemen die volgens de oude systemen onherleidbaar complex zijn en met dezeextra voorwaarde niet meer, kunnen niet vanzelfsprekend wel doormiddel van een evolutionaire route worden bereikt. Het punt is echter dat hetin deze gevallen niet bewijsbaar is. Je kan er dus inprincipe vanuit gaan dat deze systemen niet door een evolutionair proces totstand hoeven te zijn gekomen totdat de wetenschap bewezen heeft dat eenevolutionaire route mogelijk is. Dus totdat iemand het probleem van de laatstestap in McDonald's muizenval heeft opgelost, is in principe niet bewezen dat demuizenval door evolutie zou kunnen zijn ontstaan. Latenwe in dit perspectief de muizenval eens bekijken. De muizenval heeft eenbasisfunctie: het doden van de muis. Als we kijken naar de onderdelen is hetenige onderdeel dat deze functie uitvoert het stuk ijzerdraad. Alle andereonderdelen zijn slechts optioneel en verbeteringen van de muizenval die slechtsuit het stuk ijzerdraad bestaat. Deze onderdelen ondersteunen het stukijzerdraad dus bij zijn taak, maar hebben geen essentiële functie. Als weechter kijken naar een klok, is de basisfunctie het laten zien van de juistetijd. Hier zijn er echter verschillende onderdelen die elk een eigen essentiëlefunctie hebben. De wijzers hebben de functie van het laten zien van de tijdzelf. De batterij levert de energie. Het raderwerk zorgt voor het berekenen vande tijd en het doorgeven ervan aan de wijzers. Hierbestaat de basisfunctie dus uit essentiële deelfuncties: functiesdie essentieel zijn voor de uiteindelijke basisfunctie. Het is onmogelijk omeen klok te verzinnen, hoe slim je ook bent, die niet minstens de essentiëledeelfuncties benodigde energie, berekening en aangeving heeft. Hierbij laten weexterne factoren, zoals de zon in het geval van een zonnewijzer, even buitenbeschouwing: het gaat om een mechanische klok die afzonderlijk moet kunnenfunctioneren. Dus is er een minimum van 3 systeemdelen. Daarom is een klok welonherleidbaarcomplex en een muizenval niet. Dus: "Als twee of meerdere deelsystemenof onderdelen elkaar nodig hebben om de hoofdfunctie oftewel het voordeel tebereiken, moeten ze gelijktijdig zijn ontstaan. Als een van deze (deel)systemengeen afzonderlijk voordeel heeft, kunnen al deze systemen niet door evolutiezijn ontstaan." Elkonderdeel van het systeem moet dus een afzonderlijke essentiële deelfunctie hebben. Inplaats van "het onderdeel moet nodig zijn voor de werking van het huidigesysteem", wat geïmpliceerd wordt door de oude definitie, moet het zijn"het doel dat bereikt wordt door elk onderdeel moet essentieel zijn om hethoofddoel te bereiken". Met de onderdelen die geen afzonderlijkeessentiële deelfunctie hebben hoeft geen rekening gehouden te worden als wordtgekeken naar het ontstaan van andere onderdelen door een evolutionair proces ofmutatie, omdat die onderdelen daar geen wezenlijke invloed op hebben. Alsalle doelen van de onderdelen nodig zijn voor het einddoel is er geenindirecte evolutionaire route mogelijk. Dus voor een systeemom onherleidbaar complex te zijn, moet het systeem niet kunnen functionerenzonder dat alle doelen van de onderdelen bereikt zijn. Ervan uitgaande dat elkdoel door een onderdeel wordt vertegenwoordigd, is er dus een minimum aantalonderdelen in het systeem. Alle doelen moeten bewerkstelligd worden (lees: alleessentiële onderdelen moeten aanwezig zijn) voor het bewerkstelligen van dehoofdfunctie. Als een van de deelfuncties niet aanwezig is, is de hoofdfunctieof niet werkzaam of geeft hij slechts een nadeel. Hetherleiden van een muizenval wordt dus, uitgaande van de nieuwe definitie, welerg lastig. De opdracht zou er dan zo uitzien: Ontwerp een muizenval zonder eenhamer (dus het aantal afzonderlijke essentiële functies min één) en zonder deandere onderdelen (zijn geen essentiële onderdelen van het systeem in de nieuwedefinitie). Geen Einstein zou zo'n muizenval kunnen bedenken: hij bestaatsimpelweg niet. We hoeven hier dus wetenschappelijk niet meer te kijken naar devraag of het ligt aan ons denkvermogen of dat de onherleidbaarheid een feit is.De waarschijnlijkheid van de evolutie is in dit geval gewoon 0.0, omdat er geenmateriële voorlopers bestaan (dus voorlopers die een van dezeafzonderlijke essentiële functies niet hebben). Voor een muizenval is bovenstaanderedenering natuurlijk onlogisch, omdat het aantal afzonderlijk essentieleonderdelen kleiner is dan twee en het systeem dus niet onherleidbaar is. Maarvoor systemen met twee of meer onderdelen geldt dezelfde wetmatigheid en dusdezelfde kans dat het systeem door evolutie tot stand is gekomen. Wekunnen dus concluderen dat de oude definitie en analogie van onherleidbarecomplexiteit niet opgaan en dat er nieuwe nodig waren, die de gebreken hiervanzouden teniet doen. Behe probeerde dit door een onbewijsbare definitie op testellen, waarmee bovendien niet afgeleid kan worden of een systeemonherleidbaar is door er naar te kijken. Het blijkt echter toch mogelijk tezijn om een goede definitie en analogie op te stellen, omdat Behe simpelwegniet zag dat het principe van afzonderlijke essentiële functies van onderdelenessentieel was voor de onherleidbaarheid van een systeem. Toch is er wel eenverandering teweeg gebracht. We moeten nu gaan kijken naar de vraag ofbestaande biochemische systemen ook volgens de nieuwe definitie onherleidbaarcomplex zijn. Om tot de conclusie te komen dat bepaalde systemen ontworpenmoeten zijn, moeten we niet alleen laten zien dat onherleidbare systemen nietdoor macro-evolutie kunnen zijn ontstaan (wat ik in deze paragraaf hebbesproken), maar ook of die systemen in de natuur voorkomen. We gaan dus weerterug naar het bloedstollingssysteem. Ishet bloedstollingssysteem ook nu nog onherleidbaar complex? Wekijken weer even terug naar het schema uit het vorige hoofdstuk, waarin dedeelfuncties van het bloedstollingssysteem zijn beschreven met de bijbehorendeeiwitten. Nu kijken we bij elke functie of deze essentieel was voordat hetevolutionaire proces begon. Ook kijken we (het verschil tussen deonherleidbaarheid van een klok en van een biochemisch systeem) of deze functieeventueel ook vervuld zou kunnen worden door een ander eiwit met een anderebasisfunctie die toevallig ook zou kunnen zorgen voor die functie. Signalering: -Hageman-factor (inactief+actief) +kallikreïne, prekallikreïne en HMK: geeft'signaal' door dat er een wond is aan de intrinsieke route -convertine/preconvertine en weefselfactor: nadat het door Hageman-factor isgeactiveerd geeft dit signaal door aan extrinsieke route Hetprincipe van signalering is in principe essentieel. Het is echter mogelijk datvroeger de activator van fibrine tegelijk ook de functie van signaleringvervulde, doordat dit eiwit alleen in de onbeschadigde cellen zou voorkomen.Hierdoor zou fibrine alleen worden geactiveerd als een aantal cellen beschadigdzouden zijn. Dus deze functie hoeft niet geïntegreerd te worden in aparteeiwitten indien er geen lange cascade is waarlangs een signaal moet wordenmeegegeven. Daarom is het geen onderdeel met een afzonderlijk essentiëlefunctie. Ook is er in het begin nog geen intrinsieke en extrinsieke route, dusdat verschil doet niet ter zake. Vorming: -fibrinogeen dat wordt geactiveerd door trombine tot fibrine: zorgt voorfibrinenetten waardoor het bloed stolt Ditproces is essentieel voor de bloedstolling. Voor trombine zou ookeerst een andere activator in de plaats kunnen zijn geweest, maar het systeemin deze vorm moet bestaan om een werkend bloedstollingssysteem te krijgen. Beperking: -de inactieve vormen van trombine, Stuart-factor, Christmas-factor, PTA enHageman-factor (cascade): zorgen ervoor dat niet al het bloed in het helelichaam stolt -antitrombine, heparine: zorgen ervoor dat de stollingseiwitten wordengedeactiveerd in de buurt van onbeschadigde cellen -Proteïne C en trombomoduline: zorgen ervoor dat trombine fibrinogeen niet meeractiveert -Gla-Calcium-systeem (Glu + Vitamine K): maakt productie trombine mogelijk doorzich te hechten aan onbeschadigde cellen waar Stuart-factor en accelerineprotrombine activeren Deinactieve vormen van de cascade-eiwitten zijn niet essentieel in het begin vande evolutionaire route, omdat er dan nog geen cascade is. Er moet echter welvoor gezorgd worden dat de activator van fibrinogeen niet altijd fibrinogeenkan bereiken. Dit kan bijvoorbeeld op de manier die ook bij het gedeelte oversignalering staat: de activator bevindt zich dan slechts in onbeschadigdecellen en komt vrij uit het cytoplasma als die cellen kapot gaan. Zonder het antitrombine-beperkingssysteem ontstaat ertrombose Hetsysteem met antitrombine is essentieel. Zelfs al zou er maar eenklein aantal activatoren vrijgekomen zijn, zullen ze tijdig moeten wordengedeactiveerd. Als dit niet gebeurt, kunnen deze activatoren rustig fibrinogeenblijven activeren tot dat al het bloed is gestold. Of er veel activatoren zijnmaakt niet uit: uiteindelijk zullen ze alle fibrinogeen activeren. In plaatsvan dit systeem zou ook het systeem met trombomoduline en Proteïne C gebruiktkunnen worden, dat in principe dezelfde functie heeft. Het belangrijkste is dater sowieso een systeem is met deze functie. Deze eiwitten kunnen niet alvanzelfsprekend in de bloedbaan aanwezig geweest zijn met een andere functie,omdat in dat geval het hele beginnende bloedstollingssysteem nooit op gang zoukunnen komen, maar gelijk gedeactiveerd zou worden. HetGla-calcium-systeem is niet essentieel in het begin van de evolutionaire route,omdat dan ook een minder goed werkende (dan trombine) activator voor fibrinogeengebruikt zou kunnen worden. Versnelling: -alle inactieve pro-enzymen en hun activators in de cascade: door een cascadewordt een biochemisch proces versneld -autokatalytisch systeem met anithemofilie-factor en proaccelerine diegeactiveerd worden door trombine: positieve terugkoppeling Versterking: -FSF: versterkt het stolsel Versnellingen versterking zijn optionele functies voor het bloedstollingssysteem. Hoewelhet zwakker en langzamer zou zijn zou het proces zonder deze functies wel kunnenwerken. Devraag kan dan nog gesteld worden of zonder de versterking van het bloedstolselen de versnelling van het proces de minimale werking van hetsysteem wordt bereikt. Deze 5 of 6 stappen in de cascade versterken het biochemische signaal zo dat eenpaar miljoen keer zo sterk wordt. Het is dus zeer twijfelachtig dat bij eenefficiëntie van een paar miljoen keer zo weinig als het huidige systeem hetsysteem genoeg voordeel zou opleveren om geselecteerd te worden. Immers, wordener dan nog wel genoeg fibrineeiwitten geactiveerd, zodat ze aan elkaar kunnenbinden? En als dat al zo is, is dit uiterst minieme verschil dan groot genoegom de stoffen en ernergieeenheden die worden verbruikt bij het produceren vande benodigde eiwitten te compenseren? Eigenlijk hebben we hier hetzelfdeprobleem als bij de muizenval: het ziet ernaar uit dat deze optioneleonderdelen misschien wel nodig zijn om de minimale werking überhaupt tebereiken. Verwijdering: -t-PA, plasmine en plasminogeen, alpha-2-antiplasmine: gecontroleerd afknippenen verwijderen van oude stolsels Verwijderingis essentieel voor het bloedstollingssysteem. Hoe weinig activatoren erook zijn, hoe weinig stolsel er ook wordt geproduceerd per keer dat er een wondis, uiteindelijk zou de al gauw enorme hoeveelheid stolsels die niet wordenafgebroken het organisme opbreken. De opeenstapelingen van stolsels in debloedbaan zou zeker zorgen voor trombose. Als het bloedstollingssysteem zoubeginnen met zo'n lage werking dat dit niet zou gebeuren, dan kan hieruitafgeleid worden dat dit hele systeem ook geen enkel significant voordeel zoukunnen opleveren voor het organisme, omdat er dan uiterst minieme hoeveelhedenfibrine moeten zijn geactiveerd, die ook geen fibrinenetten zouden kunnenvormen. Hier komen we dus weer terug bij het principe minimale werking. Destolsels moeten hoe dan ook verwijderd worden, en als dit niet zou hoeven kanzonder enige twijfel geconcludeerd worden dat de minimale werking van hetsysteem niet bereikt wordt, omdat het dan een verwerpelijk lage functionaliteitzou hebben. Het verwijderingssysteem is een zeer gecontroleerd proces dat nietzomaar door willekeurige eiwitten gedaan kan worden. Erzijn hier dus drie (is meer dan twee) afzonderlijke essentiële deelfuncties.Het bloedstollingssysteem moet dus minimaal uit drie deelsystemenbestaan die niet na elkaar geëvolueerd kunnen zijn, omdat ze elkaar nodighebben om een voordeel te krijgen. Hetonherleidbare systeem in het bloedstollingssysteem bestaat dus uit de volgendeonderdelen: Vorming: -fibrinogeen dat wordt geactiveerd door trombine tot fibrine Beperking: -Proteïne C en trombomoduline of antitrombine en heparine Hetantitrombine-beperkingssysteem is hiervan het belangrijkste. Verwijdering: -t-PA, plasmine en plasminogeen, alpha-2-antiplasmine Ditis nodig om een goed functionerend bloedstollingssysteem met een minimalewerking te creëren. Omdat deze drie factoren niet tegelijk kunnen zijnontstaan, is het bloedstollingssysteem onherleidbaar complex, en kan het dusniet door evolutie zijn ontstaan. Echter,een groot probleem dat hier nog bovenop komt, is de regulering van hetsysteem. De beperking, vorming, tot stilstand brenging, verwijdering,versterking en versnelling moeten gedurende de gehele evolutionaire route zeernauwkeurig op elkaar afgestemd zijn. Hetgedeelte dat in principe niet onherleidbaar complex is, is de cascade metzijn actieve en inactieve eiwitten, de autokatalytische factoren in de cascade,FSF, het Gla-Calcium-systeem (Glu + Vitamine K), en het signaleringssysteem.Hiermee is nog niet bewezen dat al deze factoren door een evolutionair procestot stand kunnen zijn gekomen. Bij deze vraag is zowel de regulatie van zeergroot belang als de vraag of er ergens in de evolutionaire route tweemutatiestappen nodig zijn om een voordeel te bereiken. Conclusie:het bloedstollingsproces is niet door een evolutionair proces tot standgekomen, omdat het drie afzonderlijke essentiële functies bevat die daarom eenonherleidbaar complex systeem vormen. Deze functies zouden geen voordeel gevenzonder de aanwezigheid van de andere functies. Daar bovenop komen nog eens deenorme problemen van de minimale werking in de beginfase van de evolutionaireroute van de overige functies en de zeer nauwkeurige regulering die in allefasen is vereist. Eenprofessionele poging ProfessorKenneth Miller probeerde een evolutionaire route voor het bloedstollingssysteemte vinden. Hij is een gerenommeerde wetenschapper, die alles in het werk steldeom dit vraagstuk op te lossen. We bekijken zijn poging nog eens goed, in hetlicht van de bevindingen die we net gedaan hebben. Ineen essay van 8 pagina's probeert Miller uit te leggen hoe volgens hem het bloedstollingssysteemzou kunnen zijn ontstaan. Hij begint met een klein gewerveld dier, zo'n 600miljoen jaar geleden. Hij laat zien dat in het cytoplasma van de bij een wondbeschadigde cellen eiwitten voorkomen die, doordat ze niet goed oplossen in water,een soort plakkaten kunnen vormen die het bloed bij de wond gedeeltelijktegenhoudt. Dan gaat hij over naar de theorie van duplicatie en divergentie.Duplicatie en divergentie betekent dat een gen van een eiwit wordtgedupliceerd. Het oorspronkelijke eiwit houdt de oorspronkelijke functie,terwijl het gen dat bij het nieuw gevormde eiwit hoort, vrij kan muteren.Hierdoor kunnen eiwitten worden veranderd. Hij zegt dat door deze duplicatie endivergentie van een eiwit-knippend enzym, een protease, een enzym gevormd zoukunnen worden dat een bepaald eiwit, EGF, dat aan onbeschadigde cellen isverbonden, kan binden en daardoor zichzelf aan de cellen kan binden. Hierdoorzullen, als de cellen bij een wond worden beschadigd, de vrijkomende eiwittenzich gaan binden aan de protease waardoor de omgeving van de beschadigde cellenwordt afgesloten voor bloed. Deze stoffen die aan de protease binden staanvervolgens onder druk van natuurlijke selectie om hun mogelijkheden om zich aande protease te binden te vergroten. Hierdoor zou volgens Miller fibrinogeenzijn ontstaan. Nuhebben we het eerste systeem dat als voorloper kan gelden voor hetbloedstollingssysteem van nu: Vervolgenslaat Miller zien hoe vanuit dit systeem een cascade zou kunnen ontstaan doorduplicatie en divergentie van de protease. A dupliceert tot A en B. Vervolgenszorgt een mutatie in B ervoor dat protease B protease A meer activeert dan dathet fibrinogeen knipt. Hierdoor komt het systeem er in essentie zo uit te zien: Hierdoorzou volgens Miller de cascade kunnen ontstaan. Vervolgenslegt hij in een paar zinnen uit hoe hierna door meerdere opeenvolgende mutatieshet antitrombine-beperkingssysteem en het plasminogeen-verwijderingssysteemzouden kunnen zijn ontstaan uit andere, reeds aanwezige eiwitten. Hij zegt datdeze factoren in het kleine dier nog niet gelijk nodig zouden zijn. Watklopt er niet aan Miller's theorie als we kijken naar het feit dat hetbloedstollingssysteem een onherleidbaar complex systeem zou zijn van hetantitrombine-beperkingssysteem, het plasminogeenverwijderingssysteem, en hetvormingssysteem van fibrinogeen? Dat is niet moeilijk te beantwoorden. Millergaat er, in zijn poging om een evolutionaire route te vinden (hij wist nogniets van de conclusies die ik net gedaan heb over het onherleidbaar complexesysteem) gewoon vanuit dat het antitrombine-beperkingssysteem en hetplasminogeen-verwijderingssysteem later ontstaan en in het begin nog niet nodigzijn, omdat er anders geen evolutionaire route mogelijk is. Maar watblijkt? Zoals we in de vorigeparagraaf gezien hebben, zijn deze systemen vanaf het begin van het systeemnodig! Heteerste begin van zijn bloedstollingssysteem kan dus nooit een voordeel geweestzijn! Eengoed voorbeeld is een onderzoek dat gedaan is bij muizen, kleine gewerveldedieren, net zoals Miller's proefdier. Degevolgen voor muizen zonder het plasminogeen-verwijderingssysteem zijn: -tromboses -zweren -hoog sterftecijfer Degevolgen voor muizen zonder het antitrombine-beperkingssysteem zijn: -geen bloedstolling -ernstige bloedingen -dood bij zwangerschap -hoog sterftecijfer bloedingen trombose zweren DusMiller gaat ervan uit dat dit beperkte bloedstollingssysteem had kunnen werkenzonder deze twee andere benodigde systemen? Helaas, dat kan zeker niet. Hoewelhij een prachtig mooie theorie verzint over hoe de cascade tot stand zou kunnenkomen (alleen jammer dat hij niet vertelt hoe de eiwitten divergentieondergingen en waarom er sprake was van voordelen hierbij, want eigenlijk wetenwe nog niets zeker), loopt zijn evolutionaire route al dood na het allereerstebegin, het moment waarop zijn fibrinogeen-systeem in actie komt. Het is daaromaan de ene kant jammer, maar ook begrijpelijk dat Miller, een wetenschapper dieeen onherleidbaar complex systeem probeert te herleiden, een leuke theorieverzint voor het herleiden van het systeem, maar alleen vergeet dat deafzonderlijke essentiële onderdelen essentieel zijn, wat toch de kern is als jeeen onherleidbaar complex systeem probeert te herleiden. Latenwe nog eens terug gaan naar de analogie van de klok, om het nog een keerduidelijk te laten zien. Miller laat zien hoe de wijzers tot stand zoudenkunnen komen, maar als die wijzers zijn ontstaan, hebben ze geen enkelvoordeel, omdat je de tijd nog niet kan aflezen: die tijd wordt nog nietberekend. Als de wijzers er zijn zegt hij pas dat de batterij en hetradersysteem dat de tijd berekent nodig zijn. Hij vergeet dat de serie mutatiesdie nodig waren om de wijzer te creëren, allen niet geselecteerd zouden wordendoor natuurlijke selectie, omdat een wijzer zonder de andere twee essentiëleonderdelen, nog geen enkel voordeel biedt. Miller'spoging is dus leuk geprobeerd, maar neemt niet weg dat het bloedstollingssysteemonherleidbaar complex is en dus niet door evolutie ontstaan kan zijn. Nogtwee andere wetenschappers probeerden een verklaring te geven voor decomplexiteit van het bloedstollingssysteem. De ene was Russell Doolittle, dieexact dezelfde fout maakte als Miller en een soortgelijke theorie opzette. Deandere was Keith Robison, die een mooi verhaal hield over hoe een cascade totstand kan komen, maar niet eens inging op de andere deelsystemen van hetbloedstollingssysteem. Omdat deze theoriën geen belangrijke nieuwe informatiebevatten, gaan we er verder niet op in. Wegaan nog even terug naar de logica van Behe. Premisse1: Onherleidbare complexe systemen kunnen niet op een darwinistische maniergeëvolueerd zijn. Premisse2: Er bestaan biochemische systemen die onherleidbaar complex zijn. ConclusieA: Deze biochemische systemen kunnen niet op een darwinistische manier zijngeëvolueerd. Premisse3: Als een systeem niet geëvolueerd is, moet het zijn ontworpen. ConclusieB: Deze biochemische systemen moeten zijn ontworpen. Deeerste twee premissen zijn nu getoetst. De derde premisse ligt een stuklastiger. Het feit is dat intelligent ontwerp naar mijn weten tot nu toe hetenige serieuze alternatief is voor macro-evolutie. Het is dus mogelijk hiervanuit te gaan, hoewel dit geen wetenschappelijk alternatiefis. Maar er kan natuurlijk altijd nog een keer een nieuwe wetenschappelijketheorie verschijnen, die alles beter zou kunnen verklaren. Iedereen moet dus indit geval zelf weten wat voor conclusies hij trekt. Waarheid,wetenschap en religie Nawoord Dithele project heeft mij sterk aan het denken gezet over de mogelijkheid vanmacro-evolutie. Van tevoren had ik er een neutrale kijk op: ik had me er immersnog niet in verdiept en ik wist niet hoe groot en betrouwbaar de bezwaren warendie tegen macro-evolutie werden ingebracht. Ik had geen vooroordelen voor oftegen evolutie; ik wist slechts dat er argumenten voor en tegen waren, maar hadze nooit verder bestudeerd. Toen ik het boek van Behe gelezen had dacht ik dathij gelijk had, maar die mening veranderde snel nadat ik McDonald'smuizenvallenserie had gezien. Op dat moment dacht ik dat onherleidbarecomplexiteit toch een achterhaald principe was, en dat door naar een systeem tekijken niet te bewijzen was dat het niet door een evolutionair proces tot standzou kunnen zijn gekomen. Deze mening hield ik enige maanden, en de oplossingleek toch bij macro-evolutie te liggen, totdat ik opeens een eureka-momentkreeg, en snapte welk aspect er miste aan Behe's definitie. Hierna heb ik hetverder uitgewerkt, er sterk van overtuigd dat onherleidbare complexiteit tocheen echt argument was tegen macroevolutie. Het is onmogelijk om in een keeralle discussies te bespreken over zo'n groot onderwerp, maar het was erginteressant om, door zo diep in een specifiek aspect de duiken, echt mee tekunnen denken over een oplossing van het 'probleem'. Het zou natuurlijk kunnendat er iemand komt die een zinvol tegenargument heeft tegen mijn theorie, en indat geval zal ik daar natuurlijk altijd voor openstaan. Het is namelijk nietmijn bedoeling om per se te bewijzen dat mijn theorie klopt, maar veeleer omachter de waarheid te komen aangaande dit onderwerp. Stel dat iemand met nieuwefeiten komt, waaruit duidelijk blijkt dat mijn hoofdargument, de onherleidbarecomplexiteit van een systeem met afzonderlijke essentiële functies, niet meervoldoet, dan is het in ieder geval gelijk duidelijk dat onherleidbarecomplexiteit onbewijsbaar is, en dat het dus weinig zin heeft om te beweren dateen systeem onherleidbaar complex is. Als echter slechts de onherleidbarecomplexiteit van de bloedstolling onderuit gehaald zou worden, omdat uitonderzoek (dus niet uit speculaties!) zou blijken dat de factoren die ikessentieel heb genoemd niet essentieel zijn, dan zou dat iets betekenen voordit ene systeem, maar dit zou nog niets zeggen over alle andere biochemischesystemen die misschien zouden voldoen aan de criteria. In dit geval zou er dusmoeten worden gekeken of er andere biochemische systemen zijn die aan dezecriteria voldoen. Dit is natuurlijk sowieso heel zinvol, ook als deonherleidbaarheid van het bloedstollingssysteem onaangetast blijft. Waarheiden wetenschap Uiteindelijkis het zeer moeilijk om uit de argumenten voor of de argumenten tegenmacro-evolutie een sluitend bewijs te vinden. Daarom is evolutie ook een theorie, en geennatuurwetenschappelijke wet. Het is dus niet mogelijk om in wetenschappelijkezin macro-evolutie als absoluut waar of absoluut onwaar te beschouwen. Daaromis het van groot belang dat iedereen die zich met het onderwerp bezig houdtaltijd open staat voor nieuwe argumenten, en ook bereid is concessies te doen,in plaats van krampachtig aan zijn eigen theoriën vast te houden. Dat helpt dewetenschap immers niets verder. Het grote probleem van macro-evolutie is danook dat de betrouwbaarheid ervan vaak verwordt tot een strijd tussen deimplicaties die de juistheid of onjuistheid ervan meebrengt. Als je echt eengoed oordeel wil vellen over de vraag of macro-evolutie te verklaren is, is hetecht nodig om zelf de verschillende aspecten ervan te gaan bestuderen. Het isdan in ieder geval nodig om, net zoals ik heb gedaan, zowel voor- alstegenargumenten van elk aspect goed te bestuderen, en zonder vooroordeel telezen. Pas dan is een goede en wetenschappelijk juiste conclusie te trekken. Ikhoop dat ik hiermee een goede aanzet hiertoe heb gegeven, want het is eenuiterst interessant onderwerp, juist ook omdat de uitkomst ervan zoveelimplicaties heeft. Bronnen Schoolboeken: Biologie voor Jou VWO B2 deel 1 - Gerard Smits en Ben Waas Biologie voor Jou VWO B1 - Gerard Smits en Ben Waas Boeken: Degeneratie,het einde van de evolutietheorie - Peter Scheele; Derde druk, UitgeverijBuiten en Schipperheijn - Amsterdam 1997 (239 blz.) Dezwarte doos van Darwin - Prof. Michael J. Behe; vertaalduit het Engels, oorspr. titel "Darwin's Black Box"; Eerste druk,Uitgeverij Ten Have - Baarn (326 blz.) Hallmarksof Design - Dr. Stuart Burgess; Tweede, herziene editie, Day OnePublications - Epsom, UK 2002 (232 blz.) Creationand Time - Dr. Hugh Ross; Eerste druk, Uitgeverij NavPress - ColoradoSprings 1994 (180 blz.) TheBlind Watchmaker: Why the Evidence of Evolution Reveals a Universe WithoutDesign - Richard Dawkins, W.W. Norton & Company1986 (358 blz.) Tijdschriften: Ellips 4 - juli 2002 themanummer creationisme: Complexiteit:Ontwerp of Evolutie - Evert van der Heide Ellips 4 - juli 2002 themanummer creationisme: Het CreationismeGetoetst Jan van der Graaf Internet: The Evolution of a Skeptic - An Interviewwith Dr. Michael Behe, biochemist and author of recent best-seller, Darwin'sBlack Box http://www.origins.org/mc/resources/ri9602/behe.html In Defense of the Irreducibility of theBlood Clotting Cascade: Response to Russell Doolittle, Ken Miller and KeithRobison Door Michael J. Behe, 31 juli 2000 http://www.discovery.org/crsc/CRSCrecentArticles.php3?id=442 http://www.arn.org/docs/behe/mb_indefenseofbloodclottingcascade.htm Irreducible Complexity or IrreproducibleIrreducibility? Door Keith Robison, 1996-1997 http://www.talkorigins.org/faqs/behe/review.html The Evolution of Vertebrate Blood Clotting Door Kenneth Miller http://www.millerandlevine.com/km/evol/DI/clot/Clotting.html A reducibly Complex Mousetrap Door John McDonald http://udel.edu/~mcdonald/mousetrap.html Does Irreducible Complexity refuteneo-Darwinism? Door Gert Korthof http://home.planet.nl/~gkorthof/korthof8.htm Comments on Ken Miller's Reply to MyEssays Door Michael J. Behe, 8 januari 2001 http://www.arn.org/docs/behe/mb_responsetokmiller0101.htm A Mousetrap Defended: Response to Critics Door Michael J. Behe, 31 juli 2000 http://www.arn.org/behe/mb_response.htm Complexity--Yes! Irreducible--Maybe!Unexplainable--No! A Creationist Criticism of IrreducibleComplexity Door Terry M. Gray http://www.asa3.org/evolution/irred_compl.html God and Evolution Door Warren Kurt Von Roeschlaub, 1994-1998 http://www.talkorigins.org/faqs/faq-god.html A rebuttal of Behe Door Clare Stevens http://www.btinternet.com/~clare.stevens/behenot.htm A Critique of Behe's MousetrapIllustration, and a Critique of Behe's Critics Door Don Stoner, 28 december 2000 http://answers.org/newlook/behe2.html Rebuttals to Common Criticisms of the BookDarwin's Black Box Door Robert diSilvestro, 1999 http://www.leaderu.com/science/disilvestro-dbb.html#criticism8 Intelligent Design could offer fresh ideas on evolution Door John G. West http://seattlepi.nwsource.com/opinion/98810_idrebut06.shtml L'évolution condamne Darwin http://www.staune.fr/science/s2/S23/s231.html Links Dinoos.nl -een deel van Behe's boek in hetNederlands McDonald's muizenvallen Behe's eigen website met interessanteartikelen Evolutie of creatie? - Een uitgebreide sitedoor Fedor Steeman over evolutie en creatie, gezien vanuit evolutionistischperspectief Degeneratie.nl - Ook creationist PeterScheele gebruikte Behe's ideeen in zijn boek