Voedselprotocol en Voedselveiligheid

advertisement
Voedselprotocol en Hygiënecode Voedselveiligheid
Deel 1
Het voedselprotocol
1.
Visie op voeding
2.
Voeding voor baby’s



Bijvoeding
Geleidelijk over naar vast voedsel
Wat eet uw baby op Het Speeldorp?
3.
Voeding voor dreumesen en peuters
4.
De basis voor alle kinderen
5.
Basisvoeding: gemiddeld aanbevolen hoeveelheden per dag
Deel 2
Hygiënecode Voedselveiligheid
1.
Inleiding
2.
Werkinstructies voor concrete handelingen in de verschillende fasen van voedingverzorging voor “het
Speeldorp”.
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
Persoonlijke en bedrijfshygiëne
Inkopen en bestellen
Bewaren en opslaan
Bereiden
Uitgeven en uitserveren
Reinigen
Afvoeren van afval
Bestrijding ongedierte
Werkinstructie flessenvoeding en babymelk
Bron: Hygiënecode voor kleine instellingen (BKN en MO-groep (werkgeversverenigingen))
1 / 13
Deel 1
Het Voedselprotocol
1. Visie op voeding
Op Het Speeldorp gebruiken de kinderen de maaltijd - de voeding - met aandacht, warmte en
betrokkenheid. Het zijn deze elementen die het eten voedend maken. De manier waarop de voeding wordt
gegeven (sfeer, ritme, ritueel, inhoud, presentatie, gezelschap) bepaald grotendeels hoe de voeding wordt
opgenomen in het lichaam.
Op Het Speeldorp hebben wij een eetcultuur die voortkomt uit onze holistische visie. We eten in een
rustige sfeer, we dwingen kinderen niet door te eten en letten op wanneer de kinderen vol zitten. Bij een
optimaal welbevinden kan het spijsverteringsstelsel de voedingsstoffen het beste opnemen in het lichaam.
Daarnaast is er aandacht voor welke voeding past bij het kind, welke voorkeuren heeft het kind en waar
voelt het zich wel bij.
Ook de inhoud van de voeding op het kinderdagverblijf is gezond en gevarieerd. Gezonde voeding bevat
‘essentiële voedingsstoffen’. Dat zijn koolhydraten, eiwitten, vetten, vitaminen en mineralen. Deze stoffen
geven aan kinderen bouwstoffen voor de groei, warmte en hun energie. Daarom zorgen we voor een
goede verhouding in de voeding tussen koolhydraten, vetten en eiwitten. Daarnaast overschrijden we de
aanbevolen hoeveelheid energie in de voeding (calorieën) niet.
Vanuit onze missie en visie hebben we een holistische kijk op voeding en gevoed worden, die wij
onderbouwen vanuit de vijf ontwikkelingsgebieden van het jonge kind:
Zintuiglijke ontwikkeling: het stimuleren van de smaak- en geur door het ruiken en proeven van eten. Maar
ook het voelen van het eten met/in de mond. Het betasten van eten en voelen van de consistentie van het
voedingsmiddel met de handen en in de mond.
Motorische ontwikkeling: het stimuleren van de oog- handcoördinatie bij het bewegen van
eetgerei/voedsel naar de mond. Daarbij het verfijnen van de motoriek door het aanleren van
tafeletiquette.
Sociale ontwikkeling: het neerzetten van een positieve sfeer in de gezelligheid van samen aan tafel eten.
Samen eten is bij ons het samenkomen van alle leidsters en kinderen aan tafel, waarbij iedereen
gewaardeerd wordt om wie hij/zij is.
Emotionele ontwikkeling: het geven van basisveiligheid en warmte: door het geven van een maaltijd
ervaren de kinderen dat er goed voor hen wordt gezorgd. De intenties zijn de kinderen op zo’n gezonde,
positieve manier te voeden, zodat zij de voeding goed kunnen verteren en vervolgens kunnen omzetten in
energie om te spelen, te leren, enz.
Cognitieve ontwikkeling: het aanleren van gezond eetgedrag en kennis van wat gezonde voeding is. Daarbij
is niets zomaar ‘gezond’ of ‘ongezond’, maar gaat het meer over de hoeveelheid van de voedingsmiddelen
en de verhoudingen hiervan onderling.
2 / 13
2. Voeding voor baby’s
Bijvoeding
Hele jonge baby’s krijgen wanneer zij op Het Speeldorp komen alleen nog flesvoeding met borst- of
kunstmelk. Met de ouders wordt het voedingsschema van de baby op elkaar afgestemd.
De eerste zes maanden heeft een kind dat goed groeit, genoeg aan volledige borstvoeding of
zuigelingenvoeding (flesvoeding). Als het kind vier tot zes maanden en ouder is, begint de introductie van
andere voedingsmiddelen.
Je kunt beginnen met een paar hapjes gepureerde (heel klein gemaakte) groente of fruit. Langzamerhand
worden steeds meer melkvoedingen vervangen door vast voedsel. Tegen de tijd dat je kind ongeveer één
jaar is, kan het gewoon ‘met de pot mee-eten’. Dan kun je het kind dus hetzelfde laten eten als de rest van
het gezin. Een kind heeft tot de leeftijd van zes maanden geen bijvoeding nodig om voldoende
voedingsstoffen binnen te krijgen. Maar sommige kinderen zijn al eerder aan bijvoeding toe. Dat is zo bij
kinderen die veel smakkende geluidjes maken of alles in de mond willen stoppen. Dan is het mogelijk vanaf
vier maanden voorzichtig te beginnen met wat bijvoeding.
Leeftijd
Borst
Flesvoeding(*)
En verder..
0-6 wkn
6-7x
7x80 of 6x120 ml
Bij borstvoeding vitamine K (tegen bloedstolling) en D (opbouwen/
instandhouding van de weerstand)
6-8 wkn
5-6x
6x120 of 5x150 ml
Bij borstvoeding vitamine K en D
2 mnd
5x
5x 150-180 ml
Bij borstvoeding vitamine K en D
3 mnd
5x
5x 150-180 ml
Bij borstvoeding vitamine D (geen K meer)
5x 150-180 ml
Bij borstvoeding vitamine D
Eventueel:
vruchtensap of gepureerd fruit
2 eetlepels gepureerde groente zonder zout
pap van flesvoeding met rijstebloem
3 - 4 x 200 ml
Bij borstvoeding vitamine D
1x pap van 200 ml opvolgmelk met rijstebloem
fruithapje
warme maaltijd (fijngemaakte groente, geprakte aardappel, rijst of
bonenpuree)
Tussendoor evt. water, verdunde vruchtensap, slappe thee
1 - 2 x 200 ml
Bij borstvoeding vitamine D
2 x pap van opvolgmelk of bruinbrood met opvolgmelk
fruithapje
warme maaltijd (3 eetlepel groente, 1-2 geprakte aardappel,
rijst/pasta/peulvruchten, 1 eetlepel gemalen vlees/vis/kip/ei, jus of klontje
dieetmargarine)
Tussendoor evt. water, verdunde vruchtensap, slappe thee, kinderbiscuit,
soepstengel, broodkorst of rijstewafel
1 - 2 x 200 ml
Bij borstvoeding vitamine D
2 x broodmaaltijd met dieetmargarine en beleg, een beker opvolgmelk of
pap van opvolgmelk
fruithapje
warme maaltijd (zie 7-8 maanden) evt. yoghurt toe
Tussendoor: zie 7-8 maanden
4-5 mnd
6 mnd
7-8 mnd
9-12 mnd
5x
Naar
behoefte
Naar
behoefte
Naar
behoefte
3 / 13
Geleidelijk over naar vast voedsel
De overgang naar vast voedsel gaat stap voor stap en bij elk kind anders. Het beste is om er rustig de tijd
voor te nemen en het kind steeds nieuwe dingen te laten proberen. Het is heel belangrijk om het kind zo
veel mogelijk verschillende smaken aan te bieden. Want hoe meer smaken het kind lust, hoe gevarieerder
en gezonder het eet. Vindt het kind een hapje niet meteen lekker? Probeer het later nog eens. Soms moet
een kind ongeveer 10 keer iets eten voordat het echt gewend is. In het begin moet het eten heel klein
worden gemaakt. Een goede start is een kleine hoeveelheid (een paar theelepels) fruit of groente tussen
de melkvoedingen door. Langzaam kan dat meer worden.
Er mogen steeds meer kleine stukjes in het eten zitten. Daardoor kan het kind goed leren kauwen. Na een
tijd kunnen steeds meer melkvoedingen vervangen worden door vast voedsel. Bij baby’s die volledige
borstvoeding krijgen, wordt groente en fruit pas na 6 maanden geïntroduceerd. Wanneer baby’s naast de
borstvoeding al eerder fruit gaan eten (vanaf 4 maanden) zal dit de hoeveelheid en/of de voedingswaarde
van de moedermelk beïnvloeden. Als ouder bepaalt u wanneer uw kind op Het Speeldorp mee gaat eten
met de fruithap. Wij geven fruitsoorten die ook door baby’s goed kunnen worden verteerd. Fruitsoorten
als kiwi, mango, sinasappel en aardbei geven wij niet aan de baby’s, aangezien de kans bestaat dat zij
hierop heftig kunnen reageren.
Het kind geeft zelf aan hoeveel hij wil eten. Geef het kind geen eten als het niet wil. Het heeft dan geen
eten nodig. Als je te vaak eten geeft als hij eigenlijk niet wil, kan het kind uiteindelijk te dik worden. Dit
komt omdat het dan niet meer luistert naar zijn eigen honger- en verzadigingssignalen. Bij Het Speeldorp
zullen wij dan ook geen eten of drinken opdringen. We stimuleren en nodigen uit, maar als het kind het
niet wil, respecteren we dat.
In deze situatie gaat het dus om afwijkend gedrag. Wil een kind een dag niet eten, dan laten we dat gaan
en respecteren we dat. Neemt het veranderde eetpatroon vaste vormen aan gaan we een gesprek aan met
de ouders.
Wanneer er bij een kindje een voedingsallergie wordt vastgesteld, wordt zijn menu daarop aangepast. De
leidsters van Het Speeldorp zullen de voedingsadviezen die door de huisarts of het consultatiebureau
worden aangeraden, nauwlettend opvolgen.
Wat eet uw baby bij Het Speeldorp?
Eten op Het Speeldorp begint met de fruithap of een flesje. Fruithapjes worden door ons iedere ochtend
vers bereid. Er wordt gebruik gemaakt van seizoensfruit. Dit fruit word ‘puur’ gegeven, zonder toevoeging
van liga’s of beschuitkruim. De belangrijkste reden hiervoor is dat de kinderen leren wat de consistentie
van puur fruit is in de mond. Zo leren ze de pure smaak herkennen, want deze wordt niet beïnvloed door
toevoeging van zoete koek. Bovendien levert de toevoeging van liga’s of andere koek alleen maar voor
extra (onnodige) calorieën.
Vanaf 7 maanden kunnen de baby’s een broodkorst krijgen. Zo leert het kind kauwen (hiervoor heeft het
kind geen tanden en kiezen nodig).
Vanaf 8 tot 10 maanden kunnen de baby’s een broodmaaltijd krijgen. Dit is ook de periode dat de baby’s
uit een (tuit-)beker gaan leren drinken. Om te leren praten is het belangrijk dat het kind zijn mondspieren
goed oefent. Daarom is het beter om uit een beker te drinken dan uit een zuigfles. Op Het Speeldorp
stimuleren we dit dan ook en bieden zeker na het eerste levensjaar geen tuitbeker meer aan.
’s Middags krijgen de baby’s als tussendoortje groente, aangevuld met een stoepstengel of kale rijstwafel.
Dit tot uiterlijk 16.30 uur.
Kinderen die tot 18.30 bij ons op Het Speeldorp blijven geven wij -als de ouders dat willen- een door de
ouders zelf meegebrachte warme maaltijd.
4 / 13
3. Voeding voor dreumes en peuters
Dreumesen en peuters eten gewoon met de pot mee. Op Het Speeldorp houden wij rekening met de
aanbevolen hoeveelheid van 1300 calorieën die een kind per dag nodig heeft.
Het voedingsschema ziet er als volgt uit:
o Om 9.00 uur seizoensfruit (zoveel mogelijk met schil aangeboden!) en licht aangemaakt diksap. Op
verzoek van de ouders bieden we ’s ochtends water aan.
o Om 11.30 bruin brood (met korstjes) met boter en beleg: smeerkaas, vleeswaren, sandwitchspread,
appelstroop, jam, vruchtenhagel of pindakaas. Eerst een hartige boterham, dan een zoete en dan
eventueel nog een hartige boterham voor de variatie. Welk beleg we ook gebruiken, we beleggen de
boterham dun. Zo krijgen de kinderen wel gevarieerd broodbeleg, zonder dat zij een teveel aan zout,
suiker en verzadigde vetten binnenkrijgen. Geen enkel voedingsmiddel is immers alleen maar slecht:
het gaat om de hoeveelheid en de verhouding waarin het wordt genuttigd.
Smeerworst en leverworst bieden we de kinderen maar 1 keer per dag aan i.v.m. het hoge vitamine A
gehalte in deze vleessoorten.
o Bij de lunch drinkgen we een beker melk of karnemelk. Speciale peutermelk en opvolgmelk bevatten
meer calorieën dan gewone melkproducten. Gezonde kinderen hebben de extra toegevoegde
vitamines en mineralen uit deze melk niet nodig. Bij de lunch wordt ook rauwkost gegeven, zoals
tomaat, komkommer, wortel, sla, paprika, maïs, worteltjes, etc.
Kinderen die geen melk of karnemelk lusten krijgen water aangeboden.
o Tussen 15.00 uur en 15.30 rauwkost met thee (zonder theïne)of water. Aangevuld met een rijstwafel
(zonder beleg), cracker (zonder beleg), soepstengel of een plakje ontbijtkoek (zonder boter).
Tussen de maaltijden door, krijgen de kinderen weleens een extraatje wanneer er iets te vieren valt.
Natuurlijk mag er best eens iets lekkers gegeten worden. Maar iets lekkers hoeft niet per se iets ongezonds
te zijn. Het vraagt alleen iets meer fantasie. Aan de ouders vragen we vanuit deze overtuiging om gezonde
traktaties aan hun kind mee te geven wanneer het gaat trakteren. Als richtlijn hierbij geldt: alles zonder
suiker, zout en (teveel) verzadigd vet. Snoep, koek, blokjes worst of kaas zijn dan ook niet wenselijk.
Rijstewafels, rozijntjes, (gedroogd) fruit, groente(chips) of (zoute) popcorn zijn een welkom alternatief.
N.B.: Bij bijzondere feestjes (lichtjesfeest, Valentijn) op Het Speeldorp, bieden wij de ouders de mogelijkheid
om gezond te eten. Omdat dit uitzonderlijke feesten van Het Speeldorp zijn bieden we op die dagen ook
minder gezonde alternatieven aan. Het is de ouder die bepaald wat de kinderen te eten krijgen.
5 / 13
4. Basisvoeding: Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden per dag (= 1300 Kcal)
1-3 jaar
Groente
50-100g
1-2 opscheplepels
Fruit
150 g
1 ½ stuk
Brood
70-105 g
2-3 sneetjes
Aardappelen, rijst,
pasta, peulvruchten
50-100 g
1-2 aardappelen/
opscheplepels
Melk (producten)
300 ml
Kaas
½ plak (10 g)
Vlees(waren), vis,kip, eieren, vleesvervangers
60 g
Halvarine
10-15 g
5 g/sneetje
Bak-, braad- en frituurproducten, olie
15 g
1 eetlepel
Dranken (inclusief melk)
¾ liter
Een vaste regel voor hoeveel een kind precies moet eten bestaat niet. De hoeveelheid die een kind eet is
namelijk verschillend, je hebt grote en kleine eters. Daar komt nog bij dat een kind de ene dag minder trek
heeft dan de andere dag. Bijvoorbeeld omdat hij minder actief is geweest.
De hieronder gegeven hoeveelheden zijn dan ook niet meer dan een richtlijn van wat je het kind kunt
aanbieden. Hierbij is het belangrijkste dat het kind van alle voedingsmiddelen iets eet. Op Het Speeldorp
proberen we zoveel mogelijk met de kinderen naar buiten te gaan. Want een gezonde basis is een kwestie
van evenwichtig en gezond eten en voldoende lichaamsbeweging.
Meer lezen:
www.voedingscentrum.nl
www.vbn.borstvoeding.nl
6 / 13
Deel 2
Hygiënecode Voedselveiligheid
1. Inleiding
Voor u ligt de Hygiënecode voor kleine instellingen in de branches Jeugdzorg, Welzijn & Maatschappelijke
Dienstverlening en Kinderopvang. Het is een praktijkhandleiding en een hulpmiddel om de
voedselveiligheid te bevorderen zodat maaltijden en verstrekte producten de kinderen niet ziek maken.
Deze hygiënecode vervangt voor de genoemde branches, met uitzondering van zogenaamde woonvormen,
de Hygiënecode voor de voedingsverzorging in woonunits, kinderdagverblijven, dienstencentra en bij
uitbrengmaaltijden. Deze werd voorheen uitgegeven door het Voedingscentrum.
De hygiënecode is opgesteld in samenwerking tussen medewerkers van de MO-groep, externe
deskundigen en vertegenwoordigers van de organisaties waarop deze van toepassing is.
Als de medewerkers van een kleine instelling handelen volgens de beschreven werkwijze en met het
inzicht dat deze hygiënecode hen biedt, wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften die van toepassing
zijn op de bereiding en behandeling van levensmiddelen en ingrediënten.
Belangrijker is nog dat de voedselveiligheid van de kinderen hiermee in grote mate wordt gegarandeerd.
2. Werkinstructies voor concrete handelingen in de verschillende fasen van
voedingverzorging voor “Het Speeldorp”.
2.1 Persoonlijke en bedrijfshygiëne
Persoonlijke hygiëne
o Zorg voor schone en goed wasbare kleding.
o Zorg voor schone en verzorgde haren.
o Houd haren kort of samengebonden.
o Kam of borstel haar niet in ruimten waar voeding wordt behandeld.
o Houd nagels kort en schoon.
o Gebruik geen te sterk ruikende parfums of aftershaves.
o Gebruik geen kauwgom tijdens het werk.
o Eet en rook niet tijdens de voedselbehandeling.
o Hoest of nies niet boven bereide en onverpakte producten.
o Draag geen sieraden tijdens de voedselbehandeling (uitgezonderd een gladde trouwring).
o Dek wondjes aan de handen af met een waterafstotende pleister.
o Was handen in ieder geval:
- bij aanvang van de werkzaamheden
- na toiletbezoek
- na de verschoning van luiers
- na niezen, neus snuiten en hoesten
- bij het wisselen van werkzaamheden
- na contact met de afvalbak
- na aanraking van besmet of rauw materiaal
- na oor- en/of neuspeuteren
- na een (rook)-pauze
o Verschoon handdoeken meerdere keren per dag.
Instructie handen wassen
7 / 13
o
o
o
o
o
o
o
Was de handen met zeep gedurende tenminste 20 seconden.
Was de gehele hand.
De rug van de hand.
Tussen de vingers.
De muis van de duim.
De vingertoppen.
Droog de handen goed af met een schone handdoek of een stuk keukenpapier.
Bedrijfshygiëne
o Zorg steeds voor gereinigde apparatuur, gereedschap, werkoppervlakken en ruimten.
o Reinig aanrechtbladen en tafels voor gebruik altijd eerst met sop.
o Droog gereinigde aanrechtbladen en tafels voor gebruik af met een schone doek.
o Verricht tijdens het reinigen geen andere werkzaamheden.
o Houd vuile vaat gescheiden van schone vaat.
o Neem elke dag een schone vaatdoek en gebruik die alleen voor de vaat.
o Zet geen materialen of producten op de vloer.
o Gebruik geen producten die op de grond zijn gevallen.
o Houd ongedierte uit de keuken.
o Raak voedingsmiddelen zo min mogelijk met de handen aan.
o Houd rauw en bereid voedsel strikt gescheiden.
o Haal producten zo kort mogelijk voor gebruik of bewerken uit de koeling.
o Zet producten na gebruik zo spoedig mogelijk weer in de koeling.
Kruisbesmetting voorkomen
o Was handen goed met water en zeep alvorens voedsel wordt bereiden.
o Producten in de koelkast of diepvriezer altijd goed afdekken.
o Reinig na het gebruik ervan voor rauwe producten (vlees, groente) messen, vorken, snijplanken en
werkoppervlakken direct en gebruik keukengereedschappen niet voor verschillende producten
zonder deze eerst gereinigd te hebben.
o Bereid geen voedsel op oppervlakken die ook gebruikt worden voor het verschonen van kinderen.
o Verschoon vaatdoekjes, na het aan tafel gaan (3x per dag) hand- en theedoeken dagelijks of direct bij
zichtbare vervuiling.
o Houd schone en vuile vaat strikt gescheiden.
o Plaats geen rauwe producten (vlees, groente) boven bereide producten.
o Voorkom direct of indirect contact tussen rauwe grondstoffen en bereide producten.
o Verwerk rauwe kip en gekookte kip strikt apart.
o Laat in bedrijfsruimten bestemd voor het bereiden van voedsel geen huisdieren toe
8 / 13
2.2 Inkopen en bestellen
o
o
o
o
o
o
o
Controleer bij de ontvangst van voedingsmiddelen of de verpakking schoon en niet beschadigd is.
Let bij vacuümverpakkingen op dat deze werkelijk vacuüm zijn. Is dit niet het geval dan is er zuurstof
bij het product gekomen en is de kans op bederf groter.
Controleer bij voedingsmiddelen in blik of de blikken niet in gedeukt zijn of juist bol staan.
Beoordeel bij onverpakte producten zoals vlees de kleur en de geur.
Controleer bij de ontvangst van voedingsmiddelen of de houdbaarheidstermijn nog voldoende lang is.
Koop of accepteer het product niet als de op het product aangegeven TGT (te gebruiken tot) datum is
verstreken.
Retourneer producten met een beschadigde verpakking of te korte houdbaarheidsdatum. De
temperatuur van de producten is ook bij de ontvangst ervan belangrijk. Aangezien de Leverancier ook
een voedselveiligheidssysteem moet toepassen, mag er van worden uitgegaan dat de temperatuur in
orde is. Een regelmatige steekproefsgewijze controle van alle leveranciers is echter aan te bevelen Bij
een steekproefsgewijze controle kan bijvoorbeeld bij de ontvangst van meerder kratten yoghurt
volstaan worden met de meting van de temperatuur van één willekeurig krat.
2.3 Bewaren en opslaan
o
o
o
o
o
o
o
o
Houd ontvangen producten niet langer dan nodig en in ieder geval niet langer dan een half uur buiten
de koeling.
Producten die langer dan een half uur buiten de koeling hebben gestaan moeten binnen twee uur
worden opgegeten of weggegooid.
Controleer bij het aanvullen van gekoelde of diepgevroren producten eerst de werking en/of
temperatuur van de koelkast, koeling of diepvriezer. Meet bij twijfel de temperatuur met een (geijkte)
thermometer. (4 tot 7 graden koeling, -18 graden vriezer)
Pas bij het opslaan van voedingsmiddelen het Fifo-systeem (first in, first out) toe. De producten die
al/nog in de koelkast staan worden naar voren geplaatst en nieuw ontvangen producten achterin.
Controleer of de houdbaarheidstermijn van de reeds aanwezige producten nog voldoende lang is.
Sla geen gevaarlijke stoffen (bestrijdingsmiddelen, reinigingsmiddelen) op bij levensmiddelen. Sla deze
op in een aparte afsluitbare ruimten.
Plaats geen producten op de vloer van een koeling of vriescel.
Bewaar eieren gekoeld in de originele verpakking die is voorzien van een THT-datum.
Van huis meegebrachte producten
Zie er op toe dat door ouders meegenomen bederfelijke etenswaren/traktaties, tenzij opnieuw adequaat
gekoeld, binnen 2 uur worden geconsumeerd. Onderneem actie wanneer je twijfelt over de kwaliteit van
de meegebrachte producten.
Van huis meegebrachte babyvoeding en/of moedermelk
o De ouders of verzorgers zijn mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de meegebrachte
babyvoeding en moedermelk. Breng deze hiervan op de hoogte. Benadruk en zie er op toe dat ouders
of verzorgers producten die koel moeten zijn en blijven pas vlak voor vertrek van huis uit de koelkast
halen en in een koelbox vervoeren.
o Plaats de van ouders of verzorgers ontvangen babyvoeding en moedermelk direct in de koeling.
Voor van huis meegebrachte moedermelk en flessenvoeding gelden verder bijzondere instructies. Zie 2.9
9 / 13
2.4 Bereiden
Gebruik grondstoffen
o Groenten, zeker als die bestemd zijn om in salades rauw te verwerken, moeten goed worden
gewassen. Dit is nodig om vervuilingen als zand, stof, luis en ander ongedierte te verwijderen.
o Fruit voor fruithapjes, ook al wordt het fruit geschild gegeten, voor het bereiden goed wassen.
o Behandel vers bereide fruithapjes als een gekoeld product.
Ontdooien
o Ontdooi diepvriesproducten altijd in de koelkast. Dit duurt wat langer maar door deze werkwijze
bereikt de buitenzijde nooit een hogere temperatuur dan 4-7°C.
o Gebruik voor snel ontdooien een magnetronoven.
o Vries ontdooide producten niet meer in. Deze producten bevatten meestal veel micro-organismen. De
altijd in het diepgevroren product aanwezige micro-organismen groeien zeer snel in ontdooide
producten.
o Bewaar ontdooide producten in een koelkast bij een temperatuur van 4-7 °C of lager en bewaar de
producten als ze uit de vriezer komen nooit langer dan 48 uur (2 dagen).
o Zet op (de verpakking) van een ontdooid product dat niet direct wordt gebruikt een IVD-datum (de
interne verbruiksdatum), liefst met gebruik van een kleurensticker. Gooi producten na het verstrijken
van de IVD-datum weg.
Verhitten
o Zorg bij de verhitting van voedingsmiddelen dat een kerntemperatuur wordt bereikt van minimaal 75
°C. Pas dan bestaat de zekerheid dat alle (ziekteverwekkende) micro- organismen zijn gedood.
o Haal eieren pas vlak voor de bereiding ervan uit de koeling. Kook of bak eieren tot de dooier is gestold.
Bewaar beslag (bijvoorbeeld voor pannenkoeken) dat gemaakt is met verse eieren niet langer dan een
½ uur buiten de koelkast. Bewaar resten van het beslag niet en laat er niet van eten.
Regenereren (herverwarmen)
o Regenereer tot een kerntemperatuur van minimaal 60 º C.
o Wanneer de leverancier op de verpakking een hogere temperatuur voorschrijft, dan deze temperatuur
aanhouden.
Uitgeven en uitserveren
o Zorg dat kinderen voor het eten hun handen hebben gewassen.
o Gebruik een schoon washandje bij het wassen van de handen van kinderen die dat zelf niet kunnen.
o Serveer met schoon servies, bestek en ander materiaal op een schone tafel.
o Serveer warme gerechten echt (door en door) warm.
o Haal koude gerechten pas kort voor het serveren uit de koeling.
o Dek onverpakte producten zoveel mogelijk af met een folie of een beschermkap.
o Producten, die langer dan een ½ uur buiten de koelkast zijn geweest, worden binnen 2 uur opgegeten
of vernietigd.
o Zuivelproducten zoals melk en yoghurt worden niet in de verpakkingen niet langer op tafel gezet dan
½ uur anders worden ze uitgeschonken in bekers.
o Serveer bij de koelkast uit in bekers of bordjes en plaats de verpakkingen direct in de koelkast terug.
Consumeer het restant binnen 24 uur.
o Bewaar geopende potten met broodbeleg ( bv. jam) in de koelkast als dit op de verpakking is
voorgeschreven. Gebruik voor iedere pot een aparte lepel of mes.
o Stop brood dat onverpakt op tafel heeft gestaan niet terug in de verpakking, maar gooi dit weg.
o Beleg brood/ boterhammen met hartig beleg zoveel mogelijk vooraf, bewaar het in de koelkast tot het
aan tafel gaan.
o Gooi overgebleven bereide voeding en voedingsresten weg.
o Bewaar geen kliekjes.
10 / 13
2.6 Reinigen
Vervuiling kan zichtbaar en onzichtbaar zijn. Verder kan een onderscheid worden gemaakt in droog vuil
(broodkruimels, stof en dergelijke) en aangekleefd vuil (vet, saladeresten en dergelijke). Voor het reinigen
van zuigflessen geldt een aparte instructie. Zie hiervoor punt 2.9.
o
o
o
o
Stem het gebruik van reinigingsmiddelen af op de aard van de vervuiling. Volg daartoe nauwgezet de
gebruiksaanwijzing op de verpakking van het reinigingsmiddel.
Houd het assortiment reinigingsmiddelen beperkt om de kans op fouten te verkleinen.
Gebruik niet meer dan de op de verpakking aangegeven hoeveelheid
Gebruik zo nodig handschoenen en andere beschermingsmiddelen (veiligheidsbril).
Algemene instructies voor het schoonmaken van keukenapparatuur, het keukengereedschap,
werkoppervlakken en ruimten waarin wordt gewerkt.
o Houd bij het reinigen van apparaten rekening met de voorschriften van de fabrikant of leverancier.
o Verwijder droog vuil.
o Spoel voor met lauw water om losse vuilresten te verwijderen.
o Reinig met heet water en een reinigingsmiddel.
o Spoel na met warm water.
o Laat de werkoppervlakken en materialen opdrogen.
Wanneer met rauwe producten (bijvoorbeeld kippen- of varkensvlees) wordt gewerkt pas dan op voor
kruisbesmetting. Maak in dat geval de werkoppervlakken en gereedschappen extra goed schoon.
Desinfecteer eventueel de werkoppervlakken en gereedschappen met een desinfecteermiddel. Spoel
daarna goed na met schoon water. Werk bij rauwe producten met een aparte snijplank. Deze plank na
gebruik direct afwassen of in de vaatwasser reinigen.
Afwassen
o Houd schone en vuile vaat en bestek strikt gescheiden
o Voorkom dat schone vaat door condens in de spoelkeuken wordt vervuild
o Spoel sterk vervuild vaatwerk eerst voor,
o Week aangekoekte etensresten voor met handwarm water.
o Was af met een afwasmiddel.
o Droog de afwas af en gebruik hiervoor een schone doek.
o Spoel sponsjes en afwasborstels goed na en vervang deze regelmatig.
2.7 Afvoeren van afval
De zorg voor een goede afvalbehandeling omvat het volgende.
o Bied afval aan in containers.
o Afvalcontainers zijn goed afsluitbaar, lekdicht en eenvoudig te reinigen.
o Afvalcontainers worden buiten het gebouw of in een aparte goed geventileerde ruimte worden
opgeslagen.
o Afval wordt zo snel mogelijk uit de bereidingsruimtes verwijderen en regelmatig afvoeren.
o Emballage wordt eerst gespoeld om bederf en het aantrekken van ongedierte te voorkomen.
o Het afval wordt zo klein mogelijk aangeboden. Kartonnen bijvoorbeeld plat vouwen.
o Waar mogelijk voeren we het afval gescheiden af.
11 / 13
2.8 Bestrijding ongedierte
o
o
o
o
o
o
o
Zorg dat er geen toegangsmogelijkheden tot de ruimten voor voedingverzorging zijn voor ongedierte.
Vul holle ruimtes en kieren.
Controleer bij de ontvangst van grondstoffen of er geen ongedierte in aanwezig is.
Zorg bij opslag voor voldoende omloopsnelheid van de grondstoffen, zorg dus voor toepassing van het
fifo-systeem.
Zorg voor een goede reiniging. Etensresten trekken ongedierte aan.
Zorg voor een goede afvalbehandeling.
Inspecteer een aantal keren per jaar het hele keukencomplex op ongedierte.
Laat periodiek een controle uitvoeren door een erkend ongediertebestrijdingsbedrijf.
2.9 Werkinstructie flessenvoeding en babymelk
Flessenvoeding
o Flessenvoeding wordt door de ouders (of verzorgers) in poedervorm, in afgepaste gelabelde (naam
kind, IVD-datum) hoeveelheden per voeding, aangeleverd.
o De flessen en spenen moeten daarbij schoon worden aangeleverd.
o Flessenvoeding wordt in de koelkast bij maximaal 4-7 °C bewaard.
o Als het bepaalde ouders na overleg met het kinderdagverblijf in bijzondere gevallen is toegestaan de
flessenvoeding vooraf aan te maken, moet deze aangeleverd worden in schone flessen met schone
spenen die thermisch zijn gedesinfecteerd. Het aanmaakmoment moet door de ouders op een label
vermeld zijn.
o Flessen en spenen moeten afgedekt zijn.
o Bij aanname moeten de flessen worden gelabeld (naam kind, IVD-datum) en in de koelkast worden
geplaatst (niet in de deur).
Bereiden/verwarmen
o Het werkblad dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden gereinigd.
o Voor de bereiding vindt handhygiëne plaats.
o Zorg dat ieder kind een eigen fles en speen heeft.
o Een fles moet een wijde opening hebben, glad van binnen zijn en moet een goed afleesbare
maatverdeling hebben.
o Flessen en spenen moeten tijdig worden vervangen.
o Zorg dat alle gebruikte flessen en spenen en overige materialen en hulpmiddelen thermisch gereinigd
en droog worden bewaard.
o Volg bij de bereiding van flessenvoeding altijd de instructies van de fabrikant op.
o Houd de plaats waar flessenvoeding wordt bereid strikt gescheiden van de verschoonplek van
kinderen.
o Maak per voeding de fles klaar met gewoon leidingwater. Spoel tevoren de kraan gedurende enkele
seconden door.
o Warm het water voor de fles op in de magnetron. Voeg daarna de poeder toe en schud het flesje na
opwarming in de magnetron goed om de warmte beter te verdelen en daarmee zogenaamde
‘hotspots’, die worden veroorzaakt door de ongelijkmatige verwarming van de voeding, te
voorkomen.
o Restanten flesvoeding niet voor een tweede keer opwarmen maar weggooien. Uitzondering is
poedermelk dit kan binnen een half uur nog 1 keer worden verwarmd.
o Verwarm flessenmelk bij voorkeur in een magnetron of verwarm met behulp van een flessenwarmer
voorzien van een thermostaat.
o Flessenwarmer nooit gebruiken voor het bewaren of op temperatuur houden van de voeding, maar
uitsluitend voor het opwarmen van kant-en-klare babyvoeding.
o Indien het niet mogelijk is om de flessenvoeding onder gecontroleerde omstandigheden klaar te
maken dient de voeding per flesje direct voor toediening klaargemaakt te worden.
12 / 13
Bewaren
o Onder gecontroleerde omstandigheden klaargemaakte flessenvoeding kan in de koelkast bij maximaal
4-7 ºC worden bewaard. Als aan het einde van de dag nog voeding over is deze weggooien.
o Op bereide voeding altijd datum en tijdstip van bereiding vermelden.
o Temperatuur van de koelkast waarin flessenvoeding wordt bewaard dagelijks controleren en
registreren bij afwijking.
o Bereide flessenvoeding, die opgewarmd is tot 37 ºC, nooit langer dan één uur bij kamertemperatuur
bewaren (maximaal één uur buiten de koelkast, inclusief het voeden zelf).
o Restanten babyvoeding niet bewaren vanwege grote kans op bederf
Consumptie
Controleer de temperatuur van de voeding op de klassieke manier met enkele druppels op de pols. Aan
de buitenzijde van de fles is de temperatuur niet goed te controleren.
Afgekolfde moedermelk
Vervoer
o De thuis afgekolfde moedermelk dient, al of niet na invriezen, zo snel mogelijk te worden
getransporteerd, bij voorkeur in een schone koeltas of koelbox.
Bewaren
o Na ontvangst wordt de afgekolfde moedermelk bewaard in koelkast of vriezer.
o Als afgekolfde moedermelk binnen 72 uur wordt gebruikt, mag deze in de koelkast bij maximaal 4-7 ºC
worden bewaard. Anders dient de afgekolfde moedermelk te worden ingevroren.
o Afgekolfde moedermelk wordt in een steriele of in de vaatwasmachine gereinigde fles bewaard,
voorzien van datum en tijd van afkolven. In de vriezer kan de melk twee weken tot drie maanden
worden bewaard, afhankelijk van het type vriezer. Twee weken voor een tweesterren diepvriezer en
drie maanden voor een driesterren diepvriezer. Bij -18 ºC mag moedermelk 6 maanden worden
bewaard.
Ontdooien
o Bevroren moedermelk langzaam ontdooien bij voorkeur in de koelkast. Bij ontdooien moet datum en
tijd genoteerd worden. Als na plaatsing in de koelkast blijkt dat deze nog niet volledig is ontdooid dan
de voeding onder stromend kraanwater van ca. 20º C geheel ontdooien.
o Ontdooide moedermelk dient binnen 24 uur gebruikt te worden en mag niet meer worden ingevroren.
o Op ontdooide moedermelk die een nacht blijft staan dient de datum en tijd van ontdooien vermeld te
worden.
Verwarmen
o Verwarm moedermelk bij voorkeur au-bain-marie of verwarm met behulp van een flessenwarmer
voorzien van een thermostaat. Bij het opwarmen de moedermelk rustig laten ronddraaien in de fles,
niet schudden! Indien gebruik gemaakt word van een magnetron, een lage stand instellen.
o Flessenwarmer nooit gebruiken voor het bewaren of op temperatuur houden van de voeding, maar
uitsluitend voor het opwarmen van kant-en-klare babyvoeding of moedermelk.
o De flessenwarmer moet na ieder gebruik worden geleegd, gereinigd en gedroogd. Is dat niet het
geval, dan geen flessenwarmer gebruiken of nog beter: een “droge” flessenwarmer gebruiken.
o Restanten moedermelk niet voor een tweede keer opwarmen maar weggooien.
Consumptie
Controleer de temperatuur van de voeding op de klassieke manier met enkele druppels op de pols. Aan de
buitenzijde van de fles is de temperatuur niet goed te controleren.
13 / 13
Download