Incest - Fontys

advertisement
SCRIPTIE
“INCEST EN HET
ONDERWIJS”
DATUM: 01-11-2002
DOCENT: ANTHONY PAIJMANS
DOOR: BAS VAN DER STEEN 1402544
JOB VAN DER TUIN 1402167
LIESBETH VAN TILBURG 1374815
SABINE DE BRESSER 1402417
SANDRA VAN DE HIELE 1402519
Inhoud.

Incest algemeen
blz. 1

Signalen in de klas
blz. 10

Vermoeden van seksueel misbruik.
blz. 13

Meldplicht en aangifteplicht.
blz. 16

Aangifte doen bij de politie.
blz. 21

Insect en geloof, een moeilijke combinatie.
blz. 25

Vragenlijst omtrent seksueel misbruik (afgenomen bij 4 brugklassen).
blz. 28
Incest algemeen.
Korte geschiedenis.
Het woord incest stamt af van het Latijnse woord incestus, wat letterlijk onrein betekent. Vroeger
noemde men incest ook wel "bloedschande". Het was toen verboden omdat je er mismaakte
kinderen van kon krijgen. Bloedschande staat voor geslachtsgemeenschap tussen bloedverwanten
in de nabije graad, dus tussen broers en zusters, vaders en dochters, moeders en zonen, neven en
nichten, ooms en nichten, tantes en neven en grootouders en kleinkinderen. Pas de laatste jaren
heeft incest de betekenis van seksueel misbruik van kinderen binnen het gezin. Incest kwam in het
oude Egypte en bij de Grieken en de Romeinen al voor.
Dat het bij de Egyptenaren voorkwam werd aangetoond aan de hand van DNA onderzoeken,
waaruit bleek dat er weinig variatie werd aangetoond in het genetisch materiaal van mummies. Bij
de Grieken en Romeinen was incest verboden maar de geschiedenis laat weten dat incest wel
degelijk voorkwam.
Uit de bijbel valt ook te lezen dat en in het begin van de evolutie sprake moet zijn geweest van
incest. De mensheid is geboren uit Adam en Eva. Maar als de mensheid uit Adam en Eva geboren
is dan moet er haast wel sprake zijn geweest van incestueuze verhoudingen.
Tot aan de vorige eeuw was de dochter strafbaar omdat incest werd gezien als een vorm van
overspel. Enkele eeuwen geleden werd een dochter die haar vader "verleidde" ter dood gebracht.
Was de dochter een jong kind dan toonde men clementie vanwege haar ‘onnozelheid’. In
Amsterdamse arbeidersgezinnen van eind 19e en begin 20e eeuw kwam het vaak voor dat grote
gezinnen werden ondergebracht in kleine achterhuisjes, waar deze gezinnen niet meer hadden dan
een kamer en een bedstee, waar de kinderen bij elkaar te slapen werden gelegd.
Cijfers.
Volgens onderzoeken zouden 1 op de 7 meisjes seksueel misbruikt zijn, nu nog misbruikt worden
of ooit last hebben gehad van seksuele intimidatie. 95 tot 98% van de incestdaders behoren tot het
mannelijk geslacht. Ooms en broers zijn in de meeste gevallen de daders. Stiefvaders en vaders
worden daarna het meest als daders genoemd. In een enkel geval is de moeder de schuldige. Uit
onderzoek komt naar voren dat kinderen de meeste trauma’s oplopen van incest die door
(stief)vaders wordt gepleegd, omdat die vaak het verst gaan in hun seksuele handelingen. Zij
misbruiken hun kinderen ook vaak lang en gebruiken daarbij meer hun fysieke overwicht dan
andere incestplegers.
Daders.
Seksueel misbruik is een vorm van machtsmisbruik. Er zijn daders die geen enkel seksueel motief
hebben, maar die alleen macht willen hebben. Veel daders blijken zelf in hun jeugd seksueel
misbruikt te zijn geweest, meestal door mannen. Dat wil niet zeggen dat iedereen die een
moeilijke jeugd heeft gehad, dader wordt, maar de omgekeerde constatering, dat daders een
moeilijke jeugd gehad hebben, is vrijwel altijd waar. Daders zijn mensen met problemen. Zij zijn
niet in staat deze problemen op te lossen. Zij zoeken hun ontlading in alcohol, drugs of seks met
hun dochter. Daders hebben die spanning nodig om hun problemen te kunnen vergeten. Een
potloodventer vergrijpt zich niet daadwerkelijk aan iemand, een voyeurist evenmin. In feite heeft
een verkrachter geen echt contact of relatie met zijn dochter. Een vader die seks zoekt bij zijn
dochter ontwijkt zijn probleem. Bijvoorbeeld het probleem dat hij niet kan omgaan met volwassen
vrouwen.
De maatschappelijke machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen dragen er bij toe dat zij
dader worden. Een in haar jeugd seksueel misbruikt meisje wordt onder invloed van diezelfde
machtsverhoudingen later bij herhaling slachtoffer van misbruik en geweld of dit overkomt haar
dochters.
Of seksualiteit wel of niet bespreekbaar is, maakt weinig uit. In principe komt het er op neer dat
de man uitmaakt waar de grenzen liggen. Hoe zwakker iemands persoonlijkheid, des te eerder zal
hij "dader" worden. Hoe sterker de vrouwen in de familie zijn, des te moeilijker zal een man de
grens overschrijden. Over het algemeen valt het op dat vrouwen veel seksisme toelaten, terwijl ze
het eigenlijk vernederend vinden. Veel moeders weten dat hun man en zoon pornoboekjes lezen
of pornobanden draaien en zij weten ook dat hun dochters worden gedwongen om mee te kijken.
Vrouwen zitten met het probleem dat hun onderdrukkers in hun eigen familie zitten. Hun eigen
vader, broer, man en zoon horen bij de dominante groep. Dat maakt het voor de vrouw vaak
verwarrend.
Wanneer opvoeding over kan gaan in incestueus gedrag.
Wat het voor kinderen ook zo verwarrend maakt is dat, zeker in het begin, alles op een spelletje
lijkt, goed bedoeld en onschuldig schijnt en dat plegers de indruk geven dat zij alles doen voor het
plezier van het kind. Er is ook sprake van een overgangsgebied, waar verzorging ophoudt en
misbruik begint. Niemand kan zien of je toevalligerwijs die badkamer inloopt, of dat je dat
doelbewust doet bij die tien- of twaalfjarige om te kijken of haar borsten zich al ontwikkelen, of
haar schaamhaar groeit, omdat het zo interessant is dat meisje te aanschouwen dat uitgroeit tot
vrouw.
Dat binnenkomen is dus hetzelfde maar de bijgedachte is anders. Het verschil zit hem in ieder
geval in de vraag of iemand wellustig kijkt of niet. Het werkt dus inderdaad zo doortrapt. Het is
dus niet alleen pervers maar ook door en door berekend, bedacht, gecontroleerd en manipulerend.
Iemand die normaal met zijn kind omgaat en een erectie krijgt als hij met zijn kind in bad zit, zal
zelf een grens stellen en de badkamer verlaten of dit bestempelen als de laatste keer dat hij met
zijn kind in bad heeft gezeten. Een dader van seksueel misbruik zal zichzelf in een situatie
manoeuvreren waarin het seksueel misbruik begint. Er kan geen misbruik plaatsvinden zonder dat
zich in de fantasie van de dader iets dergelijks al heeft afgespeeld. Vanaf een bepaald moment
gaat de dader twee levens leiden. Een wat zichtbaar is en een wat "onzichtbaar" is.
Een incestpleger doet het veel meer vanuit de kick die hij krijgt van het moment van het misbruik.
Hij zal daarna tegen zichzelf zeggen dat hij het niet had moeten doen, maar omdat hij met die
spanning niet om kan gaan zal hij weer seksueel misbruik maken van zijn kind, wat hem op dat
moment weer ontspanning geeft. Plegers zeggen vaak dat zij het kind gerespecteerd hebben. Als
het kind nee zei dan deed hij niets. Maar het kind kan geen ja of nee zeggen tegen zijn ouders of
tegen iemand waar het kind van afhankelijk is.
Het isolement van het gezin.
Iedere keer weer zijn mensen verbijsterd, als ze horen dat incest heel dicht in hun buurt heeft
plaats gevonden, zonder dat zij er iets van hebben gemerkt. Dat kan voor een deel verklaard
worden uit de chantage en manipulatie, die de volwassenen vaak gebruikt om te zorgen dat
niemand het merkt. Voor een ander deel kan het isolement verklaard worden uit de grote
afhankelijkheid binnen het gezin. Dat geldt voor het kind maar ook voor de moeder.
De moeder zou vaak niets afweten van de incest, maar zij is kennelijk niet in staat zichzelf
emotioneel of economisch los van haar man te zien. Voor haar gevoel is zij volledig afhankelijk.
Soms lijkt het wel of alle personen van een gezin waar incest voorkomt, zich afschermen van
elkaar en van de buitenwereld. Ook het gezin als geheel schermt zich af en blijkt daar soms heel
behendig in.
Men kan in dergelijke gevallen spreken van een "familiegeheim". Dit is om ervoor te zorgen dat
de buitenwereld het geheim niet te weten komt. Meestal worden de signalen over hoe met het
geheim moet worden omgegaan onbewust op de gezinsleden overgedragen. Allen blijven loyaal
tegenover elkaar en men kan het gevoel bewaren als gezin uniek en waardevol te zijn.
Hierdoor blijft het angstniveau binnen het gezin binnen hanteerbare grenzen en blijft de
mogelijkheid bestaan iets aan elkaar te hebben. Hier tegenover staat, dat bij een groot geheim het
proces van het losmaken van de individu niet gemakkelijk kan plaats vinden.
Loyaliteit.
Als je niet loyaal bent tegenover je gezin, gaat dat ten koste van je gevoel tot dat gezin te behoren.
Het gevoel ergens thuis te horen is uiteraard een van de bestaanszekerheden voor een kind. Het
komt regelmatig voor dat meisjes al jong aan de thuissituatie ontsnappen door zwanger te worden
van een vriendje. Zo wordt de incest met de vader ontlopen. Zo houdt het meisje toch contact met
haar ouders en haar kind kan dan ook logeren bij opa en oma. Zelf als opa dan seksueel contact
krijgt met het jonge kind dan blijft de dochter in sommige situaties nog loyaal tegenover haar
vader.
De vader.
Uit onderzoeken komt naar voren dat vaders die incest plegen, autoritair zijn. Soms schuwen ze
fysiek geweld binnen het gezin niet. In de opvoeding krijgen jongens uit het gezin en de
omgeving vele boodschappen om mannelijkheid, macht en seksualiteit met elkaar te verbinden.
Sommige jongens krijgen in hun gezin een triest voorbeeld van de rol van mannen en vrouwen.
Wie zelf een autoritaire en/of gewelddadige vader had en een moeder die aan haar man
gehoorzaamde, zal later niet gemakkelijk op een andere manier met zijn eigen vrouw en kinderen
om kunnen gaan. Iemand die als klein kind emotioneel in de kou is gezet, of fysiek en seksueel is
misbruikt, zal later niet veel zelfvertrouwen hebben. Op momenten dat die onzekerheid groot is,
zou zo’n iemand het risico lopen zichzelf af te reageren op een manier, die hem weer het idee
geeft de baas te zijn.
Iemand die daar onzeker over is en zich daar machteloos over voelt, kan proberen dat te herstellen
door iemand anders machteloos te maken. Binnen zo’n gezin zijn dan vaak de vrouwen en
dochters de dupe. Dit blijkt vaak voor te komen als de man een partner heeft, die vanuit een
gebrekkige emotionele opvoeding, bereid is dit bazige gedrag van hem te accepteren.
Onderzoek wijst ook uit dat mensen er sterk toe neigen anderen op dezelfde manier te behandelen
als zij zelf vroeger in hun jeugd behandeld zijn. De vader die incest pleegt heeft niet geleerd het
ouderschapsgedrag en het seksuele gedrag van elkaar te scheiden. Er wordt wel eens beweerd dat
een man die zich in abnormale mate voelt aangetrokken tot zijn dochter, een sterke
gevoelsbinding aan zijn eigen moeder zou hebben. Incestgedrag zou een uitdrukking zijn van
onbewuste vijandigheid tegen de moeder, gemengd met primitieve seksuele gevoelens.
Veel mannen die tot incest komen, zijn erg autoriteitsgevoelig. Als zij bijvoorbeeld in aanraking
komen met de politie, dan zien we dikwijls dat zij heel klein kunnen worden als de ander zich
autoritair opstelt. Een incestdelinquent staat algemeen bekend als een man die zich in en buiten
zijn gezin vaak op verschillende wijzen voordoet. In zijn instelling tot de ander staan
meegaandheid en geldingszucht vlak naast elkaar en het lijkt slechts van de situatie af te hangen
welke kant hij laat zien.
Daar waar hij zich als autoriteit tegenover de ander gesteld ziet, dus ook in zijn gezin, is hij dat
ook en daarbij blijkt hij dan licht de grenzen van het mogelijke uit het oog te verliezen en toont hij
onvoldoende achting voor de persoon van de ander, zodat zijn gezag vaak tirannie dreigt te
worden. Als huisvader streeft hij ernaar alles onder controle te brengen en in alles het laatste
woord te hebben en delegeert hij liever geen verantwoordelijkheid naar een ander binnen zijn
gezin.
In veel incestgezinnen gaat de oudste dochter vaak functioneren als ouder van het gezin.
Geleidelijk gaat het kind niet alleen allerlei taken uitvoeren maar daar ook verantwoordelijkheid
voor nemen. Langzaamaan wordt het kind de verzorger van het gezin. Ook ten opzichte van de
andere kinderen wordt de ouderrol opgenomen. Het zorgende kind beleeft deze rol als een
verplichting, waarbij alles van de kant van het kind komt en de anderen binnen het gezin geen
enkele verplichting heeft om iets terug te doen. Het kind gaat zijn eigenwaarde opbouwen rond
het besef "verantwoordelijk" te zijn voor de verzorging van de anderen. Op den duur ervaart het
kind dat het zelf geen enkel recht meer heeft.
De dochter die surrogaatmoeder is geworden, loopt het risico dat zij ook door haar broer(s)
seksueel gebruikt gaat worden. Tussen kinderen in een gezin kunnen de nodige seksuele
toespelingen voorkomen. Hierbij kunnen dingen gebeuren die te ver gaan.
Normaal gesproken dient dit door de ouders gecorrigeerd en door de kinderen zelf gereguleerd te
worden. Als die correctie er niet is en als er geen mogelijkheid is om negatieve ervaringen te
verwerken, zal er meer risico zijn voor herhaling en is er meer kans op een incestrelatie. Die
correctie is er niet in het gezin waar de oudste dochter surrogaatouder is geworden. Het komt dan
ook voor dat in zo’n gezin niet alleen de vader maar ook een of meer broers, seksueel gebruik
maken van die betreffende dochter.
Aan de ene kant is er rivaliteit en is men jaloers op de aandacht die vader heeft voor het
"uitverkozen" zusje. Dat kan leiden tot een gevoel van verlating. Aan de andere kant is er ook de
angst dat vader ook met hen seksueel contact zal beginnen. Een ander negatief effect voor alle
kinderen is het seksualiseren van de vraag om aandacht of affectie. In een gezin waar incest
speelt, zijn zeer veel relaties, gevoelens en ervaringen seksueel gekleurd. Door dat overmatig
seksueel gedrag lopen de zusjes meer risico dat vader ook aan hen seksueel aandacht gaat geven
of dat ze het slachtoffer worden van een oom of van anderen buiten het gezin.
De moeder.
Vaak beschuldigen de kinderen de moeder. Zij nemen haar vooral kwalijk dat zij haar kind niet
(voldoende) beschermd heeft tegen de vader. De moeder wist vaak van het seksueel misbruik en
heeft haar dochter desondanks niet beschermd. Zij wilde immers niet naar haar dochter luisteren,
ondanks de vele signalen die het gaf. Deze beschuldigingen zullen waarschijnlijk minder worden
als men begrijpt welke ervaringen de moeder in haar eigen jeugd heeft gehad.
Incest kan ontstaan bij een combinatie van processen in het individuele leven en in het gezin.
Sommige van de moeders zijn zelf als kind surrogaatmoeder geworden. Vaak zijn zij als jonge
volwassene aangetrokken tot mannen voor wie verzorging belangrijker was. Ook trokken zij vaak
zulke mannen aan. Deze man is misschien vroeger zelf emotioneel in de opvoeding te kort
gekomen. Beide partners dragen zo hun verleden met zich mee.
Als dan binnen zo’n relatie de vrouw zwanger raakt, zal de aanstaande moeder vaak twee
verschillende mogelijkheden hebben bij de komt van het eerste kind. Zij gaat misschien voelen de
emotionele behoeften van een kind niet aan te kunnen. Aan de ene kant gaat zij intensief zorgen
voor het kind (en geeft zij daarmee minder aandacht en zorg aan haar man) en aan de andere kant
zal ze nu proberen bij haar man steun te krijgen. Voor hem wordt de spanning binnen het jonge
gezin ook groter.
Hij kan het gevoel hebben dat hij zijn "moederlijke verzorgster" kwijtraakt (net zoals hij
misschien zijn eigen moeder is kwijtgeraakt toen zij overleed). Het kind kan voor moeilijke
situaties gaan zorgen binnen het gezin omdat de komst ervan natuurlijk een grote verandering
betekent. Onder deze omstandigheden kan de man bijna onmogelijk de steun aan zijn vrouw
geven, die zij juist zo nodig heeft. In deze periode zouden ruzies beginnen en is er sprake van een
verwijdering tussen de man en de vrouw. Hoe meer zij zich van hem verwijdert, hoe dwingender
hij zal vragen om aandacht, affectie en verzorging. Hoe dwingender hij wordt, hoe meer zij
verbitterd zal raken en emotioneel uitgeput.
Voor haar komen daar ook nog eens de eisen van de baby bij wat wel eens teveel zou kunnen zijn
voor haar beperkte emotionele mogelijkheden. Bij volgende zwangerschappen wordt de
verwijdering tussen de man en de vrouw alleen maar erger. Zodra een kind een bepaalde leeftijd
heeft zal de vermoeide en eenzame moeder bij dat kind steun proberen te krijgen. Het kind
(meestal de oudste dochter) zal loyaal zijn tegenover de moeder en die steun die zij vraagt,
inderdaad aan haar geven.
Op deze manier zou in de volgende generatie hetzelfde proces weer kunnen beginnen. Tegen deze
tijd kan de moeder al zo ver van de vader verwijderd zijn, dat ze probeert ieder contact met hem te
vermijden. Geleidelijk zou zo de situatie rijp worden voor incest. De moeder verwijdert zich van
haar man en wordt emotioneel verzorgd door de dochter. De vader lijkt sterke behoefte te hebben
aan affectie en durft die vaak niet buiten het gezin te zoeken. De dochter lijkt zich
verantwoordelijk te voelen voor het gezin en voor de verzorging. Zij verwacht hier ook niets voor
terug.
Uiteraard gaat het niet altijd zo, maar het is wel een typisch patroon binnen incestgezinnen.
Uiteraard zijn er vele variaties op het bovenstaande, maar in het grootste deel van die gezinnen
waar incest speelt, is deze basis wel terug te vinden. Volgens onderzoeken zou een gedeelte van
de moeders op de hoogte zijn geweest van de incest. Een ander gedeelte zou er vanaf hebben
moeten geweten, maar geeft dit niet toe. Zij hebben het niet willen of niet kunnen horen.
Het moederloze gezin.
Als de ouders scheiden of de moeder overleden is en de dochter woont bij de vader, zorgt de
dochter voor de vader en de eventuele andere kinderen en vanuit de verzorgende dochterrol
ontstaat een partner- en moederrelatie, waarvan incest deel uit kan maken. Wanneer de ouders
gescheiden zijn, speelt de angst voor verlating bij de betrokkenen een minder grote rol en is incest
vaak van kortere duur. Als het meisje 15 of 16 jaar is, weigert ze het seksuele contact. Ze beperkt
zich tot een aantal huiselijke plichten, gaat experimenteren met relaties met leeftijdgenoten en
haar ontwikkeling kan vrij normaal verlopen. Wanneer de moeder overleden is zoeken vaders en
dochters troost bij elkaar voor het verlies van moeder, van waaruit een incestrelatie tot stand kan
komen. De duur van de relatie is onder andere afhankelijk van het vermogen het verlies van
moeder te verwerken. In dit soort gezinnen kan incest ook plaatsvinden als het meisje 18 jaar of
ouder is.
Incestrelatie met een oudere broer.
Incest met een oudere broer komt volgens onderzoekers vaak voor en dit gebeurt in alle mogelijke
vormen. Een 16-jarige jongen die met zijn 13-jarig zusje experimenteert of een 18-jarige jongen
die contact- en relatieproblemen heeft met leeftijdgenoten en zijn jongere zusje tot seksuele
handelingen dwingt.
In een gezond gezin hebben de ouders dat vrij snel in de gaten, zij zorgen dat daar een eind aan
komt en maken dat bespreekbaar. Het meisje kan geholpen worden deze negatieve ervaringen te
verwerken en de jongen kan geholpen worden met zijn contact- en relatieproblemen. In een gezin
met een inceststructuur en in een gezin waarbij de leden hun eigen gang gaan en er weinig
intimiteit wordt gedeeld, kan incest met een oudere broer ernstige vormen aannemen en jaren
voortduren.
De broer, die vanuit zijn onmacht om seksuele intimiteit te delen met een meisje van zijn leeftijd,
dwingt zijn zusje op een agressieve en intimiderende, vernederende wijze tot seksueel contact.
Deze gebeurtenissen belemmeren de beleving van plezier aan seksueel contact bij het meisje
ernstig. Vooral de vernedering en de agressiviteit verstoren de groei naar een volwassen identiteit.
Opvallend is vaak dat de woede in de beleving van het meisje met een dergelijke ervaring alleen
op de broer is gericht.
Kortom, incest is het gevolg van een gestoorde gezinsrelatie en stoornissen in de
persoonlijkheidsontwikkeling van de vader, moeder of broer. Bij meisjes met incestervaringen
staat de beleving van agressie en vernedering, hun aangedaan door vader of broer, vaak centraal.
Gevolgen van incest.
Een seksueel misbruikt kind kan geen gezond gevoel van eigenwaarde ontwikkelen. Het kind is
bij al haar gevoelens bang dat zij de ander daarmee onzeker maakt en voelt zich meer
verantwoordelijk voor de ander dan voor zichzelf. De seksuele aanranding op zichzelf echter
betekent de aanranding van de meest gevoelige, kwetsbare plekken van het kind, die als het ware
door de ander worden bezet. Er kan een drang tot zelfvernietiging ontstaan, hetgeen versterkt kan
worden door de dubbele afwijzing namelijk door de aanrander en door de opvoeders die het kind
eigenlijk zouden moeten beschermen.
Wanneer vervolgens de rest van de familie en de hulpverleners het kind afwijzen, omdat ze het
verhaal niet geloven, het bagatelliseren of terugbrengen tot erotische kinderfantasieën, dan lijkt de
afwijzing compleet. Het kind ervaart de afwijzing van haar verhaal echter als afwijzing van haar
totale persoon, waarschijnlijk vanwege de combinatie van machtsmisbruik op alle fronten
namelijk (bedreiging met) lichamelijk geweld, psychisch geweld en seksueel geweld.
Bij een vader-dochter verkrachting ervaart het kind zich als persoon door haar vader ontkend en
door haar moeder afgewezen, omdat zij van haar moeder hiertegen bescherming had verwacht.
Bovendien wil de moeder in dit geval het verhaal van haar dochter vaak niet of maar ten dele
geloven.
Bij broer-zuster verkrachting had het kind bescherming van haar beide ouders verwacht. Waar
beide ouders meestal wel de zoon, maar niet de dochter geloven, voelt zij zich door beiden
beschouwd als een slecht kind, een leugenares, iemand die valse beschuldigingen rondstrooit over
zoiets ergs als incest. Zij kan als verwijt krijgen dat zij het uitgelokt heeft, of dat ze het overdrijft
of dat ze de maatschappelijke positie van de "verdachte" in gevaar brengt door haar verhalen. Het
kind ervaart de afwijzing door haar vader als een afwijzing van haar persoon.
Het gedwongen seksueel contact is dermate beangstigend, dat het kind dit ervaart alsof zij wordt
meegesleurd in een bodemloze put. De afwijzing als persoon van het kind kan leiden tot een
isolement. Verder zal het seksueel misbruikt kind zich moeilijk kunnen ontwikkelen. Soms is er
zelfs sprake van regressie, bijvoorbeeld in de vorm van duimzuigen of opnieuw bedplassen.
Verder kan het voorkomen dat het op school niet meer goed gaat, dat het kind risicogedrag gaat
vertonen of zichzelf gaat beschadigen.
Indien een situatie als deze leidt tot een echtscheiding van beide ouders dan komt er een ander
probleem bij. Als het kind de vader wil blijven ontmoeten (want hij gaf haar toch ook wel
aandacht) na de scheiding, maar de moeder claimt het kind, dan kan er een situatie ontstaan
waarbij het kind zich prettig voelt tussen beide ouders in omdat het kind nu macht heeft over hen.
Het seksueel misbruik heeft verder tot gevolg dat het kind haar eigen emoties gaat onderdrukken.
Zij onderdrukt ook haar eigen seksualiteit. Als zij volwassen wordt, heeft zij dikwijls wel seksuele
verlangens, maar zodra zij met haar partner van seksualiteit zou willen genieten, voelt zij zich
gedwongen om haar gevoelens van aanhankelijkheid te onderdrukken. Zij durft haar lichamelijke
gevoelens ook niet toe te laten.
Sommige vrouwen zoeken voldoening in vluchtige contacten, waarbij aanhankelijkheid
nauwelijks een rol speelt. Zodra er meer dan seksualiteit bij komt, verbreken zij dikwijls de
relatie. Een in haar jeugd misbruikte vrouw loopt de kans zich te ontwikkelen tot een prostituee en
de man tot prostituant. Seksualiteit is losgekoppeld van gevoelens van genegenheid en respect
voor de ander. Het prostituerend effect kan ook worden gezien als een vluchtstrategie.
De gevolgen van incest op de langere termijn.
De gevolgen op langere termijn van incest zijn onder andere problemen in de seksuele relaties. De
problemen bestaan meestal uit een afkeer van seksualiteit, geen zin in vrijen e.d. Andere
problemen kunnen bijvoorbeeld zijn: depressiviteit, eenzaamheid, het gevoel geïsoleerd te zijn,
weinig zelfrespect, schuldgevoel of schaamtegevoel en de kans om opnieuw slachtoffer te worden
van seksueel misbruik. In hun jeugd hebben veel slachtoffers van incest ervaren dat ze verraden
werden door de (pleeg)vader of broer, die hen seksueel misbruikten of door de moeder die hen
niet voor het seksueel misbruik beschermde.
Een gevolg hiervan kan zijn de angst dat intimiteit alleen misbruik en teleurstelling met zich
meebrengt. Wanneer een vrouw, die in haar jeugd seksueel misbruikt is, een relatie aangaat, kan
de angst voor misbruik en teleurstelling hoog oplopen, en kan zij merken dat het haar niet lukt
echt intiem met iemand te worden. De angst voor misbruik en vernedering wordt verbonden aan
het intiem voelen en het vertrouwen van de partner. Deze angst kan een vaste relatie in de weg
staan. De verwachting weer in de steek gelaten te worden, zoals in het verleden door de vader of
moeder al is gebeurd, kan nu ook de kop op steken.
De partnerkeuze kan door een vroegere incestrelatie beïnvloed worden. Er zijn vrouwen die een
incestervaring hebben gehad en nu een partner kiezen, die nu is zoals de vader was. De reden
hiervan kan zijn gelegen in het feit dat zij het "speciale gevoel" van vroeger terug zoeken en om
conflicten die niet verwerkt zijn, te doen herleven. De vrouw had vroeger een "speciaal" plekje bij
vader, en zij kan zelfs bereid zijn herhaling van vernedering en ellende te verdragen om dat
speciale gevoel van vroeger weer te voelen. In haar huidige relatie zal zij dat gevoel van vroeger
nooit vinden en zij zal zich ook nu weer vernedering en mishandeling laten welgevallen. Ook
hebben vrouwen die als kind seksueel misbruikt zijn, geen vaardigheden ontwikkeld in
persoonlijke relaties, zodat zij zich zouden kunnen verdedigen en dan worden zij een
gemakkelijke prooi voor mannen die hetzelfde zijn als hun (pleeg)vader.
Uit onderzoek blijkt ook dat een vrouw die in haar jeugd seksueel misbruikt is, door deze
ervaringen murw en passief is geworden en zichzelf niets waard vindt, zodat ze situaties van
mishandeling, verwaarlozing en vernedering tolereert zonder daartegen in opstand te komen. Het
is immers voor haar een "normale" situatie. Door het hernieuwde seksuele misbruik dat zij zich
laat welgevallen, wordt haar gevoel van schuld, schaamte en isolatie, van wantrouwen tegenover
andere mensen nog versterkt. Pas als zij zich realiseert hoe het ook anders kan (door een
vriendschap, begeleiding of therapie), kan zij er misschien uitkomen.
Prostitutie.
Uit onderzoeken blijkt dat bijna de helft van de prostituees vroeger seksuele ervaringen hadden
met een oudere partner en eenderde hadden vroeger een incest ervaring met de vader. Enkele van
de gevolgen van incest kunnen zijn: een negatief zelfbeeld, wantrouwen en niet om kunnen gaan
met seksualiteit.
Een combinatie van deze problemen geeft de vrouw veelal een gevoel van onmacht en angst om
haar eigen leven te leiden. Werken als prostituee kan een aantal beweegredenen hebben. Een van
deze beweegredenen kan geldgebrek zijn. Dit komt vaak voor. Ook hier is sprake van een
combinatie met angst en onmacht. Wanneer een vrouw als gevolg van de prostitutie een
behoorlijk inkomen heeft, is het zeer moeilijk ermee te stoppen.
Soms wordt doorgaan een kwestie van financiële afhankelijkheid. Een andere reden kan zijn dat
jonge meisjes met een incestervaring vanuit een zoeken naar warmte en aandacht veelvuldige,
vaak eenmalige seksuele contacten hebben. Dit gedrag is een logisch gevolg van hun ervaring
misbruikt te worden. Soms gaat dit gedrag later over in prostitutie. Er is namelijk bij het meisje
een enorme behoefte aan geborgenheid, genegenheid, het ontvangen van warmte en tegelijkertijd
de angst en het gevoel dat dit niet haalbaar is, dat liefde niet kan bestaan zonder geweld of
kwetsing.
Door zich te prostitueren zijn meisjes verzekerd van aandacht, aandacht die niet verschilt van de
aandacht die ze vroeger kregen. Weer een andere reden kan zijn dat de vrouw een herhaling zoekt
van het bekende patroon van vroeger, veelal vanuit onmacht om contacten te leggen, vrienden te
maken of relaties te onderhouden. Omdat er toch behoefte is aan relaties worden via de weg van
prostitutie "vrienden" gezocht. Ook komt het voor dat de prostituee wraak neemt op de vader, op
mannen in het algemeen. Zij reageert zich af op de klanten. De vrouw wil mannen vernederen.
Prostitutie is soms een vorm om een incestervaring te verwerken. De vrouw is nu degene die
bepaalt wat er gebeurt. Zij heeft in deze relatie de macht. Zij bepaalt de prijs, tot hoever er gegaan
wordt en de omstandigheden waarin dit plaatsvindt. Zij stelt de eisen, zij bepaalt welke klant er
wel of niet binnen komt. De machteloosheid van vroeger vertaalt zich nu in het duidelijk zelf
bepalen wat er gebeurt. Een andere reden kan zijn dat zij vanuit een minderwaardigheidsgevoel,
vanuit een behoefte dat iemand haar nodig heeft, zij tot prostitutie komt. Daar heeft de klant haar
nodig; ze is toch nog ergens goed voor. Aan de andere kant kan er ook sprake zijn van een soort
angst voor positieve aandacht. De prostituee zoekt een negatieve bevestiging; "zie je wel dat ik
vies ben".
Als laatste kan er sprake zijn van angst voor onafhankelijkheid. Dit komt meestal voort uit een
warboel van gevoelens en behoeften. De vrouw komt in contact met een pooier en er is weer
iemand die bepaalt wat zij moet doen. Zij is afhankelijk en er is iemand die haar beschermt. Zij
hoeft het niet alleen meer uit te zoeken. Zowel het prostituee worden als het werk blijven doen is
vaak een combinatie van bovengenoemde factoren.
Het brengt voor veel vrouwen een enorme angst met zich mee als zij proberen uit de prostitutie te
stappen. De angst voor het onbekende is voor hen veel groter dan wat zij oplopen in dit werk.
Verder zijn veel van bovengenoemde factoren belangrijk als bestaansvoorwaarde. Als die weg
zouden vallen, lijkt er niets van hun leven over te blijven. Prostituees zijn in staat zich volledig af
te sluiten. Het innerlijke verzet is overgegaan in een lijdzaam ondergaan en in een weten dat het
leven zo is. Het is dan ook duidelijk hoe belangrijk prostitutie voor de vrouw is en hoe groot haar
angst is om haar leven anders in te richten.
De confrontatie met de dader.
Als een slachtoffer van seksueel misbruik aan "confronteren" denkt, moet ze er ook vanuit gaan
dat dit niet alleen met de dader te maken heeft. Slachtoffers kunnen ook degenen die hen niet
hebben beschermd confronteren met het seksueel misbruik wat hen is overkomen.
Er kunnen hierbij verschillende redenen zijn om tot confrontatie over te gaan, bijvoorbeeld een
bevestiging van het gebeuren en het opvullen van gaten in de herinnering van het slachtoffer. Of
wat het voor het slachtoffer heeft betekend.
Er kunnen ook redenen zijn om niet over te gaan tot confrontatie. Dit kan zijn als het slachtoffer
nog financieel afhankelijk is van de dader of er emotioneel nog niet aan toe is. Het slachtoffer kan
door confrontatie haar familie (of familieleden) verliezen of ze is niet opgewassen tegen een front
van ontkenning of beschuldiging. Per slot van rekening haalt het slachtoffer een boel overhoop
door haar verhaal tegen familieleden te vertellen. Vaak zie je dat de familie er niet mee
geconfronteerd wenst te worden of er niet mee om kan gaan. Ook komt het voor dat de familie in
twee kampen opgedeeld wordt. Een kamp dat het slachtoffer gelooft en haar zijde kiest en een
kamp dat het seksueel misbruik afdoet als onzin, wraak, aandacht trekken etc. Slachtoffers zullen
zelf keuzes moeten maken of zij offers willen brengen om met het seksueel misbruik naar buiten
te treden. Denk maar eens aan een confrontatie tussen het slachtoffer en de vader, die zwaar ziek
is en in zijn laatste levensfase beland is. Dit zal niet door iedereen gewaardeerd worden. Hierbij
spelen dan ook meerdere gevoelens mee bij het slachtoffer.
Signalen in de klas.
Er zijn talloze signalen van seksueel misbruik. Eén signaal is onvoldoende om een vermoeden op
te baseren. Wel is het opmerken van een signaal bij een kind altijd al een reden om oplettend te
zijn en te kijken of er meer signalen zijn die wijzen op seksueel misbruik, of wellicht een ander
probleem. Meestal is er sprake van een combinatie van meerdere signalen. Dit kan de basis voor
een vermoeden van seksueel misbruik.
Signalen waar je als docent op zou kunnen letten:
 Plotselinge terugval van schoolprestaties
 Plotselinge veranderingen gedrag of relaties met anderen
 Concentratieproblemen
 Spraakproblemen en taalverwervingsstoornissen
 Spijbelen
 Vroeg op school komen en laat weggaan en weinig of nooit afwezig zijn
 Weinig of slechte relaties met leeftijdsgenoten of een onvermogen om vrienden te maken
 Over veel geld, snoep, speelgoed of andere materiële zaken beschikken
 Niet deelnemen aan schoolse en sociale activiteiten
 Misbruiken, mishandelen of martelen van jongere kinderen of dieren
 Zeer meegaand gedrag
 Acting-out of agressief gedrag *1
 Ouwelijk of zorgelijk gedrag
 Gebrek aan zelfvertrouwen
 Negatief zelfbeeld
 Lichamelijk angstig of seksueel uitdagend gedrag *2
*1: kinderen die hun spanning uitleven, worden door machteloosheid en innerlijke spanningen
juist tot verzet gedreven. De pijn en agressie zoeken bij hen een uitweg naar buiten en ze worden
heel druk, opstandig of agressief. Dit zogenaamde ‘acting-out’ gedrag lokt doorgaans negatieve
reacties op uit de omgeving. In de puberteit kan hun verzet steeds verdergaande vormen
aannemen zoals weglopen, alcohol en/ of drugsverslaving, veel losse seksuele contacten,
prostitutie, delinquent (d.w.z. strafbaar, bij de wet verboden) gedrag. Als ze nog op school zitten,
zullen deze gedragsproblemen meer aandacht vragen dan de mogelijke leer- en
concentratieproblemen. Ook depressie en vormen van zelfvernietiginggedrag komen bij deze
groep kinderen voor.
*2: bij een klein aantal misbruikte kinderen:
Sterk seksueel wervend gedrag ten opzichte van mannen (of volwassenen in het algemeen) als
belangrijkste vorm van contact maken.
Seksueel gedrag ten opzichte van anderen
Grote kennis van en/ of belangstelling voor seksuele zaken (bijvoorbeeld blijkend uit
opmerkingen of tekeningen)
Situaties in de les.
Tijdens een les die het onderwerp incest aansnijdt zou je als docent wellicht signalen op kunnen
pikken van leerlingen waarbij incest gepleegd wordt of werd. Let goed op reacties en houden die
de leerlingen geven. Hieronder zijn enkele situaties geschetst.

"Na ongeveer 20 minuten zegt een meisje tijdens de les dat ze op vijfjarige leeftijd door
een neef is verkracht. Deze neef ziet ze nog steeds op verjaardagen, maar haar ouders willen
(ondanks dat ze het weten) hier weinig aandacht aan besteden. De familie vindt hem namelijk een
hele lieve jongen."
Omdat de leerlinge tijdens de les, schijnbaar rustig, vertelt wat haar overkomen is moet je
haar verhaal niet zomaar afkappen. Op de eerste plaats is het belangrijk dat je haar gelooft en dit
ook duidelijk laat merken. Hierdoor weet de klas dat het een serieuze zaak is. Daarnaast moet je
duidelijk aangeven dat het knap is dat ze dit tijdens de les durft te vertellen. Het is vervolgens
belangrijk dat je niet de rest van de les haar aan het woord laat. Je weet immers niet waarom ze
het tijdens de les vertelt. Een oplossing is de leerlingen ermee te confronteren dat nu duidelijk
blijkt hoe dicht het kan zijn en dat het niet alleen een probleem van een ander is. Probeer het
onderwerp, zonder haar te negeren, weer klassikaal te bespreken en als het meisje haar vinger
opsteekt aan het woord te laten. Hou daarbij in de gaten dat ze de klas niet als psychologische
verwerking gaat gebruiken, omdat hiermee anderen geschaad kunnen worden. Let daarbij ook op
dat anderen die de vinger opsteken niet overgeslagen worden. Ga na de les naar het meisje toe en
vraag hoe het ermee gaat en geef eventueel een compliment voor haar durf. Wijs altijd op de
mogelijkheden die zij heeft om over een dergelijke ervaring te praten.
 "Een jongen vindt aanranding of verkrachting niet meer dan een uit de hand gelopen
vrijpartij. Wellicht vond het meisje het toch wel leuk en anders komt het minstens door de kleding
die zij droeg."
Confronteer de jongen met de gevolgen die een aanranding of verkrachting (en seksueel misbruik)
heeft op het slachtoffer. Let er daarbij op dat je je niet beperkt tot louter de fysieke gevolgen, maar
ook met name op de psychologische. Hierbij kan gedacht worden aan een gevoel van
onveiligheid, verlies van eigenwaarde, nachtmerries, victim blaming, verlies van vertrouwen,
eetstoornissen, hoofdpijnen etc. De jongen in kwestie is hier meestal niet van bewust en leeft in de
veronderstelling dat verkrachting een vorm van seks is. Laat hierbij duidelijk merken dat je het
niet kan vinden in deze stelling en maak duidelijk dat dit soort ongenuanceerde opmerkingen
kwetsend zijn voor mensen die het hebben meegemaakt.
 "Een meisje zit aan het begin van de les steeds te lachen. Ze lacht om de gegeven
voorbeelden of kletst met haar buurvrouw. Anderen storen zich hier aan."
Het grote probleem hierbij is dat het lachen een aantal oorzaken kan hebben. Misschien
lacht ze omdat ze het een leuk en spontaan onderwerp vindt. Ze lacht omdat ze onzeker is en niet
weet hoe hier mee om te gaan. Of ze is zelf seksueel misbruikt en probeert op deze wijze de
aandacht af te leiden (of juist naar zich toe te trekken). Let er bij je reactie op dat je haar geen
verwijt maakt dat ze ongevoelig is of iets anders in die trekking. Maak wel duidelijk dat jij en veel
anderen het een belangrijk probleem is dat serieus besproken moet worden tijdens een les en dat
het zeker geen onderwerp is om over te lachen. Dit geldt ook als ze ergens anders over aan het
lachen is. Zeg dat het kwetsend over kan komen bij anderen, ook al lach je niet om het onderwerp.
 "Een meisje zit de gehele les voor zich uit te staren. Normaal is ze nooit zo."
Dit meisje kan iets hebben meegemaakt waar ze nog veel problemen mee heeft. Vraag aan het
eind van de les, zomaar terloops, hoe ze de les vond. Doe dit overigens bij meerdere leerlingen
(niet klassikaal). Voor haar kan dit een signaal zijn dat de docent weet dat ze ergens mee zit.
Misschien dat ze er later op terug wilt komen, maar dat hangt van haar zelf af. Vraag niet gelijk of
ze zelf slachtoffer van seksueel geweld is geweest. Wellicht kun je later nog een gesprek met haar
aangaan, maar dring je niet op!
 "Een leerling zegt steeds maar weer dat het de eigen schuld van een slachtoffer van
aanranding of verkrachting is geweest. 'Je hebt er om gevraagd, want elke dader kun je
tegenhouden. Je moet je niet laten verkrachten. Gewoon slaan, gillen en schoppen en hij is weg ',
zegt ze."
Maak duidelijk dat veel mensen dit argument naar voor halen, maar dat het niet klopt. Leg eerst
uit dat niemand vraagt om aangerand of verkracht te worden. Geef daarbij ook aan dat fysiek
geweld niet altijd helpt of dat men door verschillende redenen (te bang, dader heeft wapen,
psychologisch mechanisme) geen geweld kan gebruiken. Leg daarbij de nadruk op het overleven.
Ook het zeggen van 'nee' doet een aanrander niet altijd stoppen. Daarnaast is de verrassing zo
groot dat een vriend je probeert te verkrachten dat een 'nee' niet in je opkomt.
Tot slot moet je duidelijk maken dat mensen zeggen dat het de schuld van het slachtoffer is
(victim blaming), omdat ze hierdoor zichzelf kunnen beschermen. 'Als zij een verkrachting had
kunnen voorkomen, door er niet om te vragen, uit te lokken of zichzelf te verweren, dan kan ik dit
wel. Mij zal het nooit overkomen, want ik verweer me.' Met andere woorden, leg de schuld bij het
slachtoffer en niet bij de dader. Hierdoor denk je dat het je nooit zal overkomen (al weten veel
mensen in hun achterhoofd wel beter).
Vermoeden van seksueel misbruik.
Inleiding.
In dit hoofdstuk gaan we in op de vraag wat u kunt doen als u een vermoeden heeft dat een kind
thuis misbruikt wordt.
Dit vermoeden kunt u krijgen op grond van bepaalde signalen (zie vorige hoofdstuk). Kennis van
signalen is dan ook een voorwaarde om een vermoeden van seksueel misbruik te krijgen. Zeker zo
belangrijk is echter dat u een vermoeden moet durven krijgen. Als dit niet het geval is, is het goed
om na te gaan waarom u dit niet aan durft. Het kan ook zijn dat u zelf wel een vermoeden hebt
9durft te hebben, maar dit niet durft uit te spreken tegenover anderen, bijvoorbeeld het kind zelf of
een collega. Zowel hier als verder in dit hoofdstuk willen we met nadruk wijzen op het belang van
overleg met anderen, met name mensen met veel kennis en ervaring op dit gebied.
Belangrijk is om altijd rekening te houden met de mogelijkheid van seksueel misbruik. Denk bij
een kind dat duidelijke, verschillende signalen van seksueel misbruik geeft niet: ’die komt uit zo’n
leuk gezin’ of ‘haar vader is dokter, die doet zoiets niet’ of iets dergelijks. Seksueel misbruik gaat
vaak achter veel mooie schijn verborgen. Sta stil bij uw eigen gevoelens en reacties, zowel bij het
overwegen van een vermoeden van seksueel misbruik als daarna. Dat dit alles niet betekent dat u
bij elk kind dat verdrietig is seksueel misbruik hoeft te vermoeden mag duidelijk zijn.
Wat te doen als u het vermoedt?
Als u een vermoeden heeft, blijf dan vooral kalm. Ga niet overhaast en in paniek te wek, maar
overleg met anderen – desnoods anoniem – die deskundig en ervaren zijn op dit gebied. Dit
kunnen medewerkers zijn van bijvoorbeeld ‘Advies en meldpunt kindermishandeling’ (tel:09001231230).
We zullen in dit hoofdstuk alleen ingaan op de werkwijze van het BVA (Bureau
Vertrouwensartsen).
Probeer voor uzelf op een rij te krijgen op grond van welke signalen u tot uw vermoeden bent
gekomen. Door te informeren bij collega’s (b.v. op school, met name bij de
gymnastiekleerkracht, zo mogelijk ook bij de schoolarts/ -verpleegkundige), kunt u nagaan of hun
dezelfde verschijnselen bij het kind zijn opgevallen. Mogelijk hebben zij ook andere signalen
gezien.
Gesprek met het kind.
Als u een vermoeden hebt dat een kind seksueel misbruikt wordt, kunt u proberen ernaar te vragen
als u met het kind alleen bent. Vraag uzelf van tevoren goed af of u het aankunt ‘ja’ te horen te
krijgen. De situatie wordt er voor het kind niet beter op als ze, nadat ze op uw vraag is ingegaan
en haar geheim aan u heeft verteld, het gevoel krijgt dat u moet steunen in plaats van andersom.
Als u inschat dat u het niet aankunt, betekent dat echter niet dat u niets kunt en moet doen. Het is
dan belangrijk iemand te vinden die wel met het kind durft te praten. Ook is het goed om na te
gaan waarom u het niet aandurft en wat daaraan te veranderen zou zijn voor een volgende keer.
Bij twijfel of u de juiste persoon bent om zo’n gesprek met een kind te voeren, kunt u altijd advies
vragen aan een overleggen met het BVA (Bureau Vertrouwensartsen) of de VSK(?).
Afhankelijk van het soort contact dat u met het kind hebt, bent u al met het kind alleen of moet u
zo’n situatie creëren.
Probeer een zo gewoon, dat wil zeggen zo ontspannen en veilig mogelijke situatie voor het kind te
scheppen en haar op haar gemak te stellen. Op school bijvoorbeeld kan de leerkracht het kind
vragen na school even te blijven om te helpen. U kunt bijdragen aan een zo gewoon mogelijke
sfeer door uzelf zo gewoon en natuurlijk mogelijk te gedragen. Doe en praat zoals bij u past.
Als u een man bent, kan het zijn dat u voor het kind, dat mogelijk bang is voor mannen in het
algemeen, geen vertrouwelijke sfeer kunt scheppen. Dan is het beter een vrouwelijke collega, die
het kind kent, te vragen het gesprek te voeren.
Wanneer u het gevoel heeft dat het kind zich op haar gemak voelt, kunt u – eerst wat algemeen –
proberen te praten over haar situatie en mogelijke problemen thuis, op school, met leeftijdgenoten
of over bijvoorbeeld lichamelijke klachten en problemen. Als het kind aangeeft dat er op een of
meerdere gebieden problemen zijn, probeer er dan samen over te praten waar die problemen mee
te maken zouden kunnen hebben. Sta voortdurend open voor wat zij te zeggen heeft en uitstraalt,
het gaat om haar verhaal en haar belevingen. Zet haar niet onder druk. Biedt ruimte, maar forceer
niets.
Ernaar vragen.
Wees niet te benauwd om op een gegeven moment voorzichtig, maar wel duidelijk naar de
mogelijkheid van seksueel misbruik thuis te vragen. Veel volwassen vrouwen die als kind
misbruikt werden, geven aan dat ze niemand erover vertelden, gewoon omdat niemand ernaar
vroeg. Voorbeelden van zo’n vraag zijn: ‘heb je thuis wel eens vervelende seksuele ervaringen
meegemaakt met je vader of een broer of een oom? Ik vraag dat, omdat het heel veel voorkomt’ of
‘Zit er thuis wel eens iemand aan je (borsten of billen) terwijl je dat niet wilt? Dat gebeurt bij veel
meisjes, weet je’.
Het is belangrijk om er gelijk bij te zeggen dat dat veel voorkomt. Daarmee kan haar
schaamtegevoel iets verlicht worden.
Als u er te voorzichtig naar of beschaamd naar vraagt, kan ze het gevoel krijgen dat ze er eigenlijk
maar niet over moet praten.
Als uw vermoeden niet terecht zou zijn en ze thuis niet seksueel misbruikt zou worden, hoeft u
niet bang te zijn dat zo’n vraag haar zal beledigen of bang maken of dat ze zich daardoor dingen
in haar hoofd zal halen. Vaak is de bezorgdheid van mensen hiervoor een gevolg van hun eigen
angst voor de mogelijke confrontatie met seksueel misbruik. Een kind dat niet misbruikt wordt zal
gewoon ‘nee’ zeggen en doorgaan met praten over de dingen die voor haar wel een rol spelen.
Het komt maar zelden voor dat een kind niet misbruikt wordt en zegt dat dit wel gebeurt. Het
tegenovergestelde komt daarentegen regelmatig voor. Ook als het kind het seksueel misbruik
ontkent, omdat het voor haar nog te bedreigend is om haar verhaal te vertellen, geeft u met zo’n
vraag aan dat zoiets voor u een reële en bespreekbare mogelijkheid is. U kunt dat ook duidelijk
aangeven door bijvoorbeeld te zeggen: ’Als je nog eens terug wilt komen op waar we het over
gehad hebben, kun je dat altijd doen’. Vooral bij kleine kinderen kan het goed zijn om, na een
ontkenning, via omwegen door te vragen naar meer specifieke situaties, zoals slaap - en bad - of
douchesituaties.
Als het kind ontkennend reageert op uw vraag over de mogelijkheid van seksueel misbruik en uw
vermoeden blijkt bestaan, kunt u altijd (opnieuw) het Bureau Vertrouwensartsen bellen. Samen
met een medewerker van dit bureau kunt u dan bespreken wat in die concrete situatie het beste
gedaan worden. De leeftijd van het kind zal hierbij ook een belangrijke rol spelen.
Als het kind ingaat op uw vraag en aangeeft dat zulke dingen inderdaad met haar gebeuren, is het
belangrijk u te realiseren hoe moeilijk dat voor haar is. Belangrijk is om te laten merken dat u haar
gelooft en serieus neemt en open staat voor haar ervaringen en gevoelens.
Een geloofwaardig verhaal van een kind geldt als het meest waarschijnlijke gedragssignaal.
Kinderen kunnen, daartoe uitgenodigd of uit zichzelf, een verhaal vertellen over ervaringen op
seksueel gebied, die niet bij hun ontwikkelingsniveau passen. Het verhaal van een kind zal
geloofwaardiger zijn naarmate het kind in staat is een gedifferentieerd beeld van de
gebeurtenissen te schetsen (‘wat’), van de omstandigheden waarin deze plaatsvonden (‘wanneer’,
‘waar’), van de pleger(s) (‘wie’) en van de wijze waarop de pleger zich verzekerde van de
‘medewerking’ van het kind. Daarnaast zijn door de tijd heen consistent blijvende verhalen,
bijpassende of daarentegen juist sterk afgevlakte emoties en de dringende wens van het kind om
het gebeurde geheim te houden, indicatoren van een geloofwaardig verhaal.
Het is van belang om altijd serieus op de verhalen van het kind in te gaan. Hiermee wordt bedoeld
dat de diagnosticus een open, onbevooroordeelde houding ten opzichte van het kind en diens
verhaal inneemt. Enerzijds zal ongeloof van de kant van de diagnosticus het kind niet stimuleren
om verder uit te weiden over wat het heeft meegemaakt. Anderzijds kan over identificatie met wat
een kind naar voren brengt een vertekening tot gevolg hebben. De diagnosticus moet zich hoe dan
ook bewust zijn van de mogelijke sturende werking die zijn reactie op het verhaal van het kind
kan hebben. Dit kan het kind ertoe brengen om het verhaal aan te passen aan die reactie.
Meldplicht en aangifteplicht.
Op 28 juli 1999 is de wetswijziging bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in
het onderwijs in werking getreden. Deze wetgeving geldt voor de sectoren primair onderwijs,
voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Het gaat in de wet om strafbare vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik:
zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een medewerker van
de onderwijsinstelling jegens een minderjarige leerling. De wet bevat een aangifteplicht voor het
bevoegd gezag en een meldplicht voor het personeel bij een dergelijk zedenmisdrijf.
Inleiding.
Leerlingen en personeelsleden kunnen alleen goed functioneren als zij zich op school veilig
voelen. Seksuele intimidatie leidt tot gevoelens van onveiligheid. Leerlingen en personeelsleden
die hiermee worden geconfronteerd, verzuimen, worden ziek of verlaten voortijdig de school.Een
ieder die in school werkt en leert heeft recht op bescherming tegen seksuele intimidatie.
Bestrijding en preventie staan dan ook hoog op de agenda. Van de reeks van maatregelen die zijn
getroffen, noemen we hier de klachtenregeling en de vertrouwensinspecteur. Scholen zijn
verplicht om over de klachtenregeling informatie op te nemen in de schoolgids, zodat alle
belanghebbenden op de hoogte zijn. Het verdient aanbeveling dat scholen in de schoolgids tevens
opnemen welke vertrouwensinspecteur de meest aangewezene is voor de leerlingen en/of ouders
van hun school, en hoe en waar deze te bereiken is.
Klachtenregeling en vertrouwenspersonen.
Op elke school voor primair en voortgezet onderwijs is sinds 1 augustus 1998 een
klachtenregeling verplicht. Deze garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten. Hiermee
wordt het belang van de betrokkenen gediend. Daarnaast is een zorgvuldige behandeling van
klachten bevorderlijk voor een veilig schoolklimaat.Op grond van de klachtenregeling stelt het
bevoegd gezag een klachtencommissie in of sluit zich aan bij een lokale of regionale
klachtencommissie. Zowel leerlingen en hun ouders als personeelsleden kunnen een klacht
indienen bij de klachtencommissie, onder andere over gedragingen van het personeel. Dit kan een
klacht zijn over seksueel misbruik of seksuele intimidatie.
Als de klachtencommissie na onderzoek de klacht gegrond verklaart, dan volgt rapportage en
advies naar het schoolbestuur. Het schoolbestuur neemt vervolgens maatregelen.Vrijwel alle
onderwijsorganisaties hebben voor het primair onderwijs en voortgezet onderwijs een
modelklachtenregeling onderschreven, die nog iets verder gaat dan wettelijk is vastgelegd, zoals
de verplichting tot het aanstellen van contactpersonen en vertrouwenspersonen.
In eerste instantie krijgt de klager te maken met de contactpersoon, die zonodig verwijst naar de
vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon kan een leerkracht zijn of iemand van buiten de
school. De interne of externe vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan
worden bereikt. Daarnaast kan de klager natuurlijk altijd terecht bij de klachtencommissie.
Vertrouwensinspecteur.
Bij de onderwijsinspectie zijn per onderwijssector vertrouwensinspecteurs aangesteld, die een
speciale scholing hebben gevolgd om klachten over seksuele intimidatie adequaat af te handelen.
Vertrouwensinspecteurs vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die
slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie
jegens andere leerlingen of personeelsleden.Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen
stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het
indienen van een klacht of het doen van aangifte.
Waarom wettelijke maatregelen?
De hierboven genoemde maatregelen zijn uitermate belangrijk, maar niet afdoende. Aanvullende
wettelijke maatregelen zijn nodig, in het bijzonder om strafbare vormen van seksueel misbruik en
seksuele intimidatie te bestrijden.
De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het
onderwijs ontneemt de scholen de vrijheid - in het belang van de leerlingen - om naar eigen
goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf.Aanleiding voor de nieuwe wetgeving
is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn afgehandeld. Dit heeft er
meermalen toe geleid dat de pleger het seksueel misbruik binnen de school of in een andere
onderwijsinstelling kon voortzetten.
De wet is gebaseerd op de gedachte dat dit herhaald seksueel wangedrag het best kan worden
bestreden door politie en justitie in te schakelen. Wanneer een leerkracht is veroordeeld, kan hij
geen verklaring van goed gedrag krijgen en dus niet meer op een school worden aangesteld.
Aangifteplicht en meldplicht.
Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie noodzakelijk.
Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het bevoegd gezag. Daarnaast is het personeel een
meldplicht opgelegd. Alleen zo kan worden bewerkstelligd dat het bevoegd gezag daadwerkelijk
kennis krijgt van een mogelijk strafbaar feit.De aangifte - en meldplicht geldt bij een
zedenmisdrijf, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling.
Daaronder vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband
werkzaamheden verrichten voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneel, uitzendkrachten
en vrijwilligers.De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van
leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De grens is bij deze
leeftijd gelegd omdat alle seksuele handelingen tussen leerkrachten en minderjarige leerlingen
strafbaar zijn.
Vrijwillige seksuele handelingen tussen meerderjarigen, dus ook tussen een leerkracht en een
meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden
meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken om wel of niet aangifte te doen.
Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of
een vertrouwensinspecteur.
Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun, zonder dat de kwestie meteen in de
openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs. Zij zijn
daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot
geheimhouding van wat hen door leerlingen, ouders of medewerkers van een school is
toevertrouwd.
Meldplicht voor personeelsleden.
De wet verplicht personeelsleden om het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren als zij - op
welke manier dan ook - informatie krijgen over een mogelijk zedenmisdrijf, gepleegd door een
medewerker van de school jegens een minderjarige leerling. Het is niet voldoende om zich te
wenden tot een tussenpersoon, zoals een lid van de schoolleiding. Het personeelslid is ervoor
verantwoordelijk dat de informatie het bevoegd gezag bereikt.
Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij worden aangesproken op het
verzaken van zijn plichten als werknemer. Dit betekent dat het bevoegd gezag disciplinaire
maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of zijn ouders een schadeclaim
indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksueel misbruik heeft kunnen
voortduren.
Meldplicht in relatie tot de klachtenregeling.
De meldplicht geldt voor alle personeelsleden. Ook contactpersonen en interne
vertrouwenspersonen die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende
zedendelicten, hebben als personeelslid de verplichting om het bevoegd gezag onmiddellijk te
informeren.
Interne vertrouwenspersonen kunnen zich in dit geval niet op hun geheimhoudingsplicht
beroepen.Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt
waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn wettelijke
meldplicht moeten voldoen. Op deze manier wordt bereikt dat zo snel mogelijk onderzoek
plaatsvindt door justitie en politie. Het belang van een onderzoek op heel korte termijn is evident.
De externe vertrouwenspersoon en meldplicht.
Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijspersoneel behoren, hebben geen
meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager
wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie.
Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast
kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders uitnodigen om de schoolleiding te
informeren.
Aangifteplicht voor het bevoegd gezag.
In de wet is vastgelegd welke procedure het bevoegd gezag moet volgen als het op enigerlei wijze
informatie krijgt over een vermeend zedendelict, gepleegd door een medewerker van de school
jegens een minderjarige leerling (vermoeden van een strafbaar feit).
In alle gevallen verplicht de wet het bevoegd gezag om onmiddellijk met de
vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel om een antwoord te vinden
op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip redelijk
vermoeden wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot eenzelfde oordeel zou komen als
hij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden.Is de conclusie van het overleg dat er sprake
is van een redelijk vermoeden, dan doet het bevoegd gezag direct aangifte bij politie of justitie.
Vooraf stelt het bevoegd gezag de aangeklaagde en de ouders van de klager op de hoogte.
Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders en leerlingen ontslaat het bevoegd gezag niet van
de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat
van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt
voorkomen.
Vervolgstappen.
Is het besluit tot aangifte genomen, dan moet nog een reeks van vragen worden beantwoord. De
vertrouwensinspecteur kan het bevoegd gezag hierbij adviseren.
Bij wie wordt aangifte gedaan: regiopolitie, officier van justitie?
Wie informeert de betrokkenen over de aangifte?
Wie ondersteunt de klager en de ouders tijdens het onderzoek? Dat kan een vertrouwenspersoon
of de vertrouwensinspecteur zijn. Deze kan de klager desgewenst doorverwijzen naar
gespecialiseerde hulpverlening.
Wie ondersteunt de aangeklaagde tijdens het onderzoek: een vertrouwenspersoon of de juridische
afdeling van een onderwijsvakorganisatie? Kan een beroep worden gedaan op een
rechtsbijstandsverzekering van de aangeklaagde?
Moet de school, zolang het justitieel onderzoek loopt, maatregelen treffen om te voorkomen dat
de klager telkens wordt geconfronteerd met de aangeklaagde? De aangeklaagde zou bijvoorbeeld
met andere taken kunnen worden belast. Ook schorsing behoort tot de mogelijkheden.
Moeten personeel, ouders en leerlingen worden geïnformeerd over het feit dat er een onderzoek
wordt ingesteld? Informatievoorziening kan noodzakelijk zijn, omdat een dergelijke kwestie
meestal niet onopgemerkt voorbij gaat aan de leden van de schoolgemeenschap. Wel is het - in het
belang van klager en aangeklaagde - gepast om hiermee zorgvuldig en terughoudend om te gaan
en geen onnodige details te verstrekken.
Is het wenselijk dat de school, parallel aan het justitieel onderzoek, zelf een onderzoek laat
uitvoeren? Gezien de lange looptijd van een justitieel onderzoek kan het bevoegd gezag daartoe
besluiten. Of het bevoegd gezag kan de klager uitnodigen om een klacht in te dienen bij de
klachtencommissie. Volgens de modelklachtenregeling bepaalt de klachtencommissie maximaal
acht weken na het horen van de partijen of de klacht gegrond is, en adviseert over de maatregelen
die het bevoegd gezag kan nemen.
Uit de jurisprudentie blijkt dat met disciplinaire maatregelen niet hoeft te worden gewacht totdat
de strafrechter uitspraak heeft gedaan. Tot disciplinaire maatregelen kan worden overgegaan als
zorgvuldig onderzoek, waarbij het principe van hoor en wederhoor is toegepast, tot de overtuiging
leidt dat de aangeklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan een zedendelict.
Rehabilitatie na valse aantijgingen.
Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het bevoegd
gezag de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Zo’n traject wordt in overleg met de
valselijk beschuldigde samengesteld. Mogelijkheden zijn: een brief aan de ouders, een
teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde.
Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen nemen jegens de leerling die de valselijk
beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden
aangeboden tot schorsing of verwijdering.De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling
door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt
daarmee klager.
Wet als sluitstuk.
Om seksueel misbruik en seksuele intimidatie te voorkomen is het belangrijk dat scholen aandacht
hebben voor een veilig schoolklimaat: zorg voor een goede omgang met elkaar, het respecteren
van grenzen en het maken van afspraken hierover, het hanteren van gedragsregels die iedereen in
de school kent. Ook het geven van seksuele voorlichting aan leerlingen en het aanleren van
vaardigheden op het gebied van sociale weerbaarheid en zelfverdediging dragen bij aan preventie
van seksuele intimidatie.
De verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat ligt primair bij de school zelf. Het gaat
erom dat veiligheid een vaste plek krijgt in het schoolbeleid. In die zin moeten de wettelijke
maatregelen worden gezien als sluitstuk op het veiligheidsbeleid dat de school voert.
Adressen vertrouwensinspecteurs.
Primair onderwijs
mw. drs. A.W. Dullemond-Zondag (Rijksinspectiekantoor Leeuwarden, tel. 058 - 2133132)
mw. drs. C.M.T. Doeleman (Rijksinspectiekantoor Zwolle, tel. 038 – 4695400)
mw. F. van der Meer (Rijksinspectiekantoor Alkmaar, tel. 072 – 5622315)
drs. M. van Tuijl (Rijksinspectiekantoor Haarlem, tel. 023 – 5287001)
mw. drs. M.A. Pas (Rijksinspectiekantoor Rotterdam, tel. 010 – 2861255)
L.H. Kerkhoffs (Rijksinspectiekantoor Roermond, tel. 0475 – 391333)
Expertisecenta (speciaal en voortgezet speciaal onderwijs)
mw. G. Durkstra (Rijksinspectiekantoor Zwolle, tel. 038 – 4695400)
drs. T.W.A. van Capelleveen (Rijksinspectiekantoor Utrecht, tel. 030 – 6690600)
Voortgezet onderwijs
mw. ir. M.J. ter Veer-Bos (Rijksinspectiekantoor Zwolle, tel. 038 – 4695400)
mw. drs. T.J.G. van der Heijden (Rijksinspectiekantoor Haarlem, tel. 023 – 5287001)
mw. drs. H.C. Onnekink (Rijksinspectiekantoor Breda, tel. 076 – 5202303)
mw. J. Ch. Adolfsen (Rijksinspectiekantoor Arnhem, tel. 026 – 3892900)
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
ing. S. Keep (Rijksinspectiekantoor Breda, tel. 076 – 5202303)
Hoger onderwijs
mw. drs. A.J.M.E. Smeets (Rijksinspectiekantoor Utrecht, tel. 030 – 6690600)
Landbouwonderwijs
ir. E. Bosma, (Inspectiekantoor Landbouwonderwijs, tel. 030 – 2322284)
M.A. de Vries, voor Noord- en Oost-Nederland (Inspectiekantoor Landbouwonderwijs, tel. 0302322284)
Nederlands onderwijs in het buitenland
mw. drs. A.C. Lassing-van Midden (Rijksinspectiekantoor Den Bosch, tel. 073 - 6232101)
Aangifte doen bij de politie.
Wel of geen aangifte doen.
Voor veel slachtoffers is de gang naar het politiebureau om aangifte te doen een moeilijke
beslissing. Er kunnen redenen zijn om daar vanaf te zien, maar de vraag is of dat verstandig is.
Tegenwoordig beschikken vrijwel alle politieregio’s over rechercheurs die gespecialiseerd zijn op
het vakgebied van zedenmisdrijven. Bijna alle politieregio’s hebben daarvoor speciale
zedenafdelingen opgericht.
De beslissing om wel aangifte te doen kunnen velerlei zijn. Het slachtoffer wil dat de dader
vervolgd wordt of wil een daad stellen ten opzichte van de dader om zelf verder te kunnen gaan
met de verwerking van deze traumatische ervaring. Er zijn ook redenen om het niet te melden.
Soms hebben slachtoffers problemen om aangifte te doen. Ze kunnen zichzelf schuldig voelen,
omdat ze in hun ogen niet duidelijk hebben aangegeven waar de grens lag, of hebben achteraf
spijt van wat er gebeurd is. Ook zijn slachtoffers soms bang dat de verdachte wraak gaat nemen
als hij er achter komt dat er aangifte gedaan is. Het kan ook zijn dat er andere problemen een rol
spelen, bijvoorbeeld als de verdachte iemand uit de familie is.
Voor al deze gevallen is het altijd verstandig om een gesprek aan te gaan met een
zedenrechercheur. Hij of zij kan het slachtoffer duidelijkheid geven of er sprake is van een
strafbaar feit, of de verjaring een rol speelt, wat er allemaal verder gaat gebeuren en wat de
consequenties (kunnen) zijn. Na zo’n gesprek kan het slachtoffer altijd nog een beslissing nemen
of hij of zij aangifte wil doen.
Als het slachtoffer naar de politie belt wil hij of zij natuurlijk niet het verhaal vele malen vertellen
en wenst natuurlijk enige vorm van privacy. Dit kan je van tevoren aangeven. Je kunt telefonisch
of mondeling een afspraak maken en vragen naar iemand van de afdeling zeden. Normaal
gesproken is er altijd wel iemand te bereiken. Tijdens het gesprek kun je in het kort aangeven wat
je is overkomen en wat je wilt. Tijdens dit informatieve gesprek zal de zedenrechercheur normaal
gesproken niet te diep ingaan op de gebeurtenis die je is overkomen.
Bij het opnemen van de aangifte zal hier wel wat dieper op ingegaan worden. Daarbij zijn de
omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden het belangrijkst. Vaak denken
slachtoffers dat zij alles over het seksuele feit uitgebreid moeten vertellen maar dit hoeft helemaal
niet. Het is bij bijvoorbeeld verkrachting alleen van belang om te weten of er sprake is van
binnendringen en waarmee dat gebeurde. Verdere vragen over dit gedeelte zijn eigenlijk niet van
belang. De omstandigheden waaronder dit gebeurd is zijn vele malen belangrijker. Als het
slachtoffer dit van tevoren weet is hij of zij vaak wat gerustgesteld, want per slot van rekening
moet je tegenover een vreemde wel iets intiems vertellen en dat is niet altijd even gemakkelijk.
Uiteraard kun je te woord gestaan worden door een vrouwelijke rechercheur, maar je zult
begrijpen dat dit om verschillende redenen niet altijd mogelijk is.
Het bovenstaande geldt voor zedenmisdrijven, die in het (recente) verleden hebben
plaatsgevonden. Anders is het bij een zedenmisdrijf, dat (zeer) kort geleden heeft plaatsgevonden.
De dader van dit misdrijf kan voor het slachtoffer een bekende, maar net zo goed een totaal
onbekende zijn. Voor een goede opsporing is het van belang voor de politie direct in kennis
gesteld te worden zodat het opsporingsonderzoek gelijk kan aanvangen. Hoe langer het slachtoffer
wacht met het doen van de melding, hoe moeizamer het onderzoek kan worden. Uiteraard kan de
politie zorgen dat er direct professionele hulpverlening ingeschakeld wordt. Kijk ook eens bij de
richtlijnen op deze site waar het e.e.a. uitgebreid vermeldt staat.
De aangifte.
In principe moet aangifte gedaan worden bij de politie in de plaats waar het misdrijf heeft
plaatsgevonden.
Als je daar de melding doet, dan zal er normaal gesproken eerst een intake gesprek plaats vinden
waarbij je in het kort aan kunt geven wat je is overkomen en de politie zal je dan kunnen zeggen
of er sprake is van een strafbaar feit, of het feit wel dan niet verjaard is en hoe ze de zaak op
kunnen pakken.
Zorg wel dat je geholpen wordt door een zedenrechercheur. Vraag daar ook naar, zodat je het
verhaal niet steeds weer opnieuw moet vertellen. Het uitgangspunt van de zedenrecherche is
vrijwel altijd dat je tijdens de behandeling van je zaak steeds door dezelfde rechercheurs te woord
wordt gestaan. Dat is voor beide partijen wel zo fijn en je hoeft dus als slachtoffer niet steeds aan
nieuwe gezichten te wennen en je verhaal te herhalen.
Na het intakegesprek, waarin heel globaal gesproken wordt over wat je is overkomen, zal een
afspraak gemaakt worden om een aangifte van je op te nemen. Je krijgt na het intakegesprek nog
enkele dagen de tijd om het eerste gesprek tot je te laten doordringen en er goed over na te denken
of je aangifte wilt doen.
Als deze vervolgafspraak gemaakt is wordt de aangifte opgenomen. Dit gebeurt in een rustige
omgeving op het politiebureau waarbij het gesprek volgens de richtlijnen, op band wordt
opgenomen. De reden hiervan is dat er door de rechter of advocaat van de verdachte achteraf
gevraagd kan worden hoe het gesprek is verlopen, hoe de vraagstelling was etc. In de praktijk
komt dit zelden voor, maar de banden blijven bewaard, totdat de betreffende rechtszaak en het
hoger beroep achter de rug is. Daarna zullen de banden vernietigd kunnen worden. Uiteraard zal,
buiten de hierboven genoemde personen, niemand deze banden kunnen en mogen beluisteren.
Tijdens het opnemen van de aangifte mag op verzoek van het slachtoffer iemand anders aanwezig
zijn ter ondersteuning van het slachtoffer. Wel moet duidelijk zijn dat deze persoon geen getuige
is in de zaak, omdat hij of zij later dan niet meer gehoord kan worden. Is dit het geval dan dient
deze persoon voor de aangifte gehoord te worden.
Nadat de aangifte is opgenomen, wordt deze in een proces-verbaal van aangifte uitgewerkt waarna
je deze als slachtoffer te lezen krijgt en mag ondertekenen. Uiteraard ben je vrij om alsnog van de
aangifte af te zien of de zaak tijdelijk stil te leggen, maar als je al besloten hebt om aangifte te
doen zal dit waarschijnlijk niet gauw voorkomen.
Vraag ook aan de rechercheurs om op de hoogte gehouden te worden van het verloop van het
onderzoek.
Je kunt, als je daar behoefte aan hebt, doorverwezen worden naar slachtofferhulp. Voor meer
informatie over slachtofferhulp zie de link op deze site.
Aanhouding van de verdachte.
Mocht alles vastgelegd zijn in een proces-verbaal dan zal de politie de zaak moeten overleggen
met de officier van justitie. Deze beslist namelijk of de verdachte buiten heterdaad aangehouden
mag worden.
Meestal is er sprake van een buiten heterdaad situatie. Dit betekent dat het feit enige tijd geleden
heeft plaats gevonden en de officier dan de toestemming moet geven. Deze bevoegdheid komt dan
niet toe aan de rechercheur. Uiteraard dient de rechercheur de officier volledig in te lichten
omtrent hetgeen wat vastgelegd is in het proces-verbaal van aangifte en de getuigenverklaringen.
Indien de officier van justitie gronden aanwezig acht dat er sprake is van een verdachte en er zijn
sterke aanwijzingen in de richting van deze verdachte, dan zal hij in de regel toestemming geven
om deze verdachte buiten heterdaad aan te laten houden. De wet bepaalt voor welke strafbare
feiten buiten heterdaad aangehouden mag worden. Met betrekking tot de zedenwetgeving kan
voor de belangrijkste zedenmisdrijven buiten heterdaad aangehouden worden, met uitzondering
van schennis van de eerbaarheid. In het algemeen kan gesteld worden dat voor misdrijven, waarop
de wetgever 4 jaar of meer gevangenisstraf heeft gesteld, buiten heterdaad aangehouden mag
worden. Voor meer informatie over wetsartikelen zie de link op deze site.
Als deze aanhouding heeft plaats gevonden zal de verdachte voor een hulpofficier van justitie
geleid worden. Dit betreft in de praktijk meestal iemand die de rang van inspecteur van politie of
hoger heeft. Hij toetst of de aanhouding rechtmatig heeft plaatsgevonden. Hierna gaat de
recherche met de verdachte in verhoor.
Voor aanvang van elk verhoor dient aan de verdachte medegedeeld te worden dat hij niet tot
antwoorden verplicht is. Dit houdt in dat de verdachte niets hoeft te verklaren. Een verklaring zal
dan ook niet afgedwongen kunnen worden door de politie.
Nadat de verdachte is aangehouden mag de verdachte door de politie 6 uur voor verhoor worden
opgehouden.
De inverzekeringstelling.
Mocht er meer tijd nodig zijn dan zal in de meeste gevallen de verdachte in verzekering gesteld
worden. De termijn voor in verzekering stelling duurt maximaal 3 dagen. Indien de verdachte in
verzekering gesteld wordt zal hij bijstand kunnen krijgen van een raadsman (advocaat) en wordt
de reclassering in kennis gesteld.
De redenen om de verdachte in verzekering te stellen kunnen zijn:
- het verhoor van de verdachte is nog niet afgerond;
- de confrontatie van de verdachte met bepaalde personen moet nog gebeuren;
- de verklaringen van de verdachte, aangever en/of getuige zijn nog niet voldoende onderzocht;
- verhinderen dat de verdachte door vlucht het onderzoek belemmert of sporen wegmaakt;
- te voorkomen dat de verdachte in contact komt met niet ingesloten verdachten.
De in verzekering stelling mag niet gebruikt worden om van de verdachte een bekentenis te
verkrijgen.
De officier van justitie kan het bevel tot inverzekeringstelling eenmaal met ten hoogste 3 dagen
verlengen. Deze mogelijkheid is echter alleen aanwezig bij dringende noodzakelijkheid.
Dringende noodzakelijkheid kan bestaan als blijkt dat de 1e termijn van 3 dagen van de
inverzekeringstelling ontoereikend is om het opsporingsonderzoek te kunnen voltooien of als de
officier van justitie nog geen verantwoorde beslissing heeft kunnen nemen over de
invrijheidsstelling van de verdachte of over diens geleiding voor de rechter-commissaris voor een
bevel tot bewaring.
De verdachte kan op elk moment tijdens de inverzekeringstelling in vrijheid gesteld worden om
uiteenlopende redenen. Dit kan bijvoorbeeld zijn als het onderzoek afgerond is en de officier vindt
dat er geen redenen meer zijn om de verdachte langer vast te houden.
De beslissing om de verdachte naar huis te sturen wordt altijd door de officier van justitie
genomen en niet door de betreffende rechercheurs.
De voorlopige hechtenis (bevel tot bewaring).
Indien er gronden aanwezig zijn om de verdachte langer vast te houden dient de officier van
justitie, voor het verstrijken van de termijn van inverzekeringstelling (meestal de termijn van 3
maal 24 uur), een bevel tot bewaring te vorderen bij de rechter-commissaris. De officier van
justitie zal dit doen als hij bijvoorbeeld van mening is dat de verdachte een zodanig ernstig
misdrijf heeft gepleegd dat invrijheidstelling niet verantwoord is.
De verdachte zal dan, nadat de officier van justitie met hem gesproken heeft, voor de rechtercommissaris geleid worden. Deze laatste zal, in het bijzijn van de raadsman van de verdachte kort
horen omtrent het strafbare feit, waarbij de raadsman bij het verhoor van de verdachte in de
gelegenheid gesteld wordt de nodige opmerkingen te maken.
De rechter-commissaris zal een bevel tot bewaring slechts af kunnen geven als uit bepaalde
gedragingen van de verdachte of uit bepaalde hem persoonlijk betreffende omstandigheden blijkt
van ernstig gevaar voor vlucht; of uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden
van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert.
Er is sprake van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid als:
- er sprake is van een strafbaar feit waarop een gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld en
de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt;
- ernstig rekening valt te houden met het begaan door de verdachte van een misdrijf waarop een
gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de
gezondheid of veiligheid van personen in gevaar is te brengen dan wel algemeen gevaar voor
goederen kan ontstaan; of
- als er sprake is van verdenking van bepaalde misdrijven (diefstal, verduistering etc. hetgeen voor
de zedenwetgeving niet van belang is);
- de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is te achten voor het anders dan door
verklaringen van de verdachte aan de dag brengen van de waarheid.
De voorlopige hechtenis zal achterwege blijven indien ernstig rekening gehouden moet worden
als aan de verdachte bij een veroordeling geen onvoorwaardelijke straf zal worden opgelegd of als
de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis langer zal zijn dan de duur van de op te leggen
straf.
De duur van de voorlopige hechtenis is ten hoogste 10 dagen.
Bevel tot gevangenhouding.
Nadat het bevel tot bewaring is verleend en er zijn gronden aanwezig om de verdachte langer vast
te houden, zal de verdachte geleid worden voor de rechtbank, waarbij 3 rechters, na verhoor van
de verdachte, beslissen of deze langer vast moet blijven zitten. Indien dit het geval is, zal de
termijn hiervan ten hoogste 30 dagen zijn.
Deze termijn kan 2 keer met dezelfde termijn verlengd worden.
Mocht de verdachte de gehele termijn van 3 keer 30 dagen vast blijven zitten, dient de rechtszaak
tegen de verdachte voor het einde van die termijn een feit te zijn. Vaak is er dan sprake van een
pro forma zitting, waarbij tijdens de rechtszitting de rechtszaak naar een later tijdstip wordt
verwezen.
Insect en geloof, een moeilijke combinatie.
Aan de hand van het christelijke geloof zal duidelijk worden dat geloof in sommige gevallen een
negatieve invloed kan hebben op het voorkomen en verwerken van insect en ander seksueel
misbruik. Het christelijke geloof kan natuurlijk een bijdrage leveren aan het verwerken van het
misbruik, maar dat is niet de kant die nu belicht zal worden. Ook moet niet gedacht worden dat
het christelijke geloof een uitzondering is. Het duidelijker om het probleem tussen insect en
geloof uit te leggen aan de hand van één geloof dan over allemaal te spreken.
Aspecten uit de christelijke opvoeding die insectbevorderend kunnen werken.
Door de traditionele beelden van de kerk over de positie van de vrouw, seks en huwelijk wordt het
er voor de vrouw niet makkelijker op. Doordat in traditionele christelijk beeld de vrouw
ondergeschikt is aan de man, heeft een vrouw weinig te zeggen. En vrouw is minder dan een man,
tenminste dat is het beeld. Door de positie van de man als hoofd van het gezin, de plaats van de
vrouw en kinderen op een lagere positie, kan leiden tot een misbruik van de positie van de man
door de man. Doordat deze het hoofd is van het gezin behoren de andere leden van het gezin te
gehoorzamen. Zelf op seksueel gebied gebeurt dat.
In een gesprek tussen en moeder en dochter over het seksuele misbruik van het kind door de
vader, kreeg het kind van de moeder te horen dat ze het maar moest ondergaan. Haar vader (die
van de moeder) deed dat vroeger ook, het hoort er eenmaal bij het vrouw zijn. De vrouw is
ondergeschikt aan de man.
Dit is iets wat niet meer van deze tijd geacht wordt, maar het komt voor. Niet veel, maar het
gebeurt. Het is wel een extreme situatie.
Vrouwbeelden.
Het christelijke geloof heeft twee verschillende vrouwbeelden. Aan de ene kant is dat het ideale
beeld van de vrouw. Dit is een beeld van de vrouw waarin de man alles ziet wat hij wil zien in een
vrouw. Een voorbeeld hiervan is de Heilige Maagd Maria, moeder van Jezus. Zij is het
vleesgeworden ideaalbeeld. De ideale vrouw is in de ogen van een christelijke man is: nederig,
zorgzaam, volgzaam, gehoorzaam, lief, kuis, passief, etc etc.
Aan de ander kant is er ook het negatieve beeld van de vrouwen. Was het niet Eva die de eerste
misdaad pleegde en ervoor zorgde dat Adam en Eva door God uit het paradijs gezet werden. Een
ander voorbeeld is Maria Magdalena, een ‘zondige vrouw’, zoals gezegd wordt, een tempelhoer.
Door Jezus werd zijn bekeerd tot het goede. Zo bestaan er meer negatieve beelden over de vrouw
binnen het christendom. Deze negatieve beelden hebben de overhand.
Visie op seks en huwelijk
Zoals bij veel godsdiensten is seks voor het huwelijk in een christelijk gezin uit de boze. Seks
behoord alleen maar ‘gebruikt’ te worden om voort te planten en een gezin te stichten. Eigenlijk
zou dit een teken moeten zijn voor de vaders dat insect niet kan, maar het wordt door de mannen
juist gebruikt als middel om de dochters het zwijgen op te leggen, als de meisjes zouden praten
over insect zou het gezin in gevaar komen. Als een dochter door de man misbruikt wordt roept dit
bij de vrouw vaak een gevoel op dat ze haar man niet in al zijn behoefte heeft kunnen voldoen. Ze
heeft niet aan haar huwelijksplicht kunnen voldoen. Door de opvattingen worden juist de
slachtoffers als schuldigen bestempeld en verantwoordelijk gehouden.
De macht van geestelijke leiders
In de Verenigde Staten van Amerika zijn een aantal bisschoppen en priesters in opspraak geraakt,
omdat ze zich zouden vergrepen hebben aan de jeugdige kerkgangers. Dit komt natuurlijk niet
alleen doordat ze een macht positie hebben binnen de kerk, maar ook door hun macht. Hoe vaak
komt het niet voor dat docenten en scoutingleiders zich niet vergrijpen aan kinderen. Dit komt niet
doordat deze vaker van dit soort neigingen hebben, maar doordat ze een machtspositie hebben.
Een docent en een scoutingleider is de ‘baas’ over de kinderen. Ze moeten luisteren en soms gaat
dit te ver. Zo is dit ook het geval ik de kerk alleen gaat dit wel iets verder. Een priester is een
afgezand van God, hij is het die de berichten doorgeeft aan God om de mensen hun schulden te
vergeven en zo een veilig pad naar de hemel te creëren. Als je dus je liefde aan de priester geeft,
dan geef je je liefde aan God. Dus als je met anderen over het misbruik van de priester zou praten,
breng je je eigen toekomst in gevaar, want het is immers verboden om seks te hebben voor het
huwelijk, dus je hebt zelf gezondigd, daarom kun je er maar beter niet over praten.
Nog even terug naar de opschudding in de VS. Daar hebben de kerkelijk leiders gezocht naar
oplossingen voor het probleem, dit hebben ze toen aan Rome te goedkeurig gegeven, in Rome
waren ze het niet eens met de koers van de Amerikaanse bisschoppen, de kerk in Rome vond dat
de priesters die seksueel misbruik plegen ook rechten hebben en dat deze rechten zwaarder wegen
dan de rechten van de misbruikte kinderen. Zo zie je maar dat de positie van een priester zoals die
door de kerk geschapen is en in stand gehouden wordt een ‘veilige’ plaats is voor mensen die
kinderen misbruiken. Dit omdat de kerk zijn priesters beschermd.
Hoe het christelijk geloof het verwerken van insect en ander seksueel misbuik belemmerd.
Doordat het op seks nog steeds een taboe rust binnen het christelijke geloof, zal er niet snel
gesproken worden over het misbruik en als er iets is dat de verwerking van seksueel misbruik niet
bevorderd, dan is dat wel het in de doofpot doen dan het probleem. Het lijkt dan vergeten, maar
ondertussen belemmerd het de misbruikte in het dagelijkse leven en zal het steeds erger worden
als er geen hulp wordt geboden.
Als er dan hulp komt dan is dit vaak gebaseerd op het vergeven van de dader. Als er iets is dan
niet mogelijk is bij het verwerken van seksueel misbruik dan is dat het vergeven van de dader.
Veer vrouwen hebben hun boosheid en haat jegens de dader nog geen plaats kunnen geven en nog
niet leren uiten, het tegenovergestelde is het geval. Ze geven zichzelf de schuld van wat er
gebeurd is. Ze krijgen het gevoel dat ze zelf de schuldige zijn voor wat er gebeurd is. Bovendien
blijven de daders vaak ontkennen en het bagatelliseren en de schuld geven aan de slachtoffers.
Als het vergeven van de dader gebruikt wil worden voor het verwerken van het gebeurde, dan zal
een dader zijn daden toe moeten geven en berouw tonen, aangezien dit praktisch nooit het geval is
zal er van vergeving geen sprake zijn. Als er dan gestimuleerd word om de dader te vergeven dan
roept dit bij de vrouw weer schuldgevoelens op.
Hoe het christelijke geloof bij kan dragen aan de verwerkingen van seksueel misbruik.
In de voorafgaande paragrafen is er alleen gesproken over dat de kerk en geloof seksueel misbruik
bevorderen, maar het kan wel degelijk een plaats zijn waar het slachtoffer hulp kan vinden.
Binnen het huidige christelijke geloof zijn er genoeg gematigde kerkgemeentes die meer open
staan en niet precies volgens de regels uit Rome werken. Juist doordat een priester een man is die
gekozen heeft om als afgezand van God te dienen en zich niet aan de vleselijke lusten van het
leven te vergrijpen, is het een veilig persoon. Van een priester weet je dat hij genoeg heeft aan de
liefde van God. Bij hem is je verhaal veilig, alleen God krijgt het te horen en God is de
aangewezen persoon om je te helpen bij het probleem, want Hij is toch zo machtig?
Door de huidige veranderingen binnen de kerk, waardoor er steeds meer vrouwelijk pastores
komen wordt het voor vrouwen makkelijker om een gesprekspartner te vinden. Het is vaak
makkelijker om het een vrouw te praten dan met een man. De positie van de vrouw verandert ook
steeds meer, zowel in de samenleving als binnen de kerk, man en vrouw krijgen steeds meer een
gelijkwaardige plek binnen de kerk, dit helpt omdat de man nu niet meer de machtige baas van het
gezin is.
Slot.
Na het lezen van dit hoofdstuk kan een zeer negatief beeld ontstaan zijn over geloof. Gelukkig is
het nog steeds zo dat het grootste deel van de gelovige mensen en priesters nette mensen zijn die
niet zomaar zich vergrijpen aan jonge kinderen.
Er is nooit echt onderzoek naar gedaan, maar er wordt vanuit gegaan dat binnen gelovige
gezinnen niet meer of minder insect en insect gelegateerde problemen zijn. Aan de buitenkant lijkt
het vaak dat het juist minder voorkomt, dit komt doordat het als een schande gezien wordt en vaak
verstopt wordt, het wordt ben de deken der liefde bedekt, een priester die zijn handen niet thuis
kon houden wordt overgeplaatst en kan ergens anders opnieuw beginnen. Als door het lezen van
dit hoofdstuk nog vragen bestaan, kan er bij elke parochie en gemeente informatie ingewonnen
worden over het onderwerp.
Helemaal mee
eens
Mee eens
Oneens
Vragenlijst omtrent seksueel misbruik
1. Seksueel misbruik gebeurt voornamelijk in andere culturen
2. Seksueel misbruik komt vooral voor in de lagere klasse van de bevolking
3. Iemand seksueel misbruiken doen mannen die hun homoseksuele geaardheid
willen verbergen
4. alleen een vreselijke bruut doet zoiets
5. Verkrachters vind je alleen bij de vijand in de oorlog
6. verkrachters of mannen die hun vrouw mishandelen zijn zwak begaafd,
psychopaat of alcoholist
7. verkrachters hebben een liefdeloze jeugd gehad
8.verkrachters vinden niet genoeg bevrediging voor hun seksuele verlangens
9. mannen zijn het slachtoffer van hun onbedwingbare lusten
10. alleen jonge, mooie vrouwen worden verkracht
11. vrouwen lokken seksueel misbruik zelf uit
12. vrouwen willen verkracht worden
13. vrouwen kunnen niet verkracht worden als ze dat niet willen
14.vrouwen doen vaak valse aangiften van seksueel misbruik of verkrachting
15. Mij zal dat nooit overkomen
16. Alleen vrouwen worden seksueel misbruikt mannen niet
17. Het komt in alle klasse van bevolking voor, hoog en laag
18. Ik zou wel voor seksueel misbruik durven uitkomen
19. Ik zou het als eerste aan mijn ouders vertellen
20. Ik zou het als eerste aan de vertrouwenspersoon op school vertellen
21. Ik zou naar de politie gaan om aangifte te doen
22. Ik zou het als eerste aan mijn huisarts vertellen
23. Als je seksueel misbruikt wordt heb je zelf nooit schuld
Helemaal oneens
Vragenlijst omtrent seksueel misbruik (afgenomen bij 4 brugklassen).
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Uitslagen.
Helemaal mee
eens
Mee eens
Oneens
Aanta procente aantal procente aantal Procente
l
n
n
n
1
9
9.4
12
12.5
60
62.5
2
0
0
9
9.4
57
59.4
3
6
6.3
21
21.9
48
50
4
42
33
34.4
15
15.6
43.8
5
3
3.1
0
0
51
53.1
6
18
18.8
48
27
28.1
50
7
6
6.3
30
31.3
54
56.3
8
12
12.5
48
33
34.4
50
9
6
6.3
15
15.6
54
56.3
10
12
12.5
18
18.8
30
46.9
11
6
6.3
0
0
33
34.4
12
3
3.1
0
0
21
21.9
13
0
0
3
3.1
42
43.8
14
6
6.3
12
12.5
51
53.1
15
33
34.4
27
28.1
36
37.5
16
9
9.4
27
28.1
30
46.9
17
27
28.1
51
12
12.5
53.1
18
12
12.5
24
25
30
31.3
19
15
15.6
57
12
12.5
59.4
20
6
6.3
18
18.8
57
59.4
21
27
28.1
57
9
9.4
59.4
22
3
3.1
12
12.5
63
65.6
23
39
39
18
18.8
40.6
40.6
De vragenlijst is afgenomen is vier brugklassen.
Het antwoord met de hoogste score bij elke vraag is vet gedrukt.
Helemaal
oneens
aantal
15
30
21
6
42
3
6
3
21
21
57
72
51
27
0
15
6
30
12
15
3
18
0
procente
n
15.6
31.2
21.9
6.3
43.8
3.1
6.3
3.1
21.9
21.9
59.4
75
53.1
28.1
0
15.6
6.3
31.3
12.5
15.6
3.1
18.8
0
totaal
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
96
Conclusie vragenlijst.
Kinderen in de leeftijd van ongeveer 13 jaar hebben de volgende ideeën/ informatie over seksueel
misbruik:
Seksueel misbruik gebeurt voornamelijk in andere culturen: oneens
Seksueel misbruik komt vooral voor in de lagere klasse van de bevolking: oneens
Iemand seksueel misbruiken doen mannen die hun homoseksuele geaardheid willen verbergen:
oneens
Alleen een vreselijke bruut doet zoiets: helemaal mee eens
Verkrachters vind je alleen bij de vijand in de oorlog: oneens
Verkrachters of mannen die hun vrouw mishandelen zijn zwak begaafd, psychopaat of alcoholist:
mee eens
Verkrachters hebben een liefdeloze jeugd gehad: oneens
Verkrachters vinden niet genoeg bevrediging voor hun seksuele verlangens: mee eens
Mannen zijn het slachtoffer van hun onbedwingbare lusten: oneens
Alleen jonge, mooie vrouwen worden verkracht: oneens
Vrouwen lokken seksueel misbruik zelf uit: helemaal oneens
Vrouwen willen verkracht worden: helemaal oneens
Vrouwen kunnen niet verkracht worden als ze dat niet willen: helemaal oneens
Vrouwen doen vaak valse aangiften van seksueel misbruik of verkrachting: oneens
Mij zal dat nooit overkomen: oneens
Alleen vrouwen worden seksueel misbruikt mannen niet: oneens
Het komt in alle klasse van bevolking voor, hoog en laag: mee eens
Ik zou wel voor seksueel misbruik durven uitkomen: oneens tot helemaal oneens
Ik zou het als eerste aan mijn ouders vertellen: mee eens
Ik zou het als eerste aan de vertrouwenspersoon op school vertellen: oneens
Ik zou naar de politie gaan om aangifte te doen: mee eens
Ik zou het als eerste aan mijn huisarts vertellen: oneens
Als je seksueel misbruikt wordt heb je zelf nooit schuld: helemaal mee eens tot mee eens
Deze resultaten zou men kunnen gebruiken bij voorlichting. Het geen wat er het meeste uit springt
is dat er nog zo’n vreselijk taboe op berust, om ervoor uit te komen. Hier zou bij de voorlichting
extra aandacht aan besteed kunnen worden.
Vraag 1 en 17, en vraag 11 en 23 waren vragen die tegenovergesteld moesten worden ingevuld,
om te testen of de vragenlijst serieus was ingevuld. Er zijn in totaal van twee vragenlijsten de
resultaten verwijderd, nadat bleek dat ze de lijst niet serieus hadden ingevuld.
Literatuurlijst
Boeken:

Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen, richtlijnen voor
beroepsbeoefenaren, Van Gorcum/ Dekker & van de Vegt, Assen, 1994, Commissie Seksueel
Misbruik van Jeugdigen.

Daar kun je maar beter (niet) over praten, Inbens- sransen Annie, Meinema te Delft, 1987.
Internet:

http://www.seksueelmisdrijf.nl/

http://www.seksueelmisbruik.nl/
Download