SCRIPTIE “INCEST EN HET ONDERWIJS” DATUM: 01-11-2002 DOCENT: ANTHONY PAIJMANS DOOR: BAS VAN DER STEEN 1402544 JOB VAN DER TUIN 1402167 LIESBETH VAN TILBURG 1374815 SABINE DE BRESSER 1402417 SANDRA VAN DE HIELE 1402519 Inhoud. Incest algemeen blz. 1 Signalen in de klas blz. 10 Vermoeden van seksueel misbruik. blz. 13 Meldplicht en aangifteplicht. blz. 16 Aangifte doen bij de politie. blz. 21 Insect en geloof, een moeilijke combinatie. blz. 25 Vragenlijst omtrent seksueel misbruik (afgenomen bij 4 brugklassen). blz. 28 Incest algemeen. Korte geschiedenis. Het woord incest stamt af van het Latijnse woord incestus, wat letterlijk onrein betekent. Vroeger noemde men incest ook wel "bloedschande". Het was toen verboden omdat je er mismaakte kinderen van kon krijgen. Bloedschande staat voor geslachtsgemeenschap tussen bloedverwanten in de nabije graad, dus tussen broers en zusters, vaders en dochters, moeders en zonen, neven en nichten, ooms en nichten, tantes en neven en grootouders en kleinkinderen. Pas de laatste jaren heeft incest de betekenis van seksueel misbruik van kinderen binnen het gezin. Incest kwam in het oude Egypte en bij de Grieken en de Romeinen al voor. Dat het bij de Egyptenaren voorkwam werd aangetoond aan de hand van DNA onderzoeken, waaruit bleek dat er weinig variatie werd aangetoond in het genetisch materiaal van mummies. Bij de Grieken en Romeinen was incest verboden maar de geschiedenis laat weten dat incest wel degelijk voorkwam. Uit de bijbel valt ook te lezen dat en in het begin van de evolutie sprake moet zijn geweest van incest. De mensheid is geboren uit Adam en Eva. Maar als de mensheid uit Adam en Eva geboren is dan moet er haast wel sprake zijn geweest van incestueuze verhoudingen. Tot aan de vorige eeuw was de dochter strafbaar omdat incest werd gezien als een vorm van overspel. Enkele eeuwen geleden werd een dochter die haar vader "verleidde" ter dood gebracht. Was de dochter een jong kind dan toonde men clementie vanwege haar ‘onnozelheid’. In Amsterdamse arbeidersgezinnen van eind 19e en begin 20e eeuw kwam het vaak voor dat grote gezinnen werden ondergebracht in kleine achterhuisjes, waar deze gezinnen niet meer hadden dan een kamer en een bedstee, waar de kinderen bij elkaar te slapen werden gelegd. Cijfers. Volgens onderzoeken zouden 1 op de 7 meisjes seksueel misbruikt zijn, nu nog misbruikt worden of ooit last hebben gehad van seksuele intimidatie. 95 tot 98% van de incestdaders behoren tot het mannelijk geslacht. Ooms en broers zijn in de meeste gevallen de daders. Stiefvaders en vaders worden daarna het meest als daders genoemd. In een enkel geval is de moeder de schuldige. Uit onderzoek komt naar voren dat kinderen de meeste trauma’s oplopen van incest die door (stief)vaders wordt gepleegd, omdat die vaak het verst gaan in hun seksuele handelingen. Zij misbruiken hun kinderen ook vaak lang en gebruiken daarbij meer hun fysieke overwicht dan andere incestplegers. Daders. Seksueel misbruik is een vorm van machtsmisbruik. Er zijn daders die geen enkel seksueel motief hebben, maar die alleen macht willen hebben. Veel daders blijken zelf in hun jeugd seksueel misbruikt te zijn geweest, meestal door mannen. Dat wil niet zeggen dat iedereen die een moeilijke jeugd heeft gehad, dader wordt, maar de omgekeerde constatering, dat daders een moeilijke jeugd gehad hebben, is vrijwel altijd waar. Daders zijn mensen met problemen. Zij zijn niet in staat deze problemen op te lossen. Zij zoeken hun ontlading in alcohol, drugs of seks met hun dochter. Daders hebben die spanning nodig om hun problemen te kunnen vergeten. Een potloodventer vergrijpt zich niet daadwerkelijk aan iemand, een voyeurist evenmin. In feite heeft een verkrachter geen echt contact of relatie met zijn dochter. Een vader die seks zoekt bij zijn dochter ontwijkt zijn probleem. Bijvoorbeeld het probleem dat hij niet kan omgaan met volwassen vrouwen. De maatschappelijke machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen dragen er bij toe dat zij dader worden. Een in haar jeugd seksueel misbruikt meisje wordt onder invloed van diezelfde machtsverhoudingen later bij herhaling slachtoffer van misbruik en geweld of dit overkomt haar dochters. Of seksualiteit wel of niet bespreekbaar is, maakt weinig uit. In principe komt het er op neer dat de man uitmaakt waar de grenzen liggen. Hoe zwakker iemands persoonlijkheid, des te eerder zal hij "dader" worden. Hoe sterker de vrouwen in de familie zijn, des te moeilijker zal een man de grens overschrijden. Over het algemeen valt het op dat vrouwen veel seksisme toelaten, terwijl ze het eigenlijk vernederend vinden. Veel moeders weten dat hun man en zoon pornoboekjes lezen of pornobanden draaien en zij weten ook dat hun dochters worden gedwongen om mee te kijken. Vrouwen zitten met het probleem dat hun onderdrukkers in hun eigen familie zitten. Hun eigen vader, broer, man en zoon horen bij de dominante groep. Dat maakt het voor de vrouw vaak verwarrend. Wanneer opvoeding over kan gaan in incestueus gedrag. Wat het voor kinderen ook zo verwarrend maakt is dat, zeker in het begin, alles op een spelletje lijkt, goed bedoeld en onschuldig schijnt en dat plegers de indruk geven dat zij alles doen voor het plezier van het kind. Er is ook sprake van een overgangsgebied, waar verzorging ophoudt en misbruik begint. Niemand kan zien of je toevalligerwijs die badkamer inloopt, of dat je dat doelbewust doet bij die tien- of twaalfjarige om te kijken of haar borsten zich al ontwikkelen, of haar schaamhaar groeit, omdat het zo interessant is dat meisje te aanschouwen dat uitgroeit tot vrouw. Dat binnenkomen is dus hetzelfde maar de bijgedachte is anders. Het verschil zit hem in ieder geval in de vraag of iemand wellustig kijkt of niet. Het werkt dus inderdaad zo doortrapt. Het is dus niet alleen pervers maar ook door en door berekend, bedacht, gecontroleerd en manipulerend. Iemand die normaal met zijn kind omgaat en een erectie krijgt als hij met zijn kind in bad zit, zal zelf een grens stellen en de badkamer verlaten of dit bestempelen als de laatste keer dat hij met zijn kind in bad heeft gezeten. Een dader van seksueel misbruik zal zichzelf in een situatie manoeuvreren waarin het seksueel misbruik begint. Er kan geen misbruik plaatsvinden zonder dat zich in de fantasie van de dader iets dergelijks al heeft afgespeeld. Vanaf een bepaald moment gaat de dader twee levens leiden. Een wat zichtbaar is en een wat "onzichtbaar" is. Een incestpleger doet het veel meer vanuit de kick die hij krijgt van het moment van het misbruik. Hij zal daarna tegen zichzelf zeggen dat hij het niet had moeten doen, maar omdat hij met die spanning niet om kan gaan zal hij weer seksueel misbruik maken van zijn kind, wat hem op dat moment weer ontspanning geeft. Plegers zeggen vaak dat zij het kind gerespecteerd hebben. Als het kind nee zei dan deed hij niets. Maar het kind kan geen ja of nee zeggen tegen zijn ouders of tegen iemand waar het kind van afhankelijk is. Het isolement van het gezin. Iedere keer weer zijn mensen verbijsterd, als ze horen dat incest heel dicht in hun buurt heeft plaats gevonden, zonder dat zij er iets van hebben gemerkt. Dat kan voor een deel verklaard worden uit de chantage en manipulatie, die de volwassenen vaak gebruikt om te zorgen dat niemand het merkt. Voor een ander deel kan het isolement verklaard worden uit de grote afhankelijkheid binnen het gezin. Dat geldt voor het kind maar ook voor de moeder. De moeder zou vaak niets afweten van de incest, maar zij is kennelijk niet in staat zichzelf emotioneel of economisch los van haar man te zien. Voor haar gevoel is zij volledig afhankelijk. Soms lijkt het wel of alle personen van een gezin waar incest voorkomt, zich afschermen van elkaar en van de buitenwereld. Ook het gezin als geheel schermt zich af en blijkt daar soms heel behendig in. Men kan in dergelijke gevallen spreken van een "familiegeheim". Dit is om ervoor te zorgen dat de buitenwereld het geheim niet te weten komt. Meestal worden de signalen over hoe met het geheim moet worden omgegaan onbewust op de gezinsleden overgedragen. Allen blijven loyaal tegenover elkaar en men kan het gevoel bewaren als gezin uniek en waardevol te zijn. Hierdoor blijft het angstniveau binnen het gezin binnen hanteerbare grenzen en blijft de mogelijkheid bestaan iets aan elkaar te hebben. Hier tegenover staat, dat bij een groot geheim het proces van het losmaken van de individu niet gemakkelijk kan plaats vinden. Loyaliteit. Als je niet loyaal bent tegenover je gezin, gaat dat ten koste van je gevoel tot dat gezin te behoren. Het gevoel ergens thuis te horen is uiteraard een van de bestaanszekerheden voor een kind. Het komt regelmatig voor dat meisjes al jong aan de thuissituatie ontsnappen door zwanger te worden van een vriendje. Zo wordt de incest met de vader ontlopen. Zo houdt het meisje toch contact met haar ouders en haar kind kan dan ook logeren bij opa en oma. Zelf als opa dan seksueel contact krijgt met het jonge kind dan blijft de dochter in sommige situaties nog loyaal tegenover haar vader. De vader. Uit onderzoeken komt naar voren dat vaders die incest plegen, autoritair zijn. Soms schuwen ze fysiek geweld binnen het gezin niet. In de opvoeding krijgen jongens uit het gezin en de omgeving vele boodschappen om mannelijkheid, macht en seksualiteit met elkaar te verbinden. Sommige jongens krijgen in hun gezin een triest voorbeeld van de rol van mannen en vrouwen. Wie zelf een autoritaire en/of gewelddadige vader had en een moeder die aan haar man gehoorzaamde, zal later niet gemakkelijk op een andere manier met zijn eigen vrouw en kinderen om kunnen gaan. Iemand die als klein kind emotioneel in de kou is gezet, of fysiek en seksueel is misbruikt, zal later niet veel zelfvertrouwen hebben. Op momenten dat die onzekerheid groot is, zou zo’n iemand het risico lopen zichzelf af te reageren op een manier, die hem weer het idee geeft de baas te zijn. Iemand die daar onzeker over is en zich daar machteloos over voelt, kan proberen dat te herstellen door iemand anders machteloos te maken. Binnen zo’n gezin zijn dan vaak de vrouwen en dochters de dupe. Dit blijkt vaak voor te komen als de man een partner heeft, die vanuit een gebrekkige emotionele opvoeding, bereid is dit bazige gedrag van hem te accepteren. Onderzoek wijst ook uit dat mensen er sterk toe neigen anderen op dezelfde manier te behandelen als zij zelf vroeger in hun jeugd behandeld zijn. De vader die incest pleegt heeft niet geleerd het ouderschapsgedrag en het seksuele gedrag van elkaar te scheiden. Er wordt wel eens beweerd dat een man die zich in abnormale mate voelt aangetrokken tot zijn dochter, een sterke gevoelsbinding aan zijn eigen moeder zou hebben. Incestgedrag zou een uitdrukking zijn van onbewuste vijandigheid tegen de moeder, gemengd met primitieve seksuele gevoelens. Veel mannen die tot incest komen, zijn erg autoriteitsgevoelig. Als zij bijvoorbeeld in aanraking komen met de politie, dan zien we dikwijls dat zij heel klein kunnen worden als de ander zich autoritair opstelt. Een incestdelinquent staat algemeen bekend als een man die zich in en buiten zijn gezin vaak op verschillende wijzen voordoet. In zijn instelling tot de ander staan meegaandheid en geldingszucht vlak naast elkaar en het lijkt slechts van de situatie af te hangen welke kant hij laat zien. Daar waar hij zich als autoriteit tegenover de ander gesteld ziet, dus ook in zijn gezin, is hij dat ook en daarbij blijkt hij dan licht de grenzen van het mogelijke uit het oog te verliezen en toont hij onvoldoende achting voor de persoon van de ander, zodat zijn gezag vaak tirannie dreigt te worden. Als huisvader streeft hij ernaar alles onder controle te brengen en in alles het laatste woord te hebben en delegeert hij liever geen verantwoordelijkheid naar een ander binnen zijn gezin. In veel incestgezinnen gaat de oudste dochter vaak functioneren als ouder van het gezin. Geleidelijk gaat het kind niet alleen allerlei taken uitvoeren maar daar ook verantwoordelijkheid voor nemen. Langzaamaan wordt het kind de verzorger van het gezin. Ook ten opzichte van de andere kinderen wordt de ouderrol opgenomen. Het zorgende kind beleeft deze rol als een verplichting, waarbij alles van de kant van het kind komt en de anderen binnen het gezin geen enkele verplichting heeft om iets terug te doen. Het kind gaat zijn eigenwaarde opbouwen rond het besef "verantwoordelijk" te zijn voor de verzorging van de anderen. Op den duur ervaart het kind dat het zelf geen enkel recht meer heeft. De dochter die surrogaatmoeder is geworden, loopt het risico dat zij ook door haar broer(s) seksueel gebruikt gaat worden. Tussen kinderen in een gezin kunnen de nodige seksuele toespelingen voorkomen. Hierbij kunnen dingen gebeuren die te ver gaan. Normaal gesproken dient dit door de ouders gecorrigeerd en door de kinderen zelf gereguleerd te worden. Als die correctie er niet is en als er geen mogelijkheid is om negatieve ervaringen te verwerken, zal er meer risico zijn voor herhaling en is er meer kans op een incestrelatie. Die correctie is er niet in het gezin waar de oudste dochter surrogaatouder is geworden. Het komt dan ook voor dat in zo’n gezin niet alleen de vader maar ook een of meer broers, seksueel gebruik maken van die betreffende dochter. Aan de ene kant is er rivaliteit en is men jaloers op de aandacht die vader heeft voor het "uitverkozen" zusje. Dat kan leiden tot een gevoel van verlating. Aan de andere kant is er ook de angst dat vader ook met hen seksueel contact zal beginnen. Een ander negatief effect voor alle kinderen is het seksualiseren van de vraag om aandacht of affectie. In een gezin waar incest speelt, zijn zeer veel relaties, gevoelens en ervaringen seksueel gekleurd. Door dat overmatig seksueel gedrag lopen de zusjes meer risico dat vader ook aan hen seksueel aandacht gaat geven of dat ze het slachtoffer worden van een oom of van anderen buiten het gezin. De moeder. Vaak beschuldigen de kinderen de moeder. Zij nemen haar vooral kwalijk dat zij haar kind niet (voldoende) beschermd heeft tegen de vader. De moeder wist vaak van het seksueel misbruik en heeft haar dochter desondanks niet beschermd. Zij wilde immers niet naar haar dochter luisteren, ondanks de vele signalen die het gaf. Deze beschuldigingen zullen waarschijnlijk minder worden als men begrijpt welke ervaringen de moeder in haar eigen jeugd heeft gehad. Incest kan ontstaan bij een combinatie van processen in het individuele leven en in het gezin. Sommige van de moeders zijn zelf als kind surrogaatmoeder geworden. Vaak zijn zij als jonge volwassene aangetrokken tot mannen voor wie verzorging belangrijker was. Ook trokken zij vaak zulke mannen aan. Deze man is misschien vroeger zelf emotioneel in de opvoeding te kort gekomen. Beide partners dragen zo hun verleden met zich mee. Als dan binnen zo’n relatie de vrouw zwanger raakt, zal de aanstaande moeder vaak twee verschillende mogelijkheden hebben bij de komt van het eerste kind. Zij gaat misschien voelen de emotionele behoeften van een kind niet aan te kunnen. Aan de ene kant gaat zij intensief zorgen voor het kind (en geeft zij daarmee minder aandacht en zorg aan haar man) en aan de andere kant zal ze nu proberen bij haar man steun te krijgen. Voor hem wordt de spanning binnen het jonge gezin ook groter. Hij kan het gevoel hebben dat hij zijn "moederlijke verzorgster" kwijtraakt (net zoals hij misschien zijn eigen moeder is kwijtgeraakt toen zij overleed). Het kind kan voor moeilijke situaties gaan zorgen binnen het gezin omdat de komst ervan natuurlijk een grote verandering betekent. Onder deze omstandigheden kan de man bijna onmogelijk de steun aan zijn vrouw geven, die zij juist zo nodig heeft. In deze periode zouden ruzies beginnen en is er sprake van een verwijdering tussen de man en de vrouw. Hoe meer zij zich van hem verwijdert, hoe dwingender hij zal vragen om aandacht, affectie en verzorging. Hoe dwingender hij wordt, hoe meer zij verbitterd zal raken en emotioneel uitgeput. Voor haar komen daar ook nog eens de eisen van de baby bij wat wel eens teveel zou kunnen zijn voor haar beperkte emotionele mogelijkheden. Bij volgende zwangerschappen wordt de verwijdering tussen de man en de vrouw alleen maar erger. Zodra een kind een bepaalde leeftijd heeft zal de vermoeide en eenzame moeder bij dat kind steun proberen te krijgen. Het kind (meestal de oudste dochter) zal loyaal zijn tegenover de moeder en die steun die zij vraagt, inderdaad aan haar geven. Op deze manier zou in de volgende generatie hetzelfde proces weer kunnen beginnen. Tegen deze tijd kan de moeder al zo ver van de vader verwijderd zijn, dat ze probeert ieder contact met hem te vermijden. Geleidelijk zou zo de situatie rijp worden voor incest. De moeder verwijdert zich van haar man en wordt emotioneel verzorgd door de dochter. De vader lijkt sterke behoefte te hebben aan affectie en durft die vaak niet buiten het gezin te zoeken. De dochter lijkt zich verantwoordelijk te voelen voor het gezin en voor de verzorging. Zij verwacht hier ook niets voor terug. Uiteraard gaat het niet altijd zo, maar het is wel een typisch patroon binnen incestgezinnen. Uiteraard zijn er vele variaties op het bovenstaande, maar in het grootste deel van die gezinnen waar incest speelt, is deze basis wel terug te vinden. Volgens onderzoeken zou een gedeelte van de moeders op de hoogte zijn geweest van de incest. Een ander gedeelte zou er vanaf hebben moeten geweten, maar geeft dit niet toe. Zij hebben het niet willen of niet kunnen horen. Het moederloze gezin. Als de ouders scheiden of de moeder overleden is en de dochter woont bij de vader, zorgt de dochter voor de vader en de eventuele andere kinderen en vanuit de verzorgende dochterrol ontstaat een partner- en moederrelatie, waarvan incest deel uit kan maken. Wanneer de ouders gescheiden zijn, speelt de angst voor verlating bij de betrokkenen een minder grote rol en is incest vaak van kortere duur. Als het meisje 15 of 16 jaar is, weigert ze het seksuele contact. Ze beperkt zich tot een aantal huiselijke plichten, gaat experimenteren met relaties met leeftijdgenoten en haar ontwikkeling kan vrij normaal verlopen. Wanneer de moeder overleden is zoeken vaders en dochters troost bij elkaar voor het verlies van moeder, van waaruit een incestrelatie tot stand kan komen. De duur van de relatie is onder andere afhankelijk van het vermogen het verlies van moeder te verwerken. In dit soort gezinnen kan incest ook plaatsvinden als het meisje 18 jaar of ouder is. Incestrelatie met een oudere broer. Incest met een oudere broer komt volgens onderzoekers vaak voor en dit gebeurt in alle mogelijke vormen. Een 16-jarige jongen die met zijn 13-jarig zusje experimenteert of een 18-jarige jongen die contact- en relatieproblemen heeft met leeftijdgenoten en zijn jongere zusje tot seksuele handelingen dwingt. In een gezond gezin hebben de ouders dat vrij snel in de gaten, zij zorgen dat daar een eind aan komt en maken dat bespreekbaar. Het meisje kan geholpen worden deze negatieve ervaringen te verwerken en de jongen kan geholpen worden met zijn contact- en relatieproblemen. In een gezin met een inceststructuur en in een gezin waarbij de leden hun eigen gang gaan en er weinig intimiteit wordt gedeeld, kan incest met een oudere broer ernstige vormen aannemen en jaren voortduren. De broer, die vanuit zijn onmacht om seksuele intimiteit te delen met een meisje van zijn leeftijd, dwingt zijn zusje op een agressieve en intimiderende, vernederende wijze tot seksueel contact. Deze gebeurtenissen belemmeren de beleving van plezier aan seksueel contact bij het meisje ernstig. Vooral de vernedering en de agressiviteit verstoren de groei naar een volwassen identiteit. Opvallend is vaak dat de woede in de beleving van het meisje met een dergelijke ervaring alleen op de broer is gericht. Kortom, incest is het gevolg van een gestoorde gezinsrelatie en stoornissen in de persoonlijkheidsontwikkeling van de vader, moeder of broer. Bij meisjes met incestervaringen staat de beleving van agressie en vernedering, hun aangedaan door vader of broer, vaak centraal. Gevolgen van incest. Een seksueel misbruikt kind kan geen gezond gevoel van eigenwaarde ontwikkelen. Het kind is bij al haar gevoelens bang dat zij de ander daarmee onzeker maakt en voelt zich meer verantwoordelijk voor de ander dan voor zichzelf. De seksuele aanranding op zichzelf echter betekent de aanranding van de meest gevoelige, kwetsbare plekken van het kind, die als het ware door de ander worden bezet. Er kan een drang tot zelfvernietiging ontstaan, hetgeen versterkt kan worden door de dubbele afwijzing namelijk door de aanrander en door de opvoeders die het kind eigenlijk zouden moeten beschermen. Wanneer vervolgens de rest van de familie en de hulpverleners het kind afwijzen, omdat ze het verhaal niet geloven, het bagatelliseren of terugbrengen tot erotische kinderfantasieën, dan lijkt de afwijzing compleet. Het kind ervaart de afwijzing van haar verhaal echter als afwijzing van haar totale persoon, waarschijnlijk vanwege de combinatie van machtsmisbruik op alle fronten namelijk (bedreiging met) lichamelijk geweld, psychisch geweld en seksueel geweld. Bij een vader-dochter verkrachting ervaart het kind zich als persoon door haar vader ontkend en door haar moeder afgewezen, omdat zij van haar moeder hiertegen bescherming had verwacht. Bovendien wil de moeder in dit geval het verhaal van haar dochter vaak niet of maar ten dele geloven. Bij broer-zuster verkrachting had het kind bescherming van haar beide ouders verwacht. Waar beide ouders meestal wel de zoon, maar niet de dochter geloven, voelt zij zich door beiden beschouwd als een slecht kind, een leugenares, iemand die valse beschuldigingen rondstrooit over zoiets ergs als incest. Zij kan als verwijt krijgen dat zij het uitgelokt heeft, of dat ze het overdrijft of dat ze de maatschappelijke positie van de "verdachte" in gevaar brengt door haar verhalen. Het kind ervaart de afwijzing door haar vader als een afwijzing van haar persoon. Het gedwongen seksueel contact is dermate beangstigend, dat het kind dit ervaart alsof zij wordt meegesleurd in een bodemloze put. De afwijzing als persoon van het kind kan leiden tot een isolement. Verder zal het seksueel misbruikt kind zich moeilijk kunnen ontwikkelen. Soms is er zelfs sprake van regressie, bijvoorbeeld in de vorm van duimzuigen of opnieuw bedplassen. Verder kan het voorkomen dat het op school niet meer goed gaat, dat het kind risicogedrag gaat vertonen of zichzelf gaat beschadigen. Indien een situatie als deze leidt tot een echtscheiding van beide ouders dan komt er een ander probleem bij. Als het kind de vader wil blijven ontmoeten (want hij gaf haar toch ook wel aandacht) na de scheiding, maar de moeder claimt het kind, dan kan er een situatie ontstaan waarbij het kind zich prettig voelt tussen beide ouders in omdat het kind nu macht heeft over hen. Het seksueel misbruik heeft verder tot gevolg dat het kind haar eigen emoties gaat onderdrukken. Zij onderdrukt ook haar eigen seksualiteit. Als zij volwassen wordt, heeft zij dikwijls wel seksuele verlangens, maar zodra zij met haar partner van seksualiteit zou willen genieten, voelt zij zich gedwongen om haar gevoelens van aanhankelijkheid te onderdrukken. Zij durft haar lichamelijke gevoelens ook niet toe te laten. Sommige vrouwen zoeken voldoening in vluchtige contacten, waarbij aanhankelijkheid nauwelijks een rol speelt. Zodra er meer dan seksualiteit bij komt, verbreken zij dikwijls de relatie. Een in haar jeugd misbruikte vrouw loopt de kans zich te ontwikkelen tot een prostituee en de man tot prostituant. Seksualiteit is losgekoppeld van gevoelens van genegenheid en respect voor de ander. Het prostituerend effect kan ook worden gezien als een vluchtstrategie. De gevolgen van incest op de langere termijn. De gevolgen op langere termijn van incest zijn onder andere problemen in de seksuele relaties. De problemen bestaan meestal uit een afkeer van seksualiteit, geen zin in vrijen e.d. Andere problemen kunnen bijvoorbeeld zijn: depressiviteit, eenzaamheid, het gevoel geïsoleerd te zijn, weinig zelfrespect, schuldgevoel of schaamtegevoel en de kans om opnieuw slachtoffer te worden van seksueel misbruik. In hun jeugd hebben veel slachtoffers van incest ervaren dat ze verraden werden door de (pleeg)vader of broer, die hen seksueel misbruikten of door de moeder die hen niet voor het seksueel misbruik beschermde. Een gevolg hiervan kan zijn de angst dat intimiteit alleen misbruik en teleurstelling met zich meebrengt. Wanneer een vrouw, die in haar jeugd seksueel misbruikt is, een relatie aangaat, kan de angst voor misbruik en teleurstelling hoog oplopen, en kan zij merken dat het haar niet lukt echt intiem met iemand te worden. De angst voor misbruik en vernedering wordt verbonden aan het intiem voelen en het vertrouwen van de partner. Deze angst kan een vaste relatie in de weg staan. De verwachting weer in de steek gelaten te worden, zoals in het verleden door de vader of moeder al is gebeurd, kan nu ook de kop op steken. De partnerkeuze kan door een vroegere incestrelatie beïnvloed worden. Er zijn vrouwen die een incestervaring hebben gehad en nu een partner kiezen, die nu is zoals de vader was. De reden hiervan kan zijn gelegen in het feit dat zij het "speciale gevoel" van vroeger terug zoeken en om conflicten die niet verwerkt zijn, te doen herleven. De vrouw had vroeger een "speciaal" plekje bij vader, en zij kan zelfs bereid zijn herhaling van vernedering en ellende te verdragen om dat speciale gevoel van vroeger weer te voelen. In haar huidige relatie zal zij dat gevoel van vroeger nooit vinden en zij zal zich ook nu weer vernedering en mishandeling laten welgevallen. Ook hebben vrouwen die als kind seksueel misbruikt zijn, geen vaardigheden ontwikkeld in persoonlijke relaties, zodat zij zich zouden kunnen verdedigen en dan worden zij een gemakkelijke prooi voor mannen die hetzelfde zijn als hun (pleeg)vader. Uit onderzoek blijkt ook dat een vrouw die in haar jeugd seksueel misbruikt is, door deze ervaringen murw en passief is geworden en zichzelf niets waard vindt, zodat ze situaties van mishandeling, verwaarlozing en vernedering tolereert zonder daartegen in opstand te komen. Het is immers voor haar een "normale" situatie. Door het hernieuwde seksuele misbruik dat zij zich laat welgevallen, wordt haar gevoel van schuld, schaamte en isolatie, van wantrouwen tegenover andere mensen nog versterkt. Pas als zij zich realiseert hoe het ook anders kan (door een vriendschap, begeleiding of therapie), kan zij er misschien uitkomen. Prostitutie. Uit onderzoeken blijkt dat bijna de helft van de prostituees vroeger seksuele ervaringen hadden met een oudere partner en eenderde hadden vroeger een incest ervaring met de vader. Enkele van de gevolgen van incest kunnen zijn: een negatief zelfbeeld, wantrouwen en niet om kunnen gaan met seksualiteit. Een combinatie van deze problemen geeft de vrouw veelal een gevoel van onmacht en angst om haar eigen leven te leiden. Werken als prostituee kan een aantal beweegredenen hebben. Een van deze beweegredenen kan geldgebrek zijn. Dit komt vaak voor. Ook hier is sprake van een combinatie met angst en onmacht. Wanneer een vrouw als gevolg van de prostitutie een behoorlijk inkomen heeft, is het zeer moeilijk ermee te stoppen. Soms wordt doorgaan een kwestie van financiële afhankelijkheid. Een andere reden kan zijn dat jonge meisjes met een incestervaring vanuit een zoeken naar warmte en aandacht veelvuldige, vaak eenmalige seksuele contacten hebben. Dit gedrag is een logisch gevolg van hun ervaring misbruikt te worden. Soms gaat dit gedrag later over in prostitutie. Er is namelijk bij het meisje een enorme behoefte aan geborgenheid, genegenheid, het ontvangen van warmte en tegelijkertijd de angst en het gevoel dat dit niet haalbaar is, dat liefde niet kan bestaan zonder geweld of kwetsing. Door zich te prostitueren zijn meisjes verzekerd van aandacht, aandacht die niet verschilt van de aandacht die ze vroeger kregen. Weer een andere reden kan zijn dat de vrouw een herhaling zoekt van het bekende patroon van vroeger, veelal vanuit onmacht om contacten te leggen, vrienden te maken of relaties te onderhouden. Omdat er toch behoefte is aan relaties worden via de weg van prostitutie "vrienden" gezocht. Ook komt het voor dat de prostituee wraak neemt op de vader, op mannen in het algemeen. Zij reageert zich af op de klanten. De vrouw wil mannen vernederen. Prostitutie is soms een vorm om een incestervaring te verwerken. De vrouw is nu degene die bepaalt wat er gebeurt. Zij heeft in deze relatie de macht. Zij bepaalt de prijs, tot hoever er gegaan wordt en de omstandigheden waarin dit plaatsvindt. Zij stelt de eisen, zij bepaalt welke klant er wel of niet binnen komt. De machteloosheid van vroeger vertaalt zich nu in het duidelijk zelf bepalen wat er gebeurt. Een andere reden kan zijn dat zij vanuit een minderwaardigheidsgevoel, vanuit een behoefte dat iemand haar nodig heeft, zij tot prostitutie komt. Daar heeft de klant haar nodig; ze is toch nog ergens goed voor. Aan de andere kant kan er ook sprake zijn van een soort angst voor positieve aandacht. De prostituee zoekt een negatieve bevestiging; "zie je wel dat ik vies ben". Als laatste kan er sprake zijn van angst voor onafhankelijkheid. Dit komt meestal voort uit een warboel van gevoelens en behoeften. De vrouw komt in contact met een pooier en er is weer iemand die bepaalt wat zij moet doen. Zij is afhankelijk en er is iemand die haar beschermt. Zij hoeft het niet alleen meer uit te zoeken. Zowel het prostituee worden als het werk blijven doen is vaak een combinatie van bovengenoemde factoren. Het brengt voor veel vrouwen een enorme angst met zich mee als zij proberen uit de prostitutie te stappen. De angst voor het onbekende is voor hen veel groter dan wat zij oplopen in dit werk. Verder zijn veel van bovengenoemde factoren belangrijk als bestaansvoorwaarde. Als die weg zouden vallen, lijkt er niets van hun leven over te blijven. Prostituees zijn in staat zich volledig af te sluiten. Het innerlijke verzet is overgegaan in een lijdzaam ondergaan en in een weten dat het leven zo is. Het is dan ook duidelijk hoe belangrijk prostitutie voor de vrouw is en hoe groot haar angst is om haar leven anders in te richten. De confrontatie met de dader. Als een slachtoffer van seksueel misbruik aan "confronteren" denkt, moet ze er ook vanuit gaan dat dit niet alleen met de dader te maken heeft. Slachtoffers kunnen ook degenen die hen niet hebben beschermd confronteren met het seksueel misbruik wat hen is overkomen. Er kunnen hierbij verschillende redenen zijn om tot confrontatie over te gaan, bijvoorbeeld een bevestiging van het gebeuren en het opvullen van gaten in de herinnering van het slachtoffer. Of wat het voor het slachtoffer heeft betekend. Er kunnen ook redenen zijn om niet over te gaan tot confrontatie. Dit kan zijn als het slachtoffer nog financieel afhankelijk is van de dader of er emotioneel nog niet aan toe is. Het slachtoffer kan door confrontatie haar familie (of familieleden) verliezen of ze is niet opgewassen tegen een front van ontkenning of beschuldiging. Per slot van rekening haalt het slachtoffer een boel overhoop door haar verhaal tegen familieleden te vertellen. Vaak zie je dat de familie er niet mee geconfronteerd wenst te worden of er niet mee om kan gaan. Ook komt het voor dat de familie in twee kampen opgedeeld wordt. Een kamp dat het slachtoffer gelooft en haar zijde kiest en een kamp dat het seksueel misbruik afdoet als onzin, wraak, aandacht trekken etc. Slachtoffers zullen zelf keuzes moeten maken of zij offers willen brengen om met het seksueel misbruik naar buiten te treden. Denk maar eens aan een confrontatie tussen het slachtoffer en de vader, die zwaar ziek is en in zijn laatste levensfase beland is. Dit zal niet door iedereen gewaardeerd worden. Hierbij spelen dan ook meerdere gevoelens mee bij het slachtoffer. Signalen in de klas. Er zijn talloze signalen van seksueel misbruik. Eén signaal is onvoldoende om een vermoeden op te baseren. Wel is het opmerken van een signaal bij een kind altijd al een reden om oplettend te zijn en te kijken of er meer signalen zijn die wijzen op seksueel misbruik, of wellicht een ander probleem. Meestal is er sprake van een combinatie van meerdere signalen. Dit kan de basis voor een vermoeden van seksueel misbruik. Signalen waar je als docent op zou kunnen letten: Plotselinge terugval van schoolprestaties Plotselinge veranderingen gedrag of relaties met anderen Concentratieproblemen Spraakproblemen en taalverwervingsstoornissen Spijbelen Vroeg op school komen en laat weggaan en weinig of nooit afwezig zijn Weinig of slechte relaties met leeftijdsgenoten of een onvermogen om vrienden te maken Over veel geld, snoep, speelgoed of andere materiële zaken beschikken Niet deelnemen aan schoolse en sociale activiteiten Misbruiken, mishandelen of martelen van jongere kinderen of dieren Zeer meegaand gedrag Acting-out of agressief gedrag *1 Ouwelijk of zorgelijk gedrag Gebrek aan zelfvertrouwen Negatief zelfbeeld Lichamelijk angstig of seksueel uitdagend gedrag *2 *1: kinderen die hun spanning uitleven, worden door machteloosheid en innerlijke spanningen juist tot verzet gedreven. De pijn en agressie zoeken bij hen een uitweg naar buiten en ze worden heel druk, opstandig of agressief. Dit zogenaamde ‘acting-out’ gedrag lokt doorgaans negatieve reacties op uit de omgeving. In de puberteit kan hun verzet steeds verdergaande vormen aannemen zoals weglopen, alcohol en/ of drugsverslaving, veel losse seksuele contacten, prostitutie, delinquent (d.w.z. strafbaar, bij de wet verboden) gedrag. Als ze nog op school zitten, zullen deze gedragsproblemen meer aandacht vragen dan de mogelijke leer- en concentratieproblemen. Ook depressie en vormen van zelfvernietiginggedrag komen bij deze groep kinderen voor. *2: bij een klein aantal misbruikte kinderen: Sterk seksueel wervend gedrag ten opzichte van mannen (of volwassenen in het algemeen) als belangrijkste vorm van contact maken. Seksueel gedrag ten opzichte van anderen Grote kennis van en/ of belangstelling voor seksuele zaken (bijvoorbeeld blijkend uit opmerkingen of tekeningen) Situaties in de les. Tijdens een les die het onderwerp incest aansnijdt zou je als docent wellicht signalen op kunnen pikken van leerlingen waarbij incest gepleegd wordt of werd. Let goed op reacties en houden die de leerlingen geven. Hieronder zijn enkele situaties geschetst. "Na ongeveer 20 minuten zegt een meisje tijdens de les dat ze op vijfjarige leeftijd door een neef is verkracht. Deze neef ziet ze nog steeds op verjaardagen, maar haar ouders willen (ondanks dat ze het weten) hier weinig aandacht aan besteden. De familie vindt hem namelijk een hele lieve jongen." Omdat de leerlinge tijdens de les, schijnbaar rustig, vertelt wat haar overkomen is moet je haar verhaal niet zomaar afkappen. Op de eerste plaats is het belangrijk dat je haar gelooft en dit ook duidelijk laat merken. Hierdoor weet de klas dat het een serieuze zaak is. Daarnaast moet je duidelijk aangeven dat het knap is dat ze dit tijdens de les durft te vertellen. Het is vervolgens belangrijk dat je niet de rest van de les haar aan het woord laat. Je weet immers niet waarom ze het tijdens de les vertelt. Een oplossing is de leerlingen ermee te confronteren dat nu duidelijk blijkt hoe dicht het kan zijn en dat het niet alleen een probleem van een ander is. Probeer het onderwerp, zonder haar te negeren, weer klassikaal te bespreken en als het meisje haar vinger opsteekt aan het woord te laten. Hou daarbij in de gaten dat ze de klas niet als psychologische verwerking gaat gebruiken, omdat hiermee anderen geschaad kunnen worden. Let daarbij ook op dat anderen die de vinger opsteken niet overgeslagen worden. Ga na de les naar het meisje toe en vraag hoe het ermee gaat en geef eventueel een compliment voor haar durf. Wijs altijd op de mogelijkheden die zij heeft om over een dergelijke ervaring te praten. "Een jongen vindt aanranding of verkrachting niet meer dan een uit de hand gelopen vrijpartij. Wellicht vond het meisje het toch wel leuk en anders komt het minstens door de kleding die zij droeg." Confronteer de jongen met de gevolgen die een aanranding of verkrachting (en seksueel misbruik) heeft op het slachtoffer. Let er daarbij op dat je je niet beperkt tot louter de fysieke gevolgen, maar ook met name op de psychologische. Hierbij kan gedacht worden aan een gevoel van onveiligheid, verlies van eigenwaarde, nachtmerries, victim blaming, verlies van vertrouwen, eetstoornissen, hoofdpijnen etc. De jongen in kwestie is hier meestal niet van bewust en leeft in de veronderstelling dat verkrachting een vorm van seks is. Laat hierbij duidelijk merken dat je het niet kan vinden in deze stelling en maak duidelijk dat dit soort ongenuanceerde opmerkingen kwetsend zijn voor mensen die het hebben meegemaakt. "Een meisje zit aan het begin van de les steeds te lachen. Ze lacht om de gegeven voorbeelden of kletst met haar buurvrouw. Anderen storen zich hier aan." Het grote probleem hierbij is dat het lachen een aantal oorzaken kan hebben. Misschien lacht ze omdat ze het een leuk en spontaan onderwerp vindt. Ze lacht omdat ze onzeker is en niet weet hoe hier mee om te gaan. Of ze is zelf seksueel misbruikt en probeert op deze wijze de aandacht af te leiden (of juist naar zich toe te trekken). Let er bij je reactie op dat je haar geen verwijt maakt dat ze ongevoelig is of iets anders in die trekking. Maak wel duidelijk dat jij en veel anderen het een belangrijk probleem is dat serieus besproken moet worden tijdens een les en dat het zeker geen onderwerp is om over te lachen. Dit geldt ook als ze ergens anders over aan het lachen is. Zeg dat het kwetsend over kan komen bij anderen, ook al lach je niet om het onderwerp. "Een meisje zit de gehele les voor zich uit te staren. Normaal is ze nooit zo." Dit meisje kan iets hebben meegemaakt waar ze nog veel problemen mee heeft. Vraag aan het eind van de les, zomaar terloops, hoe ze de les vond. Doe dit overigens bij meerdere leerlingen (niet klassikaal). Voor haar kan dit een signaal zijn dat de docent weet dat ze ergens mee zit. Misschien dat ze er later op terug wilt komen, maar dat hangt van haar zelf af. Vraag niet gelijk of ze zelf slachtoffer van seksueel geweld is geweest. Wellicht kun je later nog een gesprek met haar aangaan, maar dring je niet op! "Een leerling zegt steeds maar weer dat het de eigen schuld van een slachtoffer van aanranding of verkrachting is geweest. 'Je hebt er om gevraagd, want elke dader kun je tegenhouden. Je moet je niet laten verkrachten. Gewoon slaan, gillen en schoppen en hij is weg ', zegt ze." Maak duidelijk dat veel mensen dit argument naar voor halen, maar dat het niet klopt. Leg eerst uit dat niemand vraagt om aangerand of verkracht te worden. Geef daarbij ook aan dat fysiek geweld niet altijd helpt of dat men door verschillende redenen (te bang, dader heeft wapen, psychologisch mechanisme) geen geweld kan gebruiken. Leg daarbij de nadruk op het overleven. Ook het zeggen van 'nee' doet een aanrander niet altijd stoppen. Daarnaast is de verrassing zo groot dat een vriend je probeert te verkrachten dat een 'nee' niet in je opkomt. Tot slot moet je duidelijk maken dat mensen zeggen dat het de schuld van het slachtoffer is (victim blaming), omdat ze hierdoor zichzelf kunnen beschermen. 'Als zij een verkrachting had kunnen voorkomen, door er niet om te vragen, uit te lokken of zichzelf te verweren, dan kan ik dit wel. Mij zal het nooit overkomen, want ik verweer me.' Met andere woorden, leg de schuld bij het slachtoffer en niet bij de dader. Hierdoor denk je dat het je nooit zal overkomen (al weten veel mensen in hun achterhoofd wel beter). Vermoeden van seksueel misbruik. Inleiding. In dit hoofdstuk gaan we in op de vraag wat u kunt doen als u een vermoeden heeft dat een kind thuis misbruikt wordt. Dit vermoeden kunt u krijgen op grond van bepaalde signalen (zie vorige hoofdstuk). Kennis van signalen is dan ook een voorwaarde om een vermoeden van seksueel misbruik te krijgen. Zeker zo belangrijk is echter dat u een vermoeden moet durven krijgen. Als dit niet het geval is, is het goed om na te gaan waarom u dit niet aan durft. Het kan ook zijn dat u zelf wel een vermoeden hebt 9durft te hebben, maar dit niet durft uit te spreken tegenover anderen, bijvoorbeeld het kind zelf of een collega. Zowel hier als verder in dit hoofdstuk willen we met nadruk wijzen op het belang van overleg met anderen, met name mensen met veel kennis en ervaring op dit gebied. Belangrijk is om altijd rekening te houden met de mogelijkheid van seksueel misbruik. Denk bij een kind dat duidelijke, verschillende signalen van seksueel misbruik geeft niet: ’die komt uit zo’n leuk gezin’ of ‘haar vader is dokter, die doet zoiets niet’ of iets dergelijks. Seksueel misbruik gaat vaak achter veel mooie schijn verborgen. Sta stil bij uw eigen gevoelens en reacties, zowel bij het overwegen van een vermoeden van seksueel misbruik als daarna. Dat dit alles niet betekent dat u bij elk kind dat verdrietig is seksueel misbruik hoeft te vermoeden mag duidelijk zijn. Wat te doen als u het vermoedt? Als u een vermoeden heeft, blijf dan vooral kalm. Ga niet overhaast en in paniek te wek, maar overleg met anderen – desnoods anoniem – die deskundig en ervaren zijn op dit gebied. Dit kunnen medewerkers zijn van bijvoorbeeld ‘Advies en meldpunt kindermishandeling’ (tel:09001231230). We zullen in dit hoofdstuk alleen ingaan op de werkwijze van het BVA (Bureau Vertrouwensartsen). Probeer voor uzelf op een rij te krijgen op grond van welke signalen u tot uw vermoeden bent gekomen. Door te informeren bij collega’s (b.v. op school, met name bij de gymnastiekleerkracht, zo mogelijk ook bij de schoolarts/ -verpleegkundige), kunt u nagaan of hun dezelfde verschijnselen bij het kind zijn opgevallen. Mogelijk hebben zij ook andere signalen gezien. Gesprek met het kind. Als u een vermoeden hebt dat een kind seksueel misbruikt wordt, kunt u proberen ernaar te vragen als u met het kind alleen bent. Vraag uzelf van tevoren goed af of u het aankunt ‘ja’ te horen te krijgen. De situatie wordt er voor het kind niet beter op als ze, nadat ze op uw vraag is ingegaan en haar geheim aan u heeft verteld, het gevoel krijgt dat u moet steunen in plaats van andersom. Als u inschat dat u het niet aankunt, betekent dat echter niet dat u niets kunt en moet doen. Het is dan belangrijk iemand te vinden die wel met het kind durft te praten. Ook is het goed om na te gaan waarom u het niet aandurft en wat daaraan te veranderen zou zijn voor een volgende keer. Bij twijfel of u de juiste persoon bent om zo’n gesprek met een kind te voeren, kunt u altijd advies vragen aan een overleggen met het BVA (Bureau Vertrouwensartsen) of de VSK(?). Afhankelijk van het soort contact dat u met het kind hebt, bent u al met het kind alleen of moet u zo’n situatie creëren. Probeer een zo gewoon, dat wil zeggen zo ontspannen en veilig mogelijke situatie voor het kind te scheppen en haar op haar gemak te stellen. Op school bijvoorbeeld kan de leerkracht het kind vragen na school even te blijven om te helpen. U kunt bijdragen aan een zo gewoon mogelijke sfeer door uzelf zo gewoon en natuurlijk mogelijk te gedragen. Doe en praat zoals bij u past. Als u een man bent, kan het zijn dat u voor het kind, dat mogelijk bang is voor mannen in het algemeen, geen vertrouwelijke sfeer kunt scheppen. Dan is het beter een vrouwelijke collega, die het kind kent, te vragen het gesprek te voeren. Wanneer u het gevoel heeft dat het kind zich op haar gemak voelt, kunt u – eerst wat algemeen – proberen te praten over haar situatie en mogelijke problemen thuis, op school, met leeftijdgenoten of over bijvoorbeeld lichamelijke klachten en problemen. Als het kind aangeeft dat er op een of meerdere gebieden problemen zijn, probeer er dan samen over te praten waar die problemen mee te maken zouden kunnen hebben. Sta voortdurend open voor wat zij te zeggen heeft en uitstraalt, het gaat om haar verhaal en haar belevingen. Zet haar niet onder druk. Biedt ruimte, maar forceer niets. Ernaar vragen. Wees niet te benauwd om op een gegeven moment voorzichtig, maar wel duidelijk naar de mogelijkheid van seksueel misbruik thuis te vragen. Veel volwassen vrouwen die als kind misbruikt werden, geven aan dat ze niemand erover vertelden, gewoon omdat niemand ernaar vroeg. Voorbeelden van zo’n vraag zijn: ‘heb je thuis wel eens vervelende seksuele ervaringen meegemaakt met je vader of een broer of een oom? Ik vraag dat, omdat het heel veel voorkomt’ of ‘Zit er thuis wel eens iemand aan je (borsten of billen) terwijl je dat niet wilt? Dat gebeurt bij veel meisjes, weet je’. Het is belangrijk om er gelijk bij te zeggen dat dat veel voorkomt. Daarmee kan haar schaamtegevoel iets verlicht worden. Als u er te voorzichtig naar of beschaamd naar vraagt, kan ze het gevoel krijgen dat ze er eigenlijk maar niet over moet praten. Als uw vermoeden niet terecht zou zijn en ze thuis niet seksueel misbruikt zou worden, hoeft u niet bang te zijn dat zo’n vraag haar zal beledigen of bang maken of dat ze zich daardoor dingen in haar hoofd zal halen. Vaak is de bezorgdheid van mensen hiervoor een gevolg van hun eigen angst voor de mogelijke confrontatie met seksueel misbruik. Een kind dat niet misbruikt wordt zal gewoon ‘nee’ zeggen en doorgaan met praten over de dingen die voor haar wel een rol spelen. Het komt maar zelden voor dat een kind niet misbruikt wordt en zegt dat dit wel gebeurt. Het tegenovergestelde komt daarentegen regelmatig voor. Ook als het kind het seksueel misbruik ontkent, omdat het voor haar nog te bedreigend is om haar verhaal te vertellen, geeft u met zo’n vraag aan dat zoiets voor u een reële en bespreekbare mogelijkheid is. U kunt dat ook duidelijk aangeven door bijvoorbeeld te zeggen: ’Als je nog eens terug wilt komen op waar we het over gehad hebben, kun je dat altijd doen’. Vooral bij kleine kinderen kan het goed zijn om, na een ontkenning, via omwegen door te vragen naar meer specifieke situaties, zoals slaap - en bad - of douchesituaties. Als het kind ontkennend reageert op uw vraag over de mogelijkheid van seksueel misbruik en uw vermoeden blijkt bestaan, kunt u altijd (opnieuw) het Bureau Vertrouwensartsen bellen. Samen met een medewerker van dit bureau kunt u dan bespreken wat in die concrete situatie het beste gedaan worden. De leeftijd van het kind zal hierbij ook een belangrijke rol spelen. Als het kind ingaat op uw vraag en aangeeft dat zulke dingen inderdaad met haar gebeuren, is het belangrijk u te realiseren hoe moeilijk dat voor haar is. Belangrijk is om te laten merken dat u haar gelooft en serieus neemt en open staat voor haar ervaringen en gevoelens. Een geloofwaardig verhaal van een kind geldt als het meest waarschijnlijke gedragssignaal. Kinderen kunnen, daartoe uitgenodigd of uit zichzelf, een verhaal vertellen over ervaringen op seksueel gebied, die niet bij hun ontwikkelingsniveau passen. Het verhaal van een kind zal geloofwaardiger zijn naarmate het kind in staat is een gedifferentieerd beeld van de gebeurtenissen te schetsen (‘wat’), van de omstandigheden waarin deze plaatsvonden (‘wanneer’, ‘waar’), van de pleger(s) (‘wie’) en van de wijze waarop de pleger zich verzekerde van de ‘medewerking’ van het kind. Daarnaast zijn door de tijd heen consistent blijvende verhalen, bijpassende of daarentegen juist sterk afgevlakte emoties en de dringende wens van het kind om het gebeurde geheim te houden, indicatoren van een geloofwaardig verhaal. Het is van belang om altijd serieus op de verhalen van het kind in te gaan. Hiermee wordt bedoeld dat de diagnosticus een open, onbevooroordeelde houding ten opzichte van het kind en diens verhaal inneemt. Enerzijds zal ongeloof van de kant van de diagnosticus het kind niet stimuleren om verder uit te weiden over wat het heeft meegemaakt. Anderzijds kan over identificatie met wat een kind naar voren brengt een vertekening tot gevolg hebben. De diagnosticus moet zich hoe dan ook bewust zijn van de mogelijke sturende werking die zijn reactie op het verhaal van het kind kan hebben. Dit kan het kind ertoe brengen om het verhaal aan te passen aan die reactie. Meldplicht en aangifteplicht. Op 28 juli 1999 is de wetswijziging bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs in werking getreden. Deze wetgeving geldt voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Het gaat in de wet om strafbare vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik: zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een minderjarige leerling. De wet bevat een aangifteplicht voor het bevoegd gezag en een meldplicht voor het personeel bij een dergelijk zedenmisdrijf. Inleiding. Leerlingen en personeelsleden kunnen alleen goed functioneren als zij zich op school veilig voelen. Seksuele intimidatie leidt tot gevoelens van onveiligheid. Leerlingen en personeelsleden die hiermee worden geconfronteerd, verzuimen, worden ziek of verlaten voortijdig de school.Een ieder die in school werkt en leert heeft recht op bescherming tegen seksuele intimidatie. Bestrijding en preventie staan dan ook hoog op de agenda. Van de reeks van maatregelen die zijn getroffen, noemen we hier de klachtenregeling en de vertrouwensinspecteur. Scholen zijn verplicht om over de klachtenregeling informatie op te nemen in de schoolgids, zodat alle belanghebbenden op de hoogte zijn. Het verdient aanbeveling dat scholen in de schoolgids tevens opnemen welke vertrouwensinspecteur de meest aangewezene is voor de leerlingen en/of ouders van hun school, en hoe en waar deze te bereiken is. Klachtenregeling en vertrouwenspersonen. Op elke school voor primair en voortgezet onderwijs is sinds 1 augustus 1998 een klachtenregeling verplicht. Deze garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten. Hiermee wordt het belang van de betrokkenen gediend. Daarnaast is een zorgvuldige behandeling van klachten bevorderlijk voor een veilig schoolklimaat.Op grond van de klachtenregeling stelt het bevoegd gezag een klachtencommissie in of sluit zich aan bij een lokale of regionale klachtencommissie. Zowel leerlingen en hun ouders als personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de klachtencommissie, onder andere over gedragingen van het personeel. Dit kan een klacht zijn over seksueel misbruik of seksuele intimidatie. Als de klachtencommissie na onderzoek de klacht gegrond verklaart, dan volgt rapportage en advies naar het schoolbestuur. Het schoolbestuur neemt vervolgens maatregelen.Vrijwel alle onderwijsorganisaties hebben voor het primair onderwijs en voortgezet onderwijs een modelklachtenregeling onderschreven, die nog iets verder gaat dan wettelijk is vastgelegd, zoals de verplichting tot het aanstellen van contactpersonen en vertrouwenspersonen. In eerste instantie krijgt de klager te maken met de contactpersoon, die zonodig verwijst naar de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon kan een leerkracht zijn of iemand van buiten de school. De interne of externe vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. Daarnaast kan de klager natuurlijk altijd terecht bij de klachtencommissie. Vertrouwensinspecteur. Bij de onderwijsinspectie zijn per onderwijssector vertrouwensinspecteurs aangesteld, die een speciale scholing hebben gevolgd om klachten over seksuele intimidatie adequaat af te handelen. Vertrouwensinspecteurs vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie jegens andere leerlingen of personeelsleden.Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. Waarom wettelijke maatregelen? De hierboven genoemde maatregelen zijn uitermate belangrijk, maar niet afdoende. Aanvullende wettelijke maatregelen zijn nodig, in het bijzonder om strafbare vormen van seksueel misbruik en seksuele intimidatie te bestrijden. De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs ontneemt de scholen de vrijheid - in het belang van de leerlingen - om naar eigen goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf.Aanleiding voor de nieuwe wetgeving is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn afgehandeld. Dit heeft er meermalen toe geleid dat de pleger het seksueel misbruik binnen de school of in een andere onderwijsinstelling kon voortzetten. De wet is gebaseerd op de gedachte dat dit herhaald seksueel wangedrag het best kan worden bestreden door politie en justitie in te schakelen. Wanneer een leerkracht is veroordeeld, kan hij geen verklaring van goed gedrag krijgen en dus niet meer op een school worden aangesteld. Aangifteplicht en meldplicht. Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie noodzakelijk. Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het bevoegd gezag. Daarnaast is het personeel een meldplicht opgelegd. Alleen zo kan worden bewerkstelligd dat het bevoegd gezag daadwerkelijk kennis krijgt van een mogelijk strafbaar feit.De aangifte - en meldplicht geldt bij een zedenmisdrijf, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling. Daaronder vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneel, uitzendkrachten en vrijwilligers.De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De grens is bij deze leeftijd gelegd omdat alle seksuele handelingen tussen leerkrachten en minderjarige leerlingen strafbaar zijn. Vrijwillige seksuele handelingen tussen meerderjarigen, dus ook tussen een leerkracht en een meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken om wel of niet aangifte te doen. Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of een vertrouwensinspecteur. Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun, zonder dat de kwestie meteen in de openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs. Zij zijn daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot geheimhouding van wat hen door leerlingen, ouders of medewerkers van een school is toevertrouwd. Meldplicht voor personeelsleden. De wet verplicht personeelsleden om het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren als zij - op welke manier dan ook - informatie krijgen over een mogelijk zedenmisdrijf, gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling. Het is niet voldoende om zich te wenden tot een tussenpersoon, zoals een lid van de schoolleiding. Het personeelslid is ervoor verantwoordelijk dat de informatie het bevoegd gezag bereikt. Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij worden aangesproken op het verzaken van zijn plichten als werknemer. Dit betekent dat het bevoegd gezag disciplinaire maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of zijn ouders een schadeclaim indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksueel misbruik heeft kunnen voortduren. Meldplicht in relatie tot de klachtenregeling. De meldplicht geldt voor alle personeelsleden. Ook contactpersonen en interne vertrouwenspersonen die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende zedendelicten, hebben als personeelslid de verplichting om het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren. Interne vertrouwenspersonen kunnen zich in dit geval niet op hun geheimhoudingsplicht beroepen.Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn wettelijke meldplicht moeten voldoen. Op deze manier wordt bereikt dat zo snel mogelijk onderzoek plaatsvindt door justitie en politie. Het belang van een onderzoek op heel korte termijn is evident. De externe vertrouwenspersoon en meldplicht. Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijspersoneel behoren, hebben geen meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie. Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders uitnodigen om de schoolleiding te informeren. Aangifteplicht voor het bevoegd gezag. In de wet is vastgelegd welke procedure het bevoegd gezag moet volgen als het op enigerlei wijze informatie krijgt over een vermeend zedendelict, gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling (vermoeden van een strafbaar feit). In alle gevallen verplicht de wet het bevoegd gezag om onmiddellijk met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel om een antwoord te vinden op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip redelijk vermoeden wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot eenzelfde oordeel zou komen als hij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden.Is de conclusie van het overleg dat er sprake is van een redelijk vermoeden, dan doet het bevoegd gezag direct aangifte bij politie of justitie. Vooraf stelt het bevoegd gezag de aangeklaagde en de ouders van de klager op de hoogte. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders en leerlingen ontslaat het bevoegd gezag niet van de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt voorkomen. Vervolgstappen. Is het besluit tot aangifte genomen, dan moet nog een reeks van vragen worden beantwoord. De vertrouwensinspecteur kan het bevoegd gezag hierbij adviseren. Bij wie wordt aangifte gedaan: regiopolitie, officier van justitie? Wie informeert de betrokkenen over de aangifte? Wie ondersteunt de klager en de ouders tijdens het onderzoek? Dat kan een vertrouwenspersoon of de vertrouwensinspecteur zijn. Deze kan de klager desgewenst doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening. Wie ondersteunt de aangeklaagde tijdens het onderzoek: een vertrouwenspersoon of de juridische afdeling van een onderwijsvakorganisatie? Kan een beroep worden gedaan op een rechtsbijstandsverzekering van de aangeklaagde? Moet de school, zolang het justitieel onderzoek loopt, maatregelen treffen om te voorkomen dat de klager telkens wordt geconfronteerd met de aangeklaagde? De aangeklaagde zou bijvoorbeeld met andere taken kunnen worden belast. Ook schorsing behoort tot de mogelijkheden. Moeten personeel, ouders en leerlingen worden geïnformeerd over het feit dat er een onderzoek wordt ingesteld? Informatievoorziening kan noodzakelijk zijn, omdat een dergelijke kwestie meestal niet onopgemerkt voorbij gaat aan de leden van de schoolgemeenschap. Wel is het - in het belang van klager en aangeklaagde - gepast om hiermee zorgvuldig en terughoudend om te gaan en geen onnodige details te verstrekken. Is het wenselijk dat de school, parallel aan het justitieel onderzoek, zelf een onderzoek laat uitvoeren? Gezien de lange looptijd van een justitieel onderzoek kan het bevoegd gezag daartoe besluiten. Of het bevoegd gezag kan de klager uitnodigen om een klacht in te dienen bij de klachtencommissie. Volgens de modelklachtenregeling bepaalt de klachtencommissie maximaal acht weken na het horen van de partijen of de klacht gegrond is, en adviseert over de maatregelen die het bevoegd gezag kan nemen. Uit de jurisprudentie blijkt dat met disciplinaire maatregelen niet hoeft te worden gewacht totdat de strafrechter uitspraak heeft gedaan. Tot disciplinaire maatregelen kan worden overgegaan als zorgvuldig onderzoek, waarbij het principe van hoor en wederhoor is toegepast, tot de overtuiging leidt dat de aangeklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan een zedendelict. Rehabilitatie na valse aantijgingen. Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het bevoegd gezag de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Zo’n traject wordt in overleg met de valselijk beschuldigde samengesteld. Mogelijkheden zijn: een brief aan de ouders, een teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde. Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen nemen jegens de leerling die de valselijk beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering.De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager. Wet als sluitstuk. Om seksueel misbruik en seksuele intimidatie te voorkomen is het belangrijk dat scholen aandacht hebben voor een veilig schoolklimaat: zorg voor een goede omgang met elkaar, het respecteren van grenzen en het maken van afspraken hierover, het hanteren van gedragsregels die iedereen in de school kent. Ook het geven van seksuele voorlichting aan leerlingen en het aanleren van vaardigheden op het gebied van sociale weerbaarheid en zelfverdediging dragen bij aan preventie van seksuele intimidatie. De verantwoordelijkheid voor een veilig schoolklimaat ligt primair bij de school zelf. Het gaat erom dat veiligheid een vaste plek krijgt in het schoolbeleid. In die zin moeten de wettelijke maatregelen worden gezien als sluitstuk op het veiligheidsbeleid dat de school voert. Adressen vertrouwensinspecteurs. Primair onderwijs mw. drs. A.W. Dullemond-Zondag (Rijksinspectiekantoor Leeuwarden, tel. 058 - 2133132) mw. drs. C.M.T. Doeleman (Rijksinspectiekantoor Zwolle, tel. 038 – 4695400) mw. F. van der Meer (Rijksinspectiekantoor Alkmaar, tel. 072 – 5622315) drs. M. van Tuijl (Rijksinspectiekantoor Haarlem, tel. 023 – 5287001) mw. drs. M.A. Pas (Rijksinspectiekantoor Rotterdam, tel. 010 – 2861255) L.H. Kerkhoffs (Rijksinspectiekantoor Roermond, tel. 0475 – 391333) Expertisecenta (speciaal en voortgezet speciaal onderwijs) mw. G. Durkstra (Rijksinspectiekantoor Zwolle, tel. 038 – 4695400) drs. T.W.A. van Capelleveen (Rijksinspectiekantoor Utrecht, tel. 030 – 6690600) Voortgezet onderwijs mw. ir. M.J. ter Veer-Bos (Rijksinspectiekantoor Zwolle, tel. 038 – 4695400) mw. drs. T.J.G. van der Heijden (Rijksinspectiekantoor Haarlem, tel. 023 – 5287001) mw. drs. H.C. Onnekink (Rijksinspectiekantoor Breda, tel. 076 – 5202303) mw. J. Ch. Adolfsen (Rijksinspectiekantoor Arnhem, tel. 026 – 3892900) Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie ing. S. Keep (Rijksinspectiekantoor Breda, tel. 076 – 5202303) Hoger onderwijs mw. drs. A.J.M.E. Smeets (Rijksinspectiekantoor Utrecht, tel. 030 – 6690600) Landbouwonderwijs ir. E. Bosma, (Inspectiekantoor Landbouwonderwijs, tel. 030 – 2322284) M.A. de Vries, voor Noord- en Oost-Nederland (Inspectiekantoor Landbouwonderwijs, tel. 0302322284) Nederlands onderwijs in het buitenland mw. drs. A.C. Lassing-van Midden (Rijksinspectiekantoor Den Bosch, tel. 073 - 6232101) Aangifte doen bij de politie. Wel of geen aangifte doen. Voor veel slachtoffers is de gang naar het politiebureau om aangifte te doen een moeilijke beslissing. Er kunnen redenen zijn om daar vanaf te zien, maar de vraag is of dat verstandig is. Tegenwoordig beschikken vrijwel alle politieregio’s over rechercheurs die gespecialiseerd zijn op het vakgebied van zedenmisdrijven. Bijna alle politieregio’s hebben daarvoor speciale zedenafdelingen opgericht. De beslissing om wel aangifte te doen kunnen velerlei zijn. Het slachtoffer wil dat de dader vervolgd wordt of wil een daad stellen ten opzichte van de dader om zelf verder te kunnen gaan met de verwerking van deze traumatische ervaring. Er zijn ook redenen om het niet te melden. Soms hebben slachtoffers problemen om aangifte te doen. Ze kunnen zichzelf schuldig voelen, omdat ze in hun ogen niet duidelijk hebben aangegeven waar de grens lag, of hebben achteraf spijt van wat er gebeurd is. Ook zijn slachtoffers soms bang dat de verdachte wraak gaat nemen als hij er achter komt dat er aangifte gedaan is. Het kan ook zijn dat er andere problemen een rol spelen, bijvoorbeeld als de verdachte iemand uit de familie is. Voor al deze gevallen is het altijd verstandig om een gesprek aan te gaan met een zedenrechercheur. Hij of zij kan het slachtoffer duidelijkheid geven of er sprake is van een strafbaar feit, of de verjaring een rol speelt, wat er allemaal verder gaat gebeuren en wat de consequenties (kunnen) zijn. Na zo’n gesprek kan het slachtoffer altijd nog een beslissing nemen of hij of zij aangifte wil doen. Als het slachtoffer naar de politie belt wil hij of zij natuurlijk niet het verhaal vele malen vertellen en wenst natuurlijk enige vorm van privacy. Dit kan je van tevoren aangeven. Je kunt telefonisch of mondeling een afspraak maken en vragen naar iemand van de afdeling zeden. Normaal gesproken is er altijd wel iemand te bereiken. Tijdens het gesprek kun je in het kort aangeven wat je is overkomen en wat je wilt. Tijdens dit informatieve gesprek zal de zedenrechercheur normaal gesproken niet te diep ingaan op de gebeurtenis die je is overkomen. Bij het opnemen van de aangifte zal hier wel wat dieper op ingegaan worden. Daarbij zijn de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden het belangrijkst. Vaak denken slachtoffers dat zij alles over het seksuele feit uitgebreid moeten vertellen maar dit hoeft helemaal niet. Het is bij bijvoorbeeld verkrachting alleen van belang om te weten of er sprake is van binnendringen en waarmee dat gebeurde. Verdere vragen over dit gedeelte zijn eigenlijk niet van belang. De omstandigheden waaronder dit gebeurd is zijn vele malen belangrijker. Als het slachtoffer dit van tevoren weet is hij of zij vaak wat gerustgesteld, want per slot van rekening moet je tegenover een vreemde wel iets intiems vertellen en dat is niet altijd even gemakkelijk. Uiteraard kun je te woord gestaan worden door een vrouwelijke rechercheur, maar je zult begrijpen dat dit om verschillende redenen niet altijd mogelijk is. Het bovenstaande geldt voor zedenmisdrijven, die in het (recente) verleden hebben plaatsgevonden. Anders is het bij een zedenmisdrijf, dat (zeer) kort geleden heeft plaatsgevonden. De dader van dit misdrijf kan voor het slachtoffer een bekende, maar net zo goed een totaal onbekende zijn. Voor een goede opsporing is het van belang voor de politie direct in kennis gesteld te worden zodat het opsporingsonderzoek gelijk kan aanvangen. Hoe langer het slachtoffer wacht met het doen van de melding, hoe moeizamer het onderzoek kan worden. Uiteraard kan de politie zorgen dat er direct professionele hulpverlening ingeschakeld wordt. Kijk ook eens bij de richtlijnen op deze site waar het e.e.a. uitgebreid vermeldt staat. De aangifte. In principe moet aangifte gedaan worden bij de politie in de plaats waar het misdrijf heeft plaatsgevonden. Als je daar de melding doet, dan zal er normaal gesproken eerst een intake gesprek plaats vinden waarbij je in het kort aan kunt geven wat je is overkomen en de politie zal je dan kunnen zeggen of er sprake is van een strafbaar feit, of het feit wel dan niet verjaard is en hoe ze de zaak op kunnen pakken. Zorg wel dat je geholpen wordt door een zedenrechercheur. Vraag daar ook naar, zodat je het verhaal niet steeds weer opnieuw moet vertellen. Het uitgangspunt van de zedenrecherche is vrijwel altijd dat je tijdens de behandeling van je zaak steeds door dezelfde rechercheurs te woord wordt gestaan. Dat is voor beide partijen wel zo fijn en je hoeft dus als slachtoffer niet steeds aan nieuwe gezichten te wennen en je verhaal te herhalen. Na het intakegesprek, waarin heel globaal gesproken wordt over wat je is overkomen, zal een afspraak gemaakt worden om een aangifte van je op te nemen. Je krijgt na het intakegesprek nog enkele dagen de tijd om het eerste gesprek tot je te laten doordringen en er goed over na te denken of je aangifte wilt doen. Als deze vervolgafspraak gemaakt is wordt de aangifte opgenomen. Dit gebeurt in een rustige omgeving op het politiebureau waarbij het gesprek volgens de richtlijnen, op band wordt opgenomen. De reden hiervan is dat er door de rechter of advocaat van de verdachte achteraf gevraagd kan worden hoe het gesprek is verlopen, hoe de vraagstelling was etc. In de praktijk komt dit zelden voor, maar de banden blijven bewaard, totdat de betreffende rechtszaak en het hoger beroep achter de rug is. Daarna zullen de banden vernietigd kunnen worden. Uiteraard zal, buiten de hierboven genoemde personen, niemand deze banden kunnen en mogen beluisteren. Tijdens het opnemen van de aangifte mag op verzoek van het slachtoffer iemand anders aanwezig zijn ter ondersteuning van het slachtoffer. Wel moet duidelijk zijn dat deze persoon geen getuige is in de zaak, omdat hij of zij later dan niet meer gehoord kan worden. Is dit het geval dan dient deze persoon voor de aangifte gehoord te worden. Nadat de aangifte is opgenomen, wordt deze in een proces-verbaal van aangifte uitgewerkt waarna je deze als slachtoffer te lezen krijgt en mag ondertekenen. Uiteraard ben je vrij om alsnog van de aangifte af te zien of de zaak tijdelijk stil te leggen, maar als je al besloten hebt om aangifte te doen zal dit waarschijnlijk niet gauw voorkomen. Vraag ook aan de rechercheurs om op de hoogte gehouden te worden van het verloop van het onderzoek. Je kunt, als je daar behoefte aan hebt, doorverwezen worden naar slachtofferhulp. Voor meer informatie over slachtofferhulp zie de link op deze site. Aanhouding van de verdachte. Mocht alles vastgelegd zijn in een proces-verbaal dan zal de politie de zaak moeten overleggen met de officier van justitie. Deze beslist namelijk of de verdachte buiten heterdaad aangehouden mag worden. Meestal is er sprake van een buiten heterdaad situatie. Dit betekent dat het feit enige tijd geleden heeft plaats gevonden en de officier dan de toestemming moet geven. Deze bevoegdheid komt dan niet toe aan de rechercheur. Uiteraard dient de rechercheur de officier volledig in te lichten omtrent hetgeen wat vastgelegd is in het proces-verbaal van aangifte en de getuigenverklaringen. Indien de officier van justitie gronden aanwezig acht dat er sprake is van een verdachte en er zijn sterke aanwijzingen in de richting van deze verdachte, dan zal hij in de regel toestemming geven om deze verdachte buiten heterdaad aan te laten houden. De wet bepaalt voor welke strafbare feiten buiten heterdaad aangehouden mag worden. Met betrekking tot de zedenwetgeving kan voor de belangrijkste zedenmisdrijven buiten heterdaad aangehouden worden, met uitzondering van schennis van de eerbaarheid. In het algemeen kan gesteld worden dat voor misdrijven, waarop de wetgever 4 jaar of meer gevangenisstraf heeft gesteld, buiten heterdaad aangehouden mag worden. Voor meer informatie over wetsartikelen zie de link op deze site. Als deze aanhouding heeft plaats gevonden zal de verdachte voor een hulpofficier van justitie geleid worden. Dit betreft in de praktijk meestal iemand die de rang van inspecteur van politie of hoger heeft. Hij toetst of de aanhouding rechtmatig heeft plaatsgevonden. Hierna gaat de recherche met de verdachte in verhoor. Voor aanvang van elk verhoor dient aan de verdachte medegedeeld te worden dat hij niet tot antwoorden verplicht is. Dit houdt in dat de verdachte niets hoeft te verklaren. Een verklaring zal dan ook niet afgedwongen kunnen worden door de politie. Nadat de verdachte is aangehouden mag de verdachte door de politie 6 uur voor verhoor worden opgehouden. De inverzekeringstelling. Mocht er meer tijd nodig zijn dan zal in de meeste gevallen de verdachte in verzekering gesteld worden. De termijn voor in verzekering stelling duurt maximaal 3 dagen. Indien de verdachte in verzekering gesteld wordt zal hij bijstand kunnen krijgen van een raadsman (advocaat) en wordt de reclassering in kennis gesteld. De redenen om de verdachte in verzekering te stellen kunnen zijn: - het verhoor van de verdachte is nog niet afgerond; - de confrontatie van de verdachte met bepaalde personen moet nog gebeuren; - de verklaringen van de verdachte, aangever en/of getuige zijn nog niet voldoende onderzocht; - verhinderen dat de verdachte door vlucht het onderzoek belemmert of sporen wegmaakt; - te voorkomen dat de verdachte in contact komt met niet ingesloten verdachten. De in verzekering stelling mag niet gebruikt worden om van de verdachte een bekentenis te verkrijgen. De officier van justitie kan het bevel tot inverzekeringstelling eenmaal met ten hoogste 3 dagen verlengen. Deze mogelijkheid is echter alleen aanwezig bij dringende noodzakelijkheid. Dringende noodzakelijkheid kan bestaan als blijkt dat de 1e termijn van 3 dagen van de inverzekeringstelling ontoereikend is om het opsporingsonderzoek te kunnen voltooien of als de officier van justitie nog geen verantwoorde beslissing heeft kunnen nemen over de invrijheidsstelling van de verdachte of over diens geleiding voor de rechter-commissaris voor een bevel tot bewaring. De verdachte kan op elk moment tijdens de inverzekeringstelling in vrijheid gesteld worden om uiteenlopende redenen. Dit kan bijvoorbeeld zijn als het onderzoek afgerond is en de officier vindt dat er geen redenen meer zijn om de verdachte langer vast te houden. De beslissing om de verdachte naar huis te sturen wordt altijd door de officier van justitie genomen en niet door de betreffende rechercheurs. De voorlopige hechtenis (bevel tot bewaring). Indien er gronden aanwezig zijn om de verdachte langer vast te houden dient de officier van justitie, voor het verstrijken van de termijn van inverzekeringstelling (meestal de termijn van 3 maal 24 uur), een bevel tot bewaring te vorderen bij de rechter-commissaris. De officier van justitie zal dit doen als hij bijvoorbeeld van mening is dat de verdachte een zodanig ernstig misdrijf heeft gepleegd dat invrijheidstelling niet verantwoord is. De verdachte zal dan, nadat de officier van justitie met hem gesproken heeft, voor de rechtercommissaris geleid worden. Deze laatste zal, in het bijzijn van de raadsman van de verdachte kort horen omtrent het strafbare feit, waarbij de raadsman bij het verhoor van de verdachte in de gelegenheid gesteld wordt de nodige opmerkingen te maken. De rechter-commissaris zal een bevel tot bewaring slechts af kunnen geven als uit bepaalde gedragingen van de verdachte of uit bepaalde hem persoonlijk betreffende omstandigheden blijkt van ernstig gevaar voor vlucht; of uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert. Er is sprake van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid als: - er sprake is van een strafbaar feit waarop een gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt; - ernstig rekening valt te houden met het begaan door de verdachte van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar is te brengen dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan; of - als er sprake is van verdenking van bepaalde misdrijven (diefstal, verduistering etc. hetgeen voor de zedenwetgeving niet van belang is); - de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is te achten voor het anders dan door verklaringen van de verdachte aan de dag brengen van de waarheid. De voorlopige hechtenis zal achterwege blijven indien ernstig rekening gehouden moet worden als aan de verdachte bij een veroordeling geen onvoorwaardelijke straf zal worden opgelegd of als de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis langer zal zijn dan de duur van de op te leggen straf. De duur van de voorlopige hechtenis is ten hoogste 10 dagen. Bevel tot gevangenhouding. Nadat het bevel tot bewaring is verleend en er zijn gronden aanwezig om de verdachte langer vast te houden, zal de verdachte geleid worden voor de rechtbank, waarbij 3 rechters, na verhoor van de verdachte, beslissen of deze langer vast moet blijven zitten. Indien dit het geval is, zal de termijn hiervan ten hoogste 30 dagen zijn. Deze termijn kan 2 keer met dezelfde termijn verlengd worden. Mocht de verdachte de gehele termijn van 3 keer 30 dagen vast blijven zitten, dient de rechtszaak tegen de verdachte voor het einde van die termijn een feit te zijn. Vaak is er dan sprake van een pro forma zitting, waarbij tijdens de rechtszitting de rechtszaak naar een later tijdstip wordt verwezen. Insect en geloof, een moeilijke combinatie. Aan de hand van het christelijke geloof zal duidelijk worden dat geloof in sommige gevallen een negatieve invloed kan hebben op het voorkomen en verwerken van insect en ander seksueel misbruik. Het christelijke geloof kan natuurlijk een bijdrage leveren aan het verwerken van het misbruik, maar dat is niet de kant die nu belicht zal worden. Ook moet niet gedacht worden dat het christelijke geloof een uitzondering is. Het duidelijker om het probleem tussen insect en geloof uit te leggen aan de hand van één geloof dan over allemaal te spreken. Aspecten uit de christelijke opvoeding die insectbevorderend kunnen werken. Door de traditionele beelden van de kerk over de positie van de vrouw, seks en huwelijk wordt het er voor de vrouw niet makkelijker op. Doordat in traditionele christelijk beeld de vrouw ondergeschikt is aan de man, heeft een vrouw weinig te zeggen. En vrouw is minder dan een man, tenminste dat is het beeld. Door de positie van de man als hoofd van het gezin, de plaats van de vrouw en kinderen op een lagere positie, kan leiden tot een misbruik van de positie van de man door de man. Doordat deze het hoofd is van het gezin behoren de andere leden van het gezin te gehoorzamen. Zelf op seksueel gebied gebeurt dat. In een gesprek tussen en moeder en dochter over het seksuele misbruik van het kind door de vader, kreeg het kind van de moeder te horen dat ze het maar moest ondergaan. Haar vader (die van de moeder) deed dat vroeger ook, het hoort er eenmaal bij het vrouw zijn. De vrouw is ondergeschikt aan de man. Dit is iets wat niet meer van deze tijd geacht wordt, maar het komt voor. Niet veel, maar het gebeurt. Het is wel een extreme situatie. Vrouwbeelden. Het christelijke geloof heeft twee verschillende vrouwbeelden. Aan de ene kant is dat het ideale beeld van de vrouw. Dit is een beeld van de vrouw waarin de man alles ziet wat hij wil zien in een vrouw. Een voorbeeld hiervan is de Heilige Maagd Maria, moeder van Jezus. Zij is het vleesgeworden ideaalbeeld. De ideale vrouw is in de ogen van een christelijke man is: nederig, zorgzaam, volgzaam, gehoorzaam, lief, kuis, passief, etc etc. Aan de ander kant is er ook het negatieve beeld van de vrouwen. Was het niet Eva die de eerste misdaad pleegde en ervoor zorgde dat Adam en Eva door God uit het paradijs gezet werden. Een ander voorbeeld is Maria Magdalena, een ‘zondige vrouw’, zoals gezegd wordt, een tempelhoer. Door Jezus werd zijn bekeerd tot het goede. Zo bestaan er meer negatieve beelden over de vrouw binnen het christendom. Deze negatieve beelden hebben de overhand. Visie op seks en huwelijk Zoals bij veel godsdiensten is seks voor het huwelijk in een christelijk gezin uit de boze. Seks behoord alleen maar ‘gebruikt’ te worden om voort te planten en een gezin te stichten. Eigenlijk zou dit een teken moeten zijn voor de vaders dat insect niet kan, maar het wordt door de mannen juist gebruikt als middel om de dochters het zwijgen op te leggen, als de meisjes zouden praten over insect zou het gezin in gevaar komen. Als een dochter door de man misbruikt wordt roept dit bij de vrouw vaak een gevoel op dat ze haar man niet in al zijn behoefte heeft kunnen voldoen. Ze heeft niet aan haar huwelijksplicht kunnen voldoen. Door de opvattingen worden juist de slachtoffers als schuldigen bestempeld en verantwoordelijk gehouden. De macht van geestelijke leiders In de Verenigde Staten van Amerika zijn een aantal bisschoppen en priesters in opspraak geraakt, omdat ze zich zouden vergrepen hebben aan de jeugdige kerkgangers. Dit komt natuurlijk niet alleen doordat ze een macht positie hebben binnen de kerk, maar ook door hun macht. Hoe vaak komt het niet voor dat docenten en scoutingleiders zich niet vergrijpen aan kinderen. Dit komt niet doordat deze vaker van dit soort neigingen hebben, maar doordat ze een machtspositie hebben. Een docent en een scoutingleider is de ‘baas’ over de kinderen. Ze moeten luisteren en soms gaat dit te ver. Zo is dit ook het geval ik de kerk alleen gaat dit wel iets verder. Een priester is een afgezand van God, hij is het die de berichten doorgeeft aan God om de mensen hun schulden te vergeven en zo een veilig pad naar de hemel te creëren. Als je dus je liefde aan de priester geeft, dan geef je je liefde aan God. Dus als je met anderen over het misbruik van de priester zou praten, breng je je eigen toekomst in gevaar, want het is immers verboden om seks te hebben voor het huwelijk, dus je hebt zelf gezondigd, daarom kun je er maar beter niet over praten. Nog even terug naar de opschudding in de VS. Daar hebben de kerkelijk leiders gezocht naar oplossingen voor het probleem, dit hebben ze toen aan Rome te goedkeurig gegeven, in Rome waren ze het niet eens met de koers van de Amerikaanse bisschoppen, de kerk in Rome vond dat de priesters die seksueel misbruik plegen ook rechten hebben en dat deze rechten zwaarder wegen dan de rechten van de misbruikte kinderen. Zo zie je maar dat de positie van een priester zoals die door de kerk geschapen is en in stand gehouden wordt een ‘veilige’ plaats is voor mensen die kinderen misbruiken. Dit omdat de kerk zijn priesters beschermd. Hoe het christelijk geloof het verwerken van insect en ander seksueel misbuik belemmerd. Doordat het op seks nog steeds een taboe rust binnen het christelijke geloof, zal er niet snel gesproken worden over het misbruik en als er iets is dat de verwerking van seksueel misbruik niet bevorderd, dan is dat wel het in de doofpot doen dan het probleem. Het lijkt dan vergeten, maar ondertussen belemmerd het de misbruikte in het dagelijkse leven en zal het steeds erger worden als er geen hulp wordt geboden. Als er dan hulp komt dan is dit vaak gebaseerd op het vergeven van de dader. Als er iets is dan niet mogelijk is bij het verwerken van seksueel misbruik dan is dat het vergeven van de dader. Veer vrouwen hebben hun boosheid en haat jegens de dader nog geen plaats kunnen geven en nog niet leren uiten, het tegenovergestelde is het geval. Ze geven zichzelf de schuld van wat er gebeurd is. Ze krijgen het gevoel dat ze zelf de schuldige zijn voor wat er gebeurd is. Bovendien blijven de daders vaak ontkennen en het bagatelliseren en de schuld geven aan de slachtoffers. Als het vergeven van de dader gebruikt wil worden voor het verwerken van het gebeurde, dan zal een dader zijn daden toe moeten geven en berouw tonen, aangezien dit praktisch nooit het geval is zal er van vergeving geen sprake zijn. Als er dan gestimuleerd word om de dader te vergeven dan roept dit bij de vrouw weer schuldgevoelens op. Hoe het christelijke geloof bij kan dragen aan de verwerkingen van seksueel misbruik. In de voorafgaande paragrafen is er alleen gesproken over dat de kerk en geloof seksueel misbruik bevorderen, maar het kan wel degelijk een plaats zijn waar het slachtoffer hulp kan vinden. Binnen het huidige christelijke geloof zijn er genoeg gematigde kerkgemeentes die meer open staan en niet precies volgens de regels uit Rome werken. Juist doordat een priester een man is die gekozen heeft om als afgezand van God te dienen en zich niet aan de vleselijke lusten van het leven te vergrijpen, is het een veilig persoon. Van een priester weet je dat hij genoeg heeft aan de liefde van God. Bij hem is je verhaal veilig, alleen God krijgt het te horen en God is de aangewezen persoon om je te helpen bij het probleem, want Hij is toch zo machtig? Door de huidige veranderingen binnen de kerk, waardoor er steeds meer vrouwelijk pastores komen wordt het voor vrouwen makkelijker om een gesprekspartner te vinden. Het is vaak makkelijker om het een vrouw te praten dan met een man. De positie van de vrouw verandert ook steeds meer, zowel in de samenleving als binnen de kerk, man en vrouw krijgen steeds meer een gelijkwaardige plek binnen de kerk, dit helpt omdat de man nu niet meer de machtige baas van het gezin is. Slot. Na het lezen van dit hoofdstuk kan een zeer negatief beeld ontstaan zijn over geloof. Gelukkig is het nog steeds zo dat het grootste deel van de gelovige mensen en priesters nette mensen zijn die niet zomaar zich vergrijpen aan jonge kinderen. Er is nooit echt onderzoek naar gedaan, maar er wordt vanuit gegaan dat binnen gelovige gezinnen niet meer of minder insect en insect gelegateerde problemen zijn. Aan de buitenkant lijkt het vaak dat het juist minder voorkomt, dit komt doordat het als een schande gezien wordt en vaak verstopt wordt, het wordt ben de deken der liefde bedekt, een priester die zijn handen niet thuis kon houden wordt overgeplaatst en kan ergens anders opnieuw beginnen. Als door het lezen van dit hoofdstuk nog vragen bestaan, kan er bij elke parochie en gemeente informatie ingewonnen worden over het onderwerp. Helemaal mee eens Mee eens Oneens Vragenlijst omtrent seksueel misbruik 1. Seksueel misbruik gebeurt voornamelijk in andere culturen 2. Seksueel misbruik komt vooral voor in de lagere klasse van de bevolking 3. Iemand seksueel misbruiken doen mannen die hun homoseksuele geaardheid willen verbergen 4. alleen een vreselijke bruut doet zoiets 5. Verkrachters vind je alleen bij de vijand in de oorlog 6. verkrachters of mannen die hun vrouw mishandelen zijn zwak begaafd, psychopaat of alcoholist 7. verkrachters hebben een liefdeloze jeugd gehad 8.verkrachters vinden niet genoeg bevrediging voor hun seksuele verlangens 9. mannen zijn het slachtoffer van hun onbedwingbare lusten 10. alleen jonge, mooie vrouwen worden verkracht 11. vrouwen lokken seksueel misbruik zelf uit 12. vrouwen willen verkracht worden 13. vrouwen kunnen niet verkracht worden als ze dat niet willen 14.vrouwen doen vaak valse aangiften van seksueel misbruik of verkrachting 15. Mij zal dat nooit overkomen 16. Alleen vrouwen worden seksueel misbruikt mannen niet 17. Het komt in alle klasse van bevolking voor, hoog en laag 18. Ik zou wel voor seksueel misbruik durven uitkomen 19. Ik zou het als eerste aan mijn ouders vertellen 20. Ik zou het als eerste aan de vertrouwenspersoon op school vertellen 21. Ik zou naar de politie gaan om aangifte te doen 22. Ik zou het als eerste aan mijn huisarts vertellen 23. Als je seksueel misbruikt wordt heb je zelf nooit schuld Helemaal oneens Vragenlijst omtrent seksueel misbruik (afgenomen bij 4 brugklassen). O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Uitslagen. Helemaal mee eens Mee eens Oneens Aanta procente aantal procente aantal Procente l n n n 1 9 9.4 12 12.5 60 62.5 2 0 0 9 9.4 57 59.4 3 6 6.3 21 21.9 48 50 4 42 33 34.4 15 15.6 43.8 5 3 3.1 0 0 51 53.1 6 18 18.8 48 27 28.1 50 7 6 6.3 30 31.3 54 56.3 8 12 12.5 48 33 34.4 50 9 6 6.3 15 15.6 54 56.3 10 12 12.5 18 18.8 30 46.9 11 6 6.3 0 0 33 34.4 12 3 3.1 0 0 21 21.9 13 0 0 3 3.1 42 43.8 14 6 6.3 12 12.5 51 53.1 15 33 34.4 27 28.1 36 37.5 16 9 9.4 27 28.1 30 46.9 17 27 28.1 51 12 12.5 53.1 18 12 12.5 24 25 30 31.3 19 15 15.6 57 12 12.5 59.4 20 6 6.3 18 18.8 57 59.4 21 27 28.1 57 9 9.4 59.4 22 3 3.1 12 12.5 63 65.6 23 39 39 18 18.8 40.6 40.6 De vragenlijst is afgenomen is vier brugklassen. Het antwoord met de hoogste score bij elke vraag is vet gedrukt. Helemaal oneens aantal 15 30 21 6 42 3 6 3 21 21 57 72 51 27 0 15 6 30 12 15 3 18 0 procente n 15.6 31.2 21.9 6.3 43.8 3.1 6.3 3.1 21.9 21.9 59.4 75 53.1 28.1 0 15.6 6.3 31.3 12.5 15.6 3.1 18.8 0 totaal 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 96 Conclusie vragenlijst. Kinderen in de leeftijd van ongeveer 13 jaar hebben de volgende ideeën/ informatie over seksueel misbruik: Seksueel misbruik gebeurt voornamelijk in andere culturen: oneens Seksueel misbruik komt vooral voor in de lagere klasse van de bevolking: oneens Iemand seksueel misbruiken doen mannen die hun homoseksuele geaardheid willen verbergen: oneens Alleen een vreselijke bruut doet zoiets: helemaal mee eens Verkrachters vind je alleen bij de vijand in de oorlog: oneens Verkrachters of mannen die hun vrouw mishandelen zijn zwak begaafd, psychopaat of alcoholist: mee eens Verkrachters hebben een liefdeloze jeugd gehad: oneens Verkrachters vinden niet genoeg bevrediging voor hun seksuele verlangens: mee eens Mannen zijn het slachtoffer van hun onbedwingbare lusten: oneens Alleen jonge, mooie vrouwen worden verkracht: oneens Vrouwen lokken seksueel misbruik zelf uit: helemaal oneens Vrouwen willen verkracht worden: helemaal oneens Vrouwen kunnen niet verkracht worden als ze dat niet willen: helemaal oneens Vrouwen doen vaak valse aangiften van seksueel misbruik of verkrachting: oneens Mij zal dat nooit overkomen: oneens Alleen vrouwen worden seksueel misbruikt mannen niet: oneens Het komt in alle klasse van bevolking voor, hoog en laag: mee eens Ik zou wel voor seksueel misbruik durven uitkomen: oneens tot helemaal oneens Ik zou het als eerste aan mijn ouders vertellen: mee eens Ik zou het als eerste aan de vertrouwenspersoon op school vertellen: oneens Ik zou naar de politie gaan om aangifte te doen: mee eens Ik zou het als eerste aan mijn huisarts vertellen: oneens Als je seksueel misbruikt wordt heb je zelf nooit schuld: helemaal mee eens tot mee eens Deze resultaten zou men kunnen gebruiken bij voorlichting. Het geen wat er het meeste uit springt is dat er nog zo’n vreselijk taboe op berust, om ervoor uit te komen. Hier zou bij de voorlichting extra aandacht aan besteed kunnen worden. Vraag 1 en 17, en vraag 11 en 23 waren vragen die tegenovergesteld moesten worden ingevuld, om te testen of de vragenlijst serieus was ingevuld. Er zijn in totaal van twee vragenlijsten de resultaten verwijderd, nadat bleek dat ze de lijst niet serieus hadden ingevuld. Literatuurlijst Boeken: Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen, richtlijnen voor beroepsbeoefenaren, Van Gorcum/ Dekker & van de Vegt, Assen, 1994, Commissie Seksueel Misbruik van Jeugdigen. Daar kun je maar beter (niet) over praten, Inbens- sransen Annie, Meinema te Delft, 1987. Internet: http://www.seksueelmisdrijf.nl/ http://www.seksueelmisbruik.nl/