CMC1 Arthrosis

advertisement
Maatschap plastische chirurgie JBZ
Pascal Brouha♯
Ewald Dumont
Ralph Franken♯
Roland Hermens
Brigitte van der Heijden♯
Hand: belangrijk zintuig
ADL (onafhankelijkheid)
Communicatie
Carrière
Cosmetiek
Artrose: definitie
degeneratieve conditie van de gewrichten:



beschadiging van gewrichtskraakbeen
vorming van nieuw bot aan de gewrichtsranden en
bij het gewrichtoppervlak
ongeveer 10% ♂ en 20 % ♀ met radiologische
afwijking hebben klachten
artrose
oorzaken
secundair
primair degeneratief
erosief
trauma
 infectie
 tumor
neerslagziekte (jicht)
inflammatoir (RA)
conservatief
doel:
pijn ↓
functiebehoud
deformiteit preventie
voorlichting patiënt
operatief
keuze:
afhankelijk van klachten
afhankelijk van de patiënt
foto ondergeschikt
immobilisatie (schema variabel)
medicatie: NSAID’s, analgetica
injecties: corticosteroid of hyaluronzuur
handtherapie: fysiotherapie/ergotherapie
COSMETIEK
vinger
duim
DIP: artrodese
PIP: artrodese of
artroplastiek
MCP: artroplastiek
IP: artrodese
MCP: artrodese
CMC1: artroplastiek of
artrodese
pincetgreep en kracht
artrodese
artroplastiek
Gewrichtsartrodese
voorkeur artroplastiek
Gewrichtsartroplastiek:
CMC1: meest geopereerde gewricht
1
IP-gewricht; artrodese
1. distale phalanx
2. proximale phalanx
MCP-gewricht: artrodese
2
3. metacarpale 1
3
CMC1-gewricht:
artroplastiek (dese)
STT-gewricht: plastiek (dese)
4
4. trapezium
• basis metacarpale1(distaal)-trapezium (proximaal)
• biconcaaf zadelgewricht (wisselend gewrichtscontact)
palmair
Anterior obligue ligament (AOL) Ulnar collateral ligament (UCL) First intermetarpal ligament (IML)
dorsaal
Posterior oblique ligament (POL)
Dorsoradial ligament (DRL)
pathofysiologie
postmenopauzale vrouwen
posttraumatische patiënten mn mannen
aandoeningen bv RA, SLE en jicht
CMC1 artrose: diagnose
carpaal tunnel syndroom
morbus Quervain
pathologie scaphoid (oude fractuur)
tenosynovitis FCR, FPL
ganglion carpi volare
NB: vaak coëxistentie van genoemde
aandoeningen
radiologische classificatie (Eaton en Littler)
radiologische afwijkingen
status kraakbeen
Eaton I
geen
CMC1: normaal
Eaton II
geringe gewrichtsspleet vernauwing,
osteofyten < 2mm
CMC1: milde tot matige
kraakbeen beschadiging
Eaton III
gewrichtdestructie: sclerosis/cysten
subchondraal, osteofyten ≥ 2mm
Eaton IV
degeneratieve veranderingen van
CMC1 én STT gewrichten
CMC1: ernstig
kraakbeenbeschadiging
CMC1 en STT: ernstig
kraakbeenbeschadiging
Eaton gr 1
Eaton gr
Eaton
gr22
Eatongr
gr 33
Eaton
Eaton gr 4
behandeling
geen duidelijke richtlijn
geen consensus
tweetal behandelopties:
• conservatief
• operatief
keuze behandeling
•
•
•
•
afhankelijk van klachten
afhankelijk van de patiënt
afhankelijk van resultaat ingezette therapie
foto ondergeschikt
conservatieve behandeling
doel:
☛ pijn reducerend
☛ degeneratie vertragen
☛ behoud functie
☛ behoud eerste webspace
middelen:
☛ medicatie: NSAID’s, analgetica
☛ corticosteroïd injecties
☛ handtherapie (FT/ergo)
handtherapie
• aanhoudende klachten met
functionele beperkingen
• doel:
1.
2.
3.
beoordeling hele keten en
handgebruik
rustspalk
leefregels, hulpmiddelen
CMC1 onderdeel van de eerste straal
eerste straal schakel van botten en gewrichten
IP-gewricht
MCP-gewricht
1
1. distale phalanx
2. proximale phalanx
2
3. metacarpale 1
3
CMC1-gewricht
STT-gewricht
4
4. trapezium
Chirurgie?
Aanhoudende pijn met functionele
klachten ondanks adequate
conservatieve therapie
operatieve behandeling
artroplastiek
artrodesis
artrodese
 voordeel:
 sterk belastbaar
 stabiel
 korte revalidatie
 nadeel:
 verlies mobiliteit
 non-union rate 50%
 ontwikkeling STT-artritis
artroplastiek
contraindicaties (relatief)
 panarthritis/STT-arthritis
 verminderde mobiliteit van
MCP of IP gewricht
indicaties (relatief)
bindweefselziekte( bv
SLE, RA)
posttraumatisch bij jonge
werkarbeiders
paralysis/fibrosering
thenar musculatuur
cerebral palsy
CMC1 arthrodesis
artroplastiek
voordeel:
nadeel:
pijnvrije, mobiele met redelijk tot goed belastbare
en redelijk tot goed stabiele duim
“relatief lange” revalidatie periode
• doel: pijnvrije, mobiele en stabiele duim
• keuze artroplastiek: geen enkele methode superieur
• 1 prospectieve middellange termijn onderzoek: trapezectomie volstaat
artroplastiek
hemitrapezectomie
peesinterpositie ±
ligamentreconstructie
hemiprothese
Pyrocarbonprothese
peesinterpositie ±
ligamentreconstructie
pyrocarbonprothese
geen plastiek
operatie: openen gewricht
Ligamentreconstructie ±
peesinterpositie
(ophangplastiek ± weefselinterpositie)
• Eaton stadium II-IV
• herstel/verbetering van de
stabiliteit
• verschillende methoden:
een peesplastiek ter
versterking van een
ligament(en)
CMC1 artrose: operatieve behandeling
 veel voorkomend, m.n. CMC1 gewricht
 prima te behandelen:
1) conservatief
2) operatief
 keuze behandeling i.o.m. patiënt
 operatie resultaten goed: DIP, MCP en CMC1, redelijk PIP
 afhankelijk van de operatieve behandeling korte of lange
revalidatie periode
Artrose polsgewricht
etiologie
• post-traumatisch
–
–
–
–
distale radius fractuur
scaphoid fractuur (SNAC wrist)
perilunatire luxatie
S-L disscociatie (SLAC wrist)
• Degeneratief
– artrogeen
– ligamentair (S-L dissociatie)
• artritis (bv RA)
symptomen
• PIJN
• functio laesie
– Dorsaal/palmair flexie: radiocarpale/midcarpale
artrose
– Pronatie/supinatie: DRU gewricht
• krachtsverlies
• standsafwijking
Aanvullende diagnostiek
• Röntgen
– bepaling mate van artrose
– stand carpalia
• MRI/CT scan
– kraakbeen status
– ligamenten
Behandeling
• Conservatief: orthese
– Voordeel: eenvoudig en zeker
– Nadeel: bewegingsbeperking, hinderlijk
• Operatief:
– Voordeel: meer beweeglijkheid, geen last van spalk
– Nadeel: operatie met mogelijk complicaties en geen
resultaat garantie
Keuze behandeling
• bepaald door:
– mate en locatie van artrose
– etiologie (traumatisch, degenertief, RA)
– patiënt
•
•
•
•
beroep
wensen
comorbiditeit
dominantie
SNAC/SLAC wrist
scaphoid nonunion advanced collaps
S-L dissociation advanced collaps
• Stadium bepaald mogelijkheden
– stadium 1: radius styloidectomie en herstel scaphoid/S-L
ligament
– stadium II: verwijdering scapoid + PRC/LCTH
– stadium III: verwijdering scaphoid + LCTH
– stadium IV: totale polsartrodese of prothese
Nonunion scaphoid fractuur
SNAC/SLAC Wrist
Proximale rijcarpectomie
voordeel: ROM
nadeel: verandering gewricht,
niet bij man < 30 jaar
LCTH artrodese
voordeel: behoud RL gewricht, zeer stabiel
nadeel: verlies ROM
PRC/LCTH
PRC
LCTH-artrodese
• nabehandeling
• nabehandeling
–
–
–
–
twee weken spalk
vanaf 2 wk: handtherapie
vanaf 6 wk: krachtsopbouw
vanaf 3 mnd: volledig belasten
• complicaties
– artrose RC gewricht
– krachtsverlies
–
–
–
–
4 wk immobilisatie
vanaf 4 wk: handtherapie
vanaf 8-12 wk: krachtsopbouw
vanaf 3 mnd: volledig belasten
• complicaties:
– non-union
– stijfheid
– osm
pols artrose
• polsprothese
voordeel: zoveel mgl behoud ROM
nadeel: krachtsverlies
• polsartrodese
voordeel: behoud kracht
nadeel: verlies ROM
Pols atrose
Prothese
• nabehandeling
– 1 week immobilisatie
– oefenen
– na 4-6 weken
krachtsopbouw, na 3 mnd
maximaal
• complicaties
– stijfheid
– tendinitis
– prothese verlies
Artrodese
• nabehandeling
– 6 weken immobilisatie
– oefenen: pro/sup
– Krachtsopbouw, na 3
mnd maximaal
• complicaties:
– peesruptuur/tendinitis
– non-union
Artrose DRU
• Ulnakop resectie/artrodese
• Ulnakop prothese:
• nabehandeling
•
•
•
•
•
1 week immobilisatie
na 1 week: PF/DF
na 2 wk: pro/supinatie
na 6 wk: krachtopbouw
na 3 mnd: volledig belastbaar
• Complicaties
• Stijfheid
• Instabiliteit
• prothese verlies
Dank
Download