Energie gebruiken of besparen?

advertisement
Energie gebruiken of besparen?
Wat is het probleem?
Particulieren en bedrijven gebruiken veel energie. Wanneer olie, kolen of gas worden gebruikt als
energiebron, komt hierbij vaak CO2 (koolstofdioxide) vrij. CO2 is net als methaan en lachgas een belangrijk
broeikasgas. Teveel broeikasgassen in de atmosfeer veroorzaken een stijging van de gemiddelde
temperatuur op aarde. Temperatuurstijging leidt tot het uitzetten van zeewater en het smelten van gletsjers
en ijskappen met zeespiegelstijging tot gevolg. Daarnaast zal de neerslagintensiteit veranderen en zullen er
vaker extreme weersomstandigheden optreden. Deze veranderingen hebben zowel een maatschappelijke
als een ecologische invloed. In Nederland zullen bijvoorbeeld de dijken verhoogd moeten worden; en de
lente zal eerder beginnen. Veel planten bloeien tegenwoordig al veel eerder dan 50 jaar geleden.
Onzekerheden
Door de complexiteit van het klimaat is het effect van een verhoogde CO2 concentratie zeer moeilijk te
voorspellen. Wetenschappers doen hier al jarenlang onderzoek naar, maar zijn het nog steeds niet eens. De
invloed van menselijk handelen op klimaatverandering wordt wel steeds breder onderkend.
Wat kan er gedaan worden?
Er bestaan verschillende manieren om klimaatverandering tegen te gaan. Door energie besparing of het
gebruik van duurzame energie, zoals wind, en zonne,energie, wordt minder of geen CO2 uitgestoten. Helaas
zijn dergelijke maatregelen vaak duur, en vormt energie een onmisbaar onderdeel van onze maatschappij.
Daarnaast worden de gevolgen van klimaatverandering pas op lange termijn zichtbaar en krijgen zaken die
nu spelen vaak prioriteit. Wanneer de gevolgen van klimaatverandering de komende eeuw echt optreden,
wordt het veel moeilijker om hier iets aan te doen. CO2 is namelijk nauwelijks uit de atmosfeer te halen. De
aanplant van bossen biedt een (tijdelijke) oplossing, omdat bomen CO2 opnemen uit de atmosfeer. Deze
CO2 komt echter weer vrij wanneer de boom dood is. Als we nu te weinig doen aan het terugdringen van
broeikasgassen, zal Nederland in de toekomst veel moeten investeren om zichzelf tegen de gevolgen te
beschermen.
Internationale afspraken
Al jarenlang wordt er op internationaal niveau gesproken over klimaatverandering. Tijdens de VN
klimaatconferentie in Kyoto in 1997 spraken alle landen in de wereld af maatregelen te nemen. De
Nederlandse regering beloofde de CO2,uitstoot te beperken. In 2012 moeten we onze CO2,uitstoot ten
opzichte van 1990 met 6% reduceren. Dit lijkt misschien weinig, maar in werkelijkheid is het is nog een hele
klus. Wetenschappers vinden dat de reductie in CO2 emissie ook na 2012 moet worden voorgezet.
Westerse landen moeten hierbij denken aan reducties van 40 tot 60 procent. De kosten van deze
omvangrijke CO2,reducties zullen wereldwijd honderden miljarden Euro’s bedragen.
‘Sinks’
Het Kyoto Protocol is een klimaatverdrag dat in 1997 door de meeste landen werd getekend. In dit protocol
staat dat de geïndustrialiseerde landen de (industriële) CO2 emissies met ongeveer vijf procent terug
moeten dringen ten opzichte van 1990. Dit zou gerealiseerd moeten zijn tussen 2008 en 2012. Inmiddels
zijn de industrie,emissies zodanig gegroeid, dat dit neerkomt op een reductie van twintig tot veertig
procent. Emissie reductie is duur doordat industrieën schonere technieken moeten ontwerpen en
toepassen. De term ‘sink’ is in het leven geroepen als alternatief voor deze dure aanpassingen. De letterlijke
vertaling van ‘sink’ is ‘put’; het tegenovergestelde van een ‘bron’ (source). In dit geval is een put een (natuur,
)gebied waarin koolstof wordt vastgelegd. Dit kan in bossen, maar ook in landbouw, en savannegebieden.
De politiek vond het een mooi excuus om een deel van de emissies te compenseren door bossen aan te
planten of landbouw/savanne gebieden beter te exploiteren op het gebied van koolstofvastlegging. Een
aantal mogelijkheden staan in het Kyoto Protocol:
Clean Development Mechanism. Rijke landen planten bossen aan in ontwikkelingslanden of betalen
technieken om schonere industrie te ontwikkelen in ontwikkelingslanden. In ruil hiervoor krijgen ze ‘credits’
voor de koolstofvastlegging in die bossen of de beperking van emissies door schonere industrie.
Emission trading. Sommige landen kunnen op een eenvoudige en goedkope manier extra koolstof
vastleggen of minder emissies uitstoten. Zij mogen de ‘credits’ hiervoor verkopen aan andere landen.
Afforestation/Reforestation/Deforestation. Landen krijgen ‘credits’ voor het planten van bos in hun
eigen land en ‘debits’ voor het kappen van bos.
Green management. Landen krijgen ‘credits’ wanneer ze door extra management meer koolstof
vastleggen in hun bossen/landbouwgebieden.
Het doel van de VN klimaatconferentie in Den Haag in 2000 was om al deze mogelijkheden goed te
definiëren en afspraken te maken over de uitvoer en de controle. Helaas kon er geen overeenkomst
gesloten worden doordat de belangen van verschillende landen te ver uit elkaar lagen. De grootste
tegenstelling bestond tussen de VS (met Canada en Japan) en de EU (met China). Voor de VS was het
aantrekkelijk zo veel mogelijk koolstof vast te leggen door hun grote hoeveelheid bos beter te exploiteren.
De Europese Unie vond echter dat de nadruk op emissiereducties moest liggen.
De economie van de klimaatverandering
Milieueconomen onderzoeken het spanningsveld tussen milieu en economie. Zij bestuderen hoe ver je met
milieubeleid kunt gaan en hoe je op een slimme en goedkope manier bepaalde milieudoelen kunt halen.
Klimaatverandering is een probleem waar milieu economen zich mee bezighouden. Wat is de goedkoopste
manier om CO2 zo duurzaam mogelijk te reduceren? Wat is de economische en ecologische schade van
klimaatverandering? Hoe kan het voor klimaatmaatregelen beschikbare geld zo efficiënt mogelijk besteed
worden? Als er wereldwijd honderden miljarden Euro’s voor klimaatmaatregelen worden uitgetrokken, levert
een effectievere besteding van 1 % al 1 miljard Euro op!
Klimaatverandering veroorzaakt grote economische schade. De landbouwopbrengst daalt op sommige
plaatsen door temperatuurstijging; in andere gebieden zullen meer dijken nodig zijn als bescherming tegen
zeespiegelstijging. Door nu de juiste maatregelen te treffen om deze schade te verlagen of te voorkomen,
kan later veel geld bespaard worden. Aan de andere kant kosten de maatregelen zelf ook geld.
Milieueconomen zoeken naar de beste mogelijkheden om klimaatverandering te beperken tegen de laagste
kosten.
Economische groei versus milieueffecten
“Veel mensen geloven nog steeds dat je broeikasgassen niet kunt verminderen zonder ook de economische
groei te vertragen. Maar hier ben ik het niet mee eens. In dit digitale tijdperk kun je zeker de uitstoot van
schadelijke stoffen verminderen en tegelijkertijd zelfs meer economische groei tot stand brengen!”.
, Bill Clinton, voormalig president van de Verenigde Staten
Bill Clinton meent dat de strijd tegen klimaatverandering niet ten koste hoeft te gaan van economische
groei.
Economische groei wordt hierbij gezien als een maatstaf voor welvaart. Welvaart wordt vaak uitgedrukt in
termen van Nut. Een nutsfunctie geeft weer hoeveel plezier een consument ontleent aan de goederen en
diensten waarover hij beschikt. Op deze manier kunnen voor elke consument verschillende nutsniveaus
worden uitgerekend: hoe hoger het nutsniveau, hoe meer plezier en geluk (nutsmaximalisatie). De welvaart
van een land is te meten door middel van het nationaal inkomen, de som van alle gezinsinkomens in een
land.
Het is moeilijk om het effect van klimaatverandering in de nutsfunctie of in het nationaal inkomen te bepalen.
Wat is het “nut” van een schoner milieu precies? Is dat in geld uit te drukken? Er bestaan allerlei methoden
om de waarden van deze externe effecten, zoals ze ook wel genoemd worden, te schatten.
Klimaat als vrij goed
Het klimaat is een vrij goed waar niemand van uitgesloten kan worden. Het is niet als je fiets die je op slot
kan zetten als je niet wilt dat iemand hem meeneemt. Niemand heeft eigendomsrechten over het klimaat en
er is niemand die de atmosfeer als een geheel “op slot zet”.
De vervuiler betaalt?
Economen proberen de kosten en baten van klimaatverandering voor consumenten, producenten en
overheid in kaart te brengen. Veel milieueffecten worden echter (nog) niet “meegeteld”. Consumenten en
producenten kunnen ongestraft doorgaan met het uitstoten van broeikasgassen. Het lijkt logisch dat de
“vervuiler betaalt”, maar het is vaak lastig te meten wie wat waar uitstoot. Hierdoor is het moeilijk effectieve
maatregelen “aan de bron” te nemen, zoals het heffen van belasting op de uitstoot van broeikasgassen.
Ontwikkelingslanden in klimaatonderhandelingen: slachtoffers of nieuwe wereldmachten?
Tijdens de kolonisaties gingen de Europese machthebbers ervan uit dat de landsgrenzen buiten Europa
onbepaald waren. Met behulp van een liniaal werd de taart van Afrika opgedeeld naar het principe: “Wie het
eerst komt wie het eerst maalt”. Hoewel kolonisatie nu verwerpelijk gevonden wordt, is het principe nog
steeds van toepassing op de atmosfeer. De Verenigde Staten stoten een derde van de totale hoeveelheid
broeikasgassen uit, en houden geen rekening met de schade die dit elders veroorzaakt. Eigenlijk gedragen
de VS zich hiermee als een kind op een verjaardagsfeestje dat roept dat het recht heeft op een derde van
de taart, omdat het die al voor zichzelf had afgesneden.
Het begrip “rechtvaardigheid” staat aan de basis van zowel het probleem als de oplossing van
klimaatverandering. Eén van de hoofdproblemen is de onrechtvaardigheid dat westerse landen die met hun
industrialisatie de klimaatverandering veroorzaken, nauwelijks lijden onder de gevolgen noch opdraaien voor
de kosten van de schade die klimaatverandering elders veroorzaakt. De meest fundamentele oplossing voor
het klimaatprobleem is het mondiaal eerlijk verdelen van schone lucht. Landen die meer CO2 uitstoten dan
waar ze recht op hebben, zouden die extra uitstootrechten van andere landen moeten kopen en hier stevig
voor moeten betalen. Landen met weinig CO2,uitstoot of een schone economie kunnen hun uitstootrechten
verkopen en dus geld verdienen aan hun onderconsumptie.
Ontwikkelingslanden nemen binnen de klimaatonderhandelingen een dubbele positie in. Zij zijn slachtoffer
omdat ze het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Ze worden geplaagd door
droogtes, stormen en overstromingen, terwijl ze nauwelijks aan het broeikaseffect bijdragen. Aan de andere
kant hebben zij kans op een machtspositie die zij in internationaal verband nooit eerder hebben gehad. De
geïndustrialiseerde landen zullen hun voeten namelijk niet droog houden als landen als China en India zich
ook op een niet,duurzame manier gaan ontwikkelen. Het westen heeft de medewerking van
ontwikkelingslanden dus nodig om klimaatverandering te stoppen, maar kan dat niet afdwingen. Op termijn
hoeven ontwikkelingslanden niet langer hun hand op te houden, maar kunnen ze eisen stellen.
Het westen zal haar traditionele powerplay op internationaal niveau niet lang meer kunnen volhouden.
Vormen de klimaatonderhandelingen het voorportaal tot nieuwe internationale verhoudingen?
Afvalverwerking: een realistische oplossing?
Jaarlijks wordt er in Nederland ongeveer 4 miljoen ton huishoudelijk afval geproduceerd. Daarnaast wordt
nog eens 1,5 miljoen ton vergelijkbaar afval ingezameld bij bedrijven; en ruim 1 miljoen ton afval van
markten, plantsoenen en restaurants. De hoeveelheid huishoudelijk afval is de afgelopen jaren sterk
gestegen als gevolg van bevolkingsgroei en een sterke toename in het gebruik van verpakkingsmateriaal.
Gemiddeld produceren Nederlanders per persoon meer dan 400 kg huishoudelijk afval per jaar!
Afval is grofweg in twee groepen te verdelen: biologisch niet,afbreekbaar materiaal, zoals steen, metaal,
glas en de meeste plastics; en biologisch wel,afbreekbaar materiaal, afkomstig van de levende natuur, zoals
etensresten, tuinafval, papier en mest.
Klimaat en afval staan duidelijk met elkaar in verband. Ten eerste bestaat er een directe uitstoot van het
broeikasgas methaan (CH4) uit afvalstortplaatsen. Op wereldschaal is ongeveer 8% van de totale CH4
uitstoot afkomstig van stortplaatsen; ongeveer een kwart van alle methaan die door direct menselijk
handelen wordt uitgestoten! Ten tweede bestaat er tussen klimaat en afval een indirecte relatie, die te
herleiden is tot een energievraagstuk.
De stijging in CO2 en CH4 uitstoot is een van de oorzaken van klimaatopwarming. Een groot deel van de
CO2 komt vrij door de verbranding van fossiele brandstoffen, zoals aardolie en benzine. Het gebruik van
deze brandstoffen beïnvloedt de zogenaamde lange,termijn,koolstofcyclus. De verbranding van biomassa
als gedroogde mest daarentegen, maakt deel uit van de korte,termijn,koolstofcyclus. Dit proces levert ook
CO2 op, maar de cyclus is in evenwicht: er wordt ongeveer evenveel CO2 uitgestoten als vastgelegd. Het
gebruik van fossiele brandstoffen brengt dit proces echter uit balans doordat de uitgestoten CO2 niet wordt
vastgelegd door de aanwezige planten, en er een overschot aan CO2 ontstaat.
Afval ontstaat na het gebruik van goederen of tijdens een productieproces. Afval is eigenlijk een vorm van
energie: zomaar weggooien is natuurlijk zonde. Eigenlijk zou de hoeveelheid afval moeten worden
verminderd; en de energie die in het resterende afval zit opgeslagen zou vrijgemaakt moeten worden. Een
afname in de hoeveelheid afval leidt direct tot een verminderde CH4 uitstoot uit stortplaatsen.
Afvalverwerking gebeurt op verschillende manieren: verbranden, storten, composteren, of vergisten.
Verbranding vermindert het afval volume. Voor verbranding moet echter een behoorlijke hoeveelheid
energie (fossiele brandstof!) toegevoegd worden. Een deel van deze energie is in de vorm van warmte terug
te winnen uit het proces. Toch kost verbranden meer energie dan het oplevert. Daarnaast blijft als
restproduct een meestal zwaar vervuild verbrandingsas over waar je niets anders mee kunt dan storten.
Bij storting treden biologische afbraakprocessen op: afhankelijk van de omstandigheden (m.n. de aan, of
afwezigheid van zuurstof) wordt het organische deel van het afval omgezet in respectievelijk CO2 en water
of in CH4 en water. CO2 zou geen probleem zijn zolang de energie,inhoud van het organische afval volledig
afkomstig is van de korte,termijn,koolstofkringloop. In veel industriële productieprocessen wordt echter
extra fossiele energie toegevoegd. Hierdoor draagt de omzetting van dit afval dus wel bij aan een stijging
van de hoeveelheid broeikasgassen. Wanneer er CH4 in plaats van CO2 ontstaat, hebben we een heel ander
probleem. CH4 is niet alleen een sterker broeikasgas dan CO2, maar ook een uitstekende brandstof.
Dubbel zonde dus om de lucht in te laten gaan!
Bij composteren vindt de aërobe afbraak (met zuurstof) op een gecontroleerde wijze plaats. In het ideale
geval is het restproduct een uitstekende meststof die gebruikt kan worden in de land, of tuinbouw.
Bij vergisten wordt het anaërobe proces (zonder zuurstof) gestimuleerd en gecontroleerd, en kan de
geproduceerde CH4 worden opgevangen. Het voordeel van deze methode is dat er geen schadelijk CH4
ontsnapt, en dat het afval wordt omgezet in een goed bruikbare energiebron die fossiele brandstoffen kan
vervangen!
Naast een gunstige manier van afvalverwerking, is het ook belangrijk om de hoeveelheid afval te
verminderen. Hiervoor bestaan verschillende instrumenten. Allereerst moeten mensen en industrieën
geprikkeld worden (bijvoorbeeld door een beloning of straf) hun hoeveelheid afval te beperken. De overheid
heeft hierin een duidelijk sturende rol; maar de individuele mens zal er ook aan mee moeten willen werken.
Download