martin-19980118 - Kapelgroep Gemert

advertisement
Datum viering:
18 januari 1998
Thema:
Om te geloven moet je geloven in je
geloof.
Voorganger
Martin van der Drift
Schema van de viering
Muziek bij binnenkomen
Morgenstimmung van Edvar Grieg
Openingswoord
Openingsgebed:
Openingslied:
Bundel blz. 1
Wij wisten dat het moest bestaan (blz. 231)
Woorddienst eerste deel
Tussenzang:
Lukas IX, 46-50)
Hoor maar ik kan niet horen (blz. 218)
Woorddienst tweede deel
Klaarmaken van de tafel
Inzamelen van de gaven
muziek:
Largo uit concerto grosso op. 3 nr. 12 van
Francesco Manfredini
Grote dankgebed:
blz. 77
Onze Vader ……..
Communie
muziek: Allegro uit concerto grosso op. 3 nr. 12 van
Francesco Manfredini
Slotgebeden
Slotlied:
Zoals een hert (blz. 234)
Mededelingen
Zegen
Muziek erna
Pastorale uit concerto grosso op.3 nr. 12 van
Francesco Manfredini
Inleiding
De genade ….
Welkom ….
Sinds tientallen jaren wordt in de verschillende christelijke kerken van
18 tot 25 januari de zogeheten ‘Bidweek voor de eenheid’ gehouden.
Jaren geleden hadden we dan nogal ooit een gemeenschappelijke
viering met de dominee van Gemert-Elsendorp en aanhang. Door de
komst van ik mag wel zeggen minder oecumenisch gezinde
dominees is het daar de latere jaren – jammer genoeg - niet meer
van gekomen.
Maar in de kapelvieringen laten we toch gewoonlijk die Bidweek voor
de Eenheid niet ongemerkt voorbij gaan. Het opschrift ‘Bidweek voor
de eenheid’ biedt ons een ruim en breed perspectief, en wij kijken
dan ook de ene keer die kant uit en de andere keer deze kant. Zo
gaven we aandacht aan de contacten met andere kerken, aan de
vraag: welke eenheid willen we eigenlijk?, aan de oecumene binnen
de eigen kerk, binnen de eigen kapelgemeenschap. Vorig jaar luidde
de titel: “De vele namen van de éne God”.
Voor vandaag heb ik een lange titel zoals u in het kerkbericht hebt
kunnen horen en lezen, namelijk: “Om te geloven moet je geloven in
je geloof”.
God geve dat het een bezinning en viering wordt die ons inzicht zal
verrijken maar vooral ons gemoed goed zal doen.
Verenigen wij ons eerst in gebed tot God. Wij bidden de tekst die in
de bundel staat op blz. 1
Woorddienst eerste deel
Wittgenstein heefrt ooit een uitspraak gedaan die om zijn
kernachtigheid en grammaticale vorm en ook vanwege de inhoud bij
insiders is blijven hangen, namelijk: “Waarover men niet kan spreken,
daarover moet men zwijgen”.
Waarover men niet kan spreken daarover moet men zwijgen.
Dat klinkt als een waarheid die staat.
Maar toch is er één grote uitzondering.
Over God kan men niet spreken, en toch is het onmogelijk om over
hem te zwijgen. Over God is niet te spreken; God is de
onuitspreekbare. Wat je ook over Hem zegt je zult nooit een
waarachtig beeld van Hem kunnen geven.
En dat niet alleen: alles wat je over Hem zegt is onjuist. God is bij
definitie onuitsprekelijk, onomschrijfbaar, onverwoordbaar.
In de bijbel, in het boek Job, staat een fraaie zin: “Slechts een
fluisterend woord vernemen wij van Hem” (26,14).
En toch heeft men ’t alsmaar over Hem, wordt er eindeloos over Hem
gedacht, over Hem geschreven, over Hem gepreekt, zelfs over Hem
gediscussieerd.
God is onuitsprekelijk en toch een grenzenloze, onuitputtelijke bron
van gesprek. Voor de mensen van alle tijden, voor de mensen van
alle volken.
Misschien hebt u de TV-uitzending gezien over de relaties van de
oudste egyptische en oudste mexicaanse beschaving die men nu
niet meer plaatst op ‘n 5.000 jaar geleden maar op 15.000 jaar. Of
dat klopt weet ik niet. Maar wel kunnen we zeggen dat ‘sinds
mensenheugenis’ men over God gesproken heeft, zich met Hem
heeft beziggehouden.
En ook nú – en te verwachten tot het einde der tijden – wordt en zal
er over God gesproken worden.
In de zestiger jaren, de tijd van de flower-power en ‘alles moet
kunnen’ leek God overbodig te worden. En publiceerde Time een
nummer met op de voorkaft een zwarte rouwrand en daarbinnen met
grote letters “God is dead”, God is dood.
Maar niets daarvan: God is weer verrezen, staat weer volop in de
belangstelling; de boekhandels zijn weer ruim voorzien van positieve
literatuur over Hem.
Eric Borgert schrijft in het laatste nummer van De Bazuin (12 januari
1998): “Onze tijd zindert en knispert van religiositeit” (blz. 21).
Tegelijkertijd is de wereld, sinds die zestiger jaren, in rap tempo
‘global village’ aan het worden: heel de wereld een dorp: rassen en
culturen worden in dravend tempo met elkaar vermengd.
En juist zo zijn we ook tot een zeer nabije kennismaking van heel
andere godsopvattingen en godsdiensten gekomen dan de
vertrouwde christelijke van onze westerse wereld en westerse
cultuur.
Maar nu even terug naar de titel boven deze viering: “om te geloven
moet je geloven in je geloof”.
Geloof kun je alleen maar geloven.
Dieper dan in vroeger tijden zijn we ons tegenwoordig bewust
geworden van het feit dat wij alleen maar tastend kunnen geloven, in
een God die in wezen onuitdrukbaar is.
Voorheen hadden we de katechismus. Daar stonden enkele
honderden vragen in over God, over de engelen en duivels, over
hemel, hel en vagevuur, over de zeven sacramenten, over
doodzonden en dagelijkse zonden, hoe je d’r aan kwam en hoe je d’r
van af kwam. Honderden vragen met op iedere vraag een zeer
duidelijk antwoord: alles was klinkklaar. We zaten er grondig naast.
Zo grondig naast, dat de dood van God, van DIE God niet uit kon
blijven.
Maar dank zij die dood kon Hij juist áls God, als de onuitsprekelijke,
ondefinieerbare verrijzen en weer tot leven komen.
En juist omdat we ’t “zeker weten” achter ons hebben gelaten kunnen
we weer tot echt gelóven komen met de bescheidenheid die daarbij
past. En met de openheid naar hetgeen anderen over God denken,
over hoe anderen met hem omgaan, want ook die anderen zijn altijd
op zoek geweest, en nog steeds, naar God en proberen hem een
plaats te geven in hun leven.
De Moslims, ook hier in Gemert, zitten nu midden in de Ramadan.
Een jongeman bracht mij tien dagen geleden een doos dadels,
vanwege de Ramadan. Als ’t na een dag niet eten en drinken donker
geworden is, dan eet men eerst drie dadels, dan drinkt men drie
slokken melk, bidt men tot Allah en daarna begint men te eten, en
iedere avond is dat toch wel een beetje een feestmaaltijd.
Afgelopen dinsdag ben ik ingegaan op een uitnodiging om zo’n
ramadan-maaltijd mee te maken. Ik ga daar geen verslag van doen.
Maar ik kan getuigen, dat dit míjn christelijke hart goed heeft gedaan.
Sommige schijnen wel eens te denken, en van Rome uit wordt
daarvoor bijna verbiedend gewaarschuwd, dat men dat niet mag of
althans zeer terughoudend mee moet omgaan, omdat anders het
gevaar zou dreigen dat men zijn eigen geloof zou gaan ‘relativeren’,
zoals dat dan heet.
Ik kan getuigen, dat juist ’n ontmoeting met anders-gelovenden mijn
eigen geloof versterkt, maar dan nu net dat geloof dat God zo groot
is, zo onuitputbaar, zo ondefinieerbaar, en ook zó nabij, bij iedere
mens, hoe verschillend die ook is van uiterlijk en van innerlijk.
En als wij dan – natuurlijk voor ons christenen – de bijbel, het
evangelie openslaan dan zien we daar toch ook van die uitspraken
die ons hierin bevestigen. Een paar voorbeelden uit velen.
Als de volgelingen van Jezus zien hoe anderen ook in zijn naam
weldoen, mensen verlossen van hun benauwenis, dan lezen we
daarover het volgende; (Lukas IX, 49-50)
“Johannes nam het woord en zei: Meester we hebben
iemand in uw Naam duivels zien uitdrijven, en we hebben
getracht het hem te beletten, omdat hij niet een van uw
volgelingen is, zoals wij. Maar Jezus zei: Belet het hem niet,
want wie niet tegen u is is voor u.”
En we lezen verder hoe Jezus meermalen van ‘mensen van buiten’
zegt: “Zo’n groot geloof heb ik in Israël niet gevonden”.
Hij zegt dat o.a. over de romeinse, de heidense officier, en over de
heidense vrouw uit Phoenicië.
En in de Handelingen der Apostelen lezen we ook meermalen over
dergelijke bevindingen, zoals in hoofdstuk X. Als Petrus kennis maakt
met de heidense familie en vriendenkring van Cornelius, en dan tot
zijn grote verbazing hen op hún manier over God hoort spreken, dan
zegt hij: “Nu zie ik waarachtig dat er bij God geen aanzien van
personen bestaat, maar dat al wie Hem vreest en gerechtigheid doet
Hem welgevallig is, tot welk volk hij ook behoort”.
Dat is opgetekend in de bijbel ter eeuwige memorie.
Woorddienst tweede deel
Om te geloven moet je geloven in je geloof.
Wat is geloven eigenlijk?
Onze geloofsbelijdenis geeft daar een antwoord op, al is het dan
indirect.
Wij zeggen dan:
Ik geloof in God de almachtige Vader
Ik geloof in Jesus Christus
Ik geloof in de Heilige Geest.
Wij geloven in God.
In het gewone spraakgebruik kun je zeggen: ik geloof jou en dat
betekent dan: ik ben ervan overtuigd dat jij de waarheid spreekt.
Maar als ik zeg: in geloof IN jou, dan betekent dat dat je je aan de
ander toevertrouwt, dat je je an die ander overgeeft, dat je op de
ander rekent.
Ik geloof in jou: daar zit een brok overgave in, iets van risico zelfs.
Als je zegt: ik geloof in jou, dan zeg je: ik heb wel geen harde
bewijzen dat het verantwoord is, maar ik verlaat me toch op je.
Ik geloof in jou.
Zo is ook ons geloven, een geloven IN God.
Het geloven is niet gebaseerd op een zeker weten; het is een
overgave, gebaseerd op geloven. Daarom vraagt geloven: geloven in
je geloof; geloven vraagt dat je je toevertrout aan die onnaspeurlijke
God.
En door je zo over te geven aan God, kun je gaan ‘leven uit je
geloof’.
Geloven is dan ook vooral een levenshouding. Geloven is dan dus,
zoals men wel zegt: ‘doen aan God’.
“Hij is niet kerks, maar hij doet wel aan God”, las ik ergens over
iemand.
Hij doet aan God
Ik doe aan God
Jij doet aan God
Wij doen aan God
Maar vraag me niet uit te leggen, te verdedigen ‘waarom’, en ‘hoezo’,
want dat is gods-onmogelijk.
Prof. Kuitert schreef ergens: “zoveel hoofden zoveel zinnen als het
om geloven gaat”.
En, ergens anders: “Kerken moeten ophouden te spreken van dé
kerk. Elke kerk gelooft dé kerk te zijn, zoals elke bank dé bank. Maar
er bestaan alleen maar kerken (meervoud) die allemaal familie van
elkaar zijn. Het kerkverband moet blijven maar dan niet als bolwerk,
maar als netwerk. Elke plaatselijke gemeente baas in eigen huis. Het
is de enige manier om rechtens van ‘de kerk’ te maken wat ze al is:
een regenboog-kerk, een gemeenschap waarin alle kleuren van de
regenboog terugkeren. Laat mensen geloven zoveel als ze
aankunnen en daarmee uit” (Aan God doen, blz. 55).
Regenboog-kerk: bij die uitdrukking voelen wij, zoals we hier bijeen
zijn, ons wel thuis, dacht ik te kunnen zeggen met dat kapeldoek voor
ogen.
Kapelgemeenschap: want het is bij alle individualiteit toch
vanzelfsprekend dat we met mensen die in grote lijnen soortgelijk
geloven wat betreft opvatting en beleving bij elkaar komen.
En zo zijn er vele godsdienstige groepen en groepjes, en met het
toenemen van de algemene ontwikkeling en dus de democratie en
het daarmee samenhangend individualisme zullen er meer van die
groepen ontstaan van mensen die met elkaar het geloof delen in
respekt voor eigenheid.
Natuurlijk is er ook behoefte om af en toe in heel grote menigte het
geloof tot uitdrukking te brengen, liefst zingend, zoals bij een
pausbezoek, op 8-mei bijeenkomsten, op EO-dagen. Maar daarna
gaat ieder weer zijn eigen weg en zoekt zijn eigen stek.
Vandaag begint de Bidweek voor de Eenheid. Zo heet dat.
Ik hoop dat deze viering in ieder van ons de betekenis van geloven
heeft verrijkt en van daar uit de openheid naar eenheid versterkt:
eenheid in geloof d.w.z. gelijkgezindheid in liefde, in zich
toevertrouwen aan God en aan elkaar. Eer aan God in den hoge en
vrede op aarde onder de mensen die van goede wil zijn, zoals de
engelen zongen in de kerstnacht, waarvan wij in deze viering de
voorstelling nog even voor ogen mogen hebben.
Intentie
Vandaag, bijzonder ook in deze viering hier in de kapel, herdenkt de
familie de Weerd echtgenoot, vader, opa Jan de Weerd.
Morgen is het drie jaar geleden dat hij stierf. Drie jaar al en toch nog
zo kort gelden, ook voor ons als zijn medekapelbezoekers gedurende
vele jaren. Daarom sluiten wij ons bij de familie aan.
Wij denken aan hem, in dankbaarheid, de herinnering aan hem blijft
verrijkend. En wij spreken ons geloof uit naar God toe, dat hij bij Hem
zijn levensvoltooiing gevonden heeft
Slotgebeden
Bidden we tot God, de God van alle mensen.
God, wij beseffen dat uw liefde en zorg naar állen uitgaat.
Help ons Uw respekt en gastvrijheid ons eigen te maken.
God, wij bidden voor de leiders, de voorgangers van religieuze
groeperingen en bewegingen, dat zij steeds weer uitgaan van uw
liefde voor állen.
God, wij mensen zijn verschillend. U ziet naar ieder van ons met
genegenheid. Mogen wij vanuit dat geloof, opgewekt op eigen wijze
in U geloven, met U omgaan en daarin geluk vinden.
Bidden we een ogenblik in stilte voor onze persoonlijke intenties ….
Download