Doorlinkplaatje met target is blank

advertisement
Kerst, een verwarrend feest
Over enkele dagen beginnen wij, en met ons een derde deel van
de wereldbevolking, aan het grootste feest van het jaar. Voor
iedereen heeft het Kerstfeest echter een andere betekenis.
Gelovige christenen herdenken de geboorte van Jezus Christus,
die als verlosser van zonden wordt geëerd en aanbeden. Anderen
echter vinden in het kerstgebeuren vooral een aanleiding om te
feesten, te eten, te drinken, met cadeaus onder een versierde
kerstboom te zitten of om leuk uit te gaan.
Het oorspronkelijke kerstgebeuren, in het begin van onze jaartelling,
is vooral beschreven door mijn oud-collega de arts Lucas, die tevens
een volgeling van Jezus was. Dat kerstevangelie van Lucas is
wereldliteratuur geworden. Het heeft echter niets te maken met
kerstbomen, diners, kaarsjes, cadeaus, wildbraad en kostelijke wijn.
Er zijn weinig geschiedenissen waar meer ongerijmdheden in
voorkomen dan juist in dat beroemde kerstevangelie. Zo wordt in de
Bijbel met geen woord gerept over een stal, niet over drie Koningen
en niet over een os en een ezel.
De psychopathische koning Herodes de Grote, die de beruchte
kindermoord te Bethlehem bedacht, overleed reeds in het jaar 4
vóór onze jaartelling. De herders, die volgens de traditie ’s nachts de
wacht hielden over hun kudde , hebben hun dieren in december op
stal staan, terwijl de befaamde Romeinse volkstelling pas in het jaar
7 ná Christus’ geboorte plaatsvond.
Aangrijpend
Met deze feiten stort eigenlijk het hele kerstverhaal in elkaar. Maar
uit recente archeologische vondsten van talrijke, tot nu toe nooit
eerder gepubliceerde zogenaamde ’apocriefe’ evangeliën, komt een
geheel ander kerstverhaal tevoorschijn. In feite is het
kerstevangelie een aangrijpende geschiedenis over simpele, vaak
arme mensen die grote problemen hadden.
Dat begon met een zekere Jozef uit Nazareth in Israël. Hij was
een timmerman/ aannemer die in problemen kwam toen zijn vrouw
stierf en hij als weduwnaar achterbleef met zes jonge kinderen:
vier jongens en twee meisjes, die Lydia en Lysia heten. Omdat
hij voor zijn werk vrij zeker soms langere tijd van huis was,
zocht Jozef een huishoudelijke hulp, die ook goed met kinderen
kon omgaan. Dat werd het 12-jarige Joodse meisje Mirjam. Zij
zou later Maria genoemd worden. Ze deed haar werk prima, maar
op haar vijftiende jaar werd zij ongehuwd zwanger.
In het Midden-Oosten, en zeker tweeduizend jaar geleden, was dat
een enorm probleem. Tot overmaat van ramp organiseerde de
toenmalige Romeinse overheid een volkstelling. Iedereen moest zich
laten inschrijven in de gemeente waar zijn familie uit afkomstig was.
Voor Jozef was dat Bethlehem, even ten zuiden van Jeruzalem. Dat
was 130 kilometer verwijderd van zijn woonplaats Nazareth. Hij
huwde op uiterst fatsoenlijke wijze de zwangere 15-jarige Maria en
ging lopend naar Bethlehem. Mirjam, of Maria, kon die afstand
(ongeveer van Amsterdam naar Almelo) niet lopen. Zij maakte de reis
op de rug van een ezeltje.
Er waren toen geen hulpverleners. Geen ambulances, geen
verpleegkundigen, geen politie, geen zorgcentra, geen sociale
diensten. Het dodelijk vermoeide stel kon zelfs nergens onderdak
vinden. Zodoende werd Mirjams baby vrij zeker geboren in een stal
tussen de beesten. Van pure armoede wikkelde Mirjam haar baby,
een jongetje, in doeken of lappen en legde hem in arren moede in een
voederbak voor koeien. Het was een uitzichtloze situatie. Geen dak
boven hun hoofd. Geen zorgverleners. Geen geld.
Hulp kwam echter uit het buitenland. Drie Joodse
sterrenkundigen, vermoedelijk hoogleraren van de destijds
befaamde universiteit van de stad Sippar (of Akkad) in Babylonië
(thans Irak), hadden uitgerekend dat de planeten Saturnus en
Jupiter (die in die tijd al bekend waren) binnen één jaar driemaal
zouden samenvallen in het sterrenbeeld Vissen. Zoiets heet een
’conjunctie’. Het resultaat is het beeld van één enkele, maar zeer
heldere ster. Die ster zou dan de plaats aanduiden waar wellicht
de Messias, de langverwachte verlosser van het Joodse volk, de
wereld zou betreden.
Na lang zoeken vonden ze het bijzondere echtpaar met de baby, die
inmiddels de naam Yeshua (God geeft hulp) had gekregen. De
Romeinse overheid maakte daar later de naam ’Jezus’ van. De drie
geleerden (abusievelijk vaak vermeld als ’de Drie Koningen’) brachten
waardevolle geschenken mee: mirre, goud en wierrook. De verkoop
van die cadeaus stelde het kleine gezin in staat te overleven.
Samaritaan
Het gebrek aan hulp en mededogen is van alle tijden. Het was juist
het kind Yeshua dat, eenmaal volwassen geworden, onder de naam
Jezus ons indringend herinnerde aan de tekst van de Tora (het Oude
Testament) ’de naaste lief te hebben’. Hij illustreerde dat met de
beroemde historie van de ’barmhartige Samaritaan’. Deze was de
enige mens die zich het lot aantrok van een beroofde en in elkaar
geslagen man uit Jeruzalem. Het slachtoffer lag bloedend, en
vermoedelijk bewusteloos, op de weg van Jeruzalem naar Jericho.
Eerder waren al een priester en een hooggeplaatste
kerkfunctionaris voorbijgekomen. Maar die wisten niet hoe snel ze
de benen hadden moeten nemen. Die ene voorbijganger die, zoals
geschreven staat, ’met ontferming werd bewogen’, was een
Samaritaan. Samaritanen gingen in die tijd niet om met mensen
uit Jeruzalem. De afkeer was overigens wederzijds. Toch liet de
Samaritaan zijn hart en fatsoen spreken en hij zorgde
voortreffelijk voor de zwaargewonde vreemdeling.
Hulpverleners
In onze tijd zou wellicht de hulpverlenende Samaritaan door
zogenaamde ’kansarme jongeren’ met stenen of vuurwerk zijn
bekogeld of in ieder geval zijn uitgescholden. Het hedendaagse tuig
heeft nog nooit van ontferming of medemenselijkheid gehoord. Onze
hulpverleners moeten soms onder die omstandigheden hun
levensreddende werk verrichten.
Laten we op Kerstavond eens denken aan onze hulpverleners, die in
die bijzondere nacht dienst hebben en op wie wij een beroep kunnen
doen als wij, wanneer en waar dan ook, in nood komen te verkeren.
Ik wens u allen een vredig, gelukkig en liefdevol Kerstfeest toe
met ieder die u dierbaar is.
Download