Verslag Algemene vergadering 10 februari 2011 Datum verslag: 7

advertisement
Verslag
Algemene vergadering
10 februari 2011
Datum verslag: 7 maart 2011
Doelgroep: leden van de AV secundair onderwijs regio Sint-Niklaas-Temse
AANWEZIGHEDEN
Zie aanwezigheidslijst in bijlage bij dit verslag.
AGENDA
1.
2.
3.
4.
Goedkeuring verslag van het LOP van 30 november 2010
LOP-beleidsplan 2011-2012
Worldcafé over vier thema’s
 Omgaan met culturele diversiteit
 Spijbelen
 Ouderbetrokkenheid
 Kostenbeleid in het secundair onderwijs
 Voorstellen van bijkomende thema’s
Varia en open vragenronde
Receptie
VERSLAG
Bijlagen bij dit verslag:
Nihil
0.
Verwelkoming
De voorzitter verwelkomt nieuwe leden in de algemene vergadering:
in de geleding van de ouders:
i. dhr Gowie Dirk (oudervereniging KA Sint-Niklaas)
ii. dhr De Lange Willy (oudervereniging Heilige Familie)
iii. mevr. Maes Annemieke (oudervereniging SJKS)
in de geleding van de toegevoegde leden
i. dhr Van Gheem Flor, coördinerend directeur SO van het GO!
1.
Goedkeuring van het verslag van het LOP van 30 november 2010
Er zijn geen opmerkingen bij het verslag. Het verslag wordt goedgekeurd.
2.
LOP-beleidsplan 2011-2012
Worldcafé over viet thema’s
 Omgaan met culturele diversiteit
 Spijbelen
 Ouderbetrokkenheid
Voorzitter
Deskundige
Hugo De Blende
[email protected]
Jean-Paul De Beleyr
[email protected]
0499/94 29 57
1


Kostenbeleid in het secundair onderwijs
Voorstellen van bijkomende thema’s
De inhoud van de thema’s wordt beknopt voorgesteld.
Thema 1: Hoe beleven we als school de etnisch-culturele diversiteit?
Gespreksleider: Jos Jacobs
Verslaggever: Walter Roggeman
1)
2)
3)
Als meerwaarde?
Als knelpunt?
Wat kan LOP doen?
Te onthouden uit gespreksgroep 1:

In OLVP Handel zijn 30 verschillende nationaliteiten bij hun 430 leerlingen. Daarvan willen zij een troef maken,
ermee uitpakken. Knelpunt is wel dat allochtonen jongens zich niet gemakkelijk schikken naar vrouwelijke
leerkrachten.

Dominique Willaert werd aangeprezen als spreker over omgaan met diversiteit.

Een goede mix is een goede basis voor de rest van het leven.

De moeilijkheid is dat die allochtone leerlingen in twee werelden leven.
Wat kan het LOP doen?

Het LOP kan alleszins zorgen voor uitwisseling van ervaringen.
Te onthouden uit gespreksgroep 2:

Ouder van K.A. Freinetschool merkt op dat daar geen diversiteit is.

Ouder van H. Familie vult aan dat ook daar niet zo veel diversiteit is, maar dat diversiteit op zich geen enkel
probleem is als het studiepeil maar hoog genoeg blijft.

In BuSO VTS komt men tot boeiende discussies in de godsdienstlessen. De verdraagzaamheid blijkt te
verbeteren sinds 1993. De Roma-leerlingen vormen het grootste probleem door het spijbelen, hun weigeren
om te zwemmen en hun uithuwelijkingen.

Vanuit het Vrij CLB wordt aangestipt dat diversiteit ook economisch belangrijk is.
Wat kan het LOP doen?

Gezamenlijk verantwoordelijkheid opnemen voor de hele schoolgaande jeugd van Sint-Niklaas en Temse.

We moeten ook deze vraag durven stellen: heeft Het GOK-beleid heeft gefaald?
We moeten ons blijven herbronnen over het inschrijvingsbeleid en gelijke onderwijskansen.
Te onthouden uit gespreksgroep 3:

Zowel vanuit VTS als Den Durpel wordt de Roma-problematiek aangekaart: spijbelen, andere manier van leven.

Vreemde culturen zijn racisten onder elkaar.

Kinderen komen beter overeen dan volwassenen.

Marokkanen en Turken hebben zich opgewerkt en buiten nu Roma’s uit.

Geloven werd opnieuw bespreekbaar nu er moslims in de klas zitten.

Kinderen gaan met respect om met OKAN, vluchtelingen, …

Knelpunt: machogedrag van allochtone jongens.
Wat kan het LOP doen?

Weinig, school moet eigen weg volgen. Er is al veel geprobeerd, maar met weinig succes bij de allochtonen.

Temse valt tussen twee stoelen!
Te onthouden uit gespreksgroep 4:

OLVP humaniora heeft weinig allochtonen. Er is wat taalachterstand bij eerstejaars. Communicatie met ouders
is een probleem. Soms is het moeilijk om ze de regels te laten volgen.
Voorzitter
Deskundige
Hugo De Blende
[email protected]
Jean-Paul De Beleyr
[email protected]
0499/94 29 57
2





In H. Familie zijn er in de studierichting Kantoor wel meer allochtonen. Dat heeft een weerslag op het
klasgebeuren. Ze stimuleren elkaar om “allochtonen-Nederlands” te spreken. Onbewust gaat er van zo’n
groepje een dreigende indruk uit.
Diversiteit is positief omdat leerlingen van elders hun wedervaren kunnen vertellen.
In het CLW zijn 27% allochtonen. De ex-OKAN’ers zijn sterk gemotiveerd.
Te veel leerlingen kiezen voor de studierichting Kantoor (om hun handen niet vuil te maken).
Een mix is goed.
Wat kan het LOP doen?

Beeldvorming rond Kantoor doorprikken

Ouderbetrokkenheid verbeteren

Nascholing geven (zoals het afgeschafte steunpunt GOK deed)
Welke andere thema’s kunnen nog aan bod komen?

Wat staat ons in het secundair te wachten? Uit het basisonderwijs kunnen wij nuttige informatie krijgen.
Thema 2: Spijbelen
Gespreksleider: Flor Van Gheem
Verslaggever: Nora De Caluwe
1.
Wat stellen we vast?
 er zijn grote verschillen tussen de scholen inzake deze problematiek. Zo kent de freinetschool geen
problemen rond spijbelen maar is de problematiek groot in het BUSO bv. en vooral in het DBSO. ( en zeker
onder de vorm van telaatkomers – een verkapte vorm van spijbelen ). Spijbelgedrag is dus gerelateerd aan de
onderwijsvorm.
 geëngageerde ouders ( zoals die vertegenwoordigd in het LOP ) worden niet geconfronteerd met deze
problematiek
 de problematische spijbeldossiers worden correct behandeld in de scholen maar vanuit Brussel komt er
weinig opvolging. ( intrekken van de studietoelage bv. kent wel effect )
 het spijbelprobleem is erg divers : er zijn minder ‘hangjongeren ‘want de spijbelaars zitten thuis, er wordt
selectief gespijbeld, spijbelen met medisch attest,…)
 mogelijke oorzaken :
 sociale uitsluiting
 schoolmoeheid
 sociale achtergrond van ouders ( ROMA’s, kansarmen )
 ouders die bang zijn van hun kinderen
 financiële aspect : spijbelen omdat EMA’s niet betaald kunnen worden
2.
Wat stelt de werkgroep voor? ( resultaat brainstorm, de haalbaarheid werd niet verder besproken ).
Mogelijke oplossingen:
 controleartsen sturen naar de leerlingen
 spijbelactieplan van de politie is OK, maar 2 weken is te weinig intensief
 wijkagent inschakelen
 straathoekwerkers
 ouders oproepen bij de politie
 parketcriminoloog inschakelen en dossier overmaken
 spijbelcontract opmaken tussen ouders en politie
 TIME-OUT projecten uitbreiden
 werken met een beloningsysteem (idee voor ouderraden?)
 overgang BO-SO moet leuk blijven, kinderen moeten ‘graag naar school gaan’
 huisbezoeken
 ouders ondersteunen maar ook op hun verantwoordelijkheid wijzen
 deelattesten uitreiken aan lln. van de 3de graad
Voorzitter
Deskundige
Hugo De Blende
[email protected]
Jean-Paul De Beleyr
[email protected]
0499/94 29 57
3






voor DBSO : spijbeloverleg binnen het centrum
samenwerking met politie
brugfiguur naar ROMA ( met goede contacten met de gemeenschap - moet een positieve boodschap
brengen )
sanctionerend beleid : strafstudies, rode kaarten, verwijdering uit de school, …
preventief beleid: er werd gerefereerd naar de preventiepiramide van Deklercq ( KUL –criminoloog )
alle scholen hebben een verschillend stappenplan
3. Wat vragen we aan het LOP?
 mogen scholen leerlingen uitschrijven die een serieus spijbeldossier hebben (zeker nuttig bij volle
richtingen – zij blokkeren andere lln).
 samenwerking met ROMA Cultureel Centrum
 project ‘ brugfiguren’ uitbreiden (LOP of SNOR?)
Thema 3: Ouderbetrokkenheid
Gespreksleider: Nuray Yürük
Verslaggever: Jean-Paul De Beleyr
Algemeen is er de bedenking dat ouderbetrokkenheid in het secundair onderwijs een andere invulling heeft dan in
het basisonderwijs. Dat heeft alles te maken met de leeftijd van de leerlingen en hun groeiende zelfstandigheid en
ook met de eigenheid van het secundair onderwijs. Dit betekent echter niet dat ouderbetrokkenheid in het secundair
onderwijs onbelangrijk zou zijn.
1.
Welke ervaringen hebben scholen op het vlak van ouderbetrokkenheid?

Scholen doen veel inspanningen maar boeken weinig succes
o Er is een goede respons voor oudercontacten
o Er is weinig of zelfs geen respons voor andere initiatieven
o Moeilijk bereikbare ouders blijven meestal afwezig

Er zijn opvallende verschillen tussen de verschillende onderwijsniveaus (ASO / TSO / KSO / BSO). In ASO,
KSO en TSO is de ouderbetrokkenheid (aanwezigheid bij oudercontacten en informatiemomenten) nog
groot. Allochtone ouders blijven het moeilijkst bereikbaar. In BSO daarentegen is de ouderbetrokkenheid
veel kleiner. De vermoedelijke oorzaken zijn:
o Meer allochtone leerlingen
o Ouders ervaren in het contact met de school een taalbarriere

In scholen voor buitengewoon secundair onderwijs ervaart men – omwille van de zorg om het kind met
beperkingen – gemakkelijker een grotere of intensievere ouderbetrokkenheid. Niettemin zijn ook hier
bepaalde ouders heel moeilijk te bereiken.

Ouderbetrokkenheid in oudercomité’s is zeer beperkt. In methodescholen (Freinet-onderwijs) is die
ervaring veel kleiner omdat ouders regelmatig betrokken worden in leerprojecten.

School maken doe je niet alleen: school én ouders hebben een verantwoordelijkheid. De relatie schoolouders en de wederzijdse verwachtingen worden neergeschreven in de engagementsverklaring. Scholen
ervaren de engagementsverklaring echter als een heel vrijblijvende richtlijn.

Communicatie school – ouders beperkt zich vaak tot het geven van “slecht nieuws”-boodschappen.

In centra voor leren en werken (CLW) ervaart men de ouderbetrokkenheid als een groot probleem.
Ondanks vele inspanningen worden er weinig resultaten geboekt. De geringe ouderbetrokkenheid is
groot bij zowel autochtone als allochtone ouders. Ouderbetrokkenheid wordt in sterke mate bepaald
door de schoolresultaten.

Scholen voorzien veel mogelijkheden voor de ouders om contact te nemen:
o Bereikbare dienst leerlingenbegeleiding
o Telefonische contacten
o Persoonlijke contacten (al of niet op afspraak)
Desondanks wordt vastgesteld dat er bij bepaalde ouders veel drempelvrees blijft bestaan.

Roma-ouders worden ervaren als een uiterst moeilijk bereikbare groep. In de gesprekken over schoolse
aangelegenheden ervaart de school bij deze ouders een grote stugheid en weinig samenwerking.
Voorzitter
Deskundige
Hugo De Blende
[email protected]
Jean-Paul De Beleyr
[email protected]
0499/94 29 57
4

Omwille van het gebrek aan schoolcultuur zijn er bij de Roma-leerlingen vaker dan bij andere leerlingen
probleemsituaties te melden.
Ondanks hun aanwezigheid bij oudercontacten en informatiemomenten, ondanks hun directe
betrokkenheid bij de begeleiding van leerlingen, stellen CLB’s vast dat hun werking bij bepaalde ouders
nog te weinig bekend is. CLB’s besteden veel tijd en energie om hierin verandering te brengen.
2.
Wat zijn goede praktijkvoorbeelden?

Het hanteren van een positieve communicatiestijl is belangrijk:
o Beperk de rapportering niet tot cijfers
o Boodschappen in de agenda zijn vaak verwarrend wegens een gebrek aan uniformiteit. Het is
belangrijk dat hierover binnen het schoolteam goede afspraken worden gemaakt.

Het intakegesprek (warm onthaal) gebeurt best door een goed opgeleid inschrijvingsteam.

In het kader van zelfevaluatie is het zinvol dat scholen onderzoek doen naar het welbevinden van ouders
en leerlingen.

Geef ouders actief de mogelijkheid om mee na te denken over het schoolbeleid, hetzij in de
oudervereniging, hetzij in de schoolraad. Hanteer de oudervereniging als een denktank.
Laagdrempeligheid blijft hoe dan ook een sleutelwoord.

Scholen organiseren bijzondere acties (wegnemen van argumenten om “niet te komen”) voor moeilijk
bereikbare ouders (contactmomenten voor bepaalde doelgroepen).
3.
Wat kan het LOP ondernemen voor het bevorderen van de ouderbetrokkenheid?

Organiseren van acties om ouders vertrouwd te maken met het onderwijssysteem.

Sensibiliseren van allochtone ouders om meer schoolbetrokkenheid te tonen (aanwezigheid bij
oudercontacten, informatiemomenten, andere initiatieven).

Scholen ondersteunen in hun communicatie met laaggeletterde ouders:
o Schriftelijke communicatie toegankelijker maken (pictogrammen, ter beschikking stellen van
ervaringen en deskundigheid die er is in het basisonderwijs)
Thema 4: Kostenbeleid in het secundair onderwijs
Gespreksleider: Els Schoenmaekers
Verslaggever: Katlijne Hanssens
1. Welke ervaringen hebben scholen bij het voeren van een kostenbeleid?
 Door de Koning Boudewijnstichting werd onderzocht dat een schooljaar secundair onderwijs gemiddeld 978
EUR bedraagt. Een aantal scholen stellen zich vragen bij dit bedrag.
 Aan het begin van het schooljaar of in het reglement wordt een bijdrageregeling meegegeven. Sommige
scholen wijken niet meer af van het vooropgestelde bedrag en zoeken dan naar inkomsten door bv. subsidies
aan te vragen bij officiële instanties.
 Twee ouders geven aan dat de bijdrageregeling duidelijk is. Een derde ouder vindt de bijdrageregeling niet
duidelijk. Deze ouder stelt zich vragen bij de hoge kosten van drukwerk en handboeken en vraagt zich ook af
of alle schoolreizen wel zo noodzakelijk zijn. Sommige verplichte schoolaankopen worden ook amper benut
(bv. verf voor lessen PO).
 De ‘commercie’ van de handboeken wordt meermaals aangegeven. Vaak biedt een uitgeverij een pakket aan:
handboek+werkboek+cd-rom. Dit pakket is een kostelijke zaak.
Naast de aankoop van de boeken, maken leerkrachten ook kopieën wat dan extra kosten opleveren voor de
ouders. Leerkrachten moeten nog iets meer gesensibiliseerd worden over kostenbeleid.
 De drempel is soms nog te hoog: ouders wachten vaak met het vragen om hulp wanneer het te laat is (Terwijl
de school mogelijkheden kan bieden!).
 Ondanks een kostenbeleid sluiten scholen toch vaak het jaar ‘in de min’ af. Bedragen die circuleren waarmee
een school het boekjaar in verlies afsluit zijn 10.000 EUR, 18.000 EUR,…
 Richtingen als BSO en TSO zijn de duurste richtingen, terwijl dit net de richtingen zijn die niet de meest
kansrijke leerlingen aantrekken.
Voorzitter
Deskundige
Hugo De Blende
[email protected]
Jean-Paul De Beleyr
[email protected]
0499/94 29 57
5
2. Wat zijn goede praktijkvoorbeelden?
 Wanneer leerlingen niet komen opdagen bij schoolreizen, gaat “een belletje rinkelen” en wordt de reden van
afwezigheid nagegaan
 Spreiden van betalingen (bv. 4 maal per schooljaar)
 Systeem van een spaarkaart
 Er werd aan alle ouders een brief meegegeven met de uitleg over het OCMW-participatiefonds
 Sinds de Code Kostenbeheer worden er velerlei initiatieven genomen door scholen
 Ouderparticipatie: enerzijds is een goede communicatie naar ouders noodzakelijk, anderzijds moeten ouders
ook zelf contact durven nemen met scholen.
 Niet alleen de bijdrageregeling aan het begin van het schooljaar meegeven, maar ook gedurende het
schooljaar het kostenplaatje herhalen. Bij deze communicatie kunnen ook de mogelijkheden die de school
aanbiedt, vermeld worden.
 De privacy wordt gerespecteerd: er worden geen betalingen via de leerlingen geregeld. Bij de inschrijving
wordt ook gevraagd of de ouder contact wenst met de leerlingbegeleider.
 Ouders spreken samen af om bepaalde klusjes op school te doen. Dit drukt dan de globale kost voor de
school.
 Huur- i.p.v. koopboeken aanbieden
 In TSO- en BSO-richtingen wordt het materiaal in eerste graad gratis aangeboden. Leerlingen veranderen
namelijk hierna nog al eens van studierichting. Vanaf het derde middelbaar wordt het materiaal dan in stapjes
aangekocht.
 In principe moet men als school de keuze maken: ofwel invulboeken (via uitgeverij) ofwel eigen cursus
(kopieën). Beiden leveren te hoge kosten voor ouders op.
 Indien aangekochte schoolboeken tijdens het schooljaar niet gebruikt worden, betaalt de school de kosten
terug aan de ouders
3. Wat kan het LOP ondernemen om scholen te ondersteunen bij het voeren van een kostenbeleid?

Leerkrachten, besturen en directies blijvend sensibiliseren bv. via de geplande bladwijzers van de
Werkgroep Kostenbeheer.

Het proces duiden dat scholen de stap moeten zetten naar de ouders én dat ouders de stap moeten zetten
naar scholen.

Kan het LOP een solidariteitsprincipe voorstellen waarbij, ongeacht de studierichting, eenzelfde kostprijs
geldt voor de ouders? Nu is er een ongelijkmatigheid in kostprijs per studierichting. De duurste richtingen
treffen vaak niet de meest kansrijke leerlingen.

De samenwerking met het bedrijfsleven bevorderen. Bij faillissementen kan zo bv. gratis materiaal ter
beschikking gesteld worden aan scholen.

Aankaarten bij het Ministerie om een gedeelte of de volledige schooltoelage rechtstreeks aan scholen te
bezorgen zodat dit verrekend kan worden met de schoolrekening.
7 maart 2011
Jean-Paul De Beleyr
Verslaggever
Voorzitter
Deskundige
Hugo De Blende
[email protected]
Jean-Paul De Beleyr
[email protected]
0499/94 29 57
6
Download